ULPIA NOVIOMAGUS 10 Gemeentelijk archeologisch onderzoek in Nijmegen Uitgave van het Bureau Archeologie
september 2004
Doorsnede door de grachten van de Augusteïsche legerplaats ter hoogte van de Iepstraat.
SPOREN VAN EEN ROMEINSE LEGERPLAATS ONDER HET ROOIE DORP Door graafactiviteiten van schatzoekers stond het toen nog grotendeels onbebouwde Nijmegen-Oost aan het begin van de twintigste eeuw al als een rijke vindplaats van Romeinse oudheden bekend. De vondsten trokken toentertijd de aandacht van diverse collectioneurs en antiquairs, zoals G. M. Kam, een staalfabrikant in ruste. Vooral het graafwerk bij de oude boerderij ‘Kleine Kopse Hof ’ en in het gebied rond het voormalige, naar hem vernoemde, provinciale museum aan de Museum Kamstraat had zijn belangstelling. Het zijn echter vooral de grootschalige opgravingen die vanaf de jaren vijftig van de twintigste eeuw een nieuw licht hebben geworpen op het Romeinse verleden van het oostelijke deel van Nijmegen. In het bijzonder springen de legerplaatsen op zowel de Hunerberg als het Kops Plateau daarbij in het oog. Het lag dan ook voor de hand dat Bureau Archeologie van de Gemeente Nijmegen voorafgaande aan de nieuwbouw van het Rooie Dorp belangrijke delen van het bouwterrein zou opgegraven. Hoewel tal van graafactiviteiten in de moderne tijd het bodemarchief hebben verstoord, konden vanaf 1997 nog zeer veel resten uit de Romeinse tijd onderzocht worden. Deze verschaffen ons nieuwe en aanvullende gegevens over het Romeinse geschiedenis van het Rooie Dorp. Het landschap Duizenden jaren lang heeft Nijmegen door zijn ligging op de overgang van het Midden-Nederlandse rivierengebied naar de zuidelijke zandgronden een belangrijke en centrale plaats ingenomen. Van daar zijn via de rivierdalen van Maas en Rijn goede verbindingen naar het zuiden
mogelijk. Tijdens de voorlaatste, 120 millennia durende ijstijd (Saalien), die 130.000 jaar geleden eindigde, zijn aan de voet van de stuwwal in Nijmegen-Oost door erosie naar het westen en zuiden afhellende spoelzandafzettingen ontstaan. Door diepe insnijdingen als gevolg van stromend water is het noordelijke deel van deze spoelzandwaaier later in plateaus opgedeeld. De scheiding tussen het meest
Sporen uit de moderne tijd
Reconstructietekening aan de hand van fragmenten van een klokbeker uit een crematiegraf in het Rooie Dorp. De buik van de 19 cm hoge pot is versierd met indrukken van gepaarde vingertoppen. De versiering op de overige delen bestaat uit fijne groeven.
Ub
be rg se ve ld w eg
Broe
rweg
Iep stra at
oo
rnp
lein
Wilg straa t
Esd
Berk
straa t
Eikstr aat
oostelijke deel van de stuwwal, de Hengstberg met daarop de St.-Maartenskliniek, en het Kops Plateau wordt bepaald door het dal van de Ubbergse Holleweg. Het Kops Plateau is op haar beurt van de Hunerberg gescheiden door het smalle en diepe dal van de Beekmansdalseweg en in het verlengde daarvan de Broerweg. De noordrand van de stuwwal en de spoelzandafzettingen bestaat uit een tientallen meters hoge en steile wand, die door de inwerking van de Waal is ontstaan. Door de unieke combinatie van gedifferentieerde landschappen oefende het gebied een sterke aantrekkingskracht uit op zowel mens als dier. De droge, dicht beboste plateaus, de natte hellingen met diepe insnijdingen en sprengen met daarnaast de riviervlakte met een afwisseling van stroomruggen, restgeulen en riviertakken bood de prehistorische mens een scala aan gebruiksmogelijkheden voor jacht, landbouw en veeteelt. Deze activiteiten van de mens hebben met veranderingen in het klimaat geleidelijk een ander landschap doen ontstaan. Aan sommige delen daarvan werd in het verleden een sacrale of mythische betekenis toegekend. In het oostelijke deel van Nijmegen liggen enkele terreinen waar tijdens het archeologisch onderzoek bijzondere begravingen en een opmerkelijke cultusplaats zijn aangetroffen, waardoor bevestigd wordt dat gedurende een lange tijd in de prehistorie het gebied voor de mens van bijzondere betekenis is geweest. Tijdens de opgravingen in het Rooie Dorp is, tussen alle Romeinse resten en moderne ingravingen, ook een beperkt aantal sporen uit de prehistorie aangetroffen. Een daarvan was een langwerpige kuil met daarin houtskool en een concentratie beenderas, alsmede een zogenoemde klokbeker als bijgift. Met de C14-methode is de ouderdom bepaald, waardoor we weten dat deze begraving omstreeks 2200 voor Chr. heeft plaatsgevonden.
Popu li
erstr aat
Plata anstr aat
Broerw eg
De stuwwal en spoelzandafzettingen bij Nijmegen, gezien vanuit de Ooijpolder.
Direct na de sloop van de bestaande bebouwing aan de Eikstraat en aangrenzende straten (fase 1 van het Rooie Dorp) is in 1997 een begin gemaakt met het archeologische onderzoek. Daarbij bleek al snel dat de resten uit de Romeinse tijd in het recente verleden sterk te lijden hebben gehad van alle mogelijke grondwerkzaamheden. Zo zijn er rond 1900 in het gebied vanaf de Berg en Dalseweg enkele zand- en grindgroeves aangelegd. Op het terrein van het Rooie Dorp zijn deze enkele jaren later, voordat met de bouw van de wijk begonnen werd, weer opgevuld
Berg
en D
alsew eg
0
50 m
Overzicht van sporen (riolering, kabels, leidingen en kelders) uit de 20ste eeuw. In oranje de zandgroeves die rond 1900 zijn aangelegd.
met grond uit de directe omgeving. Daarbij zijn opnieuw veel resten uit de Romeinse tijd verdwenen. Alleen de groeve achter het bestaande Montessoricollege (voorheen De Sprong) aan de Berg en Dalseweg is nu nog zichtbaar in het moderne stedelijke landschap. Ook de bouw van de huizen zelf heeft met de aanleg van kelders, riolering, kabels en leidingen veel oudere sporen in de bodem uitgewist. Bovenstaande kaart levert een overzicht van alle recente sporen. De Romeinse legerplaatsen in Nijmegen Het Kops Plateau en de Hunerberg weten vanaf de Eerste Wereldoorlog steeds weer de aandacht van opeenvolgende generaties in Nijmegen werkzame archeologen te trekken.
Overzicht van de belangrijkste Romeinse nederzettingen in Nijmegen. 1 Augusteïsche legerplaats op de Hunerberg 2 Legerplaats op het Kops Plateau 3 Oppidum Batavorum 4 Stenen legerplaats van het Tiende Legioen 5 Ulpia Noviomagus A Forum, B Amfitheater, C Mansio
Beide locaties staan dan ook al sinds jaar en dag te boek als rijke vindplaatsen van Romeinse oudheden. Dat is niet zo verwonderlijk want het zijn juist deze plekken waar vanaf het einde van de 1ste eeuw voor Chr. tot ver in de 2de eeuw vier opeenvolgende legerplaatsen (castra), een groot semi-militair kampdorp (canabae legionis) en bijbehorende grafvelden het landschap hebben gedomineerd. Toen de eerste plannen op tafel kwamen om de bestaande bebouwing van het Rooie Dorp te vervangen, was het dan ook logisch dat voorafgaande aan de nieuwbouw archeologen van het Bureau Archeologie van de Gemeente Nijmegen het terrein zouden onderzoeken. De eerste resultaten van de onderzoekingen uit de jaren 1997–2001 worden, gecombineerd met de uitkomsten van ouder onderzoek, hier gepresenteerd. De in 2004 op het Esdoornplein uitgevoerde opgravingen zijn hierin nog niet opgenomen. De Augusteïsche legerplaats op de Hunerberg Aan het begin van het tweede decennium voor Chr. bouwden de Romeinen de eerste versterkingen in het Benedenrijngebied. Ook de strategisch gelegen plateaus in Nijmegen-Oost waren in hun ogen geschikt voor de bouw van een steunpunt. Vooral de hoge en strategische ligging ten opzichte van de Betuwe en Ooijpolder (10–12 m boven NAP) maakten zowel het Kops Plateau (64–60 m boven NAP) als de Hunerberg (50–41 m boven NAP) aantrekkelijk voor de bouw van legerplaatsen. Tijdens de regering van keizer Augustus, omstreeks of kort voor 16 voor Chr., bouwden ze op de Hunerberg een legerplaats De verdedigingswerken van de grote Augusteïsche legerplaats op de Hunerberg en de sporen van de daartoe behorende binnenbebouwing. De locatie van de uit steen opgetrokken legerplaats van het Tiende Legioen is door de streepjeslijn aangegeven (1:8000). Centraal in het midden ligt het hoofdkwartier (principia). In het westelijke deel zijn de restanten van een aantal manschapsbarakken onderzocht. De oostelijke poort ligt direct ten noorden van de Ubberbergse Veldweg, ten westen van de Beekmansdalseweg (naar Haalebos 1995, bijlage). De resultaten van het onderzoek in het Rooie Dorp zijn hierin nog niet verwerkt.
ter grootte van 42 ha. Met de bouw van deze legerplaats begint in feite de Romeinse tijd in Nederland, omdat oudere Romeinse sporen in ons land ontbreken. We vermoeden dat deze legerplaats zowel als commandopost en als troependepot heeft gefunctioneerd. De hier gelegerde eenheden zijn enkele jaren later door de legeraanvoerder Drusus ingezet tijdens zijn veldtochten tegen de Germanen aan de overzijde van de Rijn. De westelijke gracht en poort van de legerplaats werden reeds kort na de Eerste Wereldoorlog door Jan Holwerda van het Rijksmuseum van Oudheden (RMO) in Leiden op het terrein van het Canisiuscollege ontdekt. In de jaren 1951 en 1957–1967 voerde Hendrik Brunsting van het RMO in samenwerking met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) in Amersfoort grootschalige opgravingen op de Hunerberg uit. Daarbij lukte het hem om met behulp van de loop van de beide grachten en de ligging van een poort in de Ubbergse Veldweg, op de hoek met de Broerweg, de omvang van de legerplaats vast te stellen. Van de bebouwing op het binnen-
b Ub e ldw ve se erg g
Broe
rweg
Iep stra at
rnp lein
Wilg straa t
Fragment van een uit bronzen ringetjes vervaardigd hemd, een soort maliënkolder, dat het bovenlichaam een Romeinse soldaat moest beschermen. Helft ware grootte.
ken in het gele zand. Binnen de omwalling zijn de funderingsgreppels van verschillende houten gebouwen aangetroffen waarvan de functie nog niet precies bekend is. De legerplaats is slechts enkele jaren in gebruik geweest en lijkt rond 10 voor Chr. weer te zijn verlaten. Haar rol als commandopost werd overgenomen door de veel kleinere legerplaats op het oostelijker gelegen Kops Plateau.
Esd
oo
De legerplaats van het Tiende Legioen
Broerw eg
Berk straa t
Popu li
erstr aat
0
30 m
Overzicht van de beide grachten en de funderingen van de gebouwen van de Augusteïsche legerplaats in het Rooie Dorp.
terrein werd voor het eerst iets bekend tijdens de opgravingen die Jules Bogaers en Jan Kees Haalebos (Radbouduniversiteit Nijmegen) in het westelijke deel van de legerplaats uitvoerden. Nadat eerder al enkele grote houten gebouwen waren opgegraven, werden in de jaren negentig achter het voormalige Canisiuscollege de resten van enkele manschapsbarakken onderzocht. De situering van deze gebouwen en de omvang van de legerplaats brachten Haalebos op het idee dat in de legerplaats een troepenmacht van minimaal 15.000 soldaten was ondergebracht. Door de opgravingen van Bureau Archeologie in het Rooie Dorp kunnen we aan onze beperkte kennis over de inrichting van de legerplaats enkele nieuwe gegevens uit het oostelijke deel van de legerplaats toevoegen. Beide grachten konden over lengte van 230 m gevolgd worden. Aan de binnenzijde van de grachten moet een wal van aarde en zoden hebben gelegen, maar hiervan is tijdens de opgraving geen spoor teruggevonden. Doordat in de wal op regelmatige afstanden torens met een fundering van vier zware houten palen stonden, kunnen we het tracé van de wal toch goed volgen. Van de palen zelf is niets overgebleven, maar tijdens de opgraving tekenden zich de kuilen waarin deze palen hebben gestaan af als grote donkere vlek-
De opstand van de Bataven in 69–70 na Chr leidde tot een breuk in het proces van geleidelijke integratie van de autochtone bevolking (Bataven rond Nijmegen). Een viertal legioenen werd ingezet om de rust te herstellen. Mede door de inzet van de Legio II Adiutrix werd de opstand neergeslagen. Tal van maatregelen werden getroffen om herhaling te voorkomen en het proces van inburgering van de Bataven te versnellen. De ruimtelijke ordening kreeg nieuwe impulsen en Nijmegen veranderde grondig. De kleine legerplaats op het Kops Plateau werd vervangen door een nieuwe castra op de Hunerberg, die werd aangelegd op de plaats waar tachtig jaar eerder de Augusteïsche legerplaats had gelegen. Met een oppervlak van zestien hectare was zij beduidend kleiner dan haar voorganger. In de legerplaats werd de Legio X Gemina gestationeerd. Het is twijfelachtig of deze castra groot genoeg is geweest om er een volledige legioen van bijna 6000 soldaten in onder te brengen. In het begin waren alle gebouwen uit hout en leem opgetrokken. Kort voor het jaar 100 is de legerplaats geleidelijk geschikt gemaakt voor een meer permanente
Dakpanstemstempel Tiende Legioen op ware grootte.
huisvesting waarbij de houten bebouwing door steenbouw vervangen is. De legerplaats werd aanvankelijk beschermd door een gracht en een aarden wal. Tot voor kort werd aangenomen dat de wal aan het einde van de 1ste eeuw geheel vervangen is door een stenen muur. Tijdens de opgravingen van 2000–2001 is vastgesteld, dat delen van de
De uit steen opgetrokken legerplaats van het Tiende Legioen op de Hunerberg aan het einde van de 1ste eeuw (1:8000). De plattegronden van de gebouwen zijn voor een deel gereconstrueerd. Centraal ligt het hoofdkwartier. Het linkerdeel van de legerplaats wordt grotendeels ingenomen door deels reeds opgegraven en deels gereconstrueerde plattegronden van manschapsbarakken. Van enkele manschapsbarakken in het zuidoostelijke kwadrant, direct ten zuiden van de via principalis, konden tijdens de opgraving in het Rooie Dorp delen van het oostelijke uiteinde, waar de onderofficieren verbleven, nader onderzocht worden (naar Haalebos 1995, bijlage). De resultaten van het onderzoek in het Rooie Dorp zijn hierin nog niet verwerkt.
aarden wal zijn gehandhaafd. Wel is die aan de voorzijde door een stenen muur versterkt. Na het vertrek van het Tiende legioen rond het jaar 104 werden tot in het derde kwart van de 2de eeuw kleine militaire eenheden in de castra gestationeerd. Op grond van de op de dakpannen aangetroffen stempels waren dit de Vexillatio Britannica en de Legio VIIII Hispana. Voorheen waren deze in de provincie Britannia gelegerd. De eerstgenoemde eenheid zal, gelet op een aantal concentraties van dakpanstempels, het meest in aanmerking komen om de verstening van de legerplaats kort na vertrek van het Tiende Legioen te hebben voortgezet. Omstreeks het jaar 120 nam een detachement van het in Xanten gelegerde Dertigste Legioen haar intrek in de castra en verbleef daar tot in de tweede helft van de 2de eeuw. De aanwezigheid van deze eenheid kan worden afgeleid uit dakpanstempels en een in 2000 gevonden fragment van een wij-altaar. Tot voor kort waren er in Nijmegen geen duidelijke aan-
wijzingen waarom zowel de Vexillatio Britannica als een eenheid van het Dertigste Legioen in Nijmegen verbleven. Uit het in het Rooie Dorp uitgevoerde onderzoek is gebleken dat de door het Tiende Legioen opgetrokken stenen gebouwen, na het vertrek van het legioen, nog lange tijd door deze eenheden zijn onderhouden. In welke delen van de legerplaats zij gehuisvest waren, blijft door het ontbreken van een gedegen analyse van de gebouwsporen en de vondsten vooralsnog onduidelijk. Over het gehele terrein van de legerplaats verspreid zijn dakpanstempels van de Vexillatio Britannica en het Dertigste Legioen aangetroffen, terwijl er slechts een kleine eenheid, die in een klein gedeelte van het kamp gehuisvest zal zijn, gestationeerd was. Dit wijst er op dat deze eenheden zorg droegen voor het in stand Een door een Romeins soldaat in houden van de legerplaats zijn vrije tijd uitgesneden hoofd en daar waar nodig repavan tufsteen. Ca. 12 cm hoog. raties uitvoerden. In geval van nood kon de castra dan weer uit de mottenballen gehaald worden en operationeel gemaakt worden. De markthal
Dertig centimeter hoog fragment van een kalkstenen wij-altaar, gevonden in de Ubbergseveldweg ten oosten van het hoofdkwartier van de legioensvesting, met de tekst: [—] / frume[nt(arius)] / leg(ionis) xxx v(lpiae) [v(ictrices)] / v(otum) s(olvit) l(ibens) m(erito). Dit betekent [Aan de god ... heeft ... ] foeragier van het Overwinnende Ulpische Dertigste Legioen zijn gelofte ingelost, gaarne en met reden.
Buiten de poorten van de legerplaats woonden in de canabae legionis, het kampdorp, de familieleden van de soldaten, alsmede talrijke handelaren, ambachtslieden, kroegbazen en andere personen die zich dienstbaar maakten voor de hier gestationeerde soldaten. In haar grootste omvang besloeg het kampdorp een oppervlak van minstens 100 hectare. Binnen het kampdorp vallen vooral enkele grote en deels in steen opgetrokken gebouwen op, zoals het amfitheater in de Schildersbuurt, een magazijn of herberg (mansio) en een markthal (forum). Vooral dit laatste gebouw heeft een korte maar interessante geschiedenis ach-
Overzicht van de funderingen van de gebouwen van de stenen Flavische legerplaats in het Rooie Dorp. De locatie van de torens in de wal is met een T, het riool met een R en de gracht met G gemarkeerd. Ten oosten van de Broerweg zijn de contouren van de grote markthal zichtbaar.
Ub be rg se ve ld w eg
Iep stra at
rweg
T
Broe
T T
T
Wilg straa t
lein
R
T
Esd
oo
rnp
T
Berk
T
straa
t
Popu lierst raat
Berg
en D
Luchtfoto van de bebouwing tussen Broerweg en Eikstraat. In het plaveisel van verschillende straten zijn de contouren van de plattegrond van de markthal als grijze lijnen (hier oranje) zichtbaar.
Eikst raat
G
Plata anstr aat
Broerw eg
ter de rug. De bijzonder goed geconserveerde sporen van de uitgebroken funderingen van dit gebouw zijn door de opgravers van de ROB in de jaren 1973–1979 op het terrein van de ‘Inrichting voor Jongeren De Hunerberg’ tussen de Berg en Dalseweg en de Ubbergseveldweg ontdekt. Het gebouw lag ten zuiden van de weg die vanuit de oostelijke poort van de legerplaats van het Tiende Legioen, de porta principalis dextra, over het Kops Plateau naar de Hengstberg liep. Ondanks verschillende pogingen lukte het toentertijd niet de gehele plattegrond goed te recon-
G
R
alsew eg
0
50 m
strueren. Dit werd pas mogelijk na de opgravingen van de gemeente in de jaren 1997–1999 op het aangrenzende terrein van het Rooie Dorp. Ondanks recente graafactiviteiten waarbij veel Romeinse resten beschadigd zijn, konden toch nog talrijke funderingssporen van het westelijke deel van het gebouw onderzocht worden. Door de resultaten van beide opgravingscampagnes samen te voegen, kon de gehele plattegrond van de markthal onderzocht worden. Uit het archeologische onderzoek is gebleken dat de ruïne van dit gebouw in de (laat-)Romeinse tijd (4de eeuw) en/of de Middeleeuwen (vanaf de 13de eeuw) als steengroeve is benut. Tijdens de opgravingen zijn brokstukken verbrande kalksteen gevonden die erop duiden dat een deel van deze steensoort ter plaatse is gewonnen en gebrand om er on-
duidelijk dat we hier te maken hebgebluste kalk — een belangrijke ben met een typisch Romeinse congrondstof voor mortel — van te mastructie. Reeksen van naast elkaar ken. Andere bouwstenen, waarongelegen vertrekken zijn vanaf een der tufsteen, zijn afgevoerd om elbinnenplaats via een zuilengang ders te hergebruiken. Daardoor is er (porticus) aan de voorzijde toeganop de plaats van het forum weinig kelijk. De oostelijke vleugel was in bouwmateriaal gevonden. Slechts elk geval — vermoedelijk vanwege minieme resten van de fundering vochtproblemen — voorzien van van in mortel gevatte veldkeien zijn een op houten palen rustende hounog op hun oorspronkelijke plaats (in situ) aangetroffen. Daarnaast zijn Het vrijleggen van de natuurstenen funderingsresten ten vloer met een soort kruipruimte. In de andere drie vleugels tijdens de opgravingen enkele stuk- van de markthal. was dit blijkbaar niet nodig, want ken van zuiltrommels van kalksteen, daar ontbreken aanwijzingen voor een verhoogde vloer. rioleringsbuizen en dakpanfragmenten geborgen. Er is weinig informatie over de interne opdeling van de Het gebouw is opgericht in dezelfde periode dat de levier vleugels van de markthal teruggevonden De afzongerplaats van het Tiende Legioen in steen werd gebouwd. derlijke vertrekken zijn niet nader te bepalen, omdat de Het gebruik van veldkeien in de fundering van zowel het scheidingswanden tussen de vertrekken lichter gefundeerd forum als het hoofdkwartier van de castra, de principia, zullen zijn geweest dan de buitensuggereert dat beide min of meer gemuren en daarvan geen sporen belijktijdig, omstreeks het jaar 100 zijn waard zijn gebleven. gebouwd. Andere gebouwen in de De omvang en de locatie van het castra hebben daarentegen veelal een forum suggereren dat het minstens stenen fundering van zogeheten een belangrijke functie heeft verGrauwacke, afkomstig uit het Rheivuld voor de bewoners van de casnische Schiefergebirge. tra en de canabae legionis. Gezien De uitbraaksporen van de fundehet monumentale karakter is het ring maken het mogelijk de afmebovendien waarschijnlijk dat het getingen van de rechthoekige marktbouw ook voor de inwoners van de hal te bepalen. Met een oppervlak Fundering voor een levensgroot beeld. stad in het westen van Nijmegen van 166 x 137 meter is dit het groot(Ulpia Noviomagus), en zelfs voor alle inwoners van het ste gebouw dat wij op dit moment uit de Romeinse tijd in Bataafse stamgebied, als centrale marktplaats functioNederland kennen. Het forum is een bekend gebouw, dat neerde. De vleugels rond de binnenhof boden kooplieden in het Romeinse Rijk meestal in een stedelijke omgeving dagelijks de gelegenheid om hun waar aan het winkelende wordt aangetroffen. Plattegronden van vergelijkbare gepubliek aan te bieden. Op het binnenterrein werden weekbouwen nabij een grote legerplaats kennen we ondermeer en/of maandmarkten gehouden. Omdat de zandige onuit Bad Deutsch-Altenburg (Carnuntum) in Oostenrijk en dergrond ongeschikt was voor de markt, was het binnenuit Windisch (Vindonissa) in Zwitserland. terrein voorzien van een ruim 1 hectare grote houten vloer. De ingang moet, hoewel we daar geen directe archeoloDeze was gefundeerd op meer dan gische informatie over hebben, in de 50.000 in de grond geramde paalnoordvleugel gesitueerd worden en tjes. Op twee locaties op de binnenwas vanzelfsprekend op de weg geplaats zijn uit dakpanfragmenten richt. De plaats van de ingang kan opgebouwde funderingen aangeworden afgeleid uit de interne structroffen. Vermoed wordt dat hierop tuur van het gebouw. De karaktelevensgrote, bronzen beelden hebristieke en centrale binnenplaats ben gestaan. Hiervan zijn ter plekke werd aan alle zijden door bouwgeen resten gevonden, maar van vleugels omgeven, hetgeen werd andere plaatsen in Nijmegen en vastgesteld door de aanwezigheid omgeving kennen we enkele tienvan drie parallelle funderingstallen fragmenten. Ook de grote hal greppels. Deze maken ons direct (basilica) aan de achterzijde van het complex vervulde een belangrijke Funderingsresten van de markthal tekeeconomische functie. Hier verkochnen zich als een donkere baan af in de ten groothandelaren hun waar. opgravingsput bij het Wilgplein. Op de Omstreeks het jaar 100 kreeg de achtergrond zien we de nu verdwenen bekort na de opstand van de Bataven bouwing aan de Berkstraat.
De oostelijke vleugel van het forum (van zuid naar noord). De donker gekleurde sporen zijn de uitbraaksleuven van de funderingen van het gebouw. Daartussen aan de rechterzijde de rijen met paalgaten (door stokjes gemarkeerd). De foto is gemaakt tijdens de opgravingen in september 1974. 0
gestichte hoofdplaats van de Bataven van keizer Marcus Ulpius Trajanus de naam Ulpia Noviomagus, de ‘Ulpische Nieuwmarkt (in het land van de Bataven)’. Vermoedelijk verleende de keizer gelijktijdig stadsrechten en de daaraan verbonden marktrechten aan de stad in het Waterkwartier. De naam Nieuwmarkt wijst op het bestaan van een Oude Markt in Nijmegen. Er zijn geen directe aanwijzingen voor, maar het lijkt aannemelijk dat het forum in het Rooie Dorp die ‘Oude Markt’ is geweest. Daarmee ligt de basis voor de huidige stadsnaam Nijmegen in het Rooie Dorp. Kort nadat men met de bouw van de markthal was begonnen, vertrok het Tiende Legioen uit Nijmegen. Het is dan ook maar de vraag of het forum ooit in zijn volle glorie overeind heeft gestaan, want er zijn geen aanwijzingen dat het terrein in de 2de eeuw nog in gebruik is geweest. Bovendien ontbreken vondsten op het terrein die verband zouden kunnen houden met de functie van het gebouw. Waarschijnlijk hebben de Bataven na het vertrek van het Tiende Legioen en de herstructurering van de Romeinse stad rond het jaar 100, gebruik gemaakt van een nieuw forum in Ulpia Noviomagus. Daarvan zijn door het beperkte archeologische onderzoek nog geen sporen gevonden, maar het gebrek aan vondstmateriaal uit de 2de eeuw bij het marktgebouw én de grote afstand naar de stad (ongeveer 3 kilometer) maken aannemelijk dat er in ieder geval een verplaatsing van de marktfunctie heeft plaats gevonden. Het amfitheater in de Schildersbuurt (kruising Rembrandtstraat/Mesdagstraat) is daarentegen nog wel tot in de 3de eeuw gebruikt. Dit zou er op kunnen duiden dat de Romeinse stad geen eigen amfitheater heeft gehad. In 2005 viert Nijmegen haar 2000-jarige bestaan en is daarmee de oudste stad van Nederland. In dat kader zal tijdens een tentoonstelling in Museum Het Valkhof een grote tentoonstelling over het Romeinse verleden van de stad gepresenteerd worden. Daar zal voor het eerst ook een wetenschappelijk verantwoorde, driedimensionale reconstructie van de markthal aan een groter publiek getoond kunnen worden.
10
25 m
Plattegrond van de markthal. In de groene rechthoek zijn de sporen van 50.000 in de grond geramde paaltjes aangetroffen. De stippen geven de plaatsen aan waar de grote bronzen standbeelden hebben gestaan. Rose geeft moderne verstoringen weer, grijs is niet opgegraven.
Om verder te lezen: Harry van Enckevort, Jan Kees Haalebos & Jan Thijssen 2000: Nijmegen. Legerplaats en stad in het achterland van de Romeinse limes, Abcoude/Nijmegen (Archeologische Berichten Nijmegen 3). Jan Kees Haalebos, 1995: Castra und Canabae. Ausgrabungen auf dem Hunerberg in Nijmegen 1987–1994, Nijmegen (Libelli Noviomagenses 3). Jan Kees Haalebos, 1998: Centuriae onder Centuriae Hof. Opgravingen achter het hoofdgebouw van het voormalige Canisiuscollege te Nijmegen 1995–1997, Nijmegen (Libelli Noviomagenses 5). Rob Wolf, 1997: Venster op ’t Rooie Dorp, Woningbouwvereniging De Gezonde Woning, Nijmegen. Rob Wolf, 2003: Winkels en rode daken. Negentien eeuwen bebouwing in het Rode Dorp, Nijmeegs Katern 17, nr. 5, 73–77 Colofon Uitgave:
Directie Grondgebied, Afd. Stadsontwikkeling, Bureau Archeologie. Postbus 9105, 6500 HG NIJMEGEN Tel. 024 - 329 21 24 024 - 329 30 79 Tekst: Harry van Enckevort, Jan Thijssen Foto’s: Gemeente Nijmegen, Tilmann Berchert, Peter van den Broeke, Rob Mols, veldmedewerkers Bureau Archeologie Tekeningen: Huub Beckers, Rob Mols, André Simons Vormgeving: Rob Mols