Uitstroommonitor praktijkonderwijs 2014-2015 Samenvatting van de monitor 2014-2015 en de volgmodules najaar 2015
Platform Praktijkonderwijs Rotterdam, januari 2016
1
Vooraf
In de periode 1 september – 31 oktober 2015 hebben de scholen voor praktijkonderwijs weer deelgenomen aan de uitstroommonitor en volgmodules. Met dat instrument brengen zij in kaart waar de leerlingen na het praktijkonderwijs naar toe gaan en hoe hun loopbaan in de twee jaar na uitstroom verloopt. In deze beknopte samenvatting doen we verslag van de uitkomsten van deze meting. Wat biedt deze samenvatting? In deze samenvatting bespreken we die landelijke gemiddelden. We vergelijken we deze met de uitkomsten van de uitstroommonitor en volgmodules in de voorgaande periode. Welke gegevens hebben de scholen in september en oktober ingevoerd? In tabel 1.1 wordt dat schematisch in beeld gebracht. De scholen hebben dit keer ingevoerd: De uitstroomgegevens van de leerlingen die in of direct na het schooljaar 2014-2015 de school hebben verlaten; De gegevens van de ex-leerlingen die in het schooljaar 2013-2014 zijn uitgestroomd; dit noemen we ook wel ‘volgmodule 2; De gegevens van de ex-leerlingen die in het schooljaar 2012-2013 zijn uitgestroomd; dit duiden we aan als ‘volgmodule 4.’ tabel 1.1
Uitstroommetingen in het najaar van 2015
Cohort
Najaar 2013
Begin 2014
Najaar 2014
Begin 2015
Najaar 2015
Cohort 2014-2015
-
-
-
-
Uitstroom 2014-2015
Cohort 2013-2014
-
-
Uitstroom
Volg 1
Volg 2
Volg 3
Volg 4
2014-2014 Cohort 2012-2013
Uitstroom
Volg 1
Volg 2
2012-2013
In de volgende paragrafen bespreken we kort de belangrijkste uitkomsten van respectievelijk de uitstroom 2014-2015, volgmodule 2 en volgmodule 4. Daarbij maken we zoals gezegd een vergelijking met de uitkomsten bij vorige edities.
Criteria Daarbij plaatsen we de uitkomsten tegen de achtergrond van de afspraken die zijn gemaakt over plaatsing en bestendigheid. Deze afspraken houden het vo lgende in. Minimaal 90% van de leerlingen wordt geplaatst in werk, onderwijs of een traject gericht op het verkrijgen van werk of een opleiding. Minimaal 75% van de uitstroom is te kenschetsen als bestendig. Bij deze criteria geldt voor de scholen uitdrukkelijk het beginsel van ‘pas toe of leg uit’. Er zijn immers omstandigheden denkbaar waardoor het onmogelijke niet 2
van een school kan worden gevraagd. Lager scoren op de norm kan in zo’n situatie dus worden beargumenteerd of uitgelegd.
2
Kengetallen uit de uitstroommonitor 201 4-2015
In totaal hebben 153 van de 170 scholen in september-oktober 2015 meegedaan aan de uitstroommonitor; de deelname ligt daarmee op 90%. De deelname daalt licht, zowel in het absoluut aantal scholen dat meedoet maar ook relatief . In tabel 2.1 is de deelname per regio vermeld. tabel 2.1
Deelname van scholen aan de uitstroommonitor per regio LWV -Pro Monitor 2012-2013
Monitor 2013-2014
Monitor 2014-2015
#
deelname
%
#
deelname
%
#
deelname
%
Groningen
9
7
78%
9
6
67%
9
6
67%
Friesland
8
8
100%
8
8
100%
8
8
100%
Drenthe
8
8
100%
8
8
100%
8
6
75%
Overijssel
15
15
100%
16
15
94%
15
13
87%
Flevoland
6
5
83%
6
6
100%
6
3
75%
Geld-Oost
11
10
91%
10
9
90%
10
9
90%
Geld- West
15
15
100%
15
14
93%
15
14
93%
Utrecht
10
8
80%
10
8
80%
10
9
90%
N-Holland
15
14
93%
15
14
93%
15
14
93%
7
6
86%
7
6
86%
7
6
86%
14
13
93%
14
13
93%
14
13
93%
6
4
67%
6
5
83%
6
6
100%
16
15
94%
16
14
88%
16
15
94%
Zeeland
6
6
100%
6
6
100%
8
8
100%
W-Brabant
3
3
100%
3
3
100%
3
3
100%
O-Brabant
14
12
86%
14
12
86%
14
12
86%
8
8
100%
8
8
100%
8
8
100%
169
158
93%
171
157
92%
170
153
90%
Amsterdam Z-H R’dam Z-H Dordt Z-H Z'meer
Limburg Totaal
De scholen hebben gezamenlijk van in totaal 5683 leerlingen de gegevens ingevoerd. Dit aantal is in lijn met de voorgaande edities; ook toen werden steeds van 5400 à 5800 leerlingen de gegevens ingevuld. Belangrijke indicator in de monitor is waar de leerlingen na het verlaten van de school naar toe gaan. In tabel 2.2 zijn de verschillende mogelijkheden met de bijbehorende percentages vermeld.
3
Tabel 2.2
Uitstroombestemming per schooljaar 2009-2010
2010-2011
2011-2012
2012-2013
2013-2014
2014-2015
(n=5184)
(n=5745)
(n=5876)
(n= 5490)
(n= 5666)
(n=5683)
26%
27%
27%
28%
25%
28%
-
-
-
-
7%
4%
Arbeid en leren
14%
11%
11%
9%
9%
9%
Leren
30%
33%
32%
32%
29%
32%
Andere school voor pro
5%
5%
6%
7%
8%
7%
Vmbo
2%
2%
2%
2%
2%
3%
Vso
3%
3%
4%
4%
5%
4%
-
-
-
-
2%
2%
3%
2%
2%
2%
-
-
Onderwijs buiten de regio
4%
4%
4%
4%
-
-
Dagbesteding
3%
3%
3%
4%
4%
3%
Geen werk of school
8%
8%
6%
7%
6%
7%
Onbekend
3%
2%
2%
1%
1%
1%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Arbeid Beschut werk
Verhuizing buitenland Andere opleiding in de regio
Totaal
In 2014 is de vragenlijst veranderd, reden waarom in de tabel niet alle rubrieken over de volledige reeks van jaren zijn ingevuld. 32% van de leerlingen gaat na het verlaten van de school aan de slag in een baan: 28% in een gewone baan en 4% in beschut werk. Nog eens 9% van de leerlingen gaat leren en werken combineren. Voor 32% van de leerlingen geldt dat zij doorleren, meestal aan een mbo-opleiding. Hoewel dat niet de kerntaak is, want pro is in beginsel onderwijs dat toe leidt tot de arbeidsmarkt, kiezen dus toch nog steeds veel leerlingen na het pro voor doorleren aan het mbo. Vervolgens zijn er nog 14% overstappers, meestal tussentijdse uitstroom dat wil zeggen niet in het laatste schooljaar. Deze leerlingen gaan naar een andere school voor pro, een vmbo- of een vso-school. 3% van de leerlingen gaat naar vormen van dagbesteding; voor 7% van de lee rlingen geldt dat zij helaas niet aan het werk gaan en ook niet meer op school zitten. Ten slotte: van een kleine groep (1%) van de leerlingen weten de scholen niet wat hun uitstroombestemming is geweest. Bezien over de reeks van jaren zien we hier en daar wat schommelingen. Opva llender is echter het vrij stabiele beeld. Ondanks economische crisis, veranderi ngen zoals onder meer de komst van de Participatiewet en de entreeopleidingen, lijken de scholen er in te slagen de uitstroomrichtingen grosso modo constant te houden. De norm die ooit is afgesproken luidt, dat de scholen zorgen voor minimaal 90% plaatsing van hun leerlingen. De uitstroommonitor 2014-2015 levert op dat voor dat cohort het percentage op 95% ligt. 4
3
Kengetallen uit de volgmodules
Met de volgmodules kunnen de scholen in beeld brengen hoe het de voormalig leerlingen van hun school vergaat, gedurende de twee jaar volgend op hun uitstroom. Er worden steeds twee cohorten gevolgd.
Hierna bespreken we eerst de stand van zaken van het cohort dat in het schoo ljaar 2013-2014 de school heeft verlaten. Dit doen we aan de hand van de tweede meting op dit cohort. Daarna komen de uitkomsten aan bod van de vierde volgmeting op het cohort 2012-2013.
3.1
Volgmodule 2 van cohort 2013-2014 In het najaar van 2015 is van 5616 leerlingen uit het cohort 2013-2014 de volgmodule ingevuld; dit komt neer op 97% van het een jaar eerder ingevoerde aantal. Tabel 3.1 geeft in de laatste kolom de actuele situatie van de ex-leerlingen weer, één jaar nadat zij hun school voor praktijkonderwijs hebben verlaten. tabel 3.1
Status van de ex-leerling, één jaar na uitstroom Uitstroom
Volg 1
Volg 2
Najaar ‘14
Voorjaar ‘15
Najaar ‘15
n=5807
n=5549
n = 5616
24%
24%
26%
7%
7%
6%
Arbeid en leren
10%
9%
9%
Leren
29%
29%
26%
Andere school voor pro
8%
9%
8%
Vmbo
2%
2%
2%
Vso
5%
5%
5%
Verhuizing buitenland
2%
2%
3%
Dagbesteding
4%
4%
4%
Geen werk of school
6%
7%
8%
Onbekend
1%
2%
4%
100%
100%
100%
Arbeid Beschut werk
Totaal
Zoals ook bij voorgaande edities is gebleken, is de status van veel ex-leerlingen een jaar na uitstroom nog vrij stabiel. Hier en daar zijn er wat verschuivingen: het percentage jongeren dat een jaar later aan het werk is, stijgt licht (naar 32%) en het percentage dat nog op school zit – meestal de mbo-opleiding – daalt iets. Helaas blijkt ook bij deze volgmodule, net als in de voorgaande jaren, dat het 5
aantal jongeren dat een jaar na uitstroom geen werk heeft en ook niet op school zit, iets op te lopen. Dat geldt ook nu weer voor het percentage ‘onbekend’. Het beeld van de tweede volgmodule is vergeleken met dat van vorige edities kortom niet erg afwijkend. De norm voor bestendige uitstroom ligt op minimaal 75%. Een jaar na uitstroom ligt dit percentage voor het cohort 2013-2014 op 90%.
3.2
Volgmodule 4 van cohort 2012-2013 Hoe staat het er voor met de leerlingen die nóg een jaar eerder het praktijko nderwijs hebben verlaten, namelijk in het schooljaar 2012-2013? Bij de vierde meting van dit cohort, in het najaar van 2015, hebben de scholen de status van 5000 leerlingen ingevoerd. Dit is 88% van het aantal dat twee jaar eerder de school heeft verlaten. Tabel 3.2 toont de actuele situatie van deze ex-leerlingen. Tabel 3.2
Ontwikkeling cohort 2012-2013 Uitstroom
Volg 1
Volg 2
Volg 3
Volg 4
Najaar ‘13
Voorjaar ‘14
Najaar ‘14
Voorjaar ‘15
Najaar ‘15
n=5686
n=4850
n=5078
n=4927
n=5000
28%
29%
30%
31%
37%
-
-
2%
3%
3%
9%
10%
9%
9%
7%
32%
34%
29%
27%
20%
Andere school voor pro
-
-
1%
1%
1%
Vmbo
-
-
2%
2%
2%
Vso
-
-
4%
3%
3%
Verhuizing buitenland
-
-
1%
2%
2%
4%
3%
1%
1%
1%
15%
9%
0%
0%
0%
Dagbesteding
4%
5%
5%
5%
5%
Geen werk of school
7%
9%
9%
9%
9%
Onbekend
1%
2%
5%
6%
8%
100%
100%
100%
100%
100%
Arbeid Beschut werk Arbeid en leren Leren
Verhuizing Andere opleiding in de regio
Totaal
Twee jaar na uitstroom zien we dat het percentage ex-leerlingen dat aan het werk is, is gestegen; in dit geval naar 40% van het totaal. Het aandeel van de ex leerlingen dat nog op school zit, daalt naar 20%. Beide veranderingen zijn ook bij voorgaande cohorten opgetreden, en in die zin niet verrassend.
6
Iets minder dan 10% van de ex-leerlingen is na twee jaar helaas niet aan het werk en zit ook niet meer op school. Van 8% van de ex-leerlingen kunnen de scholen de actuele status niet meer achterhalen en is deze dus onbekend. Ten opzichte van de norm van minimaal 75% bestendige uitstroom, scoort ook dit cohort vrij positief. In die zin dat het percentage in het najaar van 2015 op 85% ligt, dus ruim boven de minimumnorm.
7