Uniforme maatregel
Aan de directies van de zorgverzekeraars
Sparrenheuvel 16 Postbus 520 3700 AM ZEIST Telefoon (030) 698 89 11 Telefax (030) 698 83 33 E-mail
[email protected]
Titel Inhoud
Auteur Versienummer Versiedatum Status Kenmerk
Gebruik van zorgvraagzwaartegegevens GGZ-instellingen1 Zorgverzekeraars Nederland heeft met de brancheorganisaties van de GGZsector afspraken gemaakt over het gebruik van de zorgvraagzwaarte-indicator per 1 januari 2016. Deze afspraken worden vastgelegd in deze uniforme maatregel J.J. van der Rijst 1 4 januari 2016 definitief UM-15-18-jrij2
1
Deze versie vervangt een eerdere UM met dezelfde titel, met als kenmerk UM-13-16-rlui1
Om te voldoen aan de EG-Groepsvrijstellingsverordening wijst Zorgverzekeraars Nederland erop dat in circulaires vermelde adviezen geen bindend karakter hebben.
Uniforme maatregel
1. Inleiding In het Bestuurlijk Akkoord Toekomst GGZ 2013-2014 (BA) en het Onderhandelaarresultaat GGZ 2014-2017 zijn afspraken gemaakt over het aanleveren van een zogenoemde “zorgvraagzwaarte-indicator” door GGZaanbieders aan zorgverzekeraars door middel van vermelding van een code op de factuur. De levering van de zorgvraagzwaarte-gegevens door zorgaanbieders in de curatieve GGZ aan zorgverzekeraars is door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verplicht gesteld per 1 januari 2014. Van 1 oktober 2014 tot 1 januari 2016 gold de ‘Regeling (verlenging) tijdelijke opschorting levering zorgvraagzwaarte ggz’. In die periode is een nieuwe Ministeriële Regeling voorbereid die de versleuteling van de zorgvraagzwaarteindicator borgt na aanlevering door zorgaanbieders. Deze ministeriële regeling is 20 november 2015 gepubliceerd in de Staatscourant en treedt in werking per 1 januari 2016. Daarmee vervalt de tijdelijke opschorting en zijn GGZaanbieders weer verplicht om de zvz-i met de factuur mee te sturen aan zorgverzekeraars. In dezelfde periode is door Zorgverzekeraars Nederland (ZN) in afstemming met GGZ-brancheorganisaties een procedure uitgewerkt over het gebruik van zorgvraagzwaarte-informatie van GGZ-instellingen op geaggregeerd niveau ten behoeve van zorgcontractering en controles. Over het gebruik van geaggregeerde zorgvraagzwaarte-informatie van vrijgevestigde behandelaren worden op een later moment nog separate afspraken gemaakt. Zodra deze bekend zijn wordt deze uniforme maatregel daarvoor aangepast. Zorgverzekeraars vinden het belangrijk dat met de zvz-informatie op een adequate en verantwoorde wijze wordt omgegaan. In afstemming met het ministerie van VWS en andere branchepartijen in de GGZ is daarom de Uniforme Maatregel: Gebruik van zorgvraagzwaartegegevens (UM gebruik zvzgegevens) opgesteld. Alle leden lid van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) hebben zich geconformeerd dienovereenkomstig te handelen.
2. Doelstelling Zorgverzekeraars ontvangen vanaf 1 januari 2016 versleutelde gegevens van zorgaanbieders in de curatieve GGZ over de zorgvraagzwaarte. Zorgverzekeraars, patiënten en zorgaanbieders vinden het belangrijk dat hier op een adequate en verantwoorde wijze mee wordt omgegaan. In lijn met de bestuurlijke afspraken hebben zorgverzekeraars daarom in nauwe samenspraak met betrokken partijen in de GGZ de onderhavige UM Gebruik van zvz-gegevens opgesteld. In deze maatregel wordt tevens aangegeven hoe zorgverzekeraars zullen omgaan met informatie over eerdere jaren waarover gepseudonimiseerde bestanden worden ontvangen. Met betrekking tot de verwerking van de informatie geldt dat ZN formeel optreedt als verwerker namens de zorgverzekeraars. Materieel vindt de verwerking plaats door Vektis. Een en ander is geformaliseerd in
Om te voldoen aan de EG-Groepsvrijstellingsverordening wijst Zorgverzekeraars Nederland erop dat in circulaires vermelde adviezen geen bindend karakter hebben.
overeenkomsten tussen zorgverzekeraars en ZN enerzijds en ZN en Vektis anderzijds. Het voorgaande leidt er toe dat gepseudonimiseerde zvz-informatie van zorginstellingen in de curatieve GGZ door Vektis worden gebruikt ten behoeve van de praktijkvariatiestudies in opdracht van ZN onder verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars. Hierover heeft ZN nadere afspraken gemaakt met GGZ brancheorganisaties. Vektis treedt daarbij op als TTP voor de hele GGZ-sector. Voor vrijgevestigde zorgaanbieders gelden deze afspraken vooralsnog niet. Eerst zal een adequaat aggregatieniveau moeten worden afgesproken op basis waarvan valide en betrouwbare uitspraken gedaan kunnen worden.
3. Doelgroep De onderhavige maatregel is bestemd voor zorginkopers GGZ, medisch adviseurs GGZ, managers GGZ, medewerkers van afdelingen die GGZdeclaraties afhandelen en medewerkers van afdelingen controle en fraudebestrijding GGZ. Tevens zullen zorgaanbieders door hun branche- en beroepsorganisaties over deze maatregel worden geïnformeerd.
4. Uitwerking De uitwerking van bestuurlijke afspraken als bedoeld over de manier waarop zorgverzekeraars omgaan met zorgvraagzwaartegegevens is vertaald naar de UM zvz-gegevens. Deze Uniforme Maatregel maakt onderdeel uit van de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Zorgverzekeraars (Gedragscode) die een normstellende werking heeft. Zoals in de inleiding aangegeven hebben alle zorgverzekeraars die lid zijn van ZN, dit zijn op dit moment alle zorgverzekeraars in Nederland, zich gecommitteerd aan deze Gedragscode en handelen dienovereenkomstig. De gedragscode is derhalve bindend voor alle zorgverzekeraars. Deze Uniforme maatregel treedt in werking per 1 januari 2016 en is tevens van toepassing op het gebruik van gegevens op basis van zorgvraagzwaartemodel met terugwerkende kracht. Er geldt een wettelijke verplichting tot aanlevering met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2014. Deze Uniforme Maatregel wordt in het najaar van 2017 geëvalueerd. Zorgvraagzwaarte-gegevens worden aangeleverd aan een TTP (Vektis). ZN ziet er samen met de andere partijen in de GGZ op toe dat Vektis zorg draagt voor een veilig beheer en kwaliteit en integriteit van de gegevensverstrekking. Gebruik van zorgvraagzwaarte gegevens In de Ministeriele regeling Zorgverzekering van 20 november 2015 met kenmerk 41212 heeft de Minister van VWS de vermelding van de zorgvraagzwaarte-indicator via de prestatiecode op de declaraties van de individuele verzekerde in de gespecialiseerde GGZ vanaf 1 januari 2016 verplicht gesteld. Met ingang van 1 januari 2016 wordt de zvz-i versleuteld doorgeleverd op de declaratie aan de verzekeraars. De verzekeraar levert de versleutelde zvz-i door aan Vektis die de versleuteling ongedaan maakt. Vektis stelt overzichten op voor zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Deze overzichten worden gebruikt bij het proces van materiële controle en bij contractering. 3 Om te voldoen aan de EG-Groepsvrijstellingsverordening wijst Zorgverzekeraars Nederland erop dat in circulaires vermelde adviezen geen bindend karakter hebben.
Zorgverzekeraars Nederland geeft namens de zorgverzekeraars aan Vektis de opdracht om de zorgvraag-zwaartegegevens van 2014 en 2015 te koppelen aan declaratiegegevens ten behoeve van een bijlage in de praktijkvariatiestudie GGZ. Hiervoor levert het zogenoemde DBCinformatiesysteem (DIS/NZa) via ZorgTTP een gepseudonimiseerd bestand met zorgvraagzwaartegegevens over deze jaren op basis van openingsdatum DBC en zorgvraagzwaarte-indicator model 2.0 aan Vektis. De bijlage over zorgvraagzwaarte in de praktijkvariatiestudie over 2016 zal ook ter beschikking worden gesteld aan de zorgaanbieders. ZN en GGZ Nederland hebben tevens afspraken gemaakt over de levering van de zvz-indicator vanaf 2012. De zeggingskracht van de zorgvraagzwaarte-indicator is nog beperkt. Daarom dienen de gegevens zorgvuldig en voorzichtig te worden gehanteerd en is het gebruik beperkt tot het voeren van gesprekken bij nadere afspraken tussen zorgverzekeraars en GGZ-instellingen. Daarnaast is zorgvraagzwaarte informatie beperkt tot gebruik op groepsniveau, dat wil zeggen op het niveau van de zorgaanbieder, indien er sprake is van voldoende waarnemingen. De zvz-indicator heeft geen zeggingskracht op het niveau van een individuele patiënt en heeft geen zeggingskracht op zorgaanbiedersniveau wanneer er sprake is van onvoldoende waarnemingen. Zorgverzekeraars verklaren de gegevens op basis van het zorgvraagzwaartemodel die vanaf 1 januari 2016 beschikbaar komen als volgt te gebruiken:
Zorgverzekeraars gebruiken de zorgvraagzwaartegegevens voor het uitvoeren van de wettelijk controletaken bestaande uit formele- en materiële controles. Dit betreft het uitvoeren van risico-, verwachting- en verbandanalyses, zoals beschreven in de eerste fase van het protocol materiële controle.
De zvz-gegevens worden niet gebruikt op het niveau van een individuele behandelaar. De versleuteling van de zvz-gegevens en de opdracht van ZN aan Vektis inzake praktijkvariatiestudies waarborgen dit. Ten gevolge van de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Zorgverzekeraars geldt dat als de zorgverzekeraar declaratie-informatie (zijnde persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid) verwerkt ten behoeve van de inkoop van zorg, hij de resultaten van de verwerking gebruikt op een niet tot personen herleidbaar niveau.
Zorgverzekeraars gebruiken de gegevens over de zorgvraagzwaarte ter voorbereiding van de zorginkoopgesprekken. Hierbij wordt onder andere de bijlage zorgvraagzwaarte gebruikt dat onderdeel is van het rapport praktijkvariatie in de GGZ. De gegevens over zorgvraagzwaarte worden gebruikt in samenhang met alle overige beschikbare informatie uit declaraties en overige bronnen.
Zorgverzekeraars analyseren de verschillen in patronen tussen GGZinstellingen en regio’s en bereiden aandachtspunten voor die in de 4
Om te voldoen aan de EG-Groepsvrijstellingsverordening wijst Zorgverzekeraars Nederland erop dat in circulaires vermelde adviezen geen bindend karakter hebben.
zorginkoop aan de orde kunnen komen. Zorgverzekeraars kiezen hierbij de insteek om de zorgvraagzwaarte van de patiëntenpopulatie in verband te brengen met de indicatoren uit de praktijkvariatiestudie zoals de lengte van de behandelduur, het aandeel klinische patiënten en het aantal ligdagen.
De sleuteltabel met aanbiedercodes van de praktijkvariatiestudie wordt door zorgverzekeraars niet ter beschikking gesteld aan derden. Zorgverzekeraars zijn gerechtigd in de inkoopgesprekken vragen te stellen over het zorgbeleid en zorgprogrammering, dit betreft bijvoorbeeld: op welke wijze zijn de behandelprogramma’s afgestemd op de zorgvraagzwaarte van de patiëntenpopulatie, hoe vindt differentiatie plaats naar patiëntengroepen en biedt dit een verklaring voor waargenomen patronen in de behandelinzet in relatie tot andere aanbieders. Zorgverzekeraars kunnen instellingen daarbij uitnodigen om uit te leggen hoe de behandelinzet voor patiëntengroepen zich verhoudt tot de zorgrichtlijnen en zorgstandaarden en op welke wijze wordt gestuurd op doelmatige zorgverlening.
Zorgverzekeraars gebruiken de gegevens om in samenspraak met GGZinstellingen te leren over de relatie tussen patiënt kenmerken en de benodigde behandelinzet.
Zorgverzekeraars zullen hun inzichten en ervaringen inbrengen in de werkgroep/gebruikersgroep Zorgvraagzwaarte voor doorontwikkeling van het zorgvraagzwaartemodel.
Zorgverzekeraars verklaren de zorgvraagzwaartegegevens niet te gebruiken voor: o Het enkel en alleen op basis van de zvz-indicator afwijzen van declaraties. Dat wil zeggen er vindt geen afwijzing plaats uitsluitend op basis van de verhouding tussen zorgvraagzwaarteklasse en het gedeclareerde bedrag van een individuele declaratie. o Andere doeleinden buiten het gebruik bij materiele controle en de voorbereiding van de inkoopgesprekken.
Het voorgaande laat onverlet dat zorgverzekeraars gerechtigd zijn op basis van de gegevens in de eigen systemen (zoals onder meer declaratiegegevens) nader onderzoek te verrichten, waaronder formele en materiele controle.
5. Toelichting Het bestuur van ZN heeft op 4 januari 2016 ingestemd met de Uniforme Maatregel ‘Gebruik van zorgvraagzwaartegegevens GGZ-instellingen’. Bij deze Uniforme Maatregel zit een bijlage, getiteld “Handreiking Gebruik zorgvraagzwaarte-indicator GGZ voor GGZ-instellingen en zorgverzekeraars”. De maatregel is van kracht per 1 januari 2016.
5 Om te voldoen aan de EG-Groepsvrijstellingsverordening wijst Zorgverzekeraars Nederland erop dat in circulaires vermelde adviezen geen bindend karakter hebben.
Met vriendelijke groet, Zorgverzekeraars Nederland
Mevrouw J.G.W. Lensink MSc Waarnemend directeur
Bijlage: Handreiking Gebruik zorgvraagzwaarte-indicator GGZ voor GGZ-instellingen en zorgverzekeraars
6 Om te voldoen aan de EG-Groepsvrijstellingsverordening wijst Zorgverzekeraars Nederland erop dat in circulaires vermelde adviezen geen bindend karakter hebben.
Handreiking Gebruik zorgvraagzwaarte-indicator GGZ Voor GGZ-instellingen en zorgverzekeraars
September 2015 Utrecht
1
Handreiking zorgvraagzwaarte-indicator GGZ; Voor GGZinstellingen en zorgverzekeraars 1.
Inleiding
Zorgvraagzwaarte is van invloed op de behandelinzet en de daarmee gepaard gaande kosten. De uitkomsten van een goed werkende zorgvraagzwaarte-indicator (hierna: zvz-indicator) kunnen zorgaanbieders en zorgverzekeraars, naast de DBC- en andere gegevens, gebruiken bij het contracteren van zorg en bij de materiële controle van geleverde zorg door verzekeraars. Ook blijkt de zvz-indicator van toegevoegde waarde voor het verrekenen van de risico’s met zorgkosten tussen verzekeraars onderling (risico-verevening). In 2013 heeft de werkgroep zorgvraagzwaarte een zvz-indicator opgeleverd, die is gebouwd op gegevens die voor handen zijn op basis van de DBC-registratie1. Het afgelopen jaar (2014-2015) hebben GGZ Nederland, NVvP, LVVP, NIP en ZN in een gezamenlijk traject deze zvz-indicator beter onderbouwd 2. Er is een methode ontwikkeld om de zeggingskracht van zvz-indicator op groepsniveau te berekenen. Deze methode sluit beter aan op de doelstellingen van de indicator, gebruik bij zorgcontractering, materiële controle en risicoverevening. Evengoed kent de zvz-indicator op groepsniveau nog belangrijke beperkingen. Er is het afgelopen jaar een beoordelingskader ontwikkeld en toegepast om vast te stellen hoe robuust de zvz-indicator op groepsniveau is. Aan de hand van een vijftal criteria (inhoudsvaliditeit, statistische betrouwbaarheid, representativiteit, populatievergelijkbaarheid en registratievergelijkbaarheid) is vastgesteld dat zvz-indicator 2.0 overall ‘oranje’ scoort. Een belangrijk criterium betreft de inhoudsvaliditeit of zeggingskracht van de indicator. Uit analyse van landelijke (gepseudonimiseerde) data komt naar voren dat deze op groepsniveau aanzienlijk groter is dan eerder gedacht, maar nog onvoldoende is om alleen op basis hiervan conclusies te trekken, noch door GGZ –instellingen, noch door zorgverzekeraars. Aanlevering van de zvz-indicator is door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verplicht gesteld per 1 januari 2014 voor alle zorgaanbieders in de GGZ; vanaf 2016 vindt aanlevering gepseudonimiseerd plaats via de declaratie. De resultaten van het tot nu toe uitgevoerde ontwikkeltraject zorgvuldig wegende hebben partijen besloten dat de zvz-indicator vanaf 1 januari 2016 voor GGZ-instellingen kan worden gebruikt in gesprekken over de zorgcontractering en bij materiële controle3. Met deze stap kunnen GGZ-instellingen en zorgverzekeraars de waarde van de zvz-indicator gezamenlijk in de praktijk toetsen. Om een verantwoord gebruik te waarborgen is er een aantal spelregels afgesproken. ZN heeft voor haar leden een uniforme maatregel ‘Gebruik van zorgvraagzwaartegegevens GGZ-instellingen’ opgesteld. Zorgaanbieders en zorgverzekeraars zullen een gebruikersraad instellen voor het borgen van zinvol en gepast gebruik van de zvz-indicator. De gebruikersraad zal het gebruik evalueren en voorstellen doen voor verdere doorontwikkeling van de zvz-indicator en afspraken rondom het gebruik daarvan.
1 Zorgvraagzwaarte GGZ, Eindadvies werkgroep zorgvraagzwaarte, maart 2013 2 Eindrapportage doorontwikkeling Zorgvraagzwaarte-indicator GGZ, d.d. september 2015 3 Voor risicoverevening geldt een afzonderlijk traject
2
De handreiking is niet van toepassing voor zelfstandige praktijken; de zvz-indicator is voor deze zorgaanbieders op dit moment nog onvoldoende toepasbaar. In deze handreiking worden de doelstelling, samenstelling en waarde van de zvz-indicator toegelicht. De gemaakte afspraken over het gebruik in de praktijk worden beschreven en aan de hand van een aantal voorbeelden wordt getoond op welke wijze de zvz-indicator wordt gepresenteerd. 2.
Een betere verklaring van (verschillen in) de behandelinzet
De DBC’s, de prestaties waarmee in de GGZ wordt gedeclareerd, beschrijven welke behandelinzet er (met een bandbreedte) per stoornis/diagnoseclassificatie wordt geleverd. Tussen patiënten en tussen instellingen kunnen er grote verschillen in behandelinzet bestaan. Met het in beeld brengen van zorgvraagzwaarte-kenmerken, verbonden aan de zorgvraag van patiënten, kan meer inzicht worden verkregen in de geleverde behandelinzet (bijvoorbeeld in behandeltijd, opnamedagen of kosten). 3.
Samenstelling van de zvz-indicator
Aard van stoornis
Nevendiagnose
Psychosociale factoren
Begin GAF
Laag (klasse 1-3)
Midden (klasse 4,5)
Hoog (klasse 6,7)
zvz-indicator
Figuur 1: Zvz-indicator GGZ
De zvz-indicator is samengesteld uit 4 elementen die in het kader van de DBC-registratie worden vastgelegd. Deze elementen zijn de aard van de stoornis, de aanwezigheid van nevendiagnosen, psychosociale factoren en de begin GAF-score. Aan deze elementen worden de volgende scores toegekend: • • • •
Aard van stoornis: Aanwezigheid nevendiagnosen: Aanwezigheid psychosociale factoren: Hoogte begin GAF-score:
Licht=1, middel=2 of zwaar=3. Geen= 0 of wel= 1. Geen=0 of wel=1. Licht= 0, middel=1 of zwaar=2.
3
De scores op de vier afzonderlijke elementen worden bij elkaar opgeteld. De score op de zvzindicator kan dus variëren tussen 1 en 7. Afgesproken is dat de zvz-score op geclusterd niveau wordt gepresenteerd: Een totaalscore (of zvzklasse) van 1,2 of 3 krijgt het overall label ‘Laag’, een totaal score 4 en 5 krijgt het overall label ‘Midden’ en een totaalscore 6 en 7 krijgt het overall label ‘Hoog’ (zie figuur 1). 4.
De zeggingskracht én de beperkingen van de zvz-indicator
De zvz-indicator is bedoeld voor zorgcontractering en materiële controle. Voor deze doelen is het passend om de inhoudsvalidteit te bepalen op groepsniveau (en niet op individueel patiëntniveau). Op groepsniveau wil zeggen dat indicator uitsluitend voor groepen (hoofdgroepdiagnose, zorgvraagzwaarte-categorie en zorgaanbieder) wordt gehanteerd. Daarnaast is het belangrijk dat de zvz-indicator voldoet aan het criterium van statistische betrouwbaarheid (geen toevalstreffer). Dit stelt eisen aan het aantal patiënten in een groep. Voor de groepen die voldoen aan het criterium van statistische betrouwbaarheid4, bedraagt de verklaarde variantie op groepsniveau 38% voor de behandelminuten. Dat is substantieel maar nog onvoldoende om alleen op basis hiervan conclusies te trekken, zowel door zorgaanbieders als door zorgverzekeraars. Daarom is er een aantal afspraken gemaakt rondom het gebruik van de zvzindicator. 5.
Afspraken in het kader van het gebruik van de zvz-indicator
Belangrijk is dat de waarde van de zvz-indicator in de praktijk wordt getoetst. Belangrijk is ook dat dit verantwoord gebeurt met in achtneming van de beperking van dit instrument. GGZ Nederland, NVvP, LVVP, NIP en ZN stellen een gebruikersraad in, die de ervaringen in de praktijk verzamelt en aanbevelingen doet voor de doorontwikkeling van de zvz-indicator en gebruik in de praktijk. Zorgverzekeraars Nederland heeft een Uniforme Maatregel opgesteld die zorgverzekeraars voor hun leden hanteren in het kader van de Gedragscode Goed Zorgverzekeraarschap5. Deze maatregel beschrijft een aantal spelregels over de gegevensaanlevering, de door Vektis beschikbaar te stellen gegevens en het gebruik. Hierna lichten wij deze kort toe: a. Versleuteling van gegevens; geen inzicht op het niveau van een individuele patiënt De zorgverzekeraars ontvangen vanaf 1 januari 2016 een versleutelde zvz-indicator bij de declaratie van de DBC. De zorgverzekeraars leveren deze versleutelde zvz-indicator door aan Vektis, die fungeert als TTP. Vektis kan de zvz-indicator voor het opstellen van rapportages ontsleutelen. Dit proces van versleutelde gegevensaanlevering borgt dat de score van de indicator van een individuele patiënt niet bij de zorgverzekeraar bekend is. b. Rapportages per zorgaanbieder als onderdeel van de praktijkvariatie-studies Vektis verzamelt declaratiegegevens van alle zorgverzekeraars en stelt daarmee jaarlijks rapportages over praktijkvariatie op.
4
5
Hiermee wordt bedoeld dat per hoofdgroepdiagnose en zorgvraagzwaarte-categorie het minimum aantal vereiste dbc’s is berekend. Wanneer een zorgaanbieder niet voldoet aan het minimaal aantal dbc’s dan is deze zorgaanbieder voor deze data niet meegenomen in het berekenen van de verklaarde variantie. Zie www.zn.nl
4
Deze rapportages, die worden aangevuld met gegevens over de zvz-indicator, kunnen GGZinstellingen en zorgverzekeraars gebruiken om zich voor te bereiden op de zorginkoop/verkoopgesprekken en de uitvoering van de materiële controle (zie voor enkele voorbeelden paragraaf 6). ZN ziet er samen met de andere partijen in de GGZ er op toe dat Vektis zorg draagt voor een veilig beheer en de kwaliteit en integriteit van de gegevensverstrekking. c. Randvoorwaarden inzake het gebruik In de uniforme maatregel is vastgelegd dat de zvz-gegevens op het niveau van de GGZ-instelling en niet op het niveau van de individuele behandelaar worden gepresenteerd. Tevens is aangegeven dat de indicator niet voor andere doeleinden dan de voorbereiding van de inkoopgesprekken en de materiële controle kan worden gebruikt. De zvz-indicator kan bij de materiële controle door de zorgverzekeraar als indicatie voor het uitvoeren van nader onderzoek worden gebruikt. Declaraties kunnen echter niet op basis van uitsluitend de resultaten van de zvz-indicator worden afgewezen. 6. Zvz-indicator: enkele voorbeeldrapportages In de praktijkvariatie-rapportages van Vektis wordt een aantal overzichten met betrekking tot de zorgvraagzwaarte opgenomen en aan zorgverzekeraars en zorgaanbieders ter beschikking gesteld. Overzicht ‘geschikt voor bespreking’ Als eerste is de tabel ‘geschikt voor bespreking’ van belang. Deze tabel geeft aan welke combinaties van diagnosegroepen en zvz-clusters ‘laag’, ‘midden’ en ’hoog’ voldoende DBC’s bevatten en daarmee voldoende statistisch betrouwbaar zijn voor bespreking6. Hierna presenteren we in tabel 1 twee fictieve zorgaanbieders. Voor de eerste zorgaanbieder met 10.000 patiënten geldt dat een groot aantal zvz-clusters voldoende dbc’s kennen om het gesprek aan te gaan; deze hebben een groene kleur. De zorgaanbieder met circa 1.000 patiënten kent een veel kleiner aantal groene vlakken oftewel diagnosegroepen, die geschikt zijn voor bespreking (zie tabel 1).
6
De wijze waarop dit minimum benodigd aantal dbc’s wordt berekend is terug te vinden in het advies van de werkgroep Doorontwikkeling zorgvraagzwaarte, deelrapport Analyse).
5
zvz-cluster
Aanbieder GGZ Fictief 1: 10.000 patiënten Angststoornissen Depressieve stoornissen Aandachtstekortstoornissen en gedragsstoornissen Pervasieve ontwikkelingsstoornissen Aan alcohol gebonden stoornis Overige aan een middel gebonden stoornis Schizofrenie en andere psychotische stoornissen Persoonlijkheidsstoornissen Delirium, dementie en amnestische en andere cognitieve stoornissen Bipolair en overig Somatoforme stoornis Restgroep
zvz-cluster
Aanbieder GGZ Fictief 2:
laag midden hoog 429
1.255
37
548
1.795
266
135
403
16
6
196
65
65
333
26
47
363
54
13
526
517
30
903
246
125
387
32
170
322
62
75
228
4
112
184
26
1.000 patiënten
laag
Angststoornissen
59
171
5
Depressieve stoornissen
45
148
22
Aandachtstekortstoornissen en gedragsstoornissen
43
129
5
Pervasieve ontwikkelingsstoornissen
0
10
3
Aan alcohol gebonden stoornis
3
17
1
2
18
2
1
26
26
Persoonlijkheidsstoornissen
1
18
5
Delirium, dementie en amnestische en andere cognitieve stoornissen
6
19
2
Bipolair en overig
54
103
20
Somatoforme stoornis
4
11
Restgroep
6
9
Overige aan een middel gebonden stoornis Schizofrenie en andere psychotische stoornissen
midden hoog
1
Tabel 1: Overzicht van twee fictieve zorgaanbieders met respectievelijk 10.000 en 1.000 patiënten.
Overzichten ‘Zorgvraagzwaarte’ Vektis zal een aantal overzichten aanleveren met inhoudelijke informatie waarin zvz-indicator is toegevoegd (zie voor een voorbeeld tabel 2). Het gaat altijd om overzichten waarbij de instelling wordt vergeleken met landelijk gemiddelden. Ook worden figuren aangeleverd (zie bijvoorbeeld figuur 2) die de tabellen meer context geven.
Tabel 2: Voorbeeld van een zvz-rapportage van een fictieve instelling. Percentage patiënten met een dbc's met een klinische opname per zvz-cluster (lege cellen: onvoldoende dbc’s)
6
Uit tabel 2 komt naar voren dat de instelling ‘GGZ fictief’ in vergelijking met andere GGZ-aanbieders veel mensen opneemt met angststoornissen. Er zijn bijvoorbeeld 980 DBC’s met een zvz-indicator ‘midden’ en 200 DBC’s ‘hoog’ geregistreerd. Bij respectievelijk 120 (12%) en 36 van deze DBC’s (18%) is er sprake van een klinische opname, terwijl dit landelijk (alle zorgaanbieders die voldoen aan de eis van statistische betrouwbaarheid) voor respectievelijk 3% en 5% van de DBC’s in deze klassen geldt. Wanneer de cijfers worden vergeleken met vergelijkbare aanbieders (zie referentiegroep, figuur 2) is de afwijking minder groot, zeker wanneer in aanmerking wordt genomen dat ‘GGZ fictief’ landelijk bekend is om haar specialisatie op het gebied van angststoornissen (zie figuur 2).
25 GGZ fictief
20
Referentie-groep
15
Landelijk
10 Bovengrens referentiegroep
5
Ondergrens referentiegroep
0 Laag
Midden
Hoog
Figuur 2 Percentage patiënten met een dbc angststoornis met een klinische opname per zvz-cluster
7. Tot slot Deze handreiking is zo zorgvuldig mogelijk opgesteld. Uiteraard kan bij gebruik in de praktijk blijken dat verbeteringen in de handreiking wenselijk dan wel noodzakelijk zijn. De handreiking zal dan ook periodiek worden geëvalueerd op basis van praktijkervaringen.
7