ULPIA NOVIOMAGUS 5 Gemeentelijk archeologisch onderzoek in Nijmegen Uitgave van het Bureau Archeologie
februari 1996
ROMEINSE BEGRAVINGEN IN NIJMEGEN-OOST
D
e afgelopen jaren is het beeld van de Romeinse bewoning in Nijmegen-Oost ingrijpend gewijzigd. Spectaculaire vondsten bij het oudheidkundig onderzoek van de militaire kampen op het Kops Plateau en Hunerberg trokken regelmatig de aandacht van de pers. Minder aandacht kregen de opgravingen en waarnemingen in het gebied rond deze legerplaatsen. Daar werd door de gewone man gewoond en gewerkt en werden de doden begraven. In het verleden zijn in dit gebied een groot aantal begravingen aangetroffen. Zelden kregen ze echter de archeologische aandacht die ze verdienden. Slechts een paar honderd graven uit het gebied rond Museum Kam werden in het verleden wetenschappelijk onderzocht en vormden jarenlang de basis voor onze kennis van de Nijmeegse grafvelden. Deze groep van graven is door recente opgravingen fors uitgebreid en bovendien uit een veel groter gebied afkomstig. In de jaren negentig heeft alleen al het onderzoek van de Sectie Archeologie van de Gemeente Nijmegen meer dan 400 nieuwe Romeinse begravingen in Nijmegen-Oost opgeleverd.
DE NATUURLIJKE ONDERGROND
D
e ondergrond van Nijmegen-Oost bestaat uit een opgestuwd pakket van zand, grind en leem. Zo’n 200.000 – 150.000 jaar geleden heeft een honderd meter dikke landijskap dit pakket omhoog gedrukt tot een zogenaamde stuwwal. Dit stuwwalgebied strekt zich als een hoge en reliëfrijke gordel uit van Nijmegen tot aan het Duitse
Kleef. De hogere gedeelten liggen globaal op 35 – 60 meter boven NAP met een uitschieter naar meer dan tachtig meter. Vanaf de prehistorie tot in de Romeinse tijd is dit markante en gevarieerde landschap dicht bewoond geweest. Daarna kreeg de natuur weer de overhand. Vanaf de Middeleeuwen werd het gebied geleidelijk in cultuur gebracht.
VOORGESCHIEDENIS
Gebouwen A Markthal B Hoofdkwartier legerplaats Hunerberg C Amfitheater D Magazijn E Tempels voor Mercurius en Fortuna F Badhuis G Tempelcomplex voor Hercules Magusanus? Romeinse begravingen 8 Hezelstraat/Krayenhofflaan (grafveld ‘Onder Hees’) 9 Museum Kamstraat 10 Ubbergseveldweg 11 Oostzijde Kops Plateau 12 St. Maartenskliniek 13 ’Kleine Kopse Hof’ 14 Kruisweg 15 Lijsterbesstraat 16 Lorkenstraat en omgeving 17 Hengstdalseweg (voormalige Christus Koningkerk)
In de Romeinse tijd zijn hier verschillende nederzettingen ontstaan. De belangrijkste waren de legerplaatsen op de Hunerberg (ca. 15-10 v.Chr. en 70-150 n.Chr.) en het Kops Plateau (ca. 10 v.Chr.-69/70 n.Chr.) en de burgerlijke nederzetting Oppidum Batavorum (ca. 25– 70 n.Chr.) op en rond het Valkhof. Door graafactiviteiten van schatzoekers aan het begin van deze eeuw zijn in het gebied rond de nederzettingen talrijke graven bekend geworden. Vooral het graafwerk bij de oude boerderij ’Kleine Kopse Hof ’ en het gebied rond het tegenwoordige Provinciaal Museum G.M.Kam stond in de belangstelling van de stichter van het naar hem genoemde
museum. Hij kocht vele vondsten op. Meer wetenschappelijk ging de jezuïet F.M.L. Leydekkers in 1906–1907 te werk op het terrein van het St. Canisiuscollege. Daarna bleef het lange tijd bij incidentele vondsten. De voormalige stadsarchivaris M.P.M. Daniëls kon in de jaren twintig en dertig bij riolerings en bouwwerkzaamheden een aantal begravingen tussen de Berg en Dalseweg en de Hengstdalseweg/Van ‘t Santstraat documenteren. Verder is er uit de jaren 1953 en 1954 nog een melding van grafvondsten uit de Lijsterbesstraat. Het zijn echter vooral de grootschalige opgravingen van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonder-
Op het kaartje zijn de locaties van de legerplaatsen en het kampdorp op de Hunerberg aangegeven. Naast de militaire nederzettingen kennen we in Nijmegen ook verschillende burgerlijke nederzettingen. Op een aantal plaatsen zijn resten van belangrijke en deels in steen uitgevoerde gebouwen gevonden. Rond de nederzettingen en langs de wegen liggen de begraafplaatsen. Militaire nederzettingen 1 Legerplaats Kops Plateau 2 Legerplaats Hunerberg van het Tiende Legioen 3 Versterking Trajanusplein 4 Kampdorp rond de legerplaats Hunerberg Burgerlijke nederzettingen 5 Oppidum Batavorum 6 Nederzetting Waalkade 7 Ulpia Noviomagus Batavorum
zoek (ROB), de Afdeling Provinciaal Romeinse Archeologie van de Katholieke Universiteit Nijmegen en de Sectie Archeologie van de Gemeente Nijmegen geweest die vanaf de jaren zeventig een nieuw licht hebben geworpen op de Romeinse begravingen in Nijmegen-Oost. SOLDATEN VERSUS BURGERS In 1992 is voorafgaand aan nieuwbouw bij de Kruisweg een opgraving uitgevoerd door de Sectie Archeologie van de Gemeente Nijmegen. Daarbij zijn vooral graven onderzocht uit het midden van de eerste Kruisweg. Eenvoudig graf uit het midden van de eerste eeuw n.Chr. In de urn zijn de eeuw n.Chr. Over het algemeen be- verbrande resten van een onderofficier bijgezet treft het rechthoekige of ovale kuilen die met houtskool, verbrand menselijk bot, scherde grafkuil geplaatst. Het onderscheid tussen graven zonven van verbrand aardewerk of glas en tientallen kleine der of met urn zou kunnen samenhangen met rangschoenspijkers zijn opgevuld. Dit zijn de overgebleven verschillen die binnen het leger bestonden. De gewone resten van een crematieplechtigheid waarbij een op een soldaat moest het na zijn dood zonder urn doen terwijl brandstapel geplaatst lijk verbrand werd. Soms was de de verbrande resten van een onderofficier in een urn — brandstapel boven de grafkuil zelf opgetrokken zoals tezamen met enkele bijgaven — in de grafkuil werden blijkt uit het rood verbrande zand rond enkele kuilen. bijgezet. Opvallend is het verschil met graven uit de In enkele gevallen werd tijdens het onderzoek alleen zelfde tijd in de Museum Kamstraat en omgeving die in maar een concentratie van verbrand menselijk bot in het verleden door Leydekkers en meer recentelijk door een kuiltje aangetroffen. Waarschijnlijk zaten deze resde ROB en de Universiteit zijn onderzocht. Hier waren ten ooit in een leren of stoffen zak; die is echter in de de meeste verbrande menselijke overblijfselen in een urn bodem geheel vergaan. Bijgaven ontbreken in de meeste bijgezet en ontbreken spijkertjes uit de verbrande graven. Een uitzondering vormen glazen parfumflesjes schoenzolen en parfumflesjes nagenoeg geheel. In de die wel werden meebegraven. Hierin heeft een reukstof meeste gevallen zijn aan de doden echter wel bijgaven gezeten die gebruikt werd om de stank tijdens de meegegeven voor de reis naar het hiernamaals. Het becrematieplechtigheid te verdrijven. Slechts een enkele treft vooral borden en potten met vlees van kip, varken maal is verbrand menselijk bot uit de resten van de of rund en kruiken met melk, wijn of bier. Verder zijn brandstapel geraapt, in een urn gedaan en vervolgens in er in diverse graven bronzen mantelspelden gevonden. Ze maakten deel uit van de kleding van de overledene. Mantelspelden van de aangetroffen typen werden bij voorkeur niet door militairen gedragen. De verschillen tussen de inhoud van de graven aan de Kruisweg en de graven in de Museum Kamstraat kunnen maar op één manier verklaard worden: aan de Kruisweg zijn soldaten uit de legerplaats op het Kops Plateau begraven en aan de Museum Kamstraat burgers uit Oppidum Batavorum. HET TIENDE LEGIOEN
Museum Kamstraat. Graf met veel bijgaven uit het midden van de eerste eeuw n.Chr. In de kruik heeft drank gezeten. Op de borden lag vlees. In de urn (rechts) zaten verbrande overblijfselen van een burger uit Oppidum Batavorum.
Als gevolg van de Bataafse opstand in 6970 n.Chr. wordt de ruimtelijke ordening van het gebied ingrijpend gewijzigd. De legerplaats op het Kops Plateau wordt ver-
laten en gesloopt; op de Hunerten voorziene, geschilderd bord berg verrijst een groter, in hout en VII 110 [inventarisnummer Geaarde uitgevoerd legioens-kamp. meente Collectie en onder dat Vanaf 80 n.Chr. kreeg deze legernummer in Provinciaal Museum plaats een meer permanent karakKam terug te vinden], dat hij met ter doordat eerst de ommuring en fragmenten van een kruik IV 551 later de gebouwen geleidelijk in en die van een geschilderd bakje, steen werden herbouwd. Hierin tezamen met beenderresten op de waren zo’n vijfduizend Romeinse plaats B [aan de Van ’t Sandsoldaten gelegerd. Tot 105 n.Chr. straat] aangeduid zou hebben gewerd de kazerne door het Tiende vonden. Ik heb geen bijzondere Legioen Gemina gebruikt. Buiten reden om aan de waarheid van de poorten van deze legerplaats zijn opgave te twijfelen. Op 25-7woonden in een zogenaamd kamp1924 ontving ik een de avond tedorp de familieleden van deze solvoren op de plaats door C [idem] daten, alsmede talrijke handelaren, aangeduid in een ‘brandgat’ geambachtslieden, kroegbazen, etc. vonden pot II 287. Door toedoen Binnen dit kampdorp vallen vooral van de heer Meyn, technisch enkele grote en deels in steen opambtenaar bij Gem. Werken, die getrokken gebouwen op, zoals het de ontgraving had bijgewoond, amfitheater, de markthal en een werd hij met nog intacte inhoud magazijn. Buiten het kampdorp ingeleverd: deze bleek uit niets werden op diverse plaatsen langs dan beenderresten te bestaan.” Hengstdalseweg. De toren van de voormalige de wegen begraafplaatsen aange- Christus Koningkerk. Ook van de Hengstdalseweg ontlegd. Het was in de Romeinse tijd ving Daniëls vondsten, getuige regel dat doden niet in de nederzetting zelf begraven volgend citaat: „In 1932-1933 werd de R.K. Christusmochten worden. Zoals reeds opgemerkt, probeerde de Koningkerk met scholen, pastorie enz. gebouwd, in de hoek tussen Dommer van Poldersveldweg en Hengstdalseweg tegenover de Van ’t Santstraat. Meest door bemiddeling van G. van den Ing werden hiervan (mogelijk uit de naaste omgeving) verkregen de volgende voorwerpen: III 341 en IV 576 volgens opgave tezamen gevonden: II 332,337 (met duidelijke sporen van brand), 354; V 108 (dit door bemiddeling van de Zeer Eerw. Pater Bruineman O.P., Witte Poort, Neerbosch)VII 133 en XI 362.” Op verschillende locaties zijn in de jaren negentig een deelten van deze begraafplaatsen door de Gemeente Nijmegen onderzocht. Voorafgaand aan nieuwbouw of rioleNog bestaande Romeinse grafheuvel. Veel van dergelijke heuvels zijn in de loop der ringswerkzaamheden zijn aan de tijd door de ploeg van de boer of bij bouwactiviteiten geëgaliseerd. Kruisweg, in de Lorkenstraat en omgeving, op het terrein van de St. stadsarchivaris M.P.M. Daniëls in de eerste helft van Maartenskliniek en aan de Hengstdalseweg op het terdeze eeuw bij te houden wat er aan grafvondsten tijrein van de voormalige Christus Koningkerk honderdens graafactiviteiten te voorschijn kwam. Uit zijn arden Romeinse graven gedocumenteerd. De ROB deed chief blijkt duidelijk hoe hij te werk ging. Hier volgen in dezelfde tijd onderzoek naar begravingen aan weersenkele citaten: „Op 7-7-1924 bezorgde mij de werkzijden van de Ubbergseveldweg — het tracé van de Roman Visser, van ouds een verwoed schatgraver, die mijn meinse weg door het legerkamp — en aan de oostzijde belangstelling in dit terrein had opgemerkt en werkloos van het Kops Plateau. zijnde daar nu steeds rondscharrelde, het van handvatDe ligging van graven aan weerszijden van een weg is,
zoals opgemerkt, eerder regel dan uitzondering in de Romeinse tijd. Graven van meer in aanzien staande personen lagen het dichts bij de weg, zo is bekend van onderzoek elders. Rijk en arm onderscheiden zich ook door de uitvoering van de grafmonumenten en de aard van de opschriften. De monumentale grafmonumenten waren in steen uitgevoerd; de eenvoudige bestonden uit
ven uit het midden van de eerste eeuw zien we na 70 een opvallende omslag in het begrafenisritueel. Het onderscheid tussen soldaten en burgers in het grafritueel lijkt langzaam te vervagen. Er werd nu in veel meer gevallen aardewerk met voedsel, drank en andere zaken in de graven meegegeven. Waarschijnlijk heeft dit te maken met veranderingen in de sociale verhoudingen binnen de samenleving. Ook de aanvankelijke strikte ruimtelijke en sociale scheiding tussen de militairen op het Kops Plateau en de bevolking in Oppidum Batavorum vervaagde in het laatste kwart van de eerste eeuw. De niet-militaire bevolking woonde direct buiten het legerkamp op de Hunerberg en een aantal burgers, zoals gezinsleden van officieren, misschien zelfs wel in het legerkamp. Sommige soldaten woonden of werkten waar-
Hengstdalseweg. Kruik(IV 576) en kantharos (III 341) die bij de bouw van de Christus Koningkerk in 1932-1933 zijn gevonden. Naar P.Stuart, Gewoon aardewerk, Nijmegen 1977.
een aarden heuvel met grafsteen. De monumenten en heuvels lagen soms op een door greppels omgeven terreintje, een zogenaamde graftuin. De tuinen konden zowel rond als rechthoekig van vorm zijn; de stenen grafmonumenten wel 10 meter hoog. Zij waren voorzien van gebeeldhouwde friezen en andere decoraties. Voorbijgangers konden op de grafmonumenten en -stenen de naam, herkomst, leeftijd en eventueel ook het beroep van de dode lezen. Enkele overgebleven grafstenen uit de omgeving van de St. Maartenskliniek geven zo informatie over in Nijmegen-Oost begraven soldaten. Bij recente opgravingen aan de Ubbergseveldweg zijn ook resten van grafmonumenten (van officieren?) gevonden. Waarschijnlijk werden de stenen grafmonumenten in Nijmegen-Oost in het tweede kwart van de vierde eeuw of iets later afgebroken. Ze werden gesloopt om bouwmateriaal te verkrijgen voor de aanleg van een versterking op en rond het Valkhof. De meeste terreinen met Romeinse graven zijn in latere tijden als akker gebruikt. Door eeuwenlang ploegen zijn niet alleen de grafheuvels verdwenen maar ook de grafkuilen zelf beschadigd. Wat nog resteerde aan zichtbare overblijfselen is vanaf 1900 door bebouwing grotendeels verloren gegaan. In of bij de grafmonumenten en -heuvels werden de resten van de overledenen in kuilen bijgezet. In de meeste grafkuilen werden urnen van aardewerk geplaatst; een enkele keer waren ze van glas, natuursteen of lood. Bij de urn werd een flinke maaltijd neergezet, die de dode tijdens zijn reis naar het hiernamaals (de onderwereld) kon nuttigen. Ook werden olielampjes meegegeven, die als lichtbron dienden bij de tocht in de duisternis. In vergelijking met de eerder besproken militaire gra-
Grafsteen met inscriptie afkomstig van ‘Kleine Kopse Hof.’ Foto Provinciaal Museum G.M. Kam. …VERO]NA [MIL.LEG.X.G]EM.>HOS [TILI M]ARCELLI ANNO [R]VM.XXXV.AEROR
VM.XIII.HIC.S.EST.S.T.[T.L] HERES.EX.T.F.CVRAVIT (Naam onbekend) uit Verona, soldaat uit het Tiende Legioen Gemina, uit de centuria van Hostilius Marcellus, 35 jaar oud, met 13 dienstjaren, is hier begraven. Moge de aarde licht voor U zijn. Zijn erfgenaam heeft (deze steen)krachtens het testament laten maken.
schijnlijk voor kortere of langere tijd buiten het kamp. Een andere vernieuwing is het gebruik van steen bij de bouw van grafmonumenten. Voordien beperkte men zich tot het opwerpen van aarden heuvels. Daarbij plaatste men misschien wel houten borden met een opschrift. In elk geval kwamen na 70 grafstenen in gebruik. Sommige officieren konden zich zelfs een geheel in steen uitgevoerd grafmonument veroorloven.
ben aan de Museum Kamstraat zo’n graf gevonden. In al deze graven ontbraken bijgaven, waardoor de wijze van begraven een datering in de vierde eeuw of later suggereert. Tijdens het onderzoek van de Gemeente Nijmegen
NIEUWE ONTWIKKELING Het idee van één groot grafveld in het oosten van Nijmegen moeten we langzamerhand verlaten. Uit recent onderzoek en de oude vermeldingen van grafvondsten komt een steeds duidelijker beeld naar voren van kleine concentraties van begravingen. Dergelijke groepsgewijze begravingen lijken samen te hangen met de afzonderlijke detachementen die
Hengstdalseweg. Tijdens de reis naar de onderwereld kreeg de dode als lichtbron een lampje mee in het graf. Lengte 10,4 cm.
aan de Hengstdalseweg is echter een lijkbegraving gevonden die door de bijgaven rond 100 na Chr. gedateerd kan worden. Het is daarmee de oudst bekende Romeinse begraving van dien aard in Nijmegen. De betekenis van dergelijke uitzonderingen op de regel is vooralsnog onduidelijk. Hebben we hier te maken met uitzonderlijke figuren binnen de lokale samenleving of zijn het vreemdelingen uit streken met een andere culturele traditie? Sporadisch treffen we in de grafvelden ook nog paardengraven aan. Onder andere is dat het geval aan de Hengstdalseweg, de Museum Kamstraat en aan de Ubbergseveldweg. De betekenis van deze graven is al evenmin duidelijk. Mogelijk gaat het om paarden die bij de dood van hun eigenaar meebegraven zijn. Daarbij kan men denken aan de speciale band die de ruiters uit het leger met hun paarden hadden. Of misschien moest men gewoon een kadaver (kreng) kwijt?
Hengstdalseweg. Reukwaterflesje uit een graf. Schaal 1:1.
in de legerplaatsen gestationeerd zijn geweest. De bewoners van het kampdorp hadden waarschijnlijk een eigen begraafplaats De vermelding van soldaten op grafstenen (St. Maartens-kliniek en ‘Kleine Kopse Hof ’) en de stenen grafmonumenten langs de oostelijke uitvalsweg van de legerplaats — ongeveer het tracé van de huidige Ubbergseveldweg — geven aan dat dit gebied vrijwel uitsluitend voor officieren en soldaten bestemd was. Tot ver in de derde eeuw n.Chr. bestond in onze streken het gebruik om mensen na hun dood te cremeren. Het is dan ook opvallend dat in alle genoemde grafvelden wel enkele lijkbegravingen voorkomen. Zo zijn er skeletten aangetroffen in de opgravingen van de ROB aan de Ubbergseveldweg en aan de oostzijde van het Kops Plateau. Ook onderzoekers van de Universiteit heb-
Colofon Uitgave:
Kruisweg. De doden kregen soms benen dobbelstenen mee in het graf. Deze zorgden tijdens de reis naar de onderwereld voor het nodige vertier.
Directie Grondgebied, Afd. Stadsontwikkeling, Bureau Archeologie. Postbus 9105 6500 HG NIJMEGEN tel. (024) 329 21 24 329 94 31
Tekst: Harry van Enckevort, Jan Thijssen. Foto’s: Kiki van Heijst, Rob Loeffen, Rob Mols, ROB. Tekeningen: André Simons. Layout: Rob Mols.