Uitspraak Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden Uitspraaknr. :
04-02 (geanonimiseerd)
Datum
:
19 maart 2004
Partijen
:
de cliëntenraad van verpleeghuis
te , vertegenwoordigd door mevrouw NN (voorzitter), mevrouw NN (secretaris), mevrouw NN (lid) en de heer NN (lid) (hierna allen aangeduid als: de cliëntenraad); en de stichting <de stichting die het verpleeghuis exploiteert>, gevestigd te , vertegenwoordigd door de algemeen directeur / bestuurder, mevrouw NN (hierna: de bestuurder), bijgestaan door de heer NN, centrummanager van .
Ontstaan en loop van het geschil 1. Begin oktober 2003 constateert de bestuurder dat verpleeghuis , ten gevolge van de zogeheten efficiencykorting door de overheid en het wegvallen van de zogeheten zorgvernieuwingsgelden, zal moeten bezuinigen in 2004. Voorzover het de zorgvernieuwingsgelden betreft, was rekening gehouden met het tijdelijke karakter daarvan. Ten gevolge van de korting op het budget van zal echter € 260.000 bezuinigd moeten worden. 2. Op 13 oktober 2003 komt de begroting ter sprake tijdens de overlegvergadering van de cliëntenraad en de centrummanager van . Het verslag vermeldt geen concrete bezuinigingsmaatregelen. 3. Op 6 november 2003 bespreekt de centrummanager de concept-deelbegroting van met de directeur bedrijfsvoering. Hij stelt daarin voor om de activiteitenbegeleiding af te bouwen. 4. Op 10 november 2003 vindt een overlegvergadering plaats. De centrummanager zet daarin uiteen hoe de besluitvorming met betrekking tot de begroting
1
verloopt. De begroting van een locatie wordt decentraal opgesteld, in een later stadium vindt consolidatie plaats tot een begroting van <de stichting die het verpleeghuis exploiteert>. Deze wordt vastgesteld door de bestuurder. 5. Tijdens een bespreking tussen de centrummanager en twee leden van de cliëntenraad, op 17 november 2003, deelt de centrummanager mee dat het voornemen bestaat om de activiteitenbegeleiding in te stoppen. De leden van de cliëntenraad hebben te kennen gegeven dat dit voornemen voor hen onaanvaardbaar is. In werken vijf personen (3,83 FTE) als activiteitenbegeleider. 6. Op 3 december 2003 ontvangt de secretaris van de cliëntenraad een e-mail van de centrummanager, waarin hij meldt dat eerder die dag een gesprek heeft plaatsgevonden met de medewerkers van de activiteitenbegeleiding waarin hen verteld is dat ‘ op grond van de bezuinigingen genoodzaakt is om, naast een groot aantal andere maatregelen, alle werkzaamheden van de ‘discipline’ AB te stoppen. Er zal voor iedereen een herplaatsingstraject worden ingezet, waar de eerste afspraken voor zijn gemaakt. Over alternatieve trajecten om het welzijn van de bewoners op een andere manier de aandacht te geven die het moet hebben is (nog) niet met de medewerkers gesproken, laat de boodschap eerst maar even bezinken. Aangezien niemand dit had verwacht sloeg het in als een ‘bom’, waar ik mij ook alles bij kan voorstellen. Het zal ongetwijfeld reactie en onrust in huis geven’. 7. Op 6 december 2003 ontvangt de vertegenwoordiger van de cliëntenraad in de centrale cliëntenraad de begroting 2004 ten behoeve van de vergadering van de centrale cliëntenraad op 11 december 2003. Daarbij is een overzicht gevoegd van de effecten van de keuzes die gemaakt zijn bij het opstellen van de begroting. Ten aanzien van wordt o.a. vermeld: ‘schrappen activiteitenbegeleiding’. 8. In de overlegvergadering van 8 december 2003 hebben cliëntenraad en centrummanager gesproken over de gang van zaken met betrekking tot de activiteitenbegeleiding. De centrummanager deelt blijkens het verslag mee dat de bestuurder ‘heel snel een formele beslissing moest nemen omdat men anders in tijdnood kwam’. De cliëntenraad geeft te kennen dat hij zich gepasseerd acht omdat geen verzwaard advies is gevraagd. 9. De cliëntenraad stelt in zijn brief van 10 december 2003, gericht aan de bestuurder, dat de bestuurder niet heeft kunnen besluiten tot het schrappen van de
2
activiteitenbegeleiding zonder eerst het verzwaard advies van de cliëntenraad te vragen. Nu dit achterwege is gebleven, is het besluit nietig op grond van artikel 4, lid 4 WMCZ. De cliëntenraad verzoekt de bestuurder om voorlopig af te zien van uitvoering van het besluit en de besluitvorming opnieuw te beginnen met inachtneming van de rechten van de cliëntenraad. 10. De begroting 2004 wordt besproken tijdens de vergadering van de centrale cliëntenraad op 11 december 2003. De vertegenwoordiger van de cliëntenraad van heeft laten weten niet akkoord te gaan met de begroting. 11. In een brief van 11 december 2003, gericht aan de bewoners van en de contactpersonen, informeert de centrummanager hen over de bezuinigingsmaatregelen. Met betrekking tot de activiteitenbegeleiding wordt gemeld: ‘Daarom is besloten de activiteitenbegeleiding als discipline te beëindigen. Een vergaande en ingrijpende maatregel’. En: ‘Uiterlijk 1 april 2004 moet alles geregeld zijn en dat geeft ons niet veel tijd’. 12. De bestuurder reageert in een brief van 12 december 2003 aan de cliëntenraad op het beroep op de nietigheid dat de cliëntenraad heeft gedaan in zijn brief van 10 december 2003. De bestuurder stelt dat de maatregelen in een informerend overleg met de centrummanager zijn besproken en dat de cliëntenraad daarbij in de gelegenheid is geweest om commentaar en advies te geven. Voorts meent de bestuurder dat het verzwaard adviesrecht geldt met betrekking tot een aantal in de WMCZ genoemde onderwerpen, waaronder het bestreden besluit echter niet valt. 13. In een brief van 17 december 2003 van de cliëntenraad aan de bestuurder deelt de cliëntenraad mee dat hij de kwestie heeft voorgelegd aan de LCV. 14. In een brief van 17 december 2003 van de cliëntenraad aan de LCV, vraagt de cliëntenraad het oordeel van de LCV over de gang van zaken. De cliëntenraad stelt zich op het standpunt dat het besluit om de activiteitenbegeleiding te schrappen pas genomen had kunnen worden na het advies van de cliëntenraad gevraagd te hebben, omdat dit besluit het algemeen beleid op het gebied van recreatiemogelijkheden en ontspanningsactiviteiten betreft. 15. In het verweerschrift, gedateerd 9 januari 2004, stelt de bestuurder zich op het standpunt dat er veeleer sprake is van anders organiseren en positioneren van de welzijnsactiviteiten van bewoners dan van het stoppen van de activiteitenbegeleiding. ‘De toekomstige welzijnsondersteuning zal gebaseerd zijn op de implementatie van familieparticipatie, meer vrijwilligers in een gastvrij huis en er zal
3
professionele ondersteuning beschikbaar blijven’. Voorts schrijft de bestuurder dat zelfs zonder de opgelegde bezuinigingen de activiteitenbegeleiding in 2004 anders gestructureerd zou worden. ‘Activiteitenbegeleiding als aparte deelfunctie suggereert dat activiteiten als het ware losstaan van het dagelijks leven; waar we naartoe moeten is een natuurlijke dagindeling met gewone dagelijkse activiteiten als centrale leidraad voor de organisatie van het werk. In deze ontwikkeling (...) zijn dan ook andere kwaliteiten nodig en is er meer behoefte aan generalisten dan aan specialisten’. 16. De LCV heeft op 23 januari 2004 een hoorzitting gehouden in verpleeghuis . Tijdens de hoorzitting heeft de LCV als haar voorlopig oordeel te kennen gegeven dat de bestuurder het verzwaard advies van de cliëntenraad had behoren te vragen en het besluit derhalve niet genomen had mogen worden zonder de cliëntenraad in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen. Hiervan uitgaande stelt de LCV voor dat de zorgaanbieder alsnog, binnen een week na de hoorzitting, het verzwaard advies van de cliëntenraad vraagt, waarna de cliëntenraad binnen twee weken zijn advies uitbrengt. Bij een negatief advies zal de LCV haar werk voortzetten. Na een schorsing wordt de hoorzitting hervat en geeft de bestuurder te kennen het niet eens te zijn met het voorlopig oordeel van de LCV omdat hierdoor een begrotingsrisico ontstaat en het voorlopig oordeel naar haar mening juridisch niet juist is. Niettemin gaat zij akkoord met het bemiddelingsvoorstel en is zij bereid om uitvoering van het besluit vooralsnog op te schorten. De cliëntenraad gaat eveneens akkoord met het bemiddelingsvoorstel. Van deze hoorzitting is door de secretaris van de LCV een samenvattend verslag gemaakt dat aan de bestuurder en de cliëntenraad is gezonden. 17. In een brief van 29 januari 2004, gericht aan de cliëntenraad, vraagt de bestuurder advies met betrekking tot ‘de voorgestelde sanering en reorganisatie van de afdeling activiteitenbegeleiding van ’. De bestuurder is voornemens de beoogde bezuiniging van € 260.000 als volgt te realiseren: de facilitaire dienst heeft de taakstellende opdracht om € 70.000 te bezuinigen; van het terugbrengen van de vervangende inzet voor scholing van medewerkers en daling van het ziekteverzuim wordt een opbrengst verwacht van € 50.000; de personele kosten zullen met € 130.000 moeten dalen. De daling van de personele kosten wordt bereikt door de activiteitenbegeleiding te schrappen. De bestuurder schrijft dat deze ingreep het welzijn van de bewoners raakt en daarom alternatieven noodzakelijk zijn. Deze alternatieven zullen op
4
korte termijn ontwikkeld moeten worden. Daarbij gelden als uitgangspunten dat de deskundigheid van de activiteitenbegeleiding voor individuele zorgvragen beschikbaar zal blijven, dat beleid ten aanzien van familieparticipatie verder ontwikkeld zal worden en dat de inzet van vrijwilligers vergroot zal worden. De bestuurder meldt dat januari en februari gebruikt zullen worden voor de planontwikkeling, besluitvorming en interne communicatie, in maart zal de externe informatie en communicatie plaatsvinden. Het een en ander zal uiterlijk 1 april 2004 zijn beslag krijgen. 18. De cliëntenraad bespreekt de adviesaanvraag op 3 februari 2004 en vraagt de bestuurder, bij brief van 4 februari 2004, om een plan van aanpak c.q. projectplan, waarin tenminste antwoord wordt gegeven op veertien in de brief genoemde vragen. 19. De bestuurder antwoordt de cliëntenraad bij brief van 6 februari 2004. Daarin meldt de bestuurder dat ‘de basisdocumenten van het plan van aanpak’ op 24 februari 2004 besproken zullen worden door het managementteam van . De definitieve versie van het plan zal worden voorgelegd aan de bestuurder. Naar aanleiding van de vragen van de cliëntenraad meldt de bestuurder dat nog niet is te beoordelen hoe de nieuwe situatie zich verhoudt tot de oude. Pas na besluitvorming over het definitieve plan van aanpak zal op een aantal gestelde vragen een antwoord te geven zijn. Tevens meldt de bestuurder dat het de bedoeling is dat 0,67 FTE beschikbaar blijft voor coördinatie en ondersteuning. 20. De cliëntenraad brengt advies uit aan de bestuurder in zijn brief van 16 februari 2004. De cliëntenraad constateert dat ‘ondanks herhaaldelijk verzoek er geen projectplan, plan van aanpak of harde tijdsplanning met meetbare resultaten ter inzage is gesteld’. De cliëntenraad schrijft verder: ‘De meest cruciale vragen zoals gesteld in onze brief van 4 februari blijven onbeantwoord. Bijvoorbeeld het aantal vrijwilligers dat nodig is en hoe die voor 1 april a.s. geworven, opgeleid en begeleid zullen worden. Daarnaast blijft het voor de cliëntenraad volstrekt onduidelijk welke gevolgen het voorgenomen besluit voor het activiteitenaanbod aan de cliënten zal hebben. Zoals u aangeeft, zal er een ‘kwalitatieve achteruitgang’ zijn. Wat dit in de praktijk voor cliënten betekent, wat er ten opzichte van de huidige situatie concreet gaat veranderen en welke maatregelen er t.a.v. cliënten genomen gaan worden is niet bekend’. De cliëntenraad concludeert dat hij op basis van de beschikbare informatie niet anders dan tot een negatief advies kan komen.
5
21. Bij brief van 18 februari 2004 legt de bestuurder het besluit ‘om de formatie activiteitenbegeleiding in verpleeghuis te verminderen’ voor aan de LCV. Daarbij geeft de bestuurder aan dat bij de besluitvorming over de begroting als uitgangspunten zijn gekozen dat een exploitatietekort in 2004 niet aanvaardbaar is en dat het primair zorgproces dient te worden ontzien. Gevolg hiervan is dat de mogelijkheden om te bezuinigen beperkt zijn. Onder meer is gekozen voor het verminderen van de formatie activiteitenbegeleiding. Dit brengt mee dat het welzijnsbeleid op een andere wijze vorm zal krijgen, waarbij als uitgangspunt geldt dat ‘het activiteitenaanbod niet vermindert, maar op een andere wijze vorm krijgt, in samenspraak met medewerkers, bewoners en familie en in overleg met de cliëntenraad. Hoofdlijn van de nieuwe aanpak is dat welzijnsactiviteiten worden verbreed naar alle afdelingen van en dat familie en mantelzorgers sterker betrokken worden. behoudt een deel van de formatie activiteitenbegeleiding te behoeve van gespecialiseerde ondersteuning van deze processen. Deze aanpak past in de visie van de organisatie op de toekomstige verpleeghuiszorg, waarin de nadruk veel meer ligt op het wonen in kleine groepen, en het behouden van contacten met familie en verdere omgeving’. 22. Bij brief van 18 februari 2004 schort de centrummanager het overleg met de cliëntenraad tot nader order op vanwege ‘ingezette acties richting de media’. Het betreft een uitzending van de lokale omroep. Naar de mening van de bestuurder is het initiatief hiertoe genomen door de cliëntenraad. Naar de mening van de cliëntenraad is het initiatief hiertoe genomen door de lokale SP, die op haar beurt benaderd is door medewerkers van . 23. De LCV houdt op 3 maart 2004 een hoorzitting in het centraal kantoor van <de stichting die het verpleeghuis exploiteert>. Van deze hoorzitting is door de secretaris van de LCV een samenvattend verslag gemaakt dat aan de bestuurder en de cliëntenraad is gezonden. Argumenten van de cliëntenraad 24. De cliëntenraad meent dat hem ten onrechte geen verzwaard advies is gevraagd met betrekking tot de bezuiniging op de activiteitenbegeleiding. De cliëntenraad stelt dat hij tegenover zijn achterban een verantwoordelijkheid heeft. Die kan alleen waargemaakt worden als de cliëntenraad bij dergelijke belangrijke besluiten betrokken wordt. De cliëntenraad mist voorts in de discussie het antwoord op de vraag welke alternatieven voor de bezuiniging op de activiteitenbegeleiding zijn overwogen.
6
Argumenten van de bestuurder 25. De bestuurder is van mening dat het betrokken besluit genomen kon worden zonder het verzwaard advies van de cliëntenraad te vragen omdat het besluit is genomen in het kader van de begroting 2004. Besluiten over de begroting vallen onder het adviesrecht, maar niet onder het verzwaard adviesrecht. Nu het een besluit betrof dat op centraal niveau wordt genomen, is de centrale cliëntenraad in de gelegenheid gesteld daarover te adviseren. Nadien heeft de bestuurder het besluit genomen. Derhalve concludeert de bestuurder dat de besluitvorming correct is verlopen. 26. De bestuurder stelt dat bij de voorbereiding van de begroting keuzes gemaakt moeten worden. Het kan naar haar mening niet zo zijn dat de toepassing van de WMCZ de besluitvorming over de begroting vertraagt. De bestuurder is van mening dat de bedoeling van de wet niet geweest kan zijn om de cliëntenraad verantwoordelijk te maken voor de begroting. Dat zou echter feitelijk wel gebeuren als de cliëntenraad de mogelijkheid zou hebben om bezuinigingsplannen te blokkeren. Overwegingen van de LCV ten aanzien van de vraag of het voorgenomen besluit onder het verzwaard adviesrecht valt. 27. Voor de beantwoording van de vraag of het voorgenomen besluit ten aanzien van de activiteitenbegeleiding het algemene beleid op het gebied van recreatiemogelijkheden en ontspanningsactiviteiten betreft, zoals genoemd in artikel 3, lid 1, sub i WMCZ, is ten eerste van belang om te bepalen welke werkzaamheden de activiteitenbegeleiding verricht. 28. In de functieomschrijving activiteitenbegeleiders wordt de kern van de functie omschreven als: ‘het organiseren, het begeleiden van groepen of individuele externe of interne cliënten gericht op zinvolle tijdsbesteding / activering / vergroten zelfredzaamheid alsmede het ontwikkelen, voorbereiden en organiseren van deze activiteiten’. In een notitie, die als bijlage bij de adviesaanvraag is gevoegd, worden de verschillende werkzaamheden gedetailleerd beschreven. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen ‘gerichte / specifieke activiteiten, gerelateerd aan de zorgvraag’ en ‘ontspanningsactiviteiten’. De gerichte / specifieke activiteiten worden als volgt omschreven: ‘snoezelen, afasiegroep, berne soos, sfeerkamer, belevingsgerichte activiteiten, dansgroep, wisselgroep, huiskameractiviteiten, zanggroep en vrouwenvereniging’. De ontspanningsactiviteiten worden als volgt omschreven: ‘klassieke muziekgroep, spelsoos, bioscoop, muziekgroep, creatief, schildersclubje, voorleesgroep, kaartgroep, schoonheidssalon, ontspanningsactiviteiten (...), gespreksgroepen’.
7
29. Uitgaande van deze omschrijving concludeert de LCV dat het merendeels, zo niet uitsluitend, activiteiten betreft die als recreatiemogelijkheden of ontspanningsactiviteiten voor cliënten dienen te worden beschouwd. Het voorgenomen besluit strekt ertoe dat de genoemde activiteiten niet meer worden aangeboden door activiteitenbegeleiders ondersteund door vrijwilligers, maar door vrijwilligers, verzorgenden en mantelzorgers, die daarbij kunnen terugvallen op een professionele activiteitenbegeleider. Deze wijziging is van zodanig belang dat zij moet worden beschouwd als een wijziging van het algemene beleid op het gebied van recreatiemogelijkheden en ontspanningsmogelijkheden voor cliënten. 30. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het voorgenomen besluit betrekking heeft op een onderwerp als bedoeld in artikel 3, lid 1, sub i WMCZ zodat het besluit niet genomen mag worden zonder daaraan voorafgaand het verzwaard advies van de cliëntenraad te vragen. 31. Voorzover de bestuurder heeft willen betogen dat het gesprek op 17 november 2003 tussen de centrummanager en twee leden van de cliëntenraad als adviesaanvraag heeft te gelden, gaat de LCV hieraan voorbij. De cliëntenraad heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het hier een informeel gesprek betrof, bedoeld om de cliëntenraad te informeren, niet om het advies van de raad te vragen. 32. Aan de hiervoor getrokken conclusie doet evenmin af dat het besluit om de activiteitenbegeleiding te schrappen, c.q. te verminderen door de bestuurder is genomen in het kader van de begroting, na bespreking in de centrale cliëntenraad. Voor de vraag of een voorgenomen besluit ter advisering moet worden voorgelegd aan de cliëntenraad, dan wel aan de centrale cliëntenraad, is niet van belang wie het besluit neemt, maar voor wie het besluit gevolgen heeft. Een besluit dat alleen gevolgen heeft voor de cliënten van één instelling behoort met de cliëntenraad van de betreffende instelling besproken te worden. Nu het bestreden besluit alleen gevolgen heeft voor de cliënten van had derhalve het verzwaard advies van de cliëntenraad van gevraagd moeten worden. Dat het besluit genomen is in het kader van de begroting doet hieraan niet af. De WMCZ voorziet immers niet in de mogelijkheid dat besluiten, die onder het verzwaard adviesrecht vallen, daaraan worden onttrokken als zij worden genomen in het kader van een ander besluit dat niet onder het verzwaard adviesrecht valt.
8
33. Anders dan de bestuurder meent, doet het verzwaard adviesrecht van de cliëntenraad niet af aan de verantwoordelijkheid van de bestuurder voor de begroting en is het met name niet zo dat hierdoor de verantwoordelijkheid voor de begroting bij de cliëntenraad komt te liggen omdat de cliëntenraad besluiten zou kunnen blokkeren. De WMCZ geeft cliëntenraden niet de mogelijkheid om besluiten te blokkeren, maar belet zorgaanbieders om besluiten te nemen die kennelijk onredelijk zijn naar het oordeel van de commissie van vertrouwenslieden. Overwegingen van de LCV ten aanzien van het beroep op nietigheid 34. Artikel 4, lid 4 WMCZ bepaalt dat een besluit nietig is als het ten onrechte is genomen omdat daaraan voorafgaand het verzwaard advies van de cliëntenraad niet is gevraagd. Hiervoor geldt als voorwaarde dat de cliëntenraad tegenover de zorgaanbieder schriftelijk een beroep op de nietigheid heeft gedaan binnen een maand nadat het besluit hem is medegedeeld, dan wel bij gebreke van een mededeling, de cliëntenraad is gebleken dat de zorgaanbieder uitvoering geeft aan zijn besluit. 35. De LCV constateert dat de bestuurder tijdens de hoorzitting van 23 januari 2004 heeft besloten om alsnog het verzwaard advies van de cliëntenraad te vragen ten aanzien van de reorganisatie van de activiteitenbegeleiding. De LCV verbindt hieraan de consequentie dat het in december 2003 dienaangaande genomen besluit door de bestuurder is ingetrokken. Een andere uitleg van dit besluit zou immers impliceren dat geen serieuze heroverweging van het besluit kan plaatsvinden. Nu het besluit is ingetrokken, is vaststelling van de nietigheid van het besluit niet meer aan de orde. Overwegingen van de LCV ten aanzien van het voorgenomen besluit om de formatie activiteitenbegeleiding te verminderen 36. Artikel 4, lid 2 WMCZ bepaalt dat een zorgaanbieder ten aanzien van onderwerpen genoemd in artikel 3, eerste lid, onder i tot en met m geen van een door de cliëntenraad schriftelijk uitgebracht advies afwijkend besluit neemt, tenzij de commissie van vertrouwenslieden, in casu de LCV, heeft vastgesteld dat de zorgaanbieder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn voornemen heeft kunnen komen. 37. De LCV beoordeelt in dit kader het voorgenomen besluit zoals dat aan de cliëntenraad is voorgelegd bij brief van 29 januari 2004 en nadien is toegelicht bij brief van 6 februari 2004.
9
38. Een adviesaanvraag behoort zodanig te zijn dat op basis daarvan een zorgvuldige advisering mogelijk is. In de memorie van toelichting bij de WMCZ (23 041, nr. 3, blz. 26) wordt hierover gesteld: ‘De zorgaanbieder zal (bij een adviesaanvraag) voldoende informatie moeten verschaffen om zorgvuldige advisering mogelijk te doen zijn. Zo zal onder andere kenbaar moeten worden gemaakt, welke overwegingen aan het voorgenomen besluit ten grondslag liggen, welke alternatieven zijn overwogen en waarom deze zijn verworpen’. In aanvulling hierop acht de LCV het van groot belang dat bij een adviesaanvraag wordt aangegeven wat de concrete gevolgen van het voorgenomen besluit voor cliënten zijn. Voorts acht de LCV het bij de beoordeling van een voorgenomen besluit van belang dat de zorgaanbieder aantoonbaar de verschillende betrokken belangen heeft meegewogen. 39. In de gegeven omstandigheden constateert de LCV dat de bestuurder niet duidelijk heeft kunnen maken welke activiteiten na effectuering van het bestreden besluit nog zullen plaatsvinden. De bestuurder heeft voorts niet duidelijk gemaakt dat vrijwilligers, mantelzorgers en familieleden de werkzaamheden over kunnen nemen en dat zij in voldoende mate beschikbaar zullen zijn. Hierdoor is onvoldoende duidelijk welke gevolgen het voorgenomen besluit zal hebben voor cliënten, zodat hun belangen niet voldoende kunnen zijn meegewogen. Voorts is de cliëntenraad hierdoor niet in staat gesteld om een zorgvuldig advies uit te brengen. Hoewel de LCV in de gegeven omstandigheden meeweegt dat de adviesaanvraag onder tijdsdruk tot stand is gekomen, concludeert de LCV niettemin dat de bestuurder de betrokken belangen onvoldoende heeft afgewogen om in redelijkheid tot het voorgenomen besluit te kunnen komen. 40. Ten overvloede overweegt de LCV dat het voorgaande niet wegneemt dat de bestuurder in de nabije toekomst alsnog kan besluiten tot reorganisatie van de activiteitenbegeleiding, mits een positief advies van de cliëntenraad is verkregen dan wel de LCV heeft geoordeeld dat het dan voorliggende voorgenomen besluit, na afweging van de betrokken belangen, in redelijkheid genomen kan worden. Oordeel Het bovenstaande leidt de LCV tot het volgende oordeel: A. Het besluit om de activiteitenbegeleiding te schrappen c.q. ingrijpend anders te organiseren is een besluit over het algemeen beleid met betrekking tot
10
recreatiemogelijkheden en ontspanningsactiviteiten, zoals genoemd in artikel 3, lid 1, sub i WMCZ. B. Nu het besluit uitsluitend de cliënten van betreft, had het verzwaard advies van de cliëntenraad van gevraagd moeten worden. C. Het voorgenomen besluit, dat de bestuurder bij brief van 29 januari 2004 heeft voorgelegd aan de cliëntenraad, kan bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet worden genomen. Deze uitspraak is vastgesteld door de vice-voorzitter van de LCV, mevrouw mr. M.J. Bax - Luhrman en de leden J.J. Blok en mr. M.H. Ridder. Utrecht, 19 maart 2004
mw. mr. M. J. Bax - Luhrman, vice-voorzitter
mr. K. R. van Dijk, secretaris
11