Uitwerken van een richtlijn voor het omgaan met geweld in de psychiatrie Eindrapport Ecole de Santé publique Université de Liège 15 november 2007
Lardennois, M., Duquesne, P., Gillain, N., Vanbelle, S., Leduc, D., Bardiau, F. (2007). Uitwerken van een richtlijn voor het omgaan met geweld in de psychiatrie. Brussel: FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.
ii
Samenvatting De algemene doelstelling van de studie was het uitwerken van een richtlijn voor het omgaan met geweld in de psychiatrie met het oog op het bevorderen van de kwaliteit van de verpleegkundige activiteit.
Deze poster werd voorgesteld tijdens het ‘5th European Congress on Violence in Clinical Psychiatry’ dat van 25 tot 27 oktober 2007 plaatsvond in Amsterdam. iii
Dankbetuiging Wij wensen de volgende personen te danken voor hun heldere visie en hun expertise: Dhr. B. Folens (FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu) Begeleidingscomité Dhr. J. Blontrock Dhr. A. Brogneaux Dhr. F. Bruyneel Prof. P. Cosyns Prof. T. Defloor Dhr. R. De Sagher Dhr. C. Florin Dhr. P. Gerits Dhr. D. Hasard Dhr. W. Hermans Mevr. S. Leruth Dhr. J. Libbrecht Dhr. D. Lorge Mevr. M. Mondelaers Dhr. C. Nys Prof. P. Papart Prof. T. Pham Dr. G. Pieters Zr. Stefana Dhr. J. Vandecasteele Dhr. E. Van Tilburg Mevr. K. Vandenbergh Dhr. M. Vandervelden Dhr. K. Vaneerdewegh Mevr. C. Wégria Wij wensen eveneens onze erkentelijkheid te betuigen aan de talrijke ziekenhuizen en hoofdverpleegkundigen van psychiatrische afdelingen die aan de enquête hebben deelgenomen.
iv
Lijst van afkortingen NHS-NICE
‘National Health Service’ (NHS) ‘National Institute for Clinical Excellence’ (NICE)
RCN
‘Royal College of Nursing’
RCP
‘Royal College of Psychiatrist’
COCHRANE UK
Britse tak van de Amerikaanse Cochrane Foundation
A1 VERPLEEGKUNDIGE
gegradueerde verpleegkundige of bachelor in de verpleegkunde
54 BIS
persoon die conform met art. 54bis van het KB nr. 78 bevoegd is om de verpleegkunde uit te oefenen
A-BED
bed in een dienst neuro-psychiatrie voor observatie en behandeling
K-BED
bed in een dienst neuro-psychiatrie voor kinderen
T-BED
bed in een dienst neuro-psychiatrie voor behandeling
S6-BED
bed in een Sp-dienst voor psychogeriatrische aandoeningen
v
Lijst van tabellen Tabel D.1 Kenmerken van de 103 ziekenhuizen (frequentie en percentage) in het algemeen en in functie van de specialisatie van het ziekenhuis
18
Tabel D.2 Kenmerken van de 447 afdelingen (frequentie en percentage) in het algemeen en in functie van de specialisatie van het ziekenhuis
19
Tabel D.3 Combinaties van de meest frequent voorkomende zorgverlening in algemene en psychiatrische ziekenhuizen
19
Tabel D.4 Kenmerken van de 447 afdelingen (frequentie en percentage) in functie van het gewest
20
Tabel D.5 Samenstelling van de equipes (gemiddeld ± standaardafwijking) van de verpleegafdelingen, in het algemeen en in functie
21
van de specialisatie van het ziekenhuis
21
Tabel D.6 Aantal voltijdse equivalenten en gemiddelde ervaring per medewerker (gemiddelde ± standaardafwijking), in het algemeen en in functie van de specialisatie van het ziekenhuis 22 Tabel D.7 Samenstelling van de equipes (gemiddelde ± standaardafwijking) van de verpleegafdelingen in functie van het gewest
23
Tabel D.8 Kenmerken van de bedden in de 447 afdelingen (frequentie en percentage) in het algemeen en in functie van de specialisatie van het ziekenhuis 24 Tabel D.9 Combinaties van de meest frequente zorgverlening in de algemene en psychiatrische ziekenhuizen
24
Tabel D.10 Kenmerken van de bedden in de 447 afdelingen (frequentie en percentage) in functie van het gewest
25
Tabel D.11 Aanwezige pathologieën binnen de verschillende diensten: in het algemeen en in functie van de specialisatie van de ziekenhuizen
26
Tabel C1.1 Toepassing van de elementen van criterium 1 voor meer dan 50 % van de patiënten
27
Tabel C1.2 Toepassingsgraad van criterium 1 in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen
28
Tabel C1.3 Toepassingsgraad van criterium 1 in functie van de pathologieën van de patiënten
29
Tabel C1.4 Evaluatie van het risico op geweld/agressiviteit door de patiënt in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen 30 Tabel C1.5 Beoordeling van het risico op geweld/agressiviteit door de patiënt in functie van de karakteristieken van de afdelingen
31
Tabel C1.6 Momenten tijdens het ziekenhuisverblijf wanneer het risico op geweld/agressiviteit wordt beoordeeld (in de 321 afdelingen die het risico evalueren) 32 Tabel C1.7 Evaluatie via een gestructureerd interview met patiënten in de 321 afdelingen die het risico op geweld/agressiviteit beoordelen, in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen 32 Tabel C1.8 Evaluatie via een gestructureerd interview met patiënten in functie van de karakteristieken van de afdelingen (in de 321 afdelingen die het risico op geweld/agressiviteit evalueren)
33
Tabel C1.9 Evaluatie via een gestructureerd interview met de verwanten van patiënten in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen (in de 321 afdelingen die het risico op geweld/agressiviteit beoordelen)
34
Tabel C1.10 Evaluatie via een gestructureerd interview met de verwanten van patiënten in functie van de karakteristieken van de afdelingen (in de 321 afdelingen die het risico op geweld/agressiviteit evalueren)
34
Tabel C1.11 Inhoud van de gestructureerde interviews met patiënten en/of verwanten van patiënten (voor de 88 afdelingen die een gestructureerd interview met de patiënt en/of verwanten van de patiënt afnemen)
35
Tabel C1.12 Meetschalen die door de afdelingen worden gebruikt om het risico op geweld/agressiviteit van patiënten in te schatten, (voor de 36 afdelingen die minstens één schaal gebruiken) 35 Tabel C1.13 Klinisch oordeel bij de beoordeling in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen (in de 321 afdelingen die het risico evalueren) 36 Tabel C1.14 Klinisch oordeel dat de evaluatie van het risico op geweld/agressiviteit beïnvloedt in functie van de karakteristieken van de afdelingen (voor de 321 afdelingen die het risico evalueren) 36 Tabel C1.15 Haalbaarheid van criterium 1 in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen
37
Tabel C1.16 Haalbaarheid van criterium 1 in functie van de pathologieën van de patiënten
38
Tabel C1.17 Haalbaarheid van de aanbevelingen van criterium 1 (in de 447 afdelingen die aan de studie deelnemen)
39
Tabel C1.18 Haalbaarheid van het inschatten van het risico op geweld/agressiviteit bij meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen (in de 447 afdelingen) 39
vi
Tabel C1.19 Haalbaarheid van de evaluatie van het risico op geweld/agressiviteit voor meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de afdelingen (in de 447 afdelingen) 40 Tabel C1.20 Haalbaarheid van een gestructureerd interview met de patiënt voor meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen (voor de 447 afdelingen)
41
Tabel C1.21 Haalbaarheid van een gestructureerd interview met de patiënt voor meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de afdelingen (in de 447 afdelingen)
42
Tabel C1.22 Haalbaarheid van een gestructureerd interview met de verwanten van de patiënt voor meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen (in de 447 afdelingen) 43 Tabel C1.23 Haalbaarheid van een gestructureerd interview met de verwanten van de patiënt voor meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de afdelingen (in de 447 afdelingen) 44 Tabel C1.24 Haalbaarheid van het gebruik van een schaal voor meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen (in de 447 afdelingen) 45 Tabel C1.25 Haalbaarheid van het gebruik van een schaal voor meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de afdelingen (in de 447 afdelingen) 46 Tabel C1.26 Haalbaarheid van de invloed van het klinisch oordeel voor meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen (in de 447 afdelingen) 46 Tabel C1.27 Haalbaarheid van het gebruik van het klinisch oordeel voor meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de afdelingen (in de 447 afdelingen) 47 Tabel C1.28 Haalbaarheid van het opstellen van het klinisch oordeel in multidisciplinaire equipes in functievan de karakteristieken van de ziekenhuizen (in de 447 afdelingen) 48 Tabel C1.29 Haalbaarheid van het opstellen van het klinisch oordeel in multidisciplinaire equipes in functie van de karakteristieken van de afdelingen (in de 447 afdelingen) 48 Tabel C1.30 Beperkingen voor de toepassing van criterium 1 (in de 447 afdelingen)
50
Tabel C2.1 Toepassing van de onderdelen van criterium 2
50
Tabel C2.2 Toepassingsgraad van criterium 2 in functie van de karakteristieken van het ziekenhuis en de afdelingen
51
Tabel C2 3 Toepassingsgraad van criterium 2 in functie van de pathologieën van de patiënten
52
Tabel C2.4 Kennis van de opleiding van de verpleegequipe op vlak van geweldbeheersing
53
Tabel C2.5 Opleidingsonderdelen die werden gevolgd door de leden van de verpleegequipe inzake het omgaan met geweld
53
Tabel C2.6 Haalbaarheidsgraad van criterium 2 in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen
54
Tabel C2.7 Haalbaarheidsgraad van criterium 2 in functie van de pathologieën van de patiënten
55
Tabel C2.8 Belemmeringen die de toepassing van criterium 2 verhinderen (in de 447 afdelingen)
56
Tabel C3.1 Toepassing van de aanbevelingen van criterium 3
57
Tabel C3.2 Toepassing van criterium 3 in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen
58
Tabel C3.3 Toepassing van criterium 3 in functie van de pathologieën van de patiënten
59
Tabel C3.4 Aanstellen van een bevoorrechte gesprekspartner om de patiënten te informeren (in de 447 verpleegafdelingen)
60
Tabel C3.5 Aanstellen van een bevoorrechte gesprekspartner om de patiënten te informeren (in de 447 verpleegafdelingen)
60
Tabel C3.6 Informatie die aan de patiënt werd doorgegeven om de communicatie met de referent te bevorderen (in de 299 afdelingen die een referent aanstellen) 61 Tabel C3.7 Informatie die bij de opname aan de patiënt werd doorgegeven (in de 477 verpleegafdelingen)
61
Tabel C3.8 Onderwerpen die aan bod kwamen in de briefwisseling die de patiënt kreeg (in de 447 afdelingen)
62
Tabel C3.9 Informatie die in het patiëntendossier wordt bewaard (in de 447 afdelingen)
62
Tabel C3.10 Haalbaarheid van de aanbevelingen van criterium 3
63
Tabel C3.11 Uitvoerbaarheid van criterium 3 in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en afdelingen
64
Tabel C3.12 Uitvoerbaarheid van criterium 3 in functie van de pathologieën van de patiënten
65
Tabel C3.13 Haalbaarheid van het aanstellen van een bevoorrechte gesprekspartner die tot taak heeft om meer dan 50 % van de patiënten te informeren in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen
66
Tabel C3.14 Haalbaarheid van het meedelen van de redenen van opname voor meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen
67
vii
Tabel C3.15 Haalbaarheid van het communiceren met de onder dwang opgenomen patiënt over de middelen die tijdens zijn verblijf in het ziekenhuis worden gebruikt om hem te verhinderen weg te gaan voor meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen 69 Tabel C3.16 Haalbaarheid van het verstrekken van informatie aan de onder dwang opgenomen patiënt over zijn verhaalrecht voor meer dan 50 % van de patiënten op basis van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen 71 Tabel C3.17 Haalbaarheid van het informeren van meer dan 50 % van de opgenomen patiënten over hun rechten in verband met de toegediende behandeling in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen
73
Tabel C3.18 Haalbaarheid van het informeren van 50 % van de patiënten over de te volgen procedures bij het indienen van een klacht in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen 74 Tabel C3.19 Haalbaarheid van het informeren van meer dan 50 % van de patiënten over de toegang tot de ombudsman van het ziekenhuis
75
Tabel C3.20 Haalbaarheid om de patiënt te informeren over de voorziene maatregelen wanneer hij zich gewelddadig/agressief opstelt voor meer dan 50 % van de patiënten 76 Tabel C3.21 Belemmeringen die de toepassing van criterium 3 verhinderen (in de 447 afdelingen)
77
Tabel C4.1 Toepassing van de aanbevelingen van criterium 4 voor meer dan 50 % van de patiënten
78
Tabel C4.2 Haalbaarheid van criterium 4 in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen
79
Tabel C4.3 Haalbaarheid van criterium 4 in functie van de pathologieën van de patiënten
80
Tabel C4.4 Mogelijkheid van de patiënt om zijn voorkeur voor een bepaald soort interventie uit te drukken als hij gewelddadig/agressief wordt 81 Tabel C4.5 De voorkeur van de patiënt met betrekking tot de gewenste en niet gewenste interventies bij gewelddadig/agressief gedrag worden in het patiëntendossier genoteerd 82 Tabel C4.6 Organisatie van een gesprek met de patiënt teneinde er de oorzaken van zijn gewelddadig/agressief gedrag uit af te leiden (in de 447 afdelingen) 83 Tabel C4.7 Geheimhouding is verzekerd bij de toediening van geneesmiddelen voor minstens 50 % van de patiënten
85
Tabel C4.8 De voorschrijvende arts besteedt tijd aan het beantwoorden van de vragen over de toegediende geneesmiddelen van meer dan 50 % van de patiënten 86 Tabel C4.9 Haalbaarheid van de verschillende aanbevelingen van criterium 4 voor meer dan 50 % van de patiënten
87
Tabel C4.10 Haalbaarheid van criterium 4 in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen
88
Tabel C4.11 Haalbaarheid van criterium 4 in functie van de pathologieën van de patiënten
89
Tabel C4.12 Haalbaarheid om voor meer dan 50 % van de patiënten te luisteren naar de voorkeuren betreffende het soort interventie
90
Tabel C4.13 Haalbaarheid van het noteren van de (on)gewenste interventies in het patiëntendossier voor minstens 50 % van de patiënten 91 Tabel C4.14 Organiseren van een gesprek met de patiënt die gewelddadig/agressief gedrag heeft vertoond
92
Tabel C4.15 Haalbaarheid van het noteren in het patiëntendossier van de resultaten bekomen bij het gesprek met de patiënt die gewelddadig/agressief gedrag heeft vertoond
93
Tabel C4.16 Haalbaarheid van het verzekeren van geheimhouding bij het toedienen van geneesmiddelen
94
Tabel C4.17 Haalbaarheid om de voorschrijvende arts tijd te doen uittrekken om de vragen van de patiënt in verband met de toegediende geneesmiddelen te beantwoorden 95 Tabel C4.18 Belemmeringen voor het toepassen van criterium 4 (in de 447 afdelingen)
96
Tabel C5.1 Toedienen van kalmerende middelen bij meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen
98
Tabel C5.2 Toedienen van kalmerende middelen bij meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen
99
Tabel C5.3 van een procedure voor de registratie van de toediening van kalmerende middelen in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen 100 Tabel C5.4 Inhoud van de procedure voor de registratie van de toediening van kalmerende middelen
101
Tabel C5.5 Afzonderen in een gesloten kamer in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen
102
Tabel C5.6 Afzonderen in een gesloten kamer in functie van de pathologieën van de patiënten
103
viii
Tabel C5.7 Het bestaan van een registratieprocedure bij afzondering in een gesloten kamer in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen 104 Tabel C5.8 Inhoud van de registratieprocedure voor het afzonderen in een gesloten kamer (in de afdelingen die afzondering toepassen en die over een registratieprocedure beschikken) 105 Tabel C5.9 Aanweding van fysiek overwicht in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen
106
Tabel C5.10 Aanwending van fysiek overwicht in functie van de pathologieën van de patiënten
107
Tabel C5.11 Aanwezigheid van een registratieprocedure voor fysiek overwicht (in afdelingen die tot fysiek overwicht overgaan)
108
Tabel C5.12 Inhoud van de registratieprocedure voor fysiek overwicht in de afdelingen die over een procedure beschikken
109
Tabel C5.13 Haalbaarheid van de registratieprocedure voor toediening van kalmerende middelen in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen 110 Tabel C5.14 Haalbaarheid van het gebruik van een registratieprocedure voor het afzonderen in een gesloten kamer in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen 111 Tabel C5.15 Registratieprocedure voor fysiek overwicht (haalbaarheid) in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen
112
Tabel C5.16 Belemmeringen voor de toepassing van criterium 5
113
ix
Lijst van afbeeldingen Afbeelding 1 Procedure tot verzameling van de gegevens door middel van een webapplicatie in een centrale en beveiligde databank
14
Afbeelding 2 Voortgang van het invullen van de vragenlijsten
17
x
INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING.............................................................................................................................................1
2.
LITERATUURONDERZOEK ................................................................................................................3 2.1. ONDERZOEKSSTRATEGIE ......................................................................................................................................... 3 2.2. SYNTHESE VAN HET BIBLIOGRAFISCH ONDERZOEK ..................................................................................................... 3 2.2.1. Incidentie van agressie .................................................................................................................................... 3 2.2.2. Registratie van agressie................................................................................................................................... 4 2.2.3. Procedures voor omgaan met geweld ............................................................................................................. 4 2.2.4. Beoordeling van het risico................................................................................................................................ 5 • • • •
2.2.5.
3.
Patiëntgebonden factoren .................................................................................................................................................... 5 Factoren verbonden met de medische equipe..................................................................................................................... 5 Factoren verbonden met de verpleegafdeling ..................................................................................................................... 6 Factoren met betrekking tot de relatie tussen de medische equipe en de patiënt .............................................................. 6
Gedrag en mening tegenover het risico op geweld.......................................................................................... 6
KEUZE VAN DE WERKWIJZE ............................................................................................................7 3.1. KEUZE VAN HET BEGELEIDINGSCOMITÉ...................................................................................................................... 7 3.2. DE AANBEVELINGEN VAN DE NHS-NICE ................................................................................................................... 7 3.2.1. Selectie van de aanbevelingen van de NHS-NICE .......................................................................................... 7 3.2.2. Presentatie van de aanbevelingen van de NHS-NICE..................................................................................... 8
4.
ANALYSEMODEL ..............................................................................................................................10 4.1. 4.2. 4.3.
5.
ONDERZOEKSVRAGEN............................................................................................................................................ 10 WERKHYPOTHESE ................................................................................................................................................. 10 AFHANKELIJKE VARIABELE EN VERKLARENDE VARIABELE .......................................................................................... 10
MATERIAAL EN METHODEN ...........................................................................................................11 5.1. 5.2. 5.2.1. 5.3. 5.3.1. 5.3.2. 5.4. 5.4.1. • • • • •
OMSCHRIJVING VAN GEWELD EN AGRESSIVITEIT ...................................................................................................... 11 POPULATIE VAN DE STUDIE ..................................................................................................................................... 11 Criteria voor deelname................................................................................................................................... 11 UITWERKING VAN DE VRAGENLIJST.......................................................................................................................... 12 Organisatie en opmaak van de vragenlijst ..................................................................................................... 12 Beoordeling van de kwaliteit van de vragenlijst ............................................................................................. 12 CONCEPT VAN DE WEBAPPLICATIE – CODERING VAN DE VRAGENLIJSTEN................................................................... 13 Belang van een webapplicatie ....................................................................................................................... 13 Onbeperkte toegankelijkheid.............................................................................................................................................. 13 Geen plaatselijke infrastructuur of beheer ......................................................................................................................... 13 Veiligheid en geheimhouding ............................................................................................................................................. 13 Geharmoniseerd en centraal systeem ............................................................................................................................... 13 Lage gebruikskost .............................................................................................................................................................. 13
5.4.2. Gebruikte softwarepakketten ......................................................................................................................... 14 5.4.3. Structuur van de webapplicatie ...................................................................................................................... 14 5.4.4. Beveiliging...................................................................................................................................................... 14 5.4.5. Bijzonderheden van de webapplicatie............................................................................................................ 15 5.4.6. On-line plaatsen van de applicatie................................................................................................................. 15 5.5. OPVOLGINGSPROCEDURE VAN DE CODERING .......................................................................................................... 15 5.5.1. Herinneringprocedure .................................................................................................................................... 15 5.5.2. Helpdesk ........................................................................................................................................................ 15
xi
5.6. STATISTISCHE ANALYSE ......................................................................................................................................... 16 5.6.1. Samenstelling van het staal ........................................................................................................................... 16 5.6.2. Statistische methodes .................................................................................................................................... 16
6.
RESULTATEN.....................................................................................................................................17 6.1. DEELNEMINGSGRAAD ............................................................................................................................................. 17 6.2. EVOLUTIE VAN DE CODERING .................................................................................................................................. 17 6.3. RESULTATEN ......................................................................................................................................................... 18 6.3.1. Demografische gegevens .............................................................................................................................. 18 6.3.2. Criterium 1...................................................................................................................................................... 27 6.3.3. Criterium 2...................................................................................................................................................... 50 6.3.4. Criterium 3...................................................................................................................................................... 57 6.3.5. Criterium 4...................................................................................................................................................... 78 6.3.6. Criterium 5...................................................................................................................................................... 97 6.3.7. Bespreking ................................................................................................................................................... 114
7.
AANBEVELINGEN ...........................................................................................................................117
8.
BESLUITEN ......................................................................................................................................121
9.
LITERATUURLIJST..........................................................................................................................123
xii
1. Inleiding Geweld en agressiviteit zijn alomtegenwoordig in de samenleving. Ook het ziekenhuismilieu ontsnapt niet aan dit verschijnsel. De nieuwe middelen die minister R. Demotte ter beschikking stelde om de veiligheid in de instellingen te verbeteren, zijn er het bewijs van. De ministerraad en het begrotingsconclaaf van de federale regering op 16, 17 en 18 maart 2007 hebben een ontwerp voor Koninklijk Besluit goedgekeurd dat voorziet in de integrale financiering van 1000 nieuwe banen in de gezondheidssector. Het betreft de aanwerving van meer dan 500 veiligheidsstewards in de ziekenhuizen (Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 82 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact en tot vaststelling van de globale projecten in de sectoren die onder de bevoegdheid van de federale overheid vallen). Dit onderzoeksproject past in het kader van artikel 17quater van de wet op de ziekenhuizen die voorziet dat de verpleegkundige activiteit het voorwerp moet uitmaken van een kwalitatieve toetsing en dat een interne registratie moet worden verricht. Interpersoonlijk geweld wordt omschreven als de bedreiging of het gebruik van fysieke kracht tussen een individu of een groep met waarschijnlijk verwondingen of de dood tot gevolg (Mercy JA et al., 1993). Nochtans zijn verbale bedreigingen een vorm van geweld die op zich grote trauma’s bij het verzorgend personeel kunnen veroorzaken (Flannery RB et al., 1995). Agressiviteit binnen de psychiatrie is een veelvoorkomend verschijnsel. Een studie die in een gesloten psychiatrische afdeling met 20 bedden werd uitgevoerd, meldt een incident per dag (Nijman et al., 1997). De auteurs preciseren dat 11 % van deze incidenten fysieke gevolgen heeft voor de patiënten of het personeel. In een andere studie uit 1999 vermelden dezelfde auteurs 4.8 incidenten per bed en per jaar in twee Belgische gesloten psychiatrische afdelingen (Nijman et al., 1999). Agressiviteit stelt ernstige problemen op het gebied van het welzijn en de veiligheid van patiënten en verzorgend personeel en heeft ook aanzienlijke financiële gevolgen. Daarom wordt preventie van geweld een prioriteit binnen de psychiatrie. De problematiek van het omgaan met geweld kan worden vergeleken met het omgaan met pijn in de jaren negentig. Beide werden of worden onderschat, ondergewaardeerd, onderbehandeld en weinig in beschouwing genomen. Ze blijven een taboe-onderwerp dat angst aanjaagt. Daarom wordt, om verbeteringen in het omgaan met geweld te evalueren en te bewerkstelligen, een methodologie voorgesteld die gelijkaardig is aan degene die voor pijn werd gebruikt (Bardiau et al., 1999, 2003). De algemene doelstelling die wordt nagestreefd, is het verminderen van de frequentie van gevallen van agressie en het verminderen van de gemiddelde ernst van deze incidenten. De studie stelt een methodologie voor die de kwaliteit van de institutionele geweldbeheersing voortdurend verbetert en houdt daarbij, in een multidisciplinair kader, rekening met de verpleegkundige activiteit en de behoeften van de patiënten inzake verpleegkundige zorgen. Daarom was de bedoeling van het werk om in het kader van de kwaliteitsbevordering van de zorgverlening een richtlijn voor het omgaan met geweld in de psychiatrie uit te werken. De literatuur werd bestudeerd inzake methodiek en middelen die in de psychiatrie worden gebruikt voor het omgaan met geweld,. Beide zaken werden samengevat en kritisch beoordeeld. De expertengroep heeft voorgesteld om overeenstemming te zoeken over de definitie van geweld. Verschillende auteurs gebruiken namelijk verschillende gedeeltelijke definities. Bovendien wordt de term – net zoals ‘agressiviteit’ - naargelang de cultuur en het professionele milieu heel verschillend gebruikt.
1/ 125
Er werd voorgesteld om een Delphi ronde met de leden van het comité te beleggen om geweld te omschrijven. Het was de bedoeling om deze omschrijving als vereiste voorkennis voor de studie aan de ziekenhuizen voor te stellen. Men vertrok vanuit de hypothese dat het toepassen van een programma voor de voortdurende verbetering van het omgaan met geweld in de psychiatrie de kwaliteit van de zorgverlening aan de patiënt kan verbeteren, met name door het verspreiden van aanbevelingen terzake en door het opzetten van een institutionele structuur. Wegens de beperkte tijd en de financiële beperkingen was er niettemin een hoofdvraag die het onderzoek heeft bepaald: “In hoeverre worden internationele aanbevelingen toegepast en wat is hun haalbaarheid in de psychiatrische verpleegafdelingen in België? De enquête werd onder de vorm van een vragenlijst naar alle Belgische ziekenhuizen verzonden die over psychiatrische bedden beschikken, teneinde een inventaris van de gehanteerde procedures op te maken, vast te stellen welke middelen worden toegepast en de knelpunten te identificeren die het toepassen van internationale aanbevelingen in België verhinderen.
2/ 125
2. Literatuuronderzoek 2.1. Onderzoeksstrategie Er werd een literatuuroverzicht gemaakt om de problematiek inzake geweld in verpleegafdelingen in kaart te brengen en om de procedures te identificeren die men daarvoor in binnen- en buitenland gebruikt. Het literatuuronderzoek volgde vijf denkpistes: 1. Welke zijn de moeilijkheden en welke middelen worden er ingezet als antwoord op het geweld in de ziekenhuizen en op de psychiatrische diensten? •
Hoe vaak komen gevallen van agressie voor?
•
Wordt het risico op geweld beoordeeld?
2. Worden verbale en fysieke geweldplegingen geregistreerd? 3. Welke procedures worden er gebruikt om met geweld om te gaan? 4. Welke meetinstrumenten bestaan er om geweld te beoordelen? 5. Wat is de houding en de mening van het verzorgend personeel en de patiënten ten opzichte van geweld in de psychiatrische sector?
2.2. Synthese van het bibliografisch onderzoek 2.2.1. Incidentie van agressie Verscheidene auteurs benadrukken de hoge frequentie van gewelddaden in het ziekenhuismilieu (Benveniste, 2005; Lam, 2002; Owen, 1998; Ryan, 2004). Gewelddaden komen voornamelijk voor op de spoedgevallendienst en in de psychiatrische verpleegafdelingen (Benveniste, 2005). In België hield de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu in 2004 een enquête over geweld in het ziekenhuismilieu. Van de 112 ziekenhuizen die op de vragenlijst antwoordden, melden de auteurs gemiddeld 17.23 gevallen van verbale agressie per 100 erkende bedden, de spoedgevallendienst werd niet bij het ziekenhuis gerekend. Als men de waarneming van verbale agressie tot de spoedgevallendienst beperkt, bekomt men een gemiddeld aantal van 6.5 per 100 erkende bedden (FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu, 2005). Het gemiddeld aantal fysieke gewelddaden bedraagt 5.85 per 100 erkende bedden als men de spoeddienst niet tot het ziekenhuis rekent. Op de spoeddienst waren er gemiddeld 1.46 gevallen van fysieke agressie per 100 erkende bedden (FOD – Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu, 2005).
3/ 125
2.2.2. Registratie van agressie Volgens Forster (2005) en Kennedy (2005) wordt de registratie van gewelddaden sterk ondergeëvalueerd. Er worden diverse oorzaken aangehaald om dit fenomeen te verklaren (Kennedy, 2005) : •
de registratieformulieren zijn te ingewikkeld om in te vullen;
•
registratie-instructies en -procedures zijn niet helder genoeg opgesteld;
•
een systeem voor gegevensregistratie dat geen geheimhouding waarborgt;
•
risico op stigmatisering van medisch personeel dat slachtoffer werd van een gewelddaad.
De enquête over geweld in het ziekenhuismilieu onthult dat voor de meeste gewelddaden in België geen proces-verbaal wordt opgemaakt. Naar aanleiding van verbale agressie worden gemiddeld 0.18 proces-verbalen opgesteld voor 100 erkende bedden als de spoeddienst niet wordt meegerekend. Op de spoeddienst bedraagt het gemiddeld aantal proces-verbalen 0.44 voor 100 erkende bedden (FOD – Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu, 2005). Ook naar aanleiding van fysieke agressie worden weinig proces-verbalen opgesteld. In de studie verklaren 29 ziekenhuizen dat ze in 2004 minder dan tien proces-verbalen opstelden voor fysieke gewelddaden. 12 sites melden zelfs minder dan tien proces-verbalen naar aanleiding van een fysieke gewelddaad op de spoeddienst (FOD – Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu, 2005).
2.2.3. Procedures voor omgaan met geweld Talrijke auteurs benadrukken hoe belangrijk het is om programma’s voor geweldpreventie en beheersing te organiseren (Benveniste, 2005; Forster, 2005; Godfroid, 2001; Kennedy, 2005; Owen, 1998; Nijman, 1999; Raymond, 1998). Een dergelijk programma moet volgende onderdelen omvatten: •
de beveiliging van de omgeving (Kennedy, 2005);
•
de opleiding van het personeel (Benveniste, 2005; Forster, 2005; Godfroid, 2001; Kennedy, 2005; Owen, 1998; Nijman, 1999; Raymond, 1998);
•
de organisatie van de slachtofferopvolging (Raymond; 1998).
Geweldpreventie en –beheersing in psychiatrische diensten en spoeddiensten vormde in 2006 het onderwerp van een uitgebreide studie die door het ‘National Institute for Health and Clinical Excellence’ werd gecoördineerd. De nauwkeurige analyse van de literatuur en de besluiten geformuleerd door het team van deskundigen, leidden tot het opstellen van een lijst met aanbevelingen om gewelddadig gedrag in het ziekenhuismilieu te vermijden en te beheersen (National Institute for Health and Clinical Excellence, 2006). In België werd geen informatie gepubliceerd inzake procedures voor het omgaan met gewelddadig gedrag.
4/ 125
2.2.4. Beoordeling van het risico De literatuur vermeldt het gebruik van talrijke meetschalen voor agressief gedrag, ondermeer de Overt Agression Scale (OAS) (Beauford, 1997; Claix et Pham, 2004; Douglas, 2003; Elbogen, 2002; Verlaeten, 2005). De studie die in 2006 door het ‘National Institute for Health and Clinical Excellence’ werd uitgevoerd, bespreekt diverse schalen die het riscio op optreden van geweld bepalen. De HCR-20 schaal bleek hiertoe een goede voorspellende waarde te hebben (Claix, 2004; Douglas, 2003). Douglas (2003) is van mening dat het klinisch personeel een efficiënt middel moet gebruiken om de klinische gedachtegang te sturen en te structureren zodat het risico op patiëntengeweld optimaal kan worden beoordeeld. Elbogen (2002) stelt dat risico-evaluatie met betrekking tot geweld in de opleiding van de medische equipe moet worden opgenomen. Twee Belgische publicaties melden het gebruik van schalen om geweldpleging (Verlaeten, 2005) of het risico op geweld (Claix et Pham, 2004) te bepalen. De factoren geassocieerd met geweld van patiënten opgenomen in psychiatrische afdelingen, worden in vier categorieën opgedeeld: patiëntgebonden, samenhangend met de medische equipe, samenhangend met de afdeling psychiatrische zorgen en factoren die verband houden met de relatie tussen de medische equipe en de patiënt. •
Patiëntgebonden factoren
Talrijke auteurs menen dat de diagnose en het reeds vertonen van gewelddadig gedrag in het verleden bijzonder relevante risicofactoren vormen (Beauford, 1997; Dumont, 1995; Forster, 2005; Jonhson, 2004; Kennedy, 2005; Nijman, 1999; Owen, 1998; Petit, 2005; Soliman, 2001). Geslacht en leeftijd zijn vaak genoemde factoren (Beauford, 1997; Dumont, 1995; Jonhson, 2004; Petit, 2005). Volgens Dumont (1995) zijn jonge mannen eerder geneigd tot het ontwikkelen van gewelddadig gedrag. Volgens Johnson (2004) daarentegen vormen geslacht en leeftijd geen relevante risicofactoren. Waarschijnlijk verhogen ook andere factoren het risico op uitbreken van geweld, zoals een verslaving (Buckley, 2003), een laag sociaal-economisch niveau (Dumont, 1995), onvrijwillige opname (Dumont, 1995), geweld dat tijdens de kindertijd werd ondergaan (Dumont, 1995), onrust of woede (Forster, 2005; Johnson, 2004; Petit, 2005), weerstand tegen de behandeling (Forster, 2005) en vijandigheid tegenover regels (Johnson, 2004). •
Factoren verbonden met de medische equipe
Volgens Johnson (2004) zijn het geslacht en de leeftijd van de medische equipe geen voorspellende factoren voor het risico op geweld. Lam (2000) ondersteunt deze visie wat betreft het geslacht. Weinig professionele ervaring of gebrek aan opleiding van de medische equipe verhoogt het risico op geweld (Johnson, 2004). De verlaging van het personeelsbestand van de medische equipe en het proces van desinstitutionalisering brengen een verhoging van het risico op agressie met zich mee (Dumont, 1995).
5/ 125
•
Factoren verbonden met de verpleegafdeling
De aanwezigheid van patiënten met verschillende pathologieën vormt een risicofactor voor geweld (Dumont, 1995; Johnson, 2004). Volgens Elbogen (2002) moet de lange wachttijd die aan de zorgverlening van de patiënt voorafgaat als een voorspellende factor worden beschouwd. Kennedy (2005) ziet geen verband tussen geweld en extreem lange wachttijden. Tijdens het weekend en ‘s nachts is de medische equipe beperkt. Soliman (2001) en Kennedy (2005) stellen dat het risico op patiëntengeweld dan groter is. Ook Benveniste (2005) meent dat personeelsgebrek in de verpleegafdeling het risico op geweld doet toenemen. Johnson (2004) deelt deze mening niet. Onrust in de afdeling psychiatrische zorgen verhoogt het risico op geweld (Nijman, 1999; Petit, 2005). •
Factoren met betrekking tot de relatie tussen de medische equipe en de patiënt
Volgens Beauford (1997) zou de kwaliteit van de therapeutische relatie die zich vermoedelijk tussen de medische equipe en de patiënt zal ontwikkelen op het moment van de opname moeten worden bepaald. Benveniste (2005) en Nijman (1999) menen dat slechte of onvoldoende communicatie tussen de medische equipe en de patiënt het risico op geweld verhoogt. Johnson (2004), Nijman (1999) en Petit (2005) stellen vast dat een dwingende interactiestijl vanwege de medische equipe de agressiviteit van de patiënt stimuleert.
2.2.5. Gedrag en mening tegenover het risico op geweld Er zijn weinig studies uitgevoerd naar het gedrag en de mening van artsen, het multidisciplinaire team en de patiënt ten opzichte van het geweld. Artsen zouden deels op de resultaten vertrouwen die de reeds vermelde meetschalen voor risicobepaling opleveren. Naast de criteria die in deze schalen worden gebruikt, nemen ze een aantal eigen gedragsvariabelen mee in hun overweging (Elbogen, 2002). Volgens Pryor (2006) vormt de professionele ervaring van het multidisciplinaire team één van de grootste troeven om te kunnen anticiperen op agressie. Uit de reacties van patiënten ten opzichte van geweld blijkt dat patiënten bij een agressieve gebeurtenis liever de dialoog met de medische equipe voortzetten dan geneesmiddelen te moeten innemen of een fysieke interventie te ondergaan (Fagan-Pryor, 2003).
6/ 125
3. Keuze van de werkwijze Door het literatuuronderzoek konden de verschillende aspecten van de geweldproblematiek binnen het ziekenhuismilieu afgebakend worden op internationaal niveau. In België bestaat slechts één studie die de omvang van verbale en fysieke agressie schetst (FOD – Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu, 2005).Om de kennis over geweldverschijnselen in Belgische psychiatrische afdelingen te verbeteren, kunnen verschillende werkoriëntaties worden overwogen: •
een grondige epidemiologische ziekenhuismilieu;
studie
uitvoeren
naar
geweldfenomenen
in
het
•
op verschillende toepassingsniveaus een lijst opstellen met aanbevelingen tot het voorkomen en beheersen van geweld;
•
een lijst opstellen met de verschillende procedures voor het omgaan met geweld;
•
een lijst maken van meetschalen die agressiviteit of het risico op geweld meten;
•
de houding en de meningen in de multidisciplinaire teams ten opzichte van geweld analyseren.
3.1. Beslissing van het begeleidingscomité Tijdens de eerste vergadering van het begeleidingscomité op 14 maart 2007, werd door de leden van de zitting de prioriteit van het onderzoek bepaald, namelijk de evaluatie van de toepassingsgraad van de aanbevelingen gericht op het voorkomen en beheersen van het geweld in Belgische psychiatrische afdelingen (Bijlage 1 – PV 14 maart 2007).
3.2. De aanbevelingen van de NHS-NICE 3.2.1. Selectie van de aanbevelingen van de NHS-NICE Uit het literatuuronderzoek naar aanbevelingen voor het omgaan met en de preventie van geweld in psychiatrische afdelingen bleek dat talrijke publicaties verwezen naar een document getiteld ‘NHSNICE: Short term management of disturbed/violent behaviour in in-patiënt psychiatric settings and emergency departments’ (National Institute for Health and Clinical Excellence, 2006). Het ‘National Institute for Clinical Excellence‘ (NICE) dat deel uitmaakt van de ‘National Health Service’ (NHS) is de Britse tegenhanger van de Belgische FOD voor Volksgezondheid. Dit orgaan geniet internationaal erkenning voor de kwaliteit van haar professionele aanbevelingen op het gebied van gezondheid. Om aanbevelingen voor het omgaan met, en de preventie van geweld te kunnen formuleren, kende de NHS-NICE een methodologische en financiële begeleiding toe aan het ‘Royal College of Nursing’. Deze coördineerde een werkgroep die aanbevelingen moest verzamelen en uitwerken in samenwerking met het ‘Royal College of Psychiatrist’ en de ‘National Health Service Users Associaton’. De uitgewerkte, multidisciplinaire aanbevelingen zijn op basis van ‘clinical evidence’ en de verhouding tussen kostprijs en doeltreffendheid gestructureerd.
7/ 125
De methode gevolgd door NHS-NICE: •
literatuurstudie (RCN, RCP, Cochrane UK);
•
beoordeling van de relevantie van de studies (evidence grading);
•
selectie van de ‘best evidences’ (ongeveer 440!);
•
kostprijs/doeltreffendheid analyse van de selectie;
•
eliminatie van aanbevelingen met weinig kwalificaties en een hoge kostprijs;
•
een consensus procedure door de doelgroepen voor de aanbevelingen die van lagere kwaliteit leken;
•
opstelling en hiërarchische indeling van de aanbevelingen;
•
herlezen door verschillende professionele organen en de doelgroepen.
De aanbevelingen van de NHS-NICE stoelen op drie grote principes: geweldbeheersing moet op de patiënt gericht zijn, moet interdisciplinair zijn en er zijn twee niveaus van aanbevelingen gedefinieerd. De twee aanbevelingsniveaus worden in twee categorieën onderverdeeld: prioritaire aanbevelingen (criteria gebruikt voor de doorlichtingen van de NHS) of volledige aanbevelingen voor geweldpreventie en -beheersing. De prioritaire aanbevelingen streven drie doelen na: de veiligheid van het personeel, de veiligheid van de patiënten en de maatschappelijke veiligheid. Ze verwijzen naar vijf actiedomeinen: Voorspelling + Opleiding + Werken met de patiënt + Interventie + Registratie. Volgens de besluiten van de aanbevelingen van de NHS-NICE, zal preventie doeltreffend zijn als minstens op de drie eerste punten wordt gewerkt (Voorspelling + Opleiding + Werken met de patiënt). Gezien de volledigheid van de aanbevelingen van de NHS-NICE, de rigoureuze wetenschappelijke methodologie waarmee ze werden ontworpen en de instemming van het begeleidingscomité, werd er besloten om een enquête te houden met als doel de toepassingsgraad in de Belgische afdelingen voor psychiatrische zorg te meten.
3.2.2. Presentatie van de aanbevelingen van de NHS-NICE De aanbevelingen van de NHS-NICE waarvan de toepassing prioritair zou moeten gebeuren in de afdelingen voor psychiatrische zorg, zijn in de vorm van een auditrooster opgesteld dat de vijf hoofdcriteria bevat: •
criterium 1 – Het risico op gewelddadig/agressief gedrag evalueren;
•
criterium 2 – Een zorgteam voor geweld- en agressiviteitsbeheersing vormen;
•
criterium 3 – De patiënten informeren;
•
criterium 4 – Met de patiënt werken;
•
criterium 5 – Gebeurtenissen en interventies registreren (toediening van kalmerende middelen, afzondering, fysiek overwicht).
8/ 125
Criteria 1. Het risico op gewelddadig gedrag wordt effectief beoordeeld en in het dossier van elke patiënt wordt een aanpak genoteerd om met dit risico om te gaan. 2. De dienst heeft een vormingsbeleid voor haar personeel en specifieke personeelsopleiding voor geweldbeheersing.
3. Bij elke opname is het noodzakelijk in het patiëntendossier duidelijk te vermelden welke informatie de patiënt heeft ontvangen: - het personeelslid dat als bevoorrechte gesprekspartner werd aangesteld en zijn beschikbaarheid; - de redenen voor de opname (in geval van internering: de reden, de middelen die men zal gebruiken, de rechten en het verhaalrecht van de patiënt); - de rechten van de patiënt ivm. instemming met de behandeling, de klachtenprocedures en toegang tot een onafhankelijk bemiddelaar; - de voorziene maatregelen als de patiënt gewelddadig zou worden. 4. Het zorgplan voor de patiënt bevat gedetailleerde, anticiperende en up to date richtlijnen over de voorkeur van de patiënt bij gewelddadige gebeurtenissen.
Uitzonderingen
Omschrijvingen
Dit beleid moet de volgende specificaties bevatten: - Welk personeel dat van de opleidingen kan genieten en het vereiste opleidingniveau (deze hiërarchische indeling is gebaseerd op een evaluatie van de risico’s); - de procedure waarmee de opleiding wordt verzekerd; - het benoemen van de gebruikte technieken (bvb. de-escaleren); 1 2 - permanente opleiding in BLS en CPR voor de equipe die gemachtigd is om kalmerende middelen toe te dienen; - permanente opleiding in BLS voor de equipe die gemachtigd is om over te gaan tot fysieke interventie of afzondering. Duidelijke informatie is: - opgesteld in de voorkeurtaal van de patiënt; - opgesteld in een formaat dat toegankelijk is voor de patiënt, vooral als de patiënt communicatieproblemen heeft (geschreven informatie voor dove patiënten bijvoorbeeld).
a) de patiënt kan zijn toestemming niet op voorhand geven en heeft geen verwanten. b) de patiënt weigerde om zich over dit onderwerp uit te spreken c) de patiënt vertoont geen enkel risico op gewelddadig gedrag.
de term ‘voorkeur’ verwijst naar de keuze die de patiënt heeft uit verschillende technieken (RT3, PI4, S5) en zijn eventuele instemming met deze technieken.
5. De registratie van toediening van kalmerende middelen, afzondering of fysieke interventie bevat de verantwoording, de gevolgde procedure en alle iatrogene effecten.
1
Basic Life Support (BLS) Cardiopulmonary resuscitation (CPR) 3 Rapid Tranquilisation (RT) 4 Physical Intervention (PI) 5 Seclusion (S) 2
9/ 125
4. Analysemodel 4.1. Onderzoeksvragen Op het einde van het onderzoek moeten de verkregen resultaten een antwoord bieden op de centrale vraag: ‘In hoeverre worden de internationale aanbevelingen van de NHS-NICE in de Belgische afdelingen voor psychiatrische zorgen toegepast?’ Om deze inventarislijst te verfijnen, zijn er twee aandachtspunten: Aanbevelingen afbakenen die uitvoerbaar zijn in de psychiatrische verpleegafdelingen. De problemen identificeren die het personeel ondervindt bij het toepassen van deze aanbevelingen. Deze bijkomende doelstellingen kunnen in twee vragen worden samengevat: • •
’Welke internationale aanbevelingen van de NHS-NICE zijn haalbaar in de psychiatrische verpleegafdelingen in België?’; ‘Welke knelpunten verhinderen dat de aanbevelingen van de NHS-NICE in de psychiatrische zorgenafdelingen in België worden toegepast?’.
4.2. Werkhypothese De te verifiëren werkhypothese wordt op de volgende manier uitgedrukt: ‘de toepassingsgraad van de internationale aanbevelingen van de NHS-NICE varieert naargelang de karakteristieken van de verpleegafdeling’.
4.3. Afhankelijke en onafhankelijke variabelen De toepassingsgraad van de aanbevelingen van de NHS-NICE wordt bepaald door de afhankelijke variabele waar onafhankelijke variabelen, namelijk de karakteristieken van de verpleegafdeling, op inwerken. De waarde van de variabele ‘Toepassingsgraad van de aanbeveling’ wordt bepaald door: •
het aandeel patiënten waarop de aanbeveling in de verpleegafdeling wordt toegepast.
De inwerkende factoren op de variable ‘Karakteristieken van de verpleegafdeling’ zijn: •
de geografische locatie van de verpleegafdeling binnen het Belgische grondgebied;
•
de specialisatie van het ziekenhuis;
•
de grootte van het ziekenhuis;
•
de grootte van de verpleegafdeling;
•
de grootte van de psychiatrische sector;
•
het type zorgverlening in termen van de beddenindex;
•
de samenstelling van de verpleegequipe van de afdeling;
•
de soorten pathologieën van de patiënten op de verpleegafdeling.
10/ 125
5. Materiaal en methoden 5.1. Omschrijving van geweld en agressiviteit Om tot een gemeenschappelijke omschrijving van de term ‘geweld’ te komen, werd er in het begeleidingscomité een Delphi groep samengesteld. Uit de commentaren van experts bleken de linguistische percepties op het ‘geweld’ concept te verschillen (het omwisselen van de betekenis van de termen geweld en agressiviteit in de Nederlandse en Franse taal) (Bijlage 1 – PV CA 25 april 2007). Om te vermijden dat het studieobject verkeerd wordt begrepen, werden ‘geweld’ en ‘agressiviteit’ gedefinieerd. ‘Geweld (la violence) is het gebruik van of de bedreiging met fysieke kracht of macht tegen zichzelf, een andere persoon, een groep of een gemeenschap die lichamelijke of psychologische trauma’s, de dood, de afwezigheid van ontwikkeling of ontzegging (kan) veroorzaken. Geweld heeft steeds de bedoeling, zelfs een irrationele bedoeling, om schade toe te brengen.’ Aangepast van de WHO, 1996. ‘Aangevallen worden (être aggressé) is iemand ontmoeten die vijandige gedragingen vertoont of destructief gedrag van deze persoon ondergaan. Agressiviteit kan op een verbale of fysieke manier worden geuit.’ Aangepast van Lam (2002).
5.2. Populatie van de studie 5.2.1. Criteria voor deelname In akkoord met het begeleidingscomité werd er besloten om alle Belgische bedden met een psychiatrische oriëntatie waar patiënten minstens 24 uur worden opgenomen in de studie op te nemen. De bedden van de volgende indicen werden dus opgenomen: A-bedden (volwassenen, diagnose), K-bedden (kinderen), T-bedden (volwassenen, behandeling), S6-bedden (psychogeriatrie). Bedden die exclusief ‘s nachts of overdag worden gebruikt, werden van de enquête uitgesloten. Een lid van het begeleidingscomité legde de nadruk op sterke verschillen naargelang men zich al dan niet in de wettelijke psychiatrie bevond. Daarom werd deze parameter als variabele geïntegreerd en opgenomen in de verzameling gegevens over de precieze karakteristieken van de ziekenhuizen en de verpleegafdelingen. Daarnaast moest ook nog rekening gehouden worden met de leeftijd (volwassenen of jongeren), en met het soort verblijf (lang, kort of observatie).
11/ 125
5.3. Uitwerking van de vragenlijst 5.3.1. Organisatie en opmaak van de vragenlijst De vragenlijst werd gestructureerd volgens het auditrooster dat de toepassing van de prioritaire aanbevelingen van de NHS-NICE in psychiatrische afdelingen moest evalueren. De opdeling gebeurt in verschillende luiken: •
administratieve inlichtingen over het ziekenhuis;
•
administratieve inlichtingen over de verpleegafdeling;
•
criterium 1 – het risico op gewelddadig/agressief gedrag evalueren;
•
criterium 2 – de verpleegequipe opleiden voor de beheersing van geweld/agressiviteit;
•
criterium 3 – de patiënten informeren;
•
criterium 4 – met de patiënt werken;
•
criterium 5 – de gebeurtenissen en interventies registreren (toediening van kalmerende middelen, afzondering, fysiek overwicht).
Elk criterium van het auditrooster komt overeen met verscheidene aanbevelingen uit het verslag van de expertengroepen (National Institute for Health and Clinical Excellence, 2006). Om een relevante vragenlijst uit te werken, werden de aanbevelingen geselecteerd die met elk criterium overeenstemmen. De eliminatieprocedure van de aanbevelingen was op twee karakteristieken gebaseerd: •
de aanbeveling handelt over een gevoelig onderwerp. De vragenlijst is geen aangepast instrument voor dergelijke gegevensverzameling;
•
de aanbeveling is ongeschikt voor de werkcontext van de Belgische psychiatrische verpleegafdelingen.
De vijf criteria van de vragenlijst met betrekking tot de aanbevelingen van de NHS-NICE werden systematisch in drie delen georganiseerd: •
evaluatie van de toepassingsgraad;
•
inschatting van de haalbaarheid;
•
identificatie van de belemmeringen voor de toepassing.
Alle vragen kregen voorgedefinieerde antwoordmodaliteiten. De voorschriften voor het beantwoorden staan bij elke vraag vermeld.
5.3.2. Beoordeling van de kwaliteit van de vragenlijst De eerste schets van de vragenlijst werd door professionals uit de Belgische psychiatrische sector besproken. De geamendeerde versie werd naar het Nederlands vertaald. De kwaliteit van de vragenlijst werd vervolgens door enkele - Franstalige en Nederlandstalige - zorgkundigen geëvalueerd die behoren tot de studiegroep.
12/ 125
De pre-test had tot doel de volgende punten te verifiëren: •
de duidelijkheid van de vragen (formulering, complexiteit van de vraag);
•
de volledigheid van de antwoordmodaliteiten;
•
het aanvaarden of weigeren van sommige vragen door de gesprekspartner;
•
de logische volgorde van de vragen.
De opmerkingen en de suggesties van de deelnemers aan de pre-test resulteerden in een verbetering van de formulering van de vragen en de antwoordmodaliteiten (Bijlage 1 – PV BC 24 juli 2007). De definitieve versie van de vragenlijst bevatte een inleidende pagina met de doelstellingen van de vragenlijst, de definitie van geweld en agressiviteit en instructies voor het invullen van de vragenlijst. De lijst met vragen werd vervolgens gestructureerd volgens de twee administratieve delen (ziekenhuis en verpleegafdeling) en de vijf criteria van het auditrooster van de NHS-NICE (Bijlage 2).
5.4. Concept van de webapplicatie – Codering van de vragenlijsten (Bijlage 3)
5.4.1. Belang van een webapplicatie Een webinterface gebruiken voor de codering biedt de volgende voordelen: •
Onbeperkte toegankelijkheid
Hoofdverple(e)g(st)ers konden via een PC met internetverbinding inloggen. •
Geen plaatselijke infrastructuur of beheer
Er was geen bijzondere software nodig om toegang tot de toepassing te krijgen. De gegevens werden in real time in de centrale database geregistreerd. •
Veiligheid en geheimhouding
De gebruikers moesten met een persoonlijke en vertrouwelijke toegangscode op de webapplicatie inloggen om toegang te krijgen tot de vragenlijst. •
Geharmoniseerd en centraal systeem
De antwoorden werden rechtstreeks in de database geregistreerd. Daardoor kon de data onmiddellijk gestructureerd opgehaald worden voor statistische analyse (Figuur 1). •
Lage gebruikskost
Bij een gewone enquête moeten de vragenlijsten eerst per post worden verstuurd en vervolgens door de hoofdverple(e)g(st)ers worden ingevuld. De antwoorden worden dan terug naar de afzender verstuurd en uiteindelijk in de database gecodeerd. Bij een webapplicatie worden de ID’s per e-mail naar de gebruikers verstuurd die de vragenlijst dan rechtstreeks kunnen beantwoorden. De gegevens worden automatisch in de database opgenomen. De vragenlijst kan in verschillende keren worden ingevuld.
13/ 125
5.4.2. Gebruikte softwarepakketten De webapplicatie werd in ASP.NET 2.0 met Microsoft Visual Studio 2005 ontwikkeld. De databank is een SQL Server 2005.
5.4.3. Structuur van de webapplicatie De grondige analyse van de vragenlijst diende als werkbasis voor het structureren van de webapplicatie (zie Afbeelding 1). De vragenlijst was in twee delen opgedeeld: • de administratieve gegevens over het ziekenhuis werden een enkele keer gecodeerd door de persoon die aangesteld was als ‘administratieve verantwoordelijke’; • de administratieve gegevens over de verpleegafdeling en de vijf criteria werden door de ‘hoofdverpleegkundige van de afdeling’ ingevoerd.
Afbeelding 1 Procedure tot verzameling van de gegevens door middel van een webapplicatie in een centrale en beveiligde databank
5.4.4. Beveiliging •
Elke gebruiker ontving een persoonlijke toegangscode (gebruikersnaam en paswoord). Dit stelde hem in de mogelijkheid om zijn/haar deel van de vragenlijst op te vragen zonder de antwoorden van andere gebruikers te kunnen raadplegen. Dit gold evenzeer voor de hoofdverpleegkundigen als voor de administratieve verantwoordelijken. Deze laatste waren wel in de mogelijkheid om de voortgang van de codering van de vragenlijsten van de afdelingen binnen hun eigen ziekenhuis na te gaan.
•
Enkele randvoorwaarden:Als de gebruiker gedurende 20 minuten niet actief was, verliep zijn ‘sessie’ en moest de login opnieuw worden ingegeven.
•
Om incorrecte en onmogelijke gegevens te vermijden, werden verschillende controles uitgevoerd. Dit gebeurde voornamelijk in het gedeelte ‘administratief luik’ waar zich het grootste deel van de open vragen bevond. Zo moest het aantal reële bedden een geheel nummer zijn.
14/ 125
5.4.5. Bijzonderheden van de webapplicatie •
De toepassing werd in twee talen ontwikkeld. De gebruiker had de mogelijkheid om de taal via zijn ‘profiel’ aan te passen.
•
De antwoorden werden voor elke webpagina apart geregistreerd zodat de gebruikers de vragenlijst in verschillende fasen konden invullen. Een gedeelte van de vragenlijst dat volledig was ingevuld, kon worden gevalideerd. Zodra een deel van de vragenlijst gevalideerd was, konden de antwoorden niet meer gewijzigd worden.
5.4.6. On-line plaatsen van de applicatie Elke gebruiker ontving een brief (elektronisch of op papier) met: • uitleg over de vragenlijst; • instructies om de enquête on-line te beantwoorden; • zijn ID om toegang te krijgen tot de applicatie.
5.5. Opvolgingsprocedure van de codering (Bijlage 4)
5.5.1. Herinneringsprocedure Er werden verschillende herinneringsbrieven verzonden die de gebruikers op de hoogte hielden van de voortgang in de validering van hun vragenlijst. Tijdens de laatste dagen van de enquête werd er eveneens een herinnering naar ziekenhuizen met minstens 10 afdelingen verstuurd en naar alle afdelingen die hun vragenlijst niet volledig hadden gevalideerd.
5.5.2. Helpdesk Bij het online plaatsen van de applicatie, het verzenden van de ID’s naar de gebruikers en de verschillende herinneringen, ontving de helpdesk verscheidene e-mails. De gebruikers ondervonden de meeste problemen bij het verbinden met de applicatie of problemen met het begrijpen van de instructies voor het registreren van de antwoorden en het valideren van de afzonderlijke delen van de vragenlijst. De personen die er niet in slaagden om hun vragenlijst volledig te valideren, kregen persoonlijke begeleiding. Deze bestond uit drie stappen: •
systematisch zoeken naar de ID op basis van het e-mailadres of de naam;
•
raadplegen van de vragenlijst om de ontbrekende vragen te vinden;
•
antwoord aan de gebruiker met vermelding van de oorzaak van het probleem en de stappen die men diende te volgen om dit op te lossen.
15/ 125
5.6. Statistische analyse 5.6.1. Samenstelling van het staal Voor de enquête werd er met 132 ziekenhuizen contact opgenomen. Bij het openstellen van de website hadden 101 ziekenhuizen ingestemd met deelname aan de studie en hadden 99 ziekenhuizen alle gegevens over de administratieve verantwoordelijke en hun hoofdverpleegkundigen doorgegeven. Slechts twee ziekenhuizen hadden hun gegevens nog niet doorgestuurd. Tussen 20 augustus en 21 september 2007 had één van deze ziekenhuizen de vereiste informatie doorgestuurd en deden drie extra ziekenhuizen mee aan de enquête. Bij het sluiten van de website bestond het staal uit 103 ziekenhuizen (Bijlage 5). Elk ziekenhuis omvat één of meerdere afdelingen voor psychiatrische zorg. Sommige afdelingen werden in de loop van enquête uitgesloten omdat ze niet aan de vereiste inclusiecriteria beantwoordden. Na de enquête bestond het staal uit 447 afdelingen voor psychiatrische zorg (Bijlage 5).
5.6.2. Statistische methodes De resultaten zijn uitgedrukt in gemiddelde ± standaardafwijking (SD) voor de kwantitatieve variabelen. Voor de kwalitatieve variabelen worden frequenties en percentages gebruikt. De gemiddelden worden onderling tussen twee groepen vergeleken met behulp van de Student t-test en tussen verschillende groepen met behulp van de analyse van de variantie op het criterium. De vergelijking van de verhoudingen werd uitgevoerd met behulp van de klassieke vierkante Chi test voor contingentietabellen. De methode van logistieke regressie werd gebruikt om het effect van de (kwalitatieve en kwantitatieve) cofactoren op een variabel binair of ordinaal antwoord te meten. De resultaten werden bij een onzekerheidsniveau van 5 % (p<0.05) als significant beschouwd. De berekeningen werden altijd uitgevoerd op het maximale aantal beschikbare waarnemingen. De gebruikte statistische softwarepakketten zijn SAS (Windows versie 9.1) en S-Plus (versie 6.2).
16/ 125
6. Resultaten 6.1. Deelnemingsgraad Op het totaal van 132 ziekenhuizen die werden gecontacteerd voor deelname aan de studie, hebben 103 ziekenhuizen (78 %) de enquête ingevuld. Deze vertegenwoordigen een totaal van 447 afdelingen. Hiervan vulden 266 afdelingen (60 %) de vragenlijst volledig in en 108 (24 %) gedeeltelijk. De totale populatie bedraagt dus 374 afdelingen (83.7 %).
6.2. Evolutie van de codering (Bijlage 6) Een overzicht van de voortgang bij het coderen van de vragenlijsten werd over de hele duur van de enquête gemaakt. • Op het niveau van de ziekenhuizen Op het einde van de enquête hadden 78 ziekenhuizen (76 %) het administratieve luik gevalideeerd. Voor de 25 overige ziekenhuizen werden de administratieve gegevens door het onderzoeksteam gecodeerd en gevalideerd. Dit was noodzakelijk om ook de vragenlijsten van hun afdelingen te kunnen opnemen,. • Op het niveau van de afdelingen Op het einde van de enquête hadden 266 afdelingen (60 %) de vragenlijst volledig gevalideerd, 108 (24 %) gedeeltelijk en 73 (16 %) hadden geen enkel deel van de vragenlijst gevalideerd. • Op het niveau van de vragenlijsten Op het einde van de enquête waren 266 (60 %) van de vragenlijsten volledig gevalideerd. De 181 (40 %) resterende vragenlijsten waren slechts gedeeltelijk gevalideerd (Afbeelding 2). Vragenlijsten 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 20-08-07
24-08-07
31-08-07
Niet gevalideerd
07-09-07
13-09-07
Gedeeltelijk gevalideerd
14-09-07
20-09-07
21-09-07
Helemaal gevalideerd
Afbeelding 2 Voortgang bij het invullen van de vragenlijsten
17/ 125
6.3. Resultaten 6.3.1. Demografische gegevens Voor specifiek naar agressie wordt gekeken, wordt eerst een algemeen overzicht gegeven van de karakteristieken van de ziekenhuizen, de afdelingen, de equipes en de patiënten. 6.3.1.1. Overzicht van de ziekenhuizen De vragenlijst werd door 103 ziekenhuizen ingevuld waarvan 53 algemene (51.5 %) en 50 psychiatrische ziekenhuizen (48.5 %). De karakteristieken van deze ziekenhuizen worden in tabel D.1 globaal en per specialisatie beschreven. De grootte van de psychiatrische afdeling(en) bedraagt 63.3 ± 94.0 bedden in algemene ziekenhuizen en 265 ± 141 bedden in psychiatrische ziekenhuizen (p<0.0001). Gemiddeld namen 1.8 ± 1.6 afdelingen in algemene ziekenhuizen deel aan de studie en 7.1 ± 4.4 in de psychiatrische ziekenhuizen. Tabel D.1 Kenmerken van de 103 ziekenhuizen (frequentie en percentage) in het algemeen en in functie van de specialisatie van het ziekenhuis Totaal Algemeen Ziekenhuis Psychiatrische Ziekenhuis Kenmerk n n=103 n n=53 n n=50 p-waarde Provincie / Gewest Antwerpen Vlaams-Brabant Waals-Brabant West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Henegouwen Luik Limburg Luxemburg Namen Brussels Hoofdstedelijk Gewest
103
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
103
Grootte van de psychiatrische sector(a) Gemiddelde ± standaardafwijking
50 8 (15,) 0 (0) 2 (3,8) 12 (22,6) 6 (11,3) 7 (13,2) 7 (11,3) 8 (7,6) 0 (0) 2 (3,8) 6 (11,3)
53
7 (14,0) 4 (830) 1 (2,0) 7 (14,0) 11 (22,0) 3 (6,0) 4 (8,0) 4 (8,0) 1 (2,0) 2 (4,0) 6 (12,0)
0,43
33 (52,4) 11 (39,3) 6 (50,0)
0,51
50
63 (61,1) 28 (27,2) 12 (11,7)
30 (47,6) 17 (60,7) 6 (50,0)
103 162 ± 156 53
63,3 ± 94,0
50
265 ± 141
<0,0001
1,8 ± 1,6
50
7,1 ± 4,4
<0,0001
Aantal deelnemende verpleegafdelingen Gemiddelde ± standaardafwijking 103 (a)
53 15 (14,) 4 (3,9) 3 (2,9) 19 (18,5) 17 (16,5) 10 (9,7) 10 (9,7) 8 (7,8) 1 (0,97) 4 (3,9) 12 (11,7)
4,3 ± 4,2
53
Aantal reële bedden
18/ 125
6.3.1.2. Overzicht van de afdelingen Aan de studie namen 447 afdelingen deel waarvan 94 (21.0 %) in algemene ziekenhuizen en 353 (79.0 %) in psychiatrische ziekenhuizen. Hun karakteristieken worden in tabel D.2 globaal en per specialisatie van het ziekenhuis beschreven. Er zijn meer afdelingen in psychiatrische ziekenhuizen in het Vlaams Gewest dan in het Waals Gewest en Brussel-Hoofdstad (respectievelijk 84.8 % , 72.4 % en 59.5 %, p=0.00002). De meest voorkomende zorgverlening is een volwassene in een acute fase (66.6 %) gevolgd door een volwassene in een behandelingsfase (49.7 %). Kinderafdelingen (6.5 %) en psychogeriatrische afdelingen (4.5 %) komen minder voor. Er zijn meer afdelingen met bedden voor volwassenen in een acute fase (78.5 % vs 63.2 %, p=0.011) en kinderen (15.2 % vs 4.0 %, p=0.0003) in een algemeen ziekenhuis dan in een psychiatrisch ziekenhuis. Het omgekeerde fenomeen treedt op bij bedden voor volwassenen in een behandelingsfase (3.8 % vs 62.8 %, p<0.0001). Tabel D.2 Karakteristieken van de 447 afdelingen (frequentie en percentage) in het algemeen en in functie van de specialisatie van het ziekenhuis Totaal Algemeen Ziekenhuis Psychiatrisch Ziekenhuis Kenmerk n n=447 n n=94 n n=353 p-waarde Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad Grootte van de verpleegafdeling(a) Gemiddelde ± standaardafwijking Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen (a)
447
94 276 (61,7) 134 (30,0) 37 (8,3)
346
30,1 ± 10,7
356
353 42 (15,2) 37 (27,6) 15 (40,5)
77
30,2 ± 10,3
356
62 (78,5) 17 (21,5) 79
23 (6,5) 333 (93,5) 356
79
356
0,94
175 (63,2) 102 (36,8)
0,011
11 (4,0) 266 (96,0)
0,0003
277 3 (3,8) 76 (96,2)
<0,0001 174 (62,8) 103 (37,2)
277
79 16 (4,5) 340 (95,5)
30,1 ± 10,8
277 12 (15,2) 67 (84,8)
177 (49,7) 179 (50,3)
0,0002
277
79 237 (66,6) 119 (33,4)
269
234 (66,3) 97 (72,4) 22 (6,2)
6 (7,6) 73 (92,4)
10 (3,6) 267 (96,4)
0,13
Aantal reële bedden
Combinaties van soorten zorgverlening worden in tabel D.3 gegeven in volgorde van dalende frequentie. Tabel D.3 Combinaties van de meest frequent voorkomende zorgverlening in algemene en psychiatrische ziekenhuizen Algemeen Ziekenhuis Psychiatrisch Ziekenhuis Rang Soort zorgverlening n % Rang Soort zorgverlening n % 1 A (volwassene – acute fase) 58 73.4 1 T (volwassene – behandelingsfase) 86 31.1 2 K (kind) 8 10.1 2 A (volwassene – acute fase) 85 30.7 3 S6 (psychogeriatrie) 6 7.6 3 T en A 85 30.7 4 A en K 4 5.1 4 S6 9 3.3 5 T (volwassene – behandelingsfase) 3 3.8 5 Andere 12 4.3
19/ 125
Tabel D.4 beschrijft de karakteristieken van de afdelingen op gewestelijk niveau. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschikt over meer afdelingen met kinderbedden dan het Waals Gewest (p=0.0025). Het Waals Gewest beschikt over minder bedden voor volwassenen in een behandelingsfase dan het Vlaams Gewest en Brussel-Hoofdstad (p=0.032). Tabel D.4 Karakteristieken van de 447 afdelingen (frequentie en percentage) in functie van het gewest Kenmerk n Vlaams n Waals n Brussel-Hoofdstad p-waarde Grootte van de verpleegafdeling(a) Gemiddelde ± standaardafwijking Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen (a)
223 29.7 ± 10.2 92 31.9 ± 12.9 31
28.4 ± 4.6
0.16
0.12
145 (63.9) 82 (36.1)
65 (67.7) 31 (32.3)
27 (81.8) 6 (18.2)
14 (6.2) 213 (93.8)
2 (2.1) 94 (97.9)
7 (21.2) 26 (78.8)
119 (52.4) 108 (47.6)
49 (51.0) 47 (49.0)
9 (27.3) 24 (72.7)
0.032
7 (3.1) 220 (96.9)
8 (8.3) 88 (91.7)
1 (3.0) 32 (97.0)
0.12
0.0025
Aantal reële bedden
20/ 125
6.3.1.3. Overzicht van de equipes De samenstelling van de equipes binnen de verpleegafdelingen wordt in tabel D.5 globaal en per specialisatie van het ziekenhuis beschreven. Het aantal gespecialiseerde A1 verpleegkundigen is duidelijk hoger in algemene ziekenhuizen dan in psychiatrische ziekenhuizen (6.4 ± 4.9 vs 4.2 ± 3.3, p=0.0007). Daarnaast zijn er ook meer verpleegkundigen in een algemeen ziekenhuis dan in een psychiatrisch ziekenhuis (14.7 ± 4.4 vs 12.0 ± 5.6, p=0.0005). Dit wordt bevestigd in de analyse van de som van de voltijdse equivalenten. Voor verzorgenden is een omgekeerd patroon zichtbaar (1.3 ± 1.4 vs 2.7 ± 2.7, p<0.0001). De fysieke medische aanwezigheid per dag ligt hoger in een algemeen ziekenhuis dan in een psychiatrisch ziekenhuis (13.4 ± 11.6 vs 6.4 ± 10.3, p<0.0001). Tabel D.5 Samenstelling van de equipes (gemiddeld ± standaardafwijking) van de verpleegafdelingen, in het algemeen en in functie van de specialisatie van het ziekenhuis Algemeen Psychiatrisch pn Totaal n Ziekenhuis n Ziekenhuis waarde Aantal medewerkers Bachelor/Gegradueerd (A1) verpleegkundige Bachelor/Gegradueerd (A1) verpleegkundige met specialisatie in de psychiatrie of psychogeriatrie Gediplomeerd/gebreveteerd (A2) verpleegkundige Gediplomeerd/gebreveteerd (A2) verpleegkundige gespecialiseerd in de psychiatrie Totaal aantal verpleegkundigen Zorgkundige Ziekenhuisassistent en 54 bis Andere Totaal Totaal VTE Bachelor/Gegradueerd (A1) verpleegkundige Bachelor/Gegradueerd (A1) verpleegkundige met specialisatie in de psychiatrie of psychogeriatrie Gediplomeerd/gebreveteerd (A2) verpleegkundige Gediplomeerd/gebreveteerd (A2) verpleegkundige gespecialiseerd in de psychiatrie Totaal aantal verpleegkundigen Zorgkundige ZiekenhuisAssistent en 54 bis Andere Totaal Totaal VTE / bed Totale ervaring Bachelor/Gegradueerd (A1) verpleegkundige Bachelor/Gegradueerd (A1) verpleegkundige met specialisatie in de psychiatrie of psychogeriatrie Gediplomeerd/gebreveteerd (A2) verpleegkundige Gediplomeerd/gebreveteerd (A2) verpleegkundige gespecialiseerd in de psychiatrie Totaal aantal verpleegkundigen Zorgkundige Ziekenhuisassistent en 54 bis Andere Totaal
295 313
2.8 ± 2.7 4.7 ± 3.8
70 71
3.1 ± 2.5 6.4 ± 4.9
225 242
2.7 ± 2.7 4.2 ± 3.3
0.22 0.0007
270 310
2.5 ± 2.4 4.1 ± 3.3
66 67
2.9 ± 2.4 3.7 ± 3.0
204 243
2.4 ± 2.4 4.2 ± 3.4
0.14 0.25
214 271 248 339 322
12.8 ± 5.4 2.4 ± 2.5 1.5 ± 1.8 6.5 ± 3.9 21.3 ± 7.1
59 64 65 74 72
14.7 ± 4.4 1.3 ± 1.4 1.5 ± 1.7 6.3 ± 3.8 23.1 ± 5.6
155 207 183 265 250
12.0 ± 5.6 2.7 ± 2.7 1.5 ± 1.8 6.6 ± 4.0 20.7 ± 7.5
0.0005 <0.0001 0.91 0.59 0.0048
291 310
2.4 ± 2.4 4.1 ± 3.3
68 71
2.6 ± 2.2 5.4 ± 4.0
223 239
2.3 ± 2.4 3.8 ± 2.9
0.43 0.0023
268 308
2.1 ± 2.0 3.5 ± 2.8
66 67
2.3 ± 2.1 3.1 ± 2.5
202 241
2.0 ± 2.0 3.5 ± 2.8
0.31 0.26
213 270 247 337 319
11.0 ± 4.5 1.9 ± 2.1 1.1 ± 1.3 4.7 ± 3.2 17.1 ± 5.8
59 64 65 74 72
12.3 ± 3.4 0.99 ± 1.1 1.1 ± 1.3 4.3 ± 3.2 18.2 ± 4.5
154 206 182 263 247
10.5 ± 4.8 2.2 ± 2.2 1.1 ± 1.3 4.8 ± 3.3 16.8 ± 6.1
0.0029 <0.0001 0.99 0.31 0.033
312 0.63 ± 0.30 70
0.69 ± 0.33
242
0.61 ± 0.29
0.084
283 35.1 ± 39.1 66 305 56.4 ± 50.5 68
39.0 ± 36.1 75.1 ± 61.4
217 237
33.9 ± 40.0 51.1 ± 45.7
0.36 0.0005
264 64.7 ± 43.4 65 301 52.7 ± 58.2 66
39.2 ± 38.8 47.3 ± 48.7
199 235
33.3 ± 44.8 54.2 ± 60.7
0.34 0.34
204 166 ± 123 57 261 30.5 ± 36.7 59 245 34.0 ± 45.9 65 325 71.2 ± 51.6 70 301 274 ± 151 67
185 ± 74.5 20.6 ± 30.9 31.7 ± 43.4 75.3 ± 54.2 309 ± 108
147 202 180 255 234
159 ± 137 33.4 ± 37.9 34.8 ± 46.9 70.0 ± 50.9 264 ± 161
0.084 0.019 0.65 0.44 0.0084
21/ 125
Een overzicht van het gemiddelde aantal voltijdse equivalenten en hun gemiddelde ervaring wordt in tabel D.6 weergegeven. Tabel D.6 Aantal voltijdse equivalenten en gemiddelde ervaring per medewerker (gemiddelde ± standaardafwijking), in het algemeen en in functie van de specialisatie van het ziekenhuis Algemeen Ziekenhuis Psychiatrisch Ziekenhuis p-waarde n Totaal n n Gemiddeld VTE Bachelor/Gegradueerd (A1) verpleegkundige Bachelor/Gegradueerd (A1) verpleegkundige met specialisatie in de psychiatrie of psychogeriatrie Gediplomeerd/gebreveteerd (A2) verpleegkundige Gediplomeerd/gebreveteerd (A2) verpleegkundige gespecialiseerd in de psychiatrie Totaal aantal verpleegkundigen Zorgkundige Ziekenhuisassistent en 54 bis Andere Totaal Gemiddelde ervaring Bachelor/Gegradueerd (A1) verpleegkundige Bachelor/Gegradueerd (A1) verpleegkundige met specialisatie in de psychiatrie of psychogeriatrie Gediplomeerd/gebreveteerd (A2) verpleegkundige Gediplomeerd/gebreveteerd (A2) verpleegkundige gespecialiseerd in de psychiatrie Totaal aantal verpleegkundigen Zorgkundige Ziekenhuisassistent en 54 bis Andere Totaal
234 0.87 ± 0.14 56 297 0.89 ± 0.12 67
0.85 ± 0.14 0.86 ± 0.11
178 230
0.88 ± 0.14 0.90 ± 0.12
0.17 0.015
209 0.84 ± 0.16 55 284 0.87 ± 0.15 60
0.79 ± 0.15 0.87 ± 0.13
154 224
0.86 ± 0.16 0.86 ± 0.15
0.0070 0.61
213 202 159 335 319
0.87 ± 0.08 0.82 ± 0.17 0.78 ± 0.19 0.71 ± 0.19 0.81 ± 0.09
59 36 40 74 72
0.85 ± 0.09 0.80 ± 0.19 0.75 ± 0.20 0.66 ± 0.16 0.79 ± 0.07
154 166 119 261 247
0.88 ± 0.08 0.82 ± 0.16 0.79 ± 0.19 0.73 ± 0.20 0.82 ± 0.10
0.032 0.53 0.22 0.0052 0.029
226 292
13.7 ± 7.9 12.5 ± 6.4
54 64
12.8 ± 6.7 12.8 ± 6.0
172 228
14.0 ± 8.2 12.4 ± 6.6
0.31 0.68
205 277
14.8 ± 8.5 12.9 ± 7.5
54 59
14.4 ± 7.9 13.0 ± 7.7
151 218
14.9 ± 8.7 12.8 ± 7.4
0.67 0.86
204 193 157 325 301
12.8 ± 4.8 13.9 ± 8.7 23.4 ± 7.4 11.5 ± 6.7 13.0 ± 4.3
57 31 40 70 67
12.7 ± 4.3 16.8 ± 10.3 21.6 ± 8.7 12.8 ± 7.2 13.5 ± 4.4
147 162 117 255 234
12.8 ± 5.0 13.4 ± 8.2 24.0 ± 6.8 11.2 ± 6.5 12.8 ± 4.3
0.85 0.046 0.12 0.065 0.24
Tabel D.7 geeft een vergelijking van de equipes op basis van het gewest. Er worden verschillen aangetoond tussen het Waals Gewest enerzijds en het Vlaams Gewest en Brussel-Hoofdstad anderzijds, in die zin dat de afdelingen in het Waals Gewest meer A1 verpleegkundingen, gebrevetteerde verpleegkundigen, zorgkundigen, ziekenhuisassistenten en 54bis tellen, maar minder gespecialiseerde A1 verpleegkundigen.
22/ 125
Tabel D.7 Samenstelling van de equipes (gemiddelde ± standaardafwijking) van de verpleegafdelingen in functie van het gewest n Vlaams n Waals n Brussel-Hoofdstad p-waarde Aantal medewerkers Bachelor/Gegradueerd (A1) verpleegkundige Bachelor/Gegradueerd (A1) verpleegkundige met specialisatie in de psychiatrie of psychogeriatrie Gediplomeerd/gebreveteerd (A2) verpleegkundige Gediplomeerd/gebreveteerd (A2) verpleegkundige gespecialiseerd in de psychiatrie Totaal aantal verpleegkundigen Zorgkundige Ziekenhuisassistent en 54 bis Andere Totaal Totaal VTE Bachelor/Gegradueerd (A1) verpleegkundige Bachelor/Gegradueerd (A1) verpleegkundige met specialisatie in de psychiatrie of psychogeriatrie Gediplomeerd/gebreveteerd (A2) verpleegkundige Gediplomeerd/gebreveteerd (A2) verpleegkundige gespecialiseerd in de psychiatrie Totaal aantal verpleegkundigen Zorgkundige Ziekenhuisassistent en 54 bis Andere Totaal Totaal / bed Gemiddeld VTE Bachelor/Gegradueerd (A1) verpleegkundige Bachelor/Gegradueerd (A1) verpleegkundige met specialisatie in de psychiatrie of psychogeriatrie Gediplomeerd/gebreveteerd (A2) verpleegkundige Gediplomeerd/gebreveteerd (A2) verpleegkundige gespecialiseerd in de psychiatrie Totaal aantal verpleegkundigen Zorgkundige Ziekenhuisassistent en 54 bis Andere Totaal Totaale ervaring Bachelor/Gegradueerd (A1) verpleegkundige Bachelor/Gegradueerd (A1) verpleegkundige met specialisatie in de psychiatrie of psychogeriatrie Gediplomeerd/gebreveteerd (A2) verpleegkundige Gediplomeerd/gebreveteerd (A2) verpleegkundige gespecialiseerd in de psychiatrie Zorgkundige Totaal aantal verpleegkundigen Ziekenhuisassistent en 54 bis Andere Totaal Gemiddelde ervaring Bachelor/Gegradueerd (A1) verpleegkundige Bachelor/Gegradueerd (A1) verpleegkundige met specialisatie in de psychiatrie of psychogeriatrie Gediplomeerd/gebreveteerd (A2) verpleegkundige Gediplomeerd/gebreveteerd (A2) verpleegkundige gespecialiseerd in de psychiatrie Zorgkundige Totaal aantal verpleegkundigen Ziekenhuisassistent en 54 bis Andere Totaal Fysieke medische aanwezigheid (h / dag)
171 217
2.2 ± 2.8 5.5 ± 3.9
95 70
3.5 ± 2.2 1.9 ± 1.6
29 26
3.5 ± 2.6 5.6 ± 4.2
0.0001 <0.0001
161 212
2.1 ± 2.5 4.6 ± 3.1
85 76
3.6 ± 2.2 3.4 ± 3.9
24 22
1.8 ± 1.4 1.6 ± 1.5
<0.0001 <0.0001
139 167 162 215 202
13.6 ± 6.1 2.1 ± 2.3 1.2 ± 1.4 6.7 ± 3.9 21.6 ± 7.5
57 83 68 93 90
11.1 ± 3.5 3.1 ± 2.9 2.3 ± 2.4 5.8 ± 2.7 20.9 ± 6.6
18 21 18 31 30
12.1 ± 4.3 1.5 ± 1.5 1.0 ± 0.9 7.7 ± 6.3 20.0 ± 5.9
0.012 0.0016 <0.0001 0.049 0.0001
170 215
1.9 ± 2.4 4.8 ± 3.3
92 69
3.1 ± 2.1 1.7 ± 1.4
29 26
3.1 ± 2.5 4.9 ± 3.5
<0.0001 <0.0001
160 210
1.6 ± 2.0 3.9 ± 2.6
84 76
3.1 ± 2.0 2.9 ± 3.3
24 22
1.6 ± 1.3 1.4 ± 1.2
<0.0001 <0.0001
138 11.6 ± 5.1 166 1.6 ± 1.8 161 0.81 ± 0.95 214 4.7 ± 3.1 200 17.1 ± 6.2 198 0.65 ± 0.32
57 83 68 92 89 85
9.8 ± 2.8 2.7 ± 2.4 1.8 ± 1.8 4.2 ± 2.3 17.2 ± 5.2 0.59 ± 0.29
18 21 18 31 30 29
10.8 ± 3.9 1.4 ± 1.5 0.83 ± 0.79 6.1 ± 5.7 16.9 ± 4.8 0.60 ± 0.22
0.049 0.0003 <0.0001 0.017 0.97 0.17
122 0.86 ± 0.15 211 0.89 ± 0.12
85 61
0.90 ± 0.14 27 0.91 ± 0.14 25
0.89 ± 0.12 0.91 ± 0.09
0.13 0.18
108 0.80 ± 0.17 203 0.85 ± 0.15
79 62
0.89 ± 0.12 22 0.89 ± 0.14 19
0.85 ± 0.18 0.92 ± 0.14
0.0010 0.033
138 117 93 212 200
0.86 ± 0.08 0.77 ± 0.17 0.75 ± 0.21 0.70 ± 0.19 0.80 ± 0.10
57 70 54 92 89
0.89 ± 0.08 0.87 ± 0.14 0.83 ± 0.15 0.72 ± 0.19 0.83 ± 0.08
18 15 12 31 30
0.89 ± 0.09 0.92 ± 0.12 0.83 ± 0.21 0.78 ± 0.18 0.85 ± 0.07
0.0065 <0.0001 0.016 0.12 0.0008
166 32.5 ± 43.5 211 65.2 ± 50.4
92 69
41.9 ± 32.5 25 24.1 ± 25.3 25
27.4 ± 26.1 71.7 ± 65.6
0.11 <0.0001
159 32.1 ± 48.7 206 58.3 ± 59.3
84 75
43.4 ± 34.7 21 44.8 ± 56.8 20
20.3 ± 21.8 24.5 ± 40.1
0.043 0.018
163 20.0 ± 34.9 135 180 ± 141 160 26.4 ± 31.9 207 72.0 ± 52.9 192 277 ± 163
80 56 67 91 87
40.3 ± 41.5 141 ± 63.8 56.5 ± 67.4 69.9 ± 44.5 281 ± 129
18 13 18 27 22
9.3 ± 9.5 132 ± 88.3 18.0 ± 17.0 68.9 ± 63.8 216 ± 113
0.0018 0.081 <0.0001 0.92 0.17
118 207
15.6 ± 8.6 12.6 ± 6.3
85 61
12.2 ± 6.2 12.3 ± 7.4
23 24
10.2 ± 7.3 11.6 ± 5.2
0.0007 0.75
107 199
17.0 ± 9.6 12.2 ± 7.0
79 61
12.9 ± 6.2 15.3 ± 8.0
19 17
10.6 ± 6.7 12.2 ± 9.4
0.0003 0.019
135 114 92 207 192
13.1 ± 5.1 14.9 ± 8.5 23.7 ± 7.6 11.2 ± 6.7 12.9 ± 4.3
56 67 53 91 87
12.6 ± 4.0 13.1 ± 8.7 23.7 ± 7.0 12.8 ± 6.4 13.7 ± 4.4
13 12 12 27 22
10.3 ± 4.5 10.1 ± 9.2 19.0 ± 7.2 10.1 ± 6.8 10.9 ± 3.7
0.12 0.12 0.10 0.075 0.025
236
7.9 ± 11.4
101
6.9 ± 9.3
31
11.4 ± 11.5
0.14
23/ 125
6.3.1.4. Overzicht van de patiënten De karakteristieken van de bedden op de verpleegafdelingen zijn globaal en per specialisatie van het ziekenhuis beschreven in tabel D.8. De psychiatrische ziekenhuizen hebben vaker bedden voor volwassenen ter bescherming van de maatschappij (p<0.0001) en opnamen voor observatie (p<0.0001) dan algemene ziekenhuizen. De algemene ziekenhuizen hebben vaker kinderbedden voor vrij verblijf (p=0.0020). Tabel D.8 Kenmerken van de bedden in de 447 afdelingen (frequentie en percentage) in het algemeen en in functie van de specialisatie van het ziekenhuis Psychiatrisch Ziekenhuis p-waarde n Totaal n Algemeen Ziekenhuis n Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voorm. gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
365
153 (41.9) 79 212 (58.1)
10 (12.7) 69 (87.3)
286
143 (50.0) 143 (50.0)
<0.0001
367
186 (50.7) 79 181 (49.3)
22 (27.9) 57 (72.2)
288
164 (56.9) 124 (43.1)
<0.0001
367
320 (87.2) 79 47 (12.8)
65 (82.3) 14 (17.7)
288
255 (88.5) 33 (11.5)
0.14
350
31 (8.9) 77 319 (91.1)
10 (13.0) 67 (87.0)
273
21 (7.7) 252 (92.3)
0.15
349
31 (8.9) 77 318 (91.1)
10 (13.0) 67 (87.0)
272
21 (7.7) 251 (92.3)
0.15
348
45 (12.9) 77 303 (87.1)
18 (23.4) 59 (76.6)
271
27 (10.0) 244 (90.0)
0.0020
De verschillende behandelingcombinaties worden in tabel D.9 beschreven in volgorde van afnemende frequentie. Bedden voor volwassenen en kinderen worden apart beschouwd. Tabel D.9 Combinaties van de meest frequente zorgverlening in de algemene en psychiatrische ziekenhuizen Algemeen Ziekenhuis Psychiatrisch Ziekenhuis Rang Soort zorgverlening n % Rang Soort zorgverlening Volwassen bedden 1 Vrijwillige opname 2 3 4
%
44 64.7
1
13 19.1 7 10.3
2 3
Vrijwillige opname, Opname ter observatie, 97 35.3 Sociaal Verweer Vrijwillige opname 76 27.6 Vrijwillige opname en Opname ter observatie 55 20.0
5.9
4 5
Sociaal Verweer en Opname ter observatie Andere
23 24
Bijzondere 10 55.6
1
Vrijwillige opname
13 35.1
8 44.4
2
Plaatsing Jeugdrechter, Plaatsing Bijzondere 11 29.7 Jeugdzorg, séjour libre Plaatsing Jeugdrechter en Plaatsing Bijzondere 6 16.2 Jeugdzorg Andere 7 18.9
Vrijwillige opname en Opname ter observatie Vrijwillige opname, Opname ter observatie, Sociaal Verweer Andere
Kinderbedden 1 Plaatsing Jeugdrechter, Plaatsing Jeugdzorg, Vrijwillige opname 2 Vrijwillige opname
n
4
3 4
8.4 8.7
24/ 125
De karakteristieken van de bedden in de verpleegafdelingen worden in tabel D.10 per gewest beschreven. Er zijn minder bedden voor vrij verblijf van volwassenen in Vlaanderen dan in BrusselHoofdstad en Wallonië (p=0.035). Tabel D.10 Kenmerken van de bedden in de 447 afdelingen (frequentie en percentage) in functie van het gewest n Vlaams n Waals n Brussel-Hoofdstad p-waarde Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja 234 101 (43.2) 100 43 (43.0) 31 Neen 133 (56.8) 57 (57.0) Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja 235 113 (48.1) 101 58 (57.4) 31 Neen 122 (51.9) 43 (42.6) Vrijwillige opname Ja 225 213 (90.6) 102 83 (81.4) 30 Neen 22 (9.4) 19 (18.6) Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
9 (29.0) 22 (71.0)
0.32
15 (48.4) 16 (51.6)
0.28
24 (80.0) 6 (20.0)
0.035
227
21 (9.3) 206 (90.8)
93
5 (5.4) 30 88 (94.6)
5 (16.7) 25 (83.3)
0.16
226
19 (8.4) 207 (91.6)
93
7 (7.5) 30 86 (92.5)
5 (16.7) 25 (83.3)
0.28
226
28 (12.4) 198 (87.6)
92
11 (12.0) 30 81 (88.0)
6 (20.0) 24 (80.0)
0.48
De behandelde pathologieën in de verschillende afdelingen worden in tabel D.11 beschreven: globaal en per specialisatie van het ziekenhuis.
25/ 125
Tabel D.11 Aanwezige pathologieën binnen de verschillende diensten: in het algemeen en in functie van de specialisatie van de ziekenhuizen Algemeen Psychiatrisch Ziekenhuis p-waarde n Totaal n Ziekenhuis n Stemmingsstoornissen 366 79 287 Ja 319 (87.2) 74 (93.7) 245 (85.4) 0.051 Neen 47 (12.8) 5 (6.3) 42 (14.6) 79 288 Stoornissen verbonden met Middelengebruik 367 Ja 303 (82.6) 68 (86.1) 235 (81.6) 0.35 Neen 64 (17.4) 11 (13.9) 53 (18.4) Schizofrenie en Andere Psychoses 368 79 289 Ja 295 (80.2) 70 (88.6) 225 (77.9) 0.034 Neen 73 (19.8) 9 (11.4) 64 (22.2) Aanpassingsstoornissen 360 79 281 Ja 269 (74.7) 73 (92.4) 196 (69.8) <0.0001 Neen 91 (25.3) 6 (7.6) 85 (30.3) Andere Omstandigheden met Klinisch Belang 357 79 278 Ja 166 (46.5) 53 (67.1) 113 (40.7) <0.0001 Neen 191 (53.5) 26 (32.9) 165 (59.4) Bijkomende Codes 354 78 276 Ja 132 (37.3) 41 (52.6) 91 (33.0) 0.0016 Neen 222 (62.7) 37 (47.4) 185 (67.0) 79 288 Angststoornissen 367 Ja 292 (79.6) 75 (94.9) 217 (75.4) 0.0001 Neen 75 (20.4) 4 (5.1) 71 (24.7) Delirium, Dementie en Cognitieve Stoornissen 365 79 286 Ja 241 (66.0) 72 (91.1) 169 (59.1) <0.0001 7 (8.9) 117 (40.9) Neen 124 (34.0) Stoornissen bij kinderen en adolescenten 359 79 280 Ja 97 (27.0) 33 (41.8) 64 (22.9) 0.0008 Neen 262 (73.0) 46 (58.2) 216 (77.1) Stoornissen Impulscontrole 366 79 287 Ja 251 (68.6) 63 (79.8) 188 (65.5) 0.016 Neen 115 (31.4) 16 (20.3) 99 (34.5) 79 280 Seksuele en Genderidentiteitsstoornissen 359 Ja 131 (36.5) 34 (43.0) 97 (34.6) Neen 228 (63.5) 45 (57.0) 183 (65.4) 0.17 79 282 Eetstoornissen 361 Ja 162 (44.9) 53 (67.1) 109 (38.7) <0.0001 26 (32.9) 173 (61.4) Neen 199 (55.1) Nagebootste Stoornissen 357 79 278 Ja 97 (27.2) 39 (49.4) 58 (20.9) <0.0001 Neen 260 (72.8) 40 (50.6) 220 (79.1) Somatoforme Stoornissen 363 79 284 Ja 200 (55.1) 64 (81.0) 136 (47.9) <0.0001 Neen 163 (44.9) 15 (19.0) 148 (52.1) 79 286 Slaapstoornissen 365 Ja 206 (56.4) 62 (78.5) 144 (50.4) <0.0001 17 (21.5) 142 (49.7) Neen 159 (43.6) Mentale Stoornissen veroorzaakt door de Algemene Medische Toestand 358 78 280 Ja 153 (42.7) 50 (64.1) 103 (36.8) <0.0001 Neen 205 (57.3) 28 (35.9) 177 (63.2)
In algemene ziekenhuizen zijn de 5 meest voorkomende pathologieën: angststoornissen (95 %); stemmingsstoornissen (94 %); aanpassingsstoornissen (92 %); verwardheid, dementie en cognitieve stoornissen (91 %) en schizofrenie en andere psychosen (89 %). In psychiatrische ziekenhuizen zijn dat stemmingsstoornissen (85 %); stoornissen verbonden aan verslaving (82 %); schizofrenie en andere psychosen (78 %); angststoornissen (75 %) en aanpassingsstoornissen (70 %).
26/ 125
6.3.2. Criterium 1 Dit eerste criterium betreft de evaluatie van het risico op gewelddadig/agressief gedrag. In welke mate wordt het risico op gewelddadig gedrag effectief beoordeeld en wordt in het dossier van elke patiënt een aanpak genoteerd om hiermee om te gaan? 6.3.2.1. Beoordeling van criterium 1 Van de 375 afdelingen die op de vragen van criterium 1 antwoordden, passen 11 afdelingen (3.1 %) criterium 1 volledig toe, 270 (75.6 %) gedeeltelijk en 76 (21.3 %) helemaal niet. 52.8 % van de afdelingen beoordelen het risico op geweld/agressiviteit voor meer dan 50 % van de patiënten. Van de 321 afdelingen die het risico op geweld/agressiviteit evalueren, gaan 38 afdelingen (11.8 %) over tot een gestructureerd interview met meer dan 50 % van de patiënten en 23 afdelingen (7.2 %) houden een gestructureerd interview met verwanten van de patiënt. 36 afdelingen (12.0 %) gebruiken bovendien een schaal en 170 afdelingen (55.0 %) gaan voor meer dan 50 % van de patiënten over tot een klinisch oordeel. Deze evaluatie is multidisciplinair in 91.6 % van de gevallen (Tabel C1.1). Tabel C1.1 Toepassing van de elementen van criterium 1 voor meer dan 50 % van de patiënten Percentage van patiënten n 0-50% 51 -100% Risico op gewelddadig / agressief gedrag inschatten
375
177 (47.2)
198 (52.8)
Gestructureerd interview
321
283 (88.2)
38 (11.8)
Gestructureerd interview met verwanten van de patiënt
321
298 (92.8)
23 (7.2)
Instrument
321
309 (96.3)
36 (12)
Klinische beoordeling
309
139 (45.0)
170 (55.0)
Multidisciplinaire klinische beoordeling
274
23 (8.4)
251 (91.6)
27/ 125
Tabel C1.2 toont de toepassingsgraad van criterium 1 op basis van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen. Criterium 1 wordt vaker toegepast in psychiatrische ziekenhuizen dan in algemene ziekenhuizen (p=0.029). Het wordt bovendien meer toegepast naarmate de afdeling kleiner is (p=0.036) en het aantal voltijdse equivalenten per bed hoger ligt (p=0.0013). De toepassingsgraad variëert ook tussen de gewesten (p<0.001). In afdelingen met bedden voor volwassenen voor vrij verblijf ligt de toepassingsgraad lager (p=0.024). In afdelingen met bedden voor volwassenen ter bescherming van de maatschappij (p=0.0081) of kinderbedden van de bijzondere jeugdzorg (p=0.0096) wordt criterium 1 dan weer vaker toegepast. Tabel C1.2 Toepassingsgraad van criterium 1 in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen n Niet Gedeeltelijk Volledig p-waarde 375 76 (21.3) 270 (75.6) 11 (3.1) Specialisatie Algemeen 82 24 (29.3) 57 (69.5) 1 (1.2) 0.029 Psychiatrisch 275 52 (18.9) 213 (77.5) 10 (3.6) Totale omvang psychiatrische sector
357 243 ± 171.3 278.1 ± 164.4 349.5 ± 162.6
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
221 103 33
30 (13.6) 40 (38.8) 6 (18.2)
183 (82.8) 61 (59.2) 26 (78.8)
8 (3.6) 2 (1.9) 1 (3)
<0.0001
Omvang van de afdeling
325
31.4 ± 9.1
30.2 ± 10.4
20.4 ± 7.4
0.034
VTE / bed
294 0.56 ± 0.15
0.63 ± 0.32
1.0 ± 0.49
0.0013
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
0.035
225 108
49 (21.8) 20 (18.5)
171 (76) 82 (75.9)
5 (2.2) 6 (5.6)
0.25
22 311
1 (4.5) 68 (21.9)
20 (90.9) 233 (74.9)
1 (4.5) 10 (3.2)
0.064
166 167
29 (17.5) 40 (24)
128 (77.1) 125 (74.9)
9 (5.4) 2 (1.2)
0.042
13 320
4 (30.8) 65 (20.3)
9 (69.2) 244 (76.2)
0 (0) 11 (3.4)
0.30
343
7.6 ± 9.7
8.4 ± 11.7
3.7 ± 4.9
0.97
144 197
24 (16.7) 48 (24.4)
110 (76.4) 148 (75.1)
10 (6.9) 1 (0.5)
0.0081
177 166
30 (16.9) 42 (25.3)
143 (80.8) 118 (71.1)
4 (2.3) 6 (3.6)
0.13
300 43
64 (21.3) 8 (18.6)
232 (77.3) 28 (65.1)
4 (1.3) 7 (16.3)
0.024
27 300
2 (7.4) 63 (21)
24 (88.9) 229 (76.3)
1 (3.7) 8 (2.7)
0.10
28 299
1 (3.6) 64 (21.4)
25 (89.3) 228 (76.3)
2 (7.1) 7 (2.3)
0.0096
42 284
6 (14.3) 58 (20.4)
35 (83.3) 218 (76.8)
1 (2.4) 8 (2.8)
0.42
28/ 125
Tabel C1.3 beschrijft de toepassingsgraad van criterium 1 op basis van de pathologieën van de patiënten. Tabel C1.3 Toepassingsgraad van criterium 1 in functie van de pathologieën van de patiënten n Niet Gedeeltelijk Volledig p-waarde 375 76 (21.3) 270 (75.6) 11 (3.1) Stemmingsstoornissen Ja Neen Stoornissen verbonden met Middelengebruik Ja Neen Schizofrenie en Andere Psychoses Ja Neen Aanpassingsstoornissen Ja Neen Andere Omstandigheden met Klinisch Belang Ja Neen Bijkomende Codes Ja Neen Angststoornissen Ja Neen Delirium, Dementie en Cognitieve Stoornissen Ja Neen Stoornissen bij kinderen en adolescenten Ja Neen Stoornissen Impulscontrole Ja Neen Seksuele en Genderidentiteitsstoornissen Ja Neen Eetstoornissen Ja Neen Nagebootste Stoornissen Ja Neen Somatoforme Stoornissen Ja Neen Slaapstoornissen Ja Neen Mentale Stoornissen veroorzaakt door de Algemene Medische Toestand Ja Neen
297 61 (20.5) 45 10 (22.2)
227 (76.4) 34 (75.6)
9 (3) 1 (2.2)
0.74
284 57 (20.1) 59 14 (23.7)
217 (76.4) 44 (74.6)
10 (3.5) 1 (1.7)
0.42
274 58 (21.2) 69 14 (20.3)
207 (75.5) 53 (76.8)
9 (3.3) 2 (2.9)
0.93
251 55 (21.9) 87 15 (17.2)
188 (74.9) 70 (80.5)
8 (3.2) 2 (2.3)
0.47
153 33 (21.6) 181 36 (19.9)
116 (75.8) 140 (77.3)
4 (2.6) 5 (2.8)
0.71
126 27 (21.4) 207 43 (20.8)
95 (75.4) 159 (76.8)
4 (3.2) 5 (2.4)
0.99
270 58 (21.5) 72 13 (18.1)
203 (75.2) 58 (80.6)
9 (3.3) 1 (1.4)
0.76
225 53 (23.6) 116 18 (15.5)
169 (75.1) 92 (79.3)
3 (1.3) 6 (5.2)
0.026
89 17 (19.1) 247 53 (21.5)
68 (76.4) 189 (76.5)
4 (4.5) 5 (2)
0.42
236 48 (20.3) 106 22 (20.8)
177 (75) 84 (79.2)
11 (4.7) 0 (0)
0.42
125 22 (17.6) 213 48 (22.5)
95 (76) 163 (76.5)
8 (6.4) 2 (0.9)
0.056
152 30 (19.7) 185 39 (21.1)
120 (78.9) 139 (75.1)
2 (1.3) 7 (3.8)
0.89
92 18 (19.6) 244 52 (21.3)
70 (76.1) 187 (76.6)
4 (4.3) 5 (2)
0.50
185 38 (20.5) 155 32 (20.6)
141 (76.2) 119 (76.8)
6 (3.2) 4 (2.6)
0.89
188 45 (23.9) 152 25 (16.4)
139 (73.9) 121 (79.6)
4 (2.1) 6 (3.9)
0.062
142 29 (20.4) 192 40 (20.8)
110 (77.5) 146 (76)
3 (2.1) 6 (3.1)
0.93
29/ 125
Beoordeling van het risico op gewelddadig/agressief patiëntengedrag Uit tabel C1.4 blijkt dat 52.8 % van de afdelingen het risico op gewelddadig/agressief gedrag voor minstens 50 % van de patiënten beoordelen. Voor psychiatrisch ziekenhuizen is dit 56.0 % en voor algemene ziekenhuizen 41.5 % (p=0.021). Slechts 39.9 % van de afdelingen in het Waals Gewest evalueren het risico voor meer dan 50 % van de patiënten tegenover 57.6 % en 60.6 % in respectievelijk het Vlaams Gewest en Brussel-Hoofdstad (p=0.0061). De psychiatrische sector is groter in de ziekenhuizen die het risico op geweld/agressiviteit voor meer dan 50 % van de patiënten evalueren dan die in ziekenhuizen die het risico voor minder dan 50 % van de patiënten beoordelen (293 ± 157 bedden vs 257 ± 176 bedden, p=0.043). Tabel C1.4 Evaluatie van het risico op geweld/agressiviteit door de patiënt in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen Percentage van patiënten n 0-50% 51-100% p-waarde 375 177 (47.2) 198 (52.8) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
82 293
48 (58.5) 129 (44)
34 (41.5) 164 (56)
0.021
Totale omvang psychiatrische sector
375
258 ± 176
293 ± 157
0.043
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
236 106 33
100 (42.4) 64 (60.4) 13 (39.4)
136 (57.6) 42 (39.6) 20 (60.6)
0.0061
30/ 125
Tabel C1.5 toont dat het risico op geweld/agressiviteit minder vaak wordt beoordeeld in afdelingen met bedden voor vrij verblijf voor volwassenen (68 % vs 50 %, p=0.024) en vaker in afdelingen met bedden ter bescherming van de maatschappij (68.2 % vs 51.3 %, p=0.013). Het aantal voltijdse equivalenten per bed ligt hoger in afdelingen die het risico op geweld/agressiviteit evalueren (0.69 ± 0.38 vs 0.57 ± 0.17, p=0.0012). In bijlage 7 (Tabel A.1.1) wordt het risico op geweld/agressiviteit op basis van de pathologieën die voorkomen in de afdelingen geëvalueerd en een meer gedetailleerde analyse van de percentages wordt in tabel A.1.2 gegeven. Tabel C1.5 Beoordeling van het risico op geweld/agressiviteit door de patiënt in functie van de karakteristieken van de afdelingen Percentage van patiënten n 0-50% 51-100% p-waarde 375 177 (47.2) 198 (52.8) Omvang van de afdeling
339
Totaal VTE / bed
307 0.57 ± 0.17 0.69 ± 0.38
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
31.1 ± 8.7
29 ± 11.2
0.052 0.0012
232 116
107 (46.1) 55 (47.4)
125 (53.9) 61 (52.6)
0.82
23 325
8 (34.8) 154 (47.4)
15 (65.2) 171 (52.6)
0.25
174 174
77 (44.3) 85 (48.9)
97 (55.7) 89 (51.1)
0.39
15 333
10 (66.7) 152 (45.6)
5 (33.3) 181 (54.4)
0.12
359
8.1 ± 10.5
7.8 ± 11.5
0.82
150 206
58 (38.7) 107 (51.9)
92 (61.3) 99 (48.1)
0.013
184 174
78 (42.4) 89 (51.1)
106 (57.6) 85 (48.9)
0.097
314 44
153 (48.7) 14 (31.8)
161 (51.3) 30 (68.2)
0.038
30 312
11 (36.7) 148 (47.4)
19 (63.3) 164 (52.6)
0.26
30 311
11 (36.7) 148 (47.6)
19 (63.3) 163 (52.4)
0.26
44 296
24 (54.5) 134 (45.3)
20 (45.5) 162 (54.7)
0.25
31/ 125
Het risico op geweld/agressiviteit wordt in 321 afdelingen (86 %) geëvalueerd. Van deze afdelingen beoordeelt 54 % het risico op geweld/agressiviteit voor de opname, 71 % bij de opname, 87 % tijdens het verblijf en 18 % aan het einde van het verblijf. 9,4 % van de afdelingen beoordeelt één keer per dag en 24 % meermaals per dag (Tabel C1.6). In algemene ziekenhuizen wordt het risico op geweld/agressiviteit vaker beoordeeld bij opname dan in psychiatrische ziekenhuizen (p=0.0004), maar er zijn minder beoordelingen tijdens het verblijf (p=0.047). Tabel C1.6 Momenten tijdens het ziekenhuisverblijf wanneer het risico op geweld/agressiviteit wordt beoordeeld (in de 321 afdelingen die het risico evalueren) Totaal Algemeen Ziekenhuis Psychiatrisch Ziekenhuis n Neen Ja Neen Ja Neen Ja p-waarde Vóór de opname
321 148 (46.1) 173 (53.9) 34 (53.1)
30 (46.9)
114 (44.4)
143 (55.6)
0.21
Bij de opname
321
92 (28.7)
229 (71.3)
58 (90.6)
86 (33.5)
171 (66.5)
0.0004
Tijdens het verblijf
321
41 (12.8)
280 (87.2) 13 (20.3)
51 (79.7)
28 (10.9)
229 (89.1)
0.047
Aan het eind van het verblijf 321 263 (81.9)
58 (18.1)
54 (84.4)
10 (15.6)
209 (81.3)
48 (18.7)
0.57
Eén keer per dag
321 291 (90.7)
30 (9.4)
55 (85.9)
9 (14.1)
236 (91.8)
21 (8.2)
0.15
Meerdere keren per dag
321 243 (75.7)
78 (24.3)
45 (70.3)
19 (29.7)
198 (77.0)
59 (23.0)
0.26
6 (9.4)
Gestructureerd interview met de patiënt Van de 321 afdelingen die het risico op geweld/agressiviteit evalueren, gaan er 38 (11.8 %) over tot een gestructureerde evaluatie van de patiënt voor minstens 50 % van de patiënten. Dit fenomeen wordt niet beïnvloed door de ziekenhuiskarakteristieken (Tabel C1.7). Tabel C1.8 toont daarentegen dat gestructureerde interviews van de patiënten vaker voorkomen in de afdelingen met bedden voor volwassenen ter bescherming van de maatschappij (19.0 % vs 6.4 %, p=0.0018) en minder vaak in de afdelingen met bedden voor volwassenen in vrij verblijf (9.6 % vs 27.8 %, p=0.0024). In bijlage 7 (Tabel A.2.1) wordt de evaluatie via een gestructureerd interview met de patiënt beschreven op basis van de pathologieën die in de afdelingen voorkomen, een meer gedetailleerde analyse wordt in tabel A.2.2 gegeven. Tabel C1.7 Evaluatie via een gestructureerd interview met patiënten in de 321 afdelingen die het risico op geweld/agressiviteit beoordelen, in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen Percentage van patiënten n 0-50% 51-100% p-waarde 321 283 (88.2) 38 (11.8) Specialisatie Algemeen 64 60 (93.8) 4 (6.2) 0.13 Psychiatrisch 257 223 (86.8) 34 (13.2) Totale omvang psychiatrische sector
321
278 ± 167
315 ± 150
0.19
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
226 68 27
198 (87.6) 62 (91.2) 23 (85.2)
28 (12.4) 6 (8.8) 4 (14.8)
0.65
32/ 125
Tabel C1.8 Evaluatie via een gestructureerd interview met patiënten in functie van de karakteristieken van de afdelingen (in de 321 afdelingen die het risico op geweld/agressiviteit evalueren) Percentage van patiënten n 0-50% 51-100% p-waarde 321 283 (88.2) 38 (11.8) Omvang van de afdeling
294
30.1 ± 10.2
27.2 ± 10
0.11
VTE / bed
265
0.63 ± 0.31
0.76 ± 0.37
0.61
198 103
175 (88.4) 90 (87.4)
23 (11.6) 13 (12.6)
0.80
22 279
20 (90.9) 245 (87.8)
2 (9.1) 34 (12.2)
0.67
153 148
130 (85) 135 (91.2)
23 (15) 13 (8.8)
0.098
13 288
13 (100) 252 (87.5)
0 (0) 36 (12.5)
0.98
309
7.9 ± 10.3
8.3 ± 16.1
0.86
135 171
110 (81.5) 160 (93.6)
25 (18.5) 11 (6.4)
0.0018
161 147
141 (87.6) 132 (89.8)
20 (12.4) 15 (10.2)
0.54
272 36
246 (90.4) 26 (72.2)
26 (9.6) 10 (27.8)
0.0024
28 270
25 (89.3) 241 (89.3)
3 (10.7) 29 (10.7)
0.99
29 268
26 (89.7) 239 (89.2)
3 (10.3) 29 (10.8)
0.94
39 258
35 (89.7) 230 (89.1)
4 (10.3) 28 (10.9)
0.91
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
Gestructureerd interview met de verwanten van de patiënt Van de 321 afdelingen die het risico op geweld/agressiviteit beoordelen, gaan er 23 (7.2 %) over tot een gestructureerde evaluatie van de verwanten van de patiënt voor minstens 50 % van de patiënten. Tabellen C1.9 en C1.10 tonen dat dit niet wordt beïnvloed door de karakteristieken van de afdelingen en de ziekenhuizen. In bijlage 7 worden de analyse van de percentages op basis van de pathologieën van de patiënten (Tabel A.3.1) en een meer gedetailleerde analyse van de percentages (Tabel A.3.2) besproken.
33/ 125
Tabel C1.9 Evaluatie via een gestructureerd interview met de verwanten van patiënten in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen (in de 321 afdelingen die het risico op geweld/agressiviteit beoordelen) Percentage van patiënten n 0-50% 51-100% p-waarde 321 298 (92.8) 23 (7.2) Specialisatie Algemeen 64 60 (93.8) 4 (6.2) 0.75 Psychiatrisch 257 238 (92.6) 19 (7.4) Totale omvang psychiatrische sector
321
283 ± 167.1
270.3 ± 146.3
0.72
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
226 68 27
209 (92.5) 64 (94.1) 25 (92.6)
17 (7.5) 4 (5.9) 2 (7.4)
0.90
Tabel C1.10 Evaluatie via een gestructureerd interview met de verwanten van patiënten in functie van de karakteristieken van de afdelingen (in de 321 afdelingen die het risico op geweld/agressiviteit evalueren) Percentage van patiënten n 0-50% 51-100% p-waarde 321 298 (92.8) 23 (7.2) Omvang van de afdeling
294
29.9 ± 10.4
27.8 ± 6.5
0.38
VTE / bed
265
0.64 ± 0.32
0.75 ± 0.32
0.18
198 103
186 (93.9) 95 (92.2)
12 (6.1) 8 (7.8)
0.57
22 279
19 (86.4) 262 (93.9)
3 (13.6) 17 (6.1)
0.18
153 148
142 (92.8) 139 (93.9)
11 (7.2) 9 (6.1)
0.69
13 288
13 (100) 268 (93.1)
0 (0) 20 (6.9)
0.98
309
8 ± 10.9
7.2 ± 12.8
0.77
135 171
125 (92.6) 161 (94.2)
10 (7.4) 10 (5.8)
0.58
161 147
152 (94.4) 136 (92.5)
9 (5.6) 11 (7.5)
0.50
272 36
256 (94.1) 32 (88.9)
16 (5.9) 4 (11.1)
0.24
28 270
25 (89.3) 254 (94.1)
3 (10.7) 16 (5.9)
0.33
29 268
25 (86.2) 253 (94.4)
4 (13.8) 15 (5.6)
0.098
39 258
36 (92.3) 242 (93.8)
3 (7.7) 16 (6.2)
0.72
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
34/ 125
Inhoud van de gestructureerde interviews Van de 321 afdelingen die het risico op geweld/agressiviteit evalueren, gaan er 88 (27 %) over tot een gestructureerde evaluatie van de patiënten en/of van de verwanten van de patiënten. De behandelde onderwerpen tijdens de interviews worden weergegeven in tabel C1.11. Met 60 afdelingen (71 %) die het onderwerp situatiegebonden risico’s bespreken tijdens meer dan 50 % van de interviews die ze uitvoeren met patiënten en/of verwanten is dit het belangrijkste onderwerp. Andere belangrijke onderwerpen zijn alarmsignalen (49 afdelingen of 58 %), risico’s van persoonlijke aard (36 afdelingen of 44 %), klinische risico’s (52 afdelingen of 62 %) en de manier om het geweld van de patiënt te beheersen (36 afdelingen of 43 %). Van de 53 afdelingen die alle inhoudelijke vragen beantwoordden, voldeden slechts 3 afdelingen (5.7 %) aan de kwaliteitscriteria. Tabel C1.11 Inhoud van de gestructureerde interviews met patiënten en/of verwanten van patiënten (voor de 88 afdelingen die een gestructureerd interview met de patiënt en/of verwanten van de patiënt afnemen) Percentage van patiënten n 0 1-24% 25-50% 51-75% >75% Alarmsignalen
84
3 (3.6)
21 (25.0) 11 (13.1) 12 (14.3) 37 (44.1)
Risicofactoren van persoonlijke aard
82 21 (25.6) 19 (23.2)
Risicofactoren van klinische aard
84
3 (3.6)
18 (21.4) 11 (13.1)
Risicofactoren van situationele aard
84
1 (1.2)
18 (21.4)
5 (6.0)
Manier waarop de gewelddadigheid is aangepakt
84 22 (26.2) 22 (26.2)
4 (4.8)
6 (7.3)
8 (9.8)
28 (34.2)
7 (8.3)
45 (53.6)
13 (15.5) 47 (56.0) 7 (8.3)
29 (34.5)
Gebruik van een meetschaal Van de 321 afdelingen die het risico op geweld/agressiviteit evalueren, gebruiken 36 afdelingen (12 %) één of meerdere meetschalen. De voornaamste meetschalen die worden gebruikt, worden in tabel C1.12 opgesomd. Bijlage 7 (Tabel A.4.1) biedt een overzicht van de overige gebruikte meetschalen. Tabel C1.12 Meetschalen die door de afdelingen worden gebruikt om het risico op geweld/agressiviteit van patiënten in te schatten, (voor de 36 afdelingen die minstens één schaal gebruiken) Totaal Algemeen Ziekenhuis Psychiatrisch Ziekenhuis p-waarde n=36 n=6 n=30 Instrument Neen Ja Neen Ja Neen Ja PCL:SV
29 (82.9)
6 (17.1)
6 (100)
0 (0)
23 (79.3)
0 (0)
0.96
VRAG
34 (97.1)
1 (2.9)
6 (100)
0 (0)
28 (96.6)
1 (3.5)
0.97
HCR 20
22 (62.9)
13 (37.1)
6 (100)
0 (0)
16 (55.2)
13 (44.8)
0.95
EVA of VAS
32 (91.4)
3 (8.6)
3 (50.0)
3 (50.0)
29 (100)
0 (0)
0.96
Andere
10 (28.6)
25 (71.4)
3 (50.0)
3 (50.0)
7 (24.1)
22 (75.9)
0.22
Klinisch oordeel Het inschatten van het risico op geweld/agressiviteit houdt in 170 afdelingen (55 %) een klinisch oordeel in voor meer dan 50 % van de patiënten. De karakteristieken van de ziekenhuizen beïnvloeden het percentage patiënten waarvoor een klinisch oordeel wordt gegeven niet (Tabel C1.13).
35/ 125
Tabel C1.13 Klinisch oordeel bij de beoordeling in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen (in de 321 afdelingen die het risico evalueren) Percentage van patiënten n 0-50% 51-100% p-waarde 309 139 (45.0) 170 (55.0) Specialisatie Algemeen 64 29 (45.3) 35 (54.7) 0.95 Psychiatrisch 245 110 (44.9) 135 (55.1) Totale omvang psychiatrische sector
309
272.4 ± 172.1
283.6 ± 159.8
0.55
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
215 67 27
102 (47.4) 26 (38.8) 11 (40.7)
113 (52.6) 41 (61.2) 16 (59.3)
0.42
Een klinisch oordeel wordt minder vaak gesteld in de afdelingen met psychogeriatrische bedden (25 % vs 56.6 %, p=0.044) of de afdelingen met bedden voor vrijwillig verblijf van volwassenen (52.7 % vs 75 %, p=0.014) (Tabel C1.14). Bijlage 7 vermeldt de percentages op basis van de pathologieën van de patiënten (Tabel A.5.1) en een meer gedetailleerde analyse van deze percentages (Tabel A.5.2). Tabel C1.14 Klinisch oordeel dat de evaluatie van het risico op geweld/agressiviteit beïnvloedt in functie van de karakteristieken van de afdelingen (voor de 321 afdelingen die het risico evalueren) Percentage van patiënten n 0-50% 51-100% p-waarde 309 139 (45.0) 170 (55.0) Omvang van de afdeling
284 31.6 ± 10.6
28.4 ± 9.7
0.0094
VTE / bed
256 0.60 ± 0.24 0.68 ± 0.37
0.055
192 99
84 (43.8) 46 (46.5)
108 (56.2) 53 (53.5)
0.66
22 269
8 (36.4) 122 (45.4)
14 (63.6) 147 (54.6)
0.42
147 144
63 (42.9) 67 (46.5)
84 (57.1) 77 (53.5)
0.53
12 279
9 (75) 121 (43.4)
3 (25) 158 (56.6)
0.044
299
8.8 ± 12.1
7.3 ± 10.3
0.28
131 165
54 (41.2) 78 (47.3)
77 (58.8) 87 (52.7)
0.30
155 143
64 (41.3) 70 (49)
91 (58.7) 73 (51)
0.18
262 36
124 (47.3) 9 (25)
138 (52.7) 27 (75)
0.014
26 263
9 (34.6) 121 (46)
17 (65.4) 142 (54)
0.27
28 261
11 (39.3) 119 (45.6)
17 (60.7) 142 (54.4)
0.52
38 251
17 (44.7) 113 (45)
21 (55.3) 138 (55)
0.97
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
36/ 125
Als de risicobepaling op geweld/agressiviteit een klinisch oordeel omvat, wordt dit in 251 afdelingen (92.6 %) door een multidisciplinair team gegeven. 6.3.2.2. Haalbaarheid van criterium 1 Naast de vragen over welke elementen van criterium 1 reeds werden toegepast, werd ook gepolst naar de mening van de afdelingen over de toepasbaarheid van de andere elementen. Er waren 263 afdelingen die alle vragen met betrekking tot de haalbaarheid van criterium 1 beantwoordden, maar het zelf niet volledig toepasten. Hiervan zeggen 125 afdelingen (47.5 %) dat de toepassing van criterium 1 haalbaar is en 129 afdelingen (49.1 %) dat het gedeeltelijk haalbaar is. De haalbaarheidgraad ligt lager in de afdelingen met psychogeriatrische bedden en hoger in de afdelingen die observatiebedden hebben (Tabel C1.15). Tabel C1.15 Haalbaarheid van criterium 1 in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen n Niet Gedeeltelijk Volledig p-waarde 263 9 (3.4) 129 (49.1) 125 (47.5) Specialisatie Algemeen 69 4 (5.8) 32 (46.4) 33 (47.8) 0.74 Psychiatrisch 204 5 (2.5) 99 (48.5) 100 (49) Totale omvang psychiatrische sector
273 206.7 ± 210.1 281.5 ± 171.9 266.5 ± 172
0.59
Omvang van de afdeling
249
34.7 ± 10.2
30.6 ± 8.9
29.8 ± 11.7
0.66
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
162 80 31
9 (5.6) 0 (0) 0 (0)
78 (48.1) 39 (48.8) 14 (45.2)
75 (46.3) 41 (51.2) 17 (54.8)
0.28
182 74
6 (3.3) 3 (4.1)
83 (45.6) 42 (56.8)
93 (51.1) 29 (39.2)
0.054
16 240
0 (0) 9 (3.8)
8 (50) 117 (48.8)
8 (50) 114 (47.5)
0.86
119 137
3 (2.5) 6 (4.4)
61 (51.3) 64 (46.7)
55 (46.2) 67 (48.9)
0.65
12 244
1 (8.3) 8 (3.3)
10 (83.3) 115 (47.1)
1 (8.3) 121 (49.6)
0.010
262
7.4 ± 8.2
8 ± 8.8
9.5 ± 14.2
0.23
105 155
3 (2.9) 6 (3.9)
45 (42.9) 78 (50.3)
57 (54.3) 71 (45.8)
0.30
131 131
3 (2.3) 6 (4.6)
57 (43.5) 69 (52.7)
71 (54.2) 56 (42.7)
0.041
229 33
8 (3.5) 1 (3)
110 (48) 16 (48.5)
111 (48.5) 16 (48.5)
0.50
22 228
0 (0) 9 (3.9)
12 (54.5) 106 (46.5)
10 (45.5) 113 (49.6)
0.76
24 226
0 (0) 9 (4)
12 (50) 106 (46.9)
12 (50) 111 (49.1)
0.74
32 218
2 (6.2) 7 (3.2)
15 (46.9) 103 (47.2)
15 (46.9) 108 (49.5)
0.59
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
37/ 125
De haalbaarheid van criterium 1 wordt op basis van de pathologieën van de patiënten beschreven in tabel C1.16. Tabel C1.16 Haalbaarheid van criterium 1 in functie van de pathologieën van de patiënten n Neen Gedeeltelijk 263 9 (3.4) 129 (49.1) Stemmingsstoornissen Ja 229 8 (3.5) 109 (47.6) Neen 32 1 (3.1) 16 (50) Stoornissen verbonden met Middelengebruik 99 (44) Ja 225 7 (3.1) Neen 37 2 (5.4) 26 (70.3) Schizofrenie en Andere Psychoses Ja 211 6 (2.8) 102 (48.3) Neen 51 3 (5.9) 23 (45.1) Aanpassingsstoornissen Ja 196 6 (3.1) 93 (47.4) Neen 61 3 (4.9) 29 (47.5) Andere Omstandigheden met Klinisch Belang Ja 117 4 (3.4) 61 (52.1) Neen 138 5 (3.6) 61 (44.2) Bijkomende Codes Ja 94 3 (3.2) 53 (56.4) Neen 161 6 (3.7) 69 (42.9) Angststoornissen Ja 210 7 (3.3) 100 (47.6) Neen 51 2 (3.9) 25 (49) Delirium, Dementie en Cognitieve Stoornissen Ja 170 8 (4.7) 85 (50) Neen 90 1 (1.1) 40 (44.4) Stoornissen bij kinderen en adolescenten Ja 75 1 (1.3) 37 (49.3) Neen 181 8 (4.4) 85 (47) Stoornissen Impulscontrole Ja 181 6 (3.3) 88 (48.6) Neen 80 3 (3.8) 36 (45) Seksuele en Genderidentiteitsstoornissen Ja 95 4 (4.2) 42 (44.2) Neen 162 5 (3.1) 79 (48.8) Eetstoornissen Ja 121 5 (4.1) 57 (47.1) Neen 136 4 (2.9) 65 (47.8) Nagebootste Stoornissen Ja 76 2 (2.6) 34 (44.7) Neen 179 7 (3.9) 87 (48.6) Somatoforme Stoornissen Ja 147 6 (4.1) 74 (50.3) Neen 112 3 (2.7) 49 (43.8) Slaapstoornissen Ja 152 8 (5.3) 72 (47.4) Neen 107 1 (0.9) 51 (47.7) Mentale Stoornissen veroorzaakt door de Algemene Medische Toestand Ja 111 6 (5.4) 53 (47.7) Neen 143 3 (2.1) 67 (46.9)
Ja p-waarde 125 (47.5) 112 (48.9) 15 (46.9)
0.80
119 (52.9) 9 (24.3)
0.0019
103 (48.8) 25 (49)
0.76
97 (49.5) 29 (47.5)
0.61
52 (44.4) 72 (52.2)
0.29
38 (40.4) 86 (53.4)
0.040
103 (49) 24 (47.1)
0.78
77 (45.3) 49 (54.4)
0.25
37 (49.3) 88 (48.6)
0.84
87 (48.1) 41 (51.2)
0.49
49 (51.6) 78 (48.1)
0.99
59 (48.8) 67 (49.3)
0.86
40 (52.6) 85 (47.5)
0.57
67 (45.6) 60 (53.6)
0.17
72 (47.4) 55 (51.4)
0.28
52 (46.8) 73 (51)
0.41
38/ 125
De gemiddelde haalbaarheid per aanbeveling van criterium 1 wordt in tabel C1.17 weergegeven. Tabel C1.17 Haalbaarheid van de aanbevelingen van criterium 1 (in de 447 afdelingen die aan de studie deelnemen) Percentage van patiënten n 0-50% 51-00% Inschatting risico op gewelddadig/agressief gedrag
356
46 (12.9)
310 (87.1)
Gestructureerd interview met de patiënt
324
125 (38.6)
199 (61.4)
Gestructureerd interview met verwanten van de patiënt
323
149 (46.1)
174 (53.9)
Instrument
304
105 (34.5)
199 (65.5)
Klinische beoordeling
332
28 (8.4)
304 (91.6)
Multidisciplinaire Klinische beoordeling
339
24 (7.1)
315 (92.9)
Beoordeling van het risico op geweld/agressiviteit De evaluatie van het risico op geweld/agressiviteit van de patiënt wordt in 310 afdelingen (87 %) haalbaar geacht. Dit cijfer wordt wel beïnvloed door de specialisatie van het ziekenhuis. De haalbaarheid bedraagt 78 % voor algemene ziekenhuizen en 90 % voor psychiatrische ziekenhuizen (p=0.0066) (Tabel C1.18). Tabel C1.18 Haalbaarheid van het inschatten van het risico op geweld/agressiviteit bij meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen (in de 447 afdelingen) n Neen Ja p-waarde 356 46 (12.9) 310 (87.1) Specialisatie Algemeen 82 18 (22) 64 (78) 0.0066 Psychiatrisch 274 28 (10.2) 246 (89.8) Totale omvang psychiatrische sector
356
219.3 ± 176.4
282.1 ± 166.2
0.020
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
220 103 33
29 (13.2) 14 (13.6) 3 (9.1)
191 (86.8) 89 (86.4) 30 (90.9)
0.79
39/ 125
De evaluatie van het risico op geweld wordt vaker als haalbaar beschouwd door afdelingen die bedden ter bescherming van de maatschappij (94 % vs 83 %, p=0,0074) of voor observatie (92 % vs 83 %, p=0.017) omvatten (Tabel C1.19). Van de 165 afdelingen die het risico op geweld/agressiviteit voor minder dan 50 % van de patiënten evalueren, denken 129 afdelingen (78 %) dat de evaluatie haalbaar is. In bijlage 7 wordt de haalbaarheid op basis van de pathologieën van de patiënten bestudeerd (Tabel A.6.1). Tabel C1.19 Haalbaarheid van de evaluatie van het risico op geweld/agressiviteit voor meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de afdelingen (in de 447 afdelingen) n Neen Ja p-waarde 356 46 (12.9) 310 (87.1) Omvang van de afdeling
323
32 ± 9.2
29.8 ± 10.3
0.20
VTE / bed
293
0.57 ± 0.17
0.64 ±0.32
0.15
223 109
28 (12.6) 14 (12.8)
195 (87.4) 95 (87.2)
0.94
22 310
2 (9.1) 40 (12.9)
20 (90.9) 270 (87.1)
0.61
165 167
18 (10.9) 24 (14.4)
147 (89.1) 143 (85.6)
0.34
14 318
4 (28.6) 38 (11.9)
10 (71.4) 280 (88.1)
0.079
341
7 ± 7.1
8.2 ± 11.6
0.51
139 199
9 (6.5) 33 (16.6)
130 (93.5) 166 (83.4)
0.0074
173 167
14 (8.1) 28 (16.8)
159 (91.9) 139 (83.2)
0.017
295 45
36 (12.2) 6 (13.3)
259 (87.8) 39 (86.7)
0.83
27 298
3 (11.1) 38 (12.8)
24 (88.9) 260 (87.2)
0.81
29 296
3 (10.3) 38 (12.8)
26 (89.7) 258 (87.2)
0.70
42 283
7 (16.7) 34 (12)
35 (83.3) 249 (88)
0.40
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
40/ 125
Uitvoeren van een gestructureerd interview met de patiënt Een gestructureerd interview afnemen van de patiënt zelf bij meer dan 50 % van de patiënten wordt in 209 afdelingen (63 %) uitvoerbaar geacht. De haalbaarheid wordt door geen enkel kenmerk van de ziekenhuizen beïnvloed (Tabel C1.20). Tabel C1.20 Haalbaarheid van een gestructureerd interview met de patiënt voor meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen (voor de 447 afdelingen) n Neen Ja p-waarde 334 125 (37.4) 209 (62.6) Specialisatie Algemeen 80 32 (40) 48 (60) 0.59 Psychiatrisch 254 93 (36.6) 161 (63.4) Totale omvang psychiatrische sector
334
267.1 ± 166.9
276.1 ± 172.5
0.64
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
204 97 33
76 (37.3) 37 (38.1) 12 (36.4)
128 (62.7) 60 (61.9) 21 (63.6)
0.98
41/ 125
Tabel C1.21 toont dat de afdelingen met bedden voor volwassenen in een acute fase vaker denken dat een interview haalbaar is dan afdelingen die er geen bezitten (67 % vs 54 %, p=0.030). Afdelingen met psychogeriatrische bedden daarentegen beschouwen een gestructureerd interview minder vaak als een haalbare zaak (21 % vs 65 %, p=0.0039). Van de 299 afdelingen die voor minder dan 50 % van de patiënten een gestructureerd interview van de patiënt afnemen, vinden er 182 (61 %) dat het interview afnemen uitvoerbaar is. In bijlage 7 wordt de haalbaarheid op basis van de pathologieën van de patiënten bestudeerd (Tabel A.7.1). Tabel C1.21 Haalbaarheid van een gestructureerd interview met de patiënt voor meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de afdelingen (in de 447 afdelingen) n Neen Ja p-waarde 334 125 (37.4) 209 (62.6) Omvang van de afdeling
303
31.4 ± 9
29.5 ± 10.8
0.13
VTE / bed
272
0.63 ± 0.30
0.63 ± 0.32
0.99
212 98
70 (33) 45 (45.9)
142 (67) 53 (54.1)
0.030
18 292
7 (38.9) 108 (37)
11 (61.1) 184 (63)
0.87
150 160
55 (36.7) 60 (37.5)
95 (63.3) 100 (62.5)
0.88
14 296
11 (78.6) 104 (35.1)
3 (21.4) 192 (64.9)
0.0039
319
7.5 ± 7.9
8.7 ± 13
0.34
129 188
39 (30.2) 76 (40.4)
90 (69.8) 112 (59.6)
0.065
162 157
51 (31.5) 66 (42)
111 (68.5) 91 (58)
0.051
279 40
103 (36.9) 14 (35)
176 (63.1) 26 (65)
0.81
26 278
9 (34.6) 102 (36.7)
17 (65.4) 176 (63.3)
0.83
26 278
8 (30.8) 103 (37.1)
18 (69.2) 175 (62.9)
0.53
37 267
12 (32.4) 99 (37.1)
25 (67.6) 168 (62.9)
0.58
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
42/ 125
Afnemen van een gestructureerd interview van de verwanten van de patiënt 180 afdelingen (54.1 %) beschouwen een gestructureerd interview met de verwanten van de patiënt als uitvoerbaar voor meer dan 50 % van de patiënten. De haalbaarheid wordt door geen enkel kenmerk van de ziekenhuizen beïnvloed (Tabel C1.22). Tabel C1.22 Haalbaarheid van een gestructureerd interview met de verwanten van de patiënt voor meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen (in de 447 afdelingen) n Neen Ja p-waarde 333 153 (46.0) 180 (54.1) Specialisatie Algemeen 80 35 (43.8) 45 (56.2) 0.65 Psychiatrisch 253 118 (46.6) 135 (53.4) Totale omvang psychiatrische sector
333
300.3 ± 184.1
254.6 ± 153.4
0.015
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
204 100 29
92 (45.1) 46 (46) 15 (51.7)
112 (54.9) 54 (54) 14 (48.3)
0.80
43/ 125
Tabel C1.23 toont dat afdelingen die bedden voor volwassenen ter bescherming van de maatschappij bezitten minder vaak denken dat een gestructureerd interview met de verwanten van de patiënt haalbaar is voor meer dan 50 % van de patiënten (44 % vs 60 %, p=0.0062). Afdelingen met bedden voor bijzondere jeugdzorg denken daarentegen vaker dat een dergelijk intervieuw wel haalbaar is (73 % vs 52 %, p=0.045). Van de 257 afdelingen die bij minder dan 50 % van de patiënten een gestructureerd interview van de patiënt afnemen, denken er 125 (48.6 %) dat een interview haalbaar is. in bijlage 7 wordt de haalbaarheid bestudeerd op basis van de pathologieën van de patiënten (Tabel 8.1). Tabel C1.23 Haalbaarheid van een gestructureerd interview met de verwanten van de patiënt voor meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de afdelingen (in de 447 afdelingen) n Neen Ja p-waarde 333 153 (46.0) 180 (54.1) Omvang van de afdeling
302
31.7 ± 11.4
28.6 ± 9.2
0.0122
VTE / bed
271
0.62 ± 0.32
0.66 ± 0.30
0.27
208 102
98 (47.1) 47 (46.1)
110 (52.9) 55 (53.9)
0.86
19 291
6 (31.6) 139 (47.8)
13 (68.4) 152 (52.2)
0.18
154 156
72 (46.8) 73 (46.8)
82 (53.2) 83 (53.2)
0.99
13 297
4 (30.8) 141 (47.5)
9 (69.2) 156 (52.5)
0.25
319
8.3 ± 11
8 ± 11.8
0.86
129 187
72 (55.8) 75 (40.1)
57 (44.2) 112 (59.9)
0.0062
163 155
73 (44.8) 76 (49)
90 (55.2) 79 (51)
0.45
278 41
131 (47.1) 18 (43.9)
147 (52.9) 23 (56.1)
0.70
26 279
7 (26.9) 134 (48)
19 (73.1) 145 (52)
0.045
27 278
8 (29.6) 133 (47.8)
19 (70.4) 145 (52.2)
0.076
38 267
14 (36.8) 127 (47.6)
24 (63.2) 140 (52.4)
0.22
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
44/ 125
Gebruik van een meetschaal Het gebruik van een meetschaal om geweld/agressiviteit bij meer dan 50 % van de patiënten te evalueren wordt volgens 208 afdelingen (66 %) uitvoerbaar geacht en hangt niet af van ziekenhuiskarakteristieken (Tabel C1.24). Tabel C1.24 Haalbaarheid van het gebruik van een schaal voor meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen (in de 447 afdelingen) n Neen Ja p-waarde 315 107 (34.0) 208 (66.0) Specialisatie Algemeen 73 28 (38.4) 45 (61.6) 0.37 Psychiatrisch 242 79 (32.6) 163 (67.4) Totale omvang psychiatrische sector
315
278.2 ± 179.9
277.1 ± 168.2
0.96
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
193 90 32
69 (35.8) 27 (30) 11 (34.4)
124 (64.2) 63 (70) 21 (65.6)
0.64
Uit tabel C1.25 blijkt dat afdelingen met psychogeriatrische bedden minder vaak denken dat het gebruik van een meetschaal haalbaar is (23 % vs 68 %, p=0,0037). Van de 283 afdelingen die geen meetschaal gebruiken of het risico helemaal niet evalueren, vinden 181 afdelingen (64.0 %) dat het gebruik van een meetschaal haalbaar is. In bijlage 7 wordt de haalbaarheid op basis van de pathologieën van de patiënten bestudeerd (Tabel A.9.1).
45/ 125
Tabel C1.25 Haalbaarheid van het gebruik van een schaal voor meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de afdelingen (in de 447 afdelingen) n Neen Ja p-waarde 315 107 (34.0) 208 (66.0) Omvang van de afdeling
287
29.5 ± 10.6
0.062
VTE / bed
261 0.63 ± 0.29 0.62 ± 0.30
0.82
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
31.9 ± 9.7
197 98
62 (31.5) 39 (39.8)
135 (68.5) 59 (60.2)
0.16
16 279
6 (37.5) 95 (34.1)
10 (62.5) 184 (65.9)
0.78
149 146
50 (33.6) 51 (34.9)
99 (66.4) 95 (65.1)
0.80
13 282
10 (76.9) 91 (32.3)
3 (23.1) 191 (67.7)
0.0037
301
7.6 ± 8.2
8.5 ± 13.2
0.56
128 171
40 (31.2) 60 (35.1)
88 (68.8) 111 (64.9)
0.49
153 148
45 (29.4) 58 (39.2)
108 (70.6) 90 (60.8)
0.075
262 39
85 (32.4) 18 (46.2)
177 (67.6) 21 (53.8)
0.095
23 263
10 (43.5) 86 (32.7)
13 (56.5) 177 (67.3)
0.30
24 262
9 (37.5) 87 (33.2)
15 (62.5) 175 (66.8)
0.67
35 251
15 (42.9) 81 (32.3)
20 (57.1) 170 (67.7)
0.22
Toepassing van het klinisch oordeel De toepassing van het klinisch oordeel om geweld/agressiviteit te beoordelen bij meer dan 50 % van de patiënten wordt in 315 afdelingen (92 %) haalbaar geacht. De haalbaarheid van de interventie van het klinisch oordeel wordt niet beïnvloed door karakteristieken (Tabel C1.26 en C1.27). Tabel C1.26 Haalbaarheid van de invloed van het klinisch oordeel voor meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen (in de 447 afdelingen) n Neen Ja p-waarde 343 28 (8.2) 315 (91.8) Specialisatie Algemeen 80 7 (8.8) 73 (91.2) 0.83 Psychiatrisch 263 21 (8) 242 (92) Totale omvang psychiatrische sector
343
257.7 ± 170.3
276.7 ± 168.2
0.56
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
210 101 32
24 (11.4) 4 (4) 0 (0)
186 (88.6) 97 (96) 32 (100)
0.12
46/ 125
Van de 125 afdelingen die het klinisch oordeel bij minder dan 50 % van de patiënten in beschouwing nemen, denken er 105 (84 %) dat toepassing van het klinisch oordeel haalbaar is. In bijlage 7 wordt de haalbaarheid in functie van de pathologieën van de patiënten bestudeerd (Tabel A.10.1). Tabel C1.27 Haalbaarheid van het gebruik van het klinisch oordeel voor meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de afdelingen (in de 447 afdelingen) n Neen Ja p-waarde 343 28 (8.2) 315 (91.8) Omvang van de afdeling
311
33.1 ± 10.9
29.8 ± 10
0.11
VTE / bed
279
0.59 ± 0.17
0.64 ± 0.32
0.50
217 103
18 (8.3) 7 (6.8)
199 (91.7) 96 (93.2)
0.64
22 298
1 (4.5) 24 (8.1)
21 (95.5) 274 (91.9)
0.56
158 162
13 (8.2) 12 (7.4)
145 (91.8) 150 (92.6)
0.78
13 307
2 (15.4) 23 (7.5)
11 (84.6) 284 (92.5)
0.31
329
7.3 ± 8.5
8.2 ± 11
0.69
134 192
10 (7.5) 17 (8.9)
124 (92.5) 175 (91.1)
0.65
170 158
11 (6.5) 16 (10.1)
159 (93.5) 142 (89.9)
0.23
286 42
24 (8.4) 3 (7.1)
262 (91.6) 39 (92.9)
0.78
28 287
1 (3.6) 26 (9.1)
27 (96.4) 261 (90.9)
0.34
29 286
1 (3.4) 26 (9.1)
28 (96.6) 260 (90.9)
0.32
44 271
3 (6.8) 24 (8.9)
41 (93.2) 247 (91.1)
0.66
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
Opstellen van het klinisch oordeel in multidisciplinaire teams Het opstellen van het klinisch oordeel in multidisciplinaire teams om geweld/agressiviteit door patiënten te beoordelen, wordt in 326 afdelingen (93 %) haalbaar geacht. Tabellen C1.28 en C1.29 tonen dat het opstellen van het klinisch oordeel in multidisciplinaire teams vaker haalbaar wordt geacht in psychiatrische ziekenhuizen dan in algemene ziekenhuizen (p=0.027). De haalbaarheid wordt ook hoger ingeschat als de afdelingen over bedden voor volwassenen in observatie bezitten (97 % vs 89 %, p=0.012).
47/ 125
Tabel C1.28 Haalbaarheid van het opstellen van het klinisch oordeel in multidisciplinaire equipes in functievan de karakteristieken van de ziekenhuizen (in de 447 afdelingen) n Neen Ja p-waarde 350 24 (6.9) 326 (93.1) Specialisatie Algemeen 80 10 (12.5) 70 (87.5) 0.027 Psychiatrisch 270 14 (5.2) 256 (94.8) Totale omvang psychiatrische sector
350
201.6 ± 158.5
282.5 ± 168.7
0.027
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
215 103 32
23 (10.7) 1 (1) 0 (0)
192 (89.3) 102 (99) 32 (100)
0.052
Van de 66 afdelingen die geen klinisch oordeel in een multidisciplinair team vaststellen, denken er 60 (90.9 %) dat het wel haalbaar is. In bijlage 7 wordt de haalbaarheid op basis van de pathologieën van de patiënten getoond (Tabel A.11.1). Tabel C1.29 Haalbaarheid van het opstellen van het klinisch oordeel in multidisciplinaire equipes in functie van de karakteristieken van de afdelingen (in de 447 afdelingen) n Neen Ja p-waarde 350 24 (6.9) 326 (93.1) Omvang van de afdeling
317 32.8 ± 10.4 29.9 ± 10.3
0.20
VTE / bed
286 0.65 ± 0.19 0.63 ± 0.32
0.81
220 106
18 (8.2) 6 (5.7)
202 (91.8) 100 (94.3)
0.42
22 304
1 (4.5) 23 (7.6)
21 (95.5) 281 (92.4)
0.60
164 162
9 (5.5) 15 (9.3)
155 (94.5) 147 (90.7)
0.20
13 313
2 (15.4) 22 (7)
11 (84.6) 291 (93)
0.27
335
9.9 ± 9
8.1 ± 11.4
0.46
138 194
8 (5.8) 16 (8.2)
130 (94.2) 178 (91.8)
0.40
170 164
6 (3.5) 18 (11)
164 (96.5) 146 (89)
0.012
290 44
22 (7.6) 2 (4.5)
268 (92.4) 42 (95.5)
0.47
28 292
2 (7.1) 22 (7.5)
26 (92.9) 270 (92.5)
0.94
29 291
2 (6.9) 22 (7.6)
27 (93.1) 269 (92.4)
0.90
44 276
4 (9.1) 20 (7.2)
40 (90.9) 256 (92.8)
0.67
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
48/ 125
6.3.2.3. Belemmeringen voor de toepassing van criterium 1 Uit tabel C1.30 blijkt dat de toepassing van criterium 1 in 124 afdelingen (34.3 %) verhinderd wordt door een personeelstekort. Het percentage afdelingen dat deze belemmering aanhaalt, ligt hoger in afdelingen met T-bedden (39.9 % vs 27.2 %, p=0.014) dan in afdelingen zonder. Hetzelfde fenomeen treedt op bij de afdelingen met bedden voor volwassenen ter bescherming van de maatschappij (45.1 % vs 25.6 %, p=0.0002) en observatiebedden (39.9 % vs 27.5 %, p=0.016). Afdelingen die personeelstekort als een belemmering beschouwen, beschikken over minder voltijdse equivalenten per bed (0.57 ± 0.20 vs 0.66 ± 0.34, p=0.027). 26 % van de afdelingen meldt een gebrek aan institutioneel beleid. Afdelingen met kinderbedden vermelden minder vaak een dergelijk gebrek. Het totale aantal voltijdse equivalenten/bed ligt lager in afdelingen die het ontbreken van een institutioneel beleid als een belemmering zien (0.65 ± 0.32 vs 0.56 ± 0.25, p=0.034). Het gebrek aan financiële middelen wordt in 6.4 % van de afdelingen als een belemmering beschouwd. Afdelingen met bedden voor volwassenen in een acute fase (10.4 % vs 4.0 %, p=0.024) en met bedden ter bescherming van de maatschappij (10.4 % vs 4.0 %, p=0.024) beschouwen een gebrek aan financiële middelen vaker als een belemmering. Tijdgebrek wordt door 42.5 % van de afdelingen als een belemmering gezien en dit vooral in het Waals Gewest ( 54.7 % vs 38.1 % in het Vlaams Gewest en 33.3 % in Brussel-Hoofdstad, p=0.010). Het totale aantal voltijdse equivalenten/bed ligt lager in afdelingen die tijdgebrek als een belemmering zien (0.67 ± 0.36 vs 0.58 ± 0.21, p=0.019). 14.4 % van de afdelingen beschouwt competentiegebrek als een belemmering, meer in het bijzonder in het Waals Gewest ( 21.7 % vs 11.2 % in het Vlaams Gewest en 12.1 % in Brussel-Hoofdstad, p=0.046) en in de afdelingen met bedden voor volwassenen in een behandelingsfase (19.1 % vs 8.8 %, p=0.0083). Het totale aantal voltijdse equivalenten/bed ligt lager in de afdelingen die competentiegebrek als een belemmering beschouwen (0.65 ± 0.32 vs 0.53 ± 0.19, p=0.020). Bij 6.4 % van de afdelingen vermeldt men gebrek aan motivatie van de equipe als een knelpunt, vooral in afdelingen met bedden voor volwassenen in behandelingsfase (9.6 % vs 3.5 %, p=0.033) en met bedden voor observatie van volwassenen (9.6 % vs 3.6 %, p=0.033). Het gebrek aan wetenschappelijke instrumenten wordt door 40 % van de afdelingen als een knelpunt beschouwd, vooral in het Waals Gewest (respectievelijk 58 % vs 30 % in het Vlaams Gewest en 42 % in Brussel-Hoofdstad, p<0.0001) en in de afdelingen met psychogeriatrische bedden (73.3 % vs 38.5 %, p=0.013). Het totale aantal voltijdse equivalenten/bed ligt lager in de afdelingen die het gebrek aan wetenschappelijke instrumenten als een belemmering beschouwen (0.66 ± 0.33 vs 0.58 ± 0.26, p=0.043). In 41.2 % van de afdelingen wordt de pathologie van de patiënten als een knelpunt gezien, vooral als de afdeling S6-bedden telt (73.3 % vs 40.4 %, p=0.019). Als de afdeling A-bedden heeft, wordt de pathologie van de patiënten daarentegen minder als een knelpunt beschouwd (37.3 % vs 50.9 %, p=0.018). De fysieke medische aanwezigheid/dag ligt lager in de afdelingen die de pathologie van de patiënten als een belemmering beschouwen (6.5 ± 8.6 vs 9.0 ± 12.4, p=0.046). 8.3 % van de afdelingen oordeelden dat de voorstellen/aanbevelingen van criterium 1 niet relevant zijn. Dit waren voornamelijk afdelingen met kinderbedden voor vrij verblijf (16.3 % vs 6.6 %, p=0.035).
49/ 125
23 % van de afdelingen oordeelde dat de voorstellen/aanbevelingen onaangepast zijn. Ze worden minder vaak als zodanig beschouwd in afdelingen met bedden voor volwassenen ter bescherming van de maatschappij (15.3 % vs 28.1 %, p=0.0056) en observatie (16.9 % vs 29.3 %, p=0.0063). 18 % van de afdelingen roepen andere oorzaken in. In Bijlage 7 worden deze genoemd (Tabel A.12.1). Tabel C1.30 Beperkingen voor de toepassing van criterium 1 (in de 447 afdelingen) Totaal Algemeen Ziekenhuis Psychiatrisch Ziekenhuis p-waarde n=362 n=82 n=280 Beperking Neen Ja Neen Ja Neen Ja Tekort aan personeel
238 (65.8) 124 (34.3) 57 (69.5)
25 (30.5)
181 (64.6)
99 (35.4)
0.41
Geen institutioneel beleid
268 (74.0)
94 (26.0)
60 (73.1)
22 (26.8)
208 (74.3)
72 (25.7)
0.84
Gebrek aan financiële middelen
339 (93.7)
23 (6.4)
79 (96.3)
3 (3.7)
260 (92.9)
20 (7.1)
0.26
Tijdgebrek
208 (57.5) 154 (42.5) 52 (63.4)
30 (36.6)
156 (55.7)
124 (44.3)
0.22
Gebrek aan competenties
310 (85.6)
52 (14.4)
73 (89.0)
9 (11.0)
237 (84.6)
43 (15.4)
0.32
Geen motivatie vanwege de equipe
339 (93.7)
23 (6.4)
79 (96.3)
3 (3.7)
260 (92.9)
20 (7.1)
0.26
Gebrek aan wetenschappelijk materiaal 219 (60.5) 143 (39.5) 48 (58.5)
34 (41.5)
171 (61.1)
109 (38.9)
0.68
Pathologie van de patiënten
213 (58.8) 149 (41.2) 55 (67.1)
27 (32.9)
158 (56.4)
122 (43.6)
0.086
Aanbevelingen niet relevant
332 (91.7)
30 (8.3)
71 (86.6)
11 (13.4)
261 (93.2)
19 (6.8)
0.060
Aanbevelingen niet aangepast
280 (77.4)
82 (22.7)
61 (74.4)
21 (25.6)
219 (78.2)
61 (21.8)
0.47
Andere
297 (82.0)
65 (18.0)
66 (80.5)
16 (19.5)
231 (82.5)
49 (17.5)
0.68
6.3.3. Criterium 2 Het tweede criterium betreft de opleiding van de verpleegequipe voor betere geweldbeheersing. 6.3.3.1. Toepassing van criterium 2 Van de 292 afdelingen die alle onderdelen van criterium 2 beantwoordden, voeren 99 (33.9 %) criterium 2 volledig uit en 193 (66.1 %) voeren het gedeeltelijk uit. Wij noteren dat alle afdelingen minstens een informatiemoment houden over de opleidingen gevolgd door de teamleden. 102 (32.6 %) van de hoofdverpleegkundigen worden door de trainer ingelicht over de niet verworven bekwaamheden van het personeel en 328 (88 %) kennen de trainingsonderdelen gevolgd door de equipe (Tabel C2.1). Tabel C2.1 Toepassing van de onderdelen van criterium 2
Minimum een informatiemoment houden over de gevolgde opleidingen
Neen
Ja
0 (0)
326 (100)
Door de opleider geïnformeerd zijn over de niet verworven bekwaamheden 211 (67)
102 (33)
Opleidingsonderdelen gevolgd door het personeel zijn gekend
328 (88)
45 (12)
50/ 125
De toepassingsgraad van criterium 2 ligt hoger in Vlaanderen dan in Wallonië en Brussel-Hoofdstad (40.5 % vs 22.2 % en 16.0 %, p=0.0037) (Tabel C2.2). Tabel C2.2 Toepassingsgraad van criterium 2 in functie van de karakteristieken van het ziekenhuis en de afdelingen n Niet Gedeeltelijk Volledig p-waarde 292 0 (0) 193 (66) 99 (33.9) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
66 0 (0) 226 0 (0)
Totale omvang psychiatrische sector
292
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
195 0 (0) 72 0 (0) 25 0 (0)
Omvang van de afdeling
270
45 (68.2) 148 (65.5)
21 (31.8) 78 (34.5)
0.68
271.1 ± 167.2
288.7 ± 169.7
0.39
116 (59.5) 56 (77.8) 21 (84)
79 (40.5) 16 (22.2) 4 (16)
0.0037
-
29 ± 9.6
30.7 ± 11.7
0.20
-
0.63 ± 0.29
0.68 ± 0.37
0.22
180 0 (0) 93 0 (0)
121 (67.2) 56 (60.2)
59 (32.8) 37 (39.8)
0.25
21 0 (0) 252 0 (0)
13 (61.9) 164 (65.1)
8 (38.1) 88 (34.9)
0.77
132 0 (0) 141 0 (0)
87 (65.9) 90 (63.8)
45 (34.1) 51 (36.2)
0.72
11 0 (0) 262 0 (0)
5 (45.5) 172 (65.6)
6 (54.5) 90 (34.4)
0.18
280
7.9 ± 11.7
8.2 ± 10.3
0.84
123 0 (0) 156 0 (0)
80 (65) 104 (66.7)
43 (35) 52 (33.3)
0.78
145 0 (0) 134 0 (0)
93 (64.1) 91 (67.9)
52 (35.9) 43 (32.1)
0.51
245 0 (0) 35 0 (0)
164 (66.9) 21 (60)
81 (33.1) 14 (40)
0.42
26 0 (0) 244 0 (0)
14 (53.8) 161 (66)
12 (46.2) 83 (34)
0.22
28 0 (0) 242 0 (0)
16 (57.1) 159 (65.7)
12 (42.9) 83 (34.3)
0.37
36 0 (0) 233 0 (0)
22 (61.1) 152 (65.2)
14 (38.9) 81 (34.8)
0.63
VTE / bed Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
-
-
51/ 125
In tabel C2.3 wordt de toepassingsgraad van criterium 2 beschreven op basis van de pathologieën van de patiënten. Tabel C2 3 Toepassingsgraad van criterium 2 in functie van de pathologieën van de patiënten n Niet Gedeeltelijk Volledig p-waarde 292 0 (0) 193 (66) 99 (33.9) Stemmingsstoornissen Ja Neen Stoornissen verbonden met Middelengebruik Ja Neen Schizofrenie en Andere Psychoses Ja Neen Aanpassingsstoornissen Ja Neen Andere Omstandigheden met Klinisch Belang Ja Neen Bijkomende Codes Ja Neen Angststoornissen Ja Neen Delirium, Dementie en Cognitieve Stoornissen Ja Neen Stoornissen bij kinderen en adolescenten Ja Neen Stoornissen Impulscontrole Ja Neen Seksuele en Genderidentiteitsstoornissen Ja Neen Eetstoornissen Ja Neen Nagebootste Stoornissen Ja Neen Somatoforme Stoornissen Ja Neen Slaapstoornissen Ja Neen Mentale Stoornissen veroorzaakt door de Algemene Medische Toestand Ja Neen
235 0 (0) 43 0 (0)
155 (66) 28 (65.1)
80 (34) 15 (34.9)
0.91
229 0 (0) 50 0 (0)
157 (68.6) 27 (54)
72 (31.4) 23 (46)
0.051
229 0 (0) 52 0 (0)
153 (66.8) 32 (61.5)
76 (33.2) 20 (38.5)
0.47
204 0 (0) 72 0 (0)
139 (68.1) 43 (59.7)
65 (31.9) 29 (40.3)
0.20
129 0 (0) 145 0 (0)
84 (65.1) 96 (66.2)
45 (34.9) 49 (33.8)
0.85
102 0 (0) 171 0 (0)
62 (60.8) 117 (68.4)
40 (39.2) 54 (31.6)
0.20
216 0 (0) 63 0 (0)
145 (67.1) 39 (61.9)
71 (32.9) 24 (38.1)
0.44
174 0 (0) 103 0 (0)
126 (72.4) 57 (55.3)
48 (27.6) 46 (44.7)
0.0040
71 0 (0) 204 0 (0)
47 (66.2) 133 (65.2)
24 (33.8) 71 (34.8)
0.88
193 0 (0) 86 0 (0)
134 (69.4) 50 (58.1)
59 (30.6) 36 (41.9)
0.068
96 0 (0) 181 0 (0)
63 (65.6) 120 (66.3)
33 (34.4) 61 (33.7)
0.91
117 0 (0) 159 0 (0)
78 (66.7) 103 (64.8)
39 (33.3) 56 (35.2)
0.74
80 0 (0) 195 0 (0)
55 (68.8) 126 (64.6)
25 (31.2) 69 (35.4)
0.51
149 0 (0) 129 0 (0)
103 (69.1) 81 (62.8)
46 (30.9) 48 (37.2)
0.27
147 0 (0) 132 0 (0)
98 (66.7) 86 (65.2)
49 (33.3) 46 (34.8)
0.79
117 0 (0) 158 0 (0)
83 (70.9) 97 (61.4)
34 (29.1) 61 (38.6)
0.10
52/ 125
Kennis over de opleidingen van de equipe Tabel C2.4 toont dat 92.6 % van de hoofdverpleegkundigen het opleidingsniveau kent van de verpleegequipe inzake geweldbeheersing; 81.3 % weet hoe vaak deze opleidingen doorgaan; 85.3 % kent de inhoud; 73.0 % de trainer en 62.0 % het opleidingscentrum. Tabel C2.4 Kennis van de opleiding van de verpleegequipe op vlak van geweldbeheersing Totaal Algemeen Ziekenhuis Psychiatrisch Ziekenhuis p-waarde n=326 n=73 n=253 Neen Ja Neen Ja Neen Ja Niveau van de teamleden
24 (7.4)
302 (92.6)
Frequentie van deze opleidingen
61 (18.7)
Inhoud van de opleidingen
4 (5.5)
69 (94.5)
20 (7.9)
233 (92.1)
0.49
265 (81.3) 11 (15.1)
62 (84.9)
50 (19.8)
203 (80.2)
0.37
48 (14.7)
278 (85.3) 10 (13.7)
63 (86.3)
38 (15.0)
215 (85.0)
0.78
Trainer
88 (27.0)
238 (73.0) 24 (32.9)
49 (67.1)
64 (25.3)
189 (74.7)
0.20
Opleidingscentrum
124 (38.0) 202 (62.0) 19 (26.0)
54 (74.0)
105 (41.5)
148 (58.5)
0.018
Informatie over de verworven vaardigheden van het personeel 102 (32.6 %) van de afdelingen worden door de trainer verwittigd als één van de werknemers aan het einde van de opleiding de beoogde vaardigheid niet heeft verworven. 40 % van deze afdelingen bevinden zich in het Vlaams Gewest, tegenover 21 % in het Waals Gewest en 14 % in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (p=0.009).
Opleidingsonderdelen De onderwerpen van de opleidingen die in 2006 werden gevolgd worden opgesomd in tabel C2.5. De overige opleidingen worden in bijlage 7 vermeld (Tabel A.13.1). Tabel C2.5 Opleidingsonderdelen die werden gevolgd door de leden van de verpleegequipe inzake het omgaan met geweld Totaal Algemeen Ziekenhuis Psychiatrisch Ziekenhuis p-waarde n=356 n=73 n=253 Neen Ja Neen Ja Neen Ja Fysiek overwicht
163 (45.8)
193 (54.2)
39 (48.2)
42 (51.9)
124 (45.1)
151 (54.9)
0.63
Communicatie met de patiënt
87 (24.4)
269 (75.6)
20 (24.7)
61 (75.3)
67 (24.4)
208 (75.6)
0.95
Technieken om te de-escaleren
175 (49.2)
181 (50.8)
39 (48.2)
42 (51.9)
136 (49.5)
139 (50.6)
0.84
Coping
270 (75.8)
86 (24.2)
63 (77.8)
18 (22.2)
207 (75.3)
68 (24.7)
0.64
Empowerment
303 (85.1)
53 (14.9)
70 (86.4)
11 (13.6)
233 (84.7)
42 (15.3)
0.71
Houding van de medische equipe
104 (29.2)
252 (70.8)
23 (28.4)
58 (71.6)
81 (29.5)
194 (70.6)
0.85
Noden van de patiënt
239 (67.1)
117 (32.9)
56 (69.1)
25 (30.9)
183 (66.6)
92 (33.5)
0.66
Tekenen van agressie
177 (49.7)
179 (50.3)
36 (44.4)
45 (55.6)
141 (51.3)
134 (48.7)
0.28
Andere
292 (82.0)
64 (18.0)
68 (84.0)
13 (16.1)
224 (81.5)
51 (18.6)
0.61
53/ 125
6.3.3.2. Haalbaarheid van criterium 2 Van de 218 afdelingen die criterium 2 niet toepassen, beschouwt één afdeling (0.5 %) het als onmogelijk, 55 afdelingen (25.2 %) vinden het gedeeltelijk haalbaar en 162 afdelingen (74.3) zeggen dat het volledig uitvoerbaar is. De haalbaarheidsgraad van criterium 2 ligt hoger in de afdelingen met bedden voor volwassenen in vrij verblijf (81.7 % vs 68.4 %, p=0.040) (Tabel C2.6). Tabel C2.6 Haalbaarheidsgraad van criterium 2 in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen n Niet Gedeeltelijk Volledig p-waarde 218 1 (0.5) 55 (25.2) 162 (74.3) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
70 244
0 (0) 1 (0.4)
11 (15.7) 49 (20.1)
59 (84.3) 194 (79.5)
0.54
Totale omvang psychiatrische sector
314
72
288.3 ± 174.9
271.1 ± 164.3
0.63
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
200 88 26
1 (0.5) 0 (0) 0 (0)
36 (18) 19 (21.6) 5 (19.2)
163 (81.5) 69 (78.4) 21 (80.8)
0.78
Omvang van de afdeling
284
32
28.9 ± 8.9
30.1 ± 10
0.53
VTE / bed
175
0.28
0.65 ± 0.26
0.59 ± 0.24
0.26
197 95
1 (0.5) 0 (0)
37 (18.8) 18 (18.9)
159 (80.7) 77 (81.1)
0.85
19 273
0 (0) 1 (0.4)
3 (15.8) 52 (19)
16 (84.2) 220 (80.6)
0.91
146 146
0 (0) 1 (0.7)
30 (20.5) 25 (17.1)
116 (79.5) 120 (82.2)
0.88
12 280
0 (0) 1 (0.4)
2 (16.7) 53 (18.9)
10 (83.3) 226 (80.7)
0.67
302
9.5
8 ± 12
8 ± 11
0.87
126 173
0 (0) 1 (0.6)
28 (22.2) 30 (17.3)
98 (77.8) 142 (82.1)
0.27
157 144
0 (0) 1 (0.7)
29 (18.5) 30 (20.8)
128 (81.5) 113 (78.5)
0.53
263 38
1 (0.4) 0 (0)
47 (17.9) 12 (31.6)
215 (81.7) 26 (68.4)
0.040
26 261
0 (0) 1 (0.4)
4 (15.4) 52 (19.9)
22 (84.6) 208 (79.7)
0.88
28 259
0 (0) 1 (0.4)
6 (21.4) 50 (19.3)
22 (78.6) 208 (80.3)
0.32
37 249
1 (2.7) 0 (0)
4 (10.8) 52 (20.9)
32 (86.5) 197 (79.1)
0.63
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
54/ 125
De haalbaarheidsgraad van criterium 2 wordt beschreven op basis van de pathologieën van de patiënten in tabel C2.7. Tabel C2.7 Haalbaarheidsgraad van criterium 2 in functie van de pathologieën van de patiënten n Niet Gedeeltelijk Volledig p-waarde 218 1 (0.5) 55 (25.2) 162 (74.3) Stemmingsstoornissen Ja Neen Stoornissen verbonden met Middelengebruik Ja Neen Schizofrenie en Andere Psychoses Ja Neen Aanpassingsstoornissen Ja Neen Andere Omstandigheden met Klinisch Belang Ja Neen Bijkomende Codes Ja Neen Angststoornissen Ja Neen Delirium, Dementie en Cognitieve Stoornissen Ja Neen Stoornissen bij kinderen en adolescenten Ja Neen Stoornissen Impulscontrole Ja Neen Seksuele en Genderidentiteitsstoornissen Ja Neen Eetstoornissen Ja Neen Nagebootste Stoornissen Ja Neen Somatoforme Stoornissen Ja Neen Slaapstoornissen Ja Neen Mentale Stoornissen veroorzaakt door de Algemene Medische Toestand Ja Neen
259 1 (0.4) 41 0 (0)
48 (18.5) 10 (24.4)
210 (81.1) 31 (75.6)
0.30
249 1 (0.4) 52 0 (0)
48 (19.3) 10 (19.2)
200 (80.3) 42 (80.8)
0.51
243 0 (0) 59 1 (1.7)
49 (20.2) 10 (16.9)
194 (79.8) 48 (81.4)
0.70
219 1 (0.5) 77 0 (0)
37 (16.9) 20 (26)
181 (82.6) 57 (74)
0.022
134 0 (0) 158 1 (0.6)
26 (19.4) 32 (20.3)
108 (80.6) 125 (79.1)
0.92
109 0 (0) 183 1 (0.5)
20 (18.3) 39 (21.3)
89 (81.7) 143 (78.1)
0.93
236 1 (0.4) 65 0 (0)
40 (16.9) 18 (27.7)
195 (82.6) 47 (72.3)
0.014
193 0 (0) 106 1 (0.9)
36 (18.7) 22 (20.8)
157 (81.3) 83 (78.3)
0.037
77 1 (1.3) 218 0 (0)
13 (16.9) 45 (20.6)
63 (81.8) 173 (79.4)
0.95
207 1 (0.5) 93 0 (0)
38 (18.4) 20 (21.5)
168 (81.2) 73 (78.5)
0.32
108 0 (0) 188 1 (0.5)
18 (16.7) 39 (20.7)
90 (83.3) 148 (78.7)
0.12
130 0 (0) 166 1 (0.6)
19 (14.6) 39 (23.5)
111 (85.4) 126 (75.9)
0.042
81 0 (0) 213 1 (0.5)
14 (17.3) 44 (20.7)
67 (82.7) 168 (78.9)
0.22
159 0 (0) 139 1 (0.7)
31 (19.5) 27 (19.4)
128 (80.5) 111 (79.9)
0.32
165 1 (0.6) 134 0 (0)
28 (17) 30 (22.4)
136 (82.4) 104 (77.6)
0.25
123 0 (0) 171 1 (0.6)
25 (20.3) 32 (18.7)
98 (79.7) 138 (80.7)
0.58
Kennis over de opleidingen gevolgd door de equipe Zich informeren over de opleidingen die elke werknemer van de equipe volgde, lijkt voor 350 afdelingen (98.0 %) haalbaar. Hieronder vallen alle afdelingen die het opleidingsniveau van hun werknemers niet kennen.
55/ 125
Door de trainer over de niet verworven vaardigheden geïnformeerd worden Door de trainer geïnformeerd worden over de vaardigheden die het personeel niet verworven heeft, is volgens 257 afdelingen (81.1 %) haalbaar. Van de 172 afdelingen die niet ingelicht worden, geloven er 120 (69.8 %) dat het haalbaar is.
Kennis over de opleidingsonderdelen die aan de werknemers van de equipe worden voorgesteld De onderwerpen kennen die worden behandeld tijdens de opleidingen voor werknemers binnen de verpleegequipe is haalbaar volgens 353 afdelingen (99.2 %). Alle afdelingen die het onderwerp van de opleidingen van de werknemers niet kennen, beschouwen het als haalbaar. 6.3.3.3. Belemmeringen voor de toepassing van criterium 2 Uit tabel C2.8 blijkt dat een gebrek aan institutioneel beleid door 31.3 % van de afdelingen vermeld wordt als een belemmering, vooral in het Waals gewest (41.8 % vs 26.6 % in het Vlaams gewest en 28.1 % in Brussel-Hoofdstad, p=0.025) en in de afdelingen met bedden voor volwassenen in een behandelingsfase (36.5 % vs 25.9 %, p=0.042). 12.0 % van de afdelingen vermeldt gebrek aan financiële middelen, deze afdelingen bevinden zich voornamelijk in het Waals gewest (20.4 % vs 9.2 % in het Vlaams gewest en 3.1 % in BrusselHoofdstad, p=0.0092). 40.6 % vermeldt tijdgebrek; 6.1 % van de afdelingen gebrek aan competentie; 1.5 % van de afdelingen gebrek aan motivatie en 34.2 % van de afdelingen vernoemt andere oorzaken. Deze andere belemmeringen worden in bijlage 7 gedetailleerd weergegeven (Tabel A.14.1). Tabel C2.8 Belemmeringen die de toepassing van criterium 2 verhinderen (in de 447 afdelingen) Totaal Algemeen Ziekenhuis Psychiatrisch Ziekenhuis p-waarde n=342 n=77 n=265 Dwang Neen Ja Neen Ja Neen Ja Geen institutionele beleid
235 (68.7) 107 (31.3) 55 (71.4)
22 (28.6)
180 (67.6)
85 (32.1)
0.56
Gebrek aan financiële middelen
301 (88.0)
63 (81.8)
14 (18.2)
238 (89.8)
27 (10.2)
0.061
Tijdgebrek
203 (59.4) 139 (40.6) 42 (54.6)
35 (45.5)
161 (60.8)
104 (39.3)
0.33
Gebrek aan competenties
321 (93.9)
21 (6.1)
72 (93.5)
5 (6.5)
249 (94.0)
16 (6.0)
0.88
Geen motivatie vanwege de afdeling 337 (98.5)
5 (1.5)
75 (97.4)
2 (2.6)
262 (98.9)
3 (1.1)
0.84
Aanbevelingen niet relevant
308 (90.1)
34 (9.9)
72 (93.5)
5 (6.5)
236 (89.1)
29 (10.9)
0.26
Andere
225 (65.8) 117 (34.2) 54 (70.1)
23 (29.9)
171 (64.5)
94 (35.5)
0.36
41 (12.0)
56/ 125
6.3.4. Criterium 3 Dit criterium focust op het informeren van de patiënt. 6.3.4.1. Toepassing van criterium 3 Criterium 3 wordt in 11.3 % van de afdelingen volledig toegepast, in 87.9 % van de afdelingen gedeeltelijk en in 0.75 % van de afdelingen helemaal niet. De toepassing van de verschillende aanbevelingen van criterium 3 wordt in tabel C3.1 beschreven. Tabel C3.1 Toepassing van de aanbevelingen van criterium 3 Percentage van patiënten 0-50% 51-100% Een vaste persoon aanduiden om iedere patiënt te informeren
85 (22.7)
290 (77.3)
11 (3.7)
288 (96.3)
Beschikbaarheid van uurroosters
104 (34.8)
195 (65.2)
Contactprocedure
116 (38.8)
183 (61.2)
De patiënt informeren over de redenen van zijn opname
52 (14.0)
320 (86.0)
De patiënt informeren over gebruikte middelen om zijn vertrek te verhinderen
91 (28.5)
228 (71.5)
De patiënt informeren over de rechtsmiddelen
103 (34.3)
197 (65.7)
De patiënt informeren over zijn rechten met betrekking tot de behandeling
105 (29.3)
254 (70.6)
De patiënt informeren over de procedure om een klacht neer te leggen
105 (29.7)
249 (70.3)
De patiënt informeren over de ombudsman van het ziekenhuis
85 (23.2)
281 (76.8)
De patiënt informeren over de maatregelen indien hij agressief gedrag vertoont
135 (37.6)
224 (62.4)
Naam en functie
Criterium 3 wordt in Vlaanderen meer toegepast dan in Wallonië en Brussel-Hoofdstad (p=0.021). De toepassingsgraad ligt ook hoger in afdelingen met bedden voor volwassenen in een behandelingsfase (p=0.040). Het wordt daarentegen minder toegepast in afdelingen met psychogeriatrische bedden (p=0.016) (Tabel C3.2).
57/ 125
Tabel C3.2 Toepassing van criterium 3 in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen n Niet Gedeeltelijk Volledig p-waarde 265 2 (0.75) 233 (87.9) 30 (11.3) Specialisatie Algemeen 50 0 (0) 48 (96) 2 (4) 0.12 Psychiatrisch 215 2 (0.9) 185 (86) 28 (13) Totale omvang psychiatrische sector
265 308 ± 22.6 295.6 ± 166.1 327.6 ± 136.8
0.34
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
163 80 22
Omvang van de afdeling VTE / bed Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen
0 (0) 2 (2.5) 0 (0)
138 (84.7) 74 (92.5) 21 (95.5)
25 (15.3) 4 (5) 1 (4.5)
0.021
243 30.5 ± 13.4
30.2 ± 11
27.2 ± 5.7
0.16
219 0.60 ± 0.41
0.62 ± 0.29
0.69 ± 0.33
0.61
168 80
0 (0) 2 (2.5)
150 (89.3) 67 (83.8)
18 (10.7) 11 (13.8)
0.86
16 232
0 (0) 2 (0.9)
14 (87.5) 203 (87.5)
2 (12.5) 27 (11.6)
0.85
133 115
1 (0.8) 1 (0.9)
111 (83.5) 106 (92.2)
21 (15.8) 8 (7)
0.040
10 238
1 (10) 1 (0.4)
9 (90) 208 (87.4)
0 (0) 29 (12.2)
0.016
Fysieke medische aanwezigheid / dag
219 0.60 ± 0.41
0.62 ± 0.29
0.69 ± 0.33
0.32
Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
256
7.5 ± 6.4
7.6 ± 10.8
6.8 ± 11.5
0.70
124 130
1 (0.8) 0 (0)
108 (87.1) 115 (88.5)
15 (12.1) 15 (11.5)
0.97
154 102
2 (1.3) 0 (0)
134 (87) 90 (88.2)
18 (11.7) 12 (11.8)
0.77
223 33
2 (0.9) 0 (0)
196 (87.9) 28 (84.8)
25 (11.2) 5 (15.2)
0.45
24 222
1 (4.2) 0 (0)
20 (83.3) 195 (87.8)
3 (12.5) 27 (12.2)
0.63
24 222
0 (0) 1 (0.5)
21 (87.5) 194 (87.4)
3 (12.5) 27 (12.2)
0.92
Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
58/ 125
De toepassing van criterium 3 wordt op basis van de pathologieën van de patiënten beschreven in tabel C3.3. Tabel C3.3 Toepassing van criterium 3 in functie van de pathologieën van de patiënten n Niet Gedeeltelijk Volledig p-waarde 265 2 (0.75) 233 (87.9) 30 (11.3) Stemmingsstoornissen Ja Neen Stoornissen verbonden met Middelengebruik Ja Neen Schizofrenie en Andere Psychoses Ja Neen Aanpassingsstoornissen Ja Neen Andere Omstandigheden met Klinisch Belang Ja Neen Bijkomende Codes Ja Neen Angststoornissen Ja Neen Delirium, Dementie en Cognitieve Stoornissen Ja Neen Stoornissen bij kinderen en adolescenten Ja Neen Stoornissen Impulscontrole Ja Neen Seksuele en Genderidentiteitsstoornissen Ja Neen Eetstoornissen Ja Neen Nagebootste Stoornissen Ja Neen Somatoforme Stoornissen Ja Neen Slaapstoornissen Ja Neen Mentale Stoornissen veroorzaakt door de Algemene Medische Toestand Ja Neen
222 34
1 (0.5) 1 (2.9)
197 (88.7) 27 (79.4)
24 (10.8) 6 (17.6)
0.44
214 43
1 (0.5) 1 (2.3)
189 (88.3) 36 (83.7)
24 (11.2) 6 (14)
0.84
212 44
2 (0.9) 0 (0)
187 (88.2) 37 (84.1)
23 (10.8) 7 (15.9)
0.29
191 63
2 (1) 0 (0)
167 (87.4) 55 (87.3)
22 (11.5) 8 (12.7)
0.67
114 134
1 (0.9) 0 (0)
104 (91.2) 113 (84.3)
9 (7.9) 21 (15.7)
0.048
87 161
1 (1.1) 0 (0)
78 (89.7) 139 (86.3)
8 (9.2) 22 (13.7)
0.22
203 53
1 (0.5) 1 (1.9)
182 (89.7) 42 (79.2)
20 (9.9) 10 (18.9)
0.13
173 82
2 (1.2) 0 (0)
156 (90.2) 67 (81.7)
15 (8.7) 15 (18.3)
0.020
74 177
0 (0) 1 (0.6)
65 (87.8) 155 (87.6)
9 (12.2) 21 (11.9)
0.86
185 71
2 (1.1) 0 (0)
160 (86.5) 64 (90.1)
23 (12.4) 7 (9.9)
0.73
102 150
1 (1) 0 (0)
87 (85.3) 134 (89.3)
14 (13.7) 16 (10.7)
0.60
115 136
0 (0) 1 (0.7)
103 (89.6) 117 (86)
12 (10.4) 18 (13.2)
0.61
66 185
0 (0) 1 (0.5)
56 (84.8) 164 (88.6)
10 (15.2) 20 (10.8)
0.31
135 119
1 (0.7) 1 (0.8)
118 (87.4) 104 (87.4)
16 (11.9) 14 (11.8)
0.97
141 113
1 (0.7) 1 (0.9)
128 (90.8) 94 (83.2)
12 (8.5) 18 (15.9)
0.089
110 139
1 (0.9) 0 (0)
100 (90.9) 118 (84.9)
9 (8.2) 21 (15.1)
0.072
Een bevoorrechte gesprekspartner aanstellen (referent) In 290 afdelingen (77.3 %) wordt een bevoorrechte gesprekspartner aangesteld om de patiënten te informeren. Tabellen C3.4 en C3.5 tonen aan dat deze benoeming vaker voorkomt in psychiatrische ziekenhuizen dan in algemene ziekenhuizen (79.9 % vs 69.0 %, p=0.041) en meer in het Vlaams Gewest en Brussel-Hoofdstad dan in het Waals Gewesst (85.5 % en 84.8 % vs 57 %, p<0.0001). Een bevoorrechte gesprekspartner wordt minder vaak benoemd in afdelingen met psychogeriatrische 59/ 125
bedden (31.2 % vs 81.3 %, p<0.0001). In bijlage 7 wordt het aanstellen van een referent op basis van de pathologieën van de patiënten beschreven (Tabel A.15.1). In tabel A.15.2 worden de resultaten gedetailleerd voorgesteld. Tabel C3.4 Aanstellen van een bevoorrechte gesprekspartner om de patiënten te informeren (in de 447 verpleegafdelingen) Percentage van patiënten n 0-50% 51-100% 375 85 (22.7) 290 (77.3) Specialisatie Algemeen 84 26 (31) 58 (69) Psychiatrisch 291 59 (20.3) 232 (79.7)
p-waarde
0.041
Totale omvang psychiatrische sector
375
231 ± 158.6
287.1 ± 167.4
0.0070
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
235 107 33
34 (14.5) 46 (43) 5 (15.2)
201 (85.5) 61 (57) 28 (84.8)
<0.0001
Tabel C3.5 Aanstellen van een bevoorrechte gesprekspartner om de patiënten te informeren (in de 447 verpleegafdelingen) Percentage van patiënten n 0-50% 51-100% 375 85 (22.7) 290 (77.3)
p-waarde
Omvang van de afdeling
339
29.4 ± 9.1
30.2 ± 10.4
0.58
VTE / bed
307
0.57 ± 0.18
0.64 ± 0.33
0.11
231 117
43 (18.6) 30 (25.6)
188 (81.4) 87 (74.4)
0.13
23 325
2 (8.7) 71 (21.8)
21 (91.3) 254 (78.2)
0.15
174 174
32 (18.4) 41 (23.6)
142 (81.6) 133 (76.4)
0.24
16 332
11 (68.8) 62 (18.7)
5 (31.2) 270 (81.3)
<0.0001
359
5.6 ± 5.8
8.5 ± 11.9
0.042
150 206
34 (22.7) 40 (19.4)
116 (77.3) 166 (80.6)
0.46
184 174
43 (23.4) 33 (19)
141 (76.6) 141 (81)
0.31
313 45
66 (21.1) 10 (22.2)
247 (78.9) 35 (77.8)
0.86
30 312
6 (20) 64 (20.5)
24 (80) 248 (79.5)
0.95
30 311
6 (20) 63 (20.3)
24 (80) 248 (79.7)
0.97
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname
60/ 125
Ja Neen
44 296
8 (18.2) 61 (20.6)
36 (81.8) 235 (79.4)
0.71
De informatie die aan de patiënt wordt doorgegeven, wordt beschreven in tabel C3.6. In bijlage 7 wordt de overige informatie opgesomd die soms wordt meegegeven aan de patiënt (Tabel A.16.1). Tabel C3.6 Informatie die aan de patiënt werd doorgegeven om de communicatie met de referent te bevorderen (in de 299 afdelingen die een referent aanstellen) Totaal Algemeen Ziekenhuis Psychiatrisch Ziekenhuis p-waarde n=11 n=288 n=299 Informatie Neen Ja Neen Ja Neen Ja Naam en functie
11 (3.7)
288 (96.3)
58 (98.3)
10 (4.2)
230 (95.8)
0.38
Beschikbaarheid van uurroosters 104 (34.8) 195 (65.2) 21 (35.6)
38 (64.4)
83 (34.6)
157 (65.4)
0.88
Contactprocedure
116 (38.8) 183 (61.2) 24 (40.7)
35 (59.3)
92 (38.3)
148 (61.7)
0.74
Andere
266 (89.0)
11 (18.6)
218 (90.8)
22 (9.2)
0.041
33 (11.0)
1 (1.7)
48 (81.4)
Alle informatie die men bij opname doorgeeft aan de patiënt, staat beschreven in tabel C3.7. Het inlichten van de patiënt over de redenen van zijn opname gebeurt in 86 % van de afdelingen bij meer dan 50 % van de patiënten. 71 % van de afdelingen informeren over de middelen die zullen worden gebruikt om voortijdig vertrek van de patiënt te verhinderen, het verhaalrecht bij gedwongen opname wordt uitgelegd bij 66 % van de afdelingen, de patiëntenrechten bij 71 %, de procedures om klacht neer te leggen bij 70 %, toegang tot de ombudsman bij 77 % en de maatregelen die voorzien worden bij agressief gedrag worden uitgelegd door 62 % van de afdelingen (dit alles voor meer dan 50 % van de patiënten). Tabel C3.7 Informatie die bij de opname aan de patiënt werd doorgegeven (in de 477 verpleegafdelingen) Percentage van patiënten Informatie 0 <25% 25-50% 51-75% >75% Redenen voor de opname
13 (3.5)
17 (4.6)
22 (5.9) 36 (9.7)
284 (76.3)
Middelen om voortijdig vertrek te verhinderen
52 (16.3)
29 (9.1)
10 (3.1) 19 (6.0)
209 (65.5)
Rechtsmiddelen
59 (19.7)
32 (10.7)
12 (4.0) 21 (7.0)
176 (58.7)
Patiëntenrechten
53 (14.8)
31 (8.6)
21 (5.9) 24 (6.7)
230 (64.1)
Procedure om een klacht neer te leggen
62 (17.5)
33 (9.3)
10 (2.8) 21 (5.9)
228 (64.4)
Toegang tot de ombudsman
51 (13.9)
29 (7.9)
5 (1.4)
16 (4.4)
265 (72.4)
Maatregelen bij vertonen agressief gedrag
52 (14.5)
59 (16.4)
24 (6.7) 19 (5.3)
205 (57.1)
61/ 125
Door 41.4 % van de afdelingen wordt de informatie enkel mondeling doorgegeven terwijl 3.7 % kiest voor enkel schriftelijke informatie. In de meeste gevallen (54.9 %) worden de twee echter gecombineerd. De onderwerpen die in de geschreven drager aan bod komen, worden in tabel C3.8 beschreven. Bijlage 7 biedt een overzicht van de andere onderwerpen die aan bod komen (Tabel A.17.1). Tabel C3.8 Onderwerpen die aan bod kwamen in de briefwisseling die de patiënt kreeg (in de 447 afdelingen) Totaal Algemeen Ziekenhuis Psychiatrisch Ziekenhuis n=206 n=39 n=167 p-waarde Onderwerp Neen Ja Neen Ja Neen Ja Referent / individuele begeleider
132 (64.1)
74 (35.9)
26 (66.7)
13 (33.3)
106 (63.5)
61 (36.5)
0.71
Procedure om de referent te contacteren
154 (74.8)
52 (25.2)
27 (69.2)
12 (30.8)
127 (76.1)
40 (24.0)
0.38
Redenen voor de opname
165 (80.1)
41 (19.9)
27 (69.2)
12 (30.8)
138 (82.6)
29 (17.4)
0.063
Middelen om voortijdig vertrek te verhinderen 114 (55.3)
92 (44.7)
29 (74.4)
10 (25.6)
85 (50.9)
82 (49.1)
0.0098
Rechtsmiddelen
113 (54.9)
93 (45.2)
32 (85.1)
7 (18.0)
81 (48.5)
86 (51.5)
0.0004
Rechten met betrekking tot de behandeling
116 (56.3)
90 (43.7)
28 (71.8)
11 (28.2)
88 (52.7)
79 (47.3)
0.033
Procedure om een klacht neer te leggen
137 (66.5)
69 (33.5)
31 (79.5)
8 (20.5)
106 (63.5)
61 (36.5)
0.061
Toegang tot de ombudsman
47 (22.8)
159 (77.2) 21 (53.9)
18 (46.2)
26 (15.6)
141 (84.4)
<0.0001
Maatregelen bij vertonen agressief gedrag
120 (58.3)
86 (41.8)
17 (43.6)
22 (56.4)
103 (61.7)
64 (38.3)
0.042
Andere
154 (74.8)
52 (25.2)
25 (64.1)
14 (35.9)
129 (77.3)
38 (22.8)
0.092
De schriftelijke gids is in twee afdelingen (0.97 %) in het Duits beschikbaar, in 84 afdelingen (40.6 %) in het Frans en in 136 afdelingen (65.7 %) in het Nederlands. Geen enkele afdeling biedt de gids aan in een andere taal. Tabel C3.9 biedt een overzicht van de meest voorkomende informatie in het patiëntendossier. Bijlage 7 beschrijft de overige informatie die in de patiëntdossiers wordt opgenomen (Tabel A.18.1). Tabel C3.9 Informatie die in het patiëntendossier wordt bewaard (in de 447 afdelingen) Totaal Algemeen Ziekenhuis n=361 n=80 Onderwerp Neen Ja Neen Ja
Psychiatrisch Ziekenhuis n=281 Neen Ja
Referent / individuele begeleider
100 (27.7)
261 (72.3)
24 (30.0)
56 (70.0)
76 (27.1)
205 (73.0)
0.60
Procedure om de referent te contacteren
336 (93.1)
25 (6.9)
73 (91.3)
7 (8.8)
263 (93.6)
18 (6.4)
0.47
Redenen voor de opname
39 (10.8)
322 (89.2)
8 (10.0)
72 (90.0)
31 (11.0)
250 (89.0)
0.79
Middelen om voortijdig vertrek te verhinderen
213 (59.0)
148 (41.0)
53 (66.3)
27 (33.8)
160 (56.9)
121 (43.1)
0.14
Rechtsmiddelen
324 (89.8)
37 (10.3)
73 (91.3)
7 (8.8)
251 (89.3)
30 (10.7)
0.62
Rechten met betrekking tot de behandeling
322 (89.2)
39 (10.8)
75 (93.8)
5 (6.3)
247 (87.9)
34 (12.1)
0.14
Procedure om een klacht neer te leggen
347 (96.1)
14 (3.9)
77 (96.3)
3 (3.8)
270 (96.1)
11 (3.9)
0.95
Toegang tot de ombudsman
313 (86.7)
48 (13.3)
75 (93.8)
5 (6.3)
238 (84.7)
43 (15.3)
0.042
Maatregelen bij vertonen agressief gedrag
152 (42.1)
209 (57.9)
30 (37.5)
50 (62.5)
122 (43.4)
159 (56.6)
0.35
Andere
328 (90.9)
33 (9.1)
72 (90.0)
8 (10.0)
256 (91.1)
25 (8.9)
0.76
pwaarde
62/ 125
6.3.4.2. Haalbaarheid van criterium 3 Van de afdelingen die criterium 3 niet volledig toepassen, vindt 2.2 % dat het helemaal niet toepasbaar is; 38.2 % dat het gedeeltelijk toepasbaar is en 59.7 % dat het volledig toepasbaar is. De resultaten betreffende de haalbaarheid van de verschillende aanbevelingen die samen criterium 3 vormen, worden in tabel C3.10 beschreven. Tabel C3.10 Haalbaarheid van de aanbevelingen van criterium 3 Percentage van patiënten 0-50% 51-100% Een referent aanduiden om iedere patient te informeren
37 (10.4)
320 (89.6)
De patiënt informeren over de procedure om de referent te contacteren
49 (13.8)
305 (86.2)
De patiënt informeren over de redenen voor zijn opname
14 (4.0)
338 (96.0)
De patiënt informeren over de middelen om voortijdig vertrek te verhinderen
47 (15.6)
254 (84.4)
De patiënt informeren over de rechtsmiddelen
64 (21.7)
231 (78.3)
De patiënt informeren over zijn rechten met betrekking tot de behandeling
39 (11.5)
299 (88.5)
De patiënt informeren over de procedure om een klacht neer te leggen
46 (13.5)
294 (86.5)
De patiënt informeren over de ombudsman
30 (8.7)
315 (91.3)
De patiënt informeren over de maatregelen bij vertonen agressief gedrag
28 (8.0)
322 (92.0)
63/ 125
De uitvoerbaarheid van criterium 3 wordt in tabel C3.11 beschreven op basis van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen en in tabel C3.12 op basis van de pathologieën van de patiënten. Uit deze tabellen blijkt dat de uitvoerbaarheid lager ligt in algemene ziekenhuizen dan in psychiatrische ziekenhuizen (36 % vs 69.4 %, p=0,0001) en in de afdelingen met psychogeriatrische bedden (16.7 % vs 67.7 %, p=0.0005). Tabel C3.11 Uitvoerbaarheid van criterium 3 in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en afdelingen n Niet Gedeeltelijk Volledig p-waarde 139 5 (2.2) 89 (38.2) 139 (59.7) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
50 209
Totale omvang psychiatrische sector
259 246.6 +- 60.9 253.5 +- 181.1 317.1 +- 154
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
162 76 21
2 (1.2) 3 (3.9) 0 (0)
53 (32.7) 30 (39.5) 8 (38.1)
107 (66) 43 (56.6) 13 (61.9)
0.43
Omvang van de afdeling
239
25.8 +- 4.1
29.5 +- 10.1
29.7 +- 9.7
0.43
VTE / bed
195
0.70 ± 0.22
0.68 ± 0.38
0.60 ± 0.27
0.098
165 79
1 (0.6) 3 (3.8)
62 (37.6) 19 (24.1)
102 (61.8) 57 (72.2)
0.26
14 230
0 (0) 4 (1.7)
3 (21.4) 78 (33.9)
11 (78.6) 148 (64.3)
0.33
127 117
2 (1.6) 2 (1.7)
29 (22.8) 52 (44.4)
96 (75.6) 63 (53.8)
0.0015
12 232
2 (16.7) 2 (0.9)
8 (66.7) 73 (31.5)
2 (16.7) 157 (67.7)
0.0005
251
2.3 +- 1.6
8.9 +- 11.2
7.1 +- 11.3
0.39
120 129
1 (0.8) 3 (2.3)
32 (26.7) 54 (41.9)
87 (72.5) 72 (55.8)
0.0079
145 106
1 (0.7) 3 (2.8)
39 (26.9) 48 (45.3)
105 (72.4) 55 (51.9)
0.0014
220 31
4 (1.8) 0 (0)
72 (32.7) 14 (45.2)
144 (65.5) 17 (54.8)
0.20
21 218
0 (0) 4 (1.8)
5 (23.8) 76 (34.9)
16 (76.2) 138 (63.3)
0.23
22 217
0 (0) 4 (1.8)
5 (22.7) 76 (35)
17 (77.3) 137 (63.1)
0.18
29 210
0 (0) 4 (1.9)
11 (37.9) 70 (33.3)
18 (62.1) 136 (64.8)
0.65
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid/dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
1 (2) 4 (1.9)
31 (62) 60 (28.7)
18 (36) 145 (69.4)
0.0001 0.0038
64/ 125
Tabel C3.12 Uitvoerbaarheid van criterium 3 in functie van de pathologieën van de patiënten n Niet Gedeeltelijk Volledig p-waarde 139 5 (2.2) 89 (38.2) 139 (59.7) Stemmingsstoornissen Ja Neen Stoornissen verbonden met Middelengebruik Ja Neen Schizofrenie en Andere Psychoses Ja Neen Aanpassingsstoornissen Ja Neen Andere Omstandigheden met Klinisch Belang Ja Neen Bijkomende Codes Ja Neen Angststoornissen Ja Neen Delirium, Dementie en Cognitieve Stoornissen Ja Neen Stoornissen bij kinderen en adolescenten Ja Neen Stoornissen Impulscontrole Ja Neen Seksuele en Genderidentiteitsstoornissen Ja Neen Eetstoornissen Ja Neen Nagebootste Stoornissen Ja Neen Somatoforme Stoornissen Ja Neen Slaapstoornissen Ja Neen Mentale Stoornissen veroorzaakt door de Algemene Medische Toestand Ja Neen
215 3 (1.4) 35 1 (2.9)
75 (34.9) 11 (31.4)
137 (63.7) 23 (65.7)
0.75
211 0 (0) 40 4 (10)
71 (33.6) 15 (37.5)
140 (66.4) 21 (52.5)
0.0059
203 48
68 (33.5) 19 (39.6)
131 (64.5) 29 (60.4)
0.87
181 2 (1.1) 64 2 (3.1)
64 (35.4) 18 (28.1)
115 (63.5) 44 (68.8)
0.64
109 1 (0.9) 133 3 (2.3)
42 (38.5) 40 (30.1)
66 (60.6) 90 (67.7)
0.79
88 1 (1.1) 154 3 (1.9)
33 (37.5) 50 (32.5)
54 (61.4) 101 (65.6)
0.51
197 3 (1.5) 53 1 (1.9)
66 (33.5) 19 (35.8)
128 (65) 33 (62.3)
0.31
161 4 (2.5) 88 0 (0)
62 (38.5) 23 (26.1)
95 (59) 65 (73.9)
0.0038
63 0 (0) 180 4 (2.2)
23 (36.5) 60 (33.3)
40 (63.5) 116 (64.4)
0.99
175 1 (0.6) 76 3 (3.9)
62 (35.4) 24 (31.6)
112 (64) 49 (64.5)
0.84
94 0 (0) 152 4 (2.6)
34 (36.2) 49 (32.2)
60 (63.8) 99 (65.1)
0.84
108 0 (0) 138 4 (2.9)
47 (43.5) 38 (27.5)
61 (56.5) 96 (69.6)
0.079
64 0 (0) 180 4 (2.2)
30 (46.9) 53 (29.4)
34 (53.1) 123 (68.3)
0.081
130 0 (0) 119 4 (3.4)
56 (43.1) 29 (24.4)
74 (56.9) 86 (72.3)
0.044
131 3 (2.3) 118 1 (0.8)
53 (40.5) 32 (27.1)
75 (57.3) 85 (72)
0.011
101 3 (3) 142 1 (0.7)
41 (40.6) 41 (28.9)
57 (56.4) 100 (70.4)
0.026
4 (2) 0 (0)
Aanstellen van een bevoorrechte gesprekspartner (referent) Het aanstellen van een bevoorrechte gesprekspartner wordt door 89.6 % van de afdelingen als mogelijk aanzien voor meer dan 50 % van de patiënten. Dit cijfer wordt door geen enkel kenmerk van de ziekenhuizen beïnvloed (Tabel C3.13). Op het niveau van de afdelingen, beschouwen de afdelingen met psychogeriatrische bedden dit minder vaak als mogelijk (61.5 % vs 91.5 %, p=0,0016). In de 76 afdelingen die niet over een referent beschikken voor meer dan 50 % van de patiënten, denken 46 (60.5 %) dat het wel haalbaar is. In bijlage 7 wordt de haalbaarheid van het aanstellen van een bevoorrechte gesprekspartner op basis van de pathologiën van de patiënten beschreven (Tabel A.19.1).
65/ 125
Tabel C3.13 Haalbaarheid van het aanstellen van een bevoorrechte gesprekspartner die tot taak heeft om meer dan 50 % van de patiënten te informeren in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen n Neen Ja p-waarde 357 37 (10.4) 320 (89.6) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
82 275
12 (14.6) 25 (9.1)
70 (85.4) 250 (90.9)
0.15
Totale omvang psychiatrische sector
357
213.8 ± 156.1
279.8 ± 167.4
0.025
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
223 102 32
19 (8.5) 15 (14.7) 3 (9.4)
204 (91.5) 87 (85.3) 29 (90.6)
0.19
Omvang van de afdeling
325
29 ± 9.4
30.2 ± 10.3
0.52
VTE / bed
295
0.58 ± 0.20
0.63 ± 0.31
0.42
221 111
20 (9) 12 (10.8)
201 (91) 99 (89.2)
0.61
23 309
0 (0) 32 (10.4)
23 (100) 277 (89.6)
0.97
167 165
14 (8.4) 18 (10.9)
153 (91.6) 147 (89.1)
0.43
13 319
5 (38.5) 27 (8.5)
8 (61.5) 292 (91.5)
0.0016
343
7.1 ± 8.9
8 ± 10.9
0.64
147 193
12 (8.2) 19 (9.8)
135 (91.8) 174 (90.2)
0.59
178 164
15 (8.4) 17 (10.4)
163 (91.6) 147 (89.6)
0.54
298 44
26 (8.7) 6 (13.6)
272 (91.3) 38 (86.4)
0.30
29 298
3 (10.3) 26 (8.7)
26 (89.7) 272 (91.3)
0.77
30 297
2 (6.7) 27 (9.1)
28 (93.3) 270 (90.9)
0.66
44 282
4 (9.1) 25 (8.9)
40 (90.9) 257 (91.1)
0.96
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
In 86.2 % van de afdelingen wordt communicatie over de contactnameprocedure met de referent als haalbaar beschouwd voor meer dan 50 % van de patiënten. Van de 109 afdelingen die nog geen informatie doorgeven over het contacteren van de referent, denken er 96 (88.1 %) dat het voor meer dan 50 % van de patiënten uitvoerbaar is.
66/ 125
De patiënt inlichten over de reden van de opname Uit tabel C3.14 blijkt dat 96.0 % van de afdelingen het haalbaar achten om meer dan 50 % van de patiënten over het motief van de opname in te lichten. Afdelingen met bedden voor volwassenen in observatie aanzien dit vaker als mogelijk (98.3 % vs 93.7 %, p=0.041). In de 47 afdelingen die minder dan 50 % van de patiënten inlichten over het motief van de opname vermoeden er 41 (87.2 %) dat het wel uitvoerbaar is. Tabel C3.14 Haalbaarheid van het meedelen van de redenen van opname voor meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen n Neen Ja p-waarde 352 14 (4.0) 338 (96.0) Specialisatie Algemeen 79 3 (3.8) 76 (96.2) 0.93 Psychiatrisch 273 11 (4) 262 (96) Totale omvang psychiatrische sector
352 205.9 ± 95.5
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
216 104 32
Omvang van de afdeling
320
VTE / bed Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
278.1 ± 167.6
0.12
9 (4.2) 4 (3.8) 1 (3.1)
207 (95.8) 100 (96.2) 31 (96.9)
0.96
27.1 ± 3.9
30.3 ± 10.4
0.25
292 0.57 ± 0.14
0.63 ± 0.31
0.53
218 110
6 (2.8) 7 (6.4)
212 (97.2) 103 (93.6)
0.12
23 305
0 (0) 13 (4.3)
23 (100) 292 (95.7)
0.98
165 163
7 (4.2) 6 (3.7)
158 (95.8) 157 (96.3)
0.79
13 315
2 (15.4) 11 (3.5)
11 (84.6) 304 (96.5)
0.051
338
5.4 ± 6.9
8 ± 10.9
0.37
147 188
3 (2) 10 (5.3)
144 (98) 178 (94.7)
0.14
178 159
3 (1.7) 10 (6.3)
175 (98.3) 149 (93.7)
0.041
294 43
12 (4.1) 1 (2.3)
282 (95.9) 42 (97.7)
0.58
29 293
0 (0) 13 (4.4)
29 (100) 280 (95.6)
0.97
30 292
0 (0) 13 (4.5)
30 (100) 279 (95.5)
0.97
43 278
1 (2.3) 12 (4.3)
42 (97.7) 266 (95.7)
0.54
67/ 125
De patiënt die onder dwang werd opgenomen informeren over de gebruikte middelen om een voortijdig vertrek te verhinderen Uit tabel C3.15 blijkt dat 84.4 % van de afdelingen denken dat het mogelijk is meer dan 50 % van de gedwongen gehospitaliseerde patiënten in te lichten over de middelen die zullen gebruikt worden om hem/haar te beletten het ziekenhuis te verlaten. Het wordt vaker als haalbaar beschouwd in psychiatrische dan in algemene ziekenhuizen (89.3 % vs 63.8 %, p<0.0001). De haalbaarheid stijgt ook als de afdeling bedden voor volwassenen in een behandelingsfase (93.8 % vs 75.7 %, p<0.0001), voor bescherming van de maatschappij (93.6 % vs 75.7 %, p<0.0001) en voor observatie (95.2 % vs 70.2 %, p<0.0001) bezit. Het omgekeerde fenomeen treedt op bij eenheden met psychogeriatrische bedden (53.8 % vs 86.6 %, p=00034). Van de 71 afdelingen die minder dan 50 % van hun patiënten die onder dwang zijn opgenomen inlichten, schatten 38 (53.5 %) nochtans dat dit mogelijk is. In bijlage 7 wordt de haalbaarheid van het inlichten van patiënten die gedwongen gehospitaliseerd worden op basis van de pathologieën van de patiënten beschreven (Tabel A.21.1).
68/ 125
Tabel C3.15 Haalbaarheid van het communiceren met de onder dwang opgenomen patiënt over de middelen die tijdens zijn verblijf in het ziekenhuis worden gebruikt om hem te verhinderen weg te gaan voor meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen n Neen Ja p-waarde 301 47 (15.6) 254 (84.4) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
58 243
21 (36.2) 26 (10.7)
37 (63.8) 217 (89.3)
<0.0001
Totale omvang psychiatrische sector
301
208.3 ± 188.6
305.3 ± 155.6
0.0003
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
188 87 26
32 (17) 11 (12.6) 4 (15.4)
156 (83) 76 (87.4) 22 (84.6)
0.65
Omvang van de afdeling
276
30.7 ± 9.6
30 ± 10.4
0.67
VTE / bed
249
0.65 ± 0.29
0.63 ± 0.31
0.69
189 93
32 (16.9) 10 (10.8)
157 (83.1) 83 (89.2)
0.17
17 265
1 (5.9) 41 (15.5)
16 (94.1) 224 (84.5)
0.30
146 136
9 (6.2) 33 (24.3)
137 (93.8) 103 (75.7)
<0.0001
13 269
6 (46.2) 36 (13.4)
7 (53.8) 233 (86.6)
0.0034
290
9.1 ± 12.5
7.3 ± 10.5
0.31
140 148
9 (6.4) 36 (24.3)
131 (93.6) 112 (75.7)
<0.0001
166 124
8 (4.8) 37 (29.8)
158 (95.2) 87 (70.2)
<0.0001
254 36
37 (14.6) 8 (22.2)
217 (85.4) 28 (77.8)
0.24
25 250
1 (4) 44 (17.6)
24 (96) 206 (82.4)
0.11
25 250
1 (4) 44 (17.6)
24 (96) 206 (82.4)
0.11
33 242
7 (21.2) 38 (15.7)
26 (78.8) 204 (84.3)
0.42
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
69/ 125
De onder dwang opgenomen patiënt inlichten over zijn verhaalrecht Uit tabel C3.16 blijkt dat 78.3 % van de afdelingen menen dat het mogelijk is om meer dan 50 % van de onder dwang opgenomen patiënten in te lichten over hun verhaalrecht. De verbanden met ziekenhuisen afdelingkarakteristieken zijn identiek als bij de vorige aanbeveling: Het wordt vaker haalbaar geacht in psychiatrische ziekenhuizen dan in algemene ziekenhuizen (85.2 % vs 50.8 %, p<0.0001), als de afdeling over bedden voor volwassenen in een behandelingsfase beschikt (87.4 % vs 72.2 %, p=0.0019), over bedden voor de bescherming van de maatschappij (88.9 % vs 69.6 %, p=0.0001) of bedden voor observatie (90.5 % vs 61.5 %, p<0.0001). De haalbaarheid daalt als de afdeling psychogeriatrische bedden bezit (38.5 % vs 82.1 %, p=0.0008). Van de 88 afdelingen die minder dan 50 % van de onder dwang opgenomen patiënten over hun verhaalrecht inlichten, schatten er 48 (54.6 %) nochtans dat dit haalbaar is. In bijlage 7 wordt de haalbaarheid van de onder dwang opgenomen patiënt over zijn rechten en verhaalrecht in te lichten, beschreven op basis van de pathologieën (Tabel A.22.1).
70/ 125
Tabel C3.16 Haalbaarheid van het verstrekken van informatie aan de onder dwang opgenomen patiënt over zijn verhaalrecht voor meer dan 50 % van de patiënten op basis van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen n Neen Ja 295 64 (21.7) 231 (78.3)
p-waarde
Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
59 236
29 (49.2) 35 (14.8)
30 (50.8) 201 (85.2)
<0.0001
Totale omvang psychiatrische sector
295
200.4 ± 159.7
316.7 ± 156.3
<0.0001
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
181 89 25
43 (23.8) 17 (19.1) 4 (16)
138 (76.2) 72 (80.9) 21 (84)
0.94
Omvang van de afdeling
270
29.3 ± 10.1
30.1 ± 10.1
0.60
VTE / bed
244
0.74 ± 0.40
0.60 ± 0.27
0.0082
188 88
37 (19.7) 18 (20.5)
151 (80.3) 70 (79.5)
0.88
15 261
2 (13.3) 53 (20.3)
13 (86.7) 208 (79.7)
0.52
143 133
18 (12.6) 37 (27.8)
125 (87.4) 96 (72.2)
0.0019
13 263
8 (61.5) 47 (17.9)
5 (38.5) 216 (82.1)
0.0008
285
10.2 ± 12.8
7 ± 10.6
0.055
135 148
15 (11.1) 45 (30.4)
120 (88.9) 103 (69.6)
0.0001
168 117
16 (9.5) 45 (38.5)
152 (90.5) 72 (61.5)
<0.0001
251 34
52 (20.7) 9 (26.5)
199 (79.3) 25 (73.5)
0.44
23 248
2 (8.7) 57 (23)
21 (91.3) 191 (77)
0.13
23 248
2 (8.7) 57 (23)
21 (91.3) 191 (77)
0.13
31 240
9 (29) 50 (20.8)
22 (71) 190 (79.2)
0.30
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
71/ 125
De gehospitaliseerde patiënt inlichten over zijn rechten ivm de toegewezen behandeling Uit tabel C3.17 blijkt dat 78.3 % van de afdelingen denkt dat het mogelijk is om meer dan 50 % van de patiënten in te lichten over hun rechten in verband met de toegediende behandeling. Dit wordt vaker haalbaar geacht in psychiatrische ziekenhuizen dan in algemene (90.6 % vs 80.8 %, p=0.024) en als de afdeling over observatiebedden beschikt (93.6 % vs 83.9 %, p=0.0065). De geschatte haalbaarheid is lager als de afdeling psychogeriatrische bedden heeft (50 vs 91.4 %, p<0.0001). Van de 87 afdelingen die minder dan 50 % van de patiënten inlichten over hun rechten in verband met de toegediende behandeling, denken er 62 (71.0 %) nochtans dat het wel haalbaar is. In bijlage 7 wordt de haalbaarheid beschreven op basis van de pathologieën van de patiënten (Tabel A.23.1).
72/ 125
Tabel C3.17 Haalbaarheid van het informeren van meer dan 50 % van de opgenomen patiënten over hun rechten in verband met de toegediende behandeling in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen n Neen Ja p-waarde 338 39 (11.5) 299 (88.5) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
73 265
Totale omvang psychiatrische sector
338 203 ± 133.6
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
217 94 27
Omvang van de afdeling
310
VTE / bed
282 0.70 ± 0.30
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
14 (19.2) 25 (9.4)
59 (80.8) 240 (90.6)
0.024
283.9 ± 168.3
0.0051
24 (11.1) 9 (9.6) 6 (22.2)
193 (88.9) 85 (90.4) 21 (77.8)
0.20
27.9 ± 6.7
30 ± 10.3
0.25
0.63 ± 0.31
0.23
209 107
21 (10) 12 (11.2)
188 (90) 95 (88.8)
0.75
20 296
3 (15) 30 (10.1)
17 (85) 266 (89.9)
0.49
161 155
12 (7.5) 21 (13.5)
149 (92.5) 134 (86.5)
0.081
14 302
7 (50) 26 (8.6)
7 (50) 276 (91.4)
<0.0001
327
7.7 ± 8.5
7.8 ± 11.1
0.96
141 184
12 (8.5) 24 (13)
129 (91.5) 160 (87)
0.20
172 155
11 (6.4) 25 (16.1)
161 (93.6) 130 (83.9)
0.0065
286 41
27 (9.4) 8 (19.5)
259 (90.6) 33 (80.5)
0.057
25 287
3 (12) 32 (11.1)
22 (88) 255 (88.9)
0.90
27 285
3 (11.1) 32 (11.2)
24 (88.9) 253 (88.8)
0.99
40 272
6 (15) 29 (10.7)
34 (85) 243 (89.3)
0.42
73/ 125
De patiënt inlichten over de procedures bij het indienen van een klacht Uit tabel C.3.18 blijkt dat 78.3 % van de afdelingen het doenbaar achten om meer dan 50 % van de patiënten in te lichten over de procedures die ze moeten volgen om een klacht in te dienen. Dit wordt positiever ingeschat in psychiatrische ziekenhuizen (89.7 % vs 75.6 % voor algemene ziekenhuizen, p=0.0020) en als de afdeling bedden voor observatie heeft (92.5 % vs 80.8 %, p=0.0023). Eenheden met psychogeriatrische bedden schatten de haalbaarheid lager in (46.2 % vs 89.2 %, p=0.0001). In de 94 afdelingen die minder dan 50 % van de patiënten inlichten over de procedures die ze moeten volgen om een klacht in te dienen, denken er 72 (76.6 %) dat dit wel haalbaar zou zijn. In bijlage 7 wordt de haalbaarheid op basis van de pathologieën van de patiënten beschreven (Tabel A.24.1). Tabel C3.18 Haalbaarheid van het informeren van 50 % van de patiënten over de te volgen procedures bij het indienen van een klacht in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen n Neen Ja p-waarde 340 46 (13.5) 294 (86.5) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
78 262
19 (24.4) 27 (10.3)
59 (75.6) 235 (89.7)
0.0020
Totale omvang psychiatrische sector
340
216.1 ± 145.1
282.6 ± 169.1
0.014
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
214 96 30
27 (12.6) 15 (15.6) 4 (13.3)
187 (87.4) 81 (84.4) 26 (86.7)
0.77
Omvang van de afdeling
312
29 ± 9
30 ± 10.4
0.57
VTE / bed
283
0.72 ± 0.40
0.62 ± 0.29
0.80
214 104
26 (12.1) 14 (13.5)
188 (87.9) 90 (86.5)
0.74
21 297
0 (0) 40 (13.5)
21 (100) 257 (86.5)
0.98
158 160
17 (10.8) 23 (14.4)
141 (89.2) 137 (85.6)
0.33
13 305
7 (53.8) 33 (10.8)
6 (46.2) 272 (89.2)
0.0001
329
8 ± 8.7
7.9 ± 11.2
0.93
140 187
13 (9.3) 29 (15.5)
127 (90.7) 158 (84.5)
173 156
13 (7.5) 30 (19.2)
160 (92.5) 126 (80.8)
289 40
36 (12.5) 6 (15)
253 (87.5) 34 (85)
26 288
0 (0) 39 (13.5)
26 (100) 249 (86.5)
28 286
0 (0) 39 (13.6)
28 (100) 247 (86.4)
41 273
4 (9.8) 35 (12.8)
37 (90.2) 238 (87.2)
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
0.099 0.0023 0.65
0.97 0.97 0.58
74/ 125
De patiënt inlichten over zijn toegang tot de ombudsman Tabel C3.19 toont dat 91.3 % van de afdelingen geloven dat het voor meer dan 50 % van de patiënten mogelijk is om ze in te lichten over hun toegang tot de ombudsman. Dit wordt vaker haalbaar geacht in psychiatrische dan in algemene ziekenhuizen (80.3 % vs 94.4 %, p=0,0003) en ook in het Vlaams Gewest of Brussel-Hoofdstad meer dan in het Waals Gewest (94 % en 93.1 % vs 84.7 %, p=0.029). Van de 74 afdelingen die minder dan 50 % van de patiënten inlichten over hun toegang tot de ombudsman, denken er 51 (68.9 %) nochtans dat het wel haalbaar is. In bijlage 7 wordt de haalbaarheid op basis van de pathologiën van de patiënten beschreven (Tabel A.25.1). Tabel C3.19 Haalbaarheid van het informeren van meer dan 50 % van de patiënten over de toegang tot de ombudsman van het ziekenhuis n Neen Ja p-waarde 345 30 (8.7) 315 (91.3) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
76 269
Totale omvang psychiatrische sector
345 194.5 ± 104.4
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
218 98 29
Omvang van de afdeling VTE / bed Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
15 (19.7) 15 (5.6)
61 (80.3) 254 (94.4)
0.0003
283.2 ± 169.9
0.0066
13 (6) 15 (15.3) 2 (6.9)
205 (94) 83 (84.7) 27 (93.1)
0.029
316
28.4 ± 6.7
30.1 ± 10.6
0.82
286
0.71 ± 0.44
0.62 ± 0.30
0.21
217 106
17 (7.8) 8 (7.5)
200 (92.2) 98 (92.5)
0.93
21 302
0 (0) 25 (8.3)
21 (100) 277 (91.7)
0.97
163 160
9 (5.5) 16 (10)
154 (94.5) 144 (90)
0.14
12 311
5 (41.7) 20 (6.4)
7 (58.3) 291 (93.6)
0.0002
334
9.1 ± 8.6
7.7 ± 11
0.088
144 187
8 (5.6) 20 (10.7)
136 (94.4) 167 (89.3)
0.096
176 157
10 (5.7) 18 (11.5)
166 (94.3) 139 (88.5)
0.063
292 41
24 (8.2) 4 (9.8)
268 (91.8) 37 (90.2)
0.074
26 293
0 (0) 27 (9.2)
26 (100) 266 (90.8)
0.097
28 291
0 (0) 27 (9.3)
28 (100) 264 (90.7)
0.96
41 278
3 (7.3) 24 (8.6)
38 (92.7) 254 (91.4)
0.78
75/ 125
De patiënt inlichten over de voorziene maatregelen wanneer hij gewelddadig/agressief wordt Uit tabel C3.20 blijkt dat 92.0 % van de afdelingen denkt dat het mogelijk is om meer dan 50 % van de patiënten in te lichten over de maatregelen die men voorziet als hij gewelddadig/agressief wordt. Van de 123 afdelingen die minder dan 50 % van de patiënten inlichten over de maatregelen die voorzien worden als ze gewelddadig/agressief worden, noteren er 97 (78.9 %) nochtans dat het haalbaar is. In Bijlage 7 wordt de haalbaarheid op basis van de pathologieën van de patiënten beschreven (Tabel A.26.1). Tabel C3.20 Haalbaarheid om de patiënt te informeren over de voorziene maatregelen wanneer hij zich gewelddadig/agressief opstelt voor meer dan 50 % van de patiënten n Neen Ja p-waarde 350 28 (8.0) 322 (92.0) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
79 271
4 (5.1) 24 (8.9)
75 (94.9) 247 (91.1)
0.28
Totale omvang psychiatrische sector
350
304.8 ± 172.3
270.6 ± 167.1
0.30
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
218 100 32
18 (8.3) 8 (8) 2 (6.2)
200 (91.7) 92 (92) 30 (93.8)
0.93
Omvang van de afdeling
321
29.9 ± 11.5
30.2 ± 10.1
0.88
VTE / bed
292
0.62 ± 0.18
0.62 ± 0.31
0.95
219 109
18 (8.2) 7 (6.4)
201 (91.8) 102 (93.6)
0.56
22 306
0 (0) 25 (8.2)
22 (100) 281 (91.8)
0.97
166 162
13 (7.8) 12 (7.4)
153 (92.2) 150 (92.6)
0.89
13 315
2 (15.4) 23 (7.3)
11 (84.6) 292 (92.7)
0.29
337
6.1 ± 8.5
7.9 ± 10.6
0.41
148 186
8 (5.4) 18 (9.7)
140 (94.6) 168 (90.3)
0.15
176 160
9 (5.1) 17 (10.6)
167 (94.9) 143 (89.4)
0.064
293 43
24 (8.2) 2 (4.7)
269 (91.8) 41 (95.3)
0.42
28 293
0 (0) 26 (8.9)
28 (100) 267 (91.1)
0.96
29 292
0 (0) 26 (8.9)
29 (100) 266 (91.1)
0.96
43 278
4 (9.3) 22 (7.9)
39 (90.7) 256 (92.1)
0.76
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
76/ 125
6.3.4.3. Belemmeringen voor de toepassing van criterium 3 In 64 afdelingen (18.2 %) kan criterium 3 niet worden toegepast omwille van een personeelstekort (Tabel C3.21). Bij de afdelingen met kinderbedden voor vrij verblijf ligt het aantal afdelingen dat dit als een knelpunt beschouwt procentueel veel lager (4.7 % vs 20.4 %, p=0.025). Een gebrek aan institutioneel beleid wordt door 20.8 % van de afdelingen genoemd en een gebrek aan financiële middelen door 4.8 %. Afdelingen met bedden voor volwassenen in een behandelingsfase (7.4 % vs 2.4 %, p=0.048), bedden ter bescherming van de maatschappij (8.4 % vs 2.1 %, p=0.013) en bedden voor observatie (8.1 % vs 1.9 %, p=0.017) beschouwen vaker een gebrek aan financiële middelen als een knelpunt. 25.1 % van de afdelingen ziet tijdgebrek als een belemmering en dit sterker in het Waals Gewest en Brussel-Hoofdstad dan in het Vlaams Gewest (respectievelijk 34.0 % en 28.0 % vs 20.0 %, p=0.023). Ook de afdelingen met bedden voor observatie (31.0 % vs 19.1 %, p=0.013) en volwassenen in vrij verblijf (27.8 % vs 8.9 %, p=0.011) beschouwen tijdgebrek als een belangrijk obstakel. 8.6 % van de afdelingen denkt dat gebrek aan competentie een belemmering vormt. Men noteert een gebrek aan motivatie bij de equipe in 4.8 % van de afdelingen. Dit wordt vaker als een knelpunt beschouwd in Wallonië dan in Vlaanderen en Brussel-Hoofdstad (9.5 % vs 2.8 % en 3.1 %, p=0.042). De pathologiën van de patiënten worden door 46.7 % van de afdelingen als een hinderpaal gezien. Dit gebeurt minder als de afdeling kinderbedden voor vrij verblijf bezit (27.9 % vs 48.9 %, p=0.012). De voorstellen/aanbevelingen worden als niet relevant gezien door 7.4 % van de afdelingen en als onaangepast door 21.4 % van de afdelingen. Ze worden minder vaak als onaangepast gezien door afdelingen met volwassenen in een acute fase (24.2 % vs 13.8 %, p=0.030), volwassenen ter bescherming van de maatschappij (27.1 % vs 14.0 %, p=0.0045) en observatie (30.3 % vs 13.2 %, p=0.0002). 29.1 % van de afdelingen roept andere redenen in die de toepassing van criterium 3 verhinderen. In bijlage 7 worden deze redenen opgesomd (Tabel A. 27.1). Tabel C3.21 Belemmeringen die de toepassing van criterium 3 verhinderen (in de 447 afdelingen) Totaal Algemeen Ziekenhuis Psychiatrisch Ziekenhuis p-waarde n=351 n=82 n=269 Knelpunt Neen Ja Neen Ja Neen Ja Tekort aan personeel
287 (81.8)
64 (18.2)
67 (81.7)
15 (18.3)
220 (81.8)
49 (18.2)
0.99
Geen institutioneel beleid
278 (79.2)
73 (20.8)
62 (75.6)
20 (24.4)
216 (80.3)
53 (19.7)
0.36
Gebrek aan financiële middelen 334 (95.2)
17 (4.8)
79 (96.3)
3 (3.7)
255 (94.8)
14 (5.2)
0.57
Tijdgebrek
263 (74.9)
88 (25.1)
60 (73.2)
22 (26.8)
203 (75.5)
66 (24.5)
0.67
Gebrek aan competenties
321 (91.5)
30 (8.6)
76 (92.7)
6 (7.3)
245 (91.1)
24 (8.9)
0.65
Geen motivatie bij de equipe
334 (95.2)
17 (4.8)
77 (93.9)
5 (6.1)
257 (85.5)
12 (4.5)
0.55
Pathologie van de patiënten
187 (53.3) 164 (46.7) 43 (52.4)
39 (47.6)
144 (54.5)
125 (46.5)
0.86
Aanbevelingen niet relevant
325 (92.6)
26 (7.4)
74 (90.2)
8 (9.8)
251 (93.3)
18 (6.7)
0.36
Aanbevelingen niet aangepast
276 (78.6)
75 (21.4)
56 (68.3)
26 (31.7)
220 (81.8)
49 (18.2)
0.010
Andere
249 (70.9) 102 (29.1) 63 (76.8)
19 (23.2)
186 (69.1)
83 (30.9)
0.18
77/ 125
6.3.5. Criterium 4 Dit criterium betreft het werken met de patiënt. De achterliggende filosofie van dit criterium is dat de patiënt centraal moet staan in het proces met als doel zijn geweldbeheersing. 6.3.5.1. Toepassing van criterium 4 Criterium 4 wordt in 30 afdelingen (14.5 %) volledig toegepast, in 174 afdelingen (84.1 %) gedeeltelijk en in 3 afdelingen (1.5 %) helemaal niet. De toepassingsgraad per aanbeveling wordt in tabel C4.1 beschreven. Tabel C4.1 Toepassing van de aanbevelingen van criterium 4 voor meer dan 50 % van de patiënten De patiënt heeft de mogelijkheid om zijn voorkeur te formuleren ivm de interventies
Neen 181 (77.0)
Ja 54 (23.0)
De voorkeur van de patient wordt in het dossier genoteerd
169 (72.8)
63 (27.2)
Volgend op agressief gedrag wordt een gesprek met de patiënt georganiseerd
56 (23.6)
181 (76.4)
De resultaten van het gesprek met de patiënt worden in het dossier genoteerd
34 (15.5)
185 (84.5)
De vertrouwelijkheid bij het toedienen van medicijnen aan de patiënt is gewaarborgd
39 (16.7)
194 (83.3)
De voorschrijvende arts trekt tijd uit om vragen van de patiënt over de toegediende medicijnen te beantwoorden
57 (24.9)
172 (75.1)
De toepassingsgraad van criterium 4 wordt in tabel C4.2 beschreven op basis van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen. Tabel C4.3 toont de toepassingsgraad op basis van de pathologieën van de patiënten. Hieruit blijkt dat het criterium minder wordt toegepast in psychogeriatrische afdelingen (p=0.019).
78/ 125
Tabel C4.2 Haalbaarheid van criterium 4 in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen n Niet Gedeeltelijk Volledig p-waarde 207 3 (1.5) 174 (84.1) 30 (14.5) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
54 153
Totale omvang psychiatrische sector
207 231.3 +- 320.4 269.1 +- 164.5 272.8 +- 138.7
0.81
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
126 60 21
3 (2.4) 0 (0) 0 (0)
104 (82.5) 55 (91.7) 15 (71.4)
19 (15.1) 5 (8.3) 6 (28.6)
0.11
Omvang van de afdeling
192
30.3 +- 2.5
29 +- 10.4
30.2 +- 9.4
0.65
VTE / bed
175
0.64 ± 0.12
0.64 ± 0.32
0.68 ± 0.40
0.58
137 58
2 (1.5) 1 (1.7)
114 (83.2) 48 (82.8)
21 (15.3) 9 (15.5)
0.99
13 182
0 (0) 3 (1.6)
9 (69.2) 153 (84.1)
4 (30.8) 26 (14.3)
0.11
95 100
0 (0) 3 (3)
77 (81.1) 85 (85)
18 (18.9) 12 (12)
0.085
7 188
1 (14.3) 2 (1.1)
6 (85.7) 156 (83)
0 (0) 30 (16)
0.019
201
10.2 +- 8.5
7.6 +- 10.1
9.4 +- 16.2
0.50
2 (2.5) 1 (0.9)
69 (85.2) 97 (82.9)
10 (12.3) 19 (16.2)
0.33
1 (0.9) 2 (2.3)
100 (87) 68 (79.1)
14 (12.2) 16 (18.6)
0.34
2 (1.1) 1 (4)
148 (84.6) 19 (76)
25 (14.3) 5 (20)
0.68
16 175
0 (0) 3 (1.7)
12 (75) 147 (84)
4 (25) 25 (14.3)
0.23
17 174
0 (0) 3 (1.7)
13 (76.5) 146 (83.9)
4 (23.5) 25 (14.4)
0.28
26 165
1 (3.8) 2 (1.2)
20 (76.9) 139 (84.2)
5 (19.2) 24 (14.5)
0.76
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag
Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja 81 Neen 117 Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja 115 Neen 86 Vrijwillige opname Ja 175 Neen 25 Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
2 (3.7) 1 (0.7)
46 (85.2) 128 (83.7)
6 (11.1) 24 (15.7)
0.22
79/ 125
Tabel C4.3 Haalbaarheid van criterium 4 in functie van de pathologieën van de patiënten n Niet Gedeeltelijk Volledig p-waarde 207 3 (1.5) 174 (84.1) 30 (14.5) Stemmingsstoornissen Ja Neen Stoornissen verbonden met Middelengebruik Ja Neen Schizofrenie en Andere Psychoses Ja Neen Aanpassingsstoornissen Ja Neen Andere Omstandigheden met Klinisch Belang Ja Neen Bijkomende Codes Ja Neen Angststoornissen Ja Neen Delirium, Dementie en Cognitieve Stoornissen Ja Neen Stoornissen bij kinderen en adolescenten Ja Neen Stoornissen Impulscontrole Ja Neen Seksuele en Genderidentiteitsstoornissen Ja Neen Eetstoornissen Ja Neen Nagebootste Stoornissen Ja Neen Somatoforme Stoornissen Ja Neen Slaapstoornissen Ja Neen Mentale Stoornissen veroorzaakt door de Algemene Medische Toestand Ja Neen
174 3 (1.7) 27 0 (0)
145 (83.3) 23 (85.2)
26 (14.9) 4 (14.8)
0.86
171 2 (1.2) 30 1 (3.3)
146 (85.4) 22 (73.3)
23 (13.5) 7 (23.3)
0.28
166 2 (1.2) 35 1 (2.9)
140 (84.3) 28 (80)
24 (14.5) 6 (17.1)
0.86
152 2 (1.3) 45 1 (2.2)
131 (86.2) 34 (75.6)
19 (12.5) 10 (22.2)
0.16
95 1 (1.1) 100 2 (2)
83 (87.4) 79 (79)
11 (11.6) 19 (19)
0.23
75 0 (0) 119 3 (2.5)
64 (85.3) 97 (81.5)
11 (14.7) 19 (16)
0.88
160 3 (1.9) 41 0 (0)
134 (83.8) 34 (82.9)
23 (14.4) 7 (17.1)
0.52
130 3 (2.3) 70 0 (0)
109 (83.8) 58 (82.9)
18 (13.8) 12 (17.1)
0.35
55 1 (1.8) 142 2 (1.4)
42 (76.4) 122 (85.9)
12 (21.8) 18 (12.7)
0.15
141 2 (1.4) 60 1 (1.7)
117 (83) 51 (85)
22 (15.6) 8 (13.3)
0.67
74 2 (2.7) 123 1 (0.8)
60 (81.1) 105 (85.4)
12 (16.2) 17 (13.8)
0.89
85 2 (2.4) 113 1 (0.9)
71 (83.5) 94 (83.2)
12 (14.1) 18 (15.9)
0.57
53 1 (1.9) 144 2 (1.4)
46 (86.8) 118 (81.9)
6 (11.3) 24 (16.7)
0.35
109 3 (2.8) 90 0 (0)
94 (86.2) 72 (80)
12 (11) 18 (20)
0.038
109 3 (2.8) 91 0 (0)
91 (83.5) 76 (83.5)
15 (13.8) 15 (16.5)
0.34
78 3 (3.8) 117 0 (0)
65 (83.3) 98 (83.8)
10 (12.8) 19 (16.2)
0.22
80/ 125
Voorkeuren op gebied van interventies uitdrukken In 23 % van de afdelingen wordt aan minstens 50 % van de patiënten de mogelijkheid geboden om hun voorkeur inzake het soort interventie bij confrontatie met hun geweld/agressiviteit uit te drukken, zoals aangegeven in tabel C4.4. De keuze wordt vaker aan de patiënt overgelaten in de afdelingen met kinderbedden (50 % vs 22.1 %, p=0.025) of bedden van het comité voor bijzondere jeugdzorg (50 % vs 21.3 %, p=0.0094). In bijlage 7 wordt de toepassing eveneens op basis van de pathologieën van de patiënt beschreven (Tabel A.28.1). Tabel A.28.2. geeft hiervan een meer gedetailleerde analyse. Tabel C4.4 Mogelijkheid van de patiënt om zijn voorkeur voor een bepaald soort interventie uit te drukken als hij gewelddadig/agressief wordt Percentage van patiënten n 0-50% 51-100% p-waarde 235 181 (77.0) 54 (23.0) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
58 177
48 (82.8) 133 (75.1)
10 (17.2) 44 (24.9)
0.23
Totale omvang psychiatrische sector
235
268.8 ± 163.3
277.8 ± 150.2
0.72
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
144 69 22
108 (75) 58 (84.1) 15 (68.2)
36 (25) 11 (15.9) 7 (31.8)
0.21
Omvang van de afdeling
217
29.6 ± 10.2
28.1 ± 9
0.35
VTE / bed
198
0.62 ± 0.29
0.73 ± 0.40
0.05
150 72
114 (76) 55 (76.4)
36 (24) 17 (23.6)
0.95
14 208
7 (50) 162 (77.9)
7 (50) 46 (22.1)
0.025
113 109
82 (72.6) 87 (79.8)
31 (27.4) 22 (20.2)
0.21
10 212
10 (100) 159 (75)
0 (0) 53 (25)
0.98
226
7.4 ± 9.9
8.6 ± 13
0.49
92 131
72 (78.3) 100 (76.3)
20 (21.7) 31 (23.7)
0.74
125 101
98 (78.4) 76 (75.2)
27 (21.6) 25 (24.8)
0.58
198 27
155 (78.3) 18 (66.7)
43 (21.7) 9 (33.3)
0.18
17 198
10 (58.8) 154 (77.8)
7 (41.2) 44 (22.2)
0.086
18 197
9 (50) 155 (78.7)
9 (50) 42 (21.3)
0.0094
27 188
17 (63) 147 (78.2)
10 (37) 41 (21.8)
0.087
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
81/ 125
Noteren van de voorkeuren van de patiënt in het dossier Zoals blijkt uit tabel C4.5, worden in 27.2 % van de afdelingen de voorkeuren van de patiënt inzake al dan niet gewenste interventies bij gewelddadig/agressief gedrag in het patiëntendossier genoteerd en is dit percentage niet afhankelijk van de karakteristieken van de ziekenhuizen of van de afdelingen. In bijlage 7 worden de resultaten op basis van de pathologieën van de patiënten uitgedrukt, algemeen in tabel A.29.1 en meer gedetailleerd in tabel A.29.2. Tabel C4.5 De voorkeur van de patiënt met betrekking tot de gewenste en niet gewenste interventies bij gewelddadig/agressief gedrag worden in het patiëntendossier genoteerd Percentage van patiënten n 0-50% 51-100% p-waarde 232 169 (72.8) 63 (27.2) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
58 174
Totale omvang psychiatrische sector
232 269.6 ± 164.5 274.9 ± 151.7
0.82
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
143 67 22
98 (68.5) 56 (83.6) 15 (68.2)
45 (31.5) 11 (16.4) 7 (31.8)
0.071
Omvang van de afdeling
214
28.7 ± 9.6
30 ± 10.8
0.40
VTE / bed
195
0.65 ± 0.32
0.64 ± 0.32
0.91
150 69
108 (72) 48 (69.6)
42 (28) 21 (30.4)
0.71
14 205
8 (57.1) 148 (72.2)
6 (42.9) 57 (27.8)
0.24
110 109
72 (65.5) 84 (77.1)
38 (34.5) 25 (22.9)
0.059
10 209
10 (100) 146 (69.9)
0 (0) 63 (30.1)
0.98
223
7.6 ± 10
7.9 ± 12.5
0.81
90 130
65 (72.2) 94 (72.3)
25 (27.8) 36 (27.7)
0.99
122 101
89 (73) 72 (71.3)
33 (27) 29 (28.7)
0.78
196 26
142 (72.4) 18 (69.2)
54 (27.6) 8 (30.8)
0.73
16 196
9 (56.2) 142 (72.4)
7 (43.8) 54 (27.6)
0.18
18 194
11 (61.1) 140 (72.2)
7 (38.9) 54 (27.8)
0.33
27 185
18 (66.7) 133 (71.9)
9 (33.3) 52 (28.1)
0.58
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
45 (77.6) 124 (71.3)
13 (22.4) 50 (28.7)
0.35
82/ 125
Het organiseren van een gesprek met de patiënt na gewelddadig/agressief gedrag Als de patiënt gewelddadig/agressief gedrag vertoont, organiseert de verpleegequipe in 76.4 % van de afdelingen nadien een gesprek met de patiënt in kwestie om de oorzaken vast te stellen voor meer dan 50 % van de patiënten. De karakteristieken van de ziekenhuizen of de afdelingen hebben geen effect op het al dan niet organiseren van een gesprek (Tabel C4.6). Bijlage 7 biedt een meer gedetailleerd overzicht van deze resultaten (Tabel A.30.1). Tabel C4.6 Organisatie van een gesprek met de patiënt teneinde er de oorzaken van zijn gewelddadig/agressief gedrag uit af te leiden (in de 447 afdelingen) Percentage van patiënten n 0-50% 51-100% p-waarde 237 56 (23.6) 181 (76.4) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
58 179
13 (22.4) 43 (24)
45 (77.6) 136 (76)
0.80
Totale omvang psychiatrische sector
237
258.2 ± 169.8
273.5 ± 157.2
0.53
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
146 69 22
33 (22.6) 18 (26.1) 5 (22.7)
113 (77.4) 51 (73.9) 17 (77.3)
0.85
Omvang van de afdeling
219
29.5 ± 8.4
29.1 ± 10.3
0.78
VTE / bed
200
0.61 ± 0.26
0.65 ± 0.33
0.46
151 73
32 (21.2) 21 (28.8)
119 (78.8) 52 (71.2)
0.21
14 210
2 (14.3) 51 (24.3)
12 (85.7) 159 (75.7)
0.40
114 110
27 (23.7) 26 (23.6)
87 (76.3) 84 (76.4)
0.99
10 214
4 (40) 49 (22.9)
6 (60) 165 (77.1)
0.22
228
5.3 ± 5.9
8.4 ± 11.7
0.064
93 132
22 (23.7) 31 (23.5)
71 (76.3) 101 (76.5)
0.98
125 103
26 (20.8) 27 (26.2)
99 (79.2) 76 (73.8)
0.34
200 27
48 (24) 4 (14.8)
152 (76) 23 (85.2)
0.29
17 200
2 (11.8) 47 (23.5)
15 (88.2) 153 (76.5)
0.28
18 199
2 (11.1) 47 (23.6)
16 (88.9) 152 (76.4)
0.24
27 190
6 (22.2) 43 (22.6)
21 (77.8) 147 (77.4)
0.96
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
83/ 125
In 164 afdelingen (74.9 %) worden de resultaten na het gesprek bij meer dan 75 % van de patiënten in het patiëntendossier opgenomen, in 21 afdelingen (9.6 %) bij 50-75 % van de patiënten, in 15 afdelingen (6.9 %) voor 25-50 % van de patiënten, in 18 afdelingen (8.2 %) voor minder dan 25 % van de patiënten en in één afdeling (0.5 %) helemaal niet.
84/ 125
Geheimhouding bij het toedienen van geneesmiddelen aan de patiënt Geheimhouding bij de toediening van geneesmiddelen is verzekerd voor minstens 50 % van de patiënten in 83.3 % van de afdelingen (Tabel C4.7). De cijfers liggen wel lager voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dan voor Vlaanderen en Wallonië (59.1 % vs 85.8 % en 85.7 %, p=0.011) en zijn lager als de afdelingen bedden hebben voor kinderen in vrij verblijf (64.3 % vs 85.9 %, p=0.0063). De resultaten worden gedetailleerd weergegeven in bijlage 7 (Tabel A.31.1). Tabel C4.7 Geheimhouding is verzekerd bij de toediening van geneesmiddelen voor minstens 50 % van de patiënten Percentage van patiënten n 0-50% 51-100% p-waarde 233 39 (16.7) 194 (83.3) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
58 175
12 (20.7) 27 (15.4)
46 (79.3) 148 (84.6)
0.35
Totale omvang psychiatrische sector
233
274.1 ± 189.3
265.9 ± 156
0.77
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
141 70 22
20 (14.2) 10 (14.3) 9 (40.9)
121 (85.8) 60 (85.7) 13 (59.1)
0.011
Omvang van de afdeling
214
28.3 ± 9.1
29.5 ± 10.1
0.51
VTE / bed
186
0.65 ± 0.36
0.63 ± 0.32
0.80
149 70
23 (15.4) 13 (18.6)
126 (84.6) 57 (81.4)
0.56
14 205
4 (28.6) 32 (15.6)
10 (71.4) 173 (84.4)
0.22
111 108
13 (11.7) 23 (21.3)
98 (88.3) 85 (78.7)
0.059
9 210
3 (33.3) 33 (15.7)
6 (66.7) 177 (84.3)
0.18
225
8.7 ± 7.4
7.4 ± 11.2
0.50
92 130
9 (9.8) 28 (21.5)
83 (90.2) 102 (78.5)
0.024
124 101
19 (15.3) 19 (18.8)
105 (84.7) 82 (81.2)
0.49
198 26
32 (16.2) 6 (23.1)
166 (83.8) 20 (76.9)
0.38
17 196
5 (29.4) 31 (15.8)
12 (70.6) 165 (84.2)
0.16
18 195
5 (27.8) 31 (15.9)
13 (72.2) 164 (84.1)
0.21
28 185
10 (35.7) 26 (14.1)
18 (64.3) 159 (85.9)
0.0063
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
85/ 125
Tijd investeren in het beantwoorden van vragen van de patiënten (voorschrijvende arts) In 75,1 % van de afdelingen besteedt de voorschrijvende arts tijd voor meer dan 50 % van de patiënten (Tabel C4.8) aan het antwoorden op vragen van de patiënten. Dit gebeurt minder in psychiatrische dan in algemene ziekenhuizen (71.5 % vs 86 %, p=0.033). De percentages zijn ook lager voor afdelingen die bedden hebben voor volwassenen in een behandelingsfase (69.4 % vs 81.3 %, p=0.045) of die beschikken over psychogeriatrische bedden (44.4 % vs 76.7 %, p=0.041). De medische fysieke aanwezigheid per dag is hoger in afdelingen waar de arts tijd aan de patiënten besteedt (8.9 ± 11.7 vs 3.9 ± 5.5, p=0.0008). De resultaten worden gedetailleerd weergegeven in bijlage 7 (Tabel A.32.1). Tabel C4.8 De voorschrijvende arts besteedt tijd aan het beantwoorden van de vragen over de toegediende geneesmiddelen van meer dan 50 % van de patiënten Percentage van patiënten n 0-50% 51-100% 229 57 (24.9) 172 (75.1)
p-waarde
Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
57 172
8 (14) 49 (28.5)
49 (86) 123 (71.5)
0.033
Totale omvang psychiatrische sector
229
307.8 ± 160.3
255.7 ± 161
0.036
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
138 69 22
37 (26.8) 17 (24.6) 3 (13.6)
101 (73.2) 52 (75.4) 19 (86.4)
0.43
Omvang van de afdeling
210
28.4 ± 10.8
29.4 ± 9.6
0.52
VTE / bed
195
0.61 ± 0.31
0.64 ± 0.32
0.70
145 70
30 (20.7) 23 (32.9)
115 (79.3) 47 (67.1)
0.054
13 202
3 (23.1) 50 (24.8)
10 (76.9) 152 (75.2)
0.89
108 107
33 (30.6) 20 (18.7)
75 (69.4) 87 (81.3)
0.045
9 206
5 (55.6) 48 (23.3)
4 (44.4) 158 (76.7)
0.041
221
3.9 ± 5.5
8.9 ± 11.7
0.0008
93 125
30 (32.3) 26 (20.8)
63 (67.7) 99 (79.2)
0.057
123 98
33 (26.8) 23 (23.5)
90 (73.2) 75 (76.5)
0.57
193 27
49 (25.4) 7 (25.9)
144 (74.6) 20 (74.1)
0.95
17 192
2 (11.8) 52 (27.1)
15 (88.2) 140 (72.9)
0.18
17 192
3 (17.6) 51 (26.6)
14 (82.4) 141 (73.4)
0.43
27 182
6 (22.2) 48 (26.4)
21 (77.8) 134 (73.6)
0.65
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
86/ 125
6.3.5.2. Haalbaarheid van criterium 4 Van de afdelingen die criterium 4 niet volledig uitvoeren, denken er 77 (47.3 %) dat het volledig uitvoerbaar is, 84 (51.9 %) dat het gedeeltelijk uitvoerbaar is en één afdeling (0.6 %) denkt dat het helemaal niet uitvoerbaar is. De haalbaarheid per aanbeveling (waaruit criterium 4 is opgebouwd) wordt in tabel C4.9. beschreven. Tabel C4.9 Haalbaarheid van de verschillende aanbevelingen van criterium 4 voor meer dan 50 % van de patiënten Neen Ja Luisteren naar de voorkeuren van de patiënten betreffende interventie 69 (33.3) 138 (66.7) De gewenste en ongewenste interventies noteren in het dossier van de patiënt
53 (24.4) 164 (75.6)
Een gesprek organiseren met de patiënt die gewelddadig/agressief gedrag vertoonde
10 (4.3)
223 (95.7)
In het dossier de resultaten van dit gesprek met de patiënt noteren
8 (3.5)
224 (96.6)
Vertrouwelijkheid garanderen bij het toedienen van medicijnen
25 (11.1) 200 (88.9)
Door de arts tijd besteden aan het beantwoorden van vragen van de patiënt over de toegediende medicijnen
18 (8.2)
202 (91.8)
De haalbaarheid van criterium 4 volgens afdelingen die het niet helemaal toepassen, wordt beschreven in tabel C4.10 (op basis van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen) en in tabel C4.11 (op basis van de pathologieën van de patiënten).
87/ 125
Tabel C4.10 Haalbaarheid van criterium 4 in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen n Niet Gedeeltelijk Volledig p-waarde 162 1 (0.6) 84 (51.9) 77 (47.5) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
44 0 (0) 146 1 (0.7)
Totale omvang psychiatrische sector
190
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
113 1 (0.9) 57 0 (0) 20 0 (0)
Omvang van de afdeling
174
VTE / bed
136
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag
576
24 (54.5) 80 (54.8)
290.2 +- 167.7 252.7 +- 148.8
0.83 0.028
47 (41.6) 28 (49.1) 10 (50)
65 (57.5) 29 (50.9) 10 (50)
0.35
60
29.5 +- 8.5
28.5 +- 10.4
0.13
0.17
0.63 ± 0.34
0.63 ± 0.25
0.93
125 1 (0.8) 53 0 (0)
52 (41.6) 26 (49.1)
72 (57.6) 27 (50.9)
0.61
12 0 (0) 166 1 (0.6)
6 (50) 72 (43.4)
6 (50) 93 (56)
0.21
90 88
1 (1.1) 0 (0)
37 (41.1) 41 (46.6)
52 (57.8) 47 (53.4)
0.82
8 0 (0) 170 1 (0.6)
6 (75) 72 (42.4)
2 (25) 97 (57.1)
0.21
184
6.8 +- 6.3
8.5 +- 12.8
0.39
34 (47.9) 49 (44.1)
37 (52.1) 61 (55)
0.97
44 (44) 39 (46.4)
56 (56) 44 (52.4)
0.25
72 (44.2) 10 (50)
90 (55.2) 10 (50)
0.29
17 0 (0) 158 1 (0.6)
8 (47.1) 69 (43.7)
9 (52.9) 88 (55.7)
0.50
18 0 (0) 157 1 (0.6)
10 (55.6) 67 (42.7)
8 (44.4) 89 (56.7)
0.15
26 0 (0) 149 1 (0.7)
13 (50) 64 (43)
13 (50) 84 (56.4)
0.36
1.5
Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja 71 0 (0) Neen 111 1 (0.9) Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja 100 0 (0) Neen 84 1 (1.2) Vrijwillige opname Ja 163 1 (0.6) Neen 20 0 (0) Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
20 (45.5) 65 (44.5)
88/ 125
Tabel C4.11 Haalbaarheid van criterium 4 in functie van de pathologieën van de patiënten n Niet Gedeeltelijk Volledig p-waarde 162 1 (0.6) 84 (51.9) 77 (47.5) Stemmingsstoornissen Ja Neen Stoornissen verbonden met Middelengebruik Ja Neen Schizofrenie en Andere Psychoses Ja Neen Aanpassingsstoornissen Ja Neen Andere Omstandigheden met Klinisch Belang Ja Neen Bijkomende Codes Ja Neen Angststoornissen Ja Neen Delirium, Dementie en Cognitieve Stoornissen Ja Neen Stoornissen bij kinderen en adolescenten Ja Neen Stoornissen Impulscontrole Ja Neen Seksuele en Genderidentiteitsstoornissen Ja Neen Eetstoornissen Ja Neen Nagebootste Stoornissen Ja Neen Somatoforme Stoornissen Ja Neen Slaapstoornissen Ja Neen Mentale Stoornissen veroorzaakt door de Algemene Medische Toestand Ja Neen
160 1 (0.6) 24 0 (0)
72 (45) 11 (45.8)
87 (54.4) 13 (54.2)
0.89
153 1 (0.7) 31 0 (0)
68 (44.4) 15 (48.4)
84 (54.9) 16 (51.6)
0.35
152 1 (0.7) 33 0 (0)
69 (45.4) 14 (42.4)
82 (53.9) 19 (57.6)
0.88
136 0 (0) 44 1 (2.3)
63 (46.3) 18 (40.9)
73 (53.7) 25 (56.8)
0.96
83 95
0 (0) 1 (1.1)
39 (47) 40 (42.1)
44 (53) 54 (56.8)
0.92
69 0 (0) 109 1 (0.9)
31 (44.9) 48 (44)
38 (55.1) 60 (55)
0.93
145 1 (0.7) 39 0 (0)
68 (46.9) 14 (35.9)
76 (52.4) 25 (64.1)
0.25
120 0 (0) 63 1 (1.6)
58 (48.3) 24 (38.1)
62 (51.7) 38 (60.3)
0.58
54 0 (0) 127 1 (0.8)
22 (40.7) 58 (45.7)
32 (59.3) 68 (53.5)
0.82
125 0 (0) 58 1 (1.7)
59 (47.2) 24 (41.4)
66 (52.8) 33 (56.9)
0.51
67 0 (0) 112 1 (0.9)
29 (43.3) 52 (46.4)
38 (56.7) 59 (52.7)
0.73
79 103
33 (41.8) 49 (47.6)
46 (58.2) 53 (51.5)
0.27
46 0 (0) 133 1 (0.8)
18 (39.1) 62 (46.6)
28 (60.9) 70 (52.6)
0.23
96 86
0 (0) 1 (1.2)
43 (44.8) 39 (45.3)
53 (55.2) 46 (53.5)
0.33
98 85
0 (0) 1 (1.2)
45 (45.9) 37 (43.5)
53 (54.1) 47 (55.3)
0.93
73 0 (0) 106 1 (0.9)
31 (42.5) 49 (46.2)
42 (57.5) 56 (52.8)
0.20
0 (0) 1 (1)
89/ 125
Luisteren naar de voorkeuren van de patiënten Luisteren naar de voorkeuren van meer dan 50 % van de patiënten over het soort interventie wordt in 66.7 % van de afdelingen (Tabel C4.12) haalbaar geacht. Geen enkele factor beïnvloedt significant deze haalbaarheid. Van de 150 afdelingen die naar de voorkeuren van minder dan 50 % van de patiënten luisteren, achten nochtans 87 van de afdelingen (58 %) het wel haalbaar. In bijlage 7 wordt de haalbaarheid op basis van de pathologieën van de patiënten uitgedrukt (Tabel A.33.1). Tabel C4.12 Haalbaarheid om voor meer dan 50 % van de patiënten te luisteren naar de voorkeuren betreffende het soort interventie pn Neen Ja waarde 207 69 (33.3) 138 (66.7) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
50 157
20 (40) 49 (31.2)
30 (60) 108 (68.8)
0.25
Totale omvang psychiatrische sector
207
284.7 ± 171.7
258.5 ± 150.7
0.26
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
124 61 22
38 (30.6) 22 (36.1) 9 (40.9)
86 (69.4) 39 (63.9) 13 (59.1)
0.56
Omvang van de afdeling
190
30.4 ± 10.1
28.5 ± 10
0.22
VTE / bed
173
0.61 ± 0.35
0.65 ± 0.31
0.45
134 60
43 (32.1) 21 (35)
91 (67.9) 39 (65)
0.69
13 181
4 (30.8) 60 (33.1)
9 (69.2) 121 (66.9)
0.86
99 95
28 (28.3) 36 (37.9)
71 (71.7) 59 (62.1)
0.16
8 186
6 (75) 58 (31.2)
2 (25) 128 (68.8)
0.023
78 120
28 (35.9) 39 (32.5)
50 (64.1) 81 (67.5)
0.34
109 92
36 (33) 31 (33.7)
73 (67) 61 (66.3)
0.62
176 24
56 (31.8) 10 (41.7)
120 (68.2) 14 (58.3)
0.92
17 174
6 (35.3) 57 (32.8)
11 (64.7) 117 (67.2)
0.34
18 173
6 (33.3) 57 (32.9)
12 (66.7) 116 (67.1)
0.83
28 163
10 (35.7) 53 (32.5)
18 (64.3) 110 (67.5)
0.97
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
90/ 125
De (on)gewenste interventies in het patiëntendossier noteren De interventies die de patiënt al dan niet wenst in het patiëntendossier noteren, is haalbaar volgens 75.6 % van de afdelingen (Tabel C.4.13). Van de 149 afdelingen die de (on)gewenste interventies niet noteren, denken er 102 (68.5 %) dat het wel haalbaar is. De haalbaarheid wordt op basis van de pathologieën van de patiënten beschreven in bijlage 7 (Tabel A.34.1). Tabel C4.13 Haalbaarheid van het noteren van de (on)gewenste interventies in het patiëntendossier voor minstens 50 % van de patiënten n Neen Ja p-waarde 217 53 (24.4) 164 (75.6) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
51 166
16 (31.4) 37 (22.3)
35 (68.6) 129 (77.7)
0.19
Totale omvang psychiatrische sector
217
285 ± 169.2
264.6 ± 155.6
0.42
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
131 65 21
25 (19.1) 21 (32.3) 7 (33.3)
106 (80.9) 44 (67.7) 14 (66.7)
0.37
Omvang van de afdeling
200
31.1 ± 10.8
28.7 ± 9.8
0.15
VTE / bed
183
0.63 ± 0.38
0.65 ± 0.31
0.69
140 64
38 (27.1) 13 (20.3)
102 (72.9) 51 (79.7)
0.30
13 191
4 (30.8) 47 (24.6)
9 (69.2) 144 (75.4)
0.62
106 98
22 (20.8) 29 (29.6)
84 (79.2) 69 (70.4)
0.15
8 196
3 (37.5) 48 (24.5)
5 (62.5) 148 (75.5)
0.41
211
6.7 ± 6.5
7.5 ± 10.8
0.61
85 123
19 (22.4) 33 (26.8)
66 (77.6) 90 (73.2)
0.46
118 93
27 (22.9) 25 (26.9)
91 (77.1) 68 (73.1)
0.50
186 24
45 (24.2) 7 (29.2)
141 (75.8) 17 (70.8)
0.60
17 183
4 (23.5) 44 (24)
13 (76.5) 139 (76)
0.96
18 182
4 (22.2) 44 (24.2)
14 (77.8) 138 (75.8)
0.85
28 172
6 (21.4) 42 (24.4)
22 (78.6) 130 (75.6)
0.73
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
91/ 125
Een gesprek organiseren met de patiënt die gewelddadig/agressief gedrag vertoonde 95.7 % van de afdelingen acht het mogelijk een gesprek te organiseren met een patiënt volgend op agressief gedrag door hem vertoond en dit voor meer dan 50 % van de patiënten (Tabel C4.14). Van de 53 afdelingen die dit niet doen, zeggen er 45 (84.9 %) dat het haalbaar is. In bijlage 7 wordt de haalbaarheid op basis van de pathologieën van de patiënten bestudeerd (Tabel A.35.1). Tabel C4.14 Organiseren van een gesprek met de patiënt die gewelddadig/agressief gedrag heeft vertoond n Neen Ja p-waarde 233 10 (4.3) 223 (95.7) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
56 177
1 (1.8) 9 (5.1)
55 (98.2) 168 (94.9)
0.31
Totale omvang psychiatrische sector
233
325.2 ± 172.5
265.6 ± 159
0.25
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
143 68 22
6 (4.2) 3 (4.4) 1 (4.5)
137 (95.8) 65 (95.6) 21 (95.5)
0.99
Omvang van de afdeling
215
30.5 ± 11.2
29.3 ± 10.1
0.71
VTE / bed
196
0.63 ± 0.25
0.64 ± 0.32
0.92
150 70
5 (3.3) 5 (7.1)
145 (96.7) 65 (92.9)
0.22
13 207
0 (0) 10 (4.8)
13 (100) 197 (95.2)
0.97
113 107
8 (7.1) 2 (1.9)
105 (92.9) 105 (98.1)
0.084
9 211
1 (11.1) 9 (4.3)
8 (88.9) 202 (95.7)
0.35
226
2.3 ± 2.2
7.8 ± 10.8
0.061
93 130
3 (3.2) 7 (5.4)
90 (96.8) 123 (94.6)
0.45
124 102
2 (1.6) 8 (7.8)
122 (98.4) 94 (92.2)
0.040
199 26
9 (4.5) 1 (3.8)
190 (95.5) 25 (96.2)
0.88
18 196
0 (0) 10 (5.1)
18 (100) 186 (94.9)
0.97
18 195
0 (0) 10 (5.1)
18 (100) 185 (94.9)
0.97
28 185
1 (3.6) 9 (4.9)
27 (96.4) 176 (95.1)
0.76
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
92/ 125
De resultaten van het gesprek in het dossier noteren De resultaten van het gesprek met de patiënt die gewelddadig/agressief gedrag vertoonde in het dossier noteren wordt in 96.6 % van de afdelingen voor meer dan 50 % van de patiënten haalbaar geacht (Tabel C4.15). Van de 33 afdelingen die dit niet uitvoeren, vermoeden er 31 (93.4 %) dat het haalbaar is. In bijlage 7 wordt de haalbaarheid op basis van de pathologieën van de patiënten bestudeerd (Tabel A.36.1). Tabel C4.15 Haalbaarheid van het noteren in het patiëntendossier van de resultaten bekomen bij het gesprek met de patiënt die gewelddadig/agressief gedrag heeft vertoond n Neen Ja p-waarde Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
56 176
1 (1.8) 7 (4)
55 (98.2) 169 (96)
0.45
Totale omvang psychiatrische sector
232
283 ± 180.2
267.9 ± 159.6
0.79
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
142 68 22
5 (3.5) 2 (2.9) 1 (4.5)
137 (96.5) 66 (97.1) 21 (95.5)
0.94
Omvang van de afdeling
214
28.5 ± 15
29.4 ± 10
0.80
VTE / bed
195
0.79 ± 0.57
0.63 ± 0.31
0.22
149 70
6 (4) 2 (2.9)
143 (96) 68 (97.1)
0.67
13 206
0 (0) 8 (3.9)
13 (100) 198 (96.1)
0.98
113 106
5 (4.4) 3 (2.8)
108 (95.6) 103 (97.2)
0.53
9 210
0 (0) 8 (3.8)
9 (100) 202 (96.2)
0.98
225
4.9 ± 7.9
7.7 ± 10.7
0.45
92 130
3 (3.3) 5 (3.8)
89 (96.7) 125 (96.2)
0.82
123 102
1 (0.8) 7 (6.9)
122 (99.2) 95 (93.1)
0.042
198 26
8 (4) 0 (0)
190 (96) 26 (100)
0.97
17 196
0 (0) 8 (4.1)
17 (100) 188 (95.9)
0.97
18 195
0 (0) 8 (4.1)
18 (100) 187 (95.9)
0.97
28 185
0 (0) 8 (4.3)
28 (100) 177 (95.7)
0.96
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
93/ 125
Geheimhouding verzekeren bij het toedienen van geneesmiddelen Geheimhouding verzekeren bij het toedienen van geneesmiddelen voor meer dan 50 % van de patiënten (Tabel C4.16) is haalbaar volgens 88.9 % van de afdelingen. Van de 33 afdelingen die het niet uitvoeren, denken er 16 (48.5 %) dat het wel haalbaar is. In bijlage 7 wordt de haalbaarheid op basis van de pathologieën van de patiënten bestudeerd (Tabel A.37.1). Tabel C4.16 Haalbaarheid van het verzekeren van geheimhouding bij het toedienen van geneesmiddelen n Neen Ja p-waarde 225 25 (11.1) 200 (88.9) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
52 173
Totale omvang psychiatrische sector
225 302.2 ± 185.9 267.3 ± 155.8
0.30
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
137 67 21
16 (11.7) 5 (7.5) 4 (19)
121 (88.3) 62 (92.5) 17 (81)
0.33
Omvang van de afdeling
208
31.6 ± 9.7
29.2 ± 10.2
0.30
VTE / bed
189
0.60 ± 0.24
0.63 ± 0.32
0.60
144 69
16 (11.1) 8 (11.6)
128 (88.9) 61 (88.4)
0.92
12 201
3 (25) 21 (10.4)
9 (75) 180 (89.6)
0.14
112 101
12 (10.7) 12 (11.9)
100 (89.3) 89 (88.1)
0.79
9 204
1 (11.1) 23 (11.3)
8 (88.9) 181 (88.7)
0.99
218
6.8 ± 5.6
7.7 ± 11.3
0.70
90 126
7 (7.8) 18 (14.3)
83 (92.2) 108 (85.7)
0.15
120 98
13 (10.8) 12 (12.2)
107 (89.2) 86 (87.8)
0.75
193 24
23 (11.9) 2 (8.3)
170 (88.1) 22 (91.7)
0.61
17 190
2 (11.8) 21 (11.1)
15 (88.2) 169 (88.9)
0.93
18 189
3 (16.7) 20 (10.6)
15 (83.3) 169 (89.4)
0.44
27 180
5 (18.5) 18 (10)
22 (81.5) 162 (90)
0.20
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
4 (7.7) 21 (12.1)
48 (92.3) 152 (87.9)
0.38
94/ 125
De arts besteedt tijd aan het beantwoorden van patiëntenvragen over de toegediende geneesmiddelen Tijd vrijmaken door de voorschrijvende arts om vragen van de patiënten over de toegediende geneesmiddelen te beantwoorden, wordt door 91.8 % van de afdelingen haalbaar geacht. De geschatte haalbaarheid ligt lager in afdelingen met bedden voor volwassenen in een behandelingsfase (85.6 % vs 98.1 %, p=0.0052) (Tabel C4.17). Er bestaat wel een positief verband tussen de medische fysieke aanwezigheid per dag en het haalbaar achten van deze aanbeveling (8.2 ± 11.2 vs 3.1 ± 4.6, p=0.024). Van de 48 afdelingen waar de arts geen tijd vrijmaakt, denken er 34 (70.8 %) dat het haalbaar moet zijn. In bijlage 7 wordt de haalbaarheid op basis van de pathologieën van de patiënten bestudeerd (Tabel A.38.1). Tabel C4.17 Haalbaarheid om de voorschrijvende arts tijd te doen uittrekken om de vragen van de patiënt in verband met de toegediende geneesmiddelen te beantwoorden n Neen Ja p-waarde 220 18 (8.2) 202 (91.8) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
53 167
1 (1.9) 17 (10.2)
52 (98.1) 150 (89.8)
0.089
Totale omvang psychiatrische sector
220
311.9 ± 154.4
266.6 ± 161.6
0.25
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
134 64 22
12 (9) 4 (6.2) 2 (9.1)
122 (91) 60 (93.8) 20 (90.9)
0.80
Omvang van de afdeling
202
31.4 ± 13.2
29 ± 9.6
0.35
VTE / bed
185
0.59 ± 0.23
0.64 ± 0.33
0.55
144 63
10 (6.9) 7 (11.1)
134 (93.1) 56 (88.9)
0.32
13 194
0 (0) 17 (8.8)
13 (100) 177 (91.2)
0.98
104 103
15 (14.4) 2 (1.9)
89 (85.6) 101 (98.1)
0.0052
9 198
0 (0) 17 (8.6)
9 (100) 181 (91.4)
0.98
213
3.1 ± 4.6
8.2 ± 11.2
0.024
86 124
9 (10.5) 9 (7.3)
77 (89.5) 115 (92.7)
0.42
116 97
7 (6) 11 (11.3)
109 (94) 86 (88.7)
0.17
189 23
17 (9) 1 (4.3)
172 (91) 22 (95.7)
0.46
17 184
0 (0) 17 (9.2)
17 (100) 167 (90.8)
0.97
18 183
1 (5.6) 16 (8.7)
17 (94.4) 167 (91.3)
0.65
27 174
1 (3.7) 16 (9.2)
26 (96.3) 158 (90.8)
0.36
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
95/ 125
6.3.5.3. Belemmeringen voor de toepassing van criterium 4 Uit tabel C4.18 blijkt dat personeelsgebrek in 23.4 % van de afdelingen als een belemmering wordt gezien, vooral in afdelingen met bedden voor volwassenen in een behandelingsfase (28.1 % vs 13.2 %, p=0.020) of met bedden ter bescherming van de maatschappij (30.1 % vs 17.6 %, p=0.031). De afwezigheid van een institutioneel beleid wordt door 17.2 % van de afdelingen als een belemmering gezien en tijdgebrek door 4.0 % van de afdelingen, dit voornamelijk in afdelingen met bedden voor volwassenen in een behandelingsfase (7.3 % vs 0.95 %, p=0.049) en met bedden ter bescherming van de maatschappij (7.5 % vs 0.8 %, p=0.032). 38.3 % van de afdelingen zien tijdgebrek als een knelpunt, vooral de afdelingen met bedden voor volwassenen in een acute fase (43.2 % vs 27.9 %, p=0.035). Gebrek aan competentie wordt als een belemmering beschouwd in 7.9 % van de afdelingen, de pathologie van de patiënten in 42.3 % van de afdelingen en de relevantie van de aanbevelingen wordt in vraag gesteld in 8.4 % van de afdelingen. Aan de relevantie van de aanbevelingen wordt vooral getwijfeld in de afdelingen met kinderbedden voor vrij verblijf (23.1 % vs 6.1 %, p=0.0061). 13.7 % van de afdelingen vinden de voorstellen onaangepast, dit zijn hoofdzakelijk de afdelingen met psychogeriatrische bedden (66.7 % vs 11.7 %, p=0.0002). 25.6 % van de afdelingen vermelden andere knelpunten, deze worden in bijlage 7 opgesomd (Tabel A.39.1). Tabel C4.18 Belemmeringen voor het toepassen van criterium 4 (in de 447 afdelingen) Totaal Algemeen Ziekenhuis Psychiatrisch Ziekenhuis p-waarde n=227 n=55 n=172 Dwang Neen Ja Neen Ja Neen Ja Tekort aan personeel
174 (76.7) 53 (23.4) 45 (81.8)
10 (18.2)
129 (75.0)
43 (25.0)
0.30
Geen institutioneel beleid
188 (82.8) 39 (17.2) 43 (22.9)
12 (21.8)
145 (84.3)
27 (15.7)
0.30
Gebrek aan financiële middelen
218 (69.0)
1 (1.8)
164 (95.4)
8 (4.7)
0.37
Tijdgebrek
140 (61.7) 87 (38.3) 36 (65.5)
19 (34.6)
104 (60.5)
68 (39.5)
0.51
Gebrek aan competenties
209 (92.1)
18 (7.9)
51 (92.7)
4 (7.3)
158 (91.9)
14 (8.1)
0.84
Geen motivatie vanwege de equipe 218 (96.0)
9 (4.0)
53 (96.4)
2 (3.6)
165 (95.9)
7 (4.1)
0.89
9 (4.0)
54 (98.2)
Pathologie van de patiënten
131 (57.7) 96 (42.3) 31 (56.4)
24 (43.6)
100 (58.1)
72 (41.9)
0.82
Aanbevelingen niet relevant
208 (91.6)
49 (89.1)
6 (10.9)
159 (92.4)
13 (7.6)
0.44
Aanbevelingen niet aangepast
196 (86.3) 31 (13.7) 46 (83.6)
9 (29.0)
150 (66.1)
22 (12.8)
0.50
Andere
169 (74.5) 58 (25.6) 45 (81.8)
10 (18.2)
124 (72.1)
48 (27.9)
0.15
19 (8.4)
96/ 125
6.3.6. Criterium 5 Het vijfde criterium betreft het registreren van gebeurtenissen en interventies. Dit criterium is gebaseerd op bewijs dat geweldbeheersing alleen correct beschouwd, bestudeerd en verbeterd kan worden als men over cijfergegevens betreffende de omvang beschikt. 6.3.6.1. Toediening van kalmerende middelen Uit tabel C5.1 blijkt dat toediening van kalmerende middelen voor meer dan 50 % van de patiënten wordt toegepast in 48.5 % van de afdelingen. De toepassingsgraad is hoger in de afdelingen met A-bedden (53.5 % vs 40.9 %, p=0.028) en de afdelingen met bedden voor volwassenen in vrij verblijf (51.6 % vs 33.3 %, p=0.024), maar lager in de afdelingen met kinderbedden (26.1 % vs 50.9 %, p=0.027).
97/ 125
Tabel C5.1 Toedienen van kalmerende middelen bij meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen n 0-50% 51-100% p-waarde 371 191 (51.5) 180 (48.5) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
84 287
42 (50) 149 (51.9)
42 (50) 138 (48.1)
0.76
Totale omvang psychiatrische sector
371
268.4 ± 161.5
280.5 ± 173.5
0.49
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
233 105 33
119 (51.1) 56 (53.3) 16 (48.5)
114 (48.9) 49 (46.7) 17 (51.5)
0.87
Omvang van de afdeling
337
29.8 ± 11.6
30.2 ± 8.5
0.69
VTE / bed
305
0.66 ± 0.37
0.59 ± 0.21
0.052
230 115
107 (46.5) 68 (59.1)
123 (53.5) 47 (40.9)
0.028
23 322
17 (73.9) 158 (49.1)
6 (26.1) 164 (50.9)
0.027
171 174
86 (50.3) 89 (51.1)
85 (49.7) 85 (48.9)
0.87
16 329
12 (75) 163 (49.5)
4 (25) 166 (50.5)
0.057
356
8.2 ± 11.7
7.8 ± 10.3
0.71
149 204
72 (48.3) 108 (52.9)
77 (51.7) 96 (47.1)
0.39
182 173
88 (48.4) 93 (53.8)
94 (51.6) 80 (46.2)
0.31
310 45
150 (48.4) 30 (66.7)
160 (51.6) 15 (33.3)
0.024
30 310
17 (56.7) 158 (51)
13 (43.3) 152 (49)
0.55
30 309
19 (63.3) 155 (50.2)
11 (36.7) 154 (49.8)
0.17
43 295
26 (60.5) 148 (50.2)
17 (39.5) 147 (49.8)
0.21
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
98/ 125
De praktijk van het toedienen van kalmerende middelen wordt op basis van de pathologieën van de patiënten beschreven in tabel C5.2. Deze praktijk wordt vaker toegepast in afdelingen met patiënten met schizofrenie en andere psychosen (52.3 % vs 35.2 %, p=0.011) of verwardheid, dementie en andere cognitieve stoornissen (55.6 % vs 35.5 %, p=0.0004). Tabel C5.2 Toedienen van kalmerende middelen bij meer dan 50 % van de patiënten in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen n 0-50% 51-100% p-waarde 371 191 (51.5) 180 (48.5) Stemmingsstoornissen Ja Neen Stoornissen verbonden met Middelengebruik Ja Neen Schizofrenie en Andere Psychoses Ja Neen Aanpassingsstoornissen Ja Neen Andere Omstandigheden met Klinisch Belang Ja Neen Bijkomende Codes Ja Neen Angststoornissen Ja Neen Delirium, Dementie en Cognitieve Stoornissen Ja Neen Stoornissen bij kinderen en adolescenten Ja Neen Stoornissen Impulscontrole Ja Neen Seksuele en Genderidentiteitsstoornissen Ja Neen Eetstoornissen Ja Neen Nagebootste Stoornissen Ja Neen Somatoforme Stoornissen Ja Neen Slaapstoornissen Ja Neen Mentale Stoornissen veroorzaakt door de Algemene Medische Toestand Ja Neen
308 156 (50.6) 152 (49.4) 46 25 (54.3) 21 (45.7)
0.64
293 146 (49.8) 147 (50.2) 62 35 (56.5) 27 (43.5)
0.34
285 136 (47.7) 149 (52.3) 71 46 (64.8) 25 (35.2)
0.011
259 131 (50.6) 128 (49.4) 90 48 (53.3) 42 (46.7)
0.65
160 185
75 (46.9) 92 (49.7)
0.60
130 66 (50.8) 64 (49.2) 213 109 (51.2) 104 (48.8)
0.94
281 141 (50.2) 140 (49.8) 74 41 (55.4) 33 (44.6)
0.42
232 103 (44.4) 129 (55.6) 121 78 (64.5) 43 (35.5)
0.0004
92 256
85 (53.1) 93 (50.3)
52 (56.5) 128 (50)
40 (43.5) 128 (50)
0.28
242 115 (47.5) 127 (52.5) 112 65 (58) 47 (42)
0.066
126 66 (52.4) 60 (47.6) 222 112 (50.5) 110 (49.5)
0.73
157 79 (50.3) 192 101 (52.6)
78 (49.7) 91 (47.4)
0.67
96 50 (52.1) 46 (47.9) 250 127 (50.8) 123 (49.2)
0.83
192 159
90 (46.9) 89 (56)
102 (53.1) 70 (44)
0.090
198 155
96 (48.5) 85 (54.8)
102 (51.5) 70 (45.2)
0.24
146 67 (45.9) 200 111 (55.5)
79 (54.1) 89 (44.5)
0.078
99/ 125
Registratieprocedure voor toediening van kalmerende middelen In 41.3 % van de afdelingen die toediening van kalmerende middelen toepassen bestaat er een registratieprocedure voor. Dit is vaker het geval in psychiatrische dan in algemene ziekenhuizen (43.1 % vs 29.3 %, p=0.033). De registratieprocedure bestaat ook vaker in de afdelingen met kinderbedden (61.9 % vs 38.9 %, p=0.043), meer in het bijzonder met kinderbedden voor vrij verblijf (53.5 % vs 37.5 %, p=0.049). In bijlage 7 wordt het bestaan van een procedure op basis van de pathologieën van de patiënten beschreven (Tabel A.41.1). Tabel C5.3 van een procedure voor de registratie van de toediening van kalmerende middelen in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen n Neen Ja p-waarde 339 199 (58.7) 140 (41.3) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
78 261
54 (69.2) 145 (55.6)
24 (30.8) 116 (44.4)
0.033
Totale omvang psychiatrische sector
339
252.8 ± 171.1
303.2 ± 157.7
0.0067
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
213 94 32
130 (61) 52 (55.3) 17 (53.1)
83 (39) 42 (44.7) 15 (46.9)
0.51
Omvang van de afdeling
309
30.7 ± 10.1
29.4 ± 10
0.26
VTE / bed
295
0.59 ± 0.27
0.67 ± 0.33
0.030
215 102
125 (58.1) 60 (58.8)
90 (41.9) 42 (41.2)
0.91
20 297
7 (35) 178 (59.9)
13 (65) 119 (40.1)
0.035
159 158
93 (58.5) 92 (58.2)
66 (41.5) 66 (41.8)
0.96
13 304
7 (53.8) 178 (58.6)
6 (46.2) 126 (41.4)
0.74
328
7.9 ± 10.8
8.5 ± 12
0.61
140 185
82 (58.6) 110 (59.5)
58 (41.4) 75 (40.5)
0.87
170 157
97 (57.1) 95 (60.5)
73 (42.9) 62 (39.5)
0.53
285 42
172 (60.4) 19 (45.2)
113 (39.6) 23 (54.8)
0.066
27 286
12 (44.4) 172 (60.1)
15 (55.6) 114 (39.9)
0.12
27 285
12 (44.4) 172 (60.4)
15 (55.6) 113 (39.6)
0.11
39 272
17 (43.6) 167 (61.4)
22 (56.4) 105 (38.6)
0.037
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
100/ 125
Inhoud van de procedure voor toediening van kalmerende middelen In 29.3 % van de afdelingen die over een registratieprocedure voor toediening van kalmerende middelen beschikken, wordt criterium 5 volledig toegepast (de registratieprocedure bevat alledrie de onderwerpen) (Tabel C5.4). Geen enkel kenmerk van de ziekenhuizen of van de afdelingen beïnvloedt de toepassing van criterium 5. Per onderwerp beschouwd, wordt de verantwoording van de interventie in 88.6 % van de afdelingen genoteerd, de uitgevoerde acties in 76.4 % van de afdelingen en de iatrogene effecten in 30.7 %. Andere onderwerpen die worden genoteerd, zijn beschreven in bijlage 7 (Tabel A.42.1). Tabel C5.4 Inhoud van de procedure voor de registratie van de toediening van kalmerende middelen Totaal Algemeen Ziekenhuis Psychiatrisch Ziekenhuis p-waarde n=24 n=116 n=140 Neen Ja Neen Ja Neen Ja Verantwoording van de interventie
16 (11.4)
124 (88.6)
6 (25.0)
18 (75.0)
10 (8.6)
106 (91.4)
0.028
Uitgevoerde handelingen tijdens de interventie
33 (23.6)
107 (76.4)
9 (37.5)
15 (62.5)
24 (20.7)
92 (79.3)
0.083
Iatrogene (neven) effecten
97 (69.3)
43 (30.7)
18 (75.0)
6 (25.0)
79 (68.1)
37 (31.9)
0.51
De 3 onderwerpen (criterium 5)
99 (70.7)
41 (29.3)
19 (79.2)
5 (20.8)
80 (69.0)
36 (31.0)
0.32
Andere
111 (79.3)
29 (20.7)
13 (54.2)
11 (45.8)
98 (84.5)
18 (15.5)
0.0016
101/ 125
6.3.6.2. Afzondering in een gesloten kamer Afzondering in een gesloten kamer wordt voor meer dan 50 % van de patiënten toegepast in 33.6 % van de afdelingen. Het wordt vaker toegepast in psychiatrische ziekenhuizen dan in algemene ziekenhuizen (36.5 % vs 23.8 %, p=0.032) en in afdelingen met bedden ter bescherming van de maatschappij (40.9 % vs 28.8 %, p=0.018) of met bedden voor observatie (40.7 % vs 26.4 %, p=0.0048) (Tabel C5.5). Tabel C5.5 Afzonderen in een gesloten kamer in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen n 0-50% 51-100% 372 247 (66.4) 125 (33.6)
p-waarde
Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
84 288
64 (76.2) 183 (63.5)
20 (23.8) 105 (36.5)
0.032
Totale omvang psychiatrische sector
372
259.4 ± 164.6
304.2 ± 168.7
0.015
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
234 105 33
147 (62.8) 75 (71.4) 25 (75.8)
87 (37.2) 30 (28.6) 8 (24.2)
0.15
Omvang van de afdeling
338
30.2 ± 10.6
29.5 ± 9.4
0.53
VTE / bed
306
0.61 ± 0.31
0.67 ± 0.28
0.18
230 116
149 (64.8) 83 (71.6)
81 (35.2) 33 (28.4)
0.21
23 323
16 (69.6) 216 (66.9)
7 (30.4) 107 (33.1)
0.79
172 174
116 (67.4) 116 (66.7)
56 (32.6) 58 (33.3)
0.88
16 330
13 (81.2) 219 (66.4)
3 (18.8) 111 (33.6)
0.23
357
7.9 ± 10.3
8.1 ± 12.3
0.84
149 205
88 (59.1) 146 (71.2)
61 (40.9) 59 (28.8)
0.018
182 174
108 (59.3) 128 (73.6)
74 (40.7) 46 (26.4)
0.0048
311 45
206 (66.2) 29 (64.4)
105 (33.8) 16 (35.6)
0.81
30 311
16 (53.3) 211 (67.8)
14 (46.7) 100 (32.2)
0.11
30 310
17 (56.7) 209 (67.4)
13 (43.3) 101 (32.6)
0.24
43 296
31 (72.1) 195 (65.9)
12 (27.9) 101 (34.1)
0.42
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
102/ 125
Afzondering in een gesloten kamer wordt vaker toegepast door afdelingen voor schizofrene patiënten en andere psychosen (37.1 % vs 21.1 %, p=0.013) en met problemen van impulsbeheersing (39.1 % vs 23.2 %, p=0.0037) (Tabel 5.6). Bijlage 7 biedt een meer gedetailleerde analyse (Tabel A.43.1). Tabel C5.6 Afzonderen in een gesloten kamer in functie van de pathologieën van de patiënten n 0-50% 51-100% p-waarde 372 247 (66.4) 125 (33.6) Stemmingsstoornissen Ja Neen Stoornissen verbonden met Middelengebruik Ja Neen Schizofrenie en Andere Psychoses Ja Neen Aanpassingsstoornissen Ja Neen Andere Omstandigheden met Klinisch Belang Ja Neen Bijkomende Codes Ja Neen Angststoornissen Ja Neen Delirium, Dementie en Cognitieve Stoornissen Ja Neen Stoornissen bij kinderen en adolescenten Ja Neen Stoornissen Impulscontrole Ja Neen Seksuele en Genderidentiteitsstoornissen Ja Neen Eetstoornissen Ja Neen Nagebootste Stoornissen Ja Neen Somatoforme Stoornissen Ja Neen Slaapstoornissen Ja Neen Mentale Stoornissen veroorzaakt door de Algemene Medische Toestand Ja Neen
309 202 (65.4) 107 (34.6) 46 33 (71.7) 13 (28.3)
0.40
293 187 (63.8) 106 (36.2) 63 48 (76.2) 15 (23.8)
0.063
286 180 (62.9) 106 (37.1) 71 56 (78.9) 15 (21.1)
0.013
260 168 (64.6) 90 63 (70)
92 (35.4) 27 (30)
0.35
160 104 (65) 186 124 (66.7)
56 (35) 62 (33.3)
0.74
130 214
87 (66.9) 139 (65)
43 (33.1) 75 (35)
0.71
282 185 (65.6) 74 50 (67.6)
97 (34.4) 24 (32.4)
0.75
233 151 (64.8) 121 83 (68.6)
82 (35.2) 38 (31.4)
0.48
92 58 (63) 257 173 (67.3)
34 (37) 84 (32.7)
0.46
243 148 (60.9) 112 86 (76.8)
95 (39.1) 26 (23.2)
0.0037
127 77 (60.6) 222 153 (68.9)
50 (39.4) 69 (31.1)
0.12
157 102 (65) 193 129 (66.8)
55 (35) 64 (33.2)
0.71
96 59 (61.5) 251 170 (67.7)
37 (38.5) 81 (32.3)
0.27
193 128 (66.3) 159 103 (64.8)
65 (33.7) 56 (35.2)
0.76
199 134 (67.3) 155 99 (63.9)
65 (32.7) 56 (36.1)
0.50
147 98 (66.7) 200 131 (65.5)
49 (33.3) 69 (34.5)
0.82
103/ 125
Registratieprocedure voor afzondering in een gesloten kamer Van de afdelingen die afzondering in gesloten kamer toepassen, beschikt 92.6 % over een registratieprocedure. Psychiatrische ziekenhuizen beschikken vaker over een dergelijke procedure dan algemene ziekenhuizen (95.0 % vs 84.8 %, p=0.0085) evenals het Vlaams Gewest tegenover het Waals Gewest en Brussel-Hoofdstad (p=0.0021). Er bestaat een positief verband tussen het aantal voltijdse equivalenten per bed en het beschikken over een registratieprocedure (0.66 ± 0.31 vs 0.54 ± 0.11, p=0.0024) (Tabel C5.7). In bijlage 7 wordt de toepassingsgraad van een registratieprocedure op basis van de pathologieën van de patiënten beschreven (Tabel A.44.1). Tabel C5.7 Het bestaan van een registratieprocedure bij afzondering in een gesloten kamer in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen n Neen Ja p-waarde 285 21 (7.4) 264 (92.6) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
66 219
Totale omvang psychiatrische sector
285 248.6 ± 199.4 288.7 ± 167.8
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
188 78 19
6 (3.2) 13 (16.7) 2 (10.5)
182 (96.8) 65 (83.3) 17 (89.5)
0.0021
Omvang van de afdeling
259
29.4 ± 2.3
30.3 ± 9.5
0.68
VTE / bed
233
0.54 ± 0.11
0.66 ± 0.31
0.0024
181 85
15 (8.3) 4 (4.7)
166 (91.7) 81 (95.3)
0.30
18 248
0 (0) 19 (7.7)
18 (100) 229 (92.3)
0.97
130 136
7 (5.4) 12 (8.8)
123 (94.6) 124 (91.2)
0.28
13 253
2 (15.4) 17 (6.7)
11 (84.6) 236 (93.3)
0.25
275
9.1 ± 14
8.2 ± 11.1
0.74
114 158
5 (4.4) 14 (8.9)
109 (95.6) 144 (91.1)
0.16
142 132
11 (7.7) 8 (6.1)
131 (92.3) 124 (93.9)
0.58
239 36
17 (7.1) 2 (5.6)
222 (92.9) 34 (94.4)
0.73
26 235
0 (0) 19 (8.1)
26 (100) 216 (91.9)
0.97
26 234
0 (0) 19 (8.1)
26 (100) 215 (91.9)
0.97
30 229
0 (0) 19 (8.3)
30 (100) 210 (91.7)
0.96
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
10 (15.2) 11 (5)
56 (84.8) 208 (95)
0.0085
0.30
104/ 125
Inhoud van de registratieprocedure Van de afdelingen die over een registratieprocedure beschikken, past 31.7 % criterium 5 toe. De toepassing is frequenter in het Waals Gewest dan in het Vlaams Gewest en Brussel-Hoofdstad (49.2 % vs 26.4 % en 29.4 %, p=0.0038). Er blijkt dat 96.2 % de verantwoording voor de interventie noteert; 92.8 % noteert de ondernomen acties en 33.1 % de iatrogene effecten (Tabel C5.8). In bijlage 7 worden andere genoteerde zaken opgesomd (Tabel A.45.1). Tabel C5.8 Inhoud van de registratieprocedure voor het afzonderen in een gesloten kamer (in de afdelingen die afzondering toepassen en die over een registratieprocedure beschikken) Totaal Algemeen Ziekenhuis Psychiatrisch Ziekenhuis pn=263 n=564 n=207 waarde Verantwoording van de interventie
10 (3.8)
253 (96.2)
5 (8.9)
51 (91.1)
5 (2.4)
202 (97.6)
0.035
Uitgevoerde handelingen tijdens de interventie
19 (7.2)
244 (92.8)
4 (7.1)
52 (92.9)
15 (7.3)
192 (92.8)
0.98
Iatrogene (neven) effecten
176 (66.9)
87 (33.1)
36 (64.3)
20 (35.7) 140 (67.6)
67 (32.4)
0.64
De 3 onderwerpen (criterium 5)
179 (68.3)
66 (31.7)
37 (66.1)
19 (33.9) 142 (68.3)
66 (31.7)
0.75
Andere
197 (74.9)
66 (25.1)
40 (71.4)
16 (28.6) 157 (75.9)
50 (24.2)
0.50
105/ 125
6.3.6.3. Praktijk van het fysieke overwicht Fysiek overwicht wordt bij 30.9 % van de afdelingen voor meer dan 50 % van de patiënten toegepast. Dit gebeurt vaker in afdelingen met bedden voor volwassenen in een acute fase (35.4 % vs 19.8 %, p=0.0039) of bedden voor observatie (39.4 % vs 22.8 %, p=0.0010) (Tabel C5.9). Tabel C5.9 Aanweding van fysiek overwicht in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen n 0-50% 51-100% p-waarde 362 250 (69.1) 112 (30.9) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
84 278
63 (75) 187 (67.3)
21 (25) 91 (32.7)
0.18
Totale omvang psychiatrische sector
362
256.7 ± 165.2
306.1 ± 166.6
0.0098
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
224 105 33
148 (66.1) 80 (76.2) 22 (66.7)
76 (33.9) 25 (23.8) 11 (33.3)
0.18
Omvang van de afdeling
329
29.8 ± 10.2
30.7 ± 10.2
0.46
VTE / bed
298
0.62 ± 0.30
0.65 ± 0.28
0.40
226 111
146 (64.6) 89 (80.2)
80 (35.4) 22 (19.8)
0.0039
23 314
15 (65.2) 220 (70.1)
8 (34.8) 94 (29.9)
0.63
165 172
115 (69.7) 120 (69.8)
50 (30.3) 52 (30.2)
0.99
16 321
15 (93.8) 220 (68.5)
1 (6.2) 101 (31.5)
0.064
347
8 ± 10.4
8.3 ± 12.6
0.84
146 198
92 (63) 143 (72.2)
54 (37) 55 (27.8)
0.070
175 171
106 (60.6) 132 (77.2)
69 (39.4) 39 (22.8)
0.0010
301 45
207 (68.8) 30 (66.7)
94 (31.2) 15 (33.3)
0.78
29 302
17 (58.6) 210 (69.5)
12 (41.4) 92 (30.5)
0.23
30 300
17 (56.7) 209 (69.7)
13 (43.3) 91 (30.3)
0.15
43 286
31 (72.1) 195 (68.2)
12 (27.9) 91 (31.8)
0.61
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
106/ 125
De pathologiën van de patiënten hebben geen invloed op de toepassing van de praktijk van het fysieke overwicht (Tabel C5.10). Bijlage 7 biedt een meer gedetailleerde analyse (Tabel A.46.1). Tabel C5.10 Aanwending van fysiek overwicht in functie van de pathologieën van de patiënten n 0-50% 51-100% p-waarde 362 250 (69.1) 112 (30.9) Stemmingsstoornissen Ja Neen Stoornissen verbonden met Middelengebruik Ja Neen Schizofrenie en Andere Psychoses Ja Neen Aanpassingsstoornissen Ja Neen Andere Omstandigheden met Klinisch Belang Ja Neen Bijkomende Codes Ja Neen Angststoornissen Ja Neen Delirium, Dementie en Cognitieve Stoornissen Ja Neen Stoornissen bij kinderen en adolescenten Ja Neen Stoornissen Impulscontrole Ja Neen Seksuele en Genderidentiteitsstoornissen Ja Neen Eetstoornissen Ja Neen Nagebootste Stoornissen Ja Neen Somatoforme Stoornissen Ja Neen Slaapstoornissen Ja Neen Mentale Stoornissen veroorzaakt door de Algemene Medische Toestand Ja Neen
301 207 (68.8) 44 30 (68.2)
94 (31.2) 14 (31.8)
0.94
284 189 (66.5) 62 48 (77.4)
95 (33.5) 14 (22.6)
0.098
279 189 (67.7) 68 49 (72.1)
90 (32.3) 19 (27.9)
0.49
254 176 (69.3) 86 57 (66.3)
78 (30.7) 29 (33.7)
0.60
156 109 (69.9) 180 121 (67.2)
47 (30.1) 59 (32.8)
0.60
125 91 (72.8) 209 137 (65.6)
34 (27.2) 72 (34.4)
0.17
274 190 (69.3) 72 47 (65.3)
84 (30.7) 25 (34.7)
0.51
228 158 (69.3) 116 78 (67.2)
70 (30.7) 38 (32.8)
0.70
30 (33) 77 (31)
0.74
238 160 (67.2) 107 76 (71)
78 (32.8) 31 (29)
0.48
126 80 (63.5) 213 151 (70.9)
46 (36.5) 62 (29.1)
0.16
152 107 (70.4) 188 125 (66.5)
45 (29.6) 63 (33.5)
0.44
95 242
63 (66.3) 167 (69)
32 (33.7) 75 (31)
0.63
190 130 (68.4) 152 103 (67.8)
60 (31.6) 49 (32.2)
0.80
195 136 (69.7) 149 99 (66.4)
59 (30.3) 50 (33.6)
0.51
143 102 (71.3) 194 128 (66)
41 (28.7) 66 (34)
0.30
91 248
61 (67) 171 (69)
107/ 125
Registratie van het gebruik van fysiek overwicht Van de afdelingen die fysiek overwicht gebruiken, beschikt 47.4 % over een registratieprocedure (Tabel C5.11). De karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen hebben geen invloed op de beschikbaarheid van een registratieprocedure. In bijlage 7 wordt het aandeel van de afdelingen die een dergelijke procedure bezitten, op basis van de pathologieën van de patiënten beschreven (Tabel A.47.1). Tabel C5.11 Aanwezigheid van een registratieprocedure voor fysiek overwicht (in afdelingen die tot fysiek overwicht overgaan) n Neen Ja p-waarde 293 154 (52.6) 139 (47.4) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
74 219
44 (59.5) 110 (50.2)
30 (40.5) 109 (49.8)
0.17
Totale omvang psychiatrische sector
293
250.1 ± 171.6
302.1 ± 163.6
0.0093
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
181 84 28
92 (50.8) 43 (51.2) 19 (67.9)
89 (49.2) 41 (48.8) 9 (32.1)
0.24
Omvang van de afdeling
269
31.3 ± 9.6
29 ± 9.7
0.061
VTE / bed
298
0.62 ± 0.30
0.65 ± 0.28
0.40
190 86
104 (54.7) 41 (47.7)
86 (45.3) 45 (52.3)
0.28
22 254
9 (40.9) 136 (53.5)
13 (59.1) 118 (46.5)
0.26
131 145
68 (51.9) 77 (53.1)
63 (48.1) 68 (46.9)
0.84
12 264
7 (58.3) 138 (52.3)
5 (41.7) 126 (47.7)
0.68
283
8.3 ± 10.5
9 ± 13.4
0.61
122 158
59 (48.4) 87 (55.1)
63 (51.6) 71 (44.9)
0.27
147 135
74 (50.3) 72 (53.3)
73 (49.7) 63 (46.7)
0.62
242 41
126 (52.1) 20 (48.8)
116 (47.9) 21 (51.2)
0.70
27 243
13 (48.1) 128 (52.7)
14 (51.9) 115 (47.3)
0.66
27 242
11 (40.7) 129 (53.3)
16 (59.3) 113 (46.7)
0.22
36 232
16 (44.4) 124 (53.4)
20 (55.6) 108 (46.6)
0.32
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
108/ 125
Inhoud van de registratieprocedure Criterium 5 wordt toegepast in 32.1 % van de afdelingen die over een registratieprocedure beschikken (Tabel C5.12). De karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen hebben geen invloed op de toepassingsgraad van criterium 5. De verantwoording van de interventie wordt door 91.2 % van de afdelingen genoteerd, de ondernomen acties door 87.6 % en de iatrogene effecten door 33.6 %; bijlage 7 biedt een overzicht van de andere genoteerde elementen (Tabel A.48.1). Tabel C5.12 Inhoud van de registratieprocedure voor fysiek overwicht in de afdelingen die over een procedure beschikken Totaal Algemeen Ziekenhuis Psychiatrisch Ziekenhuis p-waarde n=137 n=30 n=107 Verantwoording van de interventie
12 (8.8)
125 (91.2)
3 (10.0)
27 (90.0)
9 (8.4)
98 (91.6)
0.79
Uitgevoerde handelingen tijdens de interventie
17 (12.4)
120 (87.6)
5 (16.7)
25 (83.3)
12 (11.2)
95 (88.8)
0.43
Iatrogene (neven) effecten
91 (66.4)
46 (33.6)
19 (63.3)
11 (36.7)
72 (67.3)
35 (32.7)
0.69
De 3 onderwerpen (criterium 5)
94 (67.6)
45 (32.1)
20 (66.7)
10 (33.3)
74 (67.9)
35 (21.1)
0.90
Andere
114 (83.2)
23 (16.8)
22 (73.3)
8 (26.7)
92 (86.0)
15 (14.0)
0.11
6.3.6.4. Haalbaarheid van criterium 5 Registratieprocedure voor toediening van kalmerende middelen Uit tabel C5.13 blijkt dat 79.8 % van de afdelingen het haalbaar achten om een registratieprocedure voor toediening van kalmerende middelen te gebruiken. Dit percentage ligt lager in het Brussels Hoofstedelijk Gewest dan in Wallonië en Vlaanderen (63.0 % vs 88.7 % en 77.8 %, p=0.0092). Van de 168 afdelingen die niet over een registratieprocedure voor toediening van kalmerende middelen beschikken, geloven er nochtans 119 (70.8 %) dat het haalbaar is. In bijlage 7 wordt de haalbaarheid op basis van de pathologieën van de patiënten bestudeerd (Tabel A.49.1).
109/ 125
Tabel C5.13 Haalbaarheid van de registratieprocedure voor toediening van kalmerende middelen in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen n Neen Ja p-waarde 322 65 (20.2) 257 (79.8) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
78 244
20 (25.6) 45 (18.4)
58 (74.4) 199 (81.6)
0.17
Totale omvang psychiatrische sector
322
241.2 ± 180.3
281.3 ± 165.9
0.089
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
198 97 27
44 (22.2) 11 (11.3) 10 (37)
154 (77.8) 86 (88.7) 17 (63)
0.0092
Omvang van de afdeling
293
30.3 ± 9.3
29.9 ± 10.5
0.81
VTE / bed
267
0.61 ± 0.27
0.64 ± 0.32
0.59
204 96
44 (21.6) 17 (17.7)
160 (78.4) 79 (82.3)
0.44
20 280
4 (20) 57 (20.4)
16 (80) 223 (79.6)
0.97
147 153
23 (15.6) 38 (24.8)
124 (84.4) 115 (75.2)
0.050
13 287
4 (30.8) 57 (19.9)
9 (69.2) 230 (80.1)
0.35
312
7.6 ± 7.3
8 ± 11.5
0.76
132 177
23 (17.4) 40 (22.6)
109 (82.6) 137 (77.4)
0.27
160 151
27 (16.9) 37 (24.5)
133 (83.1) 114 (75.5)
0.098
270 41
51 (18.9) 12 (29.3)
219 (81.1) 29 (70.7)
0.13
28 269
6 (21.4) 55 (20.4)
22 (78.6) 214 (79.6)
0.90
28 268
6 (21.4) 55 (20.5)
22 (78.6) 213 (79.5)
0.91
41 254
8 (19.5) 53 (20.9)
33 (80.5) 201 (79.1)
0.84
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
110/ 125
Registratieprocedure voor afzondering Tabel C5.14 toont dat 90.1 % van de afdelingen gelooft dat een registratieprocedure gebruiken voor afzondering in een gesloten kamer haalbaar is. Dit wordt ook minder haalbaar geacht in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dan in Vlaanderen en Wallonië (79.3 % vs 92.8 % en 87.3 %, p=0.046). Van de 19 afdelingen die geen registratieprocedure voor afzondering hebben, denken er 17 (89.5 %) dat het haalbaar is. In Bijlage 7 wordt de haalbaarheid op basis van de pathologieën van de patiënten bestudeerd (Tabel A.50.1). Tabel C5.14 Haalbaarheid van het gebruik van een registratieprocedure voor het afzonderen in een gesloten kamer in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen n Neen Ja p-waarde 354 25 (9.9) 319 (90.1) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
81 273
9 (11.1) 26 (9.5)
72 (88.9) 247 (90.5)
0.67
Totale omvang psychiatrische sector
354
219.3 ± 176.3
280.9 ± 166.6
0.042
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
223 102 29
16 (7.2) 13 (12.7) 6 (20.7)
207 (92.8) 89 (87.3) 23 (79.3)
0.046
Omvang van de afdeling
323
31.3 ± 14.3
29.9 ± 9.8
0.48
VTE / bed
294
0.57 ± 0.33
0.64 ± 0.30
0.25
220 110
21 (9.5) 9 (8.2)
199 (90.5) 101 (91.8)
0.68
20 310
1 (5) 29 (9.4)
19 (95) 281 (90.6)
0.52
164 166
12 (7.3) 18 (10.8)
152 (92.7) 148 (89.2)
0.27
14 316
3 (21.4) 27 (8.5)
11 (78.6) 289 (91.5)
0.12
341
9.2 ± 14
7.8 ± 10.4
0.49
147 191
12 (8.2) 21 (11)
135 (91.8) 170 (89)
0.39
176 164
16 (9.1) 17 (10.4)
160 (90.9) 147 (89.6)
0.69
297 43
25 (8.4) 7 (16.3)
272 (91.6) 36 (83.7)
0.11
28 297
1 (3.6) 30 (10.1)
27 (96.4) 267 (89.9)
0.28
28 296
1 (3.6) 30 (10.1)
27 (96.4) 266 (89.9)
0.28
42 281
5 (11.9) 26 (9.3)
37 (88.1) 255 (90.7)
0.59
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
111/ 125
Registratie voor gebruik van fysiek overwicht Uit tabel C5.15 blijkt dat 81.4 % van de afdelingen vinden dat het gebruik van een registratieprocedure voor fysiek overwicht haalbaar is. Dit is minder vaak het geval in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dan in het Vlaams en het Waals Gewest (respectievelijk 61.5 % vs 81.3 % en 86.7 %,). Van de 137 afdelingen die niet over een procedure beschikken, geloven er 99 (77.3 %) in de haalbaarheid. In bijlage 7 wordt de haalbaarheid op basis van de pathologieën van de patiënten beschouwd (Tabel A.51.1). Tabel C5.15 Registratieprocedure voor fysiek overwicht (haalbaarheid) in functie van de karakteristieken van de ziekenhuizen en de afdelingen n Neen Ja p-waarde 333 62 (18.6) 271 (81.4) Specialisatie Algemeen Psychiatrisch
76 257
19 (25) 43 (16.7)
57 (75) 214 (83.3)
0.11
Totale omvang psychiatrische sector
333
215.5 ± 165.6
287.6 ± 164.5
0.0026
Gewest Vlaams Waals Brussel-Hoofdstad
209 98 26
39 (18.7) 13 (13.3) 10 (38.5)
170 (81.3) 85 (86.7) 16 (61.5)
0.019
Omvang van de afdeling
304
30.1 ± 9
30 ± 10.6
0.93
VTE / bed
277
0.62 ± 0.36
0.63 ± 0.30
0.88
210 101
46 (21.9) 14 (13.9)
164 (78.1) 87 (86.1)
0.095
21 290
4 (19) 56 (19.3)
17 (81) 234 (80.7)
0.98
152 159
21 (13.8) 39 (24.5)
131 (86.2) 120 (75.5)
0.018
13 298
3 (23.1) 57 (19.1)
10 (76.9) 241 (80.9)
0.72
322
7.9 ± 7.5
7.9 ± 11.3
0.97
138 181
23 (16.7) 38 (21)
115 (83.3) 143 (79)
0.33
166 155
29 (17.5) 32 (20.6)
137 (82.5) 123 (79.4)
0.47
278 43
48 (17.3) 12 (27.9)
230 (82.7) 31 (72.1)
0.10
29 278
7 (24.1) 50 (18)
22 (75.9) 228 (82)
0.42
29 277
7 (24.1) 50 (18.1)
22 (75.9) 227 (81.9)
0.42
42 263
9 (21.4) 48 (18.3)
33 (78.6) 215 (81.7)
0.62
Soort zorgverlening A (volwassene – acute fase) Ja Neen K (kind) Ja Neen T (volwassene – behandelingsfase) Ja Neen S6 (psychogeriatrie) Ja Neen Fysieke medische aanwezigheid / dag Volwassen bedden Sociaal Verweer Ja Neen Opname ter observatie (voormalig gecolloceerden) Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen Kinderbedden Plaatsing Jeugdrechter Ja Neen Plaatsing Bijzondere Jeugdzorg Ja Neen Vrijwillige opname Ja Neen
112/ 125
6.3.6.5. Belemmeringen voor de toepassing van criterium 5 De resultaten van de enquête wijzen op de volgende belemmeringen voor criterium 5: - Personeelsgebrek in 17.0 % van de afdelingen, eerder in Wallonië dan in Vlaanderen en Brussel (26.0 % vs 13.4 % en 12.5 %, p=0.020) en in afdelingen die bedden voor volwassenen in een behandelingsfase hebben (22.0 % vs 11.8 %, p=0.016) (Tabel C5.16). - De afwezigheid van een institutioneel beleid volgens 20.8 % van de afdelingen. Voornamelijk de grotere afdelingen beschouwen dit als een knelpunt (33.0 ± 10.8 bedden vs 29.3 ± 10.1 bedden, p=0.014). - Gebrek aan financiële middelen bij 2.4 % van de afdelingen en tijdgebrek bij 25.5 % van de afdelingen, dit hoofdzakelijk in afdelingen met bedden voor volwassenen in observatie (30.0 % vs 19.6 %, p=0.031). - Competentiegebrek wordt door 7 % van de afdelingen als een hinderpaal gezien, gebrek aan motivatie van de equipe door 8.2 % van de afdelingen en het gebrek aan instrumenten door 31.4 % van de afdelingen. Een gebrek aan instrumenten wordt vooral aangehaald door de kleinere ziekenhuizen (244 ± 166 vs 282 ± 164 bedden, p=0.048). Het gebrek aan instrumenten wordt vaker in Wallonië en Brussel-Hoofdstad dan in Vlaanderen als een knelpunt gezien (43.0 % en 40.0 % vs 24.4 %, p=0.0025) en door de afdelingen met psychogeriatrische bedden (57.1 % vs 30.1 %, p=0.041). De voorstellen worden als onaangepast gezien door 17.6 % van de afdelingen, dit voornamelijk in afdelingen die geen bedden hebben voor volwassenen in een behandelingsfase (21.7 % vs 13.2 %, p=0.047) of bedden voor volwassenen in observatie (23.4 % vs 12.4 %, p=0.0097). Bijlage 7 verzamelt de andere belemmeringen die werden genoemd (Tabel A.52.1). Deze werden genoemd door 31.4 % van de afdelingen. Tabel C5.16 Belemmeringen voor de toepassing van criterium 5 Totaal Algemeen Ziekenhuis Psychiatrisch Ziekenhuis p-waarde n=341 n=81 n=260 Dwang Neen Ja Neen Ja Neen Ja Tekort aan personeel
283 (83.0)
58 (17.0)
70 (86.4)
11 (13.6)
213 (81.9)
47 (18.1)
0.35
Geen institutioneel beleid
270 (79.2)
71 (20.8)
65 (80.3)
16 (19.8)
205 (78.9)
55 (21.2)
0.79
Gebrek aan financiële middelen
333 (97.7)
8 (2.4)
81 (100)
0 (0)
252 (96.9)
8 (3.1)
0.95
Tijdgebrek
254 (74.5)
87 (25.5)
62 (76.5)
19 (23.5)
192 (73.9)
68 (26.2)
0.63
Gebrek aan competenties
317 (93.0)
24 (7.0)
78 (96.3)
3 (3.7)
239 (91.9)
21 (8.1)
0.19
Geen motivatie vanwege de equipe 313 (91.8)
28 (8.2)
76 (93.8)
5 (6.2)
237 (91.2)
23 (8.9)
0.45
Gebrek aan middelen
234 (68.6) 107 (31.4) 50 (61.7)
31 (38.3)
184 (70.8)
76 (29.2)
0.13
Aanbevelingen niet relevant
281 (82.4)
65 (80.3)
16 (19.8)
216 (83.1)
44 (16.9)
0.56
Andere
234 (68.6) 107 (31.4) 57 (70.4)
24 (29.6)
177 (68.1)
83 (31.9)
0.70
60 (17.6)
113/ 125
6.3.7. Bespreking Geweld komt voornamelijk voor in spoeddiensten en afdelingen voor psychiatrische zorgen (Benveniste, 2005). Op Belgisch niveau werd in 2005 een studie uitgevoerd door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu waarin 112 ziekenhuizen werden opgenomen. De respondenten vermeldden een gemiddelde van 17.23 gevallen van verbale agressie en 5.85 gevallen van fysieke agressie per 100 erkende bedden wanneer de spoeddienst niet in overweging werd genomen. Dit onderzoekswerk kreeg dan ook tot doel de reeds bereikte toepassingsgraad van de aanbevelingen inzake geweldbeheersing in afdelingen voor psychiatrische zorgen te onderzoeken en te vergelijken met de mogelijke toepassingsgraad. 447 afdelingen namen deel aan de studie, waarvan 94 (21.0 %) behoren tot algemene ziekenhuizen en 353 (79.0 %) tot psychiatrische ziekenhuizen. 37 van de ziekenhuizen (8.3 %) bevinden zich in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 276 (61.7 %) in het Vlaams Gewest en 134 (30 %) in het Waals Gewest. Vlaamse psychiatrische ziekenhuizen beschikken over meer afdelingen dan deze in het Waals Gewest en Brussel-Hoofdstad (84.8 % vs 72.4 % en 59.5 %, p=0.00002). Een laatste algemene vaststelling is dat er meer voltijdse equivalente verpleegkundigen zijn in algemene ziekenhuizen dan in psychiatrische ziekenhuizen (12.3 ± 3.4 vs 10.5 ± 4.8, p=0.0029). De representativiteit van het staal in de psychiatrische ziekenhuizen is zeer bevredigend. Voor de algemene ziekenhuizen dient de representativiteit beoordeeld te worden aangezien misschien niet alle algemene ziekenhuizen een psychiatrische afdeling hebben. Criterium 1 (beoordelen van het risico op geweld/agressiviteit) wordt volledig toegepast door 3.1 % van de afdelingen, gedeeltelijk door 75.6 % en helemaal niet door 21.3 %. De toepassingsgraad ligt lager in algemene ziekenhuizen dan in psychiatrische ziekenhuizen, lager in Wallonië en Brussel-Hoofdstad dan in Vlaanderen en lager in afdelingen die bedden voor volwassenen in vrij verblijf bezitten dan in afdelingen die er geen bezitten. Volgens Foster (2005) en Kennedy (2005) wordt de registratie van gewelddaden sterk onderschat. De Belgische enquête uit 2005 bevestigde dit fenomeen met cijfers van 0.18 proces-verbalen per 100 erkende bedden. Anderzijds bestaan volgens de literatuur verscheidene meetschalen om het geweld gestandaardiseerd te registreren. In het bijzonder Patiëntengeweld en -agressiviteit worden voor meer dan 50 % van de patiënten beoordeeld in 52.8 % van de afdelingen. Dit gebeurt minder frequent in algemene ziekenhuizen dan in psychiatrische ziekenhuizen (41.5 % vs 56.0 %, p=0.021), minder in Wallonië dan in Brussel-Hoofdstad en Vlaanderen (39.6 % vs 60.6 % en 57.6 %, p=0.0061) en minder in afdelingen met bedden voor volwassenen in vrij verblijf dan in afdelingen die niet over dit soort bedden beschikken (51.3 % vs 68.2 %, p=0.038). Op het gebied van gebruikte instrumenten bij het evalueren van geweld/agressiviteit wordt geen verschil waargenomen tussen de gewesten of tussen de specialisatie van de ziekenhuizen. De methode van een gestructureerd interview met de patiënt wordt toegepast in 11.8 % van de afdelingen die het risico op geweld/agressiviteit beoordelen. Een meetschaal wordt gebruikt in 12.0 % en een klinisch oordeel in 55.0 % van de afdelingen. Deze percentages worden negatief beïnvloed door afdelingen met bedden
114/ 125
voor volwassenen in vrij verblijf, deze gaan minder vaak over tot een gestructureerd interview (9.6 % vs 27.8 %, p=0.0024) of tot een klinisch oordeel (52.7 % vs 75.0 %, p=0.014). Criterium 1 wordt als volledig toepasbaar beschouwd door 47.5 % van de afdelingen die het nog niet volledig toepassen en gedeeltelijk toepasbaar door 49.1 %. De voornaamste obstakels zijn tijdgebrek (43 %), personeelstekort (34 %), gebrek aan wetenschappelijke instrumenten (40 %) en de pathologieën van de patiënten (41 %). Gebrek aan tijd en wetenschappelijke instrumenten worden vaker vermeld in het Waals Gewest dan in het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, terwijl personeelstekort voornamelijk vernoemd wordt in afdelingen met bedden voor patiënten in een behandelingsfase, ter bescherming van de maatschappij en voor observatie. Criterium 2 (opleiden van de verpleegequipe) wordt volledig toegepast door 33.9 % van de afdelingen en door alle overige afdelingen gedeeltelijk. Het wordt minder vaak toegepast in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest dan in het Vlaams Gewest (16.0 % en 22.2 % vs 40.5 %, p=0.0037), het verschil situeert zich op het niveau van de informatieoverdracht over de niet verworven vaardigheden van het personeel naar het diensthoofd. In Vlaanderen gebeurt de informatieoverdracht in 40 % van de afdelingen, tegenover respectievelijk 21 % en 14 % in het Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest, (p=0.0009). Van de afdelingen die criterium 2 niet volledig toepassen, denkt nochtans 74.3 % dat het volledig mogelijk is en 25.2 % gedeeltelijk. De voornaamste obstakels zijn tijdgebrek (41 %) en gebrek aan een institutioneel beleid (31 %). Dit laatste knelpunt wordt vaker vermeld in het Waals Gewest dan in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Vlaams Gewest (41.8 % vs 26.6 % en 28.1 %, p=0.025). Criterium 3 (de patiënt informeren) wordt volledig toegepast in 11.3 % van de afdelingen en gedeeltelijk in 87.9 % van de afdelingen. De toepassingsgraad van criterium 3 is hoger in Vlaanderen dan in Wallonië en Brussel-Hoofdstad. Een referent wordt aangesteld in 77.3 % van de afdelingen, dit gebeurt vaker in psychiatrische dan in algemene ziekenhuizen (79.9 % vs 69.0 %, p=0.041) en vaker in Vlaanderen en Brussel-Hoofdstad dan in Wallonië (85.5 % en 84.8 % vs 57.0 %, p<0.0001). De beschikbaarheid van de referent wordt in 65.2 % van de afdelingen doorgegeven aan de patiënt en de procedure om de referent te bereiken in 61.2 % van de afdelingen. De informatie die in criterium 3 wordt omschreven, wordt door meer dan 70 % van de afdelingen overgebracht naar de patiënt. Nochtans gebruikt slecht 54.9 % zowel een geschreven als een mondelinge drager. Indien de patiënt onder dwang wordt gehospitaliseerd, wordt hij in 69 % van de afdelingen over de dwangmiddelen ingelicht en in 63 % van de afdelingen over zijn verhaalrecht. Criterium 3 wordt als volledig haalbaar beschouwd door 59.7 % van de afdelingen en gedeeltelijk door 38.2 % van de afdelingen. De haalbaarheidgraad ligt lager in algemene dan in psychiatrische ziekenhuizen. De voornaamste obstakels zijn de pathologieën van de patiënten (47 %), tijdgebrek (25 %) en door 21 % worden de aanbevelingen als onaangepast beschouwd. Tijdgebrek wordt vaker genoemd in het Waals Gewest dan in het Vlaams Gewest en Brussel-Hoofdstad en in afdelingen met bedden voor volwassen ter observatie of vrij verblijf. Criterium 4 (met de patiënt werken) wordt volledig toegepast in 14.5 % van de afdelingen en gedeeltelijk in 84.1 % van de afdelingen. De belangrijkste lacunes zijn: luisteren naar de voorkeuren van de patiënten inzake het soort interventie dat ze verkiezen (23 %) en het noteren van de interventies in het patiëntendossier (27 %). In psychiatrische ziekenhuizen en in afdelingen met T-bedden trekt de arts minder vaak tijd uit om vragen van de patiënten te beantwoorden. Van de afdelingen die criterium 4 niet volledig toepassen, beschouwt 47.5 % het als volledig haalbaar en 51.9 % denkt het gedeeltelijk te kunnen uitvoeren. Afdelingen met T-bedden schatten het minder
115/ 125
haalbaar dat de arts tijd uittrekt om de vragen van hun patiënten te beantwoorden. De voornaamste obstakels voor de uitvoering van criterium 4 zijn de pathologieën van de patiënten (42 %) en gebrek aan tijd (38 %) en personeel (23 %). Deze laatste twee knelpunten worden vaker vernoemd door afdelingen met A-bedden. Het vijfde criterium betreft het registreren van gebeurtenissen en interventies. De meest toegepaste interventies zijn: toediening van kalmerende middelen (95.7 % van de afdelingen), afzondering in een gesloten kamer (78.5 %) en fysiek overwicht (84.8 %). In 41.3 % van de afdelingen bestaat er een registratieprocedure voor toediening van kalmerende middelen en in 29.3 % van de afdelingen beantwoordt deze aan de voorwaarden van criterium 5. Daarnaast bestaat er in 92.6 % van de afdelingen een registratieprocedure voor afzondering in een gesloten kamer en in 47.5 % één voor fysiek overwicht. Hier bevatten de procedures alle onderdelen van criterium 5 in respectievelijk 31.7 % en 32.1 % van de afdelingen. Dit leidt tot het naleven van criterium 5 in 12 % van de afdelingen die het toedienen van kalmerende middelen toepassen, 30 % van de afdelingen die afzondering in een gesloten kamer toepassen en 15 % van de afdelingen die fysiek overwicht toepassen. Nochtans wordt een procedure voor het toedienen van kalmerende middelen, voor afzondering in een gesloten kamer en voor fysiek overwicht als haalbaar beschouwd door respectievelijk 79.8 %; 90.1 % en 81.4 % van de afdelingen. Wij noteren dat de haalbaarheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest lager wordt geschat dan in Wallonië en Vlaanderen. De belangrijkste belemmeringen zijn het gebrek aan wetenschappelijke instrumenten (31.4 %), tijd (25.5 %) en de afwezigheid van een institutioneel beleid (20.8 %). Het gebrek aan instrumenten wordt vooral aangehaald in het Waals Gewest en gebrek aan tijd vooral door afdelingen met bedden voor observatie voor volwassenen. De responsie op de enquête was heel hoog, zeker als men er rekening mee houdt dat ze over een heel korte periode en tijdens de vakantiemaanden werd gehouden. Op het vlak van potentiële systematische fouten is het niet uitgesloten dat er een zekere selectie is gebeurd doordat de enquête op vrijwillige basis werd uitgevoerd. Zo is het mogelijk dat de ziekenhuizen of afdelingen, die de minimale aanbevelingen niet of nauwelijks toepassen, de enquête liever niet beantwoordden. Ook kan men bij sommige respondenten niet uitsluiten dat ze een optimistisch beeld hebben willen geven van de werkelijkheid, ondanks de garantie van anonimiteit van de antwoorden. Samengevat toont de studie dat vijf van de aanbevelingen van de NHS-NICE niet voldoende (correct) worden toegepast in België. Slechts 33.9 % van de afdelingen zorgen voor een opleiding voor de medische equipe, 12 tot 30 % van de afdelingen voorzien registratieprocedures voor interventies, werken met de patiënt wordt door 14.5 % van de afdelingen toegepast, patiënten informeren door 11.3 % van de afdelingen en beoordeling van het risico op geweld/agressiviteit door 3.1 % van de afdelingen. Nochtans worden deze vijf aanbevelingen haalbaar geacht door minstens 47.5 % van de afdelingen die ze niet correct toepassen. De belangrijkste belemmeringen voor de toepassing van de bestudeerde aanbevelingen zijn tijdgebrek en de specifieke pathologieën van de patiënten.
116/ 125
7. Aanbevelingen Op basis van de onderzoeksresultaten zijn aanbevelingen geformuleerd voor de ziekenhuizen, de overheden en de medische equipes. Inzake de evaluatie van het risico op geweld: Volgens de aanbevelingen in het referentiewerk (NHS-NICE) is de meest geschikte manier om het risico op geweld te beoordelen het gebruik van een gestructureerd interview in combinatie met een gevalideerd wetenschappelijk instrument waarbij ook rekening gehouden wordt met een multidisciplinair klinisch oordeel. Slechts 3 % van de respondenten maken gebruik van deze techniek, terwijl 48 % het als toepasbaar beschouwt. De belangrijkste belemmeringen die worden aangehaald, zijn gebrek aan tijd en personeel (resp. 43 % en 34 %), de pathologieën van de patiënten (41 %) en het niet vertrouwd zijn met gevalideerde instrumenten (40 %). De resultaten geven aan dat de volgende aanbevelingen kunnen worden voorgesteld: •
voor de ziekenhuizen: een systematisch evaluatiebeleid vastleggen inzake het risico op geweld.
•
voor de overheden: - Initiatieven voor de systematische evaluatie van het risico op geweld ondersteunen door verspreiding en ter beschikking stellen van gestandaardiseerde en gevalideerde instrumenten en door hulp aan instituten die deze evaluatie wensen te automatiseren. - Een evaluatie van de werklast in de psychiatrische afdelingen uitvoeren om de mogelijkheid tot invoering van dergelijke instrumenten te evalueren. - Een studie uitvoeren naar de visie van de verpleegkundigen over het voorspellen van geweld om de oorsprong van het verkeerde idee, dat het bij sommige pathologieën niet mogelijk is om het risico op patiëntengeweld te beoordelen, te achterhalen.
•
voor de medische equipes: - Deelnemen aan de studie over het omgaan met gewelddadige patiënten. - De huidige zorgverlening begrijpen en verbeteren. - De evaluatie en het opnieuw in vraag stellen van technieken aanvaarden opdat de deze op basis van best practice kunnen worden aangepast.
Inzake de opleiding van het personeel: Uit de resultaten blijkt dat 34 % van de deelnemende afdelingen de aanbevelingen volledig toepast. Er werd aangetoond dat er slechts weinig feedback gebeurd van de trainer naar het diensthoofd (33 %). De toepassing van het geheel van deze aanbevelingen over personeelsopleidingen wordt door 74 % van de respondenten haalbaar geacht. De belangrijkste belemmeringen die men aanhaalt zijn tijdgebrek (41 %) en het ontbreken van een institutioneel beleid (31 %).
117/ 125
Op basis van de resultaten van het onderzoek, konden volgende aanbevelingen worden voorgesteld: •
•
•
voor de ziekenhuizen: een continu opleidingsbeleid instellen voor het personeel inzake geweldpreventie en –beheersing dat kadert in een permanente kwaliteitsverbetering. Feedback van de trainer naar de werkgever is hierbij essentieel, aangezien het een belangrijke voorwaarde is voor optimaal competentiebeheer van het personeel. voor de overheden: het opleidingsbeleid ondersteunen, met name door de ziekenhuizen te voorzien van adequate middelen en controle dat het opleidingsaanbod overeenstemt met de doelstellingen van geweldpreventie en -beheer. voor de medische equipes: - Inspanningen leveren om de gevolgde opleiding toe te passen. - Permanent een empatische en veilige houding aannemen. - De kritische momenten tijdens de zorgverlening bewijzen aan de patiënt. - De-escalatietechnieken toepassen. - Individuele behoeften progressief beschrijven, rekening houdend met de verworvenheden en de beoogde vooruitgang. - De zorgverlening aan de patiënt zodanig organiseren dat men tijd heeft om de gewelddadigheid te behandelen en het als onderdeel van de globale problematiek van de patiënt te zien.
Inzake het informeren van de patiënt: Slechts een beperkt aantal afdelingen (11 %) past deze aanbevelingen volledig toe. Het ontbreekt voornamelijk aan een combinatie tussen mondelinge en schriftelijke communicatie (55 %) naar de patiënt inzake zijn rechten en de manier waarop er met zijn eventueel gewelddadig gedrag zal worden omgegaan. Dit is vooral een probleem als de patiënt door justitie tot hospitalisatie werd gedwongen. De toepasbaarheid van de aanbevelingen is ongeveer 60 %. De meest aangehaalde knelpunten zijn nogmaals de pathologieën van de patiënten (47 %) en tijdgebrek (25 %). Deze voorstellen werden ook vaak als onaangepast beschouwd (21 %). De voorgestelde aanbevelingen worden als volgt geformuleerd: •
voor de ziekenhuizen: brochures uitgeven over dit onderwerp zodat de informatie die de patiënt bij opname dikwijls mondeling ontvangt ook een geschreven drager krijgt.
•
voor de overheden: - Een studie uitvoeren naar het beeld dat verpleegkundigen hebben over de essentiële rol die informatie speelt bij het voorkomen van geweld om de oorzaak te achterhalen van het idee dat dit geen invloed zou hebben of dat het niet van toepassing is voor patiënten die onder dwang worden gehospitaliseerd. - In ziekenhuizen en bij patiënten schriftelijke informatie verspreiden die reeds ontwikkeld is of deze papieren zelf ontwerpen. - Het uitwisselen van best practices tussen instituten bevorderen.
•
voor de medische equipes: - de patiënt informeren en zijn deelname aan de beheersing van zijn geweld stimuleren. - Zich informeren en best practices toepassen; waarbij deze steeds aan de specifieke behoeften van de patiënt en de verpleegafdeling worden aangepast.
118/ 125
Inzake de deelname van de patiënt aan geweldpreventie en -beheersing: Deze aanbevelingen worden door 14 % van de respondenten toegepast. De zwakste schakel bij deze toepassing is de onsystematische bevraging van de patiënt (>70 %) over zijn voorkeuren inzake de beheersing van zijn gewelddadig gedrag en het noteren van deze mening in zijn dossier. Nochtans antwoordt 48 % van de afdelingen dat de toepassing van deze aanbevelingen wel haalbaar is. De belangrijkste knelpunten die genoemd worden, zijn weer de pathologieën van de patiënten (42 %) en tijd- en personeelsgebrek (38 % en 23 %). De resultaten leiden tot de volgende voorstellen tot aanbevelingen: •
voor de ziekenhuizen en de overheden - Een cultuur van respect voor de rechten van de patiënt bevorderen, waarbij elke patiënt zonder onderscheid wordt beschouwd als een partner bij het voorkomen en beheersen van zijn gewelddadig gedrag en waar praten over geweld (gebeurtenissen, de reikwijdte en de omgang ermee) geen taboe is. - De werklast analyseren en opleidingen geven om te controleren en doen begrijpen dat deze cultuur niet voor meer werk zorgt maar dat het accent verschuift van geweldbeheersing naar geweldpreventie.
•
voor de medische equipes - Rekening houden met de keuzen van het instituut inzake de registratie van de werklast. - Actief deelnemen aan de georganiseerde opleidingen zodat ze kunnen worden geüpdatet rekening houdend met hun beroepsexpertise. - Het gedrag en de meningen over gewelddadige patiënten opnieuw in vraag stellen. - Het criterium geweld systematisch analyseren vanaf het moment dat de patiënt arriveert en dit in zijn dossier noteren.
Inzake de registratie van gewelddadige gebeurtenissen en interventies: Deze aanbevelingen worden in 12 % van de gevallen toegepast bij interventies van het type ‘toedienen van kalmerende middelen’, in 30 % voor het ‘afzonderen’ en in 15 % voor ‘fysiek overwicht’. Toch vermoedt 68 % van de respondenten dat deze aanbevelingen haalbaar zijn. De voornaamste knelpunten zijn het gebrek aan instrumenten (procedures - formulieren) voor 31 % van de afdelingen, tijdgebrek (26 %) en het ontbreken van een institutioneel beleid (21 %). Om de omvang van een verschijnsel te kennen, een praktijk te beoordelen en die eventueel te verbeteren, moet men de karakteristieken kunnen meten. Een dergelijke studie werd in Groot-Brittannië voor 40 verpleegafdelingen uitgevoerd (Bowers et al., 2007). De gegevens werden verzameld door verpleegkundigen incidenten systematisch te laten noteren. De resultaten tonen aan dat er 3.9 incidenten zijn per bed/ligdag en geven een schatting van één ernstig incident (vluchtpogingen (1.2)), agressie per dag per verpleegafdeling van 30 bedden.
119/ 125
Het onderzoeksteam stelt op basis van deze resultaten de volgende aanbevelingen voor: •
voor de ziekenhuizen: een systematisch registratiebeleid instellen voor geweldplegingen en de uitgevoerde interventies om ze te pareren, bijvoorbeeld in het kader van de kwalitatieve beoordeling van de verpleegactiviteiten die in toepassing van artikel 17quater van de wet op de ziekenhuizen verplicht wordt.
•
voor de overheden: de initiatieven inzake systematische beoordeling van geweldplegingen ondersteunen door gestandaardiseerde instrumenten te verspreiden en ter beschikking te stellen, met name door instellingen die deze registratie wensen te informatiseren, te helpen en door ondersteuning te bieden aan instellingen die hun best practices onderling wensen uit te wisselen.
•
voor de medische equipes: - De voorvallen van fysiek en verbaal geweld, de interventies die men ondernam en de verkregen resultaten registreren. - De patiëntenrechten respecteren en streven naar een hogere tevredenheid van de patiënt zelf en zijn verwanten. - Gevalideerde instrumenten gebruiken voor evaluatie.
120/ 125
8. Besluiten Geweld en agressie zijn alomtegenwoordig in de maatschappij. Ook het ziekenhuismilieu en in het bijzonder de afdelingen voor psychiatrische zorg ontsnappen niet aan dit verschijnsel. De nieuwe middelen die door minister R. Demotte ter beschikking werden gesteld om de veiligheid in de instellingen te verbeteren, zijn hier het bewijs van. Dit onderzoeksproject past in het kader van artikel 7quater van de wet op de ziekenhuizen die voorziet dat de activiteiten van de verpleegkundige aan een kwalitatieve evaluatie moeten worden onderworpen en dat een interne registratie moet worden voorzien. Er werd een begeleidingscomité samengesteld. Bij de eerste vergadering van het begeleidingscomité die op 14 maart 2007 doorging, hebben de leden de prioriteiten van het onderzoek bepaald, namelijk een evaluatie van de toepassingsgraad van aanbevelingen die geweld in de Belgische psychiatrische afdelingen moeten voorkomen en beheersen. Een soortgelijke studie werd reeds uitgevoerd op internationaal niveau (Cowman, 2004), maar nog niet in de Belgische psychiatrie. De studie werd aangevat met het zoeken naar overeenstemming over de definitie van de concepten ‘geweld’ en ‘agressiviteit’ binnen het begeleidingscomité. ‘Geweld (la violence) is het gebruik van of de bedreiging met fysieke kracht of macht tegen zichzelf, een andere persoon, een groep of een gemeenschap die lichamelijke of psychologische trauma’s, de dood, de afwezigheid van ontwikkeling of ontzegging (kan) veroorzaken. Geweld heeft steeds de bedoeling, zelfs een irrationele bedoeling, om schade toe te brengen.’ Aangepast van de WHO, 1996. ‘Aangevallen worden (être aggressé) is iemand ontmoeten die vijandige gedragingen vertoont of destructief gedrag van deze persoon ondergaan. Agressiviteit kan op een verbale of fysieke wijze worden geuit.’ Aangepast van Lam (2002). De globale doelstelling van de studie was gevalideerde internationale aanbevelingen uit de literatuur halen en deze aan de verschillende niveaus van verantwoordelijkheid voor te leggen met betrekking tot de zorgverlening aan de patiënt. Dit werk kadert in de actuele gedragslijn van de toepassing van concepten die constante verbeteringen in het ziekenhuismilieu voorstaan. Het baseert zich op het principe dat een programma voor kwaliteitsverbetering op best practice evidence stoelt en onderzoekt via deelname naar een manier om de praktische moeilijkheden op te lossen door voorrang te geven aan de kwaliteit van de patiëntenzorg. Er worden aanbevelingen voor best practices inzake geweldbeheersing in de psychiatrie gedaan. Met behulp van een vragenlijst die online werd geplaatst, werd een nationale inventaris opgesteld. Hierin lag het accent op de haalbaarheidsgraad van de aanbevelingen in België. Het empirisch onderzoek werd van 15 augustus tot 15 september 2007 gevoerd op nationale schaal. Honderdendrie ziekenhuizen wilden deelnemen, deze vertegenwoordigen ongeveer 78 % van alle Belgische ziekenhuizen met psychiatrische bedden. Het aantal afdelingen dat aan de studie deelnam bedroeg 448 in algemene ziekenhuizen en 353 in psychiatrische ziekenhuizen. Hiervan liggen er 37 in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 276 in het Vlaams Gewest en 134 in het Waals Gewest. Er zijn meer afdelingen in psychiatrische ziekenhuizen in het Vlaams Gewest dan in het Waals Gewest en Brussel Hoofdstad en er zijn meer voltijds equivalent verpleegkundigen in algemene dan in psychiatrische ziekenhuizen.
121/ 125
De algemene onderzoekshypothese was dat de toepassingsgraad van de aanbevelingen van de NHS-NICE varieert naargelang de karakteristieken van de verpleegafdeling. De resultaten van de studie bevestigen deze hypothese. Er werden namelijk verschillen bewezen tussen de bestudeerde criteria, hetzij op basis van het gewest, hetzij op basis van de karakteristieken van de afdelingen en de aanbevelingen. Verschillen werden vastgesteld inzake patiëntenparticipatie en dit zowel voor de actuele toepassingsgraad als voor de haalbaarheid van de aanbevelingen (criterium 4). Het in aanmerking nemen van de voorkeuren van de patiënt inzake interventies komt meer voor bij jongeren (K-bedden, opnames in het kader van de bijzondere jeugdzorg, stoornissen van de kindertijd en de adolescentie) en minder bij bejaarden (S6, verwardheid, dementie en cognitieve stoornissen) in verhouding tot de hele populatie. De resultaten voor criterium 4 houden rechtstreeks verband met de leeftijd van de patiënten. Met de resultaten kan men de volledige actuele toepassingsgraad van de vijf criteria in 126 afdelingen beoordelen. Sommige afdelingen hebben wel niet de volledige vragenlijst ingevuld. Van de 126 afdelingen past geen enkele de vijf criteria volledig toe. Anderzijds zijn er 34 afdelingen (27.0 %) die de vijf criteria minstens gedeeltelijk toepassen en 92 afdelingen (73.0 %) die maximum vier criteria minstens gedeeltelijk toepassen. De vrij hoge haalbaarheidsgraad van alle criteria en informatie over de moeilijkheden die men bij hun toepassing ondervindt, maken duidelijk waar de knelpunten zich in de toekomst zullen bevinden. Het gaat hoofdzakelijk om tijdgebrek en dus om een relatief tekort aan personeel in de afdelingen. De respondenten lijken te willen investeren in een programma dat de situatie verbetert en vragen informatie en opleiding. Een registratieprogramma zou in de toekomst kunnen helpen bij het systematisch noteren van verbale en fysieke agressie. Dit informaticaprogramma zou toelaten om één van de beperkingen van deze studie uit de weg te ruimen, namelijk het beoordelen van de prevalentie van geweld en agressiviteit in afdelingen voor psychiatrische zorgen. Men zou deze aanbevelingen kunnen implementeren door middel van een kwaliteitsprogramma en beginnen met een beoordeling van de kennis, de houding en de mening van de medische equipes op het vlak van geweldpreventie en -beheersing. Een prospectieve evaluatiestudie naar de prevalentie van geweld zou de toegepaste therapeutische middelen kunnen omvatten en tevens hun doeltreffendheid en de secundaire effecten beoordelen. Een dergelijke studie zou aangevuld worden met gegevens uit de registratie die tegenwoordig verplicht is in de drie federale entiteiten. Men zou een gids voor het personeel, maar ook voor de patiënten en hun familie kunnen opstellen om informatie en de uit te voeren aanbevelingen te verspreiden. Talrijke vragen bleven onbeantwoord. Zijn de professionals uit de psychiatrie klaar om in België de slogan van de NHS-NICE ‘Geweld: NULtolerantie’ waar te maken? Er zouden informatieposters in de ziekenhuizen worden opgehangen om een gemeenschappelijk beleid toe te passen. Een ander vraagteken betreft de kosten die een dergelijke toepassing van continue ’projecten ter verbetering van de zorg’ meebrengt: in termen van middelen (tijd die wordt besteed aan opleiding, informeren van de patiënten … ) en procedures (nationale registratie, het werk met de patiënt en zijn familie…). Een dergelijke studie zou binnen 2 tot 5 jaar moeten worden heruitgevoerd om de problematiek opnieuw te evalueren en het effect van de activiteiten voor een continue kwaliteitsverbetering te meten. Die nieuwe meting lijkt mogelijk, gezien de hoge participatie aan de vragenlijst terwijl dit toch op vrijwillige basis gebeurde. Deze deelname van de ziekenhuizen is zeer bemoedigend en getuigt van de impact van de geweldproblematiek op de psychiatrische verpleegafdelingen in België en de wil om de professionals op het vlak van gezondheid erbij te betrekken.
122/ 125
9. Literatuurlijst Bardiau F., Braeckman M., Seidel L., Albert A., Boogaerts J. Effectiveness of an acute pain service inception in a general hospital. Journal of Clinical Anesthesia. 1999, 11 : 853-859. Bardiau F., Taviaux N., Albert A., Boogaerts J., Stadler M. An intervention study to enhance postoperative pain management. Anesthesia and Analgesia. 2003, 96 : 179-85. Beauford J. E., McNiel D. E., Binder R. L. Utility of the initial therapeutic alliance in evaluating psychiatric patients’risk of violence. American Journal of Psychiatry. 1997, 154 (9) : 1272-1276. Benveniste K. A., Hibbert P. D., Runciman W. B. Violence in health care : the contribution of the Australian Patient Safety Foundation to incident monitoring and analysis. MJA. 2005, 183 (7) : 348-351 Bowers L., Allan T., Simpson A., Niyman H., Warraen J. Adverse incidents, patients flow and nursing workforce variables on acute psychiatric wards: the Tompkins acute wards study. International Journal of social Psychiatry. 2007, 53 (1) : 75-84. Breakey S., Wolf K. A., Kenneally Nicholas P. Adolescent violence. Assessment of nurses’, attitudes and educational needs. Journal of holistic nursing. 2001, 19 (2) : 143-162. Buckley P. F., Noffsinger S. G., Smith D. A., Hrouda D. R., Knoll J. L. Treatment of the psychotic patient who is violent. Psychiatric clinics of North America. 2003, 26 (1) : 231-372. Claix A., Pham T. H. Evaluation of the HCR-20 Violence Risk Assessment Scheme in a Belgian forensic population]. Encephale. 2004, 30 (5) : 447-453. Cowman S., Walsh J. Safety and security procedures in psychiatric acute admission wards. Research. 2004, 9 (3) : 185-193. Douglas K. S. Evaluation of a model of violence risk assessment among forensic psychiatric patients. Psychiatric services. 2003, 54 : 1372-1379. Dumont F., Schittecatte M., Deleu G., Wilmotte J. Retrospective study of restraining measures in a population of patients admitted under a regimen of involuntary commitment. Acta Psychiatrica Belgica. 1995, 95 (4-5) : 246-59. Elbogen E. B. Perceived relevance of factors for violence risk assessment : a survey of clinicians. International Journal of Forensic Mental Health. 2002, 1 (1) : 37-47. Fagan-Pryor E. C. Patients’ views of causes of aggression by patients and effective interventions. Psychiatric services. 2003, 54 : 549-553. Forster J. A., Petty M. T., Schleiger C., Walters H. C. Know workplace violence : developing programs for the risk of aggression in the health care setting. MJA. 2005, 183 (7) : 357-361. Gbézo B.E. Les soignants face à la violence. Editions Lamarre. Paris, 2005.
123/ 125
Godfroid I. O. La violence, le désir et la mort : réflexions sur trois tabous en psychiatrie. L’encéphale. 2001, XXVII : 22-27. Johnson M. E. Violence on impatient psychiatric units : state of science. American Psychiatric Nurses Association. 2004, 10 (3) : 113-121. Kennedy M. P. Violence in emergency departments : under-reported, unconstrained, and unconscionable. Medical Journal of Australia. 2005, 183 (7) : 362-365. Lam J. N., McNiel D. E., Binder R. L. The relationship between patients’ gender and violence leading to staff injuries. Psychiatric services. 2000, 51 : 1167-1170. Lam L. T. Aggression exposure and mental health among nurses. Australian e-Journal for advancement of Mental Health. 2002, 1 (2) : 1-12. Lardennois M., Duquesne P., Gillain N., Vanbelle S., Leduc D., Bardiau F. Prevention and management of violence in Belgian psychiatric institutions: do current practices respect international guidelines ? Dans : Callaghan P., Nijman H., Palmstierna T., Oud N. 5th European Congress on Violence in Clinical Psychiatry, 25 - 27 octobre 2007, Amsterdam. Kavanah, 2007, p. 350. Michel M. et Thirion J-F. Faire face à la violence dans les institutions de santé. Editions Lamarre. Paris, 2004. National Institute for Health and Clinical Excellence (NICE). Violence : The short – term management of disturbed/violent behaviour in in-patient psychiatric settings and emergency departments. [en ligne]. Londres : Royal College of Nursing, 2006. [consulté le 22/01/07]. Disponible à partir de : URL : < http://www.nice.org.uk/guidance/index.jsp?action=byID&r=true&o=10964 >. Nicholls TL., Brink J., Desmarais SL. Webster CD., Martin M-L. The short-term assessment of risk and treatability (START). A prospective validation study in a forensic psychiatric sample. Assessment. 2006, 3 (9) : 313-327. Nijman H. L., aCampo J. M., Ravelli D. P., Merckelbach H. L. A tentative model of aggression on inpatient psychiatric wards. Psychiatric Services. 1999, 50 (6) : 832-834. Owen C., Tarantello C., Jones M., Tennant C. Violence and aggression in psychiatric units. Psychiatric services. 1998, 49 (11) : 1452-1457. Petit J. R. Management of the acutely violent patient. Psychiatric Clinics of North America. 2005, 28 (3) ; 701-711. Pryor J. What do nurses do in response to their predictions of aggression ? Journal of Neuroscience Nursing. 2006, 38 (3) : 177-182. Raymond B., Flannery Jr. Replicated declines in assault rates after implementation of the assaulted staff action program. Psychiatric services. 1998, 49 : 241-243. Ryan E.P., Hart V. S., Messik D. L., Aaron J., Burnette M. A prospective study of assault against staff by youths in a state of psychiatric hospital. Psychiatric services. 2004, 55 (6) : 665-670.
124/ 125
Service Public Fédéral - Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement. Rapport de l’enquête sur la violence dans les hôpitaux belges en 2004. Bruxelles : Service Public Fédéral Santé Publique, 2005. Soliman A., E. Reza H. Risk factors and correlates of violence among acutely ill adult psychiatric inpatients. Psychiatric services. 2001, 52 : 7580. Verlaeten M., Charles G., Machowski R., Deleu G., Wilmotte G. Une adaptation de l’échelle d’agressivité manifeste de Yudofsky sur une population de patients hospitalisés en unité de soins fermée. Psychiatrie and Psychobiologie. 1989, 4 : 227-233.
125/ 125