Utrecht – De dag van de christelijke traditie, 19 september Dames en Heren Ik geef u, bij wijze van inleiding, twee stellingen Begin een lezing nooit met een stelling, wordt wel eens gewaarschuwd. Je publiek is nog helemaal niet bezig met de inhoud, maar is zich nog aan het oriënteren. Ik doe het toch. {{{KLIK STELLINGEN }}}Zonder de bijbel bestaat er geen Nederlandse cultuur. En meteen ook maar de tweede Traditie is een zaak voor de toekomst. Uit de losse pols redenerend volgen daar dan weer twee andere stellingen uit: 1. Zonder Bijbel heeft Nederland geen traditie en 2. Zonder Bijbel heeft Nederland geen toekomst. En terwijl ik mijn lezing houd, mag u hierover nadenken. Inleiding, tweede deel. Het religieuze beeld van de Nederlandse cultuur is – vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw – sterk veranderd. De tot dan toe dominerende rooms-katholieke en reformatorische zuilen verdwenen met het tempo van een gemiddelde Europese gletsjer. Daarvoor in de plaats traden een groeiende Islam, een gestaag voortschrijdende secularisatie, een daarmee samenhangend volksatheïsme, en in reactie daarop de verrechtsing van de christelijke (rest-)religies en tenslotte een ontzagwekkend bijna heilig geloof in de moderne wetenschappen. Deze ontwikkelingen zijn voor een groot deel toe te schrijven aan tradicide. {{{KLIK TRADICIDE }}}In de opvoeding en in het onderwijs in Nederland is gedurende veertig jaar op grote schaal tradicide gepleegd, traditiemoord. Ouders en leerkrachten hebben zich in de jaren zeventig bijna ongemerkt, dat wil zeggen zonder trompetgeschal, van hun traditie losgemaakt, ze hebben een onttraditionaliseerde generatie voortgebracht (u herinnert het zich: de generatie Nix), die op hun beurt weer leerlingen en kinderen voortbrachten die niet eens meer weten hoe je het woord spelt, ‘traditie’. Inleiding derde deel. Begin veertiende eeuw, zo rond het jaar 1300, verschijnt op Nederlandse bodem het Luikse Diatessaron {{{KLIK DIATESSARON}}}. Het staat ook bekend onder de naam het Limburgse Leven van Jezus of de Evangeliënharmonie van Sint Truiden. Het is één van de eerste Nederlandse Bijbeluitgaven. een bewerking in de volkstaal. Diatessaron betekent ‘dwars door’ (dia) ‘de vier evangeliën’ (tessera, vier). Het was een poging om uit de verschillende evangeliën één waarheid af te leiden. Eén waarheid uit meerdere varianten. Eén uit vier. Het ontstaan en totstandbrengen van dit soort eenheidsgeschriften duidt op een sterk menselijke behoefte. Het is gebaseerd op 1
het verlangen naar een eenduidige waarheid. Het Grote Verhaal. De Theorie van Alles. Ik wil in deze lezing proberen te verduidelijken waarom de Bijbel niet het boek van een eenduidige waarheid is, maar dat hij op een andere manier gelezen, verstaan en benaderd dient te worden dan als het boek van de waarheid. Ik wil daarbij twee soorten benaderingen onderscheiden. De filosoof Jacques Derrida onderscheidt tussen een Griekse en een Joodse manier van denken. Ik geef dit onderscheid een benaming die in de ondertitel van mijn lezing zit: ‘Zolders en Sudoku’s’. In alle hectiek rond de aankondiging van deze lezing is de ondertitel verloren geraakt, maar dat is hem dus: Zolders en Sudoku’s. De neiging om alle waarheden en theorieën op één noemer te brengen, de Diatessaronbehoefte, is een neiging die u misschien wel herkent en die ik althans in mijzelf herken. Ik noem het mijn Sudoku-zucht. Daartegenover staat, minstens zo sterk als deze hang naar eenheid en oplossingen, een verlangen naar mysterie. Niet naar de oplossing van het mysterie, maar naar het verwijlen erin. Dit noem ik mijn Zolder-verlangen. Mijn verhaal loopt uit op – laat ik hier dan ook maar meteen het einde van mijn lezing weggeven – op een voorstelling van de manier waarop we vandaag de dag in een Multi-culturele samenleving christen kunnen zijn. Ik noem die voorstelling ‘centrifugaal particularisme’, een onmogelijk begrip, waar u alvast even aan kunt wennen. Dit alles ter inleiding. Stellingen, nieuwe begrippen, tradicide, ‘centrifugaal particularisme’, Grieks en Joods denken, de Diatessaronbehoefte, Zolders en Sudoku’s. Ik ben nauwelijks nog begonnen maar misschien begint het u al te duizelen. Het wordt tijd om orde in de chaos te scheppen. {{{ KLIK SUDOKU }}} Sudoku’s oplossen betekent orde in de chaos scheppen. Alles onder één noemer brengen. Het systeem doorgronden en afronden. De wereld is, door een opgeloste sudoku, weer tot bedaren gebracht, weer in vrede met zichzelf, voor die ene seconde, althans, waarmee dat verlangen gestild is. Dat verlangen – die drift, want dat is het eigenlijk, een soort drift om de wereld rond te krijgen - is één grote illusie. Je reduceert de werkelijkheid tot een vierkantje van harmonie dat eenmaal gevuld, eenmaal volgemaakt, vervolgens volstrekt oninteressant is. {{{ KLIK 3 en 1}}}Het mysterie is eruit weggetrokken. Niemand bewaart een opgeloste sudoku (nou ja, behalve ik dan – ik maak er zelfs foto’s van, die ik dan weer tentoonstel). Hetzelfde geldt – misschien houdt u daar meer van – voor cryptogrammen. {{{KLIK VERKEERD IN GOD}}} Een cryptogram bevat een betekenisvol 2
geheim. De woorden verwijzen naar iets achter de woorden. Maar eenmaal opgelost verdwijnt de oorspronkelijke betekenis en wordt zelfs betekenisloos. De wereld van mogelijkheden, voorafgaand aan de oplossing, wordt tot één gereduceerd. {{{KLIK DOGMA }}} Het oorspronkelijke mysterie is daarmee vernietigd. De stelling van Fermat, de kwestie of er een oneindig aantal priemgetallen bestaat, de vraag of evenwijdige lijnen elkaar uiteindelijk niet toch raken, de 23 problemen van Hilbert worden oninteressant op het moment dat men de oplossing heeft. Dan verliezen ze hun mysterie. Volgens enkele - een breed publiek aansprekende wetenschappers zoals Stephen Hawkings, Richard Dawkin, Daniel Dennett - is dit precies wat de huidige wetenschap ten aanzien van het heelal heeft bewerkstelligd. Het heelal is door de wetenschap onttoverd, van zijn mysterie ontdaan en verklaard, van de ene uithoek tot de andere, van begin tot einde. Het heeft tot een populistische vorm van atheïsme geleid waarbij vooral de bijbel het moet ontgelden. Ik kom daar op terug. Derrida noemt de drang om alles onder één noemer te brengen logocentrisme. Het begrip is schatplichtig aan het evangelie van Johannes. ‘In den beginne was de logos’, het Woord; Johannes 1,1. Dat Woord was, is God. Vanuit dit centrum wordt, logocentrisch, de wereld opgebouwd. ‘Alles is door het Woord ontstaan en niets van wat bestaat, bestaat buiten het Woord’ (Johannes 1,3). Het is een vorm van eenheidsdenken die volgens Derrida een Griekse oorsprong heeft, geworteld in de klassieke Griekse cultuur. De filosofische waarheid is één en ondeelbaar. Een puzzel die je oplost en waarvan alle delen samen een geheel vormen die je het zicht op de losse delen ontneemt. Van dit Griekse denken loopt een rechte lijn naar het hedendaagse wetenschapsideaal dat we vooral kennen onder de benaming die Stephen Hawking eraan gegeven heeft, de Theorie van Alles. Het tegenovergestelde van orde, systeem en eenheid vindt u op de zolder van mijn huis in Nijmegen. Mijn zolder is een grote vergaarbak van spullen die ik allang had kunnen weggooien, maar die ik bewaar omdat je maar nooit weet wat je er op den duur nog aan kunt hebben. Bij de meeste spullen zal ik dat, naar ik vrees, ook nooit meer te weten komen. Maar ik bewaar ze toch. Want wat je weggooit ben je kwijt. Liever chaos dan het risico dat iets onherroepelijk verloren raakt. Hier staan ook giften van boeken, delen van erfenissen, dichte dozen en kisten waarvoor ik nog een keer de tijd moet nemen om ze, met ongetwijfeld bonzend hart, uit te pakken. Op mijn zolder ligt meer verleden dan mijn toekomst aankan. Een van de belangrijkste vondsten op het gebied van joods, bijbels erfgoed – om even naar een andere zolder uit te wijken - zijn de 200.000 manuscripten {{{ 3
KLIK GENIZA }}} die eind negentiende eeuw gevonden werden op de zolder van een Geniza in Caïro. Tal van teksten, waaronder veel bijbelteksten maar ook Koranteksten, die men respectvol bewaarde, om ze ooit, wanneer de zolder van de synagoge echt geen plaats meer bood, niet te verbranden of te vernietigen, maar te begraven. Teksten bewaar je tot in de eeuwigheid. Want je weet maar nooit wat je er op den duur nog aan kunt hebben. Dit is een joodse vorm van handelen, denken – of meer algemeen: omgaan met de wereld – die we op de eerste pagina’s van de bijbel al ontwaren. Zie Gen 1 en Gen 2. Vergelijk 1 en 2 Samuël met 1 en 2 Koningen. Zie de opeenstapeling van de geschriften van Jesaja, de verdriedubbeling van Zacharia, zie de overeenkomsten tussen de profeten. Men doet nooit iets van de hand. Men bewaart en breidt uit. Joods denken gaat ervan uit dat geen enkele gedachte, geen enkele theorie, zonder betekenis is. Zelfs niet de achterhaalde en weerlegde theorieën. Wie de Mischna, de Tosefta of de Talmoed openslaat, raakt verbijsterd over de vele elkaar tegensprekende wetten, voorschriften en waarheden. Oude theorieën worden niet verworpen, maar hooguit even naar achteren in de kast geschoven, totdat ze wellicht opnieuw hun waarde bewijzen. Een gedachte of theorie bevat immers meer lagen dan die ene die door de nieuwe theorie wordt aangevallen en misschien zelfs weerlegd. Denken over wat een goede wereld is, is een oneindig proces waarbij je nooit mag vergeten hoe er ooit eerder gedacht werd. Wie vergeet hoe er ooit eerder gedacht werd, vergeet ook hoe opnieuw fout en opnieuw abject men in de toekomst kan gaan denken. Want wie vergeet, valt in herhalingen. Het joodse denken tracht traditiebreuk en traditiemoord te vermijden. Zo niet het Griekse denken. De tegenstelling tussen Grieks en joods denken ontleen ik, zoals gezegd, aan de filosofie van Jacques Derrida en Jean-Francois Lyortard die deze tendensen onderscheiden als sjablonen voor het hedendaagse filosofische en wetenschappelijke denken. Grieks denken verafschuwt de chaos en probeert eenheid te stichten. {{{ KLIK Grieks JOODS }}}Het richt zich op één waarheid. Logocentrisch. Er ligt een onstilbare Sudoku-zucht aan ten grondslag. Die zucht naar orde is het dominante gegeven in de huidige wetenschappen. Water is niet de zee, de rivier of de oceaan. Water is ook niet het element waar Jezus op wandelde of dat Mozes uit de rots sloeg. Het is niet het huis van de dolfijnen, niet het graf van zeelieden, van veerponten en oceaanstomers. Water is geen primaire levensbehoefte. Dat is het, wetenschappelijk gezien althans, allemaal niet. Water is H2O. Dat kun je meten en meer hoef je er wetenschappelijk niet over te weten. Alles wat in het verleden ooit over water is gezegd en wetenschappelijke pretentie had – water vormt met vuur, aarde en lucht de vier elementen waaruit het heelal is opgebouwd – wordt gevoeglijk naar de prullenbak verwezen. Literair en filosofisch mag het verleden interessant zijn, wetenschappelijk is het onzin. Dit vormt een belangrijke 4
onderdeel van de definitie van wetenschap. Het moet praktisch hanteerbaar zijn. Weten is meten, jazeker. Maar weten is ook manipuleren. Als je door wetenschap de werkelijkheid niet kunt manipuleren, ten goede of ten kwade – dat is wetenschappelijk neutraal –, is het niet wetenschappelijk. Albert Einstein, meer Griek dan Jood, {{{KLIK TALMOED }}}heeft de Talmoed in één formule samengevat: E = MC2. Het verschil tussen Einsteins formule en de Talmoed is dat de één wetenschap is, en de ander wijsheid. Met E = MC2 kun je waterstofbommen maken en naar Mars vliegen, de Talmoed houdt je met twee benen op de grond. Terug naar het idee dat onze maatschappij tradicide pleegt en het verleden van de hand doet. Onze maatschappij rekent af met de traditie, schaamt zich voor het religieuze erfgoed van haar voorvaderen en doet het christendom en de bijbel in de uitverkoop. Men wil de toekomst met de schone lei van het heden laten beginnen. Men wil het verleden ontlopen. Men wil niet bewaren, herrangschikken en leren van het verleden, maar alles uitwissen en gewoon opnieuw beginnen. Zo worden kinderen ook opgevoed. De wereld begint bij jou. Alleen het heden is van belang en wat je van jezelf maakt. Verleden telt niet, de toekomst is aan jou. Je bent een individu, autonoom, en wat belangrijk is in dit leven, maak je zelf uit. Het is misschien het meest gehoorde zinnetje in mijn korte carrière als godsdienstleraar aan een middelbare school. ‘Dat maak ik zelf wel uit, meneer’. Resultaat van een moderne opvoeding. Verlichting. Vooral voor jezelf opkomen. De kaas niet van je brood laten eten. Zorg dat je vooraan staat. De samenvatting van het verlichtingsideaal: ‘Dat maak ik zelf wel uit’. Mondig zijn. Zelfredzaam. Autonoom. Je eigen baas en jezelf tot wet. Enkele weken terug ontmoette ik op een verjaardag een oud studiegenoot van de juridische faculteit. Hij werkte al meer dan twintig jaar als rechter aan een arrondissementsrechtbank in het midden van het land. Hij verbaasde zich erover dat ik na mijn rechtenstudie theologie was gaan studeren. “En je was nog wel zo’n verstandige jongen, vroeger”, zei hij. Ik probeerde hem gerust te stellen en zei: “Dat is alleen maar erger geworden”. Maar hij ging door. Hoe kon ik, die toch een rationele jurist was – zo herinnerde hij zich mijn belangstelling voor de natuurwetenschappen – hoe kon ik nog in zoiets irrationeels als God of de Bijbel geloven? Zelf had hij het geloof lang geleden al opgegeven. Hij had zijn eigen kinderen ook niet meer godsdienstig opgevoed. Hij had ze geleerd dat ze van zichzelf moesten uitgaan. “Het geloof was me door mijn ouders aangepraat”, legde hij uit, “pas toen ik zelf begon na te denken, doorzag ik wat voor flauwekul het allemaal is”. 5
En toen begon hij enthousiast te vertellen over een boek dat hij kort daarvoor gelezen had. Richard Dawkins: The God Delusion, God als Misverstand. {{{KLIK DAWKINS}}} Of ik dat boek kende? Ja, dat boek kende ik wel. “Maar als je dat gelezen hebt”, riep hij bijna vertwijfeld uit, “en zíet hoe de wetenschap alles verklaard heeft, dan kun je toch met goed fatsoen niet meer in God geloven?” “Dat klopt”, antwoordde ik bevestigend. “Ik geloof inderdaad niet in jouw God”. Hij keek me even verbaasd aan, en zei toen honend: “Ach, ik begrijp het, jij hebt een eigen God”. “Nee juist niet”, antwoordde ik. “Dawkins heeft een eigen God en dat is ook de jouwe. Ikzelf heb geen eigen God. Ik behoor tot een traditie. En ik wil best jouw God opgeven of die van Dawkins, maar ik wil niet mijn traditie opgeven”. Ik vond dit gesprek – dat zich nog een tijdje voortzette, dat begrijpt u, rechters moeten zélf-overtuigd zijn, anders kunnen ze niet beslissen – exemplarisch voor wat zich in onze huidige maatschappij afspeelt. Ten eerste het idee dat het geloof achterlijk en achterhaald is. Ten tweede de knieval voor de moderne wetenschap als profane verlossingsleer. En ten derde de illusie dat jij als individu zelfstandig bent, autonoom, los van anderen, los van het verleden, los van je traditie. Maar misschien nog wel het meest in het oog springende kenmerk van deze nieuwe houding is het vanzelfsprekende gelijk dat eruit spreekt. Het nieuwe, grote gelijk. Tradicide, geloofsafval en kerkverlating waren in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw zo vanzelfsprekend dat ze nauwelijks commentaar, uitleg of verdediging behoefde. In die tijd interesseerde het de mensen – om het netjes te zeggen – geen reet wat een ander geloofde, of niet geloofde. Luister hoe een nieuwe atheïst als Joost Zwagerman zijn geloofsafval beschrijft. Het is een citaat uit een artikel dat hij voor de Volkskant schreef afgelopen januari: {{{ KLIK Citaat 1 ZWAGERMAN }}} “ (het was geen geloofsafval… maar…) Het is meer dat ik destijds van mijn geloof ben gedwárreld. Er kwamen geen pijnlijke confrontaties aan te pas, ik hoefde mij niet uitgebreid te verantwoorden tegenover kerkelijke autoriteiten, ouders of andere gezagsdragers, ik ervoer geen schrijnend gemis, raakte evenmin in een isolement of identiteitscrisis, en mijn dwarreling maakte mij niet wraakzuchtig of verbitterd over kerkelijke instituties.” Van je geloof dwarrelen gebeurde zonder slag of stoot. Niemand zat ermee. De jaren ’80 en ’90 vormden de jaren van impliciet atheïsme. Impliciet omdat het niet actief, niet belijdend, niet openbaar beleefd werd. Het gebeurde gewoon 6
zonder verdere toelichting. Op scholen werden de godsdienstlessen massaal afgeschaft. Verantwoording voelde men zich niet verschuldigd. Iederéén dacht er zo over. Catechese werd vervangen door het neutrale, nietszeggende lévensbeschouwing. Scholen en universiteiten schrapten de aanduiding ‘katholiek’ of ‘christelijk’ uit hun naam en de faculteiten theologie – 13 faculteiten in 1970 – werden grotendeels vervangen door faculteiten Religiestudies, er bleven er nog 5 over, waarvan enkele op sterven na dood. De traditiemoord geschiedde bijna geruisloos, een soort sluipmoord, maar wel op grote schaal. Het impliciete karakter ervan werd – laten we zeggen vanaf september 2001 – meer expliciet. Het atheïsme krijgt – nadat de vliegtuigen de WCT-torens zijn binnengevlogen – een meer zichtbaar, militant, soms zelfs agressief karakter. Nog een citaat uit het artikel van Zwagerman, waaruit blijkt dat atheïsten steeds verder uit de kast kruipen {{{KLIK Citaat 2 ZWAGERMAN}}}: “De vrijheid van religie moet in het pluriforme Nederland werkelijk een en ondeelbaar zijn, zonder gelegenheidsregels en beperkingen voor critici en afvalligen van één bepaalde religie. Alleen met die ondeelbaarheid ontvouwt zich voor Nederlanders met moslimachtergrond een toekomst waarin zij, als ze dit wensen, net als zoveel autochtone Nederlanders ontspannen en zonder enige repressie van hun geloof kunnen dwarrelen”. Ziehier de omkering. Godsdienstvrijheid betekent volgens Zwagerman de vrijheid om je godsdienst op te geven. Alleen bevrijd van godsdienst en bevrijd van God is men werkelijk vrij. Dit is natuurlijk – om nóg maar eens een net woord te gebruiken – BULLSHIT. Niemand lijkt zich af te vragen – allereerst Zwagerman en de atheïsten niet – waarom men zo gemakkelijk van het geloof kon dwarrelen zoals dat in de jaren ’80 werd toegestaan? Waarom viel het leger van de paus de afvallige Hollandse dorpen niet binnen? Waarom was er geen luchtaanval? Waarom zette de politiemacht van de bisschoppen hun ME en hun materieel niet in om de afvalligen terug de kerk in te jagen? Waarom werden er door de dominees geen strafexpedities ondernomen en waarom zetten de ouderlingen hun knokploegen niet in? Het antwoord is eenvoudig. Omdat alles wat met geweld, fysieke dwang en materieel machtsvertoon te maken heeft, wezensvreemd is aan het christendom. Wezensvreemd geworden. Want in de Middeleeuwen was er getuige de kruistochten, de heksenvervolgingen en de Jodenpogroms veel minder afkeer van geweld dan tegenwoordig. Het christendom is een geweldloze religie geworden {{{ KLIK GEWELDLOOS }}}– de VS even buiten beschouwing 7
gelaten. En de christelijke religie is bovendien de religie die de godsdienstvrijheid heeft uitgevonden. Zwagerman en zijn schoolkameraden konden zo probleemloos van hun geloof dwarrelen omdat het chrístendom hen daarin vrij liet. Mijn punt is het volgende: de vrijheid die christenen hebben om van hun geloof te vallen of te dwarrelen, is géén verdienste van de Nederlandse staat, ook niet van de Westerse cultuur en al helemaal niet van de generatie Zwagerman en zijn Babyboom-vrienden, maar is louter en alleen de verdienste van het christendom zelf. Het idee van vrijheid zoals zich dat in de Westerse cultuur heeft ontwikkeld, is een ontwikkeling binnen het christendom. Een voortbrengsel van de christelijke traditie – of beter: van een bijbelse traditie. Traditie namelijk is niet een onbeweeglijk fenomeen – [[[ en ik geloof dat dit standpunt op dit moment elders in dit gebouw ook door Erik Borgman wordt verdedigd ]]] –, traditie is niet een bevroren en verstard geheel van regels, wetten en voorschriften, maar traditie is een proces in beweging. Het evolueert en past zich aan. Niet overeenkomstig de waan van de dag, maar overeenkomstig de geest van een tijd. Traditie néémt de tijd. Het wacht totdat een waan is uitgewoed, totdat een mode is overgewaaid en pakt dan, uit wat de storm achterlaat, het beste op. Het mooie van traditie is dat je het niet kunt maken of beïnvloeden. Het staat op gespannen voet met de idee van de maakbaarheid van de samenleving. Het is een collectief overleveringsproces van ideeën, gedachtegoed en waarden, een collectieve voorstelling van de juiste levenshouding. Er is geen individu of machtsgroep, geen kerk of synode, die op traditie kan vooruitlopen. Traditie is een zaak voor de toekomst. Een zaak voor de toekomst in tweeërlei opzicht Wie niet aan traditie vasthoudt, verliest zichzelf en isoleert zichzelf; dat allereerst. En vervolgens, traditie vormt zich altijd pas nadat het heden voorbij is: je kunt vandaag niet bepalen wat voor de toekomst van belang is. Het Tweede Vaticaans Concilie – om een voorbeeld te geven – probeerde door een proces van aggiornamento de kerk bij de tijd te brengen. Dat getuigde van wijsheid. Je brengt de Kerk bij de tijd. Andersom – de tijd naar de hand van de Kerk zetten – is niet mogelijk. De kerkleiders die dat vandaag de dag alsnog proberen, negeren de tijd en zetten een systeem voort waarvan zij denken dat het tijdloos is, maar dat daardoor juist levenloos is, want iets wat niet beweegt, is dood. Wat voor traditie geldt, geldt voor de Bijbel. Het is een niet afgesloten, niet dichtgeslagen canon van waarden en waarheden, een open boek. Fundamentalisten, sommige kerkleiders, veel gelovigen ook, menen dat de Bijbel absolute waarheden verschaft. Tijdloze, eeuwige waarheden, en 8
onveranderlijke, absolute normen en waarden. Dat is niet het geval. En wel niet vanaf de eerste bladzijde. De teleurstelling in de Bijbel van veel geloofsafvalligen, tweede helft twintigste eeuw, hield verband met de voorstelling van de Bijbel als het boek van de eeuwige waarheid. Die vermeende waarheid bezweek onder de druk van het Darwinisme, het Marxisme en de Big Bang-theorie. De massale kerkverlating vond zijn grondslag in allerlei populariseringen van biologische en natuurwetenschappelijke inzichten. Met als conclusie dat wat de Bijbel zei, simpelweg onwaar was. Misschien kun je dat ook niemand verwijten, behalve de kerken die de Bijbel eeuwenlang als het onbetwiste boek van de waarheid gepresenteerd hebben. Maar nogmaals, dit is een misvatting. The Bible Delusion. {{{KLIK DE BIJBEL }}} De Bijbel is níet het heilige boek der waarheden, maar veeleer het boek van de juiste levenshouding, of nog beter: de zóektocht naar de juiste levenshouding. Want ook op de vraag wat de juist levenshouding is geeft de Bijbel geen definitieve antwoorden, maar abstracte richtlijnen en indirecte aanwijzingen, contouren. De bijbel kenmerkt zich door een proceskarakter, een proces in ontwikkeling. Anders gezegd, de bijbel is, {{{ KLIK BARTHES }}} zoals de Franse literatuurwetenschapper Roland Barthes zegt, een boek dat door de lezer meegeschreven wordt, scriptible – schrijfbaar. Niet een boek waarvan de betekenis tevoren al vastligt. Lisible, zoals van bijvoorbeeld een detective of een leerboek voor wiskunde. Wie een Agatha Christie of Saskia Noort leest, hoeft zo’n boek maar één keer te lezen. Als je het een tweede maal leest, blijkt aan het eind opnieuw dat de butler de moord gepleegd heeft en, net zoals de eerste keer, op dezelfde plek, met hetzelfde wapen. En wie een wiskundig probleem heeft begrepen, zal voortaan altijd dezelfde weg naar de oplossing kiezen, q.e.d. Zo niet als men een parabel of een psalm leest. Zo niet als men in het evangelie een interpretatie, en alternerende doordenking van de Tora vindt. Zo niet als men Paulus’ ideeën over vrijheid, universaliteit en messianiteit leest. Alles is in beweging. Er is geen eindpunt in de perspectieven. De juiste levenshouding is voortdurend in discussie, in onderhandeling, in constructie. De hedendaagse wetenschap ziet de werkelijkheid als een sudoku, een tevoren vastgelegde waarheid die men slechts op het spoor hoeft te komen. De werkelijkheid van de Bijbel is meer een zolder, maar dan wel de zolder waar die 200.000 manuscripten gevonden zijn die allemaal bij elkaar nog geen fractie van de betekenis van het Oude en Nieuwe Testament kunnen onthullen. Wie naar een eenduidige waarheid in de Bijbel zoekt, leest dit boek verkeerd. Wie meent dat de Bijbel weerlegd is, omdat het géén eenduidige waarheid bevat, bijvoorbeeld over het ontstaan van de wereld en de mens, leest dit boek evenzeer 9
verkeerd. Wie nu leest de Bijbel het verkeerdst, de superlativus van verkeerd, het meest verkeerd? Welnu dat zijn volgens mij de huidige heren en dames wetenschappers die de Bijbel reduceren tot het scheppingsverhaal. Ook mijn studiegenoot, de rechter, vertoonde deze neiging die ik scheppingsreductionisme noem {{{KLIK SCHEPPINGSREDUCTIONISME }}}. In televisiedebatten, kranten en populistische literatuur is het aan de orde van de dag. Door het scheppingsreductionisme wordt het debat over religie teruggebracht tot geloof in God als Schepper. En in lijn hiermee worden de 66 boeken van het Oude en Nieuwe Testament teruggebracht tot één enkel hoofdstuk, bijna tot één vers: “In den beginne schiep God de hemel en de aarde”. In debatten met zichzelf atheïst noemende fysici en biologen, krijgt de theoloog, als gestandaardiseerde gelovige, één wapen ter beschikking gesteld: “God als Schepper van de Wereld en de Mens”. En dat wapen wordt hem vervolgens door diezelfde ter beschikkingstellers meteen weer uit handen geslagen, door fysici omdat de kosmos het gevolg is van een Oerknal, waar je God niet bij nodig hebt, en door biologen omdat de mens het gevolg is van een lang evolutionair proces waar God evenmin bij nodig is. Aldus wordt een dun bijbeltje, van niet meer dan één pagina dik, onderuitgehaald. Religie echter is meer dan scheppingsgeloof. Religie is eerder, en misschien vooral, je houding bepalen ten opzichte van je medemensen, je houding bepalen t.o.v. de dood, t.o.v. genade en verlossing, t.o.v. gerechtigheid, moraal, en het juiste leven, t.o.v. verdriet, ellende, ongeluk. Religie is uitzoeken welke grenzen vrijheid heeft. Religie is je houding bepalen tegenover het juiste leven Maar goed laten we om mijn studiegenoot, de rechter, om al die televisiedebaters en misschien ook enkele twijfelende christengelovigen een plezier te doen even meegaan in dat populisme en het religiedebat tot schepping reduceren. Mijn studiegenoot vroeg zich af waarom je in God zou geloven als je buiten hem om alles kunt verklaren. Die pretentie namelijk hebben atheïstische wetenschappers als Dawkins, Hawking en andere gelovigen in de Theorie van Alles, dat de wetenschap alle vragen kan beantwoorden. De hoop en het geloof dat alle vragen en problemen die de mensheid teisteren door de wetenschap zullen worden opgelost, is een soort profane verlossingsleer. Hoe zit dit? Laten we bij het begin beginnen. Is de Big Bang, de Oerknal, een afdoende en honderd procent rationele verklaring voor het ontstaan van het heelal? Welnu, er zijn om de herkomst van ons heelal te verklaren drie mogelijkheden. Geen van drieën zijn ze sluitend of logisch. Geen van drieën bevredigen ze het verstand of de ratio. {{{KLIK VERKLARINGEN }}} Elk nieuw studiejaar houd ik mijn studenten de drie mogelijke verklaringen voor. Ik vraag hun ook de verklaringen te evalueren. “Wie een vierde verklaring 10
kan bedenken”, voeg ik eraan toe, “schrijft bij mij een proefschrift waarna we samen schatrijk worden”. Ik wacht nog steeds op zo’n onderzoeksvoorstel. {{{KLIK}}} Mogelijke verklaring voor het heelal, nr. 1: het heelal heeft altijd bestaan; het kent geen begin, niet in de tijd, niet in de ruimte; omdat het geen begin heeft, heeft het ook geen leeftijd. {{{KLIL}}} Evaluatie van mijn studenten: we kunnen ons niet voorstellen dat iets geen begin heeft, en altijd bestaan heeft, het idee komt ons daarom voor als absurd. {{{KLIK}}} Mogelijkheid 2: uitgangspunt is het Niets, al dan niet met hoofdletter geschreven, en uit dit Niets ontstaat het Heelal, met een Oerknal, met een energieflits, of hoe dan ook. {{{KLIK}}} Evaluatie van mijn studenten: iets ontstaat altijd uit iets of door iets; dat het Heelal uit het Niets is ontstaan, komt ons al even absurd voor als dat het geen begin heeft gehad. De derde mogelijkheid, zo zijn de studenten mij vaak te vlug af, is zeker dat God het heelal geschapen heeft? {{{KLIK}}} Waarop ik hen dan weer te vlug af ben door te stellen dat de Godverklaring in feite een optelsom is van mogelijkheid één en twee. En daarom al net zo absurd. Niet meer of minder. De winst die ik met mijn studenten boek is dat we alle drie de mogelijkheden aan het eind van ons debat als gelijkwaardig absurd beschouwen. Conclusie: het bestaan van dit heelal en ons leven daarin, is een absurd gegeven. Niemand heeft dit fraaier verwoord dan de filosoof Leibniz aan het einde van de zeventiende eeuw toen hij zich afvroeg: “Warum ist überhaupt etwas und nicht vielmehr nichts?”. {{{KLIK LEIBNIZ}}} Dit is terecht de Leibniz-vraag gaan heten: “Waarom is er iets en eigenlijk niet niets?”. Het mooie of zo u wil ironische is dat de theologen in hun scheppingstheologie de drie mogelijke verklaringen voor het heelal in één systeem verenigd hebben {{{KLIK CREATIO}}}. God is ongeschapen en heeft geen begin in de tijd (verklaring 1) God heeft vanuit het Niets Licht en Materie geschapen, creatio ex nihilo (verklaring 2) Waarom geloof ik dit? Omdat het absurd is. {{{KLIK CREDO}}}Credo quia absurdum om het met Tertullianus te zeggen. De ironie wil dus dat atheïsten die zich op de Oerknal of de Eeuwigheid van het heela beroepen, theologische argumenten bezigen op een manier alsof zij het Wiel zelf hebben uitgevonden. De theologie is hen voor geweest. De christelijke tradítie is hen voor geweest.
11
Overigens geeft de Bijbel zelf aan – op de eerste pagina’s al – dat zij geen definitief uitsluitsel wil geven over de wijze waarop het Heelal en de eerste Mens geschapen zijn. Daarmee maakt de Bijbel vanaf het begin duidelijk dat wij op een bijzondere wijze moeten omgaan met de zoektocht naar Waarheid en de juiste levenshouding. U weet dat Genesis hoofdstuk 1 en Genesis hoofdstuk 2 tegenstrijdige verhalen vertellen. {{{KLIK SCHEPPINGSVERHALEN}}}Twee scheppingsverslagen die niet met elkaar verenigbaar zijn. Gen. 1 vertelt dat God eerst de planten en de dieren schiep, vervolgens de mens. Gen. 2 vertelt echter dat God eerst de mens schiep, vervolgens de dieren. {{{KLIK VERSCHILLEN}}} Ook vertelt Gen. 1 dat God man en vrouw gelijktijdig schiep, terwijl Hij in Gen. 2 eerst Adam schiep, die hij vervolgens opsplitste in man en vrouw. Zo is er nog een aantal verschillen. Tegenstrijdig en onverenigbaar. Er bestaat zoals u wellicht weet, een historisch-kritische verklaring voor deze onverenigbare verschillen. Gen 2, waar Adam wordt opgesplitst, is geschreven rond 800 vC door een schrijver of groep van schrijvers die men de Jahwist noemt. Gen 1 echter is 400 jaar jonger en afkomstig van een groep schrijvers die men de Priesterschrijvers noemt. Een verklaring die plausibel is en grote consensus geniet. Maar daar gaat het mij nu niet om. Mijn vraag is waarom de latere schrijvers, de priesterschrijvers, toen zij Gen 1 aan de Tora toevoegden niet meteen het oude verhaal vernietigd hebben. Hun geavanceerde kosmologische inzichten die ze voor een deel aan Babylonische en Egyptische scheppingsverhalen ontleenden – een God die sprékend schept – spoorde op geen énkele wijze met de sprookjesachtige mythe van Gen 2 waar God bóetserend schept. Waarom is het oude verhaal niet in de hogepriesterlijke papierversnipperaar terechtgekomen? We stuiten hier op het belangrijk bijbelse idee, dat ik in de inleiding als ‘joods denken’ heb aangeduid. Het idee namelijk dat er niet zoiets als één alomvattend verhaal bestaat, niet één Groot Verhaal dat heel de werkelijkheid beschrijft, niet één Theorie van Alles. De twee onverenigbare scheppingsverslagen van Gen. 1 en 2 illustreren, symboliseren misschien wel, de idee van een pluriforme werkelijkheid, de mogelijkheid van meerdere werelden, waarin niet één verklaring kan domineren. De theoriën, verklaringen en verhalen die zich met de werkelijkheid uiteenzetten, bevatten meerdere lagen, zijn pluri-interpretabel en heterogeen. Een nieuw verhaal mag op het eerste oog beter lijken dan het oude verhaal, maar het kan dat oude verhaal nooit overbodig maken. De Bijbel houdt ons een cultuur voor van bewaren en koesteren, van bekritiseren en waarderen. De joodse oudheid beziet de werkelijkheid als een zolder waar altijd wel iets van waarde te vinden is. Er wordt nooit iets vernietigd. Vandaar dat tegenstrijdige verhalen als Gen. 1 en Gen. 2 broederlijk naast elkaar staan. Vandaar dat we 12
naast 1 en 2 Samuël 1 en 2 Koningen vinden hoewel deze dezelfde gebeurtenissen anders verhalen. Vandaar dat we 4 evangeliën bezitten en niet één Diatessaron. Vandaar dat in de Bergrede van Mattheüs de Tora onder kritiek kan worden gesteld, terwijl Jezus desondanks verklaart: “Ik ben niet gekomen om de Wet en de Profeten af te schaffen”. Bekritiseren maar tóch bewaren. Vooruitgang boeken zonder iets achter te laten. Ontwikkelen en onderweg niets verliezen, dat is misschien wel het belangrijkste principe van de Bijbelse traditie. Nergens vinden we precies aangegeven wat de juiste levenshouding is of wat precies een goed leven is. Elke generatie, elk individu, moet steeds weer opnieuw, in elke periode weer opnieuw, voor zichzelf bepalen wat de juiste richting is… voor zichzelf ja, maar geleid door een christelijke interpretatieve gemeenschap, begeleid door een bijbelse traditie, door handreikingen, metaregels, door ontwerpen en blauwdrukken. Echter nooit door kant en klare antwoorden. Niet door Theorie van Alles. Maar wat is dan, tot slot, de identiteit van een christen, van iemand – als u dat woord christen misschien niet bevalt – van iemand die zich thuis voelt in de bijbelse traditie? Hoe moet zo iemand zich presenteren in deze pluriforme, multiculturele werkelijkheid die Holland heet – of ‘Nederland’zeggen sommigen. Het kernwoord is gastvrijheid {{{KLIK GASTVRIJHEID}}}. Het huis van de bijbel is een groot huis, het kent vele kamers. De volkeren kunnen/mogen binnentreden. Een christelijke identiteit kenmerkt zich mijns inziens door twee bewegingen. Tegengestelde beweging, een beweging naar binnen, en een beweging naar buiten. Voor deze bijna onmogelijke spagaat gebruik het daarstraks al geïntroduceerde begrip ‘centrifugaal particularisme’ {{{KLIK CP}}}. Uitwaaierende eigenheid, een ander woord misschien net zo’n abstractie is. Om gastvrij te zijn dient men in het bezit te zijn van een eigen huis. Een particuliere plaats om gasten te ontvangen. Dit is de beweging naar binnen, particulier. Je moet je eigen huis goed kennen, anders loop je met je gast verloren rond. Maar ook moet men bereid zijn om het eigen huis leeg te ruimen om aldus plaats te bieden aan de gast. Dit is de beweging naar buiten. Alles wat de gast kan storen dient men op te ruimen. Men hoeft niets te vernietigen, hooguit verplaatse men het naar de kelders, of, in ons geval, naar de zolder: maagdelijke geboorte, triniteit, transsubstantiatie, opstanding, wederkomst, het einde der tijden – er kan misschien meer naar de zolder dan men denkt. Maar 13
doe het niet van de hand, je weet maar nooit waar je het nog voor kunt gebruiken. Eén ding kan niet naar de zolder. Het huis zelf. In dit huis, de Farizeeën noemden het ’t bet-sefer, ‘het huis van het boek’ {{{KLIK BET SEFER}}}, dienen de kinderen te worden opgevoed, dienen zij te worden onderwezen. Daarna mogen zij, centrifugaal, grenzen overschrijden, uitwaaieren, het andere opzoeken, loslaten wat ooit heilig was. Dat is zelfs een eis, willen zij ooit gastvrij kunnen zijn. Maar wat zij niet kunnen, is het oude huis afbreken, de oude identiteit vervangen door een nieuwe. Niet kan men de traditie vernietigen. Men kan zich voortaan atheïst noemen, agnost of nietsist, maar het oude calvinistische plafond, de antieke romeins-katholieke vloer, de klassiek Lutherse muurschilderingen, zullen altijd zichtbaar blijven. Tot slot. Tradicide is een karakteriserend kenmerk van het Griekse denken. Alles wat overbodig is wordt weggesneden. Het scheermes van Ockham. In de loop van de tijd hebben veel christenen de joodse denkstijl ingeruild voor de Griekse. Van hen hebben velen zich in onze tijd tot het atheïsme bekeerd terwijl ze zich buigen voor het altaar van de hogepriesters van de Ene Waarheid, de Theorie van Alles. Stephen Hawkings meent dat hij met zijn Theorie van Alles, waarnaar hij nog steeds op zoek is, ‘de geest van God leert kennen’ – zoals hij meer dan twintig jaar geleden al schreef. De uitkomst van die theorie laat zich raden. Zoals elke kloppende wiskundige formule zal de theorie van het heelal op nul uitkomen. En daarmee is zij even interessant als een opgeloste sudoku. Ik dank u voor uw aandacht.
14