jaarrekening
JAARREKENING 2010
UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM - FINANCIEEL JAARVERSLAG 2010
pagina 1
JAARREKENING 2010
INHOUDSOPGAVE Bericht van de Raad van Toezicht
3
Kerngegevens
5
Verslag van het College van Bestuur inzake het beleid en beheer
6
Financieel verslag 2010
15
Geconsolideerde balans per 31 december 2010
22
Geconsolideerde exploitatierekening 2010
23
Geconsolideerd kasstroomoverzicht 2010
24
Grondslagen van waardering en resultaatbepaling
25
Uitsplitsing van de onderscheiden posten van de geconsolideerde balans
30
Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen
45
Uitsplitsing van de onderscheiden posten van de geconsolideerde exploitatierekening
48
Overzicht verbonden partijen
57
Enkelvoudige balans per 31 december 2010
62
Enkelvoudige exploitatierekening 2010
63
Enkelvoudig kasstroomoverzicht 2010
64
Uitsplitsing van de onderscheiden posten van de enkelvoudige balans
65
Uitsplitsing van de onderscheiden posten van de enkelvoudige exploitatierekening
79
Aansluiting geconsolideerd en enkelvoudig vermogen
84
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
85
Gebeurtenissen na balansdatum
87
Bestemming exploitatiesaldo
87
Bestuursverklaring (verklaring College van Bestuur)
87
Gegevens over de rechtspersoon
88
Specificatie posten OCW
89
Specificatie naar hoofdkostenplaats
90
Specificatie bestemmingsreserves (publiek) faculteiten en diensten
91
Verantwoording Academisch Ziekenhuis
92
Bilaterale uitwisseling
94
Erasmuspartners
95
Faculteiten en andere eenheden van onderwijs en onderzoek
100
Algemene gegevens
101
pagina 2
JAARREKENING 2010
BERICHT VAN DE RAAD VAN TOEZICHT De Raad van Toezicht is in 2010 acht maal bijeen geweest, waarvan zes maal in aanwezigheid van het College van Bestuur. In het verslagjaar stonden voor de Raad de aanloop naar het nieuwe Instellingsplan, regionale samenwerkingsverbanden, de grote instroom van studenten, studiesucces en de huisvestingsplannen centraal. De UvA heeft in 2010 aandacht besteed aan de ontwikkeling van een visie op de universiteit in 2020 als basis voor het formuleren van een ambitieus Instellingsplan 2011-2014. De Raad van Toezicht heeft in diverse vergaderingen met het College van gedachten gewisseld over deze visie en de wijze waarop die het beste gerealiseerd kan worden. In het kader van deze gesprekken is er ook gediscussieerd over de positie van de universiteit in de regio Amsterdam, de samenwerking met onder meer de VU en de gemeente. Zo is in 2010 een belangrijke ontwikkeling ingezet naar aanleiding van het OECD rapport over het hoger onderwijs in de regio Amsterdam, waarin geconcludeerd werd dat aanwezige kansen onvoldoende benut werden. Dat heeft geleid tot de oprichting van een Economic Development Board voor de metropoolregio Amsterdam, waarin overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen zitting hebben. Ook in 2010 stond de samenwerking tussen UvA en HvA regelmatig op de agenda van Raad van Toezicht en College. Die werd vooral actueel door de toenemende samenwerking tussen de ondersteunende diensten, waarvan sommige inmiddels geleid worden door 1 directeur voor zowel UvA- als HvA-dienst. De Raad volgt deze ontwikkelingen met grote belangstelling. Verder is er veel aandacht geweest voor de huisvestingsplannen van de universiteit, zoals weergegeven in het Huisvestingsplan dat onderdeel uitmaakt van de begroting. De UvA heeft gekozen voor huisvesting op vier campussen in Amsterdam en de verwezenlijking van de hoogwaardige huisvesting die de universiteit daarbij voor ogen staat, stelt het College voor uitdagingen. De Raad steunt het College in de ambities die er zijn voor positionering en organisatie van de campussen, en ziet toe op passend risicomanagement. Het beleid van de regering heeft hoogstwaarschijnlijk grote invloed op universiteiten. Zo zijn er maatregelen aangekondigd tegen ‘langstuderen’, die boetes inhouden voor de student en een korting voor de instelling, en zijn er kortingen op het totale budget. Raad en College hebben gediscussieerd over de beste wijze om deze bezuinigingen op te vangen en over het perspectief op de middellange termijn. De bedrijfsvoering van de UvA blijft een belangrijk onderwerp van gesprek voor Raad en College. De jaarrekening 2009 en de begroting 2011 hebben ruime aandacht gekregen in de vergaderingen, en werden dit jaar voor de tweede maal ondersteund door halfjaarcijfers voorzien van een beoordeling van de accountant. De UvA komt in toenemende mate in control, mede dankzij het project Verbetering Control op Alle Niveaus dat vruchten afwerpt die aan de orde zijn gekomen in de vergaderingen van de audit committee en van de Raad. De UvA beschikt voor 2011 over een transparante, sluitende begroting die een betrouwbaar meerjarenperspectief biedt. Daarnaast blijft de Raad vanuit zijn wettelijke taak nauwlettend toezien op de verbetermaatregelen ten aanzien van de nieuwe inrichting en stroomlijning van de financiële, personeels- en vastgoedadministratie, die gestart is in 2005. Doel is een betere ondersteuning van de Universiteit van Amsterdam bij het uitvoeren van haar primaire taken en een tijdige en juiste financiële en maatschappelijke verantwoording. De Raad van Toezicht heeft zich in 2010 ook gebogen over de samenstelling van het College van Bestuur, in verband met het aflopen van de bestuurstermijnen van voorzitter Van der Toorn en vicevoorzitter Doop. Tot genoegen van Raad waren beide bestuurders bereid een tweede termijn op zich te nemen, waarvoor bovendien groot draagvlak binnen de universiteit bestond. Om nog meer aandacht in het College te kunnen geven aan het onderwijs en onderzoek van HvA en UvA, heeft de Raad in 2010 besloten de bestaande vacature in het College in te vullen met een rector HvA, en tegelijk rector
pagina 3
JAARREKENING 2010
magnificus Van den Boom te vragen of ook zij beschikbaar zou zijn voor een tweede termijn. De Raad is verheugd dat zij daartoe bereid bleek en dat ook daarvoor grote steun in de organisatie bestond. Het volledige College is daarom voor een tweede termijn benoemd, en wordt in 2011 aangevuld met een rector HvA. De Raad kent drie commissies, die van belang zijn in het kader van de governance binnen de Raad en binnen de UvA. Het betreft de audit committee, die zich in detail met de bedrijfsvoering van de universiteit bezig houdt en in 2010 vijf maal bijeenkwam; de remuneratiecommissie die zich onder meer heeft gebogen over de adviezen van de commissie Rechtspositie politieke ambtsdragers (commissie-Dijkstal) en die eenmaal vergaderde; en de benoemingscommissie ad hoc, die in het afgelopen jaar niet bijeenkwam. Amsterdam, 26 mei 2011 De Raad van Toezicht mr. I. Brakman (waarnemend voorzitter) drs. A. Baan ir. J.H.M. Lindenbergh
pagina 4
JAARREKENING 2010
KERNGEGEVENS 2006
2007
2008
2009
2010
25.667
27.175
28.331
30.825
32.739
INSTROOM EERSTEJAARSSTUDENT OPLEIDING INSTELLING (PER 1-10)
2006
2007
2008
2009
2010
Instroom bachelors Instroom pre-masters Instroom masters
5.267 852 1.997
5.596 968 2.577
6.014 798 2.750
7.075 888 3.123
7.178 794 4.094
05/06
06/07
07/08
08/09
09/10
935.487 2.054 1.376 1.988 349
982.531 2.344 2.112 1.429 321
1.021.806 2.767 2.857 917 307
1.087.150 3.392 3.391 411 227
1.183.817 3.203 3.990 438 242
2006
2007
2008
2009
2010
327
378
349
379
404
2006
2007
2008
2009
2010
Wetenschappelijke publicaties Vakpublicaties Octrooien
7.267
7.518 1.125 16
7.553 1.255 7
7.900 1.372 19
8.234 1.267 3
PERSONEEL (FTE'S PER 31-12, EXCL AMC) 2
2006
2007
2008
2009
2010
Wp Obp Totaal UvA enkelvoudig Gelieerden Totaal UvA geconsolideerd
2.092 1.694 3.786 548 4.334
2.209 1.717 3.926 520 4.446
2.251 1.764 4.015 521 4.536
2.296 1.790 4.086 557 4.643
2.341 1.770 4.111 559 4.670
FINANCIËLE KERNCIJFERS (IN M€ )3
2006
2007
2008
2009
2010
Eigen vermogen (per 31-12) Solvabiliteit (eigen vermogen / totaal vermogen) Overdracht AMC4 Overige exploitatielasten (UvA enkelvoudig) Totale exploitatielasten (UvA enkelvoudig plus Faculteit Geneeskunde ) Groepsresultaat
205 48% 123 391
276 57% 127 400
273 51% 135 435
278 45% 144 454
308 47% 141 467
514 25,0
527 22,1
570 -3,2
598 2,9
608 30,0
INGESCHREVENEN Totaal ingeschreven studenten UvA
1
AFGELEGDE EXAMENS PER ACADEMISCH JAAR Studiepunten (ECTS) Bachelorexamens Masterexamens Doctoraalexamens Postmaster/postdoc-examens
PROEFSCHRIFTEN PER KALENDERJAAR Proefschriften (tot en met 2007: promoties)
WETENSCHAPPELIJKE PUBLICATIES PER KALENDERJAAR
1
In 2010 zijn hierin begrepen 315 eigen medewerkers (waarvan een belangrijk deel studentassistenten). De personeelsgegevens van UvA enkelvoudig zijn inclusief het personeel dat bij het T.M.C. Asser Instituut is gedetacheerd en het UvA-personeel van ACTA. 3 Met ingang van 2007 volgens de nieuwe verslaggevingsrichtlijn (RJ660). 4 De rijksbijdrage bestemd voor de werkplaatsfunctie van het Academisch Ziekenhuis wordt in de jaarrekening gepresenteerd als aftrekpost op de baten van de Universiteit. In het overzicht Kerngegevens is deze bijdrage als vanouds meegeteld in de overdracht van middelen aan het AMC. 2
pagina 5
JAARREKENING 2010
VERSLAG VAN HET COLLEGE VAN BESTUUR INZAKE HET BELEID EN BEHEER In 2010 is het Instellingsplan van de Universiteit van Amsterdam voor de periode 2011-2014 tot stand gekomen, onder de titel Oog voor Talent, als opvolger van het plan voor 2007-2010 (“Leren Excelleren”). Dit plan wordt in 2011 verder uitgewerkt in bestuursconvenanten per faculteit voor de periode 2011-2014. Voor de doelstellingen met betrekking tot zowel de primaire als de ondersteunende processen zijn daarin key performance indicators (kpi’s) gedefinieerd, voor een aantal daarvan zijn ook numerieke doelstellingen opgenomen. Deze kpi’s komen in het inhoudelijk jaarverslag aan de orde. Het nieuwe Instellingsplan bouwt met kracht voort op het creëren van massa in de eerder benoemde onderzoekszwaartepunten en op het ingezette beleid ter verbetering van het studierendement. Doelstelling is om op deze gebieden zover te zijn dat in 2014 meer dan de helft van het onderzoeksgeld op de zwaartepunten is gefocust en dat het studierendement dan voldoet aan de afspraken rond de rijksnota Het Hoogste Goed. De versterking van de zwaartepunten zal vorm krijgen door voortgaande interne (her)verdeling van het eerste geldstroom onderzoeksbudget, alsmede door de matching van onderzoek voor derden te concentreren op de tweede geldstroom en de in competitie verworven middelen uit de programma’s van de Europese Commissie, vanuit de premisse dat dit een toedeling van onderzoeksgeld op basis van erkende kwaliteit bevordert. Ook voor de gemeenschappelijke ondersteunende diensten worden convenanten met kpi’s over de dienstverlening opgesteld. Deze bouwen voort op de afspraken die medio 2009 met de diensten zijn gemaakt over het meerjarig pad ter realisering van de financiële doelen die met de vorming van deze shared service centres in 2006 waren beoogd (standaardisering, kostenbesparing, kwaliteitsverhoging).
RIJKSBIJDRAGE De UvA beleeft sinds 2008 financieel magere jaren die dwingen tot efficiencymaatregelen en tot rationalisering van het onderwijs. Hoofdoorzaak daarvan is de hoogte en systematiek van de rijksbijdrage in combinatie met de snelle groei van het studentenaantal in de afgelopen jaren. a) Een extra student levert de UvA meer aan kosten op dan aan baten (extra rijksbijdrage plus collegegeld), omdat de rijksbijdrage voor een te groot deel bestaat uit historisch gefixeerde componenten. b) De rijksbekostiging per student is gedaald omdat het macrobudget van het hoger onderwijs achterbleef bij de landelijke groei van de onderwijsprestaties. Dit geldt zowel voor het onderzoeks- als onderwijsdeel van de rijksbijdrage, maar het sterkst voor het onderzoeksdeel. c) De rijksbijdrage reageert sterk vertraagd, namelijk tot en met 2010 pas twee jaar na diplomering en vanaf 2011 twee jaar na inschrijving, op groei van de instroom.
Eerste geldstroom en studieprestaties (excl inflatie) 180,0
160,0
140,0
(2002 = 100)
120,0
Studiepunten Studenten Onderwijs Onderzoek
100,0
80,0
60,0
40,0
20,0
0,0 2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
(excl werkplaatsfunctie AMC)
De grafiek toont het totaal van deze effecten. Duidelijk blijkt niet alleen hoezeer de onderwijsbekostiging achterblijft bij de onderwijsvraag, maar nog veel meer hoe snel het onderzoeksdeel de laatste jaren op zijn beurt bij het onderwijsdeel achterblijft. Dat is in de jaren 2009-2011 deels (namelijk voor 10 miljoen euro ofwel 6%) veroorzaakt door de
pagina 6
JAARREKENING 2010 overheveling van landelijk 100 miljoen euro van de eerste naar de tweede geldstroom. Het streven is, dit geld terug te verdienen door meer subsidies en prijzen van NWO binnen te halen, zoals het ook de bedoeling van de overheveling is om een groter deel van de nationale onderzoeksmiddelen toe te delen op basis van inhoudelijke projectvoorstellen. Het academisch ideaal van de wetenschapper die in de frontlinie onderzoek doet en tevens kennis overdraagt op zijn studenten, is daardoor voor een snel afnemend deel van de universitaire staf nog de realiteit. Op de tweede en derde geldstroom is veelal slechts personeel betaalbaar dat uitsluitend een onderzoekstaak heeft, en aan de andere kant nopen de groeiende studentenaantallen tot de inhuur van medewerkers met uitsluitend een onderwijstaak, omdat de onderzoeksmiddelen niet meegroeien. Voor slechts een derde van de hoogleraren en universitaire (hoofd)docenten geldt nog dat zij zowel een onderwijstaak als een onderzoektaak tussen 30% en 70% hebben. Met betrekking tot de invoering van de bama-structuur vanaf 2002 hebben de Minister en de VSNU in de zomer van 2009 op basis van onderzoek door Deloitte overeenstemming bereikt over een regeling om de resterende effecten op de verdeling van de rijksbijdrage over het land ineens af te kopen. Voor de VSNU was dit een voorwaarde voor medewerking aan de per 2011 in werking getreden wijziging van het rijksbijdragemodel op basis van de rijksnota Het Hoogste Goed. Het akkoord bevestigde de eigen schatting van het College (opgenomen in de begroting 2009) dat de UvA meer dan M€ 20 tegoed zou hebben uit hoofde van de bama-structuur en compenseerde daarmee de om deze reden eerder aanvaarde begrotingstekorten van de jaren 2008-2010. Als gevolg van de in 2009 gesloten overeenkomst en de annex daarvan voor 2010 kreeg de UvA een vordering op de Staat van M€ 25,5. Daarvan is M€ 15,8 verwerkt in de jaarrekening 2009, zijnde het deel dat betrekking had op de jaren tot en met 2009. De resterende M€ 9,7 betreft 2010 en is in de jaarrekening 2010 als bate verwerkt en toegevoegd aan de reserves ter verdere delging van de operationele tekorten van de jaren 2008-2010. Intussen is de gewijzigde formule voor de verdeling van het onderwijsdeel van de rijksbijdrage in 2011 in werking getreden, na budgetneutrale ijking op 2010. De nieuwe formule gaat uit van bekostiging van nominale studiejaren in plaats van verleende graden. Hoewel dit niet in alle opzichten voldoet aan onze visie op en inzichten over de kostenstructuur van het onderwijs, is de modelaanpassing een verbetering ten opzichte van het huidige model, doordat de bijdrage zowel sneller als geleidelijker zal reageren op groei en krimp van studentenaantallen. De koppeling aan nominale inschrijvingsjaren neemt wel deels de prikkel tot bevordering van studiesucces weg die het vorige stelsel heeft. Het regeerakkoord van het kabinet Rutte-Verhagen bevat voor 2012-2015 aanzienlijke verdere bezuinigingen op het hoger onderwijs, zonder dat de universiteiten in evenredige mate in staat worden gesteld deze door hoger collegegeld op te vangen.
INSTROOM STUDENTEN EN COLLEGEGELD De in 2003 ingezette verbetering van het marktaandeel wat betreft instroom van studenten zet zich sindsdien onverminderd voort. Het aantal (collegegeld betalende) studenten is sinds 2003 met meer dan 11.000, ofwel ruim 50%, toegenomen tot 32.739 in het collegejaar 2010-2011. Ook indien de jaarlijkse instroom niet verder toeneemt, zal de groei van de afgelopen jaren een verdere toename tot ongeveer 37.000 studenten betekenen. Met ingang van het academisch jaar 2007-2008 is het collegegeld voor studenten van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) een eindweegs naar kostendekkend niveau gebracht, in verband met het feit dat het Rijk deze studenten niet langer meetelt voor de hoogte van de rijksbijdrage. Tegelijk is het Amsterdam Merit Scholarships Fund ingesteld, van waaruit getalenteerde (en aanvankelijk ook de reeds vóór 2007 begonnen) studenten van buiten de EER een beurs kunnen ontvangen om hen desondanks in staat te stellen aan de UvA een (master)opleiding te volgen. Voor de opleidingen die de UvA samen met de Vrije Universiteit verzorgt (Tandheelkunde, bètamasters, University College, Tinbergeninstituut) worden de tarieven voor niet-EER studenten in nauw overleg met de VU vastgesteld. Vanaf het studiejaar 2010-2011 is de universiteit bevoegd zelf het collegegeld te bepalen voor studenten die een tweede bachelor of een tweede masteropleiding willen volgen (tenzij de tweede opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheid ligt). Zulke studenten tellen dan niet meer bij de verdeling van de rijksbijdrage. Van die bevoegdheid is in 2010 geen gebruik gemaakt, maar het College heeft eind 2010 besloten om hiervoor in principe hetzelfde tarief als voor de niet-EER studenten te gaan hanteren, behoudens in nader te omschrijven gevallen van gelijktijdig aangevangen tweede studies. Daarnaast noodzaakt de berekeningswijze van de rijksbijdrage vanaf 2011 tot bezinning op de bekostiging van schakeltrajecten (deficiëntieprogramma’s). Besloten is dat slechts programma’s voor beperkte deficiënties (tot 30 EC) voor een prijs gelijk aan het wettelijk tarief kunnen worden weggewerkt en dat in andere gevallen een kostendekkend tarief gaat gelden, bij voorkeur in de vorm van contractonderwijs. Tot slot heeft het kabinet aangekondigd dat vanaf 2012 alle studenten die langer dan één jaar (per fase) studievertraging hebben opgelopen een extra collegegeld van € 3.000 moeten betalen; dit compenseert de universiteiten overigens maar zeer gedeeltelijk voor de aanvullende bezuinigingen. Van het mogelijke neerwaartse effect van deze maatregelen op het totaal aantal ingeschreven studenten zullen in de loop van 2011 schattingen worden gemaakt.
pagina 7
JAARREKENING 2010
TWEEDE EN DERDE GELDSTROOM Waar de rijksbijdrage voor onderzoek in reële termen dalende is, wordt onderzoek in toenemende mate bekostigd uit de tweede en derde geldstroom. In 2010 bedroegen deze 26% van de totale onderzoeksbaten. Inmiddels 45% van de onderzoekstijd wordt gerealiseerd op tweede en derde geldstroomprojecten. Dat hogere percentage komt enerzijds doordat onderzoek voor derden naar verhouding meer door (goedkopere) promovendi en jonge onderzoekers wordt verricht en anderzijds doordat er begeleidingstijd vanuit de eerste geldstroom (matching) aan moet worden toegerekend. De onderstaande grafiek toont de trend in de baten uit onderzoek voor derden. De voornaamste trends zijn: Het aandeel van de Europese Commissie, via het zesde en zevende kaderprogramma en de ERC-grants, is in de laatste jaren toegenomen. In 2009 is de tweede geldstroom sterk gestegen. Dit komt omdat NWO meer is gaan bevoorschotten op venividi-vici subsidies om het kaseffect van de verlegging van 100 miljoen euro van eerste naar tweede geldstroom teniet te doen. De ontvangen voorschotten worden echter in de exploitatie gecorrigeerd (“mutatie onderhanden werk”) en op de balans gebracht. Er zijn meer projecten waarvan een deel van de omzet wordt doorgeschoven naar consortiumpartners (“overdracht contractsommen”). Per saldo is de werkelijke netto omzet onderzoek voor derden in 2010 uitgekomen op M€ 59,9. Rekening houdend met de overheveling van het SCO Kohnstamminstituut naar een BV onder UvA Holding, is dit ongeveer gelijk aan de omzet van 2009 (M€ 62,9). Het UvA-model van integrale kostentoerekening (Certificate on the Methodology for Personnel and Indirect Costs) is aan de Europese Commissie aangeboden, teneinde de verantwoordingslast per project sterk te reduceren. Het certificaat is in september 2010 door de Commissie aanvaard, daarmee is de UvA één van de allereerste universiteiten in Europa die structureel aan de Brusselse verantwoordingseisen voldoet (en bij implicatie ook aan die van het Nederlandse SiSaconvenant). Het kostenmodel laat zien dat de tweede geldstroom (NWO, KNAW) gemiddeld 55% van de integrale kosten van het onderzoek dekt en de derde geldstroom 79%. Beide percentages zijn iets hoger dan die van 2009. Ontwikkeling contractonderzoek 100,0
90,0
80,0
70,0 Bedrijven Overige non-profit Nationale overheden Internationale organisaties NWO/KNAW Na aftrek overdracht contractsommen Na correctie mutatie onderhanden werk
miljoen euro
60,0
50,0
40,0
30,0
20,0
10,0
0,0 2005
2006
2007
2008
2009
2010
ONDERWIJS EN ONDERZOEK In de begroting 2010 was te zien dat het onderwijsdeel van de rijksbijdrage voor het eerst het onderzoeksdeel overtreft. Het moment dat in de eerste geldstroom de onderwijsmiddelen (uit rijksbijdrage en collegegeld samen) die voor het onderzoek overtroffen lag in 2006. De onderstaande grafieken tonen in geld en in wp-uren de verhouding tussen het totaal van onderwijs en onderzoek binnen de Universiteit in 2010 (exclusief Geneeskunde en Tandheelkunde).
pagina 8
JAARREKENING 2010
Middelenverdeling onderwijs-onderzoek
14%
6,1% 41,4% 4,6%
Onderwijs 1e gs Onderwijs 3e gs Onderzoek 1e gs Onderzoek 2e gs Onderzoek 3e gs Overige baten
31,6% 2,4%
Van het geld gaat 44% op aan onderwijs, van de wp-uren (rechts) 33%. Dat verschil heeft twee oorzaken: op onderwijs drukken meer kosten van faciliteiten, zoals collegezalen en studentenvoorzieningen (gemiddeld ruim € 1.100 per student per jaar) en kosten van ondersteunend personeel (studieadviseurs, onderwijsbalies); onderwijs wordt voor een belangrijk deel gegeven door docenten, universitaire (hoofd)docenten en hoogleraren, terwijl in het onderzoek ook lager ingeschaalde promovendi en postdocs werken.
PERSONELE ONTWIKKELINGEN Gelet op de budgettaire vooruitzichten volgt de omvang van het personeelsbestand niet evenredig de groei van het aantal studenten. Wel heeft de wetenschappelijke staf op basis van de convenantafspraken met enkele faculteiten nog kunnen groeien. Tussen begin en eind 2010 nam de wetenschappelijke staf (inclusief studentassistenten) toe met 60 fte. De ondersteunende staf nam met 12 fte af. De verhouding wp:obp liep daardoor op van 56:44 naar 57:43. Binnen de eenheden waren er grote verschillen. De personele bezetting van de FNWI en de FEB nam af, met resp. 27 en 35 fte, gelet op de bezuinigingen die in die faculteiten moeten worden gerealiseerd. Daarentegen zijn de FdR met 27 fte en de FMG met 60 fte gegroeid; in het najaar 2010 heeft de FMG de plaats van de FNWI als grootste faculteit (in fte) van de UvA overgenomen.
FINANCIEEL RESULTAAT 2010 Het resultaat van de UvA over 2010 is als volgt samengesteld. Bedragen in M€ Operationeel resultaat onderwijs en onderzoek Bamacompensatie 2010 Resultaat in Vastgoed Resultaat in Treasury Resultaat UvA “in enge zin” Niet-begrote mutatie vermogenswaarde deelnemingen in de enkelvoudige jaarrekening Resultaat UvA enkelvoudig Resultaat overige geconsolideerde gelieerden Resultaat UvA geconsolideerd
Uitkomst -0,3 9,7 6,7 6,1 22,2 3,3
Begroot -6,3 --1,6 3,4 -1,2
25,6 4,4 30,0
Met “in enge zin” wordt aangeduid het resultaat zonder de werkelijke resultaten van de deelnemingen maar wel inclusief het begrote verlies van de Sportexploitatiemaatschappij UvA CV en het begrote dividend van UvA Holding over 2009. Dit is het aggregaat waarvoor de UvA-begroting is opgemaakt. Het verschil tussen het enkelvoudige en geconsolideerde resultaat bestaat uit het resultaat van die geconsolideerde entiteiten (vooral stichtingen) die in de enkelvoudige jaarrekening niet op netto vermogenswaarde worden gewaardeerd. In het geconsolideerde resultaat is een (gering) derdenaandeel begrepen, voornamelijk zijnde het aandeel van de Vrije Universiteit in ACTA Holding BV. Het eigen vermogen van de groep stijgt over 2010 van M€ 278,0 1 naar M€ 307,8 (inclusief derdenaandeel van M€ 0,2). De stijging is door twee rechtstreekse vermogensmutaties M€ 0,2 kleiner dan het resultaat over 2010.
1
Het beginvermogen is ten opzichte van de jaarrekening over 2009 met M€ 3,7 verhoogd, door een rechtstreekse vermogensmutatie die het gevolg is van de stelselwijziging waarbij de voorziening seniorenregeling is opgeheven en toegevoegd aan de algemene reserve; deze wijziging is in de vergelijkende cijfers verwerkt.
pagina 9
JAARREKENING 2010 De UvA heeft jaarlijks te maken met incidentele baten en lasten. In de financiële verslaggeving zijn deze posten opgenomen in het resultaat uit gewone bedrijfsvoering. Om een indruk te krijgen van het genormaliseerde operationele resultaat is navolgend overzicht opgesteld. Het financieel verslag bevat een verdere toelichting op de uitkomsten. Bedragen in M€ Geconsolideerd resultaat volgens jaarrekening
2010 30,0
2009 3,1
Bamacompensatie 2002-2008 Opgenomen vordering teruggave indirecte BTW 1998-2008 Teruggave premies WGA/WAO 2007-2008 Toevoeging bestemmingsfonds decentrale arbeidsvoorwaarden Opgenomen reorganisatievoorzieningen minus vrijval Resultaat bij afrekening VISO-project Uitgaven asbestsanering Opbrengst gebouwen boven restant boekwaarden Afsluiting oude projecten in SARA
----------0,9 3,4 -1,5 0,7 -19,2 -1,5 11,0
-7,2 -2,2 -1,5 -2,1 1,4 ---2,1 -------6,4
DE BEGROTING 2011 (UVA ENKELVOUDIG) In zijn vergadering van 9 december 2010 heeft het College voor de Universiteit van Amsterdam enkelvoudig, dus exclusief gelieerde ondernemingen, de begroting voor 2011 vastgesteld. De Raad van Toezicht heeft deze begroting op 15 december goedgekeurd. De navolgende tabel vat de begroting 2011 samen in M€ en vergelijkt deze met de realisatie 2009 en de begroting en uitkomst 2010 (enkelvoudig).
Bedragen in M€ Rijksbijdrage Collegegelden Contractonderwijs Contractonderzoek Overige baten Totale baten
Begroting 2011 449,2 58,4 10,6 59,4 36,4 614,0
Realisatie 2010 446,6 54,0 13,2 59,9 61,0 634,7
Begroting 2010 430,3 51,8 9,9 59,1 62,4 613,5
Realisatie 2009 439,2 48,5 12,5 62,9 34,9 597,9
Personele lasten Afschrijvingen Overdracht AMC (netto) Overige overdrachten Overige instellingslasten Totale lasten
307,2 40,2 138,3 18,5 115,1 619,3
301,6 29,8 141,1 18,5 117,0 608,0
302,7 36,4 141,0 42,1 87,0 609,2
296,3 28,9 144,3 16,6 112,0 598,1
Saldo van baten en lasten Saldo financ. baten/lasten Resultaat (exploitatiesaldo)
-5,3 -6,1 -11,4
26,7 -1,1 25,6
4,3 -5,5 -1,2
-0,2 2,2 2,0
In de begroting 2010 was de tranche 2010 van de bama-compensatie van M€ 9,7 nog niet als bate verwerkt, in de realisatie wel. In deze presentatie is verder het bedrag van de werkplaatsfunctie voor het Academisch Ziekenhuis begrepen; daardoor is het totaal der baten en lasten in 2010 M€ 81 hoger dan in de jaarrekening zelf. De overdracht aan het AMC is netto weergegeven, dat wil zeggen na aftrek van de bijdrage van het AMC aan de kosten van de UB en de studentenvoorzieningen van de UvA. In essentie is de begroting opgemaakt op basis van de in 2008 uitgevoerde review van het allocatiemodel. In de Kaderbrief 2009 was met behulp van het Financieel Prognosemodel een pad geschetst om het in 2008 bestaande operationele begrotingstekort van 14 miljoen euro geleidelijk weg te werken; volgens dat pad zou in 2011 een operationeel tekort van circa M€ 4 aanvaardbaar zijn. Het operationele resultaat van de begroting 2011 is beduidend gunstiger uitgekomen, met als hoofdoorzaken: de minder vertraagde vergoeding van groei in het nieuwe rijksbijdragemodel; de nog lage rentestand; de genomen maatregelen ten aanzien van de tekorten van de diensten. Toegestaan is dat de FNWI in 2011 nog een bescheiden tekort van maximaal M€ 1,4 zal hebben. Deze faculteit zal in 2009-2012 in totaal M€ 10 (10%) ombuigen, deels vanwege de overheveling van onderzoeksbudget naar andere pagina 10
JAARREKENING 2010 faculteiten en deels ter bekostiging van eigen nieuw beleid. In het herstelplan FNWI is de weg daar naartoe aangegeven. Aan de FEB is nog een beperkt tekort van maximaal M€ 0,5 toegestaan, op basis van haar herstelplan. Voor zover aan andere eenheden een tekort is toegestaan, betreft dit de aanwending van bestemde reserves voor het doel waarvoor zij gevormd waren. De uitvoering van het Huisvestingsplan, vooral de nieuwbouw in het Science Park en de algehele renovatie van het Roeterseiland, stelt de komende jaren strenge eisen aan het financieel beheer in de gehele organisatie. Door de kredietcrisis zijn de banken voorzichtiger met het beschikbaar stellen van vermogen en is er de noodzaak om scherp te sturen op de solvabiliteit en de debt service coverage rate (DSCR). Op dit moment is laatstgenoemde de meest kritische van beide kentallen. Dit betekent dat er geen ruimte meer is voor eenheden om de begroting te overschrijden en dat voorstellen tot aanwending van bestemde reserves zullen worden getoetst aan het criterium dat de operationele kasstroom van de O&O-activiteiten als geheel positief moet blijven.
HUISVESTING De nieuwbouw voor de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica, gebudgetteerd op M€ 184, is de eerste grote stap van het Huisvestingsplan (HVP) van de UvA dat sinds 1998 gericht is op concentratie van de Universiteit in vier clusters (Binnengasthuisterrein, Roeterseiland, Science Park en AMC). Zomer 2010 vond de oplevering van de tweede en laatste fase van dit project plaats. Op 24 november opende Hare Majesteit het gebouw. Eén dag later opende de president van de KNAW, UvA-hoogleraar Robbert Dijkgraaf, de nieuwbouw van het ACTA aan de Zuidas, een project van circa M€ 80 (gefinancierd door de VU) dat eveneens in juli gereed is gekomen. Kort daarvoor, op 8 oktober, was de eind juni opgeleverde nieuwbouw van het sportcentrum Universum in het Science Park officieel geopend door wethouder Erik van den Burg en UvA-astronoom Vincent Icke. Zowel de oude sportlocatie aan de Zuidas als het oude gebouw van het ACTA zijn intussen verkocht. In 2008 is de meest recente aanpassing van het HVP ondernomen. Aanleiding was de flinke groei van de Universiteit in studentenaantal, een meer op de kerntaken gerichte visie op de locatie van functies in de stad, en de duurder uitvallende planontwikkeling met betrekking tot het Roeterseiland en de Oudemanhuispoort. Het Huisvestingsplan 2008 legt meer dan het voorgaande plan een accent op de ontmoetingsfunctie van de algemeen toegankelijke ruimten. Sindsdien vindt jaarlijks, bij de begroting, een actualisatie van de planning en de financiën van het HVP plaats. Het investeringsvolume voor nieuwbouw en renovatie in het plan is van M€ 419 in 2005 naar M€ 624 nu gestegen, overigens niet alleen als gevolg van de aangepaste visie maar ook door indexering (prijspeil 2005 naar prijspeil 2010), door verlenging van de looptijd tot 2020, door groei van de UvA en door opname van nieuwe elementen zoals de verplaatsing van het sportcentrum van de Zuidas naar het Science Park en de bouw van een nieuw University College in het Science Park. Per saldo voldoet het plan nog steeds aan de geformuleerde budgettaire randvoorwaarden: de afschrijvings- en rentelasten leggen samen met de overige “eigenaarslasten” een beslag van maximaal circa 12% op de jaarlijkse exploitatiemiddelen; de solvabiliteit blijft gedurende de gehele looptijd van het plan boven 20%. De navolgende grafiek bevat de investeringen voortvloeiend uit het vigerende Huisvestingsplan editie 2011, inclusief investeringen groot onderhoud en functionele aanpassingen. In het rekenmodel is aangenomen dat herinvestering plaatsvindt na ommekomst van de afschrijvingstermijn (die op grond van de componentenmethode is bepaald). De grafiek toont de in de begroting 2011 geraamde investeringsbedragen per cluster van het Huisvestingsplan. Onderdeel van de dekking van het plan is de aanwending van de in eerdere jaren gevormde Bestemmingsreserve Huisvestingsplan en herinvestering van de verkoopopbrengst van af te stoten panden. Daarnaast was in de reserve asbestsanering eind 2010 nog ruim M€ 16 opgenomen. Voor het grootschalig te renoveren Roeterseilandcomplex uit de jaren ’60 is het definitief ontwerp voor de grote gebouwen (A, B en C) begin 2010 vastgesteld. Intussen is het project aanbesteed en zijn de contracten met de aannemer in maart 2011 getekend. Voor de verbouwing van de zg. Diamantslijperij tot nieuw centrum voor CREA waren de opdrachten begin 2009 geplaatst; oplevering staat voor 2011 gepland. Voorts is de nieuwbouw voor het Amsterdam University College in het Science Park in 2010 gegund; dit project moet medio 2012 gereed zijn. Andere belangrijke onderdelen van het Huisvestingsplan zijn de renovatie van de Oudemanhuispoort (vanaf circa 2016) en de toekomstige huisvestingssituatie van de Universiteitsbibliotheek (waarvoor de benodigde sloopvergunning van het bestaande zusterhuis echter nog niet verkregen is). Ook de afstoting van de panden van het Zoölogisch Museum Amsterdam is in het plan voorzien, in relatie tot de onderbrenging van dit museum in het Nederlands Centrum voor Biodiversiteitsonderzoek (NCB), samen met Naturalis en het Nationaal Herbarium. In ieder geval één van de drie panden wordt in 2011 verkocht.
pagina 11
JAARREKENING 2010
Investeringen HVP 2011 per cluster 120,0
100,0
miljoen euro
80,0 Science Park Roeterseiland Binnengasthuiscomplex Tijdelijke maatregelen Functionele aanpassingen Groot onderhoud
60,0
40,0
20,0
0,0 2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Het Huisvestingsplan 2010 leidt, ceteris paribus, zonder rekening te houden met inflatie en berekend bij een rente van 5%, tot de balansontwikkeling in de navolgende grafiek; de zwarte stippellijn daarin laat zien dat als gevolg van de piek in investeringen in de komende jaren het eigen vermogen zal dalen tot een laagste punt van ongeveer 25% van het balanstotaal in 2017-2021. Dit wordt verantwoord geacht, omdat de Universiteit nog stille reserves heeft en omdat de bank een ondergrens van 15% aanvaardbaar vindt. Het maximaal te lenen bedrag zal, als alle plannen doorgaan en door de UvA zelf gefinancierd worden, bijna M€ 400 bedragen (rond 2017).
Balansprognose HVP 2011 900,0
800,0
700,0
600,0
400,0
300,0
Overige vlottende activa Liquide middelen Financiële vaste activa MVA inventaris MVA vastgoed Reserve HVP Algemene/overige reserves
200,0
100,0
0,0 20 08 20 09 20 10 20 11 20 12 20 13 20 14 20 15 20 16 20 17 20 18 20 19 20 20 20 21 20 22 20 23 20 24 20 25 20 26 20 27 20 28 20 29 20 30 20 31 20 32 20 33 20 34 20 35
miljoen euro
500,0
-100,0
pagina 12
JAARREKENING 2010 Bij de overdracht (in 1995) van de integrale verantwoordelijkheid voor huisvesting aan de universiteiten heeft de rijksoverheid onvoldoende aanvullend budget toegekend om op de lange termijn adequate universitaire huisvesting te garanderen, zoals de commissie Koopmans toen heeft bevestigd. De kosten van bouwen en verbouwen in de Amsterdamse binnenstad zijn ook nog eens beduidend hoger dan op nieuwe grond of buiten de Randstad, zonder dat dat aspect in de rijksbekostiging is verdisconteerd. In de afgelopen jaren zijn bovendien de wettelijke richtlijnen voor het gebruik van gebouwen, voor diverse arbo- en milieu-aspecten en voor de aanwezigheid van asbest aanzienlijk verscherpt. Daarmee blijft beheersing van het beslag van huisvestingskosten op de universitaire middelen onveranderlijk van groot belang. Naast het Huisvestingsplan investeert de Universiteit met de gemeente Amsterdam in de ontwikkeling van het Science Park Amsterdam. De daartoe begin 2007 gesloten overeenkomst geeft de Universiteit recht op 65% van het resultaat van deze ontwikkeling, terwijl zij niet tussentijds verplicht kan worden tot een bijdrage in de dekking van de te maken kosten. Het genoemde recht is in de balans niet gewaardeerd omdat de opbrengst en het tijdstip waarop de Universiteit deze zou kunnen ontvangen onzeker is.
RISICOPARAGRAAF Het risico in de divergentie tussen rijksbijdragemodel en interne budgetverdeling is met de in 2009 aangebrachte aanpassingen in het interne allocatiemodel beheersbaar gemaakt. De voornaamste (financiële) risico’s van de Universiteit zijn thans de volgende. Gevolgen kredietcrisis Weerslag op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek van de omvangrijke bezuinigingen die het kabinet Rutte-Verhagen met ingang van 2011 heeft aangekondigd. Strengere eisen voor het verkrijgen van bankleningen. Rijksbijdrage en wettelijk collegegeld Sluipende bezuiniging (achterblijven bij de kostenontwikkeling en de volume-ontwikkeling) in de rijksbijdrage en de hoogte van het wettelijk collegegeld. Ontsnappingsroutes voor studenten om door calculerend gebruik van leemten in de wet het instellingscollegegeld te ontwijken. Volumeontwikkeling Effect van de aangekondigde wijzigingen in de studiefinanciering. Succes van het beleid ten aanzien van internationale (niet-EER) studenten. Verbetering van het studierendement (voorkóming van uitval na het eerste jaar en van lang studeren). Beheersing van het volume aan studeerprestaties waarvoor geen dekking in rijksbijdrage en/of collegegelden is begrepen of vanaf 2011 zal zijn begrepen (schakelprogramma’s, tweede studies, studie-uitval na het eerste semester, honours tracks enzovoort). Marktaandeel tweede geldstroom en ontwikkeling derde geldstroom. Huisvestingskosten Bouwkostenstijgingen boven de loonprijscompensatie die de UvA ontvangt (c.q. kan doorberekenen) – in het Huisvestingsplan is hiervoor met een historisch gemiddelde van 1% per jaar gerekend. Toereikendheid van de aan het Huisvestingsplan 2010 ten grondslag liggende investeringsramingen. Overige kostenontwikkeling Realisering van kostenbesparingen door standaardisering en rationalisering van interne dienstverlening en besturing. Loonkostenontwikkeling in relatie tot de loonprijscompensatie in de rijksbijdrage en het collegegeld. Kosten van kapitaal (rentestanden op de geld- en kapitaalmarkt en de kredietopslagen die de banken daarop vragen of in verband met “Basel III” nog zullen vragen), indien deze boven de rekenrente van het Huisvestingsplan (5%) zouden uitkomen.
WETTELIJK KADER Sinds de Commissie-Schutte is er veel aandacht voor het formele wettelijke kader waarin het hoger onderwijs functioneert. De Universiteit van Amsterdam onderscheidt in dit verband, refererend aan artikel 1.3 van de WHW, wettelijke en niet-wettelijke taken, en binnen de wettelijke taken de wel en niet-bekostigde (op grond van artikel 1.9 van de WHW). De UvA voert het beleid om haar niet-kerntaken, waaronder a fortiori eventuele niet-wettelijke (“private”) taken, onder te brengen in separate gelieerde ondernemingen, welke zonder subsidie vanuit de Universiteit dienen te opereren. Uitbesteding van kerntaken aan private organisaties komt niet voor. In 2006 heeft het ministerie van OCW bij de UvA en enkele andere universiteiten en hogescholen een themaonderzoek uitgevoerd naar de eventuele besteding
pagina 13
JAARREKENING 2010 van publieke middelen aan “private” activiteiten. Het eindverslag hiervan is medio 2007 uitgebracht en bevat geen bevindingen hieromtrent.
JAARVERSLAG Dit financiële verslag vormt een geheel met het inhoudelijke jaarverslag. Graag verwijzen wij naar dit verslag, waarin de Universiteit van Amsterdam in woord, beeld en getal verantwoording aflegt over de wetenschappelijke taakvervulling in onderwijs en onderzoek, alsmede over haar activiteiten in 2010 ten behoeve van maatschappij en samenleving.
Amsterdam, 26 mei 2011 Het College van Bestuur dr. K. van der Toorn, voorzitter prof. dr. D.C. van den Boom, rector magnificus UvA dr. M. Bussemaker, rector HvA (sinds 1 maart 2011) drs. P.W. Doop, vicevoorzitter
pagina 14
JAARREKENING 2010
FINANCIEEL VERSLAG 2010 FINANCIEEL BEHEER De Universiteit van Amsterdam heeft in 2006 een integraal kostenmodel ingevoerd, en dat in 2008 gecompleteerd met de toerekening van kapitaalkosten. Medio 2009 heeft de UvA met het project VINIA de invoering van het model in het financiële systeem SAP afgerond, inclusief de toerekening van personeelskosten en overhead op basis van bestede of geplande tijd (intern bekend als actieve resp. passieve tijdverantwoording). De actieve tijdverantwoording geschiedt in de medewerkerszelfbediening van SAP, waarin verder de processen verlof en personeelsdeclaraties (aanvraag en goedkeuring) zijn ingericht alsmede een automatische workflow voor de goedkeuring van facturen en diverse informatiefuncties voor medewerkers en leidinggevenden. Van het model is een Certificate on the Methodology for Personnel and Indirect Costs opgemaakt dat, bij brief van 9 september 2010, door de Europese Commissie is aanvaard. Vanaf juni 2009 is voorts de maandelijkse afsluiting van de boekhouding ingevoerd, mede als basis voor tijdige oplevering van de jaarrekening en tussenrapportages. De maandelijkse afsluiting en de invoering van een jaarkalender voor de planning & control cyclus heeft een aanmerkelijke verbetering van de administratieve discipline in de organisatie teweeggebracht. Verder is in 2009 en begin 2010 in drie fasen UvAdata vrijgegeven, een managementinformatiesysteem gebouwd op het Business Warehouse van SAP, waarin financiële, personele en onderwijsinformatie en ook het ruimtegebruik wordt ontsloten. De standaard managementrapportages en de belangrijkste externe verslaggevingsrapporten zijn in UvAdata geautomatiseerd. Met UvAdata beschikken bestuurders, directeuren en controllers over een krachtig hulpmiddel bij de opstelling van rapportages en analyses over de UvA en over afzonderlijke eenheden, geldstromen, projecten en kostensoorten, waar de juiste definities en aggregaties zijn ingebouwd. Van UvAdata, dat informatie tot en met de laatst afgesloten maand toont, is ook een van dag tot dag actuele versie UvAd2d beschikbaar, bedoeld voor de ondersteuning van operationele functies. Begin 2011 zijn de procesbeschrijvingen in het systeem ARIS afgerond van een groot aantal financieel relevante processen, en aangevuld met kritische procesindicatoren en risicomatrices. In een notitie Versterking Control op Alle Niveaus is in het voorjaar van 2010 aangegeven hoe de UvA de controlfunctie verder wil versterken en ontwikkelen tot het niveau van management control; het bijbehorende actieplan beslaat twee jaar en is in uitvoering.
EXPLOITATIESALDO De begroting van 2010 voor UvA enkelvoudig sloot met een nadelig saldo van M€ -1,2, waarbij als resultaat van de gelieerde entiteiten slechts hun dividend over 2009 was geraamd. Daarbij was aangenomen dat de eind maart aflopende cao nog voor de gehele rest van het jaar zou gelden. In werkelijkheid is met de bonden aanvullend een eenmalige uitkering in december overeengekomen, welke betaald kon worden uit de in de loop van 2010 ontvangen extra rijksbijdrage wegens aanpassing van de referentieraming. Deze extra rijksbijdrage kwam, na aftrek van hetgeen volgens de geldende systematiek toeviel aan AMC en ACTA, uit op M€ 3. Daarvan is M€ 2 aan de eenheden gebudgetteerd in verband met genoemde eenmalige uitkering. Voor de Sportexploitatiemaatschappij CV neemt de UvA in haar begroting een aanvaard verlies van circa M€ 2,1 op, en voor UvA Holding een verwachte dividenduitkering van circa M€ 1,2. Voor het overige wordt voor de gelieerden in de UvA geen resultaat begroot, omdat de UvA-begroting in het algemeen eerder gereed moet zijn dan dat de groepsmaatschappijen de besluitvorming over hun eigen budgetten afronden, en omdat de UvA er geen winstdoelstelling mee heeft. Op de cijfers van de begroting 2010 heeft geen accountantscontrole plaatsgevonden. In de faculteiten werd vorig jaar een nadelig verschil genoteerd van -M€ 7,1, vooral door de budgetoverschrijdingen van de FNWI en de FEB. In 2010 was het resultaat van de faculteiten samen M€ -5,1. De resultaten per faculteit/instituut waren als volgt (met daarachter het percentage van de omzet en het begrote resultaat): Faculteit/instituut FGW FdR ACTA FNWI FEB FMG ILO IIS AUC
Resultaat M€ 3,9 2,2 -0,5 -6,2 -5,4 0,0 0,4 0,4 0,1
Idem in % 5% 6% -2% -6% -13% 0% 8% 10% 2%
Begroot resultaat M€ 0,0 0,0 +0,5 -3,5 0,0 0,0 -0,2 -0,2 -0,3
Het negatieve resultaat is opnieuw vooral het gevolg van de situatie in twee faculteiten, de FNWI en de FEB.
pagina 15
JAARREKENING 2010 Bij de opstelling van de begroting was de problematiek van M€ 3,5 in de FNWI reeds onderkend, dit getal is door incidentele posten M€ 1,0 gunstiger uitgekomen. Met de FNWI was een meerjarig herstelplan afgesproken, dat in 2012 weer tot een begroting in zwarte cijfers leidt. Dat gebeurt deels door toenemende onderwijsprestaties en deels door kostenreducties. In het kader van de aankomende verdere bezuinigingen heeft de FNWI tot opheffing besloten van het Amstelinstituut en van de afdeling röntgendiffractie, waarvoor een niet-begrote voorziening van M€ 3,7 is getroffen; deze reorganisaties beogen een structureel kostenvoordeel van ongeveer M€ 1,0. De omvang van het tekort van de FEB was bij de begrotingsopstelling niet bekend. Na opstelling van de jaarrekening over 2009 (waarbij een tekort van M€ 6,2 was gebleken) is berekend dat het tekort over 2010 bij ongewijzigd beleid circa M€ 5,3 zou zijn. Dit bedrag kon door kostenbesparingen worden teruggebracht tot M€ 4,4. Door extra verliesnemingen op eerder gestarte projecten en door enkele incidentele posten is het tekort niettemin op M€ 5,4 uitgekomen. Met de FEB is een herstelplan afgesproken waarbij de faculteit na 2011 weer zwarte cijfers schrijft en de geleden verliezen in de jaren daarna zal goedmaken. Daartoe zijn in 2010 al kostenreducties toegepast, vooral op de inhuur van externe docenten, en is een reorganisatievoornemen ter grootte van 60 fte aangekondigd, waarvan eind 2010 reeds circa 35 fte is gerealiseerd; het belangrijkste deel van het herstel komt echter voort uit stijgende studieprestaties en een daardoor stijgend budget. Het resultaat van de FGW is ruim positief; reeds ontvangen maar nog niet bestede middelen vanuit het Regieorgaan Duurzame Geesteswetenschappen zijn een deel van de oorzaak. De FdR heeft opnieuw een aanmerkelijk overschot behaald. In de begroting 2010 is geanalyseerd dat dit overschot deels van tijdelijke aard is, samenhangend met de invoering van de harde knip tussen bachelor en master. Het resultaat van de FMG als geheel was nagenoeg nul. Daarbinnen is circa M€ 1,2 overgebleven van de middelen bestemd voor versterking van de aangewezen onderzoekszwaartepunten, terwijl in andere onderdelen van de faculteit een ongeveer gelijk tekort is ontstaan door dakpanconstructies, gedekt uit de reserves die in de afgelopen jaren na de reorganisatie Keerpunt zijn gevormd. Volgens de contractuele afspraken met het AMC over de Faculteit der Geneeskunde ligt het operationele risico hiervan geheel bij het AMC. Vanwege deze afspraken is het resultaat van deze faculteit dus per definitie nihil. Het ACTA teert vanaf 2010 in op de reserve die het conform het bestuursconvenant gevormd heeft voor de afschrijving op de geheel vernieuwde behandelingsapparatuur bij het betrekken van de nieuwbouw aan de Zuidas. Afgezien daarvan was het resultaat van het ACTA nagenoeg neutraal, ondanks de verhuizing en de daarmee gepaard gaande tijdelijk dubbele kosten. De Gemeenschappelijke Diensten realiseerden gezamenlijk een resultaat van -M€ 0,5, waar -M€ 0,6 was begroot (voornamelijk onttrekking aan projectreserves van de UB en de dienst Studentenservices). Uit de resultaten blijkt dat de diensten thans alle, financieel gezien, goed in control zijn. Dienst IC FC UB AC bC StS SGZ AMD BAU BKT
Resultaat M€ 0,5 -0,4 0,3 0,2 0,2 -1,2 0,0 -0,1 -0,0 0,0
Idem in % 2% -1% 1% 2% 3% -9% 1% -6% -2% 0%
Begroot resultaat M€ 0,0 0,1 -0,3 0,2 0,0 -0,2 0,0 0,0 -0,2 0,0
Bij het Facilitair Centrum wordt opgemerkt dat aan deze dienst extra budget is toegekend voor de hogere (aanloop)kosten van de WKO-centrale in het Science Park, de tijdelijke extra kosten in verband met de grootscheepse verhuizing van de FNWI naar het Science Park en de kosten van het fietsbeheer. Het resterende tekort is vooral veroorzaakt door de hogere kosten van energiedragers en beveiliging (M€ 2,1) tegenover voordelen van M€ 1,7 uit de afrekening van voltooide verbouwingsprojecten en uit lagere onderhoudslasten. Met ingang van 2011 worden de energiekosten en –investeringen in een apart bedrijf buiten het FC geadministreerd, zodat fluctuaties daarin het operationele resultaat van de facilitaire dienst niet meer vertekenen. Het meer dan begrote tekort bij Studentenservices is voornamelijk van eenmalige aard, en is veroorzaakt door de afrekening met een woningbouwvereniging van voorschotten over oude jaren met betrekking tot studentenhuisvesting (voor buitenlandse studenten). De verhoogde efficiency die de ontoereikende koppeling van de bekostiging aan de onderwijsgroei van de UvA vergt, noopt ook in de diensten tot verdergaande bezinning op de kosten en noodzaak van de interne dienstverlening. Het College heeft daarom in 2009 aanvullende besparingsdoelen voor de diensten geformuleerd, te behalen tussen 2009 en 2012, welke in de projecten Passende Standaard Services en Duurzame Sourcing worden gevolgd.
pagina 16
JAARREKENING 2010 Het resultaat van de centrale kostenplaatsen (bestuur, bestuursstaf en themabudgetten) was M€ 4,6 positief, voornamelijk door niet-gehele benutting van de post onvoorzien, door onderbezetting van formatieplaatsen en door onderbenutting van de zg. decentrale arbeidsvoorwaardengelden. Het overschot van laatstgenoemde middelen wordt in een bestemmingsfonds bewaard. De voor verbetering studiesucces begrote middelen werden pas in de zomer aan de faculteiten toegekend en worden daardoor deels doorgeschoven naar 2011. Het overschot in het concernverdeelbedrijf bedroeg M€ 17,4. Begroot was M€ 1,5. Behalve de meergenoemde bamacompensatie van M€ 9,7, werd het hogere resultaat eveneens veroorzaakt door een hogere dan begrote opbrengst uit collegegelden (+M€ 2,2), de extra rijksbijdrage wegens aanpassing van de referentieraming (+M€ 3), de vergoeding van de eenmalige uitkering in december aan de eenheden (-M€ 2), een M€ 2,7 gunstiger renteresultaat, vrijval van oude BTW-reserveringen (M€ 1,1), verlies van de Sportexploitatiemaatschappij (-M€ 1,1) en nagekomen kosten van de in 2008 geliquideerde stichting SMAA (-M€ 0,2). Het resultaat van het interne Vastgoedbedrijf kwam uit op M€ 6,7. Begroot was M€ 1,6. Het verschil is voornamelijk het gevolg van uitgestelde kosten van asbestsanering op het Roeterseiland, activering van bouwrente en iets lagere afschrijvingskosten. Ten laste van Vastgoed zijn daarbij gebracht de dubbele servicekosten en de inhuizingskosten van de nieuwbouw FNWI; deze uitgaven waren noch in Vastgoed noch in het FC begroot. Vanaf juli wordt afgeschreven op de tweede fase nieuwbouw FNWI. De geraamde verkoopopbrengsten van het oude sportcentrum aan de Zuidas en van het ACTAgebouw aan de Louwesweg zijn gerealiseerd. In de jaarrekening is het saldo voor de UvA “in enge zin”, dat wil zeggen UvA enkelvoudig maar met voor de gelieerden slechts het begrote verlies van de Sportexploitatiemaatschappij en het begrote dividend van UvA Holding, daarmee uitgekomen op M€ 20,1, terwijl -M€ 1,2 was begroot. De navolgende grafiek toont de ontwikkeling van de exploitatie van UvA “in enge zin” sinds 2001 (voor 2011: de begrote cijfers). De terugval van zowel baten als lasten in 2003 is veroorzaakt door het van dan af buiten beschouwing laten van de “overige baten” van de Faculteit der Geneeskunde. De verliezen in 2001-2002 en 2004 zijn veroorzaakt door de vorming van resp. de asbestvoorziening en de reorganisatievoorziening kernbureau en diensten; het verlies in 2008 door de bama-bult. Exploitatie-ontwikkeling UvA enkelvoudig 700,0
600,0
500,0
Overige baten Contractactiviteiten Collegegeld Rijksbijdrage Lasten
M€
400,0
300,0
200,0
100,0
0,0 2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
(2011: begroting)
Het resultaat van de gelieerde instellingen bedroeg in 2010 M€ 8,9 (exclusief het begrote verlies van de Sportexploitatiemaatschappij CV). Daarbinnen realiseerde UvA Holding BV op een omzet van M€ 27 met M€ 3,3 opnieuw een net resultaat, net iets hoger dan in 2009 (M€ 3,1). Het resultaat van de uitzend- en detacheringsactiviteiten lag met M€ 2,3 iets onder het niveau (M€ 2,5) van 2009. Het resultaat van de applied research activiteiten was in 2010 met M€ 1,3 ruim hoger dan in 2009 (M€ 0,6). De deelneming Cat-Fix BV is opgeheven en Talking Trends BV is verkocht; daarentegen zijn twee nieuwe initiatieven gestart. Voorts zijn eind 2010 de activiteiten van het Amsterdams Archeologisch Centrum van de FGW pagina 17
JAARREKENING 2010 ondergebracht in Diachron UvA BV en is voor de activiteiten van het Centrum voor Nascholing Amsterdam een gelijknamige BV opgericht, beide onder UvA Holding. Gebruikelijk is dat UvA Holding voorzieningen treft voor de geactiveerde kapitaalinbreng van nieuwe ventures. De Stichting Academisch Rekencentrum Amsterdam (SARA) droeg M€ 3,6 bij aan het groepsresultaat, tegen M€ 0,7 in 2009. Dit resultaat is mede zoveel hoger door afrekening van oude projecten. Met de oprichting van een tweetal dochter-BV’s in 2009 is binnen SARA scherper onderscheid gemaakt tussen de commerciële activiteiten (Vancis BV) en de academische activiteiten (SARA BV). De vorming van beide BV’s heeft in 2010 zijn beslag gekregen. De minderheidsdeelneming (49%) AMC Medical Research BV die de UvA samen met het AMC heeft, droeg M€ 1,2 bij; zij had een operationeel resultaat van M€ 1,3 en rentebaten van M€ 1,1, op een omzet van ruim M€ 76.
DE RIJKSBIJDRAGE Ook voor de komende tijd beschouwt de Universiteit van Amsterdam het rijksbeleid en de omvang van de rijksbijdrage als haar grootste risico. In de eerste plaats is sprake van een continue daling van de rijksbijdrage ten opzichte van de omvang van de wettelijke taken. Terwijl het aantal ingeschreven studenten sinds 2001 met meer dan 50% is gestegen en de studieprestaties, gemeten in studiepunten, nog sneller stegen, nam desondanks de eerste geldstroom (rijksbijdrage plus collegegeld), na correctie voor de loonkostenstijging slechts toe met 10%. Voor de jaren 2012-2015 heeft het Rijk daarbovenop bezuinigingen aangekondigd ter grootte van M€ 370 (13%) op het onderwijsdeel van de rijksbijdrage en van M€ 90 (5%) op het onderzoeksdeel. De verruimde mogelijkheid om van langstudeerders en volgers van tweede studies een hoger collegegeld te heffen weegt daar bij lange na niet tegenop, nog afgezien van het effect van die verhogingen op het inschrijf- en studeergedrag van de studenten. Voor later in de kabinetsperiode zijn wel enkele budgetverhogingen aangekondigd, maar nog onbekend is of deze doorgaan, hoe ze over de instellingen verdeeld zullen worden en met welke kostenverhogingen en aanvullende voorwaarden ze gepaard zullen gaan. De Universiteit van Amsterdam heeft grote moeite om deze divergentie te rijmen met de Lissabon-agenda die de Nederlandse regering in maart 2000 heeft onderschreven en met de motie-Hamer, waarmee de Tweede Kamer in het voorjaar van 2010 kamerbreed de wens uitsprak dat Nederland tot de top-5 van de kenniseconomieën in de wereld zou moeten behoren. In 2011 is een wijziging van de verdeelsystematiek van de rijksbijdrage van kracht geworden, waarin inschrijvingsjaren voor een aanmerkelijk deel de rol van diplomabekostiging overnemen. Dat heeft duidelijk het voordeel dat de vertraging kleiner wordt en het model dus stabieler; dat is tevens een belangrijke reden dat de UvA in 2011 en niet, zoals eerder verwacht, in 2012 weer zwarte cijfers in haar begroting van onderwijs en onderzoek (exclusief vastgoed) kon schrijven. Het verschil tussen de bekostigingsniveaus laag en hoog/top is toegenomen, maar niet genoeg gelet op het feitelijke kostenverschil. De vaste voet in het onderwijsdeel van de rijksbijdrage wordt kleiner, maar is nog steeds groter dan door de kostenstructuur van onderwijs wordt gerechtvaardigd. De ijking van het nieuwe model heeft budgetneutraal plaatsgevonden op het ijkjaar 2010, met inachtneming van incidentele verstoringen van het budget 2010 door de bama-bult en enkele gerelateerde vertekeningen. Binnen de VSNU en met OCW is daarover overeenstemming bereikt op basis van uitgebreide modelstudies door Deloitte Consulting.
EIGEN VERMOGEN Vooral als gevolg van de ingeboekte bama-compensatie stijgt het eigen vermogen van de groep in 2010. De solvabiliteit (eigen vermogen als percentage van balanstotaal) steeg gedurende 2010 licht van 45% naar 47%; in de komende jaren zal zij dalen naar 25% tot 30%, als voorzien gevolg van het lenen van geld voor de nieuwbouwplannen. Zoals hiervoor beschreven, is een goede vermogenspositie hard nodig voor de realisatie van het Huisvestingsplan, en ook als buffer voor de tijdvertraging in de rijksbijdrage, voor fluctuaties en tegenvallers in de exploitatie in toekomstige jaren, voor onvoorziene risico’s, en om te kunnen investeren in nieuwe onderzoekslijnen en te participeren in de Europese kennisagenda, waarin steeds grotere projectomvangen aan de orde zijn. De navolgende grafiek toont het balansverloop sinds 2001. De terugval van het balanstotaal in 2003 heeft als oorzaak dat met ingang van dat jaar de lasten en de voorschotsubsidies van het onderhanden werk (overeenkomstig de voorschriften) gesaldeerd worden getoond, waar zij voordien bruto werden getoond. Duidelijk zichtbaar is dat het eigen vermogen, na een terugval wegens de vorming van voorzieningen voor asbest en reorganisatie, sinds 2005 weer stijgt, en dat sinds 2007 de investeringen (vooral nieuwbouw FNWI) scherp zijn gestegen, in het begin gedekt uit de liquide middelen en vanaf 2008 met geleend geld. In het meetpunt ultimo 2007 is tevens het effect van de nieuwe verslaggevingsrichtlijn zichtbaar (stijging van het eigen vermogen met M€ 48,0, daling van de voorzieningen met M€ 17,2 en enkele kleinere mutaties).
pagina 18
JAARREKENING 2010
Balansontwikkeling UvA enkelvoudig 700,0
600,0
miljoen euro
500,0
400,0
Overige vlottende activa Liquide middelen Vaste activa Eigen vermogen
300,0
200,0
100,0
0,0 2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
RESULTAATBESTEMMING In de jaarrekening 2010 is in het bijzonder aandacht besteed aan het identificeren van bestemde reserves binnen het eigen vermogen van de UvA. Aanleiding is dat het benutten van reserves voor het doel waarvoor zij gespaard zijn, wel in overeenstemming met de academische taken is, maar toch jaarrekeningtechnisch een negatief beeld geeft. Het College heeft eind 2010 een notitie Reservebeleid vastgesteld, waarin expliciet is gemaakt onder welke voorwaarden het College aanwending van reserves (en dus een negatief begroot resultaat) van eenheden zal toestaan. De belangrijkste voorwaarden zijn een voldoende algemene buffer (10% van de omzet, zoals vereist door de Regeling financieel beheer), een evident eenmalig karakter van de besteding in overeenstemming met een vooraf benoemde bestemming, en een overkoepelende toetsing of de kasstroom van de instelling als geheel nog wel voldoet aan het financieringsbeleid achter het Huisvestingsplan. In samenhang daarmee is aan de eenheden gevraagd om thans expliciet te maken welke bestemmingen zij beogen met hun bovennormatieve reserves. Het resultaat is verwerkt in de uitsplitsing van het eigen vermogen in de balans. Met dit beleid is het structurele operationele resultaat van de UvA te volgen in de stand van de algemene reserve.
TREASURYPARAGRAAF Sinds 2008 is de UvA vanwege het Huisvestingsplan in de positie geld te moeten lenen en dit zal voor vele jaren het geval blijven. Begin 2010 bedroeg de schuld aan kredietinstellingen M€ 122 en eind 2010 was dit tot M€ 126 opgelopen. Dat deze oploop zo gering was, bij M€ 35 aan netto investeringen (investeringen minus afschrijvingen), is vooral het gevolg van het positieve resultaat in 2010 van Vastgoed en Treasury, van verruimde bevoorschotting door NWO en andere contractpartners, en van een iets groter aandeel van het collegegeld dat ineens betaald is in plaats van in termijnen. De onderstaande grafiek toont het verloop van de bankschuld per dag vanaf begin 2009, met de hoogte waarvoor het renterisico met forward swaps was afgedekt.
pagina 19
JAARREKENING 2010
bankstand (bouwkrediet) vs swaps Bankstand (opgenomen bouwkrediet) Swaps (ingegaan) 160.000 140.000 120.000
in k€
100.000 80.000 60.000 40.000 20.000
0
0
0
1-8 -201
1-9 -201
10
0
1-7 -201
10
0
1-6 -201
1-1 2-20
0
1-5 -20 1
10
0
1-4 -201
1-1 1-20
0
1-3 -201
1-1 0-20
0
09
1-2 -201
09
1-1 2-20
1-1 -201
09
9
1-1 1-2 0
9
1-9 -200
1-1 0-20
9
9 1-5 -20 0
1-8 -200
9 1-4 -200
9
9 1-3 -200
1-7 -200
9 1-2 -200
1-6 -200
9 1-1 -200
0
De uitvoering van het Huisvestingsplan, vooral de nieuwbouw in het Science Park en de algehele renovatie van het Roeterseiland, stelt de komende jaren strenge eisen aan het financieel beheer in de gehele organisatie. Door de kredietcrisis zijn de banken voorzichtiger met het beschikbaar stellen van vermogen en is er de noodzaak om scherp te sturen op de solvabiliteit en de debt service coverage rate (DSCR). Op dit moment is laatstgenoemde – dat is de ratio tussen de rente- plus aflossingsverplichtingen en de vrije kasstroom – de meest kritische van beide kentallen. Normaal gesproken behoort deze boven de 1,0 en liefst boven 1,2 te liggen; onderstaande grafiek toont de verwachte DSCR op basis van het Huisvestingsplan 2011 onder de veronderstelling dat de UvA exclusief vastgoed jaarlijks na 2011 een neutraal resultaat zal hebben. Het College heeft hieraan de conclusie verbonden, in de komende jaren een beperkt overschot (buiten Vastgoed) na te willen streven. De solvabiliteit zal later in de tijd, rond 2020, zijn laagste punt bereiken op 25 tot 30%, afhankelijk van nog te maken keuzes over de financiering van de bouw- en renovatieplannen van de Universiteitsbibliotheek en de Oudemanhuispoort.
Ontwikkeling Financierbaarheid MJP jan 2011 excl. OMHP-UB 60,0%
3,5
50,0%
3,0 2,5
40,0%
2,0
30,0%
1,5
20,0%
1,0
10,0% 0,0% 2010
Solvabiliteit Debt Service Coverage Ratio
0,5 2015
2020
2025
2030
0,0 2035
In 2003 waren, na vergelijking van meerdere offertes, twee banken geselecteerd om in de kredietbehoefte van het Huisvestingsplan te voorzien, de huisbank ABN AMRO (die de klantrelatie met de UvA per 1 april 2010 aan Deutsche Bank verkocht) en de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG). Beide kredietlijnen zijn in het voorjaar van 2008, vóór het uitbreken van de grote schuldencrisis, aangepast en verhoogd tot M€ 150, zodat de UvA over maximaal M€ 300 pagina 20
JAARREKENING 2010 geleend vermogen zal kunnen beschikken. De kredietlijnen voorzien in faciliteiten voor rekening courant en kasgeld en in langlopende roll-over leningen steeds tegen geldmarktrente. Door middel van (forward) payer swaps dekt de UvA zich langjarig in tegen de fluctuaties van de geldmarkt, waarbij het streven is de rentekosten onder de 5% te houden, zijnde de rente waarmee in het Huisvestingsplan is gerekend. Gedurende een deel van 2010 kon de UvA profiteren van het ten opzichte van de Euribor maandtarieven zeer lage EONIA-tarief voor het aantrekken van kasgeld. Daardoor werd een netto rentelast betaald van M€ 5,2, tegen M€ 7,9 begroot. Dit verschil is toegevoegd aan de bestemde reserve voor het Huisvestingsplan. Benodigde bankleningen en dekking renterisico 350,0
300,0
miljoen euro
250,0
200,0 Bankleningen Renterisico afgedekt 150,0
100,0
50,0
34
35
20
20
33
32
20
20
30
31
20
20
29
28
20
20
26
27
20
25
20
24
20
20
22
23
20
21
20
20
20
20
18
19
20
17
20
20
15
16
20
14
20
20
12
13
20
11
20
10
20
20
20
09
0,0
Tussen 2002 en 2008 waren al enkele langlopende swaptransacties, met verschillende looptijden en ingangsdata, aangegaan ter dekking van het renterisico op de nieuwbouw van de FNWI. In 2009 en 2010 zijn geen nieuwe afgesloten. De bovenstaande grafiek toont de behoefte aan vreemd vermogen die uit het Huisvestingsplan 2010 voortvloeit (exclusief de plannen voor de UB en de Oudemanhuispoort); de zwarte lijn erin geeft aan voor welke bedragen en hoe lang het renterisico met payer swaps is afgedekt (voor een gemiddelde rente van 4,76%); eind 2010 bedroeg het bedrag aan lopende swaps M€ 85. In 2011 zal het renterisico voor een groter deel van het benodigd vermogen worden ingedekt, nu definitief vaststaat dat de renovatie van het Roeterseiland doorgaat. Bij de overgang van netto uitlener naar netto inlener heeft de Universiteit in het najaar van 2008 het treasurystatuut en de bijbehorende regelingen aangaande het bankverkeer aangepast en opnieuw vastgesteld, vanzelfsprekend met inachtneming van de Regeling belenen en beleggen, die is uitgevaardigd door het ministerie van OCW op 12 juli 2001. Op 24 augustus 2009 heeft de Minister deze Regeling aangescherpt voor wat betreft uitzettingen van overtollige middelen, naar aanleiding van de IceSave affaire. Het eigen Treasurystatuut van de UvA is in november 2010 aan de aangescherpte regeling aangepast (hoewel de UvA voorlopig geen overtollige middelen heeft).
pagina 21
JAARREKENING 2010
GECONSOLIDEERDE BALANS PER 31 DECEMBER 2010 De balans is na resultaatbestemming opgesteld. 2
ACTIVA
1.1 1.2 1.3
1.4 1.5 1.6 1.7
31-12-2010
31-12-2009
VASTE ACTIVA Immateriële vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa
0 491.937 40.995
0 447.819 30.490
Totaal vaste activa
532.932
478.309
3.186 86.888 0 32.703
3.106 95.879 0 33.988
Totaal vlottende activa
122.777
132.973
TOTAAL ACTIVA
655.709
611.282
31-12-2010
31-12-2009
VLOTTENDE ACTIVA Voorraden Vorderingen Effecten Liquide middelen
2
PASSIVA
2.1
EIGEN VERMOGEN Eigen vermogen
307.831
278.027
Totaal eigen vermogen
307.831
278.027
VREEMD VERMOGEN Voorzieningen Langlopende schulden Kortlopende schulden
24.226 128.442 195.210
24.536 122.950 185.769
Totaal vreemd vermogen
347.878
333.255
TOTAAL PASSIVA
655.709
611.282
2.2 2.3 2.4
pagina 22
JAARREKENING 2010
GECONSOLIDEERDE EXPLOITATIEREKENING 2010 Jaarrekening 2010
Begroting1 2010
Jaarrekening 2009
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
BATEN Rijksbijdragen OCW Overige overheidsbijdrage en -subsidies College-, cursus-, les- en examengelden Baten werk in opdracht van derden Overige baten
365.709 0 54.010 87.455 92.803
348.681 0 51.243 69.310 60.944
355.904 0 48.480 93.528 64.733
3
Totaal baten
599.977
530.178
562.645
4 4.1 4.2
LASTEN Personele lasten Afschrijvingen
374.618 34.858
343.745 36.560
368.593 38.712
4.3 4.4
Huisvestingslasten 2 Overige lasten
42.044 117.662
37.977 107.591
41.887 112.174
4
Totaal lasten
569.182
525.873
561.366
SALDO BATEN EN LASTEN
30.795
4.305
1.279
Financiële baten en lasten
-2.845
-5.524
807
RESULTAAT
27.950
-1.219
2.086
0
0
0
2.057
0
822
30.007
-1.219
2.908
-2
0
-181
30.009
-1.219
3.089
5
6
Belastingen
7
Resultaat deelnemingen
RESULTAAT NA BELASTINGEN 8
Aandeel derden in resultaat
NETTO RESULTAAT 1
Volledigheidshalve zij opgemerkt dat de begrotingskolom betrekking heeft op de UvA “in enge zin”, dat is de UvA enkelvoudig, zonder CNA, met daarin voor de deelnemingen slechts opgenomen het begrote verliessaldo van de Sportexploitatiemaatschappij UvA CV en het begrote dividend van UvA Holding over 2009; dit verklaart het grote verschil tussen begroting en jaarrekening in de overige baten en in de personele en overige lasten. Er heeft op de begrotingscijfers 2010 geen accountantscontrole plaatsgevonden. 2 De term huisvestingslasten heeft betrekking op het totaal van de zogenaamde eigenaars- en huurderslasten van de huisvesting, echter exclusief kapitaallasten (rente en afschrijvingen).
pagina 23
JAARREKENING 2010
GECONSOLIDEERD KASSTROOMOVERZICHT 2010 2010
2009
KASSTROOM UIT OPERATIONELE ACTIVITEITEN Saldo Baten en Lasten Overige mutaties eigen vermogen
30.795 -203
1.279 -1.238
Afschrijvingen Mutaties voorzieningen
34.858 -310
38.712 -1.272
Mutaties werkkapitaal Voorraden Vorderingen Kortlopende schulden
-80 8.991 9.441
887 24 9.813
83.492
48.205
627 -3.472 2.057
909 -102 822
-788
1.629
82.704
49.834
KASSTROOM UIT INVESTERINGSACTIVITEITEN Immateriële vaste activa - Investeringen - Desinvesteringen Materiële vaste activa - Investeringen 1 - Desinvesteringen Financiële vaste activa
0 0 -85.678 6.702 -10.505
0 0 -98.282 3.261 -15.604
Totaal kasstroom uit investeringsactiviteiten
-89.481
-110.625
KASSTROOM UIT FINANCIERINGSACTIVITEITEN Nieuw opgenomen leningen Aflossing langlopende schulden
5.577 -85
67.130 -137
Totaal kasstroom uit financieringsactiviteiten
5.492
66.993
MUTATIE LIQUIDE MIDDELEN
-1.285
6.202
Beginstand liquide middelen Mutatie liquide middelen
33.988 -1.285
27.786 6.202
EINDSTAND LIQUIDE MIDDELEN
32.703
33.988
Kasstroom uit bedrijfsoperaties Ontvangen interest Betaalde interest (excl. geactiveerde interest) 1 Resultaat deelnemingen
Totaal kasstroom uit operationele activiteiten
1
De betaalde interest samenhangend met de gebouwen in aanbouw wordt geactiveerd.
pagina 24
JAARREKENING 2010
GRONDSLAGEN VAN WAARDERING EN RESULTAATBEPALING REGELGEVING EN STELSELWIJZIGING De jaarrekening is opgebouwd in overeenstemming met de geldende Regeling jaarverslaggeving onderwijs en met de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving waar deze Regeling naar verwijst. Bij Regeling van 22 september 2010, gepubliceerd in de Staatscourant van 4 oktober 2010, heeft de Minister een wijziging in de Regeling verslaggeving onderwijs aangebracht, met terugwerkende kracht tot het boekjaar 2010, volgens welke het aanhouden van een voorziening voor seniorenregelingen niet langer is toegestaan. De voorziening daarvoor die de Universiteit van Amsterdam had, is vrijgevallen ten gunste van de algemene reserve. Deze vrijval is, als stelselwijziging, verwerkt als een directe vermogensmutatie van M€ 3,7 (ook in de vergelijkende cijfers van 2009).
BALANS Algemeen Alle activa en passiva zijn in de jaarrekening tegen nominale waarde opgenomen, tenzij anders vermeld.
Materiële vaste activa Terreinen worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs. De UvA schrijft af op de kosten van afgekochte erfpacht die onder de terreinen (onderdeel van de vaste activa) worden verantwoord. Overige materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs, onder aftrek van lineaire afschrijvingen. De afschrijvingen worden berekend op grond van de verwachte gebruiksduur en de restwaarde: casco 60 jaar, afbouw 30 jaar, inbouwpakket 15 jaar en technische installaties eveneens 15 jaar. Functionele aanpassingen worden in 10 jaar afgeschreven. Investeringen in huurpanden worden afgeschreven over een termijn die overeenkomt met de resterende termijn van het huurcontract, inclusief de optie tot verlenging daarvan, met een maximum van 10 jaar. De gebouwen in uitvoering en vooruitbetalingen betreffen activeringen in relatie tot lopende investeringen. De rente gedurende de bouwperiode wordt meegeactiveerd, voor zover het aan derden betaalde rente op vreemd vermogen betreft. Deze investeringen worden op het moment van daadwerkelijke ingebruikname overgeboekt naar de betreffende activacategorieën en afgeschreven naar rato van de betreffende afschrijvingstermijn. Inventaris en apparatuur met een meerjarig gebruiksnut worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs, onder aftrek van lineaire afschrijvingen. De afschrijving vindt plaats over de verwachte gebruiksduur. In het algemeen geldt voor apparatuur een termijn van 3 tot 5 jaar; voor inventaris geldt een termijn van 10 jaar. Indien echter voor een bepaalde categorie van aanschaffingen sprake is van een benaderd ideaalcomplex (jaarlijkse vervanging van een proportioneel gedeelte van de apparatuur) worden de kosten rechtstreeks ten laste gebracht van het resultaat. Verkrijgingen van minder dan € 10.000 per stuk worden ook direct ten laste van het resultaat gebracht; een verkrijging van meerdere stuks wordt slechts als één geheel beschouwd indien de latere vervanging ook noodzakelijk in zijn geheel en gelijktijdig plaats dient te vinden. De ontwikkelingskosten van informatiesystemen worden, met uitzondering van de inzet van eigen personeel daarop, geactiveerd en afgeschreven in 10 jaar (registratiesystemen) of 5 jaar (rapportagesystemen). De bezittingen in de vorm van boeken en kunstvoorwerpen, waaronder een groot aantal historische werken en unieke exemplaren, zijn niet in de balans gewaardeerd. Zij worden bij aanschaf direct ten laste van de exploitatierekening gebracht.
Egalisatierekening investeringssubsidies De ontvangen investeringssubsidies worden onder Egalisatierekening investeringssubsidies in de balans zichtbaar opgenomen als aftrekpost op de waarde van de activa. Deze subsidies vallen vrij naar rato van afschrijving van het bijbehorende actief. Het verschil tussen de boekwaarde van de vaste activa en het saldo van de egalisatierekening investeringssubsidies betreft dan de uit eigen middelen gefinancierde activa.
Financiële vaste activa Onder financiële vaste activa zijn opgenomen: deelnemingen in rechtspersonen met een in aandelen verdeeld kapitaal, kapitaal in commanditaire vennootschappen en stortingen op stichtingskapitaal inclusief eventuele inbreng in natura, leningen verstrekt aan natuurlijke personen en rechtspersonen waarin wordt deelgenomen en leningen aan gelieerde stichtingen. De deelnemingen waarin de Universiteit invloed van betekenis heeft, worden gewaardeerd tegen de nettovermogenswaarde welke zo veel mogelijk bepaald wordt op basis van de groepswaarderingsgrondslagen. Indien geen sprake is van invloed van betekenis wordt de deelneming gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs of tegen de actuele waarde als deze lager is. Ook is onder de financiële vaste activa de vordering op het ministerie van OCW inzake de kasbeperking van de rijksbijdrage en die inzake de bama-compensatie opgenomen. De Universiteit bezit geen effecten.
pagina 25
JAARREKENING 2010
Voorraden Onder de voorraden zijn verantwoord de activa welke bestemd zijn voor de verkoop. Dit geschiedt tegen verkrijgingsof vervaardigingsprijs, of tegen marktwaarde indien deze lager is. De waardering van de verbruiksgoederen vindt plaats tegen aanschafwaarde, verminderd met noodzakelijk geachte voorzieningen voor incourantheid. In de geconsolideerde jaarrekening zijn hier ook de voor de verkoop bestemde appartementen van UvA Holding opgenomen.
Vorderingen en overlopende activa Onder de vlottende activa zijn de vorderingen opgenomen waarvan de looptijd in de regel niet langer dan een jaar bedraagt. Op de vorderingen worden voorzieningen voor oninbaarheid in mindering gebracht. De overlopende activa (en passiva) bestaan voorts voor een belangrijk deel uit onderhanden werk in opdracht van derden. Dit onderhanden werk heeft betrekking op de geactiveerde directe en indirecte kosten van lopende contractactiviteiten, voor zover deze contractueel of op grond van een subsidieverlening door derden worden betaald, en zo nodig onder aftrek van een voorziening voor verwachte verliezen (subsidievermindering of kostenoverschrijding). Het onderhanden werk is verantwoord onder aftrek van de gedeclareerde termijnen. Indien per saldo per project sprake is van vooruitfacturering is dit onder de kortlopende schulden verantwoord. Het betreft derhalve de nettobedragen per project. Resultaten uit hoofde van onderhanden werk worden verantwoord in de exploitatierekening bij voltooiing van de opdracht (completion of contract), omdat veelal niet eerder met zekerheid vastgesteld kan worden of een onderzoeksproject een positief resultaat zal hebben.
Eigen vermogen In het eigen vermogen worden onderscheiden: algemene reserve bestemmingsreserves (met een door de Universiteit bepaalde bestemming) bestemmingsfondsen (met een bestemming die door een derde, meestal de geldgever, is bepaald) De bestemmingsreserves en bestemmingsfondsen worden onderscheiden in publiek en privaat. Reserves en fondsen van de Universiteit worden uitsluitend aangemerkt als privaat indien de herkomst van de middelen uit andere bron is dan de rijksbijdrage of het wettelijk vastgestelde collegegeld én de bestemming mogelijk niet kwalificeert als wettelijke taak van de Universiteit (artikel 1.3 van de WHW). Het eigen vermogen van de geconsolideerde rechtspersonen en de netto vermogenswaarde van niet-geconsolideerde rechtspersonen zijn aangemerkt als private bestemmingsreserve, met als bestemming het statutaire doel van de betreffende rechtspersoon, tenzij dit doel geheel in overeenstemming is met de wettelijke taken van de Universiteit.
Voorzieningen De UvA vormt voorzieningen voor afdwingbare of feitelijke verplichtingen die op balansdatum bekend zijn en waarvan de hoogte redelijkerwijs kan worden geschat. Deze voorzieningen zijn opgenomen tegen de nominale waarde van de verplichtingen. In het algemeen wordt aangenomen dat het effect van discontering wegvalt tegen het effect van toekomstige groei van de verplichtingen door bijvoorbeeld loonstijging. De UvA heeft een aantal financiële derivaten (forward payer swaps) afgesloten ter afdekking van het renterisico op de investeringen uit het Huisvestingsplan. Omdat deze derivaten uitsluitend voor dat doel zijn afgesloten en worden aangehouden, wordt volstaan met vermelding van de actuele waarde ervan in de toelichting op de jaarrekening en wordt de waarde niet door middel van een voorziening in de balans verwerkt op de wijze van Richtlijn 290. • Reorganisatievoorzieningen De UvA treft voorzieningen voor verplichtingen die voortvloeien uit reorganisaties waarover het bevoegd gezag vóór balansdatum een besluit heeft genomen en heeft gecommuniceerd. De verplichtingen bestaan uit toekomstige wachtgeldlasten die als gevolg van de reorganisaties kunnen ontstaan en uit de kosten van sociale plannen en andere regelingen die enerzijds gericht zijn op het voorkomen van gedwongen ontslagen en anderzijds op reductie van uitkeringslasten, alsmede lasten uit hoofde van personeel dat vrijgesteld is van prestaties. Bij de bepaling van de voorziening wordt rekening gehouden met veronderstellingen die vergelijkbaar zijn met de veronderstellingen die voor de voorziening ‘uitkering na ontslag’ worden gehanteerd. Dit betreft onder andere veronderstellingen inzake de kans dat medewerkers ander werk vinden en inzake de gemiddelde uitkeringsduur. • Voorziening uitkering na ontslag (wachtgelden) De voorziening uitkering na ontslag wordt gevormd voor de lopende verplichtingen voor uitkeringslasten na ontslag. Dit geldt uiteraard voor zover de Universiteit zelf verplichtingen heeft en is dus niet relevant voor werknemers die onder de werknemersverzekeringen vallen. De voorziening is berekend vanaf het moment van ontslag voor een uitkeringsduur van maximaal tien jaar, verminderd met een korting voor nevenwerkzaamheden. Bij het vaststellen van de hoogte van de voorziening is geen rekening gehouden met actuariële gegevens. • Voorziening gratificaties bij ambtsjubileum Voor de medewerkers die op balansdatum een dienstverband voor onbepaalde tijd hebben en die voor hun 65ste jaar in aanmerking kunnen komen voor een uitkering wegens 25- of 40-jarig ambtsjubileum, is bepaald welk bedrag nodig is
pagina 26
JAARREKENING 2010 om die verplichting te zijner tijd te kunnen voldoen. Voor het feit dat de gratificatie niet tot uitkering komt bij eerder vertrek van de medewerker is daarbij een discontering van 5% per jaar toegepast. • Voorziening langdurig zieken Voor de verwachte nonproductiviteit van medewerkers die op de balansdatum langdurig ziek zijn en waarvan niet wordt verwacht dat zij in actieve dienst zullen terugkeren, is een voorziening getroffen, berekend uiterlijk tot twee jaar na de eerste ziekmelding.
Lang vreemd vermogen Het lang vreemd vermogen heeft betrekking op de bancaire schuld met een looptijd van méér dan een jaar, inclusief roll-over leningen en inclusief opgenomen kasgelden waarvoor de UvA zowel het voornemen als het recht heeft om deze langer dan twaalf maanden te herfinancieren binnen de afgesloten kredietovereenkomsten.
Kort vreemd vermogen Het kort vreemd vermogen heeft betrekking op het kort (voor minder dan een jaar) geleende geld van banken, inclusief de eventuele aflossingsverplichting in het eerste jaar van het lang vermogen. Onder kort vreemd vermogen worden voorts begrepen de kortlopende schulden en de vooruitfacturering op onderzoeksopdrachten (zie toelichting onder de overlopende activa). Onder kortlopende schulden zijn begrepen de aan het volgend exploitatiejaar toe te rekenen collegegelden van het lopende academische jaar. Deze zijn niet gesaldeerd met de nog in te vorderen collegegelden waarvoor een gespreide betalingsregeling geldt. Onder de kortlopende schulden vallen tevens de per balansdatum opgebouwde verplichtingen voor vakantietoelagen, verhoogd met sociale lasten. In de rijksbijdrage, of in toekenningen van andere overheidsinstellingen, kunnen middelen begrepen zijn die voor specifieke meerjarige activiteiten zijn bedoeld.
EXPLOITATIEREKENING Bij de bepaling van het resultaat wordt het baten- en lastenstelsel gehanteerd. De rijksbijdrage en de college- en examengelden worden tijdsevenredig toegerekend aan het exploitatiejaar. De overdracht van de rijksbijdrage voor het AMC, bedoeld in artikel 1.14, eerste lid, van de WHW – de zg. werkplaatsfunctie – is op de rijksbijdrage in mindering gebracht. Lonen, salarissen en sociale lasten worden op grond van de arbeidsvoorwaarden verwerkt in de staat van baten en lasten voor zover ze verschuldigd zijn aan werknemers. De instelling heeft de toegezegd-pensioenregelingen bij bedrijfstakpensioenfondsen verwerkt als zou sprake zijn van een toegezegde-bijdrageregeling. Voor toegezegde-bijdrageregelingen betaalt de instelling op verplichte contractuele of vrijwillige basis premies aan pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen. Behalve de betaling van premies heeft de instelling geen verdere verplichtingen uit hoofde van deze pensioenregelingen. De premies worden verantwoord als personeelskosten als deze verschuldigd zijn. Vooruitbetaalde premies worden opgenomen als overlopende activa indien dit tot een terugstorting leidt of tot een vermindering van toekomstige betalingen. Voor projecten in het kader van contractonderzoek geldt dat de in het verslagjaar gefactureerde of uitgekeerde bijdragen als omzet worden verantwoord. Van de gemaakte integrale kosten wordt de ‘matching’ gedurende de looptijd evenredig aan het verloop van de personele inzet ten laste van de exploitatie gebracht. De ‘matching’ is het bij aanvang van het project voorziene verschil tussen de begrote integrale kosten en de toegekende subsidie of vergoeding. De overblijvende kosten worden na saldering met de ontvangen baten geactiveerd of gepassiveerd via de post mutatie onderhanden werk (al naar gelang of de kosten dan wel de baten hoger zijn). Een eventueel tussentijds blijkend aanvullend verlies op het project wordt door het treffen van een voorziening ineens op het project in het verslagjaar ten laste van het resultaat gebracht. Een positief resultaat ten opzichte van hetgeen bij de aanvang was begroot, wordt pas in het jaar van voltooiing van het project ten gunste van de exploitatie gebracht (on completion of contract). Bij de instelling kunnen leasecontracten bestaan waarbij een groot deel van de voor- en nadelen die aan de eigendom verbonden zijn, niet bij de instelling ligt. Deze leasecontracten worden verantwoord als operationele leasing. Verplichtingen uit hoofde van operationele leasing worden, rekening houdend met ontvangen vergoedingen van de lessor, op lineaire basis verwerkt in de staat van baten en lasten over de looptijd van het contract. Onder buitengewone baten en lasten zijn eventuele baten en lasten opgenomen die niet voortvloeien uit de gewone bedrijfsvoering en die naar aard of omvang een buitengewoon karakter vertonen.
CONSOLIDATIE De geconsolideerde jaarrekening omvat de financiële gegevens van de UvA en haar groepsmaatschappijen. Een rechtspersoon behoort tot de groep als deze een economische eenheid vormt met de Universiteit en de Universiteit direct of indirect beslissende zeggenschap heeft. Voor de enkelvoudige jaarrekening gelden dezelfde grondslagen als voor de geconsolideerde. Joint ventures worden proportioneel verwerkt voor het aandeel van de UvA in het resultaat ervan.
pagina 27
JAARREKENING 2010 Een overzicht van de tot de eigen groep en de tot de fiscale eenheid behorende rechtspersonen en joint ventures is achter de toelichting op de geconsolideerde balans in dit verslag opgenomen.
HET MEDISCHE CLUSTER Na overleg met het ministerie van OCW heeft de UvA bij de invoering van RJ660 geconcludeerd tot verantwoording van het budget ten behoeve van het onderwijs en onderzoek in de geneeskunde als last (en niet als aftrekpost op de baten), en tot verantwoording van AMC Medical Research BV als minderheidsdeelneming van de UvA tegen netto vermogenswaarde. Het budget voor de Faculteit der Geneeskunde wordt niet als externe subsidie aan het AMC verantwoord, maar als personele lasten (bruto salarissen) en overige beheerkosten van de Faculteit der Geneeskunde, in de verhouding die in de informatie-afspraken met het AMC is begrepen. Door deze presentatie geeft de UvA-jaarrekening beter dan voorheen een beeld van de loonkostengevoeligheid van de exploitatie. De richtlijn RJ660.603 over de verantwoording (consolidatie) van het medische cluster lijkt strijdig met de consolidatiebepalingen van RJ217. De Universiteit van Amsterdam is door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bij brief van 15 juni 2010 (kenmerk AD/214442) op de hoogte gebracht van het feit dat het ministerie geen stringente regeling zal afdwingen om uniformiteit in de verwerking van het medisch cluster in de jaarrekening van universiteiten af te dwingen. Het ministerie heeft aangegeven de verwerking die afwijkt van RJ 660.603 voor de jaarrekening 2008 en 2009 te gedogen, in antwoord op de brief van de Universiteit van Amsterdam d.d. 3 mei, kenmerk 2010cu0761, waarin het standpunt is ingenomen dat RJ 660.603 onverenigbaar is met RJ 660.602 zolang aan de academische ziekenhuizen geen richtlijn is gegeven over de toerekening van de baten en lasten van de Faculteit der Geneeskunde aan de O&O-bijdrage resp. het ondersteuningsbudget (werkplaatsbudget). In 2010 is op dezelfde wijze gehandeld, aangezien een dergelijke richtlijn nog niet is uitgevaardigd. De Wet bepaalt onder andere dat universiteit en academisch ziekenhuis afspraken moeten maken over de onderlinge afstemming van hun werkzaamheden, welke moet worden vastgelegd in het document dat krachtens artikel 12.21 van de WHW door het gemeenschappelijk beleidsorgaan moet worden vastgesteld. Hierdoor ontstaat inzicht in de prestaties in het verband van de werkplaatsfunctie. Te zamen met de jaarstukken kan het document dienstig zijn in het kader van de controle op de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van de rijksbijdrage. Het huidige document echter biedt, mede door het ontbreken van een daarop gerichte verantwoordingsrichtlijn voor het Academisch ziekenhuis, de UvA niet voldoende basis om verantwoordelijkheid te nemen ten aanzien van de rechtmatige besteding door het AMC.
KASSTROOMOVERZICHT Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode. De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht bestaan uit de liquide middelen. Kasstromen in vreemde valuta zijn omgerekend tegen een geschatte gemiddelde koers. Koersverschillen op geldmiddelen worden afzonderlijk in het kasstroomoverzicht getoond. Ontvangsten en uitgaven uit hoofde van interest, ontvangen dividenden en winstbelastingen zijn opgenomen onder de kasstroom uit operationele activiteiten. Betaalde dividenden zijn opgenomen onder de kasstroom uit financieringsactiviteiten. De verkrijgingsprijs van de verworven groepsmaatschappij is opgenomen onder de kasstroom uit investeringsactiviteiten, voor zover betaling in geld heeft plaatsgevonden. De geldmiddelen die in de verworven groepsmaatschappij aanwezig zijn, zijn van de aankoopprijs in aftrek gebracht. Transacties waarbij geen instroom of uitstroom van kasmiddelen plaatsvindt, waaronder financiële leasing, zijn niet in het kasstroomoverzicht opgenomen. De betaling van de leasetermijnen uit hoofde van het financiële leasecontract zijn voor het gedeelte dat betrekking heeft op de aflossing als een uitgave uit financieringsactiviteiten aangemerkt en voor het gedeelte dat betrekking heeft op de interest als een uitgave uit operationele activiteiten.
VALUTA De rapporteringsvaluta van de jaarrekening van de UvA is de euro (€). Alle bedragen zijn vermeld in duizenden euro’s (k€), tenzij anders aangegeven. De uit de transacties in vreemde valuta voortvloeiende kosten en opbrengsten, respectievelijk vorderingen en schulden, worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum respectievelijk balansdatum. Koersverschillen worden onder de financiële baten of lasten in de exploitatierekening opgenomen. De in vreemde valuta luidende posten van de balans van groepsmaatschappijen en deelnemingen in het buitenland die zich kwalificeren als buitenlandse eenheden worden alle omgerekend tegen de koers per balansdatum. De in vreemde valuta uitgedrukte posten in de exploitatierekening van buitenlandse eenheden worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Indien deze koers niet bekend is, wordt de gemiddelde koers over de verslagperiode gebruikt. Koersverschillen als gevolg van omrekening van buitenlandse eenheden (inclusief concernleningen aan buitenlandse eenheden) worden rechtstreeks ten gunste of ten laste van het eigen vermogen van de UvA gebracht.
pagina 28
JAARREKENING 2010
SCHATTINGEN Om de grondslagen en regels voor het opstellen van de jaarrekening te kunnen toepassen, is het nodig dat de leiding van de instelling zich over verschillende zaken een oordeel vormt, en schattingen maakt die essentieel kunnen zijn voor de in de jaarrekening opgenomen bedragen. Indien het voor het geven van het in art. 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de betreffende jaarrekeningposten.
BELASTINGEN De Universiteit van Amsterdam en haar dochterondernemingen zijn op grond van artikel 2, eerste resp. zevende lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting, niet onderworpen aan de heffing van vennootschapsbelasting. De post belastingen in de geconsolideerde jaarrekening heeft dan ook uitsluitend betrekking op geconsolideerde ondernemingen waarin ook andere dan publiekrechtelijke rechtspersonen (on)middellijk aandelen houden.
pagina 29
JAARREKENING 2010
UITSPLITSING VAN DE ONDERSCHEIDEN POSTEN VAN DE GECONSOLIDEERDE BALANS
Subtotaal gebouwen en terreinen 1.2.2 1.2.3 1.2.4 1.2.5
Inventaris en apparatuur Andere vaste bedrijfsmiddelen In uitvoering en vooruitbetalingen - Af: Egalisatie investeringssubsidies Niet aan proces dienstbare materiële vaste activa Subtotaal overige materiële vaste activa TOTAAL MATERIËLE VASTE ACTIVA
Boekwaarde ultimo 2010
Gebouwen en terreinen - Gebouwen - Terreinen - Gebouwen in uitvoering en vooruitbetalingen (1.2.4) - Af: Egalisatie investeringssubsidies
Afschrijvingen
1.2.1
Overige mutaties boekwaarde
Materiële vaste activa
Activering investeringen in uitvoering
1.2
Boekwaarde desinvesteringen
ACTIVA (geconsolideerd)
Investeringen
1
Boekwaarde ultimo 2009
MATERIËLE VASTE ACTIVA
296.640 15.454
5.469 0
4.931 0
102.051 4.991
536 0
22.234 336
376.459 20.109
97.945 -4.198
62.001 0
0 -188
-114.527 0
0 0
0 -441
45.419 -3.569
405.841
67.470
4.743
-7.485
536
22.129
438.418
50.001 0 6.163 -14.186
12.708 0 5.500 0
340 0 0 -176
13.977 0 -8.287 0
-536 0 0 0
18.673 0 0 -5.944
58.209 0 3.376 -8.066
0
0
0
0
0
0
0
41.978
18.208
164
5.690
-536
12.729
53.519
447.819
85.678
4.907
-1.795
0
34.858
491.937
De restant boekwaarden ad k€ 4.931 van verkochte gebouwen (ACTA en Sportcentrum Boelelaan) zijn gedesinvesteerd. Op de volgende pagina’s is opgenomen de specificatie van de investeringen en activeringen in gebouwen, terreinen, gebouwen in aanbouw, inventaris en apparatuur, en voorts de cumulatieve verloopstaat aan het begin en einde boekjaar.
pagina 30
JAARREKENING 2010
1 ACTIVA [VERVOLG] (geconsolideerd)
Investeringen in gebouwen
B.C.P. Janseninstituut Nieuwbouw FNWI Creed lab Renovatie glazen carre Groot Onderhoud Casco renovatie boerderij Upgrade diverse onderwijszalen fMRI scanner Restauratieve ruimtes Bijzondere Collecties Universum Gelieerden Overige investeringen Totaal
Investeringen in terreinen
Nieuwbouw FNWI Nieuwbouw AUC Overige Totaal
Investeringen in gebouwen in aanbouw
Investeringen in inventaris en apparatuur
Investeringen in inventaris in aanbouw
Investering Activering investeringen 0 0 0 0 0 0 0 598 0 0 0 4.210 661 5.469
746 79.248 232 486 2.060 286 1.111 537 347 605 16.002 0 391 102.051
0 0 0 0
3166 1714 111 4.991
Naar kosten B.C.P. Janseninstituut Nieuwbouw FNWI Groot onderhoud Renovatie REC Upgrade diverse onderwijszalen Creed lab Renovatie glazen carre Casco renovatie boerderij fMRI scanner Nieuwbouw AUC Restauratieve ruimtes Bijzondere Collecties Universum Overige vastgoedprojecten Totaal
0 744 35.312 2.580 13.030 0 232 486 188 252 2.580 264 644 5.630 59 62.001
-1.701 -746 -84.101 -2.140 -1.111 -232 -486 -286 -539 -1.714 -417 -654 -18.406 -1.994 -114.527
Nieuwbouw FNWI Bijzondere Collecties Vlekkenplan Sorbon fMRI scanner ACTA FNWI Informatiseringscentrum Studentinformatiesysteem SIS UvA Universum Gelieerden Overige investeringen UvA Totaal
0 0 0 0 3.333 4.918 0 0 0 4.012 445 12.708
1.689 18 70 2 0 0 1.508 7.364 2.404 0 922 13.977
Studentinformatiesysteem SIS UvA Overige vastgoedprojecten Totaal
5.089 411 5.500
-7.364 -923 -8.287
pagina 31
JAARREKENING 2010
1.2.2 1.2.3 1.2.4 1.2.5
Boekwaarde ultimo 2010
Gebouwen en terreinen - Gebouwen - Terreinen - Gebouwen in uitvoering en vooruitbetalingen (1.2.4) - Af: Egalisatie investeringssubsidies
Cumulatieven afschrijvingen & waardeverminderingen t/m 2010
1.2.1
Aanschafprijs ultimo 2010
Materiële vaste activa
Boekwaarde ultimo 2009
1.2
Cumulatieven afschrijvingen & waardeverminderingen t/m 2009
ACTIVA [VERVOLG] (geconsolideerd)
Aanschafprijs ultimo 2009
1
601.120 18.208
304.480 2.754
296.640 15.454
669.529 23.199
293.070 3.090
376.459 20.109
97.945 -4.672
0 -474
97.945 -4.198
45.419 -4.559
0 -990
45.419 -3.569
Subtotaal gebouwen en terreinen
712.601
306.760
405.841
733.588
295.170
438.418
Inventaris en apparatuur Andere vaste bedrijfsmiddelen In uitvoering en vooruitbetalingen - Af: Egalisatie investeringssubsidies Niet aan proces dienstbare materiële vaste activa
154.564 0 6.163 -14.186 0
104.563 0 0 0 0
50.001 0 6.163 -14.186 0
181.629 0 3.376 -14.010 0
123.420 0 0 -5.944 0
58.209 0 3.376 -8.066 0
Subtotaal overige materiële vaste
146.541
104.563
41.978
170.995
117.476
53.519
TOTAAL MATERIËLE VASTE ACTIVA
859.142
411.323
447.819
904.583
412.646
491.937
pagina 32
JAARREKENING 2010
ACTIVA [VERVOLG] (geconsolideerd)
1
ACTIVA (geconsolideerd)
1.2.a OZB- en verzekerde waarde gebouwen en terreinen 1.2.a.1 OZB-waarde gebouwen en terreinen 1.2.a.2 Verzekerde waarde gebouwen 1.2.b
Boeken
Toegerekende subsidies
Saldo ultimo2010
TOTAAL EGALISATIEREKENING INVESTERINGSSUBSIDIES
Ontvangen subsidies
Egalisatierekening investeringssubsidies Investeringssubsidie SARA Investeringssubsidie CNA Investeringssubsidie ACTA Investeringssubsidie Vastgoed
Mutatie
Saldo ultimo 2009
1
14.186 0 551 3.647
-175 0 0 -113
5.944 0 75 441
8.067 0 476 3.093
18.384
-288
6.460
11.636
Bedrag Peildatum Aanschaf 2010 356.492 991.783
1-1-2010 1-7-2010 4.087
De egalisatierekening investeringssubsidies betreft bij SARA voornamelijk de Huygenscomputer en bij Vastgoed de verkregen externe bijdragen (zoals van de Hogeschool van Amsterdam en Monumentenzorg) in de kosten van de geactiveerde investeringen.
pagina 33
JAARREKENING 2010
FINANCIËLE VASTE ACTIVA
Boekwaarde ultimo 2010
0
0
0
0
0
2.302 253 6.967 83
0 0 0 0
0 0 0 43
0 0 1.171 0
2.302 253 8.138 40
9.605
0
43
1.171
10.733
0
0
0
0
0
1.3.4 Vorderingen op andere verbonden partijen - Nereus - Asser Instituut
45 1.400
0 0
0 0
0 0
45 1.400
1.3.5 Vorderingen op OCW - Kasschuif - Bama compensatie
4.121 14.669
0 9.678
184 0
0 0
3.937 24.347
18.790
9.678
184
0
28.284
0
0
0
0
0
454 196
0 35
0 152
0 0
454 79
650
35
152
0
533
30.490
9.713
379
1.171
40.995
1.3.1 Groepsmaatschappijen 1.3.2 Andere deelnemingen - Amsterdam Science Park - WTCW - AMR - Overige deelnemingen Subtotaal andere deelnemingen 1.3.3 Vorderingen op groepsmij.
Subtotaal vorderingen op OCW 1.3.6 Overige effecten 1.3.7 Overige vorderingen - Stadsherstel - Overige leningen u/g Subtotaal overige vorderingen
TOTAAL FINANCIËLE VASTE ACTIVA
Rentepercentage
Resultaat deelnemingen
Financiële vaste activa
Desinvesteringen, uitgekeerd dividend en afgeloste leningen
1.3
Investeringen en verstrekte leningen
ACTIVA (geconsolideerd)
Boekwaarde ultimo 2009
1
3,5 4,5
De overige deelnemingen in post 1.3.2 omvatten de minderheidsdeelnemingen van UvA Holding BV, waarvan StudiJob BV de voornaamste is. De vorderingen op OCW hebben betrekking op de kasverschuiving in de rijksbijdrage en op het toegekende maar nog niet uitbetaalde deel van de bamacompensatie (zie de toelichting op de rijksbijdrage). De lening aan Stadsherstel is eind 2006 overgenomen van de Stichting Gastenverblijven en is gerelateerd aan een complex van studentenhuisvesting. De overige leningen zijn voornamelijk activa van de geconsolideerde groepsmaatschappijen.
pagina 34
JAARREKENING 2010
VLOTTENDE ACTIVA 1
ACTIVA (geconsolideerd)
1.4
Voorraden
1.4.1 1.4.2
31-12-2010
31-12-2009
Gebruiksgoederen Vooruitbetaald op voorraden
3.186 0
3.106 0
TOTAAL VOORRADEN
3.186
3.106
1.5
Vorderingen
1.5.1 1.5.2 1.5.3 1.5.4 1.5.5 1.5.6 1.5.7
Debiteuren OCW/LNV Groepsmaatschappijen Andere deelnemingen Studenten/deelnemers/cursisten Overige overheden Overige vorderingen - Personeel - Overige
24.052 0 0 0 19.675 0
28.676 0 0 1.375 19.316 0
0 2.306
0 954
Subtotaal
46.033
50.321
Overlopende activa - Vooruitbetaalde kosten onderhanden werk - Verstrekte voorschotten - Overige
25.304 237 15.999
28.728 192 17.067
Subtotaal overlopende activa
41.540
45.987
-685
-429
86.888
95.879
1.5.8
1.5.9
Af: Voorziening wegens oninbaarheid
TOTAAL VORDERINGEN
De gebruiksgoederen bestaan met name uit appartementen (M€ 2,0) en handelsvoorraad (M€ 0,9) bij de UvA-Holding. Tot de debiteuren behoren de liquide middelen van ACTA, omdat de betreffende bankrekening niet door de UvA wordt beheerd en de UvA deze middelen niet kan opeisen, zijn zij niet onder de liquide middelen geschikt. De vordering op studenten betreft het collegegeld over de maanden januari-augustus 2011 van degenen die gekozen hebben voor termijnbetaling. De vooruitbetaalde kosten zijn de geactiveerde kosten van (onderzoeks)projecten waarvan de integrale kosten minus matching de tot eind 2010 gefactureerde baten te boven gingen. In de overige vorderingen is een niet-opeisbare vordering van het symbolische bedrag van € 1 op het AMC opgenomen, welke is ontstaan bij de ontvlechting en overdracht aan het AMC (in 2002) van de activa en passiva van de Faculteit der Geneeskunde. Deze vordering representeert het bij die overdracht gevestigde recht van de UvA op het alsdan op een percentage van de dan geldende rijksbijdrage te bepalen eigen vermogen van haar Faculteit der Geneeskunde, mocht het ooit tot een scheiding der wegen tussen UvA en AMC komen.
pagina 35
JAARREKENING 2010
VLOTTENDE ACTIVA [VERVOLG] (geconsolideerd) Het verloop van de voorziening wegens oninbaarheid is als volgt (specificatie 1.5.9.):
1.5.9
2010
2009
Stand per 1 januari Dotatie Onttrekking Vrijval
-429 -452 86 110
-889 -89 131 418
Stand per 31 december
-685
-429
Onderhanden werk inzake onderzoeksprojecten kan op twee plaatsen in de balans verschijnen: onder de vooruitbetaalde kosten indien voor een project tot ultimo balansdatum méér subsidiabele kosten zijn gemaakt dan is gefactureerd, of aan de passiefzijde onder vooruitgefactureerde bedragen indien voor een project tot ultimo balansdatum juist méér is gefactureerd dan er aan subsidiabele kosten is gemaakt. De uitsplitsing op balansdatum ziet er als volgt uit:
2010
2009
Vooruitgefactureerd Vooruitbetaalde kosten
-68.289 25.304
-58.652 28.728
Saldo onderhanden werk inzake onderzoeksprojecten
-42.985
-29.924
pagina 36
JAARREKENING 2010
EFFECTEN EN LIQUIDE MIDDELEN 1
ACTIVA (geconsolideerd)
1.7
Liquide Middelen
1.7.1 1.7.2 1.7.3 1.7.4
31-12-2010
31-12-2009
Kasmiddelen Tegoeden op bank- en girorekeningen Deposito's Overige
149 20.562 12.001 -9
107 22.491 11.377 13
TOTAAL LIQUIDE MIDDELEN
32.703
33.988
De boekwaarde van effecten in 2009 en 2010 is nihil. De deposito’s eind 2010 hadden betrekking op CNA (M € 1,0) en gelieerden (M€ 11,0). De tegoeden op bank- en girorekeningen van de UvA zijn afgestemd op de dagelijkse bedrijfsvoering, nu zij netto geldlener is. De verantwoorde tegoeden hebben dan ook voor het grootste deel (M€ 16,8) betrekking op de geconsolideerde groepsmaatschappijen.
pagina 37
JAARREKENING 2010
GROEPSVERMOGEN 2
PASSIVA (geconsolideerd)
2.1
Eigen vermogen
2.1.1
Algemene reserve Algemene reserve
2.1.2
2.1.3
2.1.4
2.1.5
2.1.6
2.1.7
2.1.8
2.1.9
Saldo Toevoeging resultaat 31-12-2009 2010
Overige mutatie 2010
Saldo 31-12-2010
115.375
5.283
-14.834
105.824
Bestemmingsreserve (publiek) Bestemmingsreserve
97.638
18.360
13.993
129.991
Bestemmingsreserve (privaat) Bestemmingsreserve
59.803
4.915
-282
64.436
Bestemmingsfonds (publiek) Bestemmingsfonds
5.043
1.451
920
7.414
Bestemmingsfonds (privaat) Bestemmingsfonds
0
0
0
0
Herwaarderingsreserve Herwaarderingsreserve
0
0
0
0
Andere wettelijke reserves Andere wettelijke reserves
0
0
0
0
Statutaire reserves Statutaire reserves
0
0
0
0
168
-2
0
166
278.027
30.007
-203
307.831
Minderheidsbelang derden Minderheidsbelang derden
TOTAAL EIGEN VERMOGEN
De kolom “Overige mutatie” bevat enkele rechtstreekse vermogensmutaties. Deze bestaan uit een correctie op de beginstand van het Amsterdam University College (k€ 70), uitkering als dividend van het resultaat 2009 van Le Coin aan het Jankarel Geversfonds (k€ 134) en het zichtbaar maken in de jaarrekening van bestemde reserves van faculteiten en diensten, waar deze voorheen als onderdeel van de algemene reserve werden genoteerd. In 2010 heeft de Universiteit nader beleid bepaald met betrekking tot de reserves van faculteiten en gemeenschappelijke diensten. Dat beleid is toegelicht in het verslag over het gevoerde beleid en beheer, in de paragraaf Resultaatbestemming. Het heeft ertoe geleid dat de eenheden thans, zoveel mogelijk, de bestemmingen hebben benoemd van de door hen gevormde reserves uit resultaten van 2010 en eerdere jaren. In de specificatie van de bestemde reserves is het totaal daarvan opgenomen; in een bijlage bij de jaarrekening staan deze reserves afzonderlijk benoemd. Het derdenaandeel in het vermogen van de UvA is het 45% belang van de Vrije Universiteit in ACTA Holding BV, alsmede het minderheidsaandeel van derden in de dochtermaatschappijen van UvA Holding die in de consolidatiekring zijn begrepen. Het resultaat dat niet is toegevoegd aan bestemde reserves of bestemmingsfondsen, of aan derden toekomt, is in deze jaarrekening toegevoegd aan de algemene reserve.
pagina 38
JAARREKENING 2010
GROEPSVERMOGEN [VERVOLG] (geconsolideerd) 2.1.2
BESTEMMINGSRESERVES (PUBLIEK) Reserve huisvestingsplan Asbestreserve Amsterdam Merit Scholarship Fund Netto vermogenswaarde AMR Eigen vermogen Folia Civitatis Octrooifonds Faculteiten en diensten (zie specificatie Bijlagen)
TOTAAL
Saldo 31-12-2009 67.547 19.449 0 6.968 71 -60 3.663
Toevoeging resultaat 10.127 -729 0 1.170 91 0 7.701
Overige mutatie 0 0 0 0 0 0 13.993
Saldo 31-12-2010 77.674 18.720 0 8.138 162 -60 25.357
97.638
18.360
13.993
129.991
De UvA onderscheidt de publieke bestemmingsreserves in de bovenstaande tabel. - De reserve Huisvestingsplan vangt de jaarlijkse positieve en negatieve resultaten van het interne Vastgoedbedrijf op. Het Huisvestingsplan is zo opgesteld dat deze resultaten gemiddeld over de periode 2005-2035 ongeveer nihil zijn. - De asbestreserve bevat de voormalige voorziening asbest en is bestemd voor de verwijdering van asbest uit universitaire gebouwen. - Het Amsterdam Merit Scholarship Fund bevat het verschil tussen de bedragen die gereserveerd en toegekend zijn in het kader van de gelijknamige regeling (kennisbeurzen voor studenten van buiten de Europese Economische Ruimte). - In 2009 is in samenhang met de vaststelling van de Uitvindersregeling een bestemde reserve gevormd onder de naam Octrooifonds. Deze wordt gevoed met een derde deel van de octrooiopbrengsten en dient ter financiële ondersteuning van nieuwe octrooiaanvragen uit de faculteiten. 2.1.3
BESTEMMINGSRESERVES (PRIVAAT) Eigen vermogen UvA Holding (incl.deelnemingen) Eigen vermogen SARA (incl. deelnemingen) Eigen vermogen SEO Eigen vermogen USC (Stichting) Eigen vermogen Sportexploitatiemaatschappij (CV) Eigen vermogen Duitslandinstituut Eigen vermogen Stichting Gastenverblijven Eigen vermogen ACTA-Holding (55%) (incl. deelnemingen) Eigen vermogen BG4 CV Eigen vermogen LeCoin CV Netto vermogenswaarde ASP NV/CV Netto vermogenswaarde WTCW NV/CV
TOTAAL
Saldo 31-12-2009 23.987 17.066 1.903 1.100 11.135 45 1.398 205
Toevoeging resultaat 3.333 3.962 25 275 -2.754 4 -62 -4
Overige mutatie -1.249 0 0 0 1.101 0 0 0
Saldo 31-12-2010 26.071 21.028 1.928 1.375 9.482 49 1.336 201
275 134 2.302 253
-7 143 0 0
0 -134 0 0
268 143 2.302 253
59.803
4.915
-282
64.436
De UvA heeft als beleid om haar eventuele niet-wettelijke taken onder te brengen in groepsmaatschappijen. In het verlengde daarvan worden de meeste geconsolideerde eigen vermogens c.q. de netto vermogenswaarden van deze maatschappijen aangemerkt als privaat bestemd vermogen met als bestemming steeds het statutaire doel van de betreffende groepsmaatschappij. Alleen van de Stichting Folia Civitatis en AMC Medical Research BV is het eigen vermogen als een publieke bestemmingsreserve aangemerkt, omdat hun resp. doelstelling geheel past binnen de wettelijke taken van de UvA. De kolom overige mutaties (directe vermogensmutaties) bevat in hoofdzaak uitgekeerd dividend (UvA Holding en LeCoin) en de storting van kapitaal (vanuit UvA en USC) in de Sportexploitatiemaatschappij CV.
pagina 39
JAARREKENING 2010
GROEPSVERMOGEN [VERVOLG] (geconsolideerd) 2.1.4
BESTEMMINGSFONDSEN (PUBLIEK) George Mossefonds Legaat Smit Legaat Zandee Arbeidsvoorwaardenfonds Academische Vluchtelingen Employability Fonds Werkgelegenheidsproject Leerstoel Geschiedenis Lage Landen (UCL) OCW-middelen restauratorenopleiding Siriussubsidie Amsterdam University College
TOTAAL
Saldo 31-12-2009 97 0 0 3.983 -57 812 100 0 0 108
Toevoeging resultaat 0 0 0 1.133 0 0 0 31 217 70
Overige mutatie 0 140 30 0 0 0 0 332 418 0
Saldo 31-12-2010 97 140 30 5.116 -57 812 100 363 635 178
5.043
1.451
920
7.414
Bestemmingsfondsen zijn reserves waarvoor geldt dat derden zeggenschap hebben over (of beperkingen hebben gesteld aan) de besteding. - Het George Mossefonds bevat het legaat van dr. George Mosse, bestemd voor homodocumentatie. - Het legaat Smit en het legaat Zandee hebben beide een bestemming in de Universiteitsbibliotheek / Allard Pierson Museum. Zij waren in 2009 nog in de algemene reserve begrepen. - Het decentrale arbeidsvoorwaardenfonds bevat de zg. decentrale arbeidsvoorwaardengelden (voorheen in een voorziening opgenomen); dit zijn middelen uit de loonruimte waaraan, ingevolge de cao, in overleg met de vakbonden in de Universitaire Commissie voor Locaal Overleg een bestemming moet worden gegeven. De doelen Academische vluchtelingen, Employability Fonds en Werkgelegenheidsproject zijn apart benoemde onderdelen van deze decentrale arbeidsvoorwaardengelden. - Het nog niet bestede deel van de eerste twee termijnen van de Siriussubsidie voor de opstart van het Amsterdam University College is als bestemmingsfonds aangemerkt. - De afspraken tussen de UvA, OCW en het University College London over de leerstoel Geschiedenis der Lage Landen aan het UCL zijn met ingang van 2010 als bestemmingsfonds aangemerkt. - Ook de afspraken met OCW over de bekostiging van de restauratorenopleiding, die de UvA van het Instituut Collecties Nederland heeft overgenomen, zijn in een bestemmingsfonds zichtbaar gemaakt.
pagina 40
JAARREKENING 2010
VOORZIENINGEN 2
PASSIVA (geconsolideerd)
2.2
Voorzieningen
2.2.1 Personeelsvoorzieningen - Life-time variant - Wao/Wia - Reorganisatievoorziening - Wachtgelden - Salaris- en wachtgeldclaims - Belasting en premies - Jubileumgratificatie - Langdurig zieken Subtotaal personeelsvoorzieningen 2.2.2 Voorziening verlieslatende contracten 2.2.3 Overige voorzieningen
TOTAAL VOORZIENINGEN
Saldo ultimo 2009
Mutaties 2010 Dotatie Onttrekking
Vrijval
Saldo ultimo 2010
waarvan < 1 jaar > 1 jaar
9.712 1.437 3.126 4.662 0 0 4.506 761
349 637 3.900 3.966 0 0 323 279
1.577 290 1.357 2.997 0 0 356 782
0 47 543 1.453 0 0 30 0
8.484 1.737 5.126 4.178 0 0 4.443 258
1.378 351 2.225 2.686 0 0 351 212
7.106 1.386 2.901 1.492 0 0 4.092 46
24.204
9.454
7.359
2.073
24.226
7.203
17.023
0
0
0
0
0
0
0
332
0
0
332
0
0
0
24.536
9.454
7.359
2.405
24.226
7.203
17.023
De dotatie in de reorganisatievoorzieningen heeft betrekking op de in gang gezette reorganisatie van het Amstel Instituut en de afdeling Röntgendiffractie van de FNWI. In het najaar is tevens een reorganisatie aangekondigd van de FEB, als onderdeel van het herstelplan van die faculteit; van de omvang van de daaruit voortvloeiende verplichtingen kon per balansdatum echter nog geen redelijke schatting worden gemaakt. Bij de dotatie aan de wachtgeldvoorziening wordt in beginsel steeds 90% van het maximale wachtgeldrecht voorzien, zonder saldering met de vrijval indien de betrokkene reeds binnen het boekjaar een andere functie aanvaardt. Deze boekingsgang verklaart, in samenhang met de steeds grote wisseling van tijdelijke onderzoekers en docenten, de grote beweging in deze voorziening. De meeste toevoegingen hadden betrekking op de faculteiten (M€ 3,2), de meeste vrijval eveneens (M€ 1,2).
pagina 41
JAARREKENING 2010
LANGLOPENDE SCHULDEN 2
PASSIVA (geconsolideerd)
2.3
Langlopende schulden
Bedrag lening 31-12-2009
Aangegane Aflossingen Boekwaarde leningen 2010 2010 31-12-2010
2.3.1 Schulden aan groepsmaatschappijen
0
0
0
0
2.3.2 Schulden aan overige deelnemingen
0
0
0
0
122.331
3.577
0
125.908
0
0
0
0
619
2.000
85
122.950
5.577
85
2.3.3 Kredietinstellingen Deutsche Bank Nederland/BNG 2.3.4 OCW/LNV 2.3.5 Overige
TOTAAL
waarvan > 5 jaar 1-5 jaar
0
0
0
125.908
2.534
404
2.130
128.442
404
128.038
LANGLOPENDE SCHULDEN
De langlopende schulden van de UvA bij de Deutsche Bank Nederland en de Bank Nederlandse Gemeenten betroffen op de balansdatum uitsluitend leningen waarvoor de UvA zowel het voornemen als het recht heeft deze binnen de gesloten kredietovereenkomsten te herfinancieren voor een looptijd van meer dan een jaar. Zij zijn daarom onder de langlopende schulden opgenomen. De overeenkomst met de huisbank Deutsche Bank Nederland betreft M€ 150, op te nemen in rekening courant (éénmaands Euribor + 65 bp) of kasgeld (dagrente), beide per 2013 om te zetten in roll-over leningen tegen de dan geldende rente per periode met een opslag van 5 bp. De Deutsche Bank heeft te kennen gegeven het arrangement en de bijbehorende swapposities te willen herstructureren, gelet op het feit dat de bank op andere wijze in haar eigen funding voorziet dan ABN Amro deed. De besprekingen daarover zijn nog niet afgerond. De kredietovereenkomst met de BNG betreft eveneens M€ 150, vanaf 2014 met M€ 5 per jaar in te perken. De overeenkomst bevat faciliteiten voor rekening courant (Eonia + 17 bp), kasgeld (Euribor + 7 bp), en roll-over (6 maands Euribor + 7 bp). Sinds juli 2009 rekent de BNG voor rekening courant een kredietopslag van 50 bp en voor kasgeld 30 bp. Voor beide kredietovereenkomsten zijn geen zakelijke zekerheden gesteld (maar wel negatieve hypotheekverklaringen afgegeven). De aangegane lening betreft een hypothecaire lening aangegaan door SARA in verband met aankoop van MATRIX1.
pagina 42
JAARREKENING 2010
KORTLOPENDE SCHULDEN 2
PASSIVA (geconsolideerd)
2.4
Kortlopende schulden
2.4.1 2.4.2 2.4.3 2.4.4 2.4.5 2.4.6 2.4.7
31-12-2010
31-12-2009
Kredietinstellingen Vooruitgefactureerde en -ontvangen termijnen OHW Crediteuren OCW/LNV Schulden aan groepsmaatschappijen Schulden aan deelnemingen
0 68.289 16.454 0 0 659
0 58.652 21.143 0 0 1.066
Belastingen en premies sociale verzekeringen - Loonheffing - Omzetbelasting - Premies sociale verzekeringen
12.603 0 2.482
10.591 1 2.170
Subtotaal belastingen en premies sociale verzekeringen
15.085
12.762
139
-20
2.4.8
Schulden terzake van pensioenen
2.4.9
Overige kortlopende schulden - Werk door derden - Overige
0 1.120
0 1.454
Subtotaal overige kortlopende schulden
1.120
1.454
Overlopende passiva - Vooruitontvangen college- en lesgelden - Vooruitontvangen Spinozapremie - Vooruitontvangen geoormerkte subsidies OCW - Vooruitontvangen doelsubsidies OCW/LNV - Vooruitontvangen investeringssubsidies - Vooruitontvangen overige baten - Gereserveerd vakantiegeld - Gereserveerde vakantiedagen - Overige
38.367 0 643 1 0 15.283 9.248 7.385 22.537
35.783 1.234 450 991 0 13.188 9.149 8.513 21.404
Subtotaal overlopende passiva
93.464
90.712
195.210
185.769
2.4.10
TOTAAL KORTLOPENDE SCHULDEN
pagina 43
JAARREKENING 2010
KORTLOPENDE SCHULDEN [VERVOLG] (geconsolideerd) De vooruitgefactureerde termijnen onderhanden werk zijn de gepassiveerde baten van (onderzoeks)projecten onder aftrek van de tot eind 2010 gemaakte integrale kosten minus matching, voor zover dit saldo positief was. De vooruitvangen subsidies OCW staan gespecificeerd in de bijlage Specificaties posten OCW. De vooruitontvangen collegegelden worden gevormd door het aandeel (8/12) in het ontvangen collegegeld voor het studiejaar 2010-2011 dat wordt toegerekend aan het boekjaar 2011. De schuld inzake loonheffing betreft de loonheffing over december 2010.
Onderhanden werk inzake onderzoeksprojecten kan op twee plaatsen in de balans verschijnen: onder de vooruitbetaalde kosten indien voor een project tot ultimo balansdatum méér subsidiabele kosten zijn gemaakt dan is gefactureerd, of aan de passiefzijde onder vooruitgefactureerde bedragen indien voor een project tot ultimo balansdatum juist méér is gefactureerd dan er aan subsidiabele kosten is gemaakt. De uitsplitsing op balansdatum ziet er als volgt uit: 2010
2009
Vooruitgefactureerd Vooruitbetaalde kosten
-68.289 25.304
-58.652 28.728
Saldo onderhanden werk inzake onderzoeksprojecten
-42.985
-29.924
pagina 44
JAARREKENING 2010
NIET IN DE BALANS OPGENOMEN RECHTEN EN VERPLICHTINGEN De grootste niet uit de balans blijkende verplichting is de doorbetaling van het personeel in vaste dienst, met een theoretisch minimum van de lasten die bij ontslag zouden ontstaan. Het staafdiagram geeft enig inzicht in het te verwachten personeelsverloop door pensionering en afloop van tijdelijke aanstellingen (peildatum maart 2011). Binnen 10 jaar loopt de aanstelling van 55% van het personeel af door pensionering of einde looptijd.
Toekomstig personeelsverloop
Tot 1 jr
Tot 2 jr
Tot 3 jr Toekomstig verloop in fte Tot 4 jr
Tot 5 jr
Tot 10 jr 0
500
1.000
1.500
2.000
2.500
Het is evenwel niet gebruikelijk toekomstige loonkosten als verplichting op balansdatum te kwantificeren. Hetzelfde geldt voor andere verplichtingen die tot de normale exploitatie van de instelling behoren en daaruit normaal gesproken ook betaald kunnen worden, zoals afschrijving, rente en belastingen. Onderstaand overzicht toont de waarde van de meerjarige rechten en verplichtingen uit hoofde van lopende zakelijke overeenkomsten.
(geconsolideerd)
2010
Omschrijving (bedragen in M€)
< 1 jaar
1-5 jaar
> 5 jaar
Totaal
< 1 jaar
1-5 jaar
> 5 jaar
Totaal
Huurkosten Bewakingskosten Kopieerkosten Schoonmaakkosten ICT-verplichtingen Onderhoudscontracten Groot onderhoud Investeringsverplichtingen Restauratieve ruimten US Student Loans Bursalen Asbestslachtoffers Liquidatie SMAA Lease apparatuur Ontwikkeling Science Park
8,9 4,8 0,6 1,9 5,0 1,7 0,5 22,6 0,0 p.m. 0,0 p.m. p.m. 0,3 p.m.
26,7 9,6 0,0 3,9 10,3 5,7 0,0 2,8 0,0 p.m. 0,0 p.m. p.m. 1,3 p.m.
80,0 0,0 0,0 0,0 0,1 5,7 0,0 0,0 0,0 p.m. 0,0 p.m. p.m. 0,7 p.m.
115,5 14,4 0,6 5,8 15,4 13,1 0,5 25,4 0,0 p.m. 0,0 p.m. p.m. 2,3 p.m.
5,3 4,2 1,2 0,1 3,4 1,5 1,0 37,7 0,6 p.m. 0,0 p.m. p.m. 0,0 p.m.
15,4 12,5 2,9 0,0 0,0 6,0 0,0 0,0 0,0 p.m. 0,0 p.m. p.m. 0,0 p.m.
3,3 0,0 0,0 0,0 0,0 7,5 0,0 0,0 0,0 p.m. 0,0 p.m. p.m. 0,0 p.m.
24,0 16,7 4,2 0,1 3,4 15,1 1,0 37,7 0,6 p.m. 0,0 p.m. p.m. 0,0 p.m.
TOTAAL
46,3
60,3
86,5
193,1
55,1
36,9
10,8
102,7
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
2009
pagina 45
JAARREKENING 2010
NIET IN DE BALANS OPGENOMEN RECHTEN EN VERPLICHTINGEN [VERVOLG] (1) Betreft de lopende huurcontracten van een aantal panden, voor de resterende looptijd, inclusief servicekosten. De verplichting heeft voor een groot deel betrekking op ACTA (huur Gustav Mahlerlaan). De verplichting van ACTA bedraagt tussen 1-5 jaar M€13,0 en >5 jaar M€77,3. (2) Betreft de meerjarige overeenkomst met een bewakingsbedrijf. (3) Betreft de meerjarige overeenkomsten inzake kopieerverbruik. Er heeft een reclassificatie van M€ 3,6 plaatsgevonden van kopieerkosten naar ICT-verplichtingen. (4) Betreft de meerjarige overeenkomsten met schoonmaakbedrijven. (5) Betreft de meerjarige verplichtingen inzake ICT-apparatuur en software, waaronder licenties. (6) Betreft de meerjarige onderhoudscontracten voor dagelijks onderhoud. (7) Betreft de meerjarige onderhoudscontracten voor groot onderhoud van onder andere technische installaties. (8) De hoge verplichting vloeit vooral voort uit de aangegane overeenkomsten met Ballast Nedam en Burgers Ergon inzake de nieuwbouw voor de FNWI. Ook de bestelde behandeleenheden van ACTA zijn hier opgenomen. (9) In het vijfjarig contract met de cateraar, Sorbon B.V., heeft de Universiteit zich verplicht tot een investeringsprogramma (2007-2011) in verbetering van de restauratieve ruimten ter waarde van M€ 2,4. (10) Sinds een Amerikaanse wetswijziging van 2010 fungeert de UvA als doorgeefluik van Federal Family Education Loans en William D. Ford Loans aan Amerikaanse studenten die aan de UvA studeren. De UvA loopt een zeker risico van terugvordering indien de Amerikaanse overheid niet akkoord zou zijn met de verslaggeving daarover (op basis van het feit dat de UvA niet naar US GAAP rapporteert), en indien een te hoog percentage (meer dan 10%) van de studenten zou achterblijven met aflossen. Omdat het default percentage van UvA-studenten tot nu toe 2 tot 3 % is geweest, is dit risico als pm aangeduid. (11) In het verleden heeft de UvA met verschillende promovendi (zogenaamde bursalen) ‘beursovereenkomsten’ gesloten. Inzake de bursalen loopt een juridische procedure. De Abva/Kabo is in het verleden met enkele belanghebbenden een procedure gestart tegen de UvA om te bereiken dat een bursaal in alle opzichten gelijkgesteld wordt aan een aio. De rechtbank heeft bepaald dat de beursovereenkomst – sinds 1 januari 1995 – als arbeidsovereenkomst moet worden beschouwd. De rechtbank heeft de claim dat deze overeenkomst gelijkgesteld moet worden met die van een aio echter afgewezen. De Hoge Raad heeft deze lezing in cassatie op 14 april 2006 bevestigd (HR LJN AU9722), en de zaak terugverwezen voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van Abva/Kabo. De betrokken belanghebbenden hebben tot heden geen financiële claim ingediend; hun feitelijk belang is door de uitspraak gering, nu zij er geen aanspraak op de positie en bezoldiging van een aio aan kunnen ontlenen en door indiening van een claim allereerst zouden bereiken dat zij alsnog premies zouden moeten betalen. Gelet daarop is het risico op nihil gesteld. Voor de toekomst wordt in VSNU-verband een nieuwe beleidslijn voor de rechtspositie van promovendi ontwikkeld. Het belang daarvan is toegenomen door een uitspraak van de Groningse kantonrechter in een soortgelijk geval, die nader dan de Hoge Raad in 2006 ingaat op verschillen en overeenkomsten tussen beurspromovendi en promovendi met aanstelling. (12) De UvA heeft het Convenant Asbestslachtoffers ondertekend. Op grond daarvan keert de UvA eventuele vergoedingen uit aan (ex)medewerkers die in hun werk met asbest in aanraking zijn geweest, volgens de maatstaven die het Instituut Asbestslachtoffers daarvoor aanlegt. (13) De UvA heeft zich bij de liquidatie van de Stichting Mensa Academica Amstelodamensis in augustus 2008 garant gesteld voor eventuele nog blijkende schulden van deze stichting, waaronder een geschil met de oud-directeur over de uitleg van zijn pensioentoezegging. Alle thans bekende mogelijke verplichtingen zijn in 2010 afgewikkeld. (14) Lease apparatuur betreft behandeleenheden bij ACTA. (15) De UvA heeft in 2006 met de gemeente Amsterdam een overeenkomst gesloten tot ontwikkeling van het Science Park. Aan de UvA komt 65% van de netto opbrengst toe, zonder dat de UvA tussentijds kan worden verplicht tot een aandeel in de voorfinanciering van de ontwikkelingskosten.
Niet in de balans opgenomen verplichtingen van de geconsolideerde gelieerden De geconsolideerde gelieerden hebben in bovenstaande tabel een gezamenlijke verplichting ter waarde van M € 1,2 (binnen 1 jaar), M€ 1,5 (tussen 2 en 5 jaar) en geen verplichtingen langer dan 5 jaar. Dit betreft huur- en servicekosten alsmede schoonmaak- en bewakingskosten.
pagina 46
JAARREKENING 2010
NIET IN DE BALANS OPGENOMEN VERPLICHTINGEN [VERVOLG] Renterisico’s De Universiteit van Amsterdam heeft een omvangrijk investeringsprogramma in het kader van haar Huisvestingsplan uit te voeren. Voor deze investeringen dient externe financiering aangetrokken te worden. Ter beperking van het renterisico op deze externe financiering heeft de UvA een aantal forward starting swaps afgesloten, waarbij zesmaands of éénmaands Euribor geruild is tegen een vaste rente. Onderstaande tabel bevat de voornaamste gegevens van deze swaps.
MARKTWAARDE SWAPS Bedrag
Ingangsdatum
Einddatum
Rente
Wederpartij
M€ 30 M€ 20 M€ 15 M€ 20 M€ 20 M€ 50 M€ 20
01-10-2008 02-01-2009 21-04-2009 21-04-2009 01-01-2010 02-07-2012 01-01-2013
01-10-2013 02-01-2019 21-10-2025 21-10-2025 31-12-2029 01-07-2037 02-01-2023
4,56% 4,69% 5,58% 5,46% 4,29% 4,77% 3,80%
BNG BNG Deutsche Bank Deutsche Bank Deutsche Bank Deutsche Bank Deutsche Bank
TOTAAL
Fair value op balansdatum (in €) -2.520.109 -2.864.480 -3.744.823 -4.703.791 -1.957.635 -5.109.294 10.321 -20.889.811
De richtlijnen schrijven voor, deze instrumenten te waarderen tegen de rentestanden op 31 december 2010. De noteringen waren op die dag dusdanig dat de swaps op die dag gezamenlijk een waarde ( fair value ) van ruim M€ 20 negatief hadden. Omdat de UvA de swaps niet heeft om ze te verhandelen maar om zich voor de lange termijn van het Huisvestingsplan te beschermen tegen een rentestijging boven de 5%, heeft deze negatieve waarde geen feitelijke betekenis voor de bedrijfsvoering van de Universiteit. Volstaan wordt dan ook met opname ervan in deze toelichting.
pagina 47
JAARREKENING 2010
UITSPLITSING VAN DE ONDERSCHEIDEN POSTEN VAN DE GECONSOLIDEERDE EXPLOITATIEREKENING
3
BATEN (geconsolideerd)
3.1 3.1.1
Rijksbijdragen Rijksbijdrage OCW sector WO
3.1.2
3.1.3
3.2 3.2.1 3.2.2
2010
2009
443.959
436.050
Overige subsidies OCW - Geoormerkte OCW-subsidies - Niet-geoormerkte OCW-subsidies - Toerekening investeringssubsidies OCW
1.456 2.000 0
3.063 847 0
Subtotaal overige subsidies
3.456
3.910
Af : inkomensoverdrachten - Rijksbijdrage academische ziekenhuizen
-81.706
-84.056
Totaal rijksbijdragen
365.709
355.904
Overige overheidsbijdragen en -subsidies Gemeentelijke bijdragen en subsidies Overige overheidsbijdragen
0 0
0 0
Totaal overige overheidsbijdragen en -subsidies
0
0
BEK/BPR-2009/89875M (30 september 2009) Primitieve toekenning BEK/BPR-2010/18795M (18 maart 2010) Joint degrees BEK/BPR-2010/53843M (5 augustus 2010) Besluitvorming voorjaarsnota i.v.m. toename studentenaantallen Regieorgaan duurzame geesteswetenschappen en Instellingsspecifieke afspraken BEK/BPR-2010/96124M (9 december 2010) Verlaging bijdrage Studielink Brief OC&W 240198 (14 oktober 2010) Bevestiging bama-compensatie (M€ 25,5 in totaal) - waarvan betrekking hebbend op 2010 Totaal
348.681
81.644
-386
92
3.200 1.000
-30
Rijksbijdrage totaal (3.1.1)
Rijksbijdrage AMC (k€)
Briefnummer en onderwerp Rijksbijdrage Universiteit
Rijksbijdrage Universiteit (k€)
Onderstaande tabel toont de aansluiting van de verantwoorde rijksbijdrage op de rijksbijdragebrieven van OCW.
79
9.679 362.253
81.706
443.959
De rijksbijdrage kent per saldo een toename van M€ 7,9. Daarin is begrepen M€ 9,7 BAMA-compensatie, een verlaging van het budget werkplaatsfunctie van het AMC en M€ 0,5 volume-effecten. In 2010 heeft het Rijk géén loon- en prijscompensatie uitgekeerd. Van de geoormerkte subsidies is slechts het tot besteding gekomen bedrag verantwoord; de aansluiting op de toekenning is opgenomen in de Specificatie posten OCW in de bijlagen. De niet-geoormerkte OCW subsidies betreffen met name DIA (k€ 800) en FNWI Sprintgelden, VISO en INNO (k€ 590).
pagina 48
JAARREKENING 2010
3
BATEN [VERVOLG] (geconsolideerd)
3.3 3.3.4 3.3.5 3.3.6 3.3.7
2010
2009
College-, cursus-, les- en examengelden Collegegelden sector WO Examengelden Onderwijsverplichtingen Vrijval onderwijsverplichtingen
54.010 0 0 0
48.480 0 0 0
Totaal college-, cursus-, les- en examengelden
54.010
48.480
Als baten zijn de college- en examengelden van ingeschreven studenten verantwoord. De collegegelden worden Dit bedrag is als volgt te analyseren: k€ 51.540 aantal ingeschreven studenten maal wettelijk collegegeld; k€ 2.100 meeropbrengst van de tarieven voor niet-EER studenten boven het wettelijk tarief; k€ 370 overige effecten, waaronder restituties, institutional fees van intensive programs en University College, examengelden, meeropbrengst van het tarief voor studenten ouder dan 30 jaar, inschrijvingen na 1 oktober. De Universiteit biedt geen maatwerkvarianten van bekostigde opleidingen in opdracht van, en tegen betaling door, derden aan.
pagina 49
JAARREKENING 2010
3
BATEN [VERVOLG] (geconsolideerd)
3.4 3.4.1 3.4.2
3.4.3
2010
2009
Baten werk in opdracht van derden Contractonderwijs
17.603
16.748
Contractonderzoek - Internationale organisaties - Nationale overheden - NWO - KNAW - Overige non-profitorganisaties - Bedrijven - Mutatie OHW
21.716 6.139 29.135 734 16.897 12.656 -8.122
16.054 8.027 38.517 873 22.790 11.589 -8.105
Subtotaal contractonderzoek
79.155
89.745
Overdracht contractsommen
-9.303
-12.965
Totaal baten werk in opdracht van derden
87.455
93.528
De omzet aan contractonderwijs omvat, naast die van de UvA zelf, een omzet van M€ 2,1 bij ACTA Dental Education alsmede de cursusgelden (M€ 1,4) van de Sportexploitatiemaatschappij UvA CV en de Stichting USC. Het contractonderzoek aan de UvA is, na aftrek van overgedragen contractsommen, met circa M€ 3 gedaald ten opzichte van 2009. Dat hangt samen met de overheveling van het SCO Kohnstamminstituut (externe omzet M€ 3,4 in 2009) naar een BV onder UvA Holding in het najaar van 2009. Afgezien van die overheveling bleef de omzet ongeveer constant. De verdere daling van deze post komt geheel voor rekening van SARA en is het gevolg van herrubricering van circa M€ 10 aan inkomsten die SARA voorheen als contractonderzoek (van zowel NWO als overige non-profitinstellingen) maar nu als diensten voor derden heeft aangemerkt. De post mutatie onderhanden werk bevat enerzijds resultaatneming op afgesloten projecten en anderzijds het saldo van naar en van de balans gebrachte posities inzake lopende projecten. Het feit dat deze post negatief is indiceert dat er ruimer dan voorheen bevoorschot is door de subsidiegevers. Vooral op Europese projecten wordt bij aanvang een redelijk ruim voorschot ontvangen; ook bij NWO-projecten wordt behoorlijk bevoorschot. NWO verdeelt de afgeroomde 100 miljoen euro van de eerste geldstroom vertraagd over de aanvragers van Veni-, Vidi- en Vici-subsidies. Om dat effect althans op kasbasis te mitigeren, is het bevoorschottingsbedrag in 2009 verhoogd tot 90% van de toegekende subsidie. In de overige derde geldstroom is het veelal andersom en gaat de kost voor de baat uit. De post 3.4.3 betreft de overdracht van contractsommen aan andere partijen in onderzoeksconsortia. Naast het hier verantwoorde contractonderzoek is in AMC Medical Research BV een omzet van M€ 76,5 aan medisch contractonderzoek behaald (tegen M€ 59,9 in 2009).
pagina 50
JAARREKENING 2010
3
BATEN [VERVOLG] (geconsolideerd)
3.5 3.5.1 3.5.2 3.5.3 3.5.4 3.5.6
2010
2009
Overige baten Verhuur Detachering personeel Schenking Sponsoring Overige (zie specificatie)
5.937 5.295 420 18.696 62.455
5.945 3.180 817 16.656 38.135
Totaal overige baten
92.803
64.733
599.977
562.645
TOTAAL BATEN
In de post sponsoring is begrepen de subsidie vanuit de gemeente Amsterdam voor het AUC van bijna M€ 1 en een bijdrage vanuit VWS voor Simodont (ACTA). Ook verlopen Amerikaanse studieleningen met ingang van 2010 via de Universiteit. Deze ontvangst van M€ 0,5 is volledig doorgesluisd naar de Amerikaanse studenten.
Overige overige baten (specificatie 3.5.6.) (geconsolideerd) De onderstaande tabel geeft een specificatie van de overige overige baten naar diverse bronnen. 3
BATEN [VERVOLG] (geconsolideerd)
3.5.6
2010
2009
Overige overige baten Verkoop syllabi en fotokopieën Congressen en entreegelden Levering aan derden Opbrengst keuringen en consulten Dienstverlening aan derden Bijzondere bate verkoop gebouwen Diverse opbrengsten
1.054 1.051 25.181 5.496 10.515 18.856 302
1.429 925 15.229 5.637 11.068 0 3.847
Totaal overige overige baten
62.455
38.135
De post levering aan derden stijgt met M€ 10 doordat bij SARA met ingang van 2010 een herrubricering heeft plaatsgevonden vanuit contractonderzoek. De bijzondere bate verkoop gebouwen heeft betrekking op de verkoop van het oude ACTA-gebouw en het sportcentrum aan de Boelelaan. Het bedrag is na aftrek van de restant boekwaarde.
pagina 51
JAARREKENING 2010
4
LASTEN (geconsolideerd)
4.1 4.1.1
4.1.2
4.1.3
2010
2009
Personele lasten Lonen en salarissen - Bruto lonen en salarissen - Sociale lasten - Pensioenpemies
277.816 26.309 36.449
272.575 24.504 36.143
Subtotaal lonen en salarissen
340.574
333.222
Overige personele lasten - Mutaties personele voorzieningen - Personeel niet in loondienst - Geactiveerde inzet eigen personeel - Overige
799 25.428 -1.494 11.101
15 28.462 0 8.361
Subtotaal overige personele lasten
35.834
36.838
-1.790
-1.468
374.618
368.592
Af : uitkeringen
Totaal personele lasten
De lonen en salarissen en de overige personele lasten van het personeel in dienst zijn ten opzichte van 2009 gestegen met k € 10.090. Van dat bedrag heeft k€ 8.848 betrekking op de UvA zelf – zie de verdere uitsplitsing in de toelichting op de enkelvoudige jaarrekening – en k € 1.242 op de geconsolideerde gelieerden. In de personele lasten is de personele component begrepen van de O&O-bijdrage aan het AMC ten behoeve van de Faculteit der Geneeskunde (k € 47.542).
pagina 52
JAARREKENING 2010
4
LASTEN [VERVOLG] (geconsolideerd)
4.1.b
Opgave bestuurdersbezoldigingen en tegemoetkomingen leden Raad van Toezicht Onderstaande tabel geeft het bedrag weer van de bezoldigingen, met inbegrip van de pensioenbijdragen en van de andere uitkeringen van de afzonderlijke leden van het College van Bestuur, en de tegemoetkomingen aan de leden en adviseurs van de Raad van Toezicht. Het College van Bestuur vormt een personele unie met het College van Bestuur van de Hogeschool van Amsterdam. Het College bestond het gehele boekjaar uit dr. K. van der Toorn, prof.dr. D.C. van den Boom (beide in dienstbetrekking met de Universiteit van Amsterdam) en drs. P.W. Doop (in dienstbetrekking met de Hogeschool van Amsterdam). Per 1 maart 2011 is dr. M. Bussemaker tot het College toegetreden.
College van Bestuur
2010
Totaal
Uitkering beëindiging dienstverband
Pensioenbijdragen en beloningen op termijn
Periodiek betaalde beloningen
Aantal uren per week
Totaal
Uitkering bij beëindiging dienstverband
Pensioenbijdragen en beloningen op termijn
Periodiek betaalde beloningen
Bedragen in €
Aantal uren per week
De bestuurdersbezoldiging is bepaald op grond van het Besluit van 6 augustus 1998 inzake de rechtspositie van de leden van bestuurscolleges van de openbare universiteiten (Stbl.518). De tegemoetkomingen aan de leden van de Raad van Toezicht zijn bepaald op grond van de daarvoor geldende Algemene Maatregel van Bestuur. Omdat de leden van de Raden van Toezicht van de UvA en de HvA aan elkaars vergaderingen en beraadslagingen deelnemen in de rol van adviseur, ontvangen zij tevens een adviseursvergoeding van de andere instelling. Voor alle vermeldingen geldt dat zij betrekking hadden op het gehele jaar 2010 resp. 2009. De bestuurders ontvingen geen bonussen of gratificaties en geen belastbare onkostenvergoedingen.
2009
Dr. K. van der Toorn, voorzitter vanaf 1 september 2006
38
209.700
32.400
0 242.100
38 208.200
31.800
0 240.000
Prof.dr. D.C. van den Boom, rector magnificus vanaf 1 oktober 2007
38
183.800
28.000
0 211.800
38 181.600
27.500
0 209.100
Drs. P.W. Doop, vicevoorzitter vanaf 1 oktober 2006
38
Raad van Toezicht Prof.dr. N.A.M. Urbanus, voorzitter
opgenomen in de jaarrekening van de Hogeschool van Amsterdam 2010 15.000
38
opgenomen in de jaarrekening van de Hogeschool van Amsterdam 2009 opgenomen in de jaarrekening van de Hogeschool van Amsterdam
Drs. A. Baan. lid
10.000
13.500
Mr. I. Brakman, lid
10.000
13.500
Ir. J.H.M. Lindenbergh, lid en voorzitter audit committee
10.500
14.500
Ir. B. Bleker, adviseur
3.875
opgenomen in de jaarrekening van de Hogeschool van Amsterdam
Mr. R. Milz mba, adviseur
3.500
opgenomen in de jaarrekening van de Hogeschool van Amsterdam
pagina 53
JAARREKENING 2010
4
LASTEN [VERVOLG] (geconsolideerd)
4.2 4.2.1 4.2.2
4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.3.5 4.3.6 4.3.7
4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.4.4
2010
2009
Afschrijvingen Immateriële vaste activa Materiële vaste activa
0 34.858
0 38.712
Totaal afschrijvingen
34.858
38.712
Huisvestingslasten Huur Verzekeringen Onderhoud Energie en water Schoonmaakkosten Heffingen Overige
10.094 1.165 10.813 13.674 5.412 1.680 -794
8.171 1.035 13.816 12.132 6.199 1.752 -1.218
Totaal huisvestinglasten
42.044
41.887
Overige lasten Administratie- en beheerslasten Inventaris, apparatuur en leermiddelen Mutaties overige voorzieningen Overige (zie specificatie)
30.979 22.795 -4 63.892
26.231 22.448 -570 64.065
Totaal overige lasten
117.662
112.174
TOTAAL LASTEN
569.182
561.365
2010
2009
Overige overige lasten Bijdragen en subsidies Grondstoffen Reis- en verblijfkosten Documentatie / drukwerk en syllabi Porti en telefoonkosten Representatiekosten Overige beheerskosten
15.521 7.027 14.086 4.880 5.076 5.095 12.207
15.340 7.058 13.748 5.834 4.548 4.481 13.056
Totaal overige overige lasten
63.892
64.065
Overige overige lasten (specificatie post 4.4.4.) (geconsolideerd)
4.4.4
De huur is (eenmalig) gestegen met M € 1,0 in verband met de afrekening leegstand bij studenten services. Door de ingebruikname van nieuwe panden en het afstoten van een aantal oude panden is er een daling zichtbaar van de onderhoudslasten. Het afsluiten van nieuwe inkoopcontracten resulteert o.a. in een daling van de schoonmaakkosten met meer dan 11%. De administratie- en beheerslasten zijn gestegen door het project Studentinformatiesysteem SIS UvA met M € 3,2. In de overige beheerskosten is begrepen de materiële component (k € 11.886) van de O&O-bijdrage aan het AMC ten behoeve van de Faculteit der Geneeskunde.
pagina 54
JAARREKENING 2010
4
LASTEN [VERVOLG] (geconsolideerd)
Accountantskosten In de post 4.4.1, administratie- en beheerslasten, zijn de volgende accountantskosten begrepen, die betrekking hebben op werkzaamheden die bij de UvA en de in de consolidatie betrokken groepsmaatschappijen zijn uitgevoerd door de externe accountant van de instelling, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Wet toezicht accountantsorganisaties. De controle op de jaarrekening 2009 is verricht door PricewaterhouseCoopers. De geschatte kosten van de controle drukken op het gecontroleerde boekjaar. Van het totaalbedrag aan accountantskosten had k € 785 betrekking op de Universiteit zelf en de rest op de groepsmaatschappijen UvA Holding, LeCoin, BG4, Stichting Gastenverblijven, Stichting Economisch Onderzoek, Duitslandinstituut en Centrum voor Nascholing Amsterdam. De overige controlekosten hebben vooral betrekking op de controle van projecten ten behoeve van subsidiegevers.
Accountantskosten (incl.BTW)
2010 PwC
2009 PwC
Controle van de jaarrekening en bekostigingsgegevens
637
550
Overige controlewerkzaamheden
197
259
41
14
165
57
1.040
880
Fiscale adviezen Overige niet-controlediensten Totaal accountantskosten
pagina 55
JAARREKENING 2010
5
FINANCIËLE BATEN EN LASTEN (geconsolideerd)
5.1 5.2 5.3
Rentebaten Waardeverandering financiële vaste activa en effecten Overige opbrengsten financiële vaste activa en effecten
5.4
2010
2009
627 0 0
909 0 0
Rentelasten 1
-3.472
-102
SALDO FINANCIËLE BATEN EN LASTEN
-2.845
807
1
De hier gepresenteerde rentelasten zijn exclusief de geactiveerde interest samenhangend met de gebouwen in aanbouw (M€ 2,2).
7
RESULTAAT DEELNEMINGEN (geconsolideerd)
2010
2009
7.1 7.2
Ontvangen dividend Waardeverandering financiële vaste activa
886 1.171
799 23
RESULTAAT DEELNEMINGEN
2.057
822
pagina 56
JAARREKENING 2010
OVERZICHT VERBONDEN PARTIJEN In de zogenaamde groepsjaarrekening zijn de instellingen die tot de eigen groep worden gerekend, geconsolideerd opgenomen. Een rechtspersoon behoort tot de eigen groep als deze een economische eenheid vormt met de Universiteit en de Universiteit op bestuurlijk niveau direct of indirect beslissende zeggenschap heeft over de benoeming en het ontslag van bestuurders, de jaarrekening en winstbestemming, de wijziging van statuten en de liquidatie. Een overzicht van de geconsolideerde instellingen is hierna opgenomen. Op grond van hun geringe financiële belang en late aanlevering van jaarcijfers zijn de Stichting Nederlands Instituut Athene en de Friends of the UvA, Inc., te New York buiten de consolidatiekring gelaten. In 2010 is Stichting Spui 25 toegevoegd aan de consolidatiekring. De enkelvoudige jaarrekening bevat twee proportioneel verwerkte joint ventures in de vorm van gemeenschappelijke regelingen met de Vrije Universiteit op basis van artikel 8.1 van de WHW. Het gaat om het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA, 55%) en het Amsterdam University College (AUC, 50%). Gezien de verwevenheid op personeels- en organisatorisch gebied en gelet op de financiering, die direct uit de rijksbijdrage plaatsvindt, zijn de betreffende jaarrekeningposten opgenomen in de enkelvoudige en geconsolideerde jaarrekening. Ook de joint venture Centrum voor Nascholing Amsterdam (CNA, 50%), een v.o.f. die de UvA heeft samen met de Hogeschool Amsterdam, is proportioneel in de enkelvoudige en geconsolideerde jaarrekening verwerkt. Het is de bedoeling deze activiteiten in 2011 onder te brengen in een BV onder HvA Holding BV. De Universiteit van Amsterdam heeft veel relaties met andere instellingen. Van belang zijn de duurzame relaties met rechtspersonen waarbij een financieel belang aanwezig is en de duurzame relaties met rechtspersonen die zich op het universitaire takenpakket richten en waarvoor de Universiteit risico's loopt. De belangrijkste rechtspersonen die aan de UvA gelieerd zijn, zijn te vinden in het overzicht verbonden partijen. In de hierna gepresenteerde overzichten heeft de vermelde activiteitencode betrekking op: 1. = contractonderwijs; 2. = contractonderzoek; 3. = onroerende zaken; 4. = overige activiteiten.
Eigen vermogen ultimo 2010
Resultaat 2010
Omzet 2010
Verkl.art. 2:403 BW
Deelname %
TOTAAL
BV Amsterdam BV Amsterdam
Code
UvA Holding ACTA Holding
Statutaire zetel
Naam (bedragen in M€)
Juridische vorm
Geconsolideerde vennootschappen De balans en de baten en lasten van de volgende vennootschappen zijn integraal geconsolideerd in de groepsjaarrekening. In de enkelvoudige jaarrekening is van deze vennootschappen op grond van de voorschriften de netto vermogenswaarde als financieel vast activum opgenomen.
2, 3, 4 1, 2
26,1 0,4
3,3 0,0
26,7 6,2
nee nee
100 55
26,4
3,3
32,9
ACTA Holding BV heeft, ter facilitering van de universitaire taken op het gebied van tandheelkundig onderwijs en onderzoek, ten doel het deelnemen in, het samenwerken met, het financieren van, het voeren van de directie over of het zich op andere wijze interesseren bij groepsmaatschappijen, De directie van ACTA Holding BV wordt gevoerd door prof. dr. J.R. Bausch. De integrale consolidatie van ACTA Holding gaat gepaard met de opname van het 45%-aandeel van de Vrije Universiteit als derdenaandeel in vermogen en resultaat. ACTA Holding is houdstermaatschappij van twee 100%-dochterondernemingen, ACTA Dental Research BV en ACTA Dental Education BV, beide te Amsterdam. UvA Holding BV heeft, ter facilitering van de universitaire taken, ten doel het deelnemen in, het samenwerken met, het financieren van, het voeren van de directie over of het zich op andere wijze interesseren bij groepsmaatschappijen, alsmede al hetgeen daarmee verband houdt of voor het belang van de Universiteit bevorderlijk kan zijn. De directie wordt gevoerd door drs. P. Scholten. pagina 57
JAARREKENING 2010
OVERZICHT VERBONDEN PARTIJEN [VERVOLG] UvA Holding BV is houdstermaatschappij van de volgende geconsolideerde ondernemingen, alle te Amsterdam. Naam
Activiteit
Deelnemingspercentage 100% 76% 100% 100% 100% 60% 67% 67% 61% 100% 67% 100% 67% 67% 85% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 4 4 4 4 4 4
Centrum Nascholing Amsterdam Cat-Fix BV IBIS UvA BV IVAM UvA BV PCC UvA BV UvA Virenze BV Yellow Diesel BV Photanol BV CellaGenics BV Kohnstamm Instituut BV Oefenweb.nl BV InCatT BV Talking Trends BV UvA NeuroTest BV Arbeidsmarktresearch UvA BV Diachron UvA BV UvA Vastgoed BV UvA Hegra properties BV Amsterdam University Press BV Mercator Sapiens BV ProActief UvA BV UvA Talen BV UvA Holding management UvA JobService BV
Opmerkingen opgericht 27-12-2010 opgeheven 01-04-2010
verkocht 13-10-2010 opgericht 29-10-2010 opgericht 17-12-2010 opgericht 26-07-2010
TOTAAL
Code
Eigen vermogen ultimo 2010
Resultaat 2010
Omzet 2010
Verkl.art. 2:403 BW
Deelname %
Exploitatiemij BG4 Sportexploitatiemij Exploitatiemij Le Coin
Statutaire zetel
Naam (bedragen in M€)
Juridische vorm
Commanditaire vennootschappen De UvA is commanditaire vennoot in de volgende vennootschappen.
CV Amsterdam CV Amsterdam CV Amsterdam
3 3 3
0,3 9,5 0,1
0,0 -2,8 0,1
0,0 2,1 1,0
nee nee nee
100 100 100
9,9
-2,6
3,1
BG4 is integraal geconsolideerd in de groepsjaarrekening, en in de enkelvoudige jaarrekening op netto vermogenswaarde opgenomen als financieel vast actief. Le Coin is geconsolideerd in de groepsjaarrekening maar niet op netto vermogenswaarde gewaardeerd in de enkelvoudige cijfers, omdat de winst toekomt aan een derde (Jankarel Gevers-fonds). Van beide CV’s is UvA Holding BV de beherend vennoot. De Sportexploitatiemaatschappij UvA CV is opgericht in 2008 met de UvA als stille en de Stichting USC als beherende vennoot. Bij de oprichting heeft de UvA een kapitaal gestort van k € 7.950 (gelijk aan de verkoopopbrengst van de oude USC-locatie) plus k€ 2.000 werkkapitaal; het USC bracht k€ 2.287 aan inventaris en vervangingsreserves in. Van het jaarlijkse resultaat komt 99% ten laste van de UvA. Voorts heeft de UvA de CV gefinancierd voor de nieuwbouw van het Universum in het Science Park door verstrekking van een lening, welke uit de afschrijvingen zal worden afgelost; ultimo 2010 bedroeg de lening k € 7.518. pagina 58
JAARREKENING 2010
OVERZICHT VERBONDEN PARTIJEN [VERVOLG]
Eigen vermogen ultimo 2010
Resultaat 2010
Omzet 2010
Verkl.art. 2:403 BW
4
21,0
4,0
23,7
nee
Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam
4 2 4 4 4 4
0,0 1,9 1,3 0,2 0,0 3,6 28,1
0,0 0,0 -0,1 0,1 0,0 0,2 4,3
1,4 4,1 0,8 0,1 0,1 0,9 31,1
nee nee nee nee nee nee
Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting
Statutaire zetel
Stichting Amsterdam
Juridische vorm
Naam (bedragen in M€) Academisch Rekencentrum Amsterdam (SARA) Duitslandinstituut Economisch Onderzoek (SEO) Exploitatie gastenverblijven Folia Civitatis Spui 25 Universitair Sportcentrum TOTAAL
Code
Geconsolideerde stichtingen De balans en de baten en lasten van de volgende stichtingen zijn integraal geconsolideerd in de groepsjaarrekening op grond van het criterium beslissende zeggenschap. In de enkelvoudige jaarrekening zijn deze stichtingen, indien van toepassing, overeenkomstig de grondslagen gewaardeerd op het door de UvA gestorte stichtingskapitaal. SARA heeft in 2009 twee 100% dochtervennootschappen opgericht, SARA BV en Vancis BV, waarin resp. de wetenschappelijke en de commerciële activiteiten zijn ondergebracht. De splitsing is in de loop van 2010 voltooid.
De onderstaande tabel noemt van deze stichtingen de doelstelling en het bestuur of de directie. Naam
Doelstelling
Bestuur/directie
Academisch Rekencentrum Amsterdam (SARA)
Inrichting en instandhouding van een dienstverlenend centrum voor automatische gegevensverwerking t.b.v universiteiten en andere wetenschappelijke instellingen Samen met Nederlandse universiteiten, i.h.b. de UvA, onderwijs te geven en onderzoek te verrichten, te organiseren en initiëren op het gebied van Duitslandstudies, en de resultaten ervan beschikbaar te maken Het verrichten van onafhankelijk toegepast economisch onderzoek in opdracht van overheid en bedrijfsleven
bestuur: M.J. Koornstra, H.J. Rutten, E.H. Broekhuizen, P.W. Doop directie: A. Osseyran
Duitsland Instituut
Economisch Onderzoek
Exploitatie gastenverblijven
Folia Civitatis
Spui 25
Universitair Sportcentrum
Adequate huisvestingsmogelijkheden bieden aan buitenlandse gasten (met name hoogleraren en docenten) die de UvA bezoeken voor studie, onderwijs of onderzoek Zonder winstoogmerk een periodiek uitgeven voor studenten, personeel en geïnteresseerden van de UvA, en daarmee de communicatie binnen de UvA bevorderen. Door het organiseren van lezingen, presentaties, debatten, prijsuitreikingen en publicitaire activiteiten de contacten tussen wetenschapsbeoefening aan de UvA en de beroepspraktijk bevorderen.
Exploitatie van sportvoorzieningen t.b.v. studenten, alumni en medewerkers van de UvA, de HvA en andere studenten in het hoger onderwijs in de regio Amsterdam
bestuur: P. Schnabel, C.A. Ullersma, M. Zaanen directie: A.J.J. Nijhuis, C. Broersma
bestuur: E.J. Fischer, W. Etty, P.Th. de Beer, C.M. van Praag, W.M. Boonstra, J.H.Schraven directie: J.J.M. Theeuwes en B. E. Baarsma P. Scholten, J.W.M. de Wit, D.C. van den Boom
bestuur: C. E. du Perron, P.C. van Gorsel, R.H. Dijkgraaf, S.V. Pavlov, J. Ruardy, C. C. Vermolen bestuur: M.T.C.M. MathijsenVerkooijen, M.W.B. Asscher, L.M. Bremer, R.W.J.M. Ammerlaan, S.C.J. de Vries, W.K.B. Koning, J.F.T.M. van Dijck en I. Sluiter. directie: M. Dijkgraaf bestuur: Th.M.J.L. van Uden raad van toezicht: C. Vervoorn, A.W. Schram, J.A. van Meurs, F. van Heemst, A.Feilzer pagina 59
JAARREKENING 2010
OVERZICHT VERBONDEN PARTIJEN [VERVOLG] Minderheidsdeelnemingen De volgende minderheidsdeelnemingen zijn overeenkomstig de voorschriften zowel in de enkelvoudige als in de groepsjaarrekening gewaardeerd op netto vermogenswaarde. De drie laatstgenoemde BV’s zijn een directe of indirecte deelneming van UvA Holding, de overige zijn deelnemingen van de UvA zelf. Naam AMC Medical Research (AMR) MATRIX Innovation Center (voorheen Amsterdam Science MATRIX Innovation Center (voorheen Amsterdam Science Wetenschap en Technologiecentrum Watergraafsmeer Wetenschap en Technologiecentrum Watergraafsmeer StudiJob uitzendbureau Chromedia (verkocht op 19 oktober 2010) ClusterVision (verkocht op 2 juli 2010)
Juridische vorm BV NV CV NV CV BV BV BV
Statutaire zetel Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam
Code 2 3 3 3 3 4 4 2
Deelname % 49 25 25 25 25 48 10 15
Overige gelieerde partijen Onderstaande lijst bevat de belangrijkste overige aan de UvA gelieerde partijen, waarin de UvA evenwel geen beslissende zeggenschap heeft en die derhalve noch in de enkelvoudige noch in de groepsjaarrekening zijn verwerkt.
Naam Academisch Ziekenhuis bij de UvA (AZUA) Academisch erfgoed Allard Pierson Amsterdamse Academische Club Amsterdam Institute for Internationale Development (AIID) Amsterdamse Universiteitsvereniging Amsterdams Universiteitsfonds Beleggings- en Vastgoedkunde (SBV) Bevordering Opleiding Internationaal Beleidsmedewerker (ASEDIR) Bibliotheca Rosenthaliana Bijzondere Tandheelkunde Caspar van Baerlefonds Centrum voor Micro-Computer Applicaties CERE Cognitieonderzoek Culturele Organisatie van de UvA (CREA) Duijkerlezingen Expertise centrum voor Taxonomische Identificatie (ETI) Grootstedelijk Onderzoek Homodocumentatie Hortus Botanicus Hugo de Vries-fonds Internationaal Centrum voor Studie Argumentatie en Taalbeheersing Interacademiale Opleiding Organisatiekunde (SIOO) Klinische Genetica Leerstoel Marktbeleid en Marktonderzoek Limperg Instituut Maastricht Summer University Marketing Projecten Marketing Associatie Amsterdam Onderzoek naar Psycho-sociale Stress Persinstituut Pinetum Blijdesteijn Skript T.M.C. Asser Instituut Vervoers Economisch Onderzoek (CTER) Wetenschappelijk Onderzoek Commerciële Communicatie
Juridische vorm Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Vereniging Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting
Statutaire zetel Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Utrecht Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Hilversum Amsterdam Den Haag Amsterdam Amsterdam
Code 1, 2, 4 4 4 4 2 4 4 4 1 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 1 4 2 4 3 4 2 2 4 4 4 2 2
pagina 60
JAARREKENING 2010
OVERZICHT VERBONDEN PARTIJEN [VERVOLG] Fiscale eenheid De Universiteit van Amsterdam vormt (bij beschikking van de Belastingdienst van 22 juni 1999) een fiscale eenheid voor de omzetbelasting met de volgende van haar groepsmaatschappijen: Stichting voor Economisch Onderzoek (SEO) Stichting Folia Civitatis UvA Holding BV IVAM UvA BV UvA JobService BV Mercator Sapiens BV UvA Vastgoed BV PCC UvA BV UvA Talen BV Pro-Actief UvA BV LeCoin Exploitatiemaatschappij CV UvA Holding management Support BV Naar de feitelijke omstandigheden behoort de Stichting Centrum voor Microcomputer Applicaties, nauw verbonden met het Amstelinstituut van de FNWI, ook tot de fiscale eenheid. De belastingdienst heeft 9 november 2010 aangegeven dat voor het Kohnstamm Instituut UvA BV en het Duitsland Instituut vooralsnog kan worden gehandeld alsof zij deel uitmaken van de fiscale eenheid.
pagina 61
JAARREKENING 2010
ENKELVOUDIGE BALANS PER 31 DECEMBER 2010 De balans is na resultaatbestemming opgesteld. 1
ACTIVA
1.1 1.2 1.3
1.4 1.5 1.6 1.7
31-12-2010
31-12-2009
VASTE ACTIVA Immateriële vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa
0 443.380 83.036
0 407.495 69.639
Totaal vaste activa
526.416
477.134
VLOTTENDE ACTIVA Voorraden Vorderingen Effecten Liquide middelen
308 75.183 0 5.064
277 83.975 0 6.686
Totaal vlottende activa
80.555
90.938
606.971
568.072
31-12-2010
31-12-2009
TOTAAL ACTIVA
2
PASSIVA
2.1
EIGEN VERMOGEN Eigen vermogen
280.209
254.683
Totaal eigen vermogen
280.209
254.683
VREEMD VERMOGEN Voorzieningen Langlopende schulden Kortlopende schulden
24.226 126.408 176.128
24.406 122.903 166.080
Totaal vreemd vermogen
326.762
313.389
TOTAAL PASSIVA
606.971
568.072
2.2 2.3 2.4
pagina 62
JAARREKENING 2010
ENKELVOUDIGE EXPLOITATIEREKENING 2010 Jaarrekening 2010
Begroting1 2010
Jaarrekening 2009
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
BATEN Rijksbijdragen OCW Overige overheidsbijdrage en -subsidies College-, cursus-, les- en examengelden Baten werk in opdracht van derden Overige baten
364.909 0 54.011 73.136 60.988
348.681 0 51.243 69.310 60.944
355.104 0 48.480 75.343 34.904
3
Totaal baten
553.044
530.178
513.831
4 4.1 4.2 4.3 4.4
LASTEN Personele lasten Afschrijvingen Huisvestingslasten Overige lasten
349.155 29.784 37.140 110.274
343.745 36.560 37.977 107.591
344.526 28.900 37.910 102.749
4
Totaal lasten
526.353
525.873
514.085
SALDO BATEN EN LASTEN
26.691
4.305
-254
Financiële baten en lasten
-2.859
-5.524
440
RESULTAAT
23.832
-1.219
186
0
0
0
1.764
0
1.789
25.596
-1.219
1.975
0
0
0
25.596
-1.219
1.975
5
6
Belastingen
7
Resultaat deelnemingen
RESULTAAT 8
Aandeel derden in resultaat
NETTO RESULTAAT
1
Volledigheidshalve zij opgemerkt dat de begrotingskolom betrekking heeft op de UvA “in enge zin”, dat is de UvA enkelvoudig, zonder CNA, met daarin voor de deelnemingen slechts opgenomen het begrote verliessaldo van de Sportexploitatiemaatschappij UvA CV en het begrote dividend van UvA Holding over 2009. Er heeft op de begrotingscijfers 2010 geen accountantscontrole plaatsgevonden.
pagina 63
JAARREKENING 2010
ENKELVOUDIG KASSTROOMOVERZICHT 2010 2010
2009
KASSTROOM UIT OPERATIONELE ACTIVITEITEN Saldo Baten en Lasten Overige mutaties eigen vermogen
26.691 -70
-254 -990
Afschrijvingen Mutaties voorzieningen
29.784 -180
28.900 -1.301
Mutaties werkkapitaal Voorraden Vorderingen Kortlopende schulden
-31 8.792 10.048
4 2.564 571
Kasstroom uit bedrijfsoperaties
75.034
29.494
476 -3.335 1.764
446 -6 1.789
-1.095
2.229
73.939
31.723
KASSTROOM UIT INVESTERINGSACTIVITEITEN Immateriële vaste activa - Investeringen - Desinvesteringen Materiële vaste activa - Investeringen 1 - Desinvesteringen Financiële vaste activa
0 0 -71.657 5.988 -13.397
0 0 -75.810 4.819 -28.633
Totaal kasstroom uit investeringsactiviteiten
-79.066
-99.624
KASSTROOM UIT FINANCIERINGSACTIVITEITEN Nieuw opgenomen leningen Aflossing langlopende schulden
3.577 -72
67.130 -71
Totaal kasstroom uit financieringsactiviteiten
3.505
67.059
MUTATIE LIQUIDE MIDDELEN
-1.622
-842
Beginstand liquide middelen Mutatie liquide middelen
6.686 -1.622
7.528 -842
5.064
6.686
Ontvangen interest Betaalde interest (excl. geactiveerde interest) 1 Resultaat deelnemingen
Totaal kasstroom uit operationele activiteiten
EINDSTAND LIQUIDE MIDDELEN
1
De betaalde interest samenhangend met de investeringen in gebouwen in aanbouw is geactiveerd.
pagina 64
JAARREKENING 2010
UITSPLITSING VAN DE ONDERSCHEIDEN POSTEN VAN DE ENKELVOUDIGE BALANS Voor de waarderingsgrondslagen van de enkelvoudige balans en exploitatierekening wordt verwezen naar de waarderingsgrondslagen van de geconsolideerde balans en exploitatierekening. De toelichting beperkt zich tot zaken die niet reeds in de toelichting op de geconsolideerde cijfers zijn opgenomen.
Subtotaal gebouwen en terreinen 1.2.2 1.2.3 1.2.4 1.2.5
Inventaris en apparatuur Andere vaste bedrijfsmiddelen In uitvoering en vooruitbetalingen Niet aan proces dienstbare materiële vaste activa Subtotaal overige materiële vaste activa TOTAAL MATERIËLE VASTE ACTIVA
Boekwaarde ultimo 2010
Gebouwen en terreinen - Gebouwen - Terreinen - Gebouwen in uitvoering en vooruitbetalingen (1.2.4) - Af: Egalisatie investeringssubsidies
Afschrijvingen
1.2.1
Overige mutaties boekwaarde
Materiële vaste activa
Activering investeringen in uitvoering
1.2
Boekwaarde desinvesteringen
ACTIVA (enkelvoudig)
Investeringen
1
Boekwaarde ultimo 2009
MATERIËLE VASTE ACTIVA
278.436 15.454
1.259 0
5.047 0
86.048 4.991
0 0
20.947 336
339.749 20.109
84.342 -4.198
56.371 0
0 -188
-95.294 0
0 0
0 -441
45.419 -3.569
374.034
57.630
4.859
-4.255
0
20.842
401.708
27.298 0 6.163
8.527 0 5.500
160 0 0
11.573 0 -8.287
0 0 0
8.942 0 0
38.296 0 3.376
0
0
0
0
0
0
0
33.461
14.027
160
3.286
0
8.942
41.672
407.495
71.657
5.019
-969
0
29.784
443.380
pagina 65
JAARREKENING 2010
1
ACTIVA [VERVOLG] (enkelvoudig)
Investeringen in gebouwen
B.C.P. Janseninstituut Nieuwbouw FNWI Creed lab Renovatie glazen carre Groot Onderhoud Casco renovatie boerderij Upgrade diverse onderwijszalen F-MRI scanner Restauratieve ruimtes Bijzondere Collecties Overige investeringen Totaal
Investeringen in terreinen
Nieuwbouw FNWI Nieuwbouw AUC Overige Totaal
Investeringen in gebouwen in aanbouw
Investeringen in inventaris en apparatuur
Investeringen in inventaris in aanbouw
Investering Activering investeringen 0 0 0 0 0 0 0 598 0 0 661 1.259
746 79.248 232 486 2.060 286 1.111 537 347 605 390 86.048
0 0 0 0
3.166 1.714 111 4.991
0 744 35.312 2.580 13.030 0 232 486 188 252 2.580 264 644 59 56.371
-1.701 -746 -84.101 -2.140 0 -1.111 -232 -486 -286 -539 -1.714 -417 -654 -1.167 -95.294
Inventaris en apparatuur FNWI Bijzondere Collecties Restauratieve ruimtes fMRI scanner ACTA FNWI Informatiseringscentrum Studentinformatiesysteem SIS UvA Overige investeringen UvA Totaal
0 0 0 0 3.333 4.918 0 0 276 8.527
1.689 18 70 2 0 0 1.508 7.364 922 11.573
Studentinformatiesysteem SIS UvA Overige vastgoedprojecten Totaal
5.089 411 5.500
-7.364 -923 -8.287
Naar kosten B.C.P. Janseninstituut Nieuwbouw FNWI Groot onderhoud Renovatie REC Upgrade diverse onderwijszalen Creed lab Renovatie glazen carre Casco renovatie boerderij fMRI scanner Nieuwbouw AUC Restauratieve ruimtes Bijzondere Collecties Overige vastgoedprojecten Totaal
pagina 66
JAARREKENING 2010
Boekwaarde ultimo 2010
Gebouwen en terreinen - Gebouwen - Terreinen - Gebouwen in uitvoering en vooruitbetalingen (1.2.4) - Af: Egalisatie investeringssubsidies
Cumulatieven afschrijvingen & waardeverminderingen t/m 2010
1.2.1
Aanschafprijs ultimo 2010
Materiële vaste activa
Boekwaarde ultimo 2009
1.2
Cumulatieven afschrijvingen & waardeverminderingen t/m 2009
ACTIVA [VERVOLG] (enkelvoudig)
Aanschafprijs ultimo 2009
1
569.984 18.208
291.548 2.754
278.436 15.454
622.225 23.199
282.476 3.090
339.749 20.109
84.342 -4.672
0 -474
84.342 -4.198
45.419 -4.559
0 -990
45.419 -3.569
667.862
293.828
374.034
686.284
284.576
401.708
Inventaris en apparatuur Andere vaste bedrijfsmiddelen In uitvoering en vooruitbetalingen Niet aan proces dienstbare materiële vaste activa
82.961 0 6.163
55.663 0 0
27.298 0 6.163
102.791 0 3.376
64.495 0 0
38.296 0 3.376
0
0
0
0
0
0
Subtotaal overige materiële vaste
89.124
55.663
33.461
106.167
64.495
41.672
756.986
349.491
407.495
792.451
349.071
443.380
Subtotaal gebouwen en terreinen 1.2.2 1.2.3 1.2.4 1.2.5
TOTAAL MATERIËLE VASTE ACTIVA
pagina 67
JAARREKENING 2010
ACTIVA (enkelvoudig)
1.2.a OZB- en verzekerde waarde gebouwen en terreinen 1.2.a.1 OZB-waarde gebouwen en terreinen 1.2.a.2 Verzekerde waarde gebouwen 1.2.b
Toegerekende subsidies
Saldo ultimo 2010
TOTAAL EGALISATIEREKENING INVESTERINGSSUBSIDIES
Ontvangen subsidies
Egalisatierekening investeringssubsidies Investeringssubsidie CNA Investeringssubsidie ACTA Investeringssubsidie Vastgoed
1
Mutatie
ACTIVA [VERVOLG] (enkelvoudig)
Saldo ultimo 2009
1
0 551 3.647
0 0 -113
0 75 441
0 476 3.093
4.198
-113
516
3.569
Bedrag Peildatum Aanschaf 2010 325.449 983.139
1-1-2010 1-7-2010
Boeken
4.086
pagina 68
JAARREKENING 2010
Investeringen en verstrekte leningen
Desinvesteringen, uitgekeerd dividend en afgeloste leningen
Resultaat deelnemingen
Boekwaarde ultimo 2010
23.988 275 205 45 769 8.859
0 0 0 0 0 1.091
1.250 0 0 0 0 0
3.333 -9 -3 0 0 -2.727
26.071 266 202 45 769 7.223
34.141
1.091
1.250
594
34.576
2.302 253 6.968 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 1.171 0
2.302 253 8.139 0
Subtotaal andere deelnemingen
9.523
0
0
1.171
10.694
1.3.3 Vorderingen op groepsmaatschappijen - Leningen aan verbonden partijen
5.695
4.078
1.780
0
7.993
Subtotaal vorderingen op groepmij.
5.695
4.078
1.780
0
7.993
1.3.4 Vorderingen op andere verbonden partijen - Nereus - Asser Instituut
45 1.400
0 0
0 0
0 0
45 1.400
4.121 14.668
0 9.678
184 0
0 0
3.937 24.346
18.789
9.678
184
0
28.283
0
0
0
0
0
2 44
0 0
1 0
0 0
1 44
46
0
1
0
45
69.639
14.847
3.215
1.765
83.036
1
ACTIVA (enkelvoudig)
1.3
Financiële vaste activa
1.3.1 Groepsmaatschappijen - UvA Holding B.V. - BG4 C.V. - ACTA Holding B.V. - Stichting Economisch Onderzoek - Stichting Universitair Sport Centrum - Sportexploitatiemaatschappij UvA C.V. Subtotaal deelnemingen 1.3.2 Andere deelnemingen - Amsterdam Science Park - WTCW - AMR - Overige deelnemingen
1.3.5 Vorderingen op OCW - Kasschuif - Bama compensatie Subtotaal Vorderingen op OCW 1.3.6 Overige effecten 1.3.7 Overige vorderingen - Auditoren - Overige leningen u/g Subtotaal overige vorderingen
TOTAAL FINANCIËLE VASTE ACTIVA
pagina 69
Rentepercentage
Boekwaarde ultimo 2009
FINANCIËLE VASTE ACTIVA
3,5 4,5
JAARREKENING 2010
VLOTTENDE ACTIVA 1
ACTIVA (enkelvoudig)
1.4
Voorraden
1.4.1 1.4.2
31-12-2010
31-12-2009
Gebruiksgoederen Vooruitbetaald op voorraden
308 0
277 0
TOTAAL VOORRADEN
308
277
1.5
Vorderingen
1.5.1 1.5.2 1.5.3 1.5.4 1.5.5 1.5.6 1.5.7
Debiteuren OCW/LNV Groepsmaatschappijen Andere deelnemingen Studenten/deelnemers/cursisten Overige overheden Overige vorderingen - Personeel - Overige
16.744 0 619 0 19.675 0
22.895 0 768 0 19.316 0
0 1.938
0 844
Subtotaal
38.976
43.823
Overlopende activa - Vooruitbetaalde kosten onderhanden werk - Verstrekte voorschotten - Overige
24.005 222 12.480
26.349 192 13.831
Subtotaal overlopende activa
36.707
40.372
-500
-220
75.183
83.975
1.5.8
1.5.9
Af: Voorziening wegens oninbaarheid
TOTAAL VORDERINGEN
pagina 70
JAARREKENING 2010
VLOTTENDE ACTIVA [VERVOLG] (enkelvoudig) Het verloop van de voorziening wegens oninbaarheid is als volgt (specificatie post 1.5.9.):
1.5.9
2010
2009
Stand per 1 januari Dotatie Onttrekking Vrijval
-220 -452 86 86
-565 -89 131 303
Stand per 31 december
-500
-220
Onderhanden werk inzake onderzoeksprojecten kan op twee plaatsen in de balans verschijnen: onder de vooruitbetaalde kosten indien voor een project tot ultimo balansdatum méér subsidiabele kosten zijn gemaakt dan is gefactureerd, of aan de passiefzijde onder vooruitgefactureerde bedragen indien voor een project tot ultimo balansdatum juist méér is gefactureerd dan er aan subsidiabele kosten is gemaakt. De uitsplitsing op balansdatum ziet er als volgt uit: 2010
2009
Vooruitgefactureerd Vooruitbetaalde kosten
-68.216 24.005
-58.221 26.349
Saldo onderhanden werk inzake onderzoeksprojecten
-44.211
-31.872
pagina 71
JAARREKENING 2010
1
ACTIVA (enkelvoudig)
1.7
Liquide middelen
1.7.1 1.7.2 1.7.3 1.7.4
31-12-2010
31-12-2009
Kasmiddelen Tegoeden op bank- en girorekeningen Deposito's Overige
111 3.952 965 36
87 5.240 1.358 1
TOTAAL LIQUIDE MIDDELEN
5.064
6.686
De boekwaarde van effecten in 2009 en 2010 is nihil.
pagina 72
JAARREKENING 2010
EIGEN VERMOGEN 2
PASSIVA (enkelvoudig)
2.1
Eigen vermogen
2.1.1
Algemene reserve Algemene reserve
2.1.2
2.1.3
2.1.4
2.1.5
2.1.6
2.1.7
2.1.8
2.1.9
Saldo Toevoeging resultaat 31-12-2009 2010
Overige mutatie 2010
Saldo 31-12-2010
115.381
5.281
-14.825
105.837
Bestemmingsreserve (publiek) Bestemmingsreserve
97.567
18.269
13.993
129.829
Bestemmingsreserve (privaat) Bestemmingsreserve
36.692
595
-158
37.129
Bestemmingsfonds (publiek) Bestemmingsfonds
5.043
1.451
920
7.414
Bestemmingsfonds (privaat) Bestemmingsfonds
0
0
0
0
Herwaarderingsreserve Herwaarderingsreserve
0
0
0
0
Andere wettelijke reserves Andere wettelijke reserves
0
0
0
0
Statutaire reserves Statutaire reserves
0
0
0
0
Minderheidsbelang derden Minderheidsbelang derden
0
0
0
0
254.683
25.596
-70
280.209
TOTAAL EIGEN VERMOGEN
pagina 73
JAARREKENING 2010
EIGEN VERMOGEN [VERVOLG] 2.1.2
BESTEMMINGSRESERVES (PUBLIEK) Reserve huisvestingsplan Asbestreserve Amsterdam Merit Scholarship Fund Netto vermogenswaarde AMR Octrooifonds Faculteiten en diensten (zie specificatie)
TOTAAL
2.1.3
BESTEMMINGSRESERVES (PRIVAAT) Eigen vermogen UvA Holding Eigen vermogen USC (Stichting) Eigen vermogen Sportexploitatiemaatschappij Eigen vermogen SEO Eigen vermogen ACTA-Holding (55%) (incl. deelnemingen) Eigen vermogen BG4 CV Netto vermogenswaarde ASP NV/CV Netto vermogenswaarde WTCW NV/CV
TOTAAL
2.1.4
BESTEMMINGSFONDSEN (PUBLIEK) George Mossefonds Legaat Smit Legaat Zandee Arbeidsvoorwaardenfonds Academische Vluchtelingen Employability Fonds Werkgelegenheidsproject Leerstoel Geschiedenis Lage Landen (UCL) OCW-middelen restauratorenopleiding Siriussubsidie Amsterdam University College
TOTAAL
Saldo 31-12-2009 67.547 19.449 0 6.968 -60 3.663
Toevoeging resultaat 10.127 -729 0 1.170 0 7.701
Overige mutatie 0 0 0 0 0 13.993
Saldo 31-12-2010 77.674 18.720 0 8.138 -60 25.357
97.567
18.269
13.993
129.829
Saldo 31-12-2009 23.987 769 8.859 45 205
Toevoeging resultaat 3.333 0 -2.727 0 -4
Overige mutatie -1.249 0 1.091 0 0
Saldo 31-12-2010 26.071 769 7.223 45 201
272 2.302 253
-7 0 0
0 0 0
265 2.302 253
36.692
595
-158
37.129
Saldo 31-12-2009 97 0 0 3.983 -57 812 100 0 0 108
Toevoeging resultaat 0 0 0 1.133 0 0 0 31 217 70
Overige mutatie 0 140 30 0 0 0 0 332 418 0
Saldo 31-12-2010 97 140 30 5.116 -57 812 100 363 635 178
5.043
1.451
920
7.414
pagina 74
JAARREKENING 2010
VOORZIENINGEN 2
PASSIVA (enkelvoudig)
2.2 Voorzieningen 2.2.1 Personeelsvoorzieningen - Life-time variant - Wao/Wia - Reorganisatievoorziening - Wachtgelden - Salaris- en wachtgeldclaims - Belasting en premies - Jubileumgratificatie - Langdurig zieken Subtotaal personeelsvoorzieningen 2.2.2 Voorziening verlieslatende contracten 2.2.3 Overige voorzieningen
TOTAAL
Saldo ultimo 2009
Mutaties 2010 Dotatie
Onttrekking
Vrijval
Saldo ultimo 2010
waarvan < 1 jaar > 1 jaar
9.712 1.437 3.126 4.662 0 0 4.506 761
349 637 3.900 3.966 0 0 323 279
1.577 290 1.357 2.997 0 0 356 782
0 47 543 1.453 0 0 30 0
8.484 1.737 5.126 4.178 0 0 4.443 258
1.378 351 2.225 2.686 0 0 351 212
7.106 1.386 2.901 1.492 0 0 4.092 46
24.204
9.454
7.359
2.073
24.226
7.202
17.024
0
0
0
0
0
0
0
202
0
0
202
0
0
0
24.406
9.454
7.359
2.275
24.226
7.202
17.024
VOORZIENINGEN
pagina 75
JAARREKENING 2010
LANGLOPENDE SCHULDEN 2
PASSIVA (enkelvoudig)
2.3
Langlopende schulden
Bedrag lening 31-12-2009
Aangegane Aflossingen Boekwaarde leningen 2010 2010 31-12-2010
2.3.1 Schulden aan groepsmaatschappijen
0
0
0
0
2.3.2 Schulden aan overige deelnemingen
0
0
0
0
122.331
3.577
0
125.908
0
0
0
0
572
0
72
122.903
3.577
72
2.3.3 Kredietinstellingen Deutsche Bank Nederland/BNG 2.3.4 OCW/LNV 2.3.5 Overige
TOTAAL LANGLOPENDE
waarvan > 5 jaar 1-5 jaar
0
125.908
500
357
143
126.408
357
126.051
SCHULDEN
pagina 76
JAARREKENING 2010
KORTLOPENDE SCHULDEN 2
PASSIVA (enkelvoudig)
2.4
Kortlopende schulden
2.4.1 2.4.2 2.4.3 2.4.4 2.4.5 2.4.6 2.4.7
31-12-2010
31-12-2009
Kredietinstellingen Vooruitgefactureerde en -ontvangen termijnen OHW Crediteuren OCW/LNV Schulden aan groepsmaatschappijen Schulden aan deelnemingen
0 68.216 13.877 0 1.519 0
0 58.221 16.405 0 948 0
Belastingen en premies sociale verzekeringen - Loonheffing - Omzetbelasting - Premies sociale verzekeringen
11.218 1 2.460
9.272 0 2.182
Subtotaal belastingen en premies sociale verzekeringen
13.679
11.454
2.4.8
Schulden terzake van pensioenen
0
0
2.4.9
Overige kortlopende schulden - Werk door derden - Overige
0 0
0 41
Subtotaal overige kortlopende schulden
0
41
Overlopende passiva - Vooruitontvangen college- en lesgelden - Vooruitontvangen Spinozapremie - Vooruitontvangen geoormerkte subsidies OCW - Vooruitontvangen doelsubsidies OCW/LNV - Vooruitontvangen investeringssubsidies - Vooruitontvangen overige baten - Gereserveerd vakantiegeld - Gereserveerde vakantiedagen - Overige
38.367 0 643 1 0 7.790 8.156 6.866 17.014
35.783 1.234 450 991 0 6.794 8.099 7.986 17.674
Subtotaal overlopende passiva
78.837
79.011
176.128
166.080
2.4.10
TOTAAL KORTLOPENDE SCHULDEN
pagina 77
JAARREKENING 2010
KORTLOPENDE SCHULDEN [VERVOLG] (enkelvoudig) Onderhanden werk inzake onderzoeksprojecten kan op twee plaatsen in de balans verschijnen: onder de vooruitbetaalde kosten indien voor een project tot ultimo balansdatum méér subsidiabele kosten zijn gemaakt dan is gefactureerd, of aan de passiefzijde onder vooruitgefactureerde bedragen indien voor een project tot ultimo balansdatum juist méér is gefactureerd dan er aan subsidiabele kosten is gemaakt. De uitsplitsing op balansdatum ziet er als volgt uit: 2010
2009
Vooruitgefactureerd Vooruitbetaalde kosten
-68.216 24.005
-58.221 26.349
Saldo onderhanden werk inzake onderzoeksprojecten
-44.211
-31.872
pagina 78
JAARREKENING 2010
UITSPLITSING VAN DE ONDERSCHEIDEN POSTEN VAN DE ENKELVOUDIGE EXPLOITATIEREKENING 3
BATEN (enkelvoudig)
3.1 3.1.1
Rijksbijdragen Rijksbijdrage OCW sector WO
3.1.2
2010
2009
443.959
436.050
Overige subsidies OCW - Geoormerkte OCW-subsidies - Niet-geoormerkte OCW-subsidies - Toerekening investeringssubsidies OCW Subtotaal overige subsidies
1.456 1.200 0 2.656
3.063 47 0 3.110
Af : inkomensoverdrachten - Rijksbijdrage academische ziekenhuizen
-81.706
-84.056
Totaal rijksbijdragen
364.909
355.104
Overige overheidsbijdragen en -subsidies Gemeentelijke bijdragen en subsidies Overige overheidsbijdragen
0 0
0 0
Totaal overige overheidsbijdragen en -subsidies
0
0
College-, cursus-, les- en examengelden Collegegelden sector WO Examengelden Onderwijsverplichtingen Vrijval onderwijsverplichtingen
54.011 0 0 0
48.480 0 0 0
Totaal college-, cursus-, les- en examengelden
54.011
48.480
3.4 3.4.1
Baten werk in opdracht van derden Contractonderwijs
13.219
12.455
3.4.2
Contractonderzoek - Internationale organisaties - Nationale overheden - NWO - KNAW - Overige non-profitorganisaties - Bedrijven - Mutatie OHW Subtotaal contractonderzoek
21.641 6.139 29.136 734 15.447 8.559 -12.435 69.221
16.050 8.027 33.445 873 21.340 7.167 -11.049 75.853
Overdracht contractsommen
-9.304
-12.965
Totaal baten werk in opdracht van derden
73.136
75.343
Overige baten Verhuur Detachering personeel Schenking Sponsoring Overige (zie specificatie)
4.982 4.853 188 15.666 35.299
3.262 2.900 585 9.684 18.473
Totaal overige baten
60.988
34.904
553.044
513.831
3.1.3
3.2 3.2.1 3.2.2
3.3 3.3.4 3.3.5 3.3.6 3.3.7
3.4.3
3.5 3.5.1 3.5.2 3.5.3 3.5.4 3.5.6
TOTAAL BATEN
pagina 79
JAARREKENING 2010
BATEN [VERVOLG] (enkelvoudig) Overige overige baten (specifatie post 3.5.6) (enkelvoudig)
3.5.6
2010
2009
Overige overige baten Verkoop syllabi en fotokopieën Congressen en entreegelden Levering aan derden Opbrengst keuringen en consulten Dienstverlening aan derden Bijzondere bate verkoop gebouwen Diverse opbrengsten
1.050 1.005 1.456 4.608 8.024 18.856 300
1.423 861 626 4.774 8.120 0 2.669
Totaal overige overige baten
35.299
18.473
pagina 80
JAARREKENING 2010
4
LASTEN (enkelvoudig)
4.1 4.1.1
4.1.2
4.1.3
2010
2009
Personele lasten Lonen en salarissen - Bruto lonen en salarissen - Sociale lasten - Pensioenpemies
252.239 23.884 33.095
249.537 22.425 33.090
Subtotaal lonen en salarissen
309.218
305.052
Overige personele lasten - Mutaties personele voorzieningen - Personeel niet in loondienst - Geactiveerde inzet eigen personeel - Overige
799 31.867 -1.494 10.368
15 35.545 0 5.275
Subtotaal overige personele lasten
41.540
40.835
-1.603
-1.361
349.155
344.526
Af : uitkeringen Totaal personele lasten
De lonen en salarissen plus overige personele lasten van het personeel in dienst zijn gestegen met k € 8.848. De lonen en salarissen zijn met k€ 6.066 gestegen door een toenname in het aantal fte's, en met k€ 1.968 gedaald door een verschuiving bij CNA van personeel in dienst naar personeel niet in loondienst. Daarnaast heeft k € 584 betrekking op de onder deze post verantwoorde personele component van de O&O bijdrage aan het AMC. De gemiddelde lasten per fte in de UvA zelf stegen met 0,9% (voornamelijk door de eenmalige uitkering van 500 euro per fte in december 2010). De groei van de personele bezetting bedroeg 1,8%. Onderstaande grafiek geeft links de opbouw van de bruto salarislasten in de UvA (exclusief AMCcomponent) en rechts de opbouw daarbinnen van de component overige uitkeringen werknemer. In de rubriek overige personele lasten heeft k€ 1.975 betrekking op een (eenmalige) eindejaarsuitkering. In de personele lasten is de personele component begrepen van de O&O-bijdrage aan het AMC ten behoeve van de Faculteit der Geneeskunde (k € 47.542). De gemeenschappeljike diensten hebben de inhuur van externe medewerkers in 2010 fors teruggedrongen ten opzichte van 2009, voor wat betreft de operationele activiteiten, zonder dat daar een stijging van ondersteunend en beherend personeel in dienst tegenover stond.
pagina 81
JAARREKENING 2010
LASTEN [VERVOLG] (enkelvoudig)
Opgave ingevolge de Wet openbaarmaking publieke topinkomens
38 38 19 38 38 20 38 38 38 4 7,6
37.000
242.100 211.800 82.300 241.800 231.600 109.400 294.900 69.200 146.600 29.900 44.600
38 38 19 38 38 20 38 38 38 4 7,6
190.500 166.300 93.200 189.800 182.800 87.300 229.800 127.400 107.500 24.800 34.400
2009 49.500 42.800 24.800 51.000 48.200 21.200 62.700 32.500 28.300 6.000 8.500
Totaal
Pensioenpremie Uitkering beëindiging dienstverband
Belastbaar loon
Antal uren per week
Totaal
192.000 168.400 66.000 191.200 183.900 86.900 232.800 26.900 128.100 24.000 36.200
2010 50.100 43.400 16.300 50.600 47.700 22.500 62.100 5.300 18.500 5.900 8.400
Uitkering bij beëindiging dienstverband
Pensioenpremie
Functie Voorzitter College Rector Magnificus Vm.voorzitter College 1) Hoogleraar Hoogleraar Hoogleraar Hoogleraar Hoogleraar 2) Hoogleraar 3) Hoogleraar Hoogleraar
Belastbaar loon
Antal uren per week
Hieronder staat de opgave van bestuurders, voormalig bestuurders en medewerkers van wie het belastbaar loon met de voorzieningen ten behoeve van beloning betaalbaar op termijn het gemiddelde belastbare loon van de ministers in 2010 ( € 193.000) te boven is gegaan (Wopt art. 6, eerste lid). De toelichting op de bezoldiging van de bestuurders is opgenomen in de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening. De reden van de overschrijding van de publicatiegrens van de hoogleraren is steeds arbeidsmarkttoelage; waar de overschrijding tevens een andere oorzaak heeft, staat dit in een noot onder de tabel vermeld. Alle vermelde personen waren het gehele jaar in dienst, tenzij in een voetnoot anders vermeld. De tabel vermeldt ook eventuele uitkeringen in het kader van beëindiging van het dienstverband waarvan vermelding op grond van de Wopt, art. 6, tweede lid dient plaats te vinden.
240.000 209.100 118.000 240.800 231.000 108.500 292.500 159.900 135.800 30.800 42.900
1
) Uit dienst per 1 september 2010. ) Uit dienst per 1 maart 2010; door de afwikkeling van vakantiegeld en andere reserveringen per die datum bij tijdevenredige omrekening naar jaarbedrag boven de publicatie van de Wopt gekomen. 3 ) Uit dienst per 1 september 2010; door de uitbetaling van resterende verlofrechten, bij tijdevenredige omrekening naar jaarbedrag boven de publicatie van de Wopt gekomen. 2
pagina 82
JAARREKENING 2010
4
LASTEN [VERVOLG] (enkelvoudig)
4.2 4.2.1 4.2.2
2010
2009
Afschrijvingen Immateriële vaste activa Materiële vaste activa
0 29.784
0 28.900
Totaal afschrijvingen
29.784
28.900
4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.3.5 4.3.6
Huisvestingslasten Huur Verzekeringen Onderhoud Energie en water Schoonmaakkosten Heffingen
8.775 1.153 10.037 10.989 5.412 1.568
7.584 1.024 13.133 9.521 6.199 1.667
4.3.7
Overige 2
-794
-1.218
Totaal huisvestinglasten
37.140
37.910
Overige lasten Administratie- en beheerslasten Inventaris, apparatuur en leermiddelen Mutaties overige voorzieningen Overige (zie specificatie)
28.680 19.456 0 62.138
25.533 19.161 -683 58.738
Totaal overige lasten
110.274
102.749
TOTAAL LASTEN
526.353
514.085
2010
2009
Overige overige lasten Bijdrage en subsidies Grondstoffen Reis- en verblijfkosten Documentatie / drukwerk en syllabi Porti en telefoonkosten Representatiekosten Overige beheerskosten
18.512 5.339 13.379 4.541 4.776 4.967 10.624
16.627 4.578 12.888 5.834 4.415 4.403 9.993
Totaal overige overige lasten
62.138
58.738
4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.4.4
Overige overige lasten (specificatie post 4.4.4.) (enkelvoudig)
4.4.4
In de overige beheerskosten is begrepen de materiële component (k€ 11.886) van de O&O-bijdrage aan het AMC ten behoeve van de Faculteit der Geneeskunde
pagina 83
JAARREKENING 2010
AANSLUITING GECONSOLIDEERD EN ENKELVOUDIG VERMOGEN
Vermogen enkelvoudig Vermogen van geconsolideerde gelieerden, die in de enkelvoudige jaarrekening niet op de nettovermogenswaarde worden gewaardeerd (zie onderstaande specificatie) Minderheidsbelang VU in ACTA Holding
Vermogen geconsolideerd
31-12-2010
31-12-2009
280.209
254.683
27.456
23.176
166
168
307.831
278.027
31-12-2010
31-12-2009
25.596
1.975
4.414
1.114
-2
-181
30.008
2.908
Vermogen ultimo 2010 21.028 49 1.884 1.335 162 0 0 2.259 596 143
Resultaat 2010 3.962 4 25 -62 91 3 0 -28 276 143
27.456
4.414
AANSLUITING GECONSOLIDEERD EN ENKELVOUDIG RESULTAAT
Resultaat enkelvoudig Resultaat van geconsolideerde gelieerden die in de enkelvoudige jaarrekening niet op de nettovermogenswaarde worden gewaardeerd (zie onderstaande specificatie) Minderheidsaandeel VU in resultaat ACTA Holding Resultaat geconsolideerd
Gelieerde partij SARA Duitsland Instituut SEO Exploitatie Gastenverblijven Folia Civitatis BG4 Spui 25 USC (aandeel USC Stichting in de Sportexploitatiemaatschappij CV) USC (Stichting overig) LeCoin CV Totaal
pagina 84
OVERIGE GEGEVENS
CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT Aan: het College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam.
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2010 van de Universiteit van Amsterdam te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2010 en de staat van baten en lasten over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de entiteit is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het bestuur is tenslotte verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van de relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 2.9, derde lid van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede voor de naleving van de betreffende wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van (de entiteit). Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur van (de entiteit) gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de Universiteit van Amsterdam per 31 december 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2010, in alle van materieel belang zijnde aspecten, voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010.
pagina 85
OVERIGE GEGEVENS
CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT [VERVOLG] Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen. Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met g BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Amsterdam, 26 mei 2011 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Origineel getekend door: drs. R. Dekkers RA
pagina 86
OVERIGE GEGEVENS
GEBEURTENISSEN NA BALANSDATUM Met de Deutsche Bank wordt onderhandeld over aanpassingen die de Bank wenst in het kredietarrangement dat de UvA in 2008 had afgesloten met de rechtsvoorganger ABN Amro Bank. Inzet van de UvA is dat een eventuele aanpassing kostenneutraal is en geen afbreuk doet aan de kwaliteit van de gecommitteerde kredietlijnen. De decaan van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde heeft begin 2011 tot een reorganisatie besloten, om een structureel houdbare oplossing te verkrijgen van de financiële problematiek waar de faculteit in is geraakt. Een berekening van de kosten is nog niet gemaakt.
BESTEMMING EXPLOITATIESALDO Met toepassing van artikel 2.9, lid 5 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is het resultaat van het verslagjaar verwerkt in de algemene reserve van de instelling. In de toelichting op de post eigen vermogen van de geconsolideerde balans blijkt welke bestemmingen daarbij zijn benoemd. Daarbij is een derdenaandeel opgenomen voor het aandeel van de Vrije Universiteit in het exploitatiesaldo van ACTA Holding BV en (wat de geconsolideerde cijfers betreft) de aandelen van derden in dochterondernemingen van UvA Holding BV.
BESTUURSVERKLARING (VERKLARING COLLEGE VAN BESTUUR) Het College van Bestuur bevestigt hierbij dat alle bij het College van Bestuur bekende informatie, van belang voor de accountantsverklaring bij de jaarrekening is verstrekt aan de accountant. Tevens verklaart het College van Bestuur niet betrokken te zijn geweest bij onregelmatigheden, zijnde het handelen in strijd met wet- en regelgeving, of andere gedragingen die erop gericht zijn de hoogte van de rijksbijdrage aan de Universiteit op oneigenlijke manier te beïnvloeden.
pagina 87
BIJLAGEN
GEGEVENS OVER DE RECHTSPERSOON Universiteit van Amsterdam Spui 21 1012 WX Amsterdam BRIN: 21PK Telefoon: 020 525 9111 Fax: 020 525 2136 Internet: www.uva.nl Bevoegdgezagnummer: 22222 Bankrelatie: Deutsche Bank 44.40.42.342 ANBI-nummer (Algemeen Nut Beogende Instelling): 0032 40 782 Kamer van Koophandel-nummer: 34370207 EORI-nummer (Economic Operators Registration & Identification Number): NL003240782 Contactpersoon: A.J. Brentjes Telefoon: 020 525 2830 E-mail:
[email protected]
pagina 88
BIJLAGEN
SPECIFICATIE POSTEN OCW
Totaal toegewezen bedrag
Ontvangen t/m 2009
Besteding t/m 2009
Saldo ultimo 2009
Ontvangen in 2010
Besteding in 2010
Saldo ultimo 2010
OCW (bedragen in k€)
Allochtonen
170
170
152
18
0
0
18
Akademie-assistenten
519
164
77
87
182
122
147
Krachtig meesterschap
525
0
0
0
315
18
297
Educatieve minoren
289
289
170
119
0
71
48
3.750
938
938
0
938
938
0
440
0
0
0
440
307
133
5.693
1.561
1.337
224
1.875
1.456
643
Siriussubsidie AUC & honoursprogramma (samen met Vrije Universiteit) Simodont (ACTA) (samen met Vrije Universiteit) Totaal
De bijdrage uit het Siriusprogramma ten behoeve van het University College en het honoursprogramma is in vier gelijke delen toegerekend aan de vier jaren waarop hij betrekking heeft, en niet naar rato van de opgeboekte kosten. Daarmee wordt aangesloten op de wijze waarop dit gezamenlijke project van de UvA en de Vrije Universiteit was begroot en de wijze waarop de bijdrage via de rijksbijdrage aan de universiteiten is toegekend. Omdat de hoogte van de bijdrage aan outputmaatstaven is gekoppeld en niet rechtstreeks aan de gemaakte kosten, wordt deze verwerkingswijze toelaatbaar geacht. Het niet tot uitgaven gebrachte deel van de subsidie is als bestemmingsfonds aangemerkt.
pagina 89
BIJLAGEN
SPECIFICATIE NAAR HOOFDKOSTENPLAATS Op deze gegevens heeft geen accountantscontrole plaatsgevonden. Bedrijfsonderdeel (bedragen in M€)
Opbr. werk iov derden 2010 2009
Personele lasten 2010 2009
Materiële lasten 2010 2009
Totale lasten 2010 2009
FTE WP 2010
FTE OBP 2010
FTE totaal 2010
FGW FdR
10,7 4,9
10,4 5,6
47,1 20,5
47,1 19,5
7,1 4,4
6,0 3,6
54,2 24,9
53,1 23,1
489 225
139 86
628 311
ACTA1 FNWI FEB FMG ILO Overige instituten (IIS+AUC) CEDLA
1,6 26,2 7,8 16,4 1,2
1,9 24,8 9,1 18,4 0,9
12,6 63,8 29,3 61,1 3,3
12,3 64,1 29,2 55,5 3,8
9,1 18,2 4,4 10,0 0,7
6,3 17,6 5,8 9,5 0,7
21,7 82,0 33,7 71,1 4,0
18,6 81,7 35,0 65,0 4,5
85 577 219 651 33
88 300 97 218 9
173 877 316 869 42
0,3 0,1
0,1 0,1
3,0 1,0
2,5 1,0
0,1 0,4
0,4 -0,3
3,1 1,4
2,9 0,7
23 8
21 5
44 13
15
26
41
T.M.C. Asser2 3
2,9
2,7
2,2
2,0
0,9
0,9
3,1
2,9
0
0
0
72,1
74,0
243,9
237,0
55,3
50,5
299,2
287,5
2.325
989
3.314
0,1 0,5 0,1
0,0 1,0 0,4
58,2 12,4 34,6
57,4 11,6 38,6
22,7 6,7 92,5
23,7 7,0 88,4
80,9 19,1 127,1
81,1 18,6 127,0
16 0 0
99 183 499
115 183 499
Totaal eenheden
72,8
75,4
349,1
344,6
177,2
169,6
526,3
514,2
2.341
1.770
4.111
Gelieerden
14,3
18,2
25,5
24,0
17,4
23,2
42,9
47,2
219
340
559
Totaal groep
87,1
93,6
374,6
368,6
194,6
192,8
569,2
561,4
2.560
2.110
4.670
CNA
Subtotaal Bestuur + Bestuursstaf Universiteitsbibliotheek Overige concerneenheden
1
de personeelsaantallen bij ACTA betreffen het ACTA-personeel dat op de loonlijst van de UvA staat; de financiële cijfers betreffen de totalen van ACTA naar rato van het aandeel van de UvA (55%) in de gemeenschappelijke regeling
2
deze vermelding betreft uitsluitend het personeel dat op de loonlijst van de UvA is geplaatst en bij de Stichting T.M.C. Asser Instituut in Den Haag te werk is gesteld
3
met ingang van 2010 wordt het personeel van CNA niet langer separaat onder personeel in dienst gerubriceerd. CNA huurt personeel in van de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam..
pagina 90
BIJLAGEN
SPECIFICATIE BESTEMMINGSRESERVES (PUBLIEK) FACULTEITEN EN DIENSTEN Op deze gegevens heeft geen accountantscontrole plaatsgevonden. De bestemde reserves van faculteiten en eenheden worden, naar gelang hun bestemming, onderscheiden in een aantal typen, welke in de tabel met een nummer zijn aangeduid: 1 = onderzoeksreserve, bestemd voor investering in de uitbouw van onderzoekszwaartepunten en -prioriteiten 2 = matchingsreserve, bestemd voor de dekking van de matching van toekomstig onderzoek voor derden 3 = onderwijsreserve, bestemd voor kosten van onderwijsvernieuwing 4 = opvolgingsreserve, bestemd voor dakpanconstructies en/of het wervingspakket van nieuwe wetenschappers 5 = leerstoelreserve, bestemd voor besteding ter bepaling door de houder van een leerstoel of docentschap 6 = reserve inventaris en apparatuur, bestemd voor de geplande aanschaf van dure apparaten of inventaris 7 = beleidsreserve, bestemd voor door de decaan nader te preciseren innovatiedoeleinden Eenheid Type
Bestemmingsreserve (publiek)
FGW FGW FGW FGW FGW FGW FGW FGW FdR FdR FdR FdR FNWI FNWI FNWI FNWI FNWI FNWI FNWI FNWI FNWI FNWI FNWI FNWI FNWI FNWI FNWI FNWI FNWI FNWI FNWI FNWI FNWI FNWI FNWI FMG FMG FMG FMG FMG FMG FMG Concern
Geschiedschrijving van de UvA Egalisatiereserve visitatiekosten FGW-fonds promotieplaatsen Leerstoel prof. Leydesdorff Leerstoel prof. Bal Huizinga (vm stimuleringsgelden) Doeltoekenning Nederlands als Vreemde Taal Reserve van de duale minor redacteur/editor Spinozaprijs prof. Curtin Reservering inrichting REC-A Zwaartepuntenbeleid Uitvoering aanbevelingen onderwijsvisitatie Opvolgingsreserve KdVI (wiskunde) Opvolgingsreserve ILLC (logica) Opvolgingsreserves IBED (biodiversiteit) Opvolgingsreserve IvI (informatica) Opvolgingsreserve API (sterrenkunde) Global Ecology (IBED) Electronic Probe MicroAnalysis Lab infrastructuur QM/QI onderzoeksgebied Institute of Physics, wervingspakketten Vorming cluster Soft Matter (IoP en HIMS) NOVA (onderzoeksschool sterrenkunde) Apparatuur SILS (levenswetenschappen) Aanpassing dierverblijven Apparatuurfonds IBED Isotope Ratio Mass Spectrometre (IBED) Soft Matter cluster, aanschaf rheometer Confocal Microscope (Institute of Physics) Matchingsfonds SILS MacGillavry winnares startpakket (IBED) LifeWatch project (IBED) eScience Research Centre (IvI) FNWI Innovatiefonds Nog te bestemmen overschot VISO-project ILO-reserve post-HBO opleidingen Urban Studies Brain & Cognitive Sciences Global Health & Development Institutions & Inequality The Entertainization of Society Affect regulation Reserve stimulering jonge onderzoekers
5 3 7 5 5 1 3 3 5 6 1 3 4 4 4 4 4 1 1 6 4 7 1 6 6 6 6 6 6 2 5 7 1 7 3 3 1 1 1 1 1 1 1
Totaal
Saldo Toevoeging 31-12-2009 resultaat 59 185 400 2.562 3 151 -24
488 1.000
Overige mutatie 92 328 1.567 76 45 84 61 3
-85 300 1.423 400 350 300 1.440 900 400 480 650 450 775 125 800 440 100 380 240 55 255 250 250 620 750 1.727 1.500
448 67 610 32 148 170 200 1.327 3.663
7.701
13.993
Saldo 31-12-2010 151 513 4.529 79 196 60 61 3 403 1.300 1.423 400 350 300 1.440 900 400 480 650 450 775 125 800 440 100 380 240 55 255 250 250 620 750 1.727 1.500 448 67 610 32 148 170 200 1.327 25.357 pagina 91
BIJLAGEN
VERANTWOORDING ACADEMISCH ZIEKENHUIS De hoofdtaken van het universitair medisch centrum bestaan uit patiëntenzorg, onderwijs, opleiding en onderzoek. Voor het onderwijs aan studenten geneeskunde en medische informatiekunde en het medischwetenschappelijk onderzoek, ontvangt het AMC, via de UvA, een rijksbijdrage onderwijs en onderzoek. Hierover wordt rechtstreeks overlegd met het College van Bestuur van de UvA. De Raad van Bestuur van het AMC is met het College van Bestuur UvA een plandocument (convenant) overeengekomen, waarin de omvang van de rijksbijdrage onderwijs en onderzoek, de wederzijdse inspanningsverplichtingen en de wijze van verantwoorden zijn vastgelegd. In december 2008 is een convenant afgesloten voor de periode 2009 t/m 2012. Het AMC is tevens de werkplaats voor geneeskundig onderwijs en onderzoek. Het gaat hierbij om de personele en materiële infrastructuur (‘uitrusting en bestand’) die nodig is om studenten geneeskunde op te leiden en het medisch wetenschappelijk onderzoek te faciliteren. Voor deze werkplaatsfunctie (art. 2.5 WHW) ontvangt de UvA een rijksbijdrage, die onverwijld wordt doorgegeven aan het AMC. De Raad van Bestuur AMC hecht er aan om verantwoording af te leggen over de uitvoering van de werkplaatsfunctie. Daarom is in dit document een afgeleide bestedingsverantwoording opgenomen van de activiteiten, die ten laste van de Rijksbijdrage Werkplaatsfunctie zijn gefinancierd. Deze bestedingsverantwoording is afgeleid van zowel de begroting als de werkelijke kosten. De Rijksbijdrage OC&W over 2010 bedroeg M€ 82,540 1 . Het Ministerie van OCW heeft samen met het ministerie van VWS opdracht gegeven voor een onderzoek naar de besteding van de rijksbijdrage voor de werkplaatsfunctie. De uitkomsten van dit onderzoek zijn gepubliceerd in 2010. In NFU verband wordt onderzocht of het door het onderzoeksbureau ontwikkelde format kan worden gebruikt voor de jaarlijkse verantwoording. In afwachting van de uitkomst hiervan, is de verantwoording voor 2010 opgesteld op de tot dusver gehanteerde wijze.
1
Aanvullend op het in de jaarrekening van de Universiteit verantwoorde bedrag van k€ 81.706 heeft het AMC in de verantwoording van deze rijksbijdrage een vordering opgenomen inzake de OVA 2010 (1,75%). Deze compensatie is nog niet door het ministerie van OCW naar de universitaire medische centra doorvertaald. Hierover loopt een juridische procedure van de NFU tegen de Staat.
pagina 92
BIJLAGEN
De afgeleide bestedingsverantwoording ten laste van de Rijksbijdrage is als volgt opgebouwd (in M€):
1
Normatieve ruimte Medische en Overige Inventaris Binnen de opbouw van de Rijksbijdrage OC&W is een modelmatige ruimte begrepen ter dekking van de afschrijvingskosten van de medische inventaris en apparatuur. De NZa geeft voor deze normatieve ruimte de richtlijnbedragen af. Het Ministerie van OC&W draagt 25% bij aan de totale dekking. Voor 2010 is dit bepaald op een bijdrage van circa:
2
PBA/DHAZ De bijdrage van OC&W in haar Rijksbijdrage, volgens de Planning Bouwvolume Academische Ziekenhuizen resp. het convenant Decentralisatie Huisvesting Academische Ziekenhuizen, ter dekking van de afschrijvingskosten en rente voor 2010, bedraagt:
3
Onderwijsinzet De opleidingskosten per student zijn voor het hele traject € 163.000 (bron: Rapport Linschoten). Een student doet gemiddeld acht jaar over de studie. De jaarlijkse kosten bedragen dan gemiddeld € 20.375 per jaar. De faculteit geneeskunde van het AMC had in 2010 gemiddeld 2.342 studenten. Dit resulteert omgerekend in een kostenniveau van M€ 47,7. Verminderd met een hieraan door het AMC toe te rekenen aandeel uit de Rijksbijdrage O&O van circa M€ 22,4, bedraagt bij benadering het deel dat uit de Rijksbijdrage Werkplaatsfunctie (OC&W), wordt gefinancierd:
4
Onderzoeksinzet Betreft globale benaderingen van: Inzet per divisie Inwendige specialismen Chirurgische specialismen en Operatiecentrum Emma Kinderziekenhuis AMC Neurozintuigspecialismen Verloskunde/gynaecologie Psychiatrie Laboratoriumspecialismen Beeldvormende specialismen en onderzoek- en behandelcentrum Klinische methoden en public health
2.7
5.7
25.3
4A
5.4 2.8 2.1 1.6 0.8 0.5 6.8 1.6 2.3 23.9
4B
Overige onderzoeksinzet GDIA Research/octrooi/kennisontwikkeling
0.8 1.0 1.8
5
Algemene Lasten/Doelbudgetten Kwaliteitsbewaking Opleidingen CAO-gerelateerde kosten/pers. ontspanning/preventie Overige algemene personele lasten en OR-activiteiten Huisvestings- en facilitaire kosten Verzekeringen en belastingen Overige algemene lasten
4.4 2.8 2.4 5.5 1.6 1.7 4.7 23.1
Totaal Rijksbijdrage OC&W
82.5
pagina 93
BIJLAGEN
BILATERALE UITWISSELING Op deze gegevens heeft geen accountantscontrole plaatsgevonden.
Land
Plaats
Bilaterale uitwisselingspartner/ universiteit Faculteit/ eenheid1
Argentinië
Buenos Aires Buenos Aires Melbourne Sydney Calgary Hamilton Montreal Toronto Vancouver Santiago Hong Kong Hong Kong Beijing Xiamen San José Jeruzalem Tel Aviv Hiroshima Tokio Tokio Mexico City Puebla Dunedin St. Petersburg Singapore Ankara Istanbul Atlanta Bozeman Chestnut Hill, Chicago Hempstead, NY Lincoln, NE Minneapolis New York New York New York City San Francisco Varia Kaapstad Stellenbosch Seoul
Universidad Torcuato di Tella Universidad Católica Argentina University of Melbourne University of New South Wales University of Calgary McMaster University McGill University University of Toronto Simon Fraser University Ponticia Universidad Católica de Chile Hong Kong Baptist University University of Hong Kong Peking University Xiamen University Universidad de Costa Rica Hebrew University of Jerusalem Tel Aviv University Hiroshima University Keio University Waseda University Universidad Nacional Autónoma de México Universidad de las Américas Puebla University of Otago St. Petersburg State University National University of Singapore Bilkent University Bogazici University Emory University Montana State University Boston College University of Illinois Hofstra University Nebraska University, Lincoln University of Minnesota, Twin Cities CUNY Hunter College New York University New School University San Francisco State University International Student Exchange Program University of Cape Town University of Stellenbosch Yonsei University
Australië Canada
Chili China
Costa Rica Israël Japan
Mexico Nieuw- Zeeland Rusland Singapore Turkije VS
Zuid-Afrika Zuid-Korea Totaal 1
BIS/FEB BIS BIS BIS BIS BIS BIS BIS BIS/FMG BIS BIS BIS BIS BIS BIS BIS BIS BIS BIS BIS BIS BIS/FGW BIS BIS BIS BIS BIS BIS BIS BIS BIS BIS BIS BIS BIS BIS BIS BIS BIS BIS/FdR BIS BIS
09/10
09/10
IN 2 0 8 11 3 5 8 5 2 0 3 6 2 4 4 2 1 0 2 1 0 3 4 5 7 3 3 1 0 7 1 5 3 1 0 1 4 9 24 1 5 4
UIT 1 5 12 17 1 0 4 6 2 3 2 5 2 2 1 2 0 1 2 1 1 2 9 3 5 0 3 3 4 9 2 8 0 1 2 6 6 20 18 5 9 3
160
188
Dit betreft Bureau Internationale Studentenzaken.
pagina 94
BIJLAGEN
ERASMUSPARTNERS Op deze gegevens heeft geen accountantscontrole plaatsgevonden. Land
Plaats
Universiteit
Austria
Graz Innsbruck
Karl-Franzens-Universität Graz Private Universität für Gesundheitswissenschaften, Medizinische Informatik und Technik Technische Universität Wien Universität Wien Universiteit Antwerpen Vrije Universiteit Brussel Université Libre de Bruxelles Universiteit Gent Katholieke Universiteit, Leuven Sofiiski Universitet "Sveti Kliment Ohridski" Karlovy (Charles University) Aarhus Universitet Copenhagen Business School Københavns Universitet Estonia Business School Tallinn University of Technology Helsingin Yliopisto Turun Yliopisto Université Picardie Institut d'Etudes Politiques Université Victor Segalen Bordeaux 2 Ecole Nationale Supérieure de Chimie de Clermond L'Institut d'Études Politiques de Grenoble Université Joseph Fourrier Université Mendes France Université Charles de Gaulle École normale supérieure de Lyon Université Lumière (Lyon II) Provence (Marseille 1) Université Montpellier II Université Sophia Antipolis Université d'Orléans Institut d'Études Politiques (Science Po) Université 10 (Nanterre) Université 13 (Paris-Nord) Université de Panthéon Sorbonne (Paris I) Université de Sorbonne Nouvelle (Paris III) Université Paris 7 - Denis Diderot Université Paris-Sorbonne (Paris IV) Université Pierre et Marie Curie (Paris VI) Université St. Denis (Paris 8) Université de Pau et des Pays de l'Adour Reims Management School Université de Rouen L'Université Marc Bloch (Strasbourg II) ESC Toulouse Business School Université de Versailles Saint Quentin en Yvelines
Belgium
Bulgaria Czech Republic Denmark
Estonia Finland France
Wien Wien Antwerpen Brussel Bruxelles Gent Leuven Sofia Praha Aarhus København København Tallinn Tallinn Helsinki Turku Amiens Bordeaux Bordeaux Clermond-Ferrand Grenoble Grenoble Grenoble Lille Lyon Lyon Marseille Montpellier Nice Orléans Paris Paris Paris Paris Paris Paris Paris Paris Paris Pau Reims Rouen Strasbourg Toulouse Versailles
pagina 95
BIJLAGEN
ERASMUSPARTNERS [VERVOLG] Land
Plaats
Universiteit
Germany
Aachen Berlin Berlin Berlin Berlin Bielefeld Bonn Braunschweig Bremen Dortmund Düsseldorf Frankfurt Frankfurt Frankfurt Göttingen Greifswald Hamburg Hannover Heidelberg Heilbronn Jena Karlsruhe Köln Leipzig Luneberg München München Oldenburg Potsdam Regensburg Rostock Saarbrücken Schloss Trier Tübingen Weimar Würzburg Athinai Athinai Heraklion Ioannina Patras Thessaloniki Budapest Budapest Pécs Reykjavik Dublin Maynooth
Rheinische Westfalische Technische Hochschule Alice Salomon Fachhochschule Freie Universität Berlin Humboldt Universität Technische Universität Berlin Universität Bielefeld Rheinische Friedrich-Wilhelms Universität Bonn Technische Universität Carolo-Wilhelmina Braunschweig Universität Bremen Universität Dortmund Heinrich Heine Universität Düsseldorf Europa Universität Viadrina, Frankfurt (Oder) Johann Wolfgang Goethe Universität Frankfurt School of Finance and Management Georg August Universität, Göttingen Ernst-Moritz-Arndt Universität Greifswald Universität Hamburg Hochshule Journalistik und Kommunikationforschung Ruprecht-Karls Universität Heidelberg Fachhochschule Heilbronn Friedrich-Schiller Universität Jena Hochschule Karlsruhe – Technik und Wirtschaft Universität Köln Universität Leipzig Leuphana Universität Ludwig-Maximilian Universität Technische Universität Carl von Ossietzky Universität Universität Potsdam Universität Regensburg Universität Rostock Saarlandes Universität European Business School Universität Trier Eberhard Karls Universität Tübingen Bauhaus-Universität Weimar Bayerische Julius Maximilians Universität Würzburg IPA: Business & Economics Panepistimio Athinon Panepistimio Heraklion Panepistimio Ioannina Panepistimio Patras Aristoteleio Panepistimio Thessalonikis Corvinus University of Budapest Eötvös Loránd University University of Pécs (Pécs Tudományegyetem) University of Iceland University College, Dublin National University of Ireland, Maynooth
Greece
Hungary
Iceland Ireland
pagina 96
BIJLAGEN
ERASMUSPARTNERS [VERVOLG] Land
Plaats
Universiteit
Italy
Bari Bologna Bolzano Cagliari Calabria Firenze L'Aquila Milano Milano Milano Modena Napoli Napoli Padova Parma Pavia Perugia Pisa Roma Roma Roma Siena Trento Venezia Vercelli-Torino Verona Kaunas Vilnius Valletta Bergen Oslo Sandvika Trondheim Tromsø Białystok Krakow Krakow Krakow Toruń Warszawa Warszawa Warszawa Warszawa Wroclaw Braga Coimbra Covilha Lisboa Lisboa Lisboa Lisboa Lisboa
Conservatorio di Musica "Niccolo" Piccinni Universita degli Studi di Bologna Libera Università di Bolzano Università degli Studi di Cagliari Università della Calabria Università degli Studi di Firenze Università degli Studi dell'Aquila Politecnico di Milano Università Commerciale Luigi Bocconi Università degli Studi di Milano Università degli Studi di Modena e Reggion Università degli Studi di Napoli Federico II Università degli Studi di Napoli "L'Orientale" Università degli Studi di Padova Università degli Studi di Parma Università degli Studi di Pavia Università degli Studi di Perugia Università di Pisa Libera Università Internazionale degli Studi Sociali Guido Carli Università degli Studi di Roma ''La Sapienza'' Università degli Studi Roma Tre Università degli Studi di Siena Università degli Studi di Trento Ca' Foscari Universita degli Studi del Piemonte Orientale University of Verona Kauno Technologijos Universitetas Vilnius University University of Malta Universitetet i Bergen Universitetet i Oslo BI Norwegian School of Management Norges Teknisk-Naturvitenskaplige Universitet Universitetet i Tromsø Uniwersytet Białystok Agricultural University Krakow School of Banking & Management Uniwersytet Jagiellonski Nicolas Copernicus Collegium Civitas Szkola Glowna Handlowa Uniwersytet Kardynala Stefana Wyszynskiego Uniwersytet Warszawski uniwersytet wroclawski Universidade do Minho Universidade de Coimbra Universidade da Beiza interior ISCTE Lisboa Universidade Autonoma Lisboa Universidade de Lisboa Universidade Nova de Lisboa Universidade Técnica de Lisboa
Lutuania Malta Norway
Poland
Portugal
pagina 97
BIJLAGEN
ERASMUSPARTNERS [VERVOLG] Land
Plaats
Universiteit
Romania
Bucureşti Bucureşti Cluj-Napoca Timisoara Bratislava Bratislava Presov Ljubljana Alcalá de Henares Alicante Barcelona Barcelona Barcelona Barcelona Barcelona Bilbao Bilbao Cádiz Girona Granada Huelva Madrid Madrid Madrid Madrid Madrid Murcia Oviedo Pamplona Reus Salamanca Salamanca Santiago de Sevilla Sevilla Tarragona Tenerife Valencia Zaragoza Göteborg Halmstad Jönköping Lund Örebro Stockholm Stockholm Stockholm Stockholm Uppsala Basel Fribourg Geneve Lausanne Lugano Zürich
Academia de studii Economice din Bucureşti Universitatea din Bucuresti Universitatea Babes-Bolyai Universitatea de Vest din Timisoara Comenius University University of Economics Presovska Univerzita V Presove Univerza v Ljulbljani Universidad Alcala Henares Universidad de Alicante Politécnica de Cataluna Barcelona Universidad Autónoma de Barcelona Universidad de Barcelona Universidad Esade Universitat Pompeu Fabra Universidad Deusto Universidad País Vasco Universidad de Cádiz Universidad de Girona Universidad de Granada Universidad de Huelva Pontificia Comillas de Madrid Universidad Autónoma de Madrid Universidad Alcalá de Henares Universidad Carlos III Universidad Complutense Madrid Universidad Politecnica de Cartagena Universidad de Oviedo Universidad Navarra Universidad Roviro i Virigili Universidad de Salamanca Universidad Pontificia de Salamanca Universidad de Santiago de Compostela Universidad Pablo de Olavide Universidad de Sevilla Universitat Rovira i Virgili Universidad de la Laguna Universidad de Valencia Universidad de Zaragoza Göteborg University Hogskolan Halmstad Jönköping University Lunds Universitet Örebro Universitet Karolinska Institutet Kungliga Tekniska Högskolan Royal Institute of Technology Stockholms Universitet Uppsala Universitet Universität Basel Misericorde Université de Geneve Université Lausanne Università della Svizzera Italiana Universität Zürich
Slovakia
Slovenia Spain
Sweden
Switzerland
pagina 98
BIJLAGEN
ERASMUSPARTNERS [VERVOLG] Land
Turkey
Plaats
Ankara Hacettepe Istanbul Istanbul Izmir United Kingdom Aberdeen Belfast Brighton Canterbury Cardiff Cheltenham Colchester Coleraine Coventry Durham Edinburgh Exeter Glasgow Hull Liverpool London London London London London London Manchester Manchester Manchester Newcastle Nottingham Poole Portsmouth Sheffield Sidcup, Kent Southampton
Universiteit
Bilkent University Hacettepe University Bogazici University Sabanci University Izmir Yuksek Teknoloji Enstitu University of Aberdeen Queen's University of Belfast University of Sussex University of Kent Cardiff University Cheltenham and Gloucester College of Higher Education University of Essex University of Ulster University of Warwick University of Durham University of Edinburgh University of Exeter University of Strathclyde University of Hull Liverpool Hope University Institut of Education (University of London) London School of Economics Metropolitan University Middlesex University UCL-Bartlett University College London Manchester Metropolitan University Manchester University Victoria University of Manchester Universtiy of Newcastle upon Tyne University of Nottingham Bournemouth University University of Portsmouth University of Sheffield Rose Bruford College University of Southampton
pagina 99
BIJLAGEN
FACULTEITEN EN ANDERE EENHEDEN VAN ONDERWIJS EN ONDERZOEK Faculteiten FGW
Faculteit der Geesteswetenschappen
FdR
Faculteit der Rechtsgeleerdheid
ACTA
Academisch Centrum voor Tandheelkunde Amsterdam
FdG
Faculteit der Geneeskunde (ondergebracht in het AMC – Academisch Medisch Centrum)
FNWI
Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica
FEB
Faculteit der Economie en Bedrijfskunde
FMG
Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen
Instituten ILO
Instituut voor de Lerarenopleiding
IIS
Instituut voor Interdisciplinaire Studies
AUC
Amsterdam University College
CEDLA
Centrum voor Documentatie van Latijns Amerika
Andere eenheden AMC
Academisch Medisch Centrum
CNA
Centrum voor Nascholing Amsterdam
BIS
Bureau Internationale Studentenbetrekkingen
pagina 100
BIJLAGEN
ALGEMENE GEGEVENS Universiteit van Amsterdam De Universiteit van Amsterdam behoort met ruim 30.000 studenten, ruim 60 bachelor- en 180 masteropleidingen en meer dan 6.000 medewerkers tot de grotere algemene universiteiten in Europa. De UvA heeft zeven faculteiten waarin onderwijs en onderzoek plaatsvindt in de geesteswetenschappen, medische wetenschappen, maatschappij- en gedrags-wetenschappen, natuurwetenschappen, tandheelkunde, rechten en economie. Het onderwijs en onderzoek in de geneeskunde zijn ondergebracht in het Academisch Medisch Centrum, het universiteitsziekenhuis van de UvA, dat een zelfstandige publieke rechtspersoon op grond van de WHW vormt. De UvA heeft sterke geografische, historische en culturele banden met de stad Amsterdam. Haar geschiedenis gaat terug tot 1632 toen het stadsbestuur haar voorloper, het Athenaeum Illustre, oprichtte.
College van Bestuur per 31 december 2010 Dr. K. van der Toorn, voorzitter Prof. dr. D.C. van den Boom, rector magnificus Drs. P.W. Doop, vicevoorzitter
Informatie Meer informatie over de Universiteit van Amsterdam vindt u op internet: www.uva.nl, of kunt u verkrijgen bij: Bureau Communicatie, Persvoorlichting Spui 21 1012 WX Amsterdam telefoon: 020 525 2930
Colofon Redactie: UvA Concern Control Cijferopstelling: Administratief Centrum
pagina 101