< < < D e p
UITSPRAAK COMMISSIE FUNCTIE-INDELING RAS 2013-02 a
1
GESCHIL
r t m
Bij e-mail d.d. 3 juli 2013 met bijlagen verzoeken 4 werknemers de commissie Functie-indeling van de e RAS (hierna: commissie) een bindend advies uit n te brengen in een geschil met SB A te Amsterdam. t I spreken dat ze jegens SB A recht hebben op indeling in De werknemers verzoeken de commissie uit te n van de werkzaamheden die zij verrichten en die loongroep 2. Dit op basis van de inhoud en aard f beschreven staan onder functie “werknemer periodiek schoonmaakonderhoud treinen (functiecode o 15.01)”, en op basis van contractswisseling (artikel 38 CAO). > >
Bij brief d.d. 23 juli 2013 heeft SB A gereageerd op het verzoek van de werknemers. >
Op 23 september 2013 is door de commissie te Nieuwegein een hoorzitting gepland. Ter zitting bleken niet beide partijen aanwezig. De commissie acht het evident dat, om een zorgvuldig functieonderzoek te kunnen doen, beide partijen ter zitting aanwezig zijn om te worden gehoord. De commissie heeft de hoorzitting geannuleerd en een nieuwe datum vastgesteld. Op 9 oktober 2013 is door de commissie te Nieuwegein een nieuwe hoorzitting gepland waar beide partijen aanwezig waren. Bij e-mail d.d. 16 oktober 2013 heeft SB A, in lijn met het verzoek van de commissie ter zitting, gereageerd op het werken met hoge druk. Van de werknemers is daarop geen reactie meer ontvangen. Partijen hebben aangegeven het advies van de commissie als bindend te aanvaarden. 2
VASTSTAANDE FEITEN
De volgende relevante feiten staan vast: De werknemers zijn sinds augustus 2012 in dienst bij SB A. De werknemers zijn door SB A ingedeeld in de functie “medewerker modulaire en keerpuntreiniging treinen (15.09)”, en de daarbij behorende loongroep 1 plus 5%. De werknemers zijn werkzaam op het object Tramschoonmaak. 3
BEOORDELING GESCHIL
3.1
De werknemers stellen dat zij op basis van hun feitelijke werkzaamheden dienen te worden ingedeeld in loongroep 2. Ze werken sinds 1999 in de huidige team samenstelling op het object Tramschoonmaak. De werknemers waren -tot augustus 2012- werkzaam bij SB B en ingedeeld in CAO-referentiefunctie 15.01 en bijbehorende CAO-loongroep 2. SB B is in augustus 2012 failliet gegaan. De werknemers geven aan te hebben doorgewerkt tot SB A het contract Tramschoonmaak heeft overgenomen. De werknemers geven aan dat de werkzaamheden exact hetzelfde zijn gebleven na indiensttreding bij SB A. Echter, SB A heeft de werknemers ten onrechte ingedeeld in een andere (lagere) loongroep, zijnde loongroep 1 plus 5% op basis van functie 15.09. De werknemers zijn van mening dat hun werkzaamheden vallen onder functie 15.01 gezien ondermeer de technische aspecten (het besturen, rangeren van de trams) en de
13
< < < D e p
veiligheidsaspecten (het gebruikklaar maken van de trams) binnen het werk. De werknemers a verrichten op het object Tramschoonmaak dezelfde werkzaamheden, waarbij ze onderling r wekelijks de taken verdelen. Het remsysteem van de trams wordt door de werknemers gevuld t met zand waarbij veel stof vrijkomt. Er wordt gebruik gemaakt van een beschermingsbril en een m mondkapje. Bij de “oude rode trams” wordt het zand handmatig bijgevuld, terwijl dit bij de e andere trams met een speciaal pistool wordt gedaan. De werknemers zijn van mening dat zij n t verantwoordelijk zijn op het moment dat er iets mis is met de remmen. Deze werkzaamheden zijn, gezien deze veiligheids-risico’s, quaI zwaarte niet te vergelijken met “het bijvullen van de n watertanks” die staan opgenomen in functie 15.09 (zoals SB A in haar verweerschrift aangeeft). f om 26 trams, die allemaal beschikken over 8 (zand-) Het gaat volgens de werknemers in totaal o vulpunten. Deze werkzaamheden worden ongeveer 3 keer per week uitgevoerd en dit duurt 8 > tot 10 minuten per tram. De trams worden door de werknemers naar de servicestraat gereden > waar het zand wordt bijgevuld. Vervolgens worden de trams door de werknemers naar de > wasstraat gereden, waarbij 3 seinen worden gepasseerd. Er is contact met de verkeersleider bij het rangeren van de trams. Bij een storing dienen de spoorwissels handmatig door de werknemers te worden bediend. De werknemers zeggen allen te beschikken over een behaald certificaat (via opdrachtgever C) voor het besturen van de trams. Het certificaat wordt ter zitting getoond. De trams worden van binnen en buiten volledig gereinigd, het plafond, de vloeren, de bekleding wordt afgedaan met een natte doek en de graffiti (maximaal 50 cm) wordt verwijderd waar. Er worden, naar eigen keuze van de werknemers, verschillende (chemische) schoonmaakmiddelen gebruikt. De werknemers stellen verantwoordelijk te zijn voor het uitschakelen van de stroom op de trams alvorens deze te spoelen. De veiligheid is in het geding indien dit niet juist wordt uitgevoerd. De werknemers zeggen dat zij -naast het handmatig wassen van de tramsook een spuit (met zeer hoge druk) gebruiken. De werknemers geven aan contact te hebben opgenomen met andere schoonmaakbedrijven die eveneens actief zijn binnen de “tram schoonmaak”. De werknemers die aldaar werkzaam zijn, en soortgelijke werkzaamheden verrichten, worden ook ingedeeld in loongroep 2. Volgens de werknemers vallen de werkzaamheden die zij vervullen onder functie 15.01, en dienen zij in loongroep 2 te worden ingedeeld. 3.2
14
SB A is van mening dat de werkzaamheden die door de werknemers worden uitgevoerd aansluiten bij functie 15.09. Dit is eerder met de werknemers en vertegenwoordigers van de vakbond ook zo besproken. Inhoudelijk zijn er toen geen argumenten ingebracht dat dit niet juist zou zijn, aldus SB A. SB A stelt dat de indeling van de functie dient te worden beoordeeld op basis van de uit te voeren werkzaamheden en niet op basis van de loongroep waar de werknemers in het verleden (bij SB B) zijn ingedeeld. SB A geeft aan dat het zand (ongeveer) 3 keer per week wordt bijgevuld, wat ongeveer 5 minuten per tram in beslag neemt. De slang waar het zand uitkomt, hoeft niet door de werknemers te worden getild. De werknemers zijn niet persoonlijk verantwoordelijk indien de remmen niet goed functioneren. De werkzaamheden dienen zorgvuldig te worden uitgevoerd, maar de werknemers zijn niet aansprakelijk bij het disfunctioneren van de remmen als gevolg van onvoldoende zand. Het bijvullen van het zand door de werknemers is geen zwaardere taak dan het bijvullen van watertanks zoals omschreven in functie 15.09. SB A voert aan dat het in- en uitschakelen van de stroom slechts inhoudt dat er een stroomschakelaar aan en uit wordt gezet, waarna er een hangslot aan de schakelaar wordt gehangen. Deze handeling wordt één keer per week door één van de werknemers uitgevoerd. Het gaat om een veiligheidsmaatregel die dient te worden nageleefd, maar de suggestie dat de veiligheid in het geding komt is niet juist, volgens SB A. SB A geeft aan dat de werknemers de trams inderdaad rangeren. Deze handeling duurt ongeveer 5 minuten per dag. De tram rijdt
< < < D e p
ongeveer 15 km per uur. De verkeersleiding zorgt dat alle wissels goed liggen. Het handmatig a door de werknemers omzetten van de spoorwissels is SB A, los van bij mogelijke calamiteiten, r niet bekend. Het handmatig wassen vant de oude trams zou kunnen worden aangemerkt als periodiek werk. Dit is echter een minimaal m onderdeel van de functie van de werknemers, aldus SB A. SB A stelt verder dat er door de werknemers niet met hoge druk wordt gewerkt. De e werkzaamheden die de werknemers uitvoeren, uitgezonderd het rangeren van de trams, passen n t binnen functie 15.09. De werknemers dienen om die reden ingedeeld te worden in deze I 1 plus 5%. functiegroep, met bijbehorende loongroep n
3.3
f Er bestaat tussen partijen verschil van mening over de loongroep- en functie-indeling van de o 4 werknemers. De vraag is welke indeling passend is, betreft het loongroep 2 op basis van de > functie “werknemer periodiek schoonmaakonderhoud treinen (15.01)” of loongroep 1 plus 5% > op basis van de functie “medewerker modulaire en keerpuntreiniging treinen (15.09)”. >
3.4
De commissie acht het van belang om vooreerst aan te geven dat zij ingevolge haar taakstelling bevoegd is om een bindende uitspraak te doen over het bezwaar van de werknemers tegen hun functie- en loongroepindeling. De commissie is niet bevoegd uitspraak te doen over het wel of niet van toepassing zijn van de contractswisselingsparagraaf in de CAO, danwel de wet overgang van onderneming in het kader van het faillissement van SB B en interpretatie daarvan in de onderhavige casus. De werknemers worden voor dit deel van hun verzoek niet ontvankelijk verklaard. De werknemers kunnen zich daarvoor tot de Geschillencommissie RAS of de civiele rechter wenden.
3.5
De commissie acht voor de beantwoording van het gevraagde onder punt 3.3. de feitelijke werkzaamheden van de werknemers leidend. De commissie komt op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting tot het volgende oordeel.
3.6
De commissie is er ter zitting mee geconfronteerd dat door de werknemers wordt verwezen naar andere schoonmaakbedrijven dan SB A, welke eveneens actief zijn binnen de “tram schoonmaak”, waar dezelfde werkzaamheden worden verricht en de werknemers in loongroep 2 zouden zijn ingedeeld. De commissie acht deze stelling van de werknemers voor de beoordeling van het geschil niet van belang omdat de commissie zich een oordeel moet vormen over de juiste indeling van de functie met inachtneming van het ORBA-systeem en dit oordeel niet kan baseren op een eventuele loongroep indeling bij andere schoonmaakbedrijven zodat dit standpunt van werknemers door de commissie wordt verworpen.
3.7
De commissie is er ter zitting eveneens mee geconfronteerd dat er tussen partijen discussie was over de tijd die specifieke werkzaamheden met zich meebrengen. Dit in het bijzonder over de tijd die vereist zou zijn voor het bijvullen van het zand van de trams. De commissie merkt op dat deze (detail-)discussies bij functiewaardering niet doorslaggevend zijn. Bij functiewaardering middels de ORBA-systematiek, welk systeem de CAO volgt, zijn met name de belangrijkste taken en verantwoordelijkheden binnen de werkzaamheden en bezwarende omstandigheden bij de indeling, en beoordeling daarvan door de commissie, doorslaggevend. Het is bij functieindeling alleen relevant of werknemers hun werkzaamheden en taken “regelmatig” verrichten.
3.8
De commissie stelt vast dat de huidige CAO 7 referentiefuncties kent binnen de categorie “schoonmaakonderhoud rollend materieel”. Het betreft -grofweg- functies die zijn gekoppeld aan schoonmaakonderhoud van treinen, perrons/stations, vliegtuigen en autobussen. Een specifieke
15
< < < D e p
referentiefunctie aangaande “schoonmaakonderhoud trams” is niet opgenomen. De a commissie kan het zich voorstellen dat SB A bij indeling van de werknemers binnen de r “Tramschoonmaak”, mogelijk zelfs wat gewrongen, aansluiting heeft moeten zoeken bij een t bestaande referentiefunctie binnen de categorie “schoonmaakonderhoud rollend materieel”. Dit m heeft geleid tot een indeling van de werknemers binnen de “tram schoonmaak” in de “trein e functie” 15.09, en loongroep 1 plus 5%,nwelke indeling aldus door de werknemers wordt t betwist. De commissie kan zich de handelwijze van SB A, het gegeven het huidige I “CAO-treinfuncties”, voorstellen. De commissie merkt functiemateriaal aansluiting zoeken bij de n op dat het onderscheid binnen de treinschoonmaak, in het bijzonder tussen functie 15.01 en f 15.09, met name zit in het verschil tussen modulaire, dagelijkse schoonmaak, en de meer o periodieke “zwaardere” schoonmaakwerkzaamheden bij treinen welke werkzaamheden > doorgaans op een specifieke locatie (werkplaats) plaatsvinden. In dit geval, binnen de > tramschoonmaak, is gebleken dat een dergelijk onderscheid tussen modulair en periodiek > schoonmaakonderhoud niet aanwezig is. De werknemers verrichten vrijwel alle voorkomende schoonmaakwerkzaamheden, aan de binnen- en buitenkant, van de trams geheel zelf. Voorts ontbreekt in de trams een sanitaire voorziening, welke in treinen doorgaans (nog) wel aanwezig is. Het toepassen van de treinfuncties leidt ook op dit punt tot een lastige vergelijking. Wat daar echter ook van zij, de commissie is van oordeel dat bij indeling van functies recht dient te worden gedaan aan het niveau van de functie en de daarbinnen behorende taken en verantwoordelijkheden. De commissie heeft bij de beoordeling van het verzoek van de werknemers, die vragen om een indeling in loongroep 2, dan ook gekeken naar andere functies binnen het rollend materieel die zich op dit vergelijkbare ORBA-niveau bevinden en die zijn ingedeeld in loongroep 2. 3.9
De commissie heeft voor het beoordelen van het functiebezwaar met name gekeken naar de bus-schoonmaak, in het bijzonder functie “werknemer schoonmaakonderhoud autobussen 15.02”, welke functie qua niveau is gewaardeerd en ingedeeld in de door de werknemers gevraagde loongroep 2.
3.10 De commissie oordeelt dat één van de belangrijkste (en zwaarste) verantwoordelijkheden en taken voor functie 15.02 betreft “het rijklaar maken van autobussen (dagelijks) volgens vast programma t.a.v. soort (schoonmaak) werk”. De werkzaamheden die hierbij worden uitgevoerd zijn: “Het aftanken, controleren van water- en oliepeil (a.d.h.v. lichtsignalering) en zo nodig aanvullen; registreren van bijvullingen (aantal liters) op lijsten; uitvegen van autobussen, verwijderen van vuil; in en uit bedrijf stellen van wasinstallatie voor het uitwendig wassen van autobussen.” De werknemers reinigen de trams zowel in- als uitwendig, waarbij gebruik wordt gemaakt van een wasinstallatie, wat vergelijkbaar is met de autobusschoonmaak. Het aftanken van de autobussen kan naar het oordeel van de commissie, qua zwaarte en risico’s, worden vergeleken met de werkzaamheden van de werknemers betreffende het vullen van het remsysteem van de trams met zand. Verder is er bij de busschoonmaak sprake van: “Verplaatsen van autobussen (verschillende typen) vanaf bufferplaats naar wasstraat, evt. door in werking zijnde wasinstallatie heen, en van wasstraat naar stalling (e.e.a. uitsluitend op afgesloten terrein).” Het rangeren van de trams is naar het oordeel van de commissie een goed vergelijkbare taak en verantwoordelijkheid. De trams worden door de werknemers naar de wasinstallatie gereden, waar ze een speciaal certificaat dan wel opleiding, en aldus specifieke kennis en vaardigheden, voor nodig hebben. Een andere taak binnen functie 15.02 is “Melden van probleemsituaties aan directe chef of externen. Onderhouden van contacten met collega's, externen (buschauffeurs e.d.) (informatief).” Deze werkzaamheden worden ook uitgevoerd door
16
< < < D e p
de werknemers, aangezien ze (aanhoudend) onderling contact hebben over het verdelen van de a deels specialistische werkzaamheden en het uitvoeren daarvan. De werknemers bepalen de r werkvolgorde zelf (onderling) en zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor alle taken. De t werknemers hebben ook contact met externen, in ieder geval met de verkeersleider op het m spoor op het moment van het rangeren evan de trams. Ook het bij een wisselstoring handmatig omzetten van wissels geldt als een functieverzwarend element. Dat SB A het niet bekend is dat n t de werknemers deze werkzaamheden verrichten doet daar niets aan af. Het is dan immers aan SB A om ervoor zorg te dragen dat dezeI werkzaamheden ook niet worden opgedragen aan de werknemers. Uitgaande van de goed te nmaken vergelijking met de autobus schoonmaak oordeelt de commissie dat, gegeven hetf niveau van de taken en verantwoordelijkheden van de o werknemers, een indeling in loongroep 2 op zijn plaats is. De commissie heeft voor deze indeling > mede rekening gehouden met de risico’s die gepaard gaan met het vullen van het zand binnen > het remsysteem van de trams, het certificaat dat de werknemers dienen te hebben om de trams > te mogen rangeren, het rondom de wasstraat zelf in- en uitschakelen van de stroom, het in bedrijf stellen van de wasstraat, en de verantwoordelijkheid van de werknemers voor de integrale schoonmaak van de trams waarbij zij de werkzaamheden zelfstandig, en onderling, verdelen. Op basis van deze opsomming concludeert de commissie dat de werkzaamheden van de werknemers zijn aan te merken als werkzaamheden die passen binnen het niveau van loongroep 2. Het andersluidende standpunt van SB A wordt verworpen. 4
UITSPRAAK
Het verzoek van de werknemers wordt toegewezen. Voor de commissie staat vast dat de werknemers werkzaamheden verrichten die qua functieniveau leiden tot een indeling in loongroep 2. Geschillencommissie RAS, ’s-Hertogenbosch, 31 oktober 2013
17