UNA University of the Netherlands Antilles Bouwkunde en Civiele Techniek
© Netherlands Quality Agency (NQA) Oktober 2011
2/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
Managementsamenvatting Dit rapport is het verslag van het auditteam dat in opdracht van Netherlands Quality Agency (NQA) twee bestaande hbo-bacheloropleidingen heeft beoordeeld. Het beschrijft de bevindingen, overwegingen en conclusies. Het rapport is conform het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding opgesteld. De rapportage heeft betrekking op: Instelling University of the Netherlands Antilles Opleidingen Hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde Civiele Techniek Variant Voltijd Croho-nummer Niet van toepassing Locatie Willemstad, Curaçao Auditdata 15 tot en met 18 november 2010 Auditteam De heer J.M. Laclé (vakdeskundige Industriële technologie en voorzitter) De heer ir. P. Lubbers (vakdeskundige Bouwkunde) De heer ir. K. Th. Veenvliet (vakdeskundige Civiele techniek) De heer ing. B.G.M. Olde Hampsink (vakdeskundige Elektrotechniek) Mevrouw drs. A.E.N. Hacquebard (vakdeskundige ICT) De heer F.J.M. Dumont (studentlid auditteam) Mevrouw ing. I.J.M. de Jong (NQA-auditor) De heer drs. A.G.M. Horrevorts (NQA-auditor)
Door de University of the Netherlands Antilles is een dossier ingediend bij NQA voor de beoordeling van de bestaande hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek. Bij de aanvraag werd door de instelling een kritische reflectie aangeboden die naar vorm en inhoud voldeed aan de eisen die NQA in het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding stelt. Voor de beoordeling van de kwaliteit en het niveau van de bestaande opleiding heeft NQA een auditteam samengesteld, dat voldoet aan de eisen van de NVAO. Het auditteam is op 29 juni 2010 ter goedkeuring voorgelegd aan de NVAO. Het dagelijks bestuur heeft op 6 juli 2010 ingestemd met de samenstelling van het auditteam. Het team heeft de kritische reflectie bestudeerd en een bezoek aan de opleidingen gebracht. De kritische reflectie en alle overige (mondeling en schriftelijk) verstrekte informatie hebben het auditteam in staat gesteld om tot een weloverwogen oordeel te komen. De opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek zijn samen met de opleidingen ICT, Elektrotechniek en Industriële Technologie gevisiteerd. Het volledige auditteam heeft de vijf opleidingen in één visitatie beoordeeld, waarbij elke afzonderlijke vakdeskundige de vakinhoud van de specifieke opleiding heeft beoordeeld. Voor de verschillende clusters is een afzonderlijke rapportage opgesteld. Het programma is in bijlage 3 bijgevoegd. Het auditteam heeft op de dag van de visitatie geen definitief oordeel kunnen uitspreken over het eindresultaat van de opleidingen bouwkunde en civiele techniek. Het auditteam heeft aanvullend materiaal opgevraagd en bestudeerd.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
3/85
De resultaten daarvan heeft het team meegenomen in het eindoordeel over de opleidingen bouwkunde en civiele techniek. Het aanvullende materiaal bestond uit een nieuwe handleiding Afstuderen en aanvullende eindwerkstukken van studenten die volgens de voorschriften van de nieuwe handleiding zijn afgestudeerd. Het auditteam heeft de aanvullende eindwerkstukken in de periode juli – september 2011 ontvangen. Samenvatting Doelstellingen van de opleiding De opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek hebben, in overleg met het regionale werkveld en alumni, een eigen set eindkwalificaties ontwikkeld, dat is gebaseerd op de Nederlandse eindcompetenties van een Bachelor of Built Environment en aansluit bij internationaal erkende beschrijvingen van het bachelorniveau. De eindkwalificaties zijn duidelijk en passend voor de gewenste brede opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek. Alle fasen van het bouwproces komen in de eindkwalificaties aan bod. De gezamenlijke werkveldcommissie van de opleidingen heeft een aandeel in het bewaken van de kwaliteit van de eindkwalificaties. De eindkwalificaties zijn herkenbaar voor een startende bouwkundige of civiel technicus op bachelorniveau. Programma De opleidingen leggen een degelijke theoretische basis voor bouwkunde en civiele techniek. De inbreng in het programma van veel gastdocenten zorgt ervoor dat het programma zeer praktijkgericht is en dat actuele ontwikkelingen voldoende aan bod komen. Het lesmateriaal is deels gedateerd. Studenten leren practicumonderzoeken uit te voeren en daarover te rapporteren. De opleiding besteedt in het curriculum specifiek aandacht aan schriftelijk rapporteren, maar in de producten van de studenten kan dit, aldus het auditteam, hog beter naar voren komen. Studenten leren in het vak methoden en technieken van onderzoek hoe zij een vraagstuk uit de praktijk op systematisch wijze kunnen analyseren en oplossen. Ook dit aspect kan, aldus het auditteam, in de producten van de studenten nog meer aandacht krijgen. De opleidingen hebben de eindkwalificaties op een systematische wijze via de eindtermen uitgewerkt in leerdoelen van de vakken. Het is bij de opleiding Bouwkunde inzichtelijk waar elke eindkwalificatie in het programma terugkomt. De relatie tussen eindkwalificaties en programmaonderdelen is voor een deel van de vakken van civiele techniek niet altijd navolgbaar. Het vakkenpakket van beide opleidingen dekt de eindkwalificaties wel goed. De opleidingen bieden een inhoudelijk samenhangend progamma aan, onder andere door het gebruik van leerlijnen, een oplopende moeilijkheidsgraad en het toepassen van theorie in practica, projecten en stages. De studenten hebben veel contacturen gedurende de opleiding. De studielast is gelijkmatig over het jaar verspreid. Studenten zijn tevreden over de aansluiting bij de vooropleiding. De aansluiting van de vooropleiding op de technische vakken en wiskunde behoeft nog aandacht. Voor wiskunde zijn er bijspijkerprogramma’s. Het didactisch concept van de opleidingen gaat uit van een gedegen theoretisch fundament waarbij de beroepspraktijk centraal staat. De werkvormen zijn hierop afgestemd.
4/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
De opleiding geeft veel klassikaal onderwijs. Dit past bij de doelstellingen van de opleidingen en bij de context waarin de studenten leren. Toch zou gezocht kunnen worden naar werkvormen die meer motiveren en bijdragen aan een hoger rendement op het niveau van het vak. Hierbij denkt het auditteam met name aan de exacte vakken zoals sterkteleer en mechanica. Daarnaast kunnen in de gebruikte werkvormen de communicatieve aspecten meer aan bod komen (meer oefenen in rapportagevaardigheden in projecten of opdrachten). De opleidingen beschikken over een adequaat systeem van toetsing, dat in de komende twee jaar verder geïmplementeerd wordt in de opleidingen. De opleidingen borgen de kwaliteit van de toetsen door de examencommissie. De toetsen worden beoordeeld op zowel inhoud als op randvoorwaardelijke zaken. De toetsvorm sluit aan op het geboden onderwijs en de toetsen sluiten aan op de leerstof. De beoordelingscriteria zijn helder geformuleerd in de vakbeschrijvingen. De opleidingen hebben een nieuw toetsbeleid ontwikkeld, dat nu geïmplementeerd wordt. De beoordeling gebeurt nog niet in alle vakken even systematisch aan de hand van een toetsmatrijs. De toepassing van de beoordelingscriteria in relatie tot de becijfering behoeft nog aandacht. Daarnaast kunnen de opleidingen de hoogte van de becijfering nog eens kritisch beoordelen. Inzet van personeel Door de intensieve contacten tussen vaste docenten en gastdocenten blijven de vaste docenten op de hoogte van actuele ontwikkelingen in het vakgebied. Daarnaast werken vaste docenten aan projecten voor het lokale bedrijfsleven en zijn zij betrokken bij vergaderingen met de werkveldadviescommissie. Het auditteam is onder de indruk van de wijze waarop de opleidingen de actuele beroepspraktijk in de opleidingen borgt. Het auditteam is er van overtuigd dat door de gecombineerde inzet van vaste docenten en gastdocenten de verbinding tussen de beroepspraktijk en de opleiding gelegd wordt. Het auditteam maakt daarbij voor de opleiding Civiele Techniek een kanttekening. Het merendeel van de vaste docenten heeft een bouwkundige achtergrond en een zeer gering aantal is civiel technisch geschoold. Vanwege de sterk bouwkundig gerichte scholing van de vaste docenten heeft de relatie met de beroepspraktijk een bouwkundig accent. De opleidingen zetten voldoende personeel in om de opleiding te verzorgen. Docenten kunnen het onderwijs uitvoeren in de tijd die ervoor staat en studenten zijn tevreden over de bereikbaarheid van de docenten. Het docententeam (vaste docenten en gastdocenten) van de afdeling Bouwkunde en Civiele Techniek heeft voldoende kwaliteit op het gebied van bouwkundige kennis. De civiel technische kennis in het vaste docententeam is beperkt. De opleiding compenseert dit door inzet van gastdocenten, maar versterking van de vaste civiel technische kern van docenten is wenselijk, aldus het auditteam. Studenten zijn tevreden over de kwaliteit van de docenten: zowel didactisch als vakinhoudelijk. Voorzieningen De opleidingen beschikken over voldoende voorzieningen om het onderwijs te kunnen verzorgen. De technische apparatuur voor bouwkunde en civiele techniek is wel verouderd. De studenten kunnen zich de basisvaardigheden met de beschikbare apparatuur eigen maken. Studenten worden in ruime mate begeleid bij de studie. Studenten waarderen de
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
5/85
persoonlijke aandacht die zij krijgen van de studieloopbaanbegeleider en van de docenten. De informatievoorziening naar studenten toe verloopt goed. De opleidingen gebruiken daarbij Blackboard als digitaal medium. Docenten hebben veel persoonlijk contact met de studenten door de kleinschaligheid van de opleidingen. Interne kwaliteitszorg De opleidingen sluiten aan bij het systeem voor interne kwaliteitszorg van de faculteit, dat is geënt op de uitgangspunten van de universiteit. De opleidingen toetsen via verschillende evaluatie-instrumenten de tevredenheid van betrokkenen en zorgen vervolgens voor verbeteringen. De opleidingen kunnen de registratie van de uitvoering van acties verbeteren door bij te houden wie, wat, wanneer gaat doen of wanneer de verbeteractie gerealiseerd is. De opleidingen betrekken studenten, medewerkers, alumni en vertegenwoordigers van het werkveld op passende wijze bij de kwaliteitszorg. Resultaten Het auditteam heeft in november 2010 vastgesteld dat een klein deel van de eindwerkstukken van de opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek, die het auditteam heeft ingezien, niet op overtuigende wijze voldeden aan het bachelorniveau (er was twijfel bij het auditteam over het eindniveau van deze eindscripties). Het auditteam vernam dat de opleidingen bezig waren met het doorvoeren van verbeteringen in de afstudeerprocedure en met het aanscherpen van de beoordelingscriteria. Het auditteam verzocht de opleidingen de aangekondigde verbetermaatregelen vast te leggen en aanvullend inzage te geven in eindwerkstukken die volgens het nieuwe afstudeerbeleid (vastgelegd in een nieuwe afstudeerhandleiding) zijn uitgevoerd. In september 2011 heeft het auditteam nieuwe afstudeerwerkstukken ontvangen. Het auditteam is positief over de verbetermaatregelen die de opleidingen hebben genomen. De nieuwe afstudeerhandleiding van de opleiding is, aldus het auditteam, overzichtelijk en bruikbaar voor het uitwerken van een proposal en afstudeeronderzoek op bachelorniveau. De resultaten van de nieuwe afstudeerhandleiding zijn goed zichtbaar in het eindniveau dat de studenten met hun afstudeerscriptie aantonen. In de nieuwe afstudeerwerkstukken is de nadruk meer komen te liggen op de technische uitwerking en doorrekening van de technische oplossingen. In 2010 was dit, aldus het auditteam, veel minder het geval. Toen lag de nadruk meer op de ontwerpfase en te weinig op de technische aspecten die de bouwkundig ingenieur en civiel technisch ingenieur moeten beheersen. Het auditteam hecht er aan te melden dat de opleidingen het eindniveau (van de technische aspecten) niet alleen in de eindscriptie toetsen. De technische aspecten van beide opleidingen komen op een degelijke wijze in beide programma’s aan bod. De toetsen over de technische aspecten zijn van goede kwaliteit en weerspiegelen het bachelorniveau. De eindwerkstukken van 2011 laten zien dat de technische aspecten in het eindproduct van de student voldoende aan bod komen. Het auditteam stelt vast dat de eindwerkstukken die het in september 2011 heeft ingezien, voldoen aan het niveau dat verwacht mag worden van een bachelor Civiele Techniek en Bouwkunde.
6/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
De rendementen van beide opleidingen zijn laag. De lage score dient wel in de context geplaatst te worden waarin de opleidingen zich bevinden. De situatie bij de UNA kan niet vergeleken worden met de rendementen die aan Nederlandse opleidingen in de sector techniek van het hbo behaald worden, onder andere vanwege de sociaaleconomische situatie van Curaçao. Conclusie Alles overziend komt het auditteam van NQA tot de conclusie dat het auditteam positief is over de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek van de University of the Netherlands Antilles. Een onderbouwing van deze conclusie is opgenomen in hoofdstuk 2.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
7/85
8/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
1
Basisgegevens
11
2
Beoordeling
15
3
2.1
Doelstellingen van de opleiding
16
2.2
Programma
20
2.3
Inzet van personeel
32
2.4
Voorzieningen
36
2.5
Interne kwaliteitszorg
39
2.6
Resultaten
43
Bijlagen
53
Bijlage 1
Deskundigheden auditteam
55
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
63
Bijlage 3
Bezoekprogramma
71
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
77
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
81
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
9/85
10/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
1
Basisgegevens
De basisgegevens van de bestaande hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek zijn in onderstaande tabellen weergeven. Bouwkunde 1. Naam instelling 2. Oriëntatie en niveau 3. Aantal studiepunten 4. Afstudeerrichting(en) 5. Locatie 6. Variant 7. Inhoudelijk profiel opleiding
8. Beoogd werkveld alumni
9. Plaats opleiding in organisatiestructuur hogeschool
10. Schema opbouw programma
University of the Netherlands Antilles Hbo-bachelor 240 Willemstad, Curaçao Voltijd De opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek zijn nauw met elkaar verbonden. In het eerste jaar krijgen studenten voornamelijk gemeenschappelijke lessen. Na het eerste jaar bestaat er de mogelijkheid een korte stage van vier weken te volgen. Voor studenten die in hun vorige studie geen stage hebben gelopen is deze korte stage een verplicht onderdeel van hun studie. In het tweede studiejaar kiest de student tussen Bouwkunde of Civiele Techniek. Een deel van het vakkenpakket in het tweede en derde studiejaar is verplicht voor zowel Bouwkunde als Civiele Techniek. Het derde jaar bestaat uit colleges en een stage van een half jaar die in het buitenland gelopen moet worden. Het vierde jaar bestaat uit colleges en een afstudeerperiode van 100 werkdagen. Men kan beginnen aan het afstudeerproject als alle vakken gehaald zijn. Studenten die beide opleidingen volgen moeten voor zowel Bouwkunde als voor Civiele Techniek een afzonderlijk afstudeertraject doorlopen. De afgestudeerd bouwkundige kan werken als medewerker bij een architectenbureau, technisch ontwerper, opzichter, constructeur, werkvoorbereider, uitvoerder, projectleider, calculator of technisch medewerker. Deze functies kunnen vervuld worden bij bouwbedrijven, architecten-, ingenieurs- en adviesbureaus, aan de bouw toeleverende bedrijven, projectontwikkelaars, beheermaatschappijen, woningcorporaties, onderzoeksinstellingen of overheid. De student zal na zijn afstuderen en na enkele jaren ervaring in staat zijn om plannen uit te werken voor het realiseren van gebouwen en het inrichten van de ruimte op verschillende schaalniveaus. De opleiding Bouwkunde is samen met de opleidingen ICT, Elektrotechniek, Civiele Techniek en Industriële technologie onderdeel van de Faculteit der Technische wetenschappen (FdTW). De FdTW is een van de vijf faculteiten van de UNA. Aan de UNA worden in totaal 17 opleidingen aangeboden. Zie schema Curriculum Bouwkunde. Bron: Studiegids UNA.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
11/85
Civiele Techniek 1. Naam instelling 2. Oriëntatie en niveau 3. Aantal studiepunten 4. Afstudeerrichting(en) 5. Locatie 6. Variant(en) 7. Inhoudelijk profiel opleiding
8. Beoogd werkveld alumni
9. Plaats opleiding in organisatie-structuur hogeschool
10. Schema opbouw programma
12/85
University of the Netherlands Antilles Hbo-bachelor 240 Willemstad, Curaçao Voltijd De opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek zijn nauw met elkaar verbonden. In het eerste jaar krijgen studenten voornamelijk gemeenschappelijke lessen. Na het eerste jaar bestaat er de mogelijkheid een korte stage van vier weken te volgen. Voor studenten die in hun vorige studie geen stage hebben gelopen is deze korte stage een verplicht onderdeel van hun studie. In het tweede studiejaar kiest de student tussen Bouwkunde of Civiele Techniek. Een deel van het vakkenpakket in het tweede en derde studiejaar is verplicht voor zowel Bouwkunde als Civiele Techniek. Het derde jaar bestaat uit colleges en een stage van een half jaar die in het buitenland gelopen moet worden. Het vierde jaar bestaat uit colleges en een afstudeerperiode van 100 werkdagen. Men kan beginnen aan het afstudeerproject als alle vakken gehaald zijn. Studenten die beide opleidingen volgen moeten voor zowel Bouwkunde als voor Civiele Techniek een afzonderlijk afstudeertraject doorlopen. De afgestudeerd civiele technicus kan werken als civieltechnisch ontwerper, opzichter, constructeur, werkvoorbereider, uitvoerder, projectleider, calculator of technisch medewerker. Deze functies kunnen vervuld worden bij aannemersbedrijven, ingenieurs- en adviesbureaus, aan de bouw toeleverende bedrijven, wegenbouwbedrijven, vervoersbedrijven, projectontwikkelaars, beheermaatschappijen, woningcorporaties, onderzoeksinstellingen overheid of semioverheid (zoals nutsbedrijven). De student zal na zijn afstuderen en na enkele jaren ervaring in staat zijn om plannen te maken voor het realiseren van civieltechnische werken (wegen, waterwerken, kunstwerken, grondwerken, rioleringen, enz.). Hij zal in staat zijn, door middel van een methodische werkwijze, organisatorische, functionele, constructieve en omgevingseisen te integreren tot een samenhangend geheel van gebouwde en aangelegde voorzieningen en inrichtingsplannen. De opleiding Civiele Techniek is samen met de opleidingen ICT, Elektrotechniek, Bouwkunde en Industriële Technologie onderdeel van de Faculteit der Technische wetenschappen (FdTW). De FdTW is een van de vijf faculteiten van de UNA. Aan de UNA worden in totaal 17 opleidingen aangeboden. Zie schema Curriculum Civiele Techniek. Bron: Studiegids UNA.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
13/85
Maatschappelijke context van de universiteit De Universiteit van de Nederlandse Antillen heeft in het zelfevaluatierapport een aparte paragraaf opgenomen over de locale context waarin de universiteit werkt. NQA is van mening dat de informatie opgenomen in dit visitatierapport in de context geplaatst dient te worden van de Curaçaose samenleving. De sociaal culturele, maatschappelijke, financieel economische en geografische context van de UNA is bepalend voor haar functioneren. Deze context van de UNA verschilt in een aantal opzichten van die van soortgelijke instellingen in het buitenland. Vandaar dat deze informatie aan dit visitatierapport is toegevoegd. Enige belangrijke kenmerken van de UNA-omgeving zijn: - Curaçao is een eiland in ontwikkeling. In oktober 2010 heeft Curaçao de status van land verkregen. - Kleinschaligheid. De docententeams zijn klein. Dit brengt met zich mee dat de UNA veel gebruik maakt van gastdocenten, die vaak verregaand gespecialiseerd zijn en actuele kennis bezitten. Daarnaast vertegenwoordigen zij een directe band met overheid, bedrijfsleven en maatschappij. De UNA zelf heeft door de kleinschaligheid veel informele contacten en een nauwe relatie met de overheid en het bedrijfsleven. - Caribische/ Antilliaanse / Curaçaose cultuur. o Studenten zijn meer gewend te luisteren en minder om te vragen. o Proactief handelen of assertiviteit wordt pas op latere leeftijd op prijs gesteld. o Studenten zorgen vaak voor andere leden van het gezin, zoals ouders, broertjes en zusjes, of andere familieleden. Of zij hebben zelf een of meerdere kinderen. o Studenten zijn soms de enige studerenden uit een lager maatschappelijk milieu. o Op de UNA studeren relatief veel werkstudenten. - Specifieke maatschappelijke functie als nationale universiteit. - Specifieke wensen en behoeften vanuit het werkveld, voortkomend uit de maatschappelijke situatie. - Beperkte financiële middelen, gekoppeld aan beperkte mogelijkheden voor het werven van additionele financieringsbronnen. - Sterke concurrentie met Nederland als hoog gewaardeerd studieland onder de bevolking. - De verscheidenheid aan vooropleidingen van de instromende studenten. De UNA meldt in het zelfevaluatierapport dat deze context niet mag leiden tot concessies aan de beoogde kwaliteit. Dit vraagt om extra kwaliteitsimpulsen en een extra inspanning om het gewenste kwaliteitsniveau te behalen en te behouden. Het kwaliteitsbeleid van de UNA volgt, aldus het zelfevaluatierapport van de UNA, daarom nauw de internationale trends op kwaliteitsgebied in het hoger onderwijs.
14/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
2
Beoordeling
Het auditteam komt samenvattend tot het volgende oordeel over de opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek: Onderwerp
Oordeel
1 Doelstellingen
P
2 Programma
P
Facet
Oordeel Bouwkunde
1.1 1.2 1.3 2.1 2.2
Goed Goed Goed Voldoende
Oordeel Civiele Techniek Goed Goed Goed Voldoende
Goed Goed Goed Voldoende Voldaan
Voldoende Goed Goed Voldoende Voldaan
Voldoende Voldoende Goed Goed Goed Voldoende Goed Goed Goed Goed Voldoende Onvoldoende
Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Goed Goed Goed Voldoende Onvoldoende
2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
3 Inzet personeel
P
4 Voorzieningen
P
5 Interne kwaliteitszorg
P
6 Resultaten
P
2.8 3.1 3.2 3.3 4.1 4.2 5.1 5.2 5.3 6.1 6.2
Domeinspecifieke eisen Niveau Oriëntatie hbo Eisen hbo Relatie doelstellingen programma Samenhang programma Studielast Instroom Duur Afstemming vormgeving inhoud Beoordeling en toetsing Eisen hbo Kwantiteit Kwaliteit Materiële voorzieningen Studiebegeleiding Evaluatie resultaten Maatregelen verbetering Betrokkenheid Gerealiseerd niveau Onderwijsrendement
Het auditteam beoordeelt de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbobacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek van de University of the Netherlands Antilles positief. Het auditteam beschrijft in de volgende paragrafen per onderwerp en per facet van het NVAO beoordelingskader de bevindingen, overwegingen en conclusies. Elke paragraaf sluit af met een samenvattend oordeel op onderwerpniveau.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
15/85
2.1
Doelstellingen van de opleiding
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen • De opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek leiden op tot bachelors of Built Environment. De opleidingen hebben een eigen set eindkwalificaties ontwikkeld en vastgelegd in Eindkwalificaties Bouwkunde en Civiele Techniek 2008. Daarin hebben beide opleidingen een eigen deel, dat is opgesplitst in een beroepsdeel en een opleidingsdeel. De functies die afgestudeerden van de opleiding uitoefenen en de bijbehorende taken zijn beschreven in het beroepsdeel. Het opleidingsdeel bestaat uit een opsomming van eindkwalificaties waarover een afgestudeerde moet beschikken om de taken zelfstandig en adequaat te kunnen uitvoeren. • De opleidingen hebben de eindkwalificaties in negen rubrieken opgenomen. Vijf rubrieken komen overeen met fasen van een project (initiatief – definitie, ontwerp, voorbereiding, realisatie en nazorg) en de andere vier zijn overige aspecten van de beroepsuitoefening (algemene vaardigheden, sociale en communicatieve vaardigheden, informatietoepassingen en zelfsturing). Bij elk van de rubrieken zijn één of meer eindkwalificaties geformuleerd. In bijlage 5 van dit visitatierapport is een overzicht van deze eindkwalificaties van beide opleidingen opgenomen. De eindkwalificaties zijn gevalideerd door de werkveldcommissie van de opleidingen. Iedere drie jaar beoordelen beide opleidingen in overleg met vertegenwoordigers uit het werkveld of de eindkwalificaties nog actueel en passend zijn bij de beroepspraktijk. In 2008 zijn de eindkwalificaties aangepast. • De eindkwalificaties van beide opleidingen sluiten aan bij de competenties zoals omschreven in het domeinprofiel BBE Bachelor of Built Environment, Een toekomstgerichte profielbeschrijving 2006. Dit profiel is tot stand gekomen in overleg met en gevalideerd door vertegenwoordigers uit het beroepenveld. In de competenties is volgens de opleidingen (impliciet) rekening gehouden met internationale kwalificaties. Uit de Matrix vergelijking eindkwalificaties Bouwkunde en Civiele Techniek met domeincompetenties Built Environment die is opgesteld door de opleidingen, blijkt dat de eindkwalificaties overeenkomen met de in Nederland landelijk overeengekomen domeincompetenties. • De opleidingen beschikken over één gezamenlijke werkveldcommissie, met leden afkomstig uit de beroepspraktijk waarin afgestudeerden actief zijn. De commissie komt ten minste één keer per jaar bijeen. Het auditteam heeft notulen van de werkveldadviescommissie ingezien en stelt vast dat de commissie kwaliteit van de opleidingen bespreekt en suggesties doet aan de opleiding om verbeteringen aan te brengen in de opleiding.
16/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
•
•
De opleidingen geven aan dat zij zich niet kunnen vergelijken met soortgelijke regionale opleidingen, omdat er een verschil bestaat tussen het systeem van hoger onderwijs in de Caribische regio en het Nederlandse systeem met een hbo-bachelor dat de UNA hanteert. Uit een curriculumvergelijking blijkt dat de opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek meer aandacht besteden aan theoretische kennis, management en entrepreneurship dan vergelijkbare opleidingen in Nederland. De keuze voor een brede opleiding is met instemming van de werkveldcommissie en alumni gemaakt.
Overwegingen De eindkwalificaties zijn, aldus het auditteam duidelijk en passend voor de gewenste brede opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek. Alle fasen van het bouwproces komen in de eindkwalificaties aan bod. De eindkwalificaties zijn vergeleken met die van hbo-opleidingen bouwkunde en civiele techniek in Nederland. De eindkwalificaties zijn in overleg met het regionale werkveld en alumni ontwikkeld en vastgesteld. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet tot het oordeel goed voor beide opleidingen. Niveau bachelor (facet 1.2) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Bevindingen • De opleidingen beschikken elk over een eigen set eindkwalificaties, deze is getoetst aan de domeincompetenties BBE en goedgekeurd door de werkveldcommissie. De eindkwalificaties zijn richtinggevend voor de inhoud en de vormgeving van het onderwijs. In de competenties is rekening gehouden met internationale (Europese, Nederlandse) kwalificaties. • De FdTW gebruikt de Dublin descriptoren als internationale indicatoren voor het bachelorniveau. De opleidingen hebben de kernkwalificaties Bouwkunde en Civiele Techniek vergeleken met de Dublin descriptoren. In het document Dublin descriptorenmatrix Bouwkunde en Civiele Techniek tonen de opleidingen aan op welke wijze de eindkwalificaties overeenkomen met de Dublin descriptoren. • De Dublin descriptor Kennis en Inzicht komt bijvoorbeeld overeen met de volgende kernkwalificaties van beide opleidingen: initiatief, uitwerking en voorbereiding uitvoering, inzicht in organisaties, communicatie. De Dublin descriptor Communicatie komt terug in initiatief, ontwerp, uitvoering, samenwerken en communicatie. • De opleidingen gaan in het zelfevaluatierapport uitvoerig in op de relatie tussen de eindkwalificaties, Dublin descriptoren en het onderwijsprogramma. Bijvoorbeeld: de Dublin descriptor Kennis en Inzicht is verweven in de vakken van de theoretische leerlijn, die ongeveer vijftig procent van het curriculum beslaat en de descriptor Toepassen van Kennis en Inzicht vindt plaats in de projectlijn en in de praktijklijn.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
17/85
•
Het auditteam is van mening dat de eindkwalificaties herkenbaar aansluiten bij de Dublin descriptoren. De Curriculummatrix Bouwkunde en Civiele Techniek maakt inzichtelijk welke eindkwalificaties in elk studieonderdeel aan bod komen.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek overtuigend aantonen dat de eindkwalificaties aansluiten bij internationaal erkende beschrijvingen van het bachelorniveau. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet tot het oordeel goed voor beide opleidingen. Oriëntatie hbo bachelor (facet 1.3) De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist of dienstig is. Bevindingen • De eindkwalificaties voor beide opleidingen zijn tot stand gekomen in overleg met de werkveldcommissie en alumni. Daarnaast zijn de kwalificaties gespiegeld aan de domeincompetenties BBE. • De werkveldcommissie speelt een rol bij het actualiseren van de eindkwalificaties, dat elke drie jaar gebeurt. Bij de laatste actualisatie in 2008 vonden de leden van de werkveldcommissie de eindkwalificaties passend voor de beroepspraktijk van de afgestudeerde bouwkundige en civieltechnische ingenieurs. De competenties weerspiegelen volgens de werkveldcommissie het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar. De beroepstaken waarvoor de studenten conform de documenten Eindkwalificaties Bouwkunde & Civiele Techniek worden opgeleid, kunnen volgens de werkveldcommissie niet zonder een opleiding op bachelor niveau uitgevoerd worden. • Naast de werkveldcommissie ontvangen de opleidingen signalen voor actualisatie van de eindkwalificaties van gastdocenten en gastsprekers. Wijzigingsvoorstellen worden vanwege de kleinschaligheid van de opleidingen informeel ingebracht bij docenten en zij zorgen ervoor dat voorstellen bij de coördinator komen of worden besproken in de afdelingsvergadering. Verder wordt feedback van stage- en afstudeerbegeleiders (zowel lokaal als uit Nederland) verwerkt in de eindkwalificaties. De opleidingen geven in het zelfevaluatierapport wel aan dat de documentatie van de voorstellen tot veranderingen in de eindkwalificaties nog verbeterd kan worden om te borgen dat vernieuwing van de eindkwalificaties leiden tot de juiste curriculumwijzigingen.
18/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
•
•
•
De opleiding Bouwkunde leidt studenten op tot startbekwame beroepsbeoefenaren die actief zijn in alle fasen van een levenscyclus van bouwkundige werken. Afgestudeerden kunnen in dienst komen bij een organisatie of als zelfstandig gevestigd bouwkundige werken. Voorbeelden van organisaties waar afgestudeerden Bouwkunde werken zijn bouwbedrijven, architecten-, ingenieurs- en adviesbureaus, toeleverende bedrijven, projectontwikkelaars, beheersmaatschappijen, woningcorporaties, onderzoeksinstellingen en overheidsdiensten. Voorbeelden van startfuncties zijn architectonisch medewerker, technisch ontwerper, opzichter, constructeur, werkvoorbereider, uitvoerder, projectleider, calculator en technisch medewerker. Doorgroeifuncties zijn adviseur, bedrijfsleider, commercieeltechnischmedewerker, acquisiteur en medewerker architect. Afgestudeerden Civiele Techniek hebben de taak om een goede en veilige infrastructuur te ontwikkelen. Daarnaast zijn ze inzetbaar voor offshore-werk, drinkwatervoorzieningen, milieutechnisch werk, onderzoeks- en ontwikkelingswerk. De beroepstaken van een civiel technicus bestaan uit het ontwerp, de constructie en de uitvoering van infrastructurele bouwwerken. Afgestudeerden zijn onder andere werkzaam bij aannemingsbedrijven, ingenieurs- en adviesbureaus, toeleverende bedrijven, wegenbouwbedrijven, vervoersbedrijven, projectontwikkelaars, beheermaatschappijen, woningcorporaties, onderzoeksinstellingen, overheid en semi-overheid. Functies die afgestudeerden kunnen vervullen zijn technisch ontwerper, opzichter, constructeur, werkvoorbereider, uitvoerder, projectleider, calculator en technisch medewerker. Doorgroeifuncties zijn adviseur, bedrijfsleider, commercieel-technischmedewerker en acquisiteur. De beschrijvingen van functies en organisaties zijn voor studenten opgenomen in de Studiegids FdTW 2009-2010 en op de elektronische leeromgeving van de UNA.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de werkveldcommissie van de opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek mede de kwaliteit bewaken van de eindkwalificaties. Dat doen zij door met regelmaat de kwaliteit van de opleiding, studenten en afgestudeerden te bespreken met de opleiding. Zij doen suggesties voor verbeteringen indien tekortkomingen worden geconstateerd. Alle aspecten van het bouwproces komen aan bod. De eindkwalificaties hebben betrekking op het brede veld van bouw en civiele techniek. De eindkwalificaties zijn herkenbaar voor een startende bouwkundige of civiel technicus op bachelorniveau. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet tot het oordeel goed voor beide opleidingen. Samenvattend oordeel Doelstellingen opleiding Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Doelstelling opleiding’ positief voor beide opleidingen.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
19/85
2.2
Programma
De opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek zijn twee afzonderlijke opleidingen, maar hebben in alle studiejaren gezamenlijke programmaonderdelen. De uitgangspunten en structuur van het studieprogramma, de keuze voor de werkvormen en de wijze van toetsing zijn beschreven in de Studiegids FdTW 2010-2011 en de Semesterhandleiding BK&CT. Eisen hbo (facet 2.1) Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen • Kennisontwikkeling heeft een belangrijke plaats in de opleidingen (vijftig procent van het curriculum) en vindt plaats door studie- en vakliteratuur en internetbronnen. De afdelingscoördinator stelt jaarlijks de literatuurlijst op, in overleg met de docenten. De opleidingen vergelijken de literatuur met die van andere hbo-opleidingen. Het auditteam stelt vast dat de literatuur enigszins verouderd is (funderingstechnieken, grondmechanica). Er is, aldus het auditteam, actueler onderwijsmateriaal beschikbaar zowel in het Nederlands als in het Engels. De constructieve vakken zoals staal en beton zijn voldoende actueel. • Studieboeken en literatuur worden opgenomen in de bibliotheek, zodat studenten over deze literatuur kunnen beschikken. Daarnaast heeft de bibliotheek abonnementen op verschillende tijdschriften. De opleidingscoördinator overlegt met de bibliotheek welke tijdschriften voor studenten beschikbaar moeten zijn. Dit zijn voor Bouwkunde en Civiele Techniek bijvoorbeeld Natuur en Techniek, Detail, Bouw/Architectuur.nl, Architect & Architect interieur & Architect detail, The Architectural review. Voor Civiele Techniek: vakblad voor weg- en waterbouwers, El Croquis, Land en water: vakblad voor civiel- en milieutechniek, Tijdschrift voor bouwrecht, Verkeerskunde & jaarboek, Polytechnisch Tijdschrift, l’Architecture Aujourd’hui. Verder hebben de studenten via de bibliotheek toegang tot de kennisbanken ScienceDirect, DARE, CROW, Nederlandse normen (NEN-normen) en NBD en de database van Emerald educational publishers. • De opleidingen gebruiken studiemateriaal dat uit de beroepspraktijk afkomstig is, zoals nota’s van de overheid. In het vak ruimtelijke ontwikkeling en volkshuisvesting dat studenten van beide opleidingen volgen, wordt bijvoorbeeld de Beleidsnota Volkshuisvesting Curaçao en het Eilandelijk Ontwikkelingplan gebruikt. De Bouwverordening komt aan de orde in het vak bouwrecht.
20/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
•
•
•
•
•
Door gastlezingen, excursies, projecten en stages maken studenten kennis met de beroepspraktijk. In de eerste helft van het studiejaar krijgen studenten zowel kennis als praktische vaardigheden aangeboden. In het tweede semester werken studenten van beide opleidingen aan het project Draagconstructies, waarin studenten leren draagconstructies te berekenen en te ontwerpen en maken ze een maquette. In elk jaar hebben de studenten projecten met gastsprekers, bijvoorbeeld bij de projecten Openbare ruimte en Ruimtelijke ontwikkeling. Daarnaast zijn er tijdens ieder project excursies naar de onderzoekslocatie, zoals de restauratie van de Pontjesbrug (aanpak en constructie) en het Hyatt Hotel (algemene constructie). Studenten die in hun vooropleiding geen relevante werkervaring hebben opgedaan volgen aan het einde van het eerste jaar een verplichte stage van vier weken bij een lokale organisatie. In het derde jaar volgen alle studenten een stage, die verplicht buiten Curaçao plaatsvindt. De meeste studenten lopen deze stage in Nederland. Stagiairs worden in Nederland begeleid door docenten van de Hogeschool van Amsterdam of Hogeschool Rotterdam. Bouwkunde studenten lopen stage bij bijvoorbeeld architectenbureaus, constructiebureaus en aannemers. Studenten Civiele Techniek volgen hun stage bijvoorbeeld bij civieltechnische adviesbureaus, constructiebureaus, of aannemers. De opleidingen hebben in de Stagehandleiding Faculteit der Technische Wetenschappen 2009 algemene doelen opgenomen die voor alle studenten gelden en daarnaast formuleert iedere student persoonlijke leerdoelen. In de afstudeerfase voert iedere student zelfstandig een toegepast onderzoek uit en rapporteert daarover. De eisen die aan het onderzoek gesteld worden zijn beschreven in de Afstudeerhandleiding FdTW 2009. De student dient relevante gegevens te verzamelen, deze te analyseren en te interpreteren. Hij draagt verantwoorde oplossingen aan en communiceert over het onderzoek. Studenten leren onderzoek uitvoeren dat past bij de methoden die in de beroepspraktijk geaccepteerd zijn. Dat gebeurt onder andere in het vak methoden en technieken van onderzoek. Daaraan voorafgaand leren studenten practicumonderzoeken uit te voeren en daarover te rapporteren. Een voorbeeld hiervan is het practicum betontechnologie. Studenten doen proeven op mortel en beton volgens de methoden van de NEN-normen. Bij Civiele Techniek is het practicum grondmechanica gericht op het uitvoeren van grondonderzoek op basis van internationale normen. In beide opleidingen zijn actuele internationale ontwikkelingen uit het vakgebied opgenomen zoals duurzaamheid en milieu, energiezuinigheid en klimaatgericht bouwen. Voor Curaçao zijn de toegenomen aandacht voor het cultureel erfgoed en de gevolgen daarvan voor bouwkunde, architectuur en civiele techniek van belang. Deze ontwikkelingen komen terug in verschillende projecten en vakken, zoals de projecten Woning (klimaatbewust bouwen) en Restauratie (duurzaamheid en cultureel erfgoed) en het vak Bouwmethodiek (energie- en klimaatbewust bouwen). Het auditteam constateert dat actuele internationale ontwikkelingen sterk bouwkundig gericht zijn en weinig civiel technisch.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
21/85
•
•
Studenten leren technische, organisatorische en sociale vaardigheden als tekenen, construeren, ontwerpen, analyseren, samenwerken, reflecteren, projectmatig en systematisch werken en schriftelijk en mondeling communiceren. Dit gebeurt in vakken zoals Bouwkundig tekenen, Autocad, Handtekenen, Waterbouwkundig tekenen (voor studenten Civiel Techniek), Communicatieve vaardigheden, Planning en organisatie en de studieloopbaanbegeleiding. Studenten passen de verworven vaardigheden toe in de projecten en tijdens de stage. Het auditteam merkt op dat in het programma aandacht wordt besteed aan schriftelijk rapporteren, maar in de producten van de studenten is het resultaat daarvan nog niet voldoende zichtbaar. Dit geldt ook voor onderzoeksvaardigheden. Studenten van de FdTW zijn positief over de praktijkgerichtheid van de opleidingen en de actualiteit van het programma zo blijkt uit het STO 2010. Studenten zijn tevreden over de interactie met de beroepspraktijk en de voorbereiding van de opleiding op de beroepspraktijk. In het gesprek met het auditteam melden de studenten dat zij de praktijk in de opleiding zeer waarderen.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleidingen een degelijke theoretische basis leggen voor bouwkunde en civiele techniek. Het lesmateriaal is deels gedateerd. De inbreng in het programma van veel gastdocenten zorgt ervoor dat het programma zeer praktijkgericht is en dat actuele ontwikkelingen voldoende aan bod komen. Het programma besteedt aandacht aan schriftelijk rapporteren, maar in de producten van de studenten is het resultaat daarvan nog niet voldoende zichtbaar. Studenten leren practicumonderzoeken uit te voeren en daarover te rapporteren. Tevens leren zij in het vak methoden en technieken van onderzoek hoe zij een vraagstuk uit de praktijk op systematisch wijze kunnen analyseren en oplossen. In de producten van de studenten komt dit echter nog niet goed naar voren. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen over schriftelijke rapportage, onderzoeksvaardigheden en enigszins gedateerd lesmateriaal komt het auditteam op dit facet tot het oordeel voldoende voor beide opleidingen. Relatie doelstellingen en inhoud programma (facet 2.2) Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Bevindingen • De eindkwalificaties van beide opleidingen omvatten aspecten van kennis, inzicht en vaardigheden en zijn op een vergelijkbare manier uitgewerkt in het programma. De vakken, projecten en stage zijn opgenomen in leerlijnen (zie facet 2.7).
22/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
•
•
•
•
Het curriculum is concentrisch opgebouwd, vakken kunnen meerdere malen in het curriculum voorkomen, maar worden complexer naarmate ze later in het curriculum zijn geplaatst. Beide opleidingen hebben een curriculummatrix opgesteld die de relatie tussen de eindkwalificaties en de vakken weerspiegelt. In de Curriculummatrix Bouwkunde en Civiele Techniek wordt zichtbaar welke vakken een bijdrage leveren aan het verwerven van iedere eindkwalificatie (zie ook facet 1.2). Het auditteam stelt vast dat de opleiding op zeer detaillistische wijze de relatie tussen vak / curriculumonderdeel en eindkwalificaties heeft vastgelegd in de curriculummatrix. Het auditteam heeft het lesmateriaal van beide opleidingen bestudeerd en stelt vast dat de eindkwalificaties per vak zijn uitgewerkt in eindtermen. In elke vakomschrijving wordt vermeld aan welke eindkwalificaties de eindtermen van een vak bijdragen. De eindtermen zijn vervolgens uitgesplitst in leerdoelen. Het niveau is in de toetsmatrijs duidelijk beschreven. Het auditteam maakt voor de opleiding civiele techniek hierbij een kanttekening. In een deel van het materiaal van civiele techniek zijn de eindkwalificaties goed vertaald naar leerdoelen. Maar voor een deel ook niet. Dit betreft vaak de vakken die door gastdocenten worden gegeven. Voor civiele techniek is de vertaling van de eindkwalificaties naar eindtermen, leerdoelen en niveau niet altijd duidelijk gemaakt in de cursusbeschrijving. De opleidingen hebben de eindtermen nader uitgewerkt in niveau-indicaties. Daarmee leggen de opleidingen voor elke fase van de opleiding het te behalen niveau vast (oplopend in moeilijkheidsgraad). Het niveau ontwikkelt zich van het kennen van de stof naar begrijpen, toepassen (analyseren, synthetiseren) en integreren van kennis en vaardigheden. In het zelfevaluatierapport geven de opleidingen voorbeelden van de vertaling van eindkwalificaties in eindtermen en leerdoelen van enkele vakken. Uit het Rapport Evaluatie Theorievakken 2007-2008 blijkt dat de studenten de leerdoelen van de vakken kennen en deze positief waarderen.
Overwegingen Het auditteam is positief over de wijze waarop de opleidingen de eindkwalificaties hebben uitgewerkt naar de leerdoelen. De relatie eindkwalificaties en programmaonderdelen zoals gepresenteerd in de curriculummatrix van beide opleidingen is voor een deel van de vakken van civiele techniek echter niet altijd navolgbaar. Desalniettemin stelt het auditteam vast dat het vakkenpakket van beide opleidingen de eindkwalificaties goed dekken. De eindkwalificatie komen in het programma in voldoende mate aan bod. Het auditteam is er van overtuigd dat het programma studenten in staat stelt de eindkwalificaties te behalen. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen en de opmerking over civiele techniek komt het auditteam op dit facet tot het oordeel goed voor Bouwkunde en voldoende voor Civiele Techniek.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
23/85
Samenhang in opleidingsprogramma (facet 2.3) Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Bevindingen • De samenhang in de studieprogramma’s wordt geborgd door de vier leerlijnen uit het didactisch concept van de Faculteit der Technische Wetenschappen (FdTW) (zie facet 2.7), waardoor de horizontale en verticale samenhang wordt bewaakt. De leerlijnen zijn de leidraad voor de curriculumstructuur en sturend voor de docenten bij de ontwikkeling van een vak. • Verticale samenhang komt naar voren door een concentrische opbouw. Bouwkundevakken als bouwmethodiek en bouwfysica komen meerdere keren terug in de opleidingen, maar dan als uitbreiding van de studiestof. Dit geldt ook voor civiel technische vakken als wegenbouw en beton- en staalconstructies. Na het leggen van een basis passen studenten de kennis toe in steeds complexere situaties in de cursussen. Daarnaast is er verticale samenhang tussen de practica, de projecten, de derdejaarsstage en het afstuderen. • Horizontale samenhang is er tussen theorievakken en de bijbehorende practica. Voorbeelden hiervan zijn Bouwmethodiek 2 en het project draagconstructies (Bouwkunde) en Grondmechanica en het practicum grondmechanica (Civiele Techniek). De vakken wiskunde en natuurkunde hebben een ondersteunende functie. Wiskundige technieken sluiten aan bij wat studenten voor de constructieve vakken nodig hebben. Om de practica en projecten goed uit te kunnen voeren, hebben studenten ook de vaardigheden nodig die ze leren bij studieloopbaanbegeleiding. • Door de projecten, practica en excursies bereiden studenten zich inhoudelijk voor op de stage. Praktische voorbereiding gebeurt in de studieloopbaanbegeleiding. • Er is volgtijdelijke samenhang doordat studenten pas aan de derdejaarsstage kunnen beginnen als zij alle vakken van de voorgaande semesters hebben afgerond. Aan het afstuderen mogen studenten beginnen als zij nog ten hoogste twee theorievakken open hebben staan. De opleidingen hebben deze voorwaarden ingevoerd om te garanderen dat studenten met een vooraf bepaald niveau de beroepspraktijk ingaan of aan het afstudeerproject beginnen. • Studenten beoordelen de inhoudelijke samenhang van het programma positief, zo blijkt uit het STO 2010. Daarnaast zijn studenten positief over de aansluiting van het onderwijs op de stages. Overwegingen Het auditteam is positief over de samenhang in de programma’s van beide opleidingen. Studenten passen de theorie toe in practica, projecten en stages. Uit bestudering van het curriculum en de vakbeschrijvingen blijkt dat het onderwijs toeneemt in complexiteit. Het auditteam is van oordeel dat de opleidingen erin geslaagd zijn een inhoudelijk samenhangend programma aan te bieden. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet tot het oordeel goed voor beide opleidingen.
24/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
Studielast (facet 2.4) Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen • De opleidingen spreiden de studielast over de semesters en de studiejaren. De geplande studielast is opgenomen in de programmaoverzichten in de Studiegids FdTW 2010-2011. • De opleidingen kiezen voor een hoog aantal contacturen van veertien tot twintig uren per week voor de theorievakken met daarnaast twee uur voor practica (afhankelijk van het semester) en twee tot negen uur voor projecten (afhankelijk van het semester). Alle vakken in het eerste jaar hebben sinds 2009-2010 een aanwezigheidsplicht. Hiermee willen de opleidingen bevorderen dat studenten een passende studiehouding ontwikkelen en dat de overgang van vooropleiding naar universiteit soepel verloopt. Daarmee hoopt de afdeling Bouwkunde en Civiele Techniek dat de uitval in het eerste jaar afneemt. • De studenten besteden naar eigen zeggen gemiddeld tussen de veertig en 45 uur per week aan de studie. Dat vinden zij volgens het STO 2010 aan de hoge kant. De opleidingen geven aan dat uit gesprekken met studentenpanels blijkt dat het een kwestie van planning en prioriteitstelling is en dat de studielast in de praktijk goed te hanteren is. Dat vernam het auditteam ook van studenten uit beide opleidingen met wie het team sprak. • De opleidingen blijven de door studenten ervaren studielast volgen en nemen waar nodig maatregelen. Zo wordt er binnen het programma bekeken of het mogelijk is de contacturen te beperken en bepaalde vakken te combineren, zoals het samenvoegen van de vakken economie, planning en organisatie en organisatiekunde tot het nieuwe vak bouwmanagement. Daarnaast evalueren de opleidingen de invulling van de contacturen. Zo zou er minder theorie aan bod kunnen komen zodat studenten meer praktisch bezig kunnen zijn. • Een struikelvak voor beide opleidingen is wiskunde, zo blijkt uit het gesprek met studenten. Het vak wiskunde wordt faculteitsbreed aangeboden aan alle techniekstudenten. De docent wiskunde differentieert in de lessen wel tussen de verschillende opleidingen, zo blijkt uit het gesprek met de docent. Voor de opleidingen bouwkunde en civiele techniek zijn ook mechanica en constructieleer moeilijke vakken. Studenten lopen hierdoor vertraging op. • Om de studievoortgang te bevorderen zijn er afspraken gemaakt over tentamenperiodes, herkansingen, de inlevertermijn van verslagen en de termijn waarbinnen het beoordelingsresultaat van tentamens en verslagen bekend moet zijn. Dit is vastgelegd in het Toetsbeleid FdTW 2009 en in de Tentamen- en Frauderegeling UNA 2006. Binnen drie werkdagen nadat een cijfer bekend is gemaakt worden de cijfers geregistreerd in ProgRESS WWW. De opleidingen organiseren inzagedagen om het cijfer en de beoordeling in te zien.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
25/85
•
•
•
•
Studenten krijgen in de eerste twee jaren studieloopbaanbegeleiding waarin hun ontwikkeling, hun leerproces en hun voortgang centraal staan. Studenten hebben hiervoor individuele gesprekken met een studieloopbaanbegeleider op basis van een portfolio. Tussen de lessen en andere werkzaamheden door kunnen studenten bij docenten terecht met vragen. Docenten hebben een vaste werkkamer. Daarnaast kunnen studenten e-mailen, maar de opleidingen geven aan dat studenten de voorkeur hebben voor een persoonlijk gesprek. De opleidingen hanteren een drempelregeling in het eerste studiejaar om de studenten te laten bepalen of de opleiding een goede keuze is: studenten moeten aan het einde van het eerste jaar minimaal vijftig procent van de studiepunten hebben behaald en daarnaast moeten de studenten het eerste studiejaar in maximaal twee jaar afronden. De regeling is opgenomen in de OER FdTW 2010-2011, de Studiegids FdTW 2010-2011 en op Blackboard. Daarnaast zijn er drempels om met de stage en het afstudeerproject te mogen beginnen. Uit het STO 2010 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de spreiding van de studielast over het jaar. Over de verhouding tussen contacturen en zelfstudie zijn studenten minder tevreden. De opleidingen onderzoeken of reductie in het aantal contacturen mogelijk is.
Overwegingen De studenten van beide opleidingen hebben veel contacturen gedurende de opleiding. De studielast is gelijkmatig over het jaar gespreid. Studenten melden dat de studie zwaar is, maar dat bij een goede planning van de studie deze goed te doen is. Het auditteam vindt dit laatste doorslaggevend voor zijn oordeel over de studielast. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet tot het oordeel goed voor beide opleidingen. Instroom (facet 2.5) Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Bevindingen • Studenten worden toegelaten tot de opleidingen met een havo- of vwo-diploma met het profiel Natuur & Techniek, een diploma MTS (SBO niveau 4) met het hbodoorstroomprofiel (wiskunde). Indien studenten niet beschikken over voorgaande diploma’s en ouder zijn dan 23 jaar kunnen ze toegelaten worden via een colloquium doctum. • Aspirant-studenten met een havo-, vwo- of SBO niveau 4 diploma, die niet het vereiste profiel hebben, kunnen toegelaten worden als ze voldoen aan de eisen van de zomercursus wiskunde, met een omvang van 48 uur. De instroomeisen zijn vermeld in de Studiegids FdTW, op de website van de UNA en in folders.
26/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
• •
•
•
•
Nederlands is voor veel studenten niet hun moedertaal. Daarom onderzoeken de opleidingen de mogelijkheid om voor studenten met deficiënties in het Nederlands een bijspijkercursus aan te bieden. Studenten met een havo- of vwo-vooropleiding volgen in het eerste jaar een stage van vier weken om kennis te maken met de beroepspraktijk. Om de aansluiting te verbeteren leggen de opleidingen contact met de toeleverende scholen. De opleidingen informeren de havo-scholen over de eisen van de UNA aan wiskunde, natuurkunde en taal. Soms zijn er verschillen tussen de exameneisen van de havo en vwo en de toelatingseisen van de FdTW. De opleidingen organiseren open dagen, meeloopdagen en zijn vertegenwoordigd op de jaarlijkse studie- en beroepenmarkt om studenten voor te lichten over hun studie. Studenten kunnen vrijstellingen voor een vak aanvragen bij de decaan met een bewijs van elders behaalde studieresultaten. De decaan overlegt met de docent van het vak en neemt het besluit voor het verlenen van een vrijstelling. Deze regeling is vastgelegd in de OER 2009-2010. Het lesrooster en de vakkenstructuur van de opleidingen sluiten aan op de werkwijze die studenten gewend zijn van hun vooropleiding. Dit geldt voor hoorcolleges en projecten. In het eerste jaar is de docentsturing groot, omdat studenten moeten wennen aan het zelfstandig werken. In de loop van de studie krijgen de studenten meer eigen inbreng, met name in de projecten en in de afstudeerfase. Uit het STO 2010 blijkt dat studenten tevreden zijn over de aansluiting van de opleiding op hun vooropleiding. Studenten zijn daarnaast positief over de mate waarin zij in het eerste jaar een beeld krijgen van hun studie. Voor civiele techniek en bouwkunde tekent het auditteam hierbij aan dat er voor studenten met de vooropleiding havo of mbo een drempel is. De technische vakken en wiskunde zijn voor deze studenten moeilijk en leiden vaak tot vertraging of uitval. Veel studenten hebben na twee jaar hun propedeuse nog niet gehaald (zie ook facet 2.4).
Overwegingen Studenten zijn tevreden over de aansluiting bij de vooropleiding. Het auditteam stelt vast dat de aansluiting van de vooropleiding (havo en mbo) op de technische vakken en wiskunde nog de nodige aandacht behoeft. Voor wiskunde zijn er bijspijkerprogramma’s, maar of dit tot resultaten leidt zal nog moeten blijken. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen en de opmerking over de aansluiting van het programma op technische en wiskundige kennis van instromende studenten komt het auditteam op dit facet tot het oordeel voldoende voor beide opleidingen. Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten/european credit points.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
27/85
Bevindingen • De opleidingen hebben de studieduur uitgedrukt in studiebelastingsuren en de studielast in studiepunten. De studielast is 240 studiepunten, de totale studieduur komt met 28 studie-uren voor elk studiepunt uit op 6720 uur. • De studiepunten zijn per studiejaar en daarbinnen per semester verantwoord in de OER 2010-2011 en in de Studiegids FdTW 2010-2011. Overwegingen Het auditteam constateert dat de opleidingen voldoen aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum van 240 studiepunten. Conclusie De opleidingen hebben aan de eisen van dit facet voldaan. Afstemming tussen vormgeving en inhoud (facet 2.7) Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Bevindingen • De Onderwijsvisie en didactisch concept van de Faculteit der Technische Wetenschappen, UNA 2008 is gebaseerd op acht uitgangspunten over de inhoud en vormgeving van het onderwijs zoals: een gedegen theoretisch fundament, beroepsgerichte eindkwalificaties, beroepspraktijk centraal en aandacht voor generieke hbo-kwalificaties. De opleidingen bieden de inhoud aan in een mix van werkvormen, zoals hoor- en werkcolleges, practica, projecten, opdrachten, presentaties en trainingen. Activerend onderwijs vormt de leidraad bij alle werk- en onderwijsvormen. In de studieprogramma’s is sprake van oplopende complexiteit, afnemende sturing door de docent en toename van zelfsturing van de student. De studenten leren zelfstandig te werken en er wordt een hoge mate van zelfverantwoordelijkheid verwacht. De digitale leeromgeving is onderdeel van het curriculum. • De opleidingen van de FdTW hebben de onderwijsvisie uitgewerkt in een didactisch concept met vier leerlijnen: de theoretische leerlijn (vijftig procent), een praktijklijn (25 procent), een projectlijn (tien tot vijftien procent) en een studieloopbaanlijn (vijf tot tien procent). De theoretische leerlijn vormt de kennis- en vaardigheidsbasis voor de toepassing in de projecten- en praktijklijn. De werkvormen bij deze leerlijnen zijn hoor- en werkcolleges. De praktijklijn bestaat uit bedrijfsbezoeken, de stage en het afstuderen om de geleerde kennis en vaardigheden toe te passen. In de projectlijn lossen studenten individueel of in groepen actuele vraagstukken en casussen op. In de studieloopbaanlijn leren studenten kritisch te kijken naar het eigen functioneren en dat van anderen. Werkvormen hierbij zijn individuele gesprekken en groepsbijeenkomsten. Studenten werken hiervoor aan opdrachten en stellen een portfolio samen. Andere onderwijs- en werkvormen zijn practica, presentaties en trainingen.
28/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
•
•
•
•
•
De opleidingen geven aan dat zij nog werken aan de afstemming van het onderwijs op de onderwijsvisie en het vier leerlijnenmodel: aansluiting van de werkvormen op de inhoud en onderlinge afstemming tussen curriculumonderdelen in de verschillende leerlijnen. Het auditteam heeft vastgesteld dat de acht uitgangspunten voor inhoud en vorm van het onderwijs in het programma voldoende aan bod komen en dat het programma een opbouw kent in toenemende complexiteit en afnemende docentsturing. Zeker in de laatste jaren van de opleiding stimuleren docenten de zelfstandigheid van studenten door studenten zelfstandig oplossingen te laten formuleren voor praktijkproblemen. Studenten melden dat zij, indien zij daar om vragen, goed begeleid worden. Een deel van de vakken kent een sterke projectgerichte benadering met daarop afgestemde werkvormen, die goed bijdragen aan het realiseren van de leerdoelen en motiverend zijn voor studenten (relatie theorie – praktijk). Het auditteam merkt op dat beide opleidingen bij vakken met een constructieve inslag (staal, beton, grondmechanica) meer gebruik zouden kunnen maken van praktijkvoorbeelden in het programma: meer casuïstiek en toepassing van theoretische kennis in de praktijk (waaronder ook meer oefenen in het maken van constructieve berekeningen). Ook aan het onderdeel communicatie (schriftelijk rapporteren) kan de opleiding meer aandacht besteden. Studenten beoordelen de afwisseling in werkvormen in het STO 2010 positief.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat het didactisch concept van de opleidingen adequaat is om de eindkwalificaties van de opleidingen te bereiken. De opleidingen maken gebruik van een breed palet aan werkvormen die passen bij het didactisch concept. Er wordt veel gebruik gemaakt van klassikaal onderwijs (hoorcolleges). Dat past, aldus het auditteam, bij de doelstellingen van de opleiding (sterke theoretische basis) en bij de context waarin de studenten leren. Toch zou, gezien de lage (tentamen)rendementen van enkele vakken, gezocht kunnen worden naar werkvormen die meer motiveren en bijdragen aan een hoger rendement op het niveau van het vak (zie ook facet 6.2). Voorts merkt het auditteam op dat in de gebruikte werkvormen de communicatieve aspecten meer aan bod zouden kunnen komen (meer oefenen in rapportagevaardigheden in projecten of opdrachten). Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen over communicatie en werkvormen bij enkele vakken, komt het auditteam op dit facet tot het oordeel voldoende voor beide opleidingen. Beoordeling en toetsing (facet 2.8) Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
29/85
Bevindingen • De opleidingen van de FdTW hebben in Toetsbeleid 2009 twaalf richtlijnen geformuleerd om de kwaliteit van de toetsing en beoordeling te bevorderen. In het toetsbeleid staat omschreven hoe de verschillende onderdelen van de opleidingen worden getoetst. Per leerlijn zijn verschillende toetsvormen beschreven en vastgesteld. Voorbeelden hiervan zijn mondelinge en schriftelijke toetsen, werkstukken (theoretische leerlijn), practicaverslagen, verslagen van bedrijfsbezoeken, stageverslagen en de afstudeerscriptie (praktijklijn), ontwerpwerkstukken, verslagen en presentaties (projectenlijn), verslagen, portfolio’s en presentaties (studieloopbaanlijn). De toetsvormen en de beoordelingscriteria worden aan het begin van een semester aan studenten bekend gemaakt in een course outline. • Feedback op opdrachten en casussen is onderdeel van de cursus en moeten bijdragen aan studiesucces en het juiste studiegedrag van studenten. Feedback geven gebeurt door medestudenten (bespreken eindproducten van projecten), externe deskundigen en docenten. Tijdens inzagemomenten die ingeroosterd worden krijgen studenten feedback op schriftelijke tentamens. • Toetsing vindt niet alleen aan het einde van een periode plaats, maar ook gedurende de lesperiode. In de meeste vakken worden meerdere toetsen gebruikt om de ontwikkeling van een student te beoordelen, zoals de vormstudie bouwkunde waarin studenten een werkstuk maken met maquette en tekeningen en daarover een presentatie geven. Een ander voorbeeld is techniek en maatschappij (beide opleidingen) met een schriftelijk tentamen, een aanwezigheidsplicht, een verslag en een aantal opdrachten. • De beoordeling van de stage gebeurt aan de hand van een rapportage stageopdracht en een reflectie door de student. De beoordelingscriteria hiervoor zijn beschreven in de Stagehandleiding 2010-2011 en bestaan uit werkhouding, verslaglegging en presentatie. In de Afstudeerhandleiding 2010-2011 zijn de beoordelingscriteria voor de afstudeerfase beschreven, zoals werkhouding, inhoudelijk niveau van de rapportage, vormaspecten van de rapportage en presentatie. • De opleidingen zorgen ervoor dat de toetsen transparant, valide en betrouwbaar zijn door de toetsen vooraf en achteraf te laten beoordelen door de examencommissie (OER 2010-2011). Er wordt zoveel mogelijk met absolute cesuur gewerkt. De taken van de examencommissie zijn opgenomen in de OER en bestaan uit onder andere kwaliteitsbewaking van toetsen, advisering bij fraudegevallen en opstellen van richtlijnen voor toetsafname. Een onderdeel van het toetsbeleid is dat de examencommissie in een cyclus van drie jaar alle toetsen beoordeelt, waarna de examencommissie bepaalt of een docent de toets moet aanpassen. • Het auditteam heeft vastgesteld dat de examencommissie toetsen van docenten beoordeelt aan de hand van een checklijst. Tevens bleek uit gesprekken met de examencommissie dat toetsen met extreme resultaten (te positief of te negatief) nader worden geanalyseerd. Indien nodig vindt correctie plaats. • Vaste docenten en gastdocenten hebben in mei 2009 een vijfdaagse workshop toetsbeleid gevolgd, gegeven door een toetsdeskundige van een Nederlandse hogeschool. Daarin kwamen de introductie van het toetsbeleid en het verbeteren van
30/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
•
•
•
de toetsconstructie aan bod. Het toetsbeleid is vanaf mei 2009 stapsgewijs geïmplementeerd. Het auditteam heeft toetsen ingezien en vindt dat er een goede spreiding is van de vragen over de lesstof. Het niveau van de toetsen past bij wat van een hbo-opleiding verwacht mag worden. De beoordeling gebeurt nog niet in alle gevallen aan de hand van een toetsmatrijs. In de periode 2009 – 2012 zullen alle toetsen van alle (gast)docenten door de examencommissie worden beoordeeld. De beoordeling van het afstuderen is beschreven bij facet 6.1. Het auditteam vindt de beoordeling (met name van afstudeerwerkstukken) aan de hoge kant. Bij het verder ontwikkelen van de toetsmatrijs is het, aldus het auditteam, raadzaam de hoogte van de becijfering nog eens kritisch te beoordelen en te omschrijven wat de cesuur is voor onvoldoende – voldoende – ruim voldoende en goed / excellent. Uit het STO 2010 blijkt dat studenten tevreden zijn over toetsen en beoordelen (duidelijkheid over welke stof getoetst zal worden, de wijze van beoordeling van tentamens en de feedback van docenten bij opdrachten).
Overwegingen Het auditteam is positief over de wijze waarop de opleidingen de kwaliteit van de toetsen borgen door middel van de examencommissie. De toetsen worden beoordeeld op zowel inhoud als op randvoorwaardelijke zaken. Uit bestudering van het toetsmateriaal blijkt dat de toetsen aansluiten op de leerstof. En dat de toetsvormen aansluiten op het geboden onderwijs. De beoordelingscriteria zijn helder geformuleerd in de vakbeschrijvingen. Studenten zijn op de hoogte van de wijze waarop zij beoordeeld worden. Het auditteam stelt vast dat de opleidingen over een goed doordacht systeem van toetsing beschikken. In de komende twee jaar wordt dit systeem verder geïmplementeerd in de opleidingen. Het nieuwe toetsbeleid is in gang gezet. De beoordeling gebeurt nog niet in alle vakken even systematisch aan de hand van een toetsmatrijs. De toepassing van de beoordelingscriteria in relatie tot de becijfering behoeft nog aandacht. Het auditteam acht het raadzaam dat de opleidingen de hoogte van de becijfering nog eens kritisch beoordelen. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen en de opmerking over het doorontwikkelen van de toetsmatrijs en de hoogte van de becijfering komt het auditteam op dit facet tot het oordeel voldoende. Samenvattend oordeel Programma Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Programma’ positief voor beide opleidingen.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
31/85
2.3
Inzet van personeel
Eisen hbo (facet 3.1) Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen • De faculteit zet drie typen vaste docenten in: theoriedocent (academisch geschoold), laboratoriumdocent (hbo-geschoold) en laboratoriummedewerker (mbo-geschoold). Daarnaast maakt de opleiding gebruik van lokale en internationale gastdocenten uit de beroepspraktijk. • Vrijwel alle vaste docenten zijn afkomstig uit de praktijk. Drie parttime docenten hebben naast hun aanstelling bij de opleiding een baan in de beroepspraktijk. Het auditteam heeft de cv’s van de docenten bestudeerd en stelt vast dat de docenten voor een belangrijk deel goed bekend zijn met de praktijk van bouwkunde en civiele techniek. Het auditteam merkt op dat van de vaste docenten het merendeel een bouwkundige achtergrond heeft en een zeer gering aantal civiel technisch geschoold is. • De vaste docenten onderhouden contacten met de beroepspraktijk door opdrachten te ontwikkelen in samenwerking met bedrijven of overheidsinstellingen. Voorbeelden hiervan zijn een make over van een woning, het renoveren en restaureren van een monument, of de herinrichting van een plein. Daarnaast onderhouden docenten contacten bij de begeleiding van studenten die op Curaçao stage lopen en zijn alle vaste docenten afstudeerbegeleider. Verder nemen docenten deel aan de jaarlijkse bijeenkomsten van de werkveldcommissie. Vanwege de sterk bouwkundige gerichte scholing van de vaste docenten kent de relatie met de beroepspraktijk een sterk bouwkundig accent. • De Faculteit der Technische Wetenschappen zet in totaal vijftig gastdocenten uit de beroepspraktijk in. Voorbeelden van vakken waarbij er een gastdocent is betrokken zijn Staalconstructie 1, 2 en 3 (Dienst Openbare werken), Inleiding Verkeerskunde/Wegbouwkunde (Dienst Landbouw Veeteelt en Visserij) en Beton (Ingenieursbureau Karocon). Daarnaast zet de opleiding gastsprekers in uit het bedrijfsleven of andere deskundigen. • Studenten zijn volgens het STO 2010 tevreden met de mate waarop de docent op de hoogte is van de beroepspraktijk en de actuele vakkennis. • Studenten, met wie het auditteam sprak, zijn zeer tevreden met de casuïstiek die de docenten inbrengen in de lessen. In veel gevallen zijn het projecten/cases waar de docent op dat moment in zijn praktijk aan werkt. Overwegingen Door de intensieve contacten tussen vaste docenten en gastdocenten blijven de vaste docenten op de hoogte van actuele ontwikkelingen in het vakgebied. Daarnaast werken vaste docenten aan projecten voor het lokale bedrijfsleven en zijn zij betrokken bij vergaderingen met de werkveldadviescommissie. Het auditteam is onder de indruk van de wijze waarop de opleidingen de actuele beroepspraktijk in de opleidingen borgen.
32/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
Het auditteam vindt het positief dat de UNA eigenaar is van de onderwijseenheden, ook als gastdocenten deze hebben ontwikkeld. Het auditteam is er van overtuigd dat door de gecombineerde inzet van vaste en gastdocenten de verbinding tussen de beroepspraktijk en de opleiding gelegd wordt. Het auditteam maakt daarbij voor de opleiding Civiele Techniek een kanttekening. Het merendeel van de vaste docenten heeft een bouwkundige achtergrond en een zeer gering aantal is civiel technisch geschoold. Vanwege de sterk bouwkundige gerichte scholing van de vaste docenten heeft de relatie met de beroepspraktijk een sterk bouwkundig accent. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet tot het oordeel voldoende voor Civiele Techniek en goed voor Bouwkunde. Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Bevindingen • De opleidingen hebben zes vaste docenten met een omvang van 4 fte en daarnaast zijn er zeventien gastdocenten met een omvang van 2,5 fte. Daarnaast zijn er nog twee vaste docenten met 2 fte voor de vakken wiskunde en het practicum informatica en negen gastdocenten met 1,3 fte die FdTW-breed worden ingezet. De gemiddelde docent-studentratio van de faculteit is 1:12. De opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek hebben een docent-studentratio van 1:13. • Naast het onderwijzend personeel is er 3 fte ondersteunend personeel. De decaan besteedt negentig procent van de beschikbare tijd aan managementtaken en de overige tien procent zijn bestemd voor lestaken. • De docenten zijn goed bereikbaar voor de studenten door het open deur beleid dat er bij de opleidingen is. Studenten kunnen ook buiten de lessen om terecht bij de docenten voor vragen en begeleiding. Studenten waarderen dit zeer. Dit veroorzaakt soms extra werkdruk, maar de opleidingen schrijven in het zelfevaluatierapport dat dit niet leidt tot problemen. • De opleidingen geven aan dat er weinig verloop is in de docententeams. Bij de vaste docenten blijft negentig procent tot aan het pensioen werkzaam binnen de FdTW. Ook de gastdocenten zijn trouw aan de faculteit. De meerderheid (tachtig tot negentig procent) blijft langer dan vijf jaar binnen de FdTW werkzaam. • Het auditteam merkt op dat van de vaste docenten het merendeel een bouwkundige achtergrond heeft. De verantwoordelijkheid voor het civiel technisch gehalte ligt bij de vaste docenten. Civiel technische kennis is in het vaste team niet breed aanwezig (een docent). Naar het oordeel van het auditteam is dit een smalle basis voor een brede civiel technische opleiding. De opleiding compenseert dit wel door de inzet van gastdocenten met civiel technische kennis. • Het ziekteverzuim van de FdTW bedraagt minder dan 3 procent. Dit wordt sinds begin 2009 bij de faculteit geregistreerd.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
33/85
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleidingen voldoende personeel inzetten om de opleiding te verzorgen. Er is sprake van een positief docent-studentratio in de opleidingen. Docenten kunnen het onderwijs uitvoeren in de tijd die ervoor staat en studenten zijn tevreden over de bereikbaarheid van de docenten. Het auditteam vindt de civiel technische kennis in het vaste docententeam beperkt. De opleiding compenseert dit weliswaar door inzet van gastdocenten, maar versterking van de vaste civiel technische kern van docenten is, aldus het auditteam, wenselijk. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet tot het oordeel goed voor Bouwkunde. Vanwege het zeer kleine aantal vaste docenten met een civiel technische achtergrond komt het auditteam voor de opleiding Civiele Techniek tot het oordeel voldoende. Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Bevindingen • De doelstellingen van het opleidingsbeleid van de faculteit zijn vastgelegd in het Professionaliseringsplan FdTW 2009. Voorbeelden hiervan zijn het verbeteren van de promotiemogelijkheden en het verhogen van de tevredenheid van het personeel. Daarnaast heeft de faculteit een Beleidsnotitie Inzet Gastdocenten 2006 voor de inzet van vakinhoudelijke deskundigen uit de beroepspraktijk. De opleidingen hebben de functies voor het personeel herzien en vastgelegd in Concept Functiebeschrijvingen (2009, concept). • Op basis van de bestudeerde cv’s stelt het auditteam vast dat in het vaste docententeam van civiele techniek één docent een specifieke civiel technische achtergrond heeft. Gastdocenten die worden ingezet in de gemeenschappelijke onderwijsonderdelen (bouwkunde en civiele techniek) hebben niet altijd een civiel technische achtergrond. Het docententeam van de afdeling bouwkunde civiele techniek heeft, aldus het auditteam, voldoende kwaliteit op het gebied van bouwkundige kennis. De kennis van het civieltechnische terrein is in het docententeam geconcentreerd bij één docent. • Van de vaste docenten hebben vijf docenten een wo-opleiding en één docent een hbo-opleiding. Van de twee docenten die bij de drie afdelingen van de FdTW lesgeven is één docent hbo-geschoold en één docent gepromoveerd. De didactische vaardigheden van (gast)docenten worden bijgehouden door vakevaluaties en slagingspercentages. • Docenten hebben jaarlijks een functioneringsgesprek en een beoordelingsgesprek. Scholing en ontwikkeling zijn een vast gespreksonderwerp tijdens het jaarlijkse functioneringsgesprek. De verslagen van deze gesprekken worden opgenomen in een personeelsdossier dat centraal wordt beheerd.
34/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
•
•
•
•
•
•
Alle vaste docenten krijgen trainingen didactiek en ontwikkelen van toetsen. Voorbeelden hiervan zijn de workshop Eindtermen & Leerdoelen in Course Outlines en de workshop Toetsbeleid. Van beginnende vaste docenten wordt de inwerkbehoefte individueel bepaald. Zij worden begeleid door een ervaren docent. Voor het volgen van opleidingen en cursussen binnen de UNA maken docenten gebruik van de Studieregeling UNA 2005. Voorbeelden van cursussen die docenten hebben gevolgd zijn Educatie in erfgoed en Good Governance, leidraad tot commissariaat. Vaste docenten kunnen op eigen initiatief een verzoek voor verdere professionalisering bij de decaan indienen. Het auditteam constateert dat deze initiatieven sterk bouwkundig gericht zijn en slechts beperkt civiel technisch. Daarnaast wonen docenten internationale en lokale seminars bij, bijvoorbeeld het ontwikkelen van een cursus beheer en management world heritage sites (UNESCO) in samenwerking met het Monumentenfonds en Monumentenbureau, het congres overkoepelende organisatie architecten in het Caribisch gebied en een Lezingencyclus Ontwikkeling en Milieu, in samenwerking met het Kabinet van de Gouverneur. Docenten geven in het gesprek met het auditteam aan dat er altijd ruimte is voor wensen tot bijscholing. In het traject naar de accreditatie toe is er veel intern geschoold op onderwijskundige onderwerpen: ontwikkelen van competentiematrix, ontwikkelen en kwaliteitsbewaking van toetsen. Gastdocenten worden ingezet vanwege hun vakinhoudelijke kennis en onderwijservaring en daarnaast hebben sommige gastdocenten internationale kennis of onderzoeksexpertise. De opleidingen geven aan dat het contact van de FdTW met de gastdocenten en de begeleiding van hen nog kan worden verbeterd, bijvoorbeeld door de gastdocenten te koppelen aan de vaste docenten zodat er regelmatig overlegd kan worden. Studenten zijn tevreden over de docenten. De algehele score die studenten geven is een 3,3. De actuele vakkennis, de manier van lesgeven en het contact tussen studenten en docenten wordt beoordeeld tussen de 3,2 en 3,5. Uit Vakevaluaties onder studenten blijkt dat studenten vinden dat docenten een heldere uitleg geven, dat het contact tussen docent en student goed is en dat de docent de colleges goed voorbereidt (3,6 – 3,9).
Overwegingen Het docententeam (vaste docenten en gastdocenten) van de afdeling Bouwkunde en Civiele Techniek heeft, aldus het auditteam, voldoende kwaliteit op het gebied van bouwkundige kennis. Docenten met een brede civiel technische achtergrond zijn beperkt aanwezig in het vaste docententeam van de afdeling Bouwkunde en Civiele Techniek. Studenten zijn tevreden over de kwaliteit van de docenten: didactisch en vakinhoudelijk. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet tot het oordeel goed voor Bouwkunde en vanwege de beperkte civiel technische kennis in het vaste docententeam komt het auditteam voor de opleiding Civiele Techniek tot het oordeel voldoende.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
35/85
Samenvattend oordeel Inzet van personeel Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Inzet van personeel’ positief voor beide opleidingen.
2.4
Voorzieningen
Materiële voorzieningen (facet 4.1) De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen • Ondersteunende diensten ontwikkelen het voorzieningenbeleid op UNA-niveau. Dit is vastgelegd in het Beleidsplan Facilitaire Dienst 2006-2010. De opleidingen kunnen daarop invloed uitoefenen door hun wensen aan te geven. De taken en werkzaamheden van de ondersteunende diensten zijn opgenomen in de Studiegids FdTW 2010-2011. • De UNA beschikt over verschillende algemene voorzieningen voor studenten. - Het Computer Centrum ondersteunt studenten met technische faciliteiten, zoals draadloos internet, registratie, printen en scannen. In het computerlokaal kunnen studenten op computers werken aan projecten, verslagen en eindscripties. Daarnaast kunnen studenten hun eigen laptop aansluiten op het draadloze netwerk. - De afdeling Studentenadministratie en Informatievoorziening verzorgt de inschrijving, herinschrijving, uitschrijving, schoolverklaringen en de cijferadministratie. Cijfers worden gepubliceerd op ProgRESS WWW. - UNA heeft een Career Center dat studenten de mogelijkheid biedt om binnen of buiten de UNA stage te lopen, het verzorgt sollicitatietrainingen voor studenten en beheert een database met bedrijven die op zoek zijn naar studenten die een parttime baan, stageplek of afstudeerplek nodig hebben. Voor (pas) afgestudeerden heeft het Center vacatures van bedrijven. - Studenten (bijvoorbeeld van andere eilanden) kunnen gebruik maken van de studentenhuisvesting op het UNA-terrein en daarnaast zijn er maaltijdvoorzieningen. Verder heeft UNA diverse sportfaciliteiten en een eigen sportvereniging S.V.U.N.A. • In het Library and Research Services Beleidsplan 2009-2010 zijn de doelstellingen voor de bibliotheek beschreven. Jaarlijks is er een afdelings-/coördinatorenoverleg en overleg met docenten en gastdocenten voor afstemming over de benodigde literatuur en het studiemateriaal. De studenten kunnen via de bibliotheek beschikken over actuele boeken, vakliteratuur, elektronische media en studiemateriaal. Veel media kunnen studenten lenen. Databases kunnen alleen ter plekke worden geraadpleegd in de studiezaal en op de studiewerkplekken. Het auditteam heeft vastgesteld dat de studenten via de bibliotheek voldoende toegang hebben tot relevante literatuur. • De lesruimtes variëren in omvang en inrichting en zijn geschikt voor groepen van twee tot tweehonderd personen. Studenten maken veel gebruik van de studentwerkplekken in de gebouwen en in de open lucht (in de schaduw van bomen).
36/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
•
•
Vaste medewerkers beschikken over een eigen werkruimte. Iedere medewerker heeft een eigen computer of een laptop met internetverbinding. De opleidingen beschikken over een laboratorium waar vijftien tot twintig studenten onderzoekspractica kunnen uitvoeren naar beton, grondsamenstellingen, asfalt en waterstroming. Daarvoor kunnen zij gebruik maken van een zuurkast, meetapparatuur, weegapparatuur, droogovens, een triaxaal meettoestel, een stroomgoot en landmeetapparatuur. Verder is er een groepswerkplek voor vijf tot tien personen, twee ruimtes voor afstudeerders en een lokaal met tekentafels. De opleidingen geven aan dat de voorzieningen voldoen voor het onderwijsprogramma, maar dat deze wel gemoderniseerd moeten worden. De faculteit streeft voor alle opleidingen naar modernisering. Verbeterpunten zijn de apparatuur in de laboratoria en ruimtes waarin studenten in kleine groepen kunnen werken. Het auditteam is rondgeleid op de opleidingen en stelt vast dat de apparatuur voldoet en overeenkomt met de situatie in de lokale beroepspraktijk, maar dat vernieuwing van de apparatuur gewenst is. Blackboard is het primaire informatieplatform van de faculteit. Studenten krijgen via Blackboard informatie over vakken (course outlines), zoals powerpoint presentaties, oefententamens en achtergrondinformatie bij vakken. Daarnaast vinden studenten er roosters, mededelingen en andere belangrijke documenten van de faculteit.
Overwegingen De opleidingen beschikken over voldoende voorzieningen om het onderwijs te kunnen verzorgen. Het auditteam is positief over de algemene UNA-voorzieningen, voorzieningen in de bibliotheek en de Blackboardvoorzieningen. Het auditteam is van oordeel dat de technische apparatuur voor bouwkunde en civiele techniek verouderd is. Maar de studenten kunnen zich de basisvaardigheden met de beschikbare apparatuur eigen maken. Studenten met wie het auditteam sprak bevestigen dit. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen en de opmerking over de apparatuur komt het auditteam op dit facet tot het oordeel voldoende voor beide opleidingen. Studiebegeleiding (facet 4.2) De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Bevindingen • Studieloopbaanbegeleiding maakt onderdeel uit van de studieloopbaanlijn en omvat vier studiepunten in het eerste studiejaar. Bij aanvang van de studie krijgen alle studenten een studieloopbaanbegeleider (slb’er) toegewezen. De rol en de taken van de slb’er zijn vastgelegd in de Handleiding Studieloopbaanbegeleiding 2010-2011.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
37/85
•
•
•
•
•
•
•
38/85
De slb’er is gedurende de hele studie het eerste aanspreekpunt voor de student voor de studievoortgang. Slb vindt plaats in groepsbijeenkomsten en in individuele gesprekken. In het eerste studiejaar is er aandacht voor kennismaking met de UNA, de faculteit en de opleiding, studievaardigheden en het toekomstige beroep. Later in de studie ligt het accent op bijvoorbeeld stagevoorbereiding. Studieloopbaanbegeleiding vindt op facultair niveau plaats. Het auditteam heeft het programma van de studieloopbaanbegeleiding bestudeerd en is hier positief over. Voor de eerste twee semesters van de opleiding is een handleiding voor studenten uitgewerkt met daarin de course outlines voor studieloopbaanbegeleiding. Studenten krijgen een uitgebreid programma aangeboden, waarbij zij onder andere werken aan leervaardigheden, leerstijlentesten en actief studeren. De opleidingen geven aan dat de studieloopbaanbegeleiding in het programma nog verder uitgewerkt moet worden. De studentendecaan is de tweede vorm van begeleiding. De slb’er of de dean kan de student doorverwijzen of de student neemt op eigen initiatief contact op. De opleidingen geven aan dat in de praktijk jaarlijks vijf à zes studenten worden doorverwezen, bijvoorbeeld voor een beroepskeuzetest. Studenten, decanen en de officemanagers hebben toegang tot ProgRESS WWW om de studievoortgang in de gaten te houden om te zien of een student op schema ligt. De gegevens over studievertraging kunnen aanleiding zijn voor een gesprek. Bij stage en afstuderen is er begeleiding van een stagementor of een bedrijfsbegeleider (bij werk- of praktijksituatie) en vanuit de opleiding door een docent. Studenten die hun stage in Nederland uitvoeren worden begeleid door een docent van een hogeschool waarmee de UNA een samenwerkingsverband heeft (Hogeschool Rotterdam en Hogeschool van Amsterdam). De protocollen hiervoor zijn vastgelegd in de Stagehandleiding 2010-2011 en de Afstudeerhandleiding 20102011. De opleidingen zetten voor de informatievoorziening verschillende media in. Bij de start van het collegejaar zijn er voorlichtingsbijeenkomsten. De meeste informatie wordt verspreid via de Studiegids FdTW 2010-2011 en Blackboard. Op Blackboard zijn beleids- en onderwijskundige documenten geplaatst evenals roosteren toetsinformatie, cijfers en mededelingen. Verder worden vacatures en stageplaatsen van binnen en buiten de UNA op Blackboard vermeld. Daarnaast bevatten de semesterhandleidingen informatie over het programma van dat semester, waaronder de course outlines. Studenten zijn in het algemeen tevreden over de informatieverstrekking (Informatie over de inhoud van de opleiding, informatie via Blackboard en ProgRESS WWW). Omdat de score voor informatie over de inhoud van de opleiding iets lager lag in 2008, hebben de opleidingen de informatie op Blackboard verbeterd, de studiegids vernieuwd en de OER aangepast. De resultaten over informatievoorziening in het STO 2010 zijn verbeterd ten opzichte van 2008. Uit het gesprek met studenten blijkt dat zij tevreden zijn over de studiebegeleiding. Studenten kunnen altijd bij een docent of begeleider terecht. Studenten zijn positief over de persoonlijke aandacht in de studieloopbaanbegeleiding die gericht is op hun
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
•
specifieke situatie. Naast de slb’er zijn zij ook positief over de persoonlijke aandacht die docenten hen geven. De opleiding heeft in het eerste jaar extra aandacht besteed aan studiebegeleiding. Een deel van de eerstejaarsstudenten kan moeilijk de overgang van vooropleiding naar universitaire studie maken (meer zelfstandigheid en verantwoordelijkheid voor het aanbrengen van structuur in de studie). De faculteit is sterker gaan sturen op aanwezigheid en heeft een aanwezigheidsplicht ingesteld. Studenten met wie het auditteam sprak waarderen de studiebegeleiding en melden dat SLB structuur aanbrengt in de studie.
Overwegingen Het auditteam is van oordeel dat studenten in ruime mate begeleid worden bij de studie. De opleidingen beschikken over een uitgebreid studieprogramma dat gericht is op studieloopbaanbegeleiding. Studenten waarderen de persoonlijke aandacht die zij krijgen van de slb’er en van de docenten. De informatievoorziening naar studenten toe verloopt goed. De opleidingen gebruiken daarbij Blackboard als digitaal medium en hebben veel persoonlijk contact met de studenten door de kleinschaligheid van de opleidingen. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet tot het oordeel goed voor beide opleidingen. Samenvattend oordeel Voorzieningen Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Voorzieningen’ positief voor beide opleidingen.
2.5
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten (facet 5.1) De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Bevindingen • Het kwaliteitszorgbeleid van de UNA is vastgelegd in Het kan altijd beter. Beleidskader kwaliteitszorg UNA 2006-2010. De faculteit heeft het beleid voor het primaire proces en de ondersteunende processen beschreven in Systeem interne kwaliteitszorg FdTW 2009. Dit sluit aan bij de strategische doelen van de UNA Delivering future leaders of the Carribean, Strategic Plan UNA 2006-2010. De kwaliteitseisen zijn ontleend aan het NVAO beoordelingskader voor hbobacheloropleidingen. • Alle medewerkers van de faculteit zijn betrokken bij de interne kwaliteitszorg: De afdelingsteams zijn verantwoordelijk voor de doelstellingen, het programma en het niveau. De examencommissie bewaakt de kwaliteit van de toetsing, de beoordeling en de examinering. De decaan is verantwoordelijk voor het personeel en de
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
39/85
•
•
•
•
voorzieningen. De studieloopbaanbegeleider ten slotte is verantwoordelijk voor de begeleiding van de studenten in hun studieloopbaan. Het kwaliteitsteam heeft een centrale positie in het kwaliteitsbeleid en bestaat uit de decaan, de programmamanager, een vertegenwoordiger van de afdelingen Bouwkunde en Civiele Techniek, Industriële Technologie en ICT en Elektrotechniek, de officemanager en de onderwijskundige beleidsmedewerker op instellingsniveau. Het team stelt het kwaliteitsbeleid vast. Andere taken zijn het monitoren, evalueren, bijstellen en (mede) uitvoeren van het interne kwaliteitssysteem van de FdTW. De resultaten van de vakevaluaties vormen de input voor functionerings- en beoordelingsgesprekken met medewerkers. Indien nodig worden concrete verbeteractiviteiten afgesproken. De uitkomsten van de evaluaties worden eveneens gebruikt voor het bijstellen van het programma en/of programmaonderdelen. De faculteit hanteert diverse instrumenten om de kwaliteit van het onderwijs te bewaken: vak- en curriculumevaluaties (driejaarlijks), evaluaties van de stage (door bedrijven en studenten, jaarlijks), evaluaties van het afstudeertraject (jaarlijks), beoordeling toetsen verspreid over een driejarige cyclus waarin twee maal per jaar de kwaliteit door de examencommissie wordt beoordeeld, evaluaties van samenwerkingsovereenkomsten met internationale instituten (driejaarlijks), evaluatie van de eindkwalificaties (driejaarlijks), bijeenkomsten van de werkveldcommissie en alumni over de aansluiting van de opleidingen bij de beroepspraktijk (jaarlijks) en evaluaties onderwijs en organisatie (door het studentenpanel, vier maal per jaar). Daarnaast zijn er nog twee kwaliteitsinstrumenten van de UNA: het studenttevredenheidsonderzoek (STO, tweejaarlijks) en het medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO, tweejaarlijks vanaf 2010). De FdTW heeft de volgende normen vastgesteld voor de scores op evaluaties: < 2,5 ondermaats; 2,5 – 3 verbeterpunt op korte termijn; 3 – 3,5 goed; >3,5 zeer goed.
Overwegingen De opleidingen sluiten aan bij het systeem voor interne kwaliteitszorg van de faculteit, dat is geënt op de uitgangspunten van de universiteit. Het auditteam stelt vast dat de opleidingen via verschillende evaluatie-instrumenten toetsen in hoeverre betrokkenen tevreden zijn over de gedefinieerde kwaliteitsaspecten van de opleiding. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet tot het oordeel goed voor beide opleidingen. Maatregelen tot verbetering (facet 5.2) De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Bevindingen • Uitgangspunt van het Beleidskader Kwaliteitszorg UNA 2006-2010 en de nota Systeem Interne Kwaliteitszorg FdTW is dat evaluaties leiden tot aantoonbare verbetermaatregelen als daar aanleiding toe is.
40/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Het kwaliteitsteam verzamelt de uitkomsten van de evaluaties en verspreidt deze onder de direct verantwoordelijken, zoals de afdelingsteams. Zij formuleren verbetermaatregelen. Maatregelen die snel uitvoerbaar zijn, worden direct aangepakt. Voor ingrijpende veranderingen, zoals curriculumwijzigingen, worden eerst verbeterplannen opgesteld, die worden uitgevoerd als deze door de decaan zijn goedgekeurd. Uitkomsten van evaluaties leiden tot verbeteringen doordat het kwaliteitsteam de uitkomsten verzamelt en verspreidt, voorgenomen verbeteringen vastlegt op de kwaliteitskalender en de uitvoering ervan volgt. Het auditteam heeft notulen van verschillende overleggen bestudeerd en stelt vast dat er wel actielijsten in de notulen opgenomen zijn, maar dat deze acties soms te weinig concreet zijn geformuleerd. Na afloop van het verbeterproces melden de betrokkenen het kwaliteitsteam wat de resultaten zijn van de voorgenomen verbeteringen, waarna het kwaliteitsteam de plannen van de kwaliteitskalender haalt. Dit gebeurt mondeling, schriftelijk of door een audit van het kwaliteitsteam (bij grootschalige verbeteringen). De opleidingen noemen de invoering van het Toetsbeleid FdTW 2009 één van de belangrijkste verbeteringen van de afgelopen jaren. Dit toetsbeleid moet leiden tot een betere borging van het eindniveau van de studenten. Het beleid richt zich op valide en betrouwbare toetsing en examinering (zie facet 2.8). Uit het Rapport onderwijsevaluatie 2007-2008 volgden verbeteringen in de onderwijsorganisatie, zoals de stiptheid van de lestijden en het structureel gebruik van Blackboard door docenten. Tijdens de functioneringsgesprekken zijn daarom met docenten afspraken gemaakt over de lestijden. Voor het gebruik van Blackboard zijn cursussen aangeboden aan alle docenten. Verbeteringen die zijn genomen naar aanleiding van werkveldcommissie- en alumnibijeenkomsten zijn: meer aandacht voor communicatieve vaardigheden, invoering van het vak bouwmanagement, als samenvoeging van de vakken economie, planning en organisatie en organisatiekunde, vergelijking van vakinhouden door toegang tot het intranet van de Hogeschool van Amsterdam (bijvoorbeeld voor een vergelijking van de zwaarte van het vak wiskunde in het curriculum van Bouwkunde), samenvoeging van de vakken Ruimtelijke ontwikkeling en Volkshuisvesting en woningbouw tot het nieuwe vak Ruimtelijke ontwikkeling en volkshuisvesting. De uitkomsten van evaluaties worden besproken in een studentenpanel. Daaruit zijn verbeteracties gekomen op faculteits- en afdelingsniveau, zoals het overzichtelijker maken van Blackboard, een snellere bekendmaking van de tentamenuitslagen, het opstellen van een stage- en een afstudeerhandleiding, uitbreiding van de studieloopbaanbegeleiding en het evalueren van de vernieuwde studiegids (2008-2009) en de semesterhandleidingen. Studenten melden dat er veel informeel overleg plaatsvindt tussen docent, student, opleidingscoördinatoren en decaan over allerlei zaken die de studie aangaan. De opleiding licht in deze gesprekken de resultaten van evaluaties toe en studenten brengen punten in die niet in schriftelijke evaluaties aan de orde komen.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
41/85
Studenten merken op dat zij gehoord worden en dat verbeteringen snel tot stand komen. Zij waarderen de korte communicatielijnen tussen opleiding en student. Overwegingen Het auditteam is positief over de verbetergerichtheid van de opleidingen. Uit bestudering van evaluaties blijkt dat de opleidingen daadwerkelijk verbeteren naar aanleiding van evaluaties. Hetzelfde beeld is naar voren gekomen in de gesprekken met verschillende stakeholders van de opleidingen. Het auditteam stelt vast dat in het afdelingsoverleg kwaliteitszorg een vast punt op de agenda is. Management en docenten wisselen daarin informatie uit over verbeteracties. De opleidingen kunnen de registratie van de uitvoering van acties verbeteren door bij te houden wie, wat wanneer gaat doen of wanneer de verbeteractie gerealiseerd is. Er is sprake van een systematische evaluatie van het primaire onderwijsproces en de opleidingen ondernemen aantoonbaar verbeteracties op basis van evaluaties en signalen van belanghebbenden. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet tot het oordeel goed voor beide opleidingen. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld (facet 5.3) Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Bevindingen • In de nota Systeem interne kwaliteitszorg FdTW 2009 is de rol van de medewerkers, gastdocenten, studenten, alumni en het werkveld bij de kwaliteitszorg vermeld. • De medewerkers zijn betrokken bij de verbetering van de kwaliteit via het afdelingsteam. Dit team is primair verantwoordelijk voor het inhoudelijk opleidingskader, het curriculum en het niveau. In het afdelingsteam worden de uitkomsten van evaluaties en verbeteracties besproken. Daarnaast worden medewerkers door vakevaluaties en het medewerkerstevredenheidsonderzoek betrokken bij het kwaliteitsbeleid en kunnen medewerkers zitting hebben in het kwaliteitsteam. Het medewerkerstevredenheidsonderzoek wordt in 2010 voor het eerst afgenomen. • Gastdocenten zijn zijdelings betrokken bij de kwaliteitsverbetering van het curriculum, maar rechtstreeks bij die van de vakken die zij verzorgen. De gastdocent is verantwoordelijk voor het opstellen van de course outlines van zijn vak. • Studenten hebben formeel inspraakmogelijkheden via de studentenraad van de UNA, zoals opgenomen in de LUNA1. Studenten adviseren de rector magnificus over studentzaken en bewaken de belangen van de studenten op universiteitsniveau. In de studentenraad zijn studenten van de FdTW vertegenwoordigd. Daarnaast kunnen studenten deelnemen aan een studentenpanel van de afdeling om kwaliteits1
Landsverordening Universiteit Nederlandse Antillen, 2005
42/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
•
•
verbeterende maatregelen voor te stellen. De bijeenkomsten van het studentenpanel vinden plaats onder leiding van de programmamanager. Verder hebben studenten informeel (via korte communicatielijnen met docenten) invloed op de kwaliteit van de opleidingen. Dit werd in de gesprekken met studenten en docenten bevestigd. De opleidingen hebben regelmatig contact met alumni. Alumni verzorgen onder andere gastlessen, begeleiden studenten en leveren cursusmateriaal en beroepsgerichte casuïstiek. In 2009 zijn er voor het eerst alumnibijeenkomsten georganiseerd voor alumni van de afgelopen drie jaar. Deze bijeenkomsten worden jaarlijks herhaald. Het niveau van de afstudeerders gerelateerd aan de eisen van het werkveld is een vast bespreekpunt. Ook de inhoud van de opleidingen is met alumni besproken, zo blijkt uit verslagen van besprekingen met alumni. De opleidingen betrekken het werkveld bij de kwaliteitszorg via het afnemen van evaluaties (stage en het afstuderen) en door deelname van het werkveld aan de werkveldadviescommissie die jaarlijks de actualiteit en de praktijkgerichtheid van het curriculum en het niveau van de afstudeerders bespreekt. Naast de formele contacten met het werkveld zijn er door de kleinschaligheid van de FdTW ook veel informele contacten.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleidingen de stakeholders intensief bij de kwaliteit van de opleidingen betrekken. Studenten, medewerkers, alumni en vertegenwoordigers van het werkveld worden allen op passende wijze bij de opleidingen betrokken. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet tot het oordeel goed voor beide opleidingen. Samenvattend oordeel Interne kwaliteitszorg Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ positief voor beide opleidingen.
2.6
Resultaten
Gerealiseerd niveau (facet 6.1) De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het auditteam beschrijft hier eerst het proces waarlangs het tot een eindoordeel is gekomen over het eindniveau van de opleidingen Civiele Techniek en Bouwkunde. Het auditteam heeft in november 2010 vastgesteld dat een klein deel van de eindwerkstukken van de opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek, die het auditteam heeft ingezien, niet op overtuigende wijze voldeden aan het bachelorniveau (er was twijfel bij het auditteam over het eindniveau van deze eindscripties).
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
43/85
Het auditteam vernam dat de opleidingen bezig waren met het doorvoeren van verbeteringen in de afstudeerprocedure en met het aanscherpen van de beoordelingscriteria. Het auditteam verzocht de opleidingen de aangekondigde verbetermaatregelen vast te leggen en aanvullend inzage te geven in eindwerkstukken die volgens het nieuwe afstudeerbeleid (vastgelegd in een nieuwe afstudeerhandleiding) zijn uitgevoerd. In september 2011 heeft het auditteam nieuwe afstudeerwerkstukken ontvangen en beoordeeld. Op basis van de materiaalbestudering, de gesprekken met belanghebbenden tijdens de visitatie in 2010 en de aanvullende informatie die het auditteam in 2011 ontving, heeft het auditteam zich een eindoordeel kunnen vormen over het niveau van beide opleidingen. Bevindingen zoals het auditteam die tijdens het visitatiebezoek in 2010 noteerde: • Studenten Bouwkunde en Civiele Techniek dienen in hun afstudeeropdracht aan te tonen dat zij aan de eindkwalificaties van de opleiding Bouwkunde of Civiele Techniek voldoen (Afstudeerhandleiding FdTW 2010-2011). De student voert de opdracht uit in een aaneengesloten periode van honderd werkdagen (laatste semester). • De afstudeeropdracht bestaat uit een afstudeerproject en een afstudeerzitting. Tijdens de afstudeerzitting geeft de student een mondelinge presentatie over de afstudeerresultaten. De eisen die aan het afstudeerproject en de scriptie worden gesteld zijn opgenomen in de Afstudeerhandleiding FdTW 2010-2011. • Studenten kunnen met het afstudeerproject beginnen als er maximaal twee theorievakken nog moeten worden afgerond. De studenten CT en B studeren intern af op een opdracht die aan een bedrijfssituatie is ontleend. • De opleidingen hebben eindtermen voor het afstuderen geformuleerd. De student moet zelfstandig een toegepast onderzoek uitvoeren of een ontwerp maken en verzamelt en interpreteert hiervoor relevante gegevens. De student komt vervolgens met een verantwoorde en werkbare oplossing en rapporteert hier schriftelijk en mondeling over. • De afstudeercommissie beoordeelt de scriptie en de presentatie. De afstudeercommissie bestaat uit een interne hoofdafstudeermentor (voorzitter), een tweede interne afstudeermentor en een derde beoordelaar uit het werkveld. De hoofdafstudeermentor begeleidt de student tijdens de afstudeerperiode en beoordeelt in eerste instantie of het concept afstudeerverslag voldoet aan de eindtermen. De tweede afstudeermentor wordt betrokken bij het afstuderen als het concept afstudeerverslag klaar is. • De beoordelingscriteria bij het afstuderen zijn gebaseerd op de eindkwalificaties. De student krijgt deelcijfers voor de werkhouding (twintig procent), het inhoudelijk niveau (dertig procent), de verslaglegging (twintig procent) en de presentatie en verdediging tijdens de afstudeerzitting (dertig procent). Het beoordelingsformulier is opgenomen in de Afstudeerhandleiding FdTW 2010 - 2011. • Het auditteam heeft tijdens de visitatie ruim tien afstudeerscripties (periode 2003 – 2010) van de opleiding Bouwkunde ingezien en beoordeeld op een aantal criteria zoals opzet onderzoek, probleemstelling, gebruikte methodes, gebruik relevante literatuur en voldoende hbo-niveau. Op grond van deze afstudeerscripties stelt het auditteam vast dat een belangrijk deel van de werkstukken aan het bachelorniveau
44/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
• •
•
•
•
•
voldoen. De scripties zijn zwak in oordeelsvorming. Verantwoording van gemaakte keuzes blijft daarin achterwege. Van één rapport is de taalbeheersing slecht. Het auditteam zou twee scripties die zij heeft ingezien, met een onvoldoende hebben beoordeeld. Het auditteam ziet bij Bouwkunde wel een verbetering van de kwaliteit van de eindwerkstukken in de periode 2003 – 2010. De bouwkundestudent kiest als afstudeeropdracht veelal het maken van een ontwerp. Daarnaast heeft het auditteam zes afstudeerscripties van de opleiding Civiele Techniek beoordeeld die in 2006, 2007, 2009 en 2010 zijn uitgevoerd. Ook de student Civiele Techniek kiest voornamelijk een ontwerpopdracht. Van de scripties die bestudeerd zijn ligt de nadruk op het thema verkeersproblematiek. Twee eindopdrachten vindt het auditteam zwak in oordeelsvorming. Conclusies zijn niet sterk onderbouwd. Het auditteam merkt op dat de beoordeling van de scripties vanaf het jaar 2010 systematisch gebeurt aan de hand van een beoordelingsformulier, dat voor beide opleidingen dezelfde criteria en beoordelingswijze bevat. Er zijn drie personen bij de beoordeling betrokken: twee interne afstudeermentoren en een extern deskundige of bedrijfsmentor. Deze beoordelen de scripties op vorm, inhoud en presentatie. Het auditteam merkt op dat het inhoudelijk deel voor dertig procent meeweegt in het eindoordeel. Dat zou naar het oordeel van het auditteam zwaarder mogen wegen (situatie 2010). De opleidingen geven aan dat afgestudeerden in het algemeen eenvoudig een passende baan op hbo-niveau vinden. Voorbeelden van functies van afgestudeerden zijn hoofd van een technische afdeling bij een groot hotel, bouwkundig opzichter, calculator bij een consultancy bureau en uitvoerder bij een aannemersbedrijf. De opleidingen hebben nog geen alumni- of werkveldtevredenheidsonderzoek, maar zijn wel van plan om dit te organiseren. Het werkveld is volgens de opleidingen tevreden met het niveau waarop de afgestudeerden van beide opleidingen functioneren. De vertegenwoordigers van het werkveld bevestigden dit in het gesprek met het auditteam. Ook de alumni met wie het auditteam sprak, waren tevreden over het eindniveau van de opleidingen. Uit het gesprek met hen bleek dat zij posities bekleden waarvoor een hbo-bachelorniveau noodzakelijk is. In de beoordeling van de afstudeerwerkstukken worden door de docenten ook andere zaken meegewogen, zoals: hoe functioneert de student in de gehele opleiding, kan de student aan de slag in het bedrijfsleven, of zaken die niet in de scriptie waarneembaar waren maar wel in de presentatie. Het auditteam vindt deze aspecten echter niet terug in de motivatie van het eindoordeel.
Overwegingen op basis van de bevindingen tijdens het visitatiebezoek in 2010 Het auditteam heeft van de opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek in november 2010 voldoende scripties ingezien om een beeld te krijgen van de wijze waarop de opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek het eindniveau van de opleidingen beoordelen en vaststellen.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
45/85
Het auditteam plaatst twee kanttekeningen bij de kwaliteit van de afstudeerwerkstukken. De eerste gaat over de domeinspecifieke technische aspecten en de tweede over de kwaliteit van de rapportage (opdrachtomschrijving, analyse van het probleem, verantwoording van de oplossingsmethode, structuur en formuleren van conclusies). Technische aspecten In beide opleidingen werken studenten aan een opdracht die vrijwel uitsluitend gericht is op dataverzameling en het maken van een ontwerp van een gebouw / bouwproject of civiel technisch werk. Studenten besteden veel tijd aan het ontwerp en weinig aan de technische uitwerking. In de uitwerking wordt relatief weinig met de verzamelde data gedaan. Het auditteam vindt dat een ontwerpopdracht een te beperkte opdracht is voor de brede bouwkundige en civiel technische eindkwalificaties die beide opleidingen nastreven (zie onderwerp 1). In de Handleiding afstuderen van de opleidingen is vermeld dat het eindwerkstuk een afspiegeling dient te zijn van de eindkwalificaties. Hieraan voldoen de bestudeerde eindwerkstukken niet. De technische uitwerking van bouwwerken en civiel technische werken ontbreken (bouwfysica, sterkte berekeningen, berekeningen van een beton- of staalconstructie en een financiële doorrekening). Deze aspecten worden echter wel op een degelijke wijze getoetst in het programma van beide opleidingen. De technische aspecten komen in het programma in voldoende mate aan bod. Ook de toetsen over de technische aspecten zijn, aldus het auditteam, van goede kwaliteit en weerspiegelen het bachelorniveau. Het auditteam stelt vast dat de opleiding de technische aspecten in het programma goed toetst. Toch komen de technische aspecten in de eindwerkstukken niet goed naar voren. Het auditteam is ervan overtuigd dat de studenten een meer technische eindopdracht aankunnen. Een verklaring voor de keuze van studenten voor dataverzameling en een meer ontwerpgerichte opdracht is dat studenten veel keuzevrijheid krijgen om zelf het afstudeeronderwerp te kiezen. Zij kiezen liever een ontwerpopdracht dan een technisch inhoudelijk probleem. Uit gesprekken met studenten en alumni blijkt dat de technisch inhoudelijke vakken als mechanica, staal, beton als moeilijk ervaren. De keuze voor een beperkte breedte en scope van het afstudeerprobleem sluit, aldus het auditteam niet aan bij de doelstelling van de opleidingen. De opleidingen leiden, aldus het auditteam niet op tot ontwerper, maar tot een breed opgeleid bouwkundig of civiel technisch ingenieur met ieder zijn specifieke eindkwalificaties. In het gesprek met de coördinator en een docent van de opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek kwam naar voren dat de opleidingen de observatie van het auditteam herkennen. De opleidingen hebben in 2010 (vóór het visitatiebezoek) besloten dat bij een eindopdracht technische berekeningen altijd onderdeel moeten zijn van de eindopdracht. Daartoe hebben beide opleidingen de criteria voor de opdracht bijgesteld. Studenten dienen in een project proposal te beschrijven hoe zij de opdracht gaan uitwerken. Het berekenen van technische uitwerkingen dient daar onderdeel van uit te maken. Studenten die vanaf oktober / november 2010 starten met hun afstudeeropdracht moeten de nieuwe uitgangspunten voor de scriptie toepassen en de scriptie moet voldoen aan de nieuwe criteria.
46/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
Rapportage Enkele afstudeerwerkstukken / scripties die het auditteam heeft ingezien voldoen niet aan de eisen die de opleidingen bouwkunde en civiele techniek stellen aan een goed rapport (criteria zijn opgenomen in de Handleiding Afstuderen). Het betreft aspecten als analyse, verantwoording van onderzoeksmethode en gemaakte keuzes om tot een oplossing te komen of de formulering van de conclusie (logische relatie tussen opdracht, onderzoeksresultaten, analyse, mogelijke oplossingen, gemaakte keuzes en conclusie). Het auditteam heeft in een gesprek met de coördinatoren van beide opleidingen een toelichting gevraagd op de wijze waarop de opleidingen de cesuur voldoende / onvoldoende van rapporten bepaalt. De opleidingen erkennen dat er zwakke rapporten zijn. Het eindoordeel over (zwakke) eindwerkstukken wordt mede bepaald aan de hand van de presentatie van het eindwerkstuk en een bespreking in het docententeam. In deze gevallen betrekt het docententeam ook de prestaties van de student tijdens de studie (stage, opdrachten en examens) bij het vaststellen van het eindoordeel over de student. Het auditteam stelt vast, dat de opleidingen op een serieuze wijze de ondergrens van het eindniveau bepaalt. Het auditteam zou graag zien dat beide opleidingen de bestaande praktijk van ‘bespreekgevallen’ vastleggen in een beoordelingsverslag. Daarin verantwoorden de opleidingen het eindcijfer dat de student heeft behaald. Dit verslag dient toegevoegd te worden aan het beoordelingsformulier van het eindwerkstuk. Op deze wijze maken de opleidingen inzichtelijk en controleerbaar voor derden hoe zij de ondergrens van het bachelorniveau bewaken. Het auditteam was van mening dat een eindoordeel over het niveau van de opleiding pas gegeven kon worden aan de hand van aanvullende informatie over het afstuderen en nieuwe eindwerkstukken die op basis van de nieuwe voorschriften voor proposals en scripties waren opgesteld. Bevindingen naar aanleiding van aanvullende informatie (periode december 2010 – september 2011) In december 2010 ontving het auditteam een bijgestelde afstudeerhandleiding en een stand van zaken notitie over de voortgang van de bijstelling van het afstudeertraject. Daarnaast ontving het auditteam twee voorbeelden van onderzoeksproposals volgens de nieuwe richtlijnen. In de periode juli – september 2011 ontving het auditteam vijf nieuwe eindwerkstukken van Bouwkunde (drie) en Civiele Techniek (2). Het auditteam heeft de aanvullende informatie bestudeerd en waardeert de maatregelen die FdTW in december 2010 heeft ingevoerd positief. De nieuwe handleiding is door studenten, docenten, begeleiders en beoordelaars gebruikt in het afstudeerproject van de vijf studenten (Bouwkunde en Civiele Techniek) die in 2011 afstudeerden. De handleiding is, aldus het auditteam overzichtelijk en bruikbaar voor het uitwerken van een proposal en afstudeeronderzoek op bachelorniveau. Positief is dat het onderdeel inhoudelijk niveau zwaarder meetelt in het eindcijfer van het afstuderen en dat de beoordelingscriteria duidelijker zijn beschreven.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
47/85
Het auditteam heeft inzage gehad in nieuwe proposals. De projectproposals (december 2010) laten een verbetering zien ten opzichte van de proposals die het panel in november 2010 heeft ingezien. De stand van zaken notitie laat zien dat er relevante acties zijn gepland om de nieuwe richtlijnen voor afstuderen in te voeren. Het auditteam waardeert dat er in 2011 een workshop voor de docenten is gepland over het afstudeerproces en de beoordeling. In juli 2011 ontving het auditteam van de opleiding Bouwkunde nieuwe scripties van drie studenten die in hetzelfde project zijn afgestudeerd. De studenten hebben gezamenlijk data verzameld, maar zijn op verschillende deelonderwerpen afgestudeerd. Een individuele beoordeling is daardoor goed mogelijk. De deelonderwerpen zijn relevant en de deelvragen zijn voldoende uitgewerkt. Het auditteam stelt vast dat de eindwerkstukken voldoen aan het bachelorniveau. De beoordelaars hebben duidelijke beoordelingsformulieren gebruikt en er is relatief meer gewicht gegeven aan de inhoudelijke kwaliteit van het rapport dan aan de inzet en presentatie. Het auditteam beoordeelt dit positief. Op de Dublin descriptoren oordeelsvorming en toepassen van kennis en bronvermelding en taalvaardigheid zouden de werkstukken nog wel meer mogen laten zien. Maar in de scripties die het auditteam heeft ingezien zijn deze observaties naar het oordeel van het auditteam meegewogen in de gegeven oordelen (variërend van 6 – 7). Curaçao heeft, aldus het auditteam, behoefte aan een meer breed opgeleid bouwkundige, die ontwerpt, kosten calculeert, constructies berekent en bouwfysische problemen oplost. Daarom past het type afstudeerproduct goed bij de Curaçaose behoefte. De opleiding heeft het programma goed afgestemd op de lokale vraag. Van de opleiding Civiele Techniek ontving het auditteam in september 2011 nieuwe afstudeerscripties van twee studenten die in hetzelfde project zijn afgestudeerd. Beide scripties gaan over dezelfde problematiek in hetzelfde gebied en zijn op hetzelfde moment uitgevoerd. Het proposal (onderzoeksopzet) is door de studenten gezamenlijk uitgewerkt. De beide onderzoeken zijn door dezelfde afstudeercommissie beoordeeld. De beoordeling (aan de hand van een beoordelingsformulier) is gedaan op basis van een evenwichtige samenstelling van criteria die verwacht mogen worden van een technische opleiding. De technisch inhoudelijke aspecten zijn voldoende benadrukt. De vraagstelling is relevant en van voldoende niveau. In beide scripties is de probleemstelling consequent uitgewerkt. Maar de uitwerking had meer toegespitst kunnen worden op de kern van het probleem. In één van de scripties draagt een deel van de gepresenteerde informatie en analyseresultaten niet of nauwelijks bij aan de uitwerking van het vraagstuk. In beide scripties komen kennis en inzicht van civiele techniek (specifiek hydraulica en hydrologie) ruim voldoende naar voren. Dat is te zien aan de degelijke hydrologische en hydraulische modelleringen van de onderzochte afwateringssituaties. De technische oplossingen zijn echter zeer schetsmatig weergegeven en de constructieve uitwerking blijft beperkt. Bij de keuze van de afwateringsmodellen is gedegen gekeken naar voor- en nadelen van mogelijke modellen. Vervolgens is arbitrair een keuze gemaakt: student A neemt model X en student B model Y.
48/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
De rapporten zijn begrijpelijk geschreven (uitleg van de problematiek) en hebben een logische opbouw. De functionaliteit en haalbaarheid van de technische oplossingen is redelijk onderbouwd, maar de onderbouwing had, aldus het auditteam, nog sterker vanuit een technische invalshoek weergegeven kunnen worden. Het auditteam concludeert dat de scripties voldoen aan het niveau dat verwacht mag worden van een bachelor Civiele Techniek. Conclusie Het auditteam stelt vast dat de opleidingen het eindniveau (van de technische aspecten) niet alleen in de eindscriptie toetsen. De technische aspecten van beide opleidingen komen op een degelijke wijze in beide programma’s aan bod. De toetsen over de technische aspecten zijn van goede kwaliteit en weerspiegelen het bachelorniveau. De eindwerkstukken van 2011 laten zien dat de technische aspecten in het eindproduct van de student voldoende aan bod komen. Het gebrek aan aansluiting tussen eindscriptie en de technische aspecten van de opleiding (eindkwalificaties) was voor het auditteam een belangrijk punt van kritiek in 2010. Het auditteam stelt vast dat de opleiding, meer dan voorheen, de inhoud van de afstudeerscripties stuurt en laat aansluiten op de eindkwalificaties van de opleidingen. De nieuwe afstudeerhandleiding bevat aangescherpte criteria voor beoordeling van project proposals en afstudeerscripties die richting geven aan de inhoud van de scriptie. Vóór de start van het project is duidelijk vastgelegd dat de technische aspecten voldoende in de uitwerking naar voren moeten komen. Bij de beoordeling wegen de technisch inhoudelijke aspecten zwaarder mee (veertig procent) in het eindoordeel dan vóór 2010. Het auditteam stelt vast dat de eindwerkstukken van 2011 (van beide opleidingen) voldoen aan wat er van een bacheloropleiding Civiele Techniek en Bouwkunde verwacht mag worden. Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor de opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek tot het oordeel voldoende. Onderwijsrendement (facet 6.2) Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Bevindingen • De FdTW heeft voor zes aspecten streefcijfers geformuleerd: - de instroom is minimaal twintig studenten per opleiding per jaar - het propedeuserendement na één jaar is 50 procent - het propedeuserendement na twee jaar bedraagt 70 procent - het diplomarendement per instroomcohort is 60 procent - de gemiddelde verblijfsduur van afgestudeerden is minder dan 5 jaar (<60 maanden) - de gemiddelde verblijfsduur van studiestakers is minder dan 2 jaar (<24 maanden)
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
49/85
•
•
•
•
•
•
•
•
De instroom van beide opleidingen samen bedraagt 33 (2007), 32 (2008) en 24 (2009) en voldoet daarmee niet aan het eigen streefcijfer voor de instroom van minimaal twintig studenten per opleiding. Het propedeuserendement van de cohorten 2005 en 2006 is ver beneden de streefnorm. Van de cohorten 2007, 2008 en 2009 heeft een klein aantal studenten het propedeusediploma behaald. Ook voor deze cohorten blijft het propedeuserendement ver beneden de streefnorm van vijftig procent. Het afstudeerrendement van beide opleidingen is laag. Het aantal afgestudeerden Bouwkunde van de cohorten 2002 tot en met 2006 ligt tussen de een en zeven afgestudeerden. Het aantal afgestudeerden Civiele Techniek van de cohorten 2002 tot en met 2006 ligt tussen de nul en twee afgestudeerden. In de periode 2007 - 2010 studeerden er 28 bouwkunde studenten af en tien studenten civiele techniek. Het streefcijfer voor de gemiddelde verblijfsduur van gediplomeerden (<60 maanden) wordt soms wel en soms niet gehaald. Opleiding Bouwkunde: 64 maanden (cohort 2002), 62 (2003), 57 (2004) en 53 (2005). Bij Civiele Techniek is de gemiddelde verblijfsduur 58 maanden (cohort 2002), 71 (2003), 65 (2004) en cohort 2005 57 maanden. Het streefcijfer voor de gemiddelde verblijfsduur van studiestakers (<24 maanden) wordt voor Bouwkunde en Civiele Techniek voor cohorten 2007 en 2008 gehaald. De gemiddelde verblijfsduur van studiestakers is in de periode 2005 - 2008 afgenomen. Studiestakers verblijven dus gemiddeld korter op de opleiding. Dat is aldus het auditteam positief. De opleidingen zijn, aldus het evaluatierapport van Bouwkunde en Civiele Techniek, matig tevreden met de instroom van nieuwe studenten bij de opleidingen en het gerealiseerde rendement. De opleidingen vinden dat beide beter moeten. Met ingang van het studiejaar 2010 - 2011 werken de opleidingen aan het werven van nieuwe studenten. Daarnaast wordt onderzocht of er door de invoering van afstudeerrichtingen meer studenten aangetrokken kunnen worden. Ook voeren de opleidingen in dit jaar exitgesprekken in om te achterhalen wat de redenen zijn van studiestaking en wat er gedaan kan worden om ongewenste studiestaking te voorkomen. De faculteit heeft acties ondernomen om het rendement positief te beïnvloeden, zoals het ontwikkelen van een bijspijkercursus wiskunde, extra verplichte werkcolleges voor wiskunde, nieuwe werkvormen voor theoretische mechanica en meer oefenen in werkcolleges, tachtig procent aanwezigheidsplicht voor de eerstejaars vakken, een drempelregeling (facet 2.4) en het intensiveren van de studieloopbaanbegeleiding.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de rendementen van de opleidingen van de FdTW laag zijn. De lage score dient, aldus het auditteam, wel in de context geplaatst te worden waarin de opleidingen zich bevinden.
50/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
Het auditteam heeft het thema ‘rendement’ uitvoerig besproken met het management, docenten, studenten en het werkveld. Het auditteam stelt op basis van deze gesprekken en de informatie in het zelfevaluatierapport vast dat de situatie bij de UNA niet vergeleken kan worden met de rendementen die aan Nederlandse opleidingen in de sector techniek van het hbo behaald worden. Daarvoor zijn drie redenen te noemen: de verschillen in gebruikte definities van de cohorten2, het verschil in (sociaaleconomische) context van de studenten aan de UNA en de zeer kleine aantallen studenten die instromen. Op de laatste twee punten gaat het auditteam hier nader in. De sociaaleconomische situatie van Curaçao vormt voor de studenten een uitdaging als het gaat om het succesvol doorlopen van hun studie. Er zijn veel verschillende redenen waarom studenten uitvallen. Naast een verkeerde studiekeuze hebben ook de volgende factoren invloed op het rendement: gebrek aan geld, de thuissituatie waardoor studenten soms tijdelijk stoppen met hun studie (zorg voor kinderen, ouders of familieleden en zwangerschap), of de studie gebruiken als parkeerstudie3. Deze factoren zijn door de UNA moeilijk te beïnvloeden. Beide opleidingen hebben te maken met een klein aantal instromende studenten. Uitval van enkele studenten draagt bij aan een relatief hoog uitvalpercentage. Het auditteam maakt uit de gegevens zoals gepresenteerd in het zelfevaluatierapport en aanvullende informatie tijdens het visitatiebezoek op dat de rendementen van de opleidingen laag zijn. De FdTW heeft een monitoringsysteem ontwikkeld om de eigen streefnormen te kunnen meten en de ontwikkelingen van de rendementen gedurende de verschillende fasen van de opleiding (propedeuserendement, hoofdfaserendement en onderwijsrendement) te kunnen volgen. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel onvoldoende voor de opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek. Het auditteam tekent hierbij aan dat de opleidingen relevante maatregelen hebben genomen om de rendementen te verhogen. Maar of deze maatregelen een positief effect hebben op het onderwijsrendement zal pas op de langere termijn zichtbaar worden. Samenvattend oordeel Resultaten Het facet ‘Gerealiseerd niveau’ is met een voldoende beoordeeld en het facet ‘Onderwijsrendement’ met een onvoldoende. Het auditteam heeft het oordeel over het gerealiseerde niveau zwaar laten meewegen in zijn eindoordeel over het onderwerp ‘Resultaten’. Het auditteam beoordeeld het onderwerp ‘Resultaten’ positief voor beide opleidingen.
2
De HBO-raad corrigeert de studentenaantallen (instromende studenten met een verleden in het hoger onderwijs tellen niet mee in de rendementsberekening) 3 Studenten die eerst een jaar aan de UNA studeren vanwege hun jonge leeftijd en vervolgens toch in Nederland gaan studeren.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
51/85
52/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
3
Bijlagen
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
53/85
54/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatie- of auditdeskundigheid
Lid auditteam NQA: Mevrouw ing. I.J.M. de Jong
Lid auditteam: De heer Ir. K.Th. Veenvliet Civiele Techniek
X
Lid auditteam NQA: De heer drs. ing. A.G.M. Horrevorts
Lid auditteam: De heer ir. P. Lubbers Bouwkunde
Relevante werkvelddeskundigheid
Studentlid auditteam: De heer F.J.M. Dumont
Lid auditteam: De heer J.M. Laclé Industriële technologie
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
Lid auditteam: Mevrouw drs. A.E.N. Hacquebard ICT
Deskundigheden auditteam
Lid auditteam: De heer ing. B.G.M. Olde Hampsink Elektrische systemen
Bijlage 1
X
X
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de leden van het auditteam:
De heer J.M. Laclé De heer Laclé is ingezet vanwege zijn werkvelddeskundigheid op het gebied van industriële technologie. Voor deze visitatie heeft de heer Laclé onze handleiding voor auditteamleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is hij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: Bachelors of Science degrees in Mechanical Engineering (1971) and Business Economics (1972), Hogere Technische School, The Netherlands
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
55/85
Werkervaring: 1990-Oct 2009 CEO W.E.B. (Water & ElectriciteitsBedrijf) Aruba N.V. 1985-1990: Division Manager Exxon Chemical Holland 1972-1985: Employed with Lago Oil & Transport Co. Ltd. (Exxon subsidiary). Overig: Board member of the General Medical Insurance Company. (AZV) Board member of Aon Dutch Antilles Senior Advisor AIB Bank Board member of the Caribbean Mercantile Bank Ex-Chairman of the Water Platform Netherlands Antilles, Suriname & Aruba Ex-Chairman of the Board of the Caribbean Electric Utility Services Corporation (CARILEC) Ex-Board member of the International School of Aruba Ex-President of the Aruba Trade and Industry Association Ex-Chairman of the Board of Setar (Telecommunication Company) Ex-Board member of the Dr. Horacio Oduber Hospital Ex-Board member of the Centro Kibrahacha (Daycare for the elderly)
De heer ir. P. Lubbers De heer Lubbers is ingezet als lid van het auditteam vanwege zijn domein- en werkvelddeskundigheid. Door zijn werkervaring heeft de heer Lubbers een grote kennis van de bouw- en vastgoedbranche. Hij heeft meegewerkt aan de ontwikkeling van verschillende wooncomplexen voor speciale doelgroepen en woonwijken algemeen. Ook beschikt de heer Lubbers over onderwijsdeskundigheid door zijn gastdocentschap aan de Technische Universiteit Eindhoven. De heer Lubbers heeft auditdeskundigheid opgedaan tijdens de vele visitaties bij vastgoed en bouwkunde gerelateerde faculteiten van diverse hogescholen. De heer Lubbers heeft deelgenomen aan de NQA auditortraining Hoger Onderwijs in samenwerking met Lloyd’s Register. Voor deze visitatie heeft de heer Lubbers onze handleiding voor auditteamleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is hij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1986 – 1992 1992 – 1997
2001 – 2003 2006 – 2009
Atheneum Technische Universiteit Eindhoven, bouwkunde. Specialisatie BPU (Bouw Productie en Uitvoering), afstudeerdifferentiatie productietechniek/innovatieve bouwtechniek. Masterclass Strategische Projectontwikkeling, postdoctorale opleiding Academie Management van de Rijksuniversiteit Groningen Open Universiteit Bedrijfskunde (niet afgerond) Executive MBA voor de Bouw, TSM Business School (Enschede) en TopTech Delft
Werkervaring: 1997 – 2000 2000 – 2001 2001 – 2002 2002 – 2003 2003 – heden 2003 – 2005 2005 – 2006 2006 – heden
Projectleider bij Bouwteam General Contractors b.v. te Delft Projectleider bij An Archi b.v. te Delft Projectleider bij BOAG b.v. te Rotterdam Ontwikkelingsmanager bij Altus Advies en Ontwikkeling b.v. te Houten Diverse functies bij Woonzorg Nederland te Amstelveen projectontwikkelaar teamcoördinator Midden en Zuid Nederland MT-lid en teammanager Midden en Oost Nederland
2003
56/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
Cursussen: 1997 1997 1997 1999 2001 2002 2002 2005 2005 2006
Conflicthantering bij de Stichting Inter Kommunikatie Leiding geven bij de Stichting Inter Kommunikatie Vergader- en discussietechnieken bij het Centrum Taal en Techniek aan de TUE. MS-Project bij Kooijmans bedrijfsopleidingen Projectmanagement bij de Open Universiteit Nederland Financieel Management bij de Open Universiteit Nederland Management Development traject van Woonzorg Nederland door Rijnconsult Cursus bouwrecht, gegeven door Hoge van den Broek advocaten Cursus BTW en overdrachtsbelasting door Price Waterhouse Coopers Cursus mediatraining door W. Egels
Nevenactiviteiten 1998 – 2001 Gastdocent aan de Technische Universiteit Eindhoven, faculteit bouwkunde, vakgroep Bouw Productie en Uitvoering.
De heer Ir. K.Th. Veenvliet De heer Veenvliet is ingezet vanwege zijn deskundigheid op het gebied van civiele techniek. Bovendien heeft de heer Veenvliet onderwijservaring als docent civiele techniek en informatica bij de Hogeschool Enschede en als universitair docent Universiteit Twente. Door zijn contacten met universiteiten in Duitsland en Engeland heeft hij internationale deskundigheid opgedaan vanuit de afdeling Civil Engineering & Management aan de Universiteit Twente. Voor deze visitatie heeft de heer Veenvliet onze handleiding voor auditteamleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is hij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1966 1966 – 1970 1970 – 1975 1982 1985 1988 1989 1990 1990 1991
HBS-B Christelijk Lyceum Zwolle Weg- en Waterbouwkunde HTS Arnhem (afgestudeerd in de constructieve richting) Weg- en Waterbouwkunde Technische Hogeschool Delft (afgestudeerd in de richting betonconstructies) AIV- informatica bevoegdheid, Stichting Technische Vorming CADCAM, ontwerpen en fabriceren SWOT cursus CAD SQL en ORACLE NABONT Object Oriented Systems MIT Boston USA Research Methodology, Research Network of Management Studies Management van grote civiele projecten, PATO
Werkervaring: 1975 – 1975 Medewerker op projectbasis, onderwijs en onderzoek betonconstructies Technische Hogeschool Delft. 1975 – 1979 Constructeur, projectleider, medewerker speurwerk en ontwikkeling constructiebureau van Hattum en Blankevoort, onderdeel Volker Stevin 1979 – 1996 Docent civiele techniek en informatica Hogeschool Enschede 1985 – heden Universitair docent Universiteit Twente van de tegenwoordige faculteit Construerende Technische Wetenschappen. In de periode 1985 tot 1996 op detacheringsbasis vanuit Hogeschool Enschede
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
57/85
De heer ing. B.G.M. Olde Hampsink De heer Olde Hampsink is ingezet als lid van het auditteam vanwege zijn domeindeskundigheid op het gebied van computertechniek en elektrotechniek. Hij is vertrouwd met lesgeven, toetsing en beoordeling van de te beoordelen opleidingen en door zijn ervaring als docent beschikt hij tevens over onderwijsdeskundigheid. Hij is vertrouwd met de meest recente ontwikkelingen op het gebied van communicatie en multimediadesign, kunst en techniek (cognitief ergonomisch ontwerpen en interaction design), electrotechniek en informatica. Als manager innovatie is hij verantwoordelijk geweest voor het opzetten van een aantal opleidingen en studierichtingen, te weten: ‘Kunst en Techniek’, ‘Media Informatie en Communicatie’, ‘Concept en Product Development’, ‘Informatie, Dienstverlening en Management’. De heer Olde Hampsink heeft door opleiding en werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek. Daarnaast is hij reeds vaker ingezet als deskundige bij visitaties in het technische domein. Aanvullend is hij individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1975 – 1978 1978 – 1983 1987
MTS Elektronica Almelo HTS Computertechniek Enschede Pedagogisch-didactische voorbereiding
Werkervaring: 1984 – 1990 1985 – 1987 1990 – 1997 1997 – 2004 2004 – 2006
Technisch onderzoeksmedewerker, Universiteit Twente, afdeling informatica Docent microprocessoren, avondschool MTS Hengelo Docent elektrotechniek, Saxion Hogescholen Enschede Hoofd opleiding ‘Kunst en Techniek’ Saxion Hogescholen Enschede Manager Onderwijs Innovatie Saxion Academie ‘Toegepaste Kunst en Techniek’. Het betreft de opleidingen ‘Kunst en Techniek’ en ‘Textiel-management’. 2006 – heden Manager Onderwijs Innovatie Saxion Design opleidingen. Het betreft de opleidingen ‘Kunst en Techniek’, ‘Media Informatie en Communicatie’, ‘Concept en Product Development’ en ‘Textiel-management’.
Panellid mevrouw drs. A.E.N. Hacquebard Mevrouw Hacquebard is ingezet als panellid vanwege haar onderwijsdeskundigheid en haar enorme werkvelddeskundigheid. Mevrouw Hacquebard heeft meer dan 30 jaar ervaring in de informatica in diverse functies en rollen. Begonnen als docent wiskunde op middelbare scholen en daarna op HBO-en heeft zij zich in 1986 gevestigd als zelfstandig adviesbureau voor Informatica en onderwijs en heeft in die functie meegewerkt aan diverse onderzoeken, nieuwe studierichtingen, platforms en projecten in het kader van beroepsvorming en competenties in de ICT, zowel op nationaal al internationaal niveau. Mevrouw Hacquebard is voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van visiteren en de werkwijze van NQA. Opleiding: 1971 1977 – 1980
Doctoraal Wiskunde, Rijksuniversiteit Leiden Bevoegdheidscursussen Informatica voor het HBO, kleine en grote bevoegdheid
Werkervaring: 1962 – 1966 Docent wiskunde, voortgezet onderwijs 1966 – 1968 Student assistent, toegepaste wiskunde 1969 – 1970 Docent wiskunde voortgezet onderwijs
58/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
1970 – 1986
HEAO Arnhem, docent wiskunde, statistiek, operations research, informatica, hoofd afdeling bedrijfsinformatica, adjunct directeur 1986 – 2009 Adviesbureau voor Informatica en Onderwijs Hacquebard bv 1986 – 1995 Open Universiteit; cursusteamleider informatiesystemen, onderzoek naar vergelijken curricula 1986 – 1991 Hogeschool Gelderland (opgegaan in Hogeschool Arnhem en Nijmegen); PIIA-project (Project Informatica Informatiekunde Arnhem Apeldoorn), curriculumontwerp en oprichting studierichting Hogere Informatica, invoeren informatica in curriculum Sociale Academie 1991 – 1993 KIO-project (Kwaliteitsverbetering Informatica Onderwijs), 26 opleidingen BI, HIO 1994 – 2003 HBO-I platform: onderzoek, begeleiding en coördinatie van onderzoek in het kader van projecten: inhoudelijke ondersteuning van projecten over IT onderwijsinhoud, medeauteur “HBO-I beroepsprofielen en opleidingsprofielen”, ondersteunen organisatie HBO-I platform tot 1999, organisatie en ondersteuning evenementen 1994 – 1995 Voortgezet Onderwijs, voorzitter van de vakontwikkelgroep Informatica, voorbereiding tweede fase voortgezet onderwijs 1996 Vice-voorzitter van commissie die het curriculum ontwikkelt voor docent informatica in het voortgezet onderwijs 1998 – 2007 Voorzitter van de begeleidingscommissie docentenscholing informatica die de docentenbijscholing volgde, tot en met 2006 uitgevoerd door een consortium van 12 hogescholen en universiteiten, (CODI) 1998 – 1999 Onderzoek in opdracht van IP-HOB (Informatica Platform Hoger Onderwijs Bedrijfsleven) “Profielen voor startende ICT-ers” 2000 – 2001 Technische Hogeschool Rijswijk: Voorbereiding curriculum ontwerp studierichting TI 2000 – 2001 Project "Verkenning Beschrijvingswijze ICT Beroepsprofielen", initiatief van IP-HOB (Informatica Platform Hoger Onderwijs Bedrijfsleven), ondergebracht bij AXIS 2001 – 2003 Project “GRIP, een andere kijk op profielen”, initiatief van IP-HOB (Informatica Platform Hoger Onderwijs Bedrijfsleven) 2003 – heden Deelnemer aan werkgroepen ICT-Skills van CEN/ISSS (European Committee for Standardization/Information Society Standardization System), vanaf 2008 lid van Steering Committee. 2003 – heden ICT Competenties, opleidings- en beroepsprofielen; verder ontwikkelen methode GRIP en blauwdruk voor European e-Skills Framework, onderzoek in samenwerking met de OU.Maart 2004 en mei 2004: presentaties tijden EU workshops. September 2004: presentatie op de EU e-Skills Conference, Thessaloniki. Oktober 2004: presentatie op de EU conferentie European Education and Training Solutions at Sector level, Scheveningen; oktober 2006 en oktober 2008 deelnemer aan EU e-Skills Conference, Thessaloniki, november 2009 EU e-Skills Conference Brussel 2003 Deelname aan conferentie WITFOR (World Information Technology Forum) in Litouwen. Bijdrage geleverd aan het werk van de Commission Education. 2003 Deelname aan “side event” Engineering the Knowledge Society van WSIS (World Summit in the Information Society), Genève; presentatie over de methode GRIP. 2003 – 2008 Werkgroep Ontologies, ACM (Association for Computing Machinery, grote ICT beroepsverenigingen in de USA) over het in kaart brengen van het vakgebied en het afbeelden van curricula daarop. 2004 – 2005 Werkgroep van NGI over vergelijken en in kaart brengen van competentiemodellen.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
59/85
Diversen: 1978 – 1985
VVS (Vereniging voor Statistiek), bestuurslid en voorzitter sectie operational research. Lid VVS bestuur. 1986 – 1992 Lid van het bestuur van EXIN, exameninstituut voor informatica. 1991 – 1997 NIOC (Nationaal Informatica Onderwijs Congres), voorzitter programmacommissie, vice-voorzitter, secretaris. 1990 – 2000 NGI (Nederlands Genootschap voor Informatica), lid bestuur en voorzitter afdeling Educatie. Lid van het NGI vanaf 1971. 1996 – 2000 ECDL, European Computer Driving License, betrokken bij internationale voorbereiding namens het NGI, opzetten ECDL in Nederland, voorzitter bestuur Stichting ECDL Nederland. 2000 – 2006 Voor NGI Nationaal vertegenwoordiger in Technical Committee 3 (Education) van IFIP (International Federation for Information Processing), wereldwijde organisatie van IT beroepsverenigingen. 2000 – 2007 Lid redactie Tijdschrift TINFON (Tijdschrift voor Informaticaonderwijs), uitgegeven door vereniging DINFOR, nu Stichting Tinfon. Tot juli 2005 voorzitter van de redactie. 2002 – heden Werkgroep 3.2 van Technical Committee 3 on Higher Education, deelnemer aan internationale werkconferenties. 2007 – heden Werkgroep 3.4 van Technical Committee 3 on Professional and Vocational Education in ICT, deelnemer aan internationale werkconferenties. In 2009 organisatie van de internationale werkconferentie IPROF09 in Arnhem. Maatschappelijke functies: 1994 – 2002 Lid van commissies van Advies en Bijstand van de gemeenteraad van Hummelo en Keppel. 2002 – 2004 Lid van de gemeenteraad van Hummelo en Keppel. 2005 – 2010 Lid van de gemeenteraad van Bronckhorst tot 10 maart 2010 (Hummelo en Keppel is opgegaan in Bronckhorst bij een gemeentelijke herindeling).
De heer F.J.M. Dumont De heer Dumont is ingezet als studentlid. Hij is masterstudent international business en recent afgestudeerd in de technische bedrijfskunde bij een andere instelling en heeft vanuit zijn opleiding kennis van het domein. Voor zijn studie liep hij een half jaar stage in Qatar. Naast zijn studie was de heer Dumont bestuurslid van het Bedrijfskundig Genootschap (studieverenging), voorzitter van de schoolcommissie (onderdeel van het BG), lid van de opleidingscommissie en lid van de medezeggenschapsraad van de faculteit. De heer Dumont is qua leeftijd representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding. Hij beschikt over studentgebonden deskundigheid met betrekking tot studielast, onderwijsaanpak, voorzieningen en kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. De heer Dumont heeft aan meerdere visitaties voor NQA deelgenomen. Voor deze visitatie is de heer Dumont individueel geïnstrueerd over het visitatie- en accreditatieproces in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1999 – 2004 2004 – 2005 2006 – 2010 2010 – 2011
60/85
HAVO profiel NT aan het Bernardinus College te Heerlen. Commerciële Werktuigbouwkunde aan de Hogeschool Zuyd te Heerlen. Technische Bedrijfskunde aan de Hogeschool Zuyd te Heerlen. International Business aan de Universiteit Maastricht.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
Werkervaring: 2005 Meeloopstage bij plaatmetaalverwerkingsbedrijf TAD Inox. Meegelopen in het gehele bedrijfsproces en gewerkt aan stageopdracht; ‘invoering van de ISO 14001 milieunorm’ 2007 Stage bij Medtronic EOC. Opdracht: Spend Analysis project. Het analyseren van inkoopgerelateerde geldstromen en zichtbaar maken van kansen voor contractverbetering voor de hele EMEA regio. Aug. 2007 Projectleider ‘Invoice issue reduction’ project, Medtronic EOC. Kort project omtrent het analyseren van ERP gerelateerde factuurproblemen binnen de supply chain 2008 Internationale stage in Qatar, midden oosten, voor Hertel. Meegewerkt aan de overgang van een familiebedrijf in een professionele organisatie d.m.v. de introductie van processen en systemen. 2009 Afstudeerstage ibc business consulting. “Van cliënt naar klant: Marketingplan voor consultancydiensten in een veranderende zorgmarkt.”
De heer drs. ing. A.G.M. Horrevorts De heer Horrevorts is ingezet als panellid NQA. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij INK en Lloyd’s Register. Door zijn ervaring heeft de heer Horrevorts tevens deskundigheid in de beoordeling van afstandsonderwijs. In 2000 volgde hij de postgraduate course ‘Institutional Management and Change in Higher Education’ aan het Centre for Higher Education Policy Studies (CHEPS), Universiteit Twente en Open University, Engeland. Opleiding: De heer Horrevorts studeerde Metaalkunde aan de HTS te Utrecht en Sociale Geografie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Werkervaring: Na de studie HTS werkzaam als ontwikkelingswerker / leraar in het technisch beroepsonderwijs op de Filippijnen. Van 1985 tot 1992 werkzaam als projectleider ‘ontwikkelingseducatie’ in een project van de stichting Tool, HBO-raad en Nuffic. Ontwikkelen van educatief materiaal in samenwerking met HTS-en. Thema: Techniek en samenleving / internationalisering / ontwikkelingssamenwerking. Van 1993 tot 2000 was de heer Horrevorts werkzaam bij de Nuffic als programmamedewerker hoger (beroeps)onderwijs en ontwikkelingssamenwerking. Hij beheerde onderwijsprojecten aan universiteiten in de Filippijnen, India en Bangladesh. Van 2000 tot 2003 was hij werkzaam bij de HBO-raad, afdeling Kwaliteitszorg. Hij was secretaris van diverse visitatiecommissies: CMV, SJD, Technische Natuurkunde, Voortgezette opleiding Theater, Tuinbouw en Akkerbouw en de visitatiecommissie Landelijke Publieke Omroep. De heer Horrevorts is sinds januari 2004 auditor bij de Netherlands Quality Agency (de verzelfstandigde afdeling Kwaliteitszorg van de HBO-raad).
Mevrouw ing. I.J.M. de Jong Mevrouw De Jong is ingezet als NQA-auditor. Zij is sinds 2005 werkzaam als auditor en adviseur bij NQA. Zij is ervaren in het uitvoeren van visitatie- en adviestrajecten in het hoger onderwijs, bij zowel nieuwe als bestaande opleidingen en betrokken bij interne projecten van NQA. Daarnaast is zij betrokken bij de standaardisering van interne bedrijfsprocessen, de bijbehorende logistieke processen en digitalisering.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
61/85
Mevrouw De Jong adviseert daarnaast bij het opstellen en implementeren van een integraal kwaliteitszorgsysteem in het voortgezet onderwijs. Ook stelt zij mede de auditteams samen voor visitaties. Vanaf januari 2010 is accountmanagement ook onderdeel van haar takenpakket. Vanuit haar opleiding en ervaring heeft mevrouw De Jong kennis van organisatorische, didactische en onderwijskundige processen. Mevrouw De Jong heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining Hoger Onderwijs. Opleiding 2000 – 2004
Educatie- en Kennismanagement in de Groene Sector aan de Stoas Hogeschool te Den Bosch.
Werkervaring 2000 – 2004 2003 – 2004
Diverse stages in het Middelbaar Beroepsonderwijs als docent en lesstofontwikkelaar. Afstudeerstages: Onderzoek naar de adviesbehoefte van stagebieders binnen de bloemenbranche. Uitkomsten in een onderzoeksrapport gepresenteerd aan Aequor. Nieuwe structuur aangebracht in avondopleiding voor Dutch Flower Arranger en de daarbij behorende docenten- en studentenhandleidingen geschreven. 2004 – 2005 Essent, dossieranalist, afdeling debiteuren en incasso. Sogeti Nederland B.V., administratief medewerker, afdeling offerteafhandeling. 2005 – heden Netherlands Quality Agency, auditor/adviseur.
62/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
63/85
64/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
65/85
66/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
67/85
68/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
69/85
70/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
Bijlage 3
Bezoekprogramma
Dag Maandag 15 nov.
Onderwerp Voorbereiding visitatie
Tijdstip 09.00 – 10.00 10.00 – 11.00
11.00 – 12.00 12.00 – 13.00 13.00 – 17.00 Dinsdag 16 nov.
Voorbereiding Visitatie
09.00 – 12.00 12.00 – 13.00 13.00 – 14.00
Visitatie FdTW
Woensdag 17 nov.
Visitatie FdTW
14.00 – 15.00 15.00 – 16.00
16.00 – 17.00 09.00 – 10.00 10.00 – 11.00 11.00 – 12.00 11.00 – 12.00 12.00 – 13.00 12.00 – 13.00 13.00 – 14.00 14.00 – 15.00 14.00 – 15.00 15.00 – 15.30 15.30 – 16.30
Donderdag 18 nov.
Visitatie FdTW
15.30 – 16.30 16.30 – 17.00 09.00 – 10.00 10.00 – 11.00 10.00 – 11.00 11.00 – 11.30 11.30 – 15.00 15.00 – 16.00 16.00 – 16.30
Werkzaamheden Kennismaking Rondleiding faciliteiten, eerst gezamenlijk, daarna gesplitst per afdeling Voorbereiding panel op visitatie Lunch Voorbereiding panel op visitatie Voorbereiding panel op visitatie Lunch Voorbereiding panel op visitatie Gesprek Instellingsbestuur Gesprek Opleidingsmanagement: decaan + programmanager Paneloverleg Paneloverleg Gesprek Kwaliteitsteam FdTW Gesprek Werkveld B&C en IT Gesprek Werkveld ICT en ES Gesprek Alumni B&C en IT Gesprek Alumni ICT en ES Lunch Gesprek Studenten B&C, incl. leden Faculteitsraad. Gesprek Studenten ICT & ES, incl. leden Faculteitsraad. Pauze Gesprek Studenten IT, incl. leden Faculteitsraad Gesprek Docenten B&C Paneloverleg Paneloverleg Gesprek Docenten ICT & ES Gesprek Docenten IT Gesprek Examencommissie Paneloverleg + Lunch Tweede Gesprek Opleidingsmanagement Mondelinge Terugkoppeling
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
71/85
Gespreksgroepen visitatie, Faculteit der Technische Wetenschappen 15 t/m 19 november 2010 Dag 1: Maandag 15 november 2010 Kennismaking 09:00-10:00 in R101 Naam Ir. Richenel R. Bulbaai MBA Tamara Goilo-van Aerde Bac drs. Sharine A. Isabella Drs. Simone Laguna Idelca Rafaela BSc
Functie Decaan FdTW / Wetenschappelijk Medewerker Gastvrouw en Office Manager FdTW Onderwijskundige UNA Programmanager FdTW Program Manager FdTW
Rondleiding, voorzieningen 10:00-11:00 Naam Functie Arthur P. Eliza MSc Wetenschappelijk Medewerker FdTW Ir. Leendert J.J. Pengel Interim manager Facilitaire Dienst Dag 2: Dinsdag 16 november 2010 Instellingsbestuur 14:00-15:00 in R1-01 Naam Functie Dr. Miguel P. Goede Rector Magnificus drs. Sharine A. Isabella Onderwijskundige UNA Mr. Neshiem Rhuggenaath Directiesecretaris Faculteitsmanagement 15:00-16:00 in R1-01 Naam Functie Ir. Richenel R. Bulbaai MBA Decaan FdTW / Wetenschappelijk Medewerker Drs. Simone Laguna Programmanager FdTW Idelca S.S. Rafaela BSc Programmanager FdTW Dag 3: Woensdag 17 november 2010 Kwaliteitsteam 10:00-11:00 in R1-01 Naam Ir. Richenel R. Bulbaai MBA Arthur P. Eliza MSc Rinnus T. Felipa MBA Ir. Zarja Garmers-Rojer MSc Tamara Goilo-van Aerde Bac drs. Sharine A. Isabella Drs. Simone Laguna Idelca Rafaela BSc Ir. Cees M.J.M. van de Sande
Functie Decaan FdTW Vertegenwoordiger Afdeling IT Coördinator Afdeling IT&ES Coördinator Afdeling B&C Office Manager FdTW Onderwijskundige UNA Voorzitter Kwaliteitsteam Program Manager FdTW Vertegenwoordiger Afdeling B&C
Werkveld B&C 11:00-12:00 in R1-01 Naam Ir. Michael Newton Arq. Noëmie Panneflek Stella van Rijn MBA
Functie Conservation-Architect bij Stichting Monumentenfonds Architect, Voorzitter Architectenvereniging SAIA Directeur Antilliaanse Aannemers Vereniging
72/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
Werkveld IT 11:00-12:00 in R1-01 Naam Ing. Austin A.J. Martina Ir. Raichel E.T. Leito Fenton P. Th. Thomasita BSc Willem St. Trapenberg
Functie Manager General Affairs bij Aqualectra Production Manager BBD bij Aqualectra Distribution Project Leader bij ISLA Directeur WG Trapenberg Airconditioning Service N.V.
Werkveld IT&ES 11:00-12:00 in R1-07 Naam Functie Leonardo de Abreu Ladeira Hoofd Technische Dienst Bureau Telecommunicatie Vianney J. Granviel Senior Beleidsmedewerker Info. Systems bij Korps Politie Reinaldo de Oliveira BSc Chef PVE bij Aqualectra Distribution Alumni B&C 12:00-13:00 in R1-01 Naam Nasha N.A. Bautisma BSc Quincy G. Kook BSc Andry G.A. Maduro BSc Chenalis Provence BSc
Functie Bouwkundig Uitvoerder Field Inspector & Laborant Bouwkundig Opzichter Freelancer
Alumni IT 12:00-13:00 in R1-01 Naam Mairondy M. Bodak BSc Ramses Delchot BSc Corwin Nicolina BSc
Functie Projectleider Plant Engineer CUOC HSE Inspector at Aqualectra Distribution
Alumni IT&ES 12:00-13:00 in R1-07 Naam Clinton W.V. Mc. H. Bazoer BSc Sunita B. Gonesh BSc Jurinda M. Montroos BSc Shurich A. Poulina BSc. Dinesh Ramawadh MBA Jurick A.S. Velder BSc
Functie Beleidsmedewerker Ministerie van Onderwijs IT-Consultant IT-Engineer Network Management Center Engineer Oracle-Consultant Network Engineer
Studenten B&C 14:00-15:00 in R1-01 Naam Joulenda P.B. Bridgewater Rudaliah Sh. R. Mercelina Shannon S. Pandt Amaris F. Richardson Radjesh Sahadew-Lall Jurnick J.J. Servania Eugenique A.R.G. Wilkins
Functie Student Civiele Techniek, 4e jaar Student Bouwkunde, 4e jaar Student Bouwkunde, 4e jaar Student Bouwkunde & Civiele Techniek, 3e jaar Student Civiele Techniek, 4e jaar Student Bouwkunde, 4e jaar, lid Faculteitsraad FdTW Student Bouwkunde, 2e jaar
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
73/85
Studenten IT&ES 14:00-15:00 in R1-07 Naam Functie Marlydah P.C. Cijntje Student ICT, 3e jaar Kenly R. Francisca Student ICT, 3e jaar Joël M. Gaari Student Elektrotechniek, 2e jaar Jeremy A. Gomez Student Telecommunicatie, 2e jaar Ruendry L. Isei Student ICT, 4e jaar Shuraiska Koeks Student ICT, 4e jaar Sue Amy A.M. Kwidama Student ICT, 4e jaar David R.J. Welvaart Student Energie, 2e jaar Studenten IT 15:30-16:30 in R1-01 Naam Eric M. van Blarcum Wouter Bonnee Mauryze A.C. Brug Fabian F.E. Conception Ruiz K.S. Djotaroeno Darrel J. Frans Canrick R.F. Wanga
Functie Student Mechanische Technologie, 3e jaar Minor student Technische Bedrijfskunde Student Mechanische Technologie, 4e jaar Student Technische Bedrijfskunde, 3e jaar Student Industriële Technologie, 2e jaar Student Mechanische Technologie, 4e jaar Student Industriële Technologie, 2e jaar
(Gast)docenten B&C 15:30-16:30 in R1-07 Naam Functie Ir. Sofia Saavedra Bruno MA Docent Bouwkundige/Civiel technische vakken Ir. Zarja Garmers-Rojer MSc Coördinator en docent Bouwkundige vakken Ir. Lyongo M. Juliana Docent Bouwkundige vakken Ing. A.R.L. (Rob) Lendering Gastdocent Civiele Techniek Robert P. Meijsing Practicum docent bouwkundige vakken Ir. Cees M.J.M. van de Sande Docent Bouwkundige vakken Ir. Kharis D.A. Troeman Gastdocent Bouwkundige/Civiel technische vakken Ir. Arrelis N. Vis Docent Bouwkundige/ Civiel technische vakken Dag 4: Donderdag 18 november 2010 (Gast)docenten IT&ES 10:00-11:00 in R1-01 Naam Functie Ir. Luis d’Abreu Ladeira Theorie docent ICT Roy A.F. Everts MSc Gastdocent ICT Drs. Magaly A.M. Felipa Gastdocent SLB, Nederlands en comm. vaardigheden Rinnus T. Felipa MBA Coördinator en labdocent Elektro Lysandro Guanipa BSc Labdocent Elektro (Energietechniek) Drs. Dik J. Hendriks Gastdocent ICT (Programeren) MSEE Darick P. Jonis MSc MBA Gastdocent Elektrotechniek Ir. Ramphis R. Schoop Theorie docent Elektro (Telematica)
74/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
(Gast)docenten IT 10:00-11:00 in R1-07 Naam Functie Ir. Lesley H. Alexander Theoriedocent Werktuigbouwkundige vakken Sharlon B. Betrian BSc Praktijkdocent Werktuigbouwkundige vakken Dr. Immaculata J. Curiel Theoriedocent Wiskunde Arthur P. Eliza MSc Theoriedocent Werktuigbouwkundige vakken Eric S. Fraay Praktijkdocent Werktuigbouwkundige vakken Ing. Thyrone N. Magloire MBA Gastdocent Logistiek Ir. Winsel E. Peney Coördinator, theoriedocent werktuigbouwkundige vakken
Examencommissie 11:00-11:30 in R1-01 Naam Functie Ir. Richenel R. Bulbaai MBA Decaan FdTW / Wetenschappelijk Medewerker Arthur P. Eliza MSc Wetenschappelijk Medewerker Ir. Zarja Garmers-Rojer MSc Wetenschappelijk Medewerker Ir. Cees M.J.M. van de Sande Coördinator afdeling B&C / Wetenschappelijk Medewerker Ir. Ramphis R. Schoop Wetenschappelijk Medewerker Opleidingsmanagement 15:00-16:00 in R1-01 Naam Functie Ir. Richenel R. Bulbaai MBA Decaan FdTW / Wetenschappelijk Medewerker drs. Simone Laguna Programmanager FdTW Idelca S.S. Rafaela BSc Programmanager FdTW Terugkoppeling16:00-16:30 in R1-01 Naam Ir. Richenel R. Bulbaai MBA Arthur P. Eliza MSc Rinnus T. Felipa MBA Ir. Zarja Garmers-Rojer MSc Tamara Goilo-van Aerde Bac drs. Sharine A. Isabella Drs. Simone Laguna Idelca Rafaela BSc Ir. Cees M.J.M. van de Sande
Functie Decaan FdTW Vertegenwoordiger Afdeling IT Coördinator Afdeling IT&ES Coördinator Afdeling B&C Office Manager FdTW Onderwijskundige UNA Voorzitter Kwaliteitsteam Program Manager FdTW Vertegenwoordiger Afdeling B&C
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
75/85
76/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
Bijlage 4
0
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
Inleiding
000 Contextdocumenten FdTW a) UNA Annual Report 2009 b) Begroting 2010 UNA c) Jaarverslag FdTW 2008/2009 d) LBHAM september 2009 FdTW 001 LUNA 002 Bestuurs- en Beheersreglement 2006 003 Organogram UNA 004 Report of Advisory Commission Future of UNA, 2007 005 Samenwerkingsovereenkomsten 006 Delivering future leaders of the Caribbean Strategic Plan UNA 2006-2010 007 Beleidsplan op hoofdlijnen inzake het Antilliaanse Hoger Onderwijs 2002 008 Handleidingen studieloopbaanbegeleiding (zie 410) 009 Systeem interne kwaliteitszorg FdTW 2009 010 Verbetervoorstel wiskunde 2008 1
Doelstellingen
101 Eindkwalificaties 2008 102 Studiegids FdTW 2010-2011 103 Matrix vergelijking eindkwalificaties met domeincompetenties 104 Verslagen werkveldcommissies 105 Verslagen alumni 106 Dublindescriptorenmatrix 107 Curriculummatrix 2
Programma
201 Studiegids FdTW 2010-2011 (zie 102) 202 Semesterhandleidingen 2010-2011 203 Curriculummatrix 204 Toetsbeleid FdTW, 2009 205 Resultaten cursusevaluaties FdTW 2007-2008 (zie 505) 206 Studententevredenheidsonderzoek UNA 2008 207 Onderwijsvisie en didactisch concept FdTW, 2008 208 Boekenlijsten FdTW 2010-2011 209 Stagehandleiding FdTW 2010-2011 210 Afstudeerhandleiding FdTW 2010-2011
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
77/85
211 Handleiding studieloopbaanbegeleiding 2010-2011 (zie 008 of 410) 212 Verslagen studentenpanels 213 Tentamen- en frauderegeling UNA, 2006 214 Onderwijs- en examenregeling FdTW 2010-2011 215 Verbetervoorstel wiskunde, 2008 3
Personeel
301 Professionaliseringsplan FdTW, 2009 302 Beleidsnotitie Inzet gastdocenten en Intern reglement UNA, 2006 303 CV vaste docenten 304 CV gastdocenten 305 Interne kwaliteitszorg FdTW, 2009 (zie 009 of 502) 306 Verslagen werkveldcommissies (zie 104) 307 Studententevredenheidsonderzoek UNA 2008 (zie 206) 308 Formatieplan FdTW, 2007 309 Functiebeschrijvingen UNA (concept), 2009 310 Functionerings- en beoordelingsbeleid 311 Opleidingsbeleid UNA, 2005 312 Resultaten cursusevaluaties FdTW 2007-2008 (zie 505) 4
Voorzieningen
401 Studiegids FdTW 2010-2011 (zie 102) 402 Beleidsplan Library and Research Services UNA 2009-2010 403 Beleidsplan Computer Centrum UNA 2006-2010 404 Transitiebeleidsplan Student Affairs UNA 2009-2011 405 Reglement van inschrijving UNA 2010-2011 406 Beleidsplan Career Center UNA 407 Beleidsplan Campus & Mensa UNA 2006-2010 408 Beleidsplan Facilitaire Dienst UNA 2006-2010 409 Begroting FdTW 2010 410 Handleidingen studieloopbaanbegeleiding 2010-2011 411 Stagehandleiding 2010-2011 (zie 209) 412
78/85
Afstudeerhandleiding 2009 (zie 210 of 601)
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
5
Interne Kwaliteitszorg
501 Het kan altijd beter! Beleidskader Kwaliteitszorg UNA 2005-2010 502 Interne kwaliteitszorg FdTW 503 Delivering future leaders of the Caribbean Strategic Plan UNA 2006-2010 (zie 006) 504 Beleid cursusevaluaties 2007 505 Resultaten cursusevaluaties FdTW 2007-2008 506 Evaluatieformulieren 507 Toetsbeleid FdTW, 2009 (zie 204) 508 Verslagen werkveldcommissies (zie 104) 509 Verslagen alumni (zie 105) 510 Verslagen studentenpanels (zie 212) 511 Verslagen coördinatorenoverleg FdTW 2009 en 2010 512 Verslagen afdelingsoverleg 2009 en 2010 513 Verslagen kwaliteitsteam FdTW 2009 en 2010 514 Documenten examencommissie 2009 en 2010 515 Studententevredenheidsonderzoek UNA 2008 (zie 206) 516 Verbetervoorstel Wiskunde, 2008 517 Plan van Aanpak zelfevaluatie en visitatie FdTW, 2008 518 Verbeterplan FdTW, 2008 519 Documenten FdTW in relatie tot het NVAO kader, 2008 520 Beleidsnotitie Inzet gastdocenten en Intern reglement UNA, 2006 (zie 302) 521 Klachtenregeling en beroepsmogelijkheden FdTW, 2009 522 Samenstelling werkveldcommissies 6
Resultaten
601 Afstudeerhandleiding FdTW 2010-2011 602 Dublindescriptorenmatrix (zie 106) 603 Verslagen werkveldcommissies (zie 104) 604 Beoordeling scripties FdTW, NQA 2008 605 Verbetervoorstel w iskunde, 2008 (zie 516) 606 Onderwijs- en examenregeling FdTW 2010-2011 (zie 214) Afstudeerscripties Bouwkunde en Civiele techniek Stageverslagen Bouwkunde en Civiele Techniek Overig Vakdocumentatie en studentenproducten
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
79/85
80/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader Bachelor of Built Environment is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl. EINDKWALIFICATIES BOUWKUNDE Gerelateerd aan de fasen van het bouwproces De afgestudeerde heeft kennis over en kan: 1. Initiatief/programma van eisen • In overleg met opdrachtgever/ontwerper de wensen voor een bouwwerk inventariseren, interpreteren en verschillende concrete mogelijkheden formuleren. • In de initiatieffase een globale kostenraming maken, rekening houdend met de prijskwaliteitverhouding en in overleg met de opdrachtgever financieringsmogelijkheden aangeven. • Deze mogelijkheden in onderlinge samenhang toetsen op basis van kennis van wettelijke en maatschappelijke eisen, veiligheidseisen, bouwtechnische en constructieve eisen en toetsen aan de wensen van de opdrachtgever. Bouwfysische- en milieuaspecten bij deze toetsing betrekken en ook economische aspecten, rekening houdend met exploitatiekosten. Hierbij gebruik maken van de eigen deskundigheid in de vorm van kennis en vaardigheden en inter- en intradisciplinair overleg. • Dit geheel, voor een bouwwerk van beperkte omvang, zelfstandig beschrijven in een programma van eisen of in een specifiek onderdeel ervan. 2. Ontwerp • Een gegeven bouwkundig ontwerp toetsen aan het programma van eisen. • Vanuit de context van het ontwerp zich verantwoorden over maatschappelijke en cultuurhistorische consequenties van ingrepen. 3. Uitwerking en voorbereiding uitvoering • Voor bouwwerken van beperkte omvang en gebruikelijke bouwtechnieken berekeningsschema’s opstellen voor de constructie en deze bouwwerken dimensioneren en materialiseren. • Het gekozen bouwkundig basisontwerp verder vormgeven en technisch uitwerken in bestek en tekeningen of onderdelen daarvan. • Voor complexe bouwwerken en nieuwe bouwtechnieken vanuit het ontwerp informatie aanleveren voor de specialisten en/of adviseurs en zich de aanpak van problemen van complexe bouwwerken en van nieuwe bouwtechnieken eigen maken. • In elke fase van de uitwerking de materialen selecteren op basis van kennis op het gebied van materiaalkunde en de keuzes beargumenteren. • De uitwerking van het ontwerp integraal toetsen aan wettelijke en maatschappelijke eisen, veiligheidseisen, bouwtechnische en constructieve eisen. Bouwfysische aspecten en milieuaspecten bij deze toetsing betrekken, rekening houdend met exploitatiekosten. Hierbij gebruik maken van de eigen deskundigheid, kennis van de bouwfysica en milieuaspecten en inter- en intradisciplinair overleg.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
81/85
• •
Op basis van het bestek een globale tijdsplanning maken en een calculatie maken van een bouwproject. Beargumenteerd een selectie maken uit verschillende aanbestedingsprocedures.
4. Uitvoering • Leiding geven aan de uitvoering van een niet te omvangrijk bouwwerk en meewerken aan een groot project. • Vanuit een op het bestek gebaseerde overall-planning een werkbegroting, werkplanning en urenplanning maken, de ploegeninzet en de materiaalinzet bepalen en een werktekeningenplan opstellen. • Een plan maken voor de bouwplaatsinrichting; contracten afsluiten met onderaannemers en leveranciers; bestellingen en afroepen regelen. • Het proces van werkvoorbereiding en werkuitvoering en de kostenontwikkeling controleren, analyseren en sturen in goede samenwerking met betrokkenen. • De uitvoering toetsen aan het bestek, het Bouwbesluit, ARBO-normen en milieu-eisen. 5. Onderhoud/beheer • Onderhoudswensen/problemen controleren, inventariseren en administreren; onderhoudscycli formuleren. • Onderhoud en beheer op verantwoorde wijze plannen en organiseren op basis van financieel, economisch en technisch inzicht. • De relatie tussen onderhoud en ontwerp- of uitvoeringsbeslissingen sturen teneinde onderhoud te kunnen voorkomen of beperken. Gerelateerd aan overige aspecten: 6. Inzicht in organisaties • Op basis van kennis van de organisatie van de bouwnijverheid de positie van bouwkundigen binnen bedrijven en instellingen overzien. • Als bouwkundige een bijdrage leveren aan doelen van de eigen organisatie. 7. Samenwerken • In alle fasen van het bouwproces functioneel samenwerken met collega’s intern en extern met opdrachtgevers / financiers, adviseurs, overheid, toetsende instanties, aannemers, uitvoerende instanties en leveranciers; hierbij de eigen werkzaamheden zelfstandig uitvoeren en werkzaamheden in relatie met alle betrokkenen coördineren. 8. Communicatie • In alle fasen van het bouwproces mondeling, schriftelijk en beeldend, functioneel communiceren met alle betrokkenen met gebruikmaking van de geëigende middelen, in het Nederlands en in minimaal één der moderne talen. • In alle fasen van het bouwproces gebruik maken van rapportage- en presentatietechnieken. • Vanuit de kennis van het bouwproces omgaan met verschillen tussen de bouwnijverheid in Curaçao en in het buitenland.
82/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
9. Kwaliteitszorg •
•
Op basis van kennis en inzicht op het gebied van kwaliteitszorg, milieuzorg en arbeidsomstandigheden t.a.v. het bouwproces en het bouwproduct methodisch te werk gaan binnen de eigen werksituatie. De kwaliteit van de eigen werkzaamheden vaststellen en beoordelen, reflecteren op het resultaat van het eigen werk en, op basis van evaluatie en bijhouden van nieuwe ontwikkelingen, de planning en uitvoering van werkzaamheden bijstellen.
10. Informatietoepassingen/informaticakunde • In alle fasen van het bouwproces gebruik maken van relevante informaticatoepassingen, informatiestromen analyseren en methodisch werken met een grote hoeveelheid informatie. 11. Diversen • In alle fasen van het bouwproces het handelen maatschappelijk verantwoorden met gebruikmaking van kennis van o.a. de geschiedenis van de bouwkunst, de milieuproblematiek, de bouwtechniek en het bouwrecht, basiskennis van stedenbouw, architectuur, renovatie en restauratie. Indien nodig nader onderzoek doen en/of adviseurs inschakelen. EINDKWALIFICATIES CIVIELE TECHNIEK Gerelateerd aan de fasen van het Civiel Technisch werkproces: De afgestudeerde heeft kennis over en kan: 1. Initiatief/programma van eisen • In overleg met opdrachtgever/ontwerper de wensen voor een civiel technisch werk inventariseren, interpreteren en verschillende concrete mogelijkheden formuleren. • In de initiatieffase een globale kostenraming maken, rekeninghoudend met de prijskwaliteitverhouding en in overleg met de opdrachtgever financieringsmogelijkheden aangeven. • Deze mogelijkheden in onderlinge samenhang toetsen op basis van kennis van wettelijke en maatschappelijke eisen, veiligheidseisen, bouwtechnische en constructieve eisen en toetsen aan de wensen van de opdrachtgever. Milieuaspecten bij deze toetsing betrekken en ook economische aspecten, rekening houdend met exploitatiekosten. Hierbij gebruikmakend van de eigen deskundigheid in de vorm van kennis en vaardigheden en inter- en intradisciplinair overleg. • Dit geheel voor een niet te omvangrijk civiel technisch werk zelfstandig beschrijven in een programma van eisen of in een specifiek onderdeel ervan. 2. Ontwerp/uitwerking • Een gegeven civiel technisch ontwerp toetsen aan het programma van eisen, aan maatschappelijke normen en aan planologische criteria. • Civiel technische werken van beperkte omvang vanaf een gegeven concept verder ontwerpen; delen van civiel technische werken zelfstandig ontwerpen.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
83/85
3. Uitwerking, voorbereiding uitvoering • Voor civiel technische werken van beperkte omvang en gebruikelijke technieken berekeningsschema’s opstellen en deze werken dimensioneren. • In elke fase van de uitwerking de materialen selecteren en de keuzes beargumenteren. • Het gekozen civiel technische basisontwerp verder vormgeven en technisch uitwerken in bestek en tekeningen of onderdelen daarvan. • Voor complexe civiel technische werken vanuit het ontwerp informatie aanleveren voor de specialisten en/of adviseurs en zich de aanpak van problemen van deze werken en van nieuwe technieken eigen maken. • De uitwerking van het ontwerp integraal toetsen aan wettelijke en maatschappelijke eisen, veiligheidseisen, bouwtechnische en constructieve eisen, op basis van kennis over deze onderwerpen. Bouwtechnologische en milieuaspecten bij deze toetsing betrekken en ook economische aspecten, rekening houdend met exploitatiekosten. Hierbij gebruik maken van de eigen deskundigheid op basis van kennis en vaardigheden en inter- en intradisciplinair overleg. 4. Voorbereiding van de uitvoering en de uitvoering zelf • Op basis van het bestek een globale tijdsplanning maken en een kostenbegroting van een civiel technisch werk. • Beargumenteerd een selectie maken uit verschillende aanbestedingsprocedures. • Leiding geven aan de uitvoering van een niet te omvangrijk civiel technisch project en meewerken aan een groot project. • Vanuit een op het bestek gebaseerde overallplanning een werkbegroting, een werkplanning en een urenplanning maken, de ploegeninzet en de materieelinzet bepalen en een werktekeningenplan opstellen. • Een plan maken voor de bouwplaatsinrichting; contracten afsluiten met onderaannemers en leveranciers; bestellingen en afroepen regelen. • Het proces van werkvoorbereiding en werkuitvoering en de kostenontwikkeling controleren, analyseren en sturen in goede samenwerking met betrokkenen. • De uitvoering toetsen aan het bestek, het Bouwbesluit, ARBO-normen en milieu-eisen. 5. Onderhoud en beheer • Onderhoudswensen/problemen controleren, inventariseren en administreren; onderhoudscycli formuleren. • Onderhoud en beheer op verantwoorde wijze plannen en organiseren op basis van financieel, economisch en technisch inzicht. • De relatie tussen onderhoud en ontwerp- of uitvoeringsbeslissingen sturen teneinde onderhoud te kunnen voorkomen of beperken. Gerelateerd aan overige aspecten: 6. Inzicht in organisaties • Op basis van kennis van de organisatie van de bouwnijverheid de positie van de civiel technicus binnen bedrijven en instellingen overzien. • Als civiel technicus een bijdrage leveren aan doelen van de eigen organisatie.
84/85
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
7. Samenwerken • In alle fasen van het ontwikkelings- en realisatieproces functioneel samenwerken met collega’s intern en extern met opdrachtgevers/financiers, adviseurs, overheid, toetsende instanties, aannemers, andere gebruikers van de openbare ruimte en leveranciers; hierbij de eigen werkzaamheden zelfstandig uitvoeren en werkzaamheden in relatie met alle betrokkenen coördineren. 8. Communicatie • In alle fasen van het werkproces mondeling, schriftelijk en beeldend, functioneel communiceren met alle betrokkenen met gebruikmaking van de geëigende middelen, in het Nederlands en in één der moderne talen. • In alle fasen van het werkproces gebruik maken van rapportage- en presentatietechnieken. • Vanuit de kennis van het civiel technisch werkproces omgaan met verschillen tussen de bouwnijverheid in Curaçao en in het buitenland. 9. Kwaliteitszorg • Op basis van kennis en inzicht op het gebied van kwaliteitszorg, milieuzorg en arbeidsomstandigheden t.a.v. het civiel technisch werkproces en product, methodisch te werk gaan binnen de eigen werksituatie. • De kwaliteit van de eigen werkzaamheden vaststellen en beoordelen, reflecteren op het resultaat van de werkzaamheden en, op basis van evaluatie en bijhouden van nieuwe ontwikkelingen, de planning van werkzaamheden bijstellen. 10. Informaticatoepassingen/ informaticakunde • In alle fasen van het civiel technisch werkproces gebruik maken van relevante informaticatoepassingen; informatiestromen analyseren en methodisch werken met een grote hoeveelheid informatie. 11. Diversen • In alle fasen van het civiel technisch werkproces het handelen verantwoorden met gebruikmaking van kennis van de geschiedenis van de civiele techniek en basiskennis op het gebied van milieuproblematiek (civiele milieutechniek; vraagstukken m.b.t. bodem en water), hydraulica, verkeerskunde, civiele planologie en bouwrecht. Indien nodig nader onderzoek doen en/of adviseurs inschakelen.
© NQA – UNA: hbo-bacheloropleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek
85/85