Dit onderzoek is uitgevoerd volgens de richtlijnen van de CQ-index.
Uitkomsten cliëntenraadpleging met de CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg SOVAK september – oktober 2011 Raadpleging onder cliënten dagbesteding
Inhoudsopgave Inleiding ....................................................................................................................... 5 1
Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg .................................................................... 7 1.1 1.2 1.3 1.4
2
CQ-index VGZ bij SOVAK ................................................................................. 11 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
3
SOVAK .............................................................................................................. 11 De vragenlijsten ................................................................................................. 11 De vragen .......................................................................................................... 11 De antwoorden ................................................................................................... 12 Rapportage ........................................................................................................ 13 2.5.1.Opbouw Rapportage ................................................................................. 13 2.5.2 Staafdiagram ............................................................................................. 13 2.5.3 Tabellen .................................................................................................... 13
Cliëntenraadpleging onder cliënten dagbesteding ............................................ 15 3.1 3.2 3.3 3.4
4
Visiedocument ‘Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg’............................................ 7 Kwaliteitskader ..................................................................................................... 7 Indicatorenset Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg ............................................ 10 CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg (VGZ) .......................................... 10
Steekproeftrekking ............................................................................................. 15 Informatievoorziening ......................................................................................... 15 Dataverzameling ................................................................................................ 15 Respons ............................................................................................................. 16
Uitkomsten cliëntenraadpleging onder cliënten dagbesteding .......................... 17
Bijlage 1: Achtergrondinformatie over de CQ-index................................................... 31 Bijlage 2: Welke vragen bij welke indicator van het Kwaliteitskader? ........................ 33
Inleiding Voor u ligt de rapportage van de cliëntenraadpleging die bij SOVAK onder cliënten dagbesteding met de CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg is gehouden. In dit deel is de werkwijze uiteengezet en worden de resultaten gepresenteerd. In hoofdstuk 1 wordt kort teruggeblikt op de ontwikkeling van het Kwaliteitskader en de achtergrond van de cliëntenraadpleging met de CQ-index. Hoofdstuk 2 beschrijft de gang van zaken rondom de CQ-index bij SOVAK. In de hoofdstuk 3 wordt beschreven hoe de steekproeftrekking, informatievoorziening en dataverzameling is verlopen. Daarna zijn de uitkomsten van de raadpleging weergegeven. Als bijlagen vindt u achtergrondinformatie over de CQ-index, een overzicht van welke vragen bij welke indicatoren van het Kwaliteitskader horen en de betreffende vragenlijsten.
Facit, Velsen-Noord Sabine van Pelt november 2011
CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg, SOVAK dagbesteding
1
Facit 2011
Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg
1.1 Visiedocument ‘Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg’ De bij de gehandicaptenzorg betrokken verenigingen van cliënten (FvO, CG-raad, LFB), zorgaanbieders (VGN), beroepsorganisaties (NVO, NIP, NVAVG, V&VN, Phorza), de Inspectie voor de Gezondheidszorg, het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Zorgverzekeraars Nederland hebben gezamenlijk geformuleerd wat zij verstaan onder verantwoorde zorg in de gehandicaptenzorg. Het meten van de geboden kwaliteit van de zorg en ondersteuning middels het Kwaliteitskader is van belang om structureel aan verbetering en professionalisering te kunnen werken. De geleverde zorg en ondersteuning voldoen aan veld- en beroepsnormen en is gewaarborgd door een werkend kwaliteitssysteem. Daarmee wordt geborgd dat informatie over kwaliteit systematisch wordt geregistreerd en waar nodig wordt vertaald naar structurele kwaliteitsverbetering. Uitgangspunten zijn de kwaliteit van bestaan en dat de cliënt regie heeft over het eigen leven. Het gaat er in de gehandicaptenzorg om een bijdrage te leveren aan de totale kwaliteit van bestaan van de cliënt, aanvullend op de eigen mogelijkheden en (voor zover van toepassing) de mogelijkheden van de naasten van de betrokkene. Ondersteuning op maat betekent dat de geboden ondersteuning tot stand komt afgestemd op de individuele vraag van en in dialoog met de cliënt en, indien de cliënt dit wenst, zijn of haar naasten. De genoemde verenigingen legden hun opvattingen vast in het visiedocument ‘Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg’ dat in maart 2007 is overhandigd aan staatssecretaris Bussenmaker van VWS. 1.2 Kwaliteitskader Het ‘Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg’ is geformuleerd in termen die de mate aangeven waarin deze bijdraagt aan de kwaliteit van bestaan van de cliënt. In het visiedocument worden acht domeinen onderscheiden die relevant zijn voor de kwaliteit van bestaan: lichamelijk welbevinden, psychisch welbevinden, interpersoonlijke relaties, deelname aan de samenleving, persoonlijke ontwikkeling, materieel welzijn, zelfbepaling en belangen. Daarnaast vormen vier thema’s de randvoorwaarden voor de bijdrage van de zorg en ondersteuning van de kwaliteit van bestaan van een cliënt. De thema’s zijn: zorgafspraken en ondersteuningsplan, cliëntveiligheid (fysieke veiligheid, sociale en emotionele veiligheid), kwaliteit van medewerkers en organisatie en samenhang in zorg en ondersteuning. De ‘hoofdnormen’ op de acht domeinen en vier thema’s voor gehandicaptenzorg luiden als volgt: 1. Lichamelijk welbevinden: het optimaliseren van de gezondheid van de cliënt en het nemen van maatregelen die de gezondheid van de cliënt verbeteren, in stand houden of verslechtering tegengaan. Met de cliënt wordt afgesproken waarin hij ondersteund zal worden met betrekking tot zaken als (zelf-)verzorging, algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL), eten en drinken, algemene gezondheid en de balans tussen activiteiten en voldoende ontspanning, rust en slaap. 2. Psychisch welbevinden: gaat over onder andere een positief zelfbeeld hebben, zich thuis voelen in de woonomgeving, werkomgeving en/ of dagbestedingomgeving, begrepen worden door mensen die voor de cliënt belangrijk zijn, positieve reacties krijgen van anderen. De ondersteuning is er op gericht de beleving van de cliënt van zijn psychisch welbevinden te verbeteren en op maatregelen die het psychisch welbevinden verbeteren, in stand houden of verslechtering tegengaan.
pagina 7 van 33
CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg, SOVAK dagbesteding
Facit 2011
3. Interpersoonlijke relaties: gaat om het opbouwen en onderhouden van relaties met anderen, zowel in aantal als in de kwaliteit van de relatie, en het omgaan met genegenheid en intimiteit. Communicatie is essentieel voor relaties. Dit vraagt om specifieke aandacht en ondersteuning. De behoefte van de cliënt aan ondersteuning op het domein van interpersoonlijke relaties is doorslaggevend. De ondersteuning is er op gericht om de beleving van de cliënt van het aantal en de kwaliteit van zijn persoonlijke relaties te verbeteren en op maatregelen die dit verbeteren, in stand houden of verslechtering tegengaan. 4. Deelname aan de samenleving: de ondersteuning is er op gericht om een zo groot mogelijke deelname aan de samenleving mogelijk te maken. Dit houdt in dat de cliënt ondersteund kan worden bij het aanleren van vaardigheden, het in stand houden van werkrelaties, het onderhouden en leggen van contacten met lokale voorzieningen als dienstverlening, club- en buurthuiswerk, kerken, vrijwilligerswerk, winkels in de onmiddellijke woonomgeving, voorzieningen voor dagbesteding en bedrijven. Samen met professionals kan de cliënt zoeken naar gebieden waar zijn belangstelling naar uit gaat, welke vaardigheden hij daarvoor nodig heeft en welke ondersteuning hij daarbij wil of nodig heeft. 5. Persoonlijke ontwikkeling: indien de cliënt daar behoefte aan heeft, wordt ondersteuning geboden bij het zoeken van scholing en mogelijkheden om dingen te leren en ervaringen op te doen en bij het zoeken naar werk of alternatieven daarvoor. De eigen mogelijkheden en kwaliteiten van cliënten worden benut. De cliënt kan nieuwe dingen ondernemen en zijn eigen creativiteit uiten. De ondersteuning richt zich op het optimaliseren van de ontplooiingsmogelijkheden van de cliënt, zodanig dat dit leidt tot voldoening en bevrediging bij de cliënt. 6. Materieel welzijn: het optimaliseren van de beleving van de cliënt van zijn materieel welzijn en om het optimaliseren van de sociaaleconomische situatie van de cliënt. Het gaat hier om (ondersteuning bij) activiteiten die leiden tot een doelmatig financieel beheer en om huisvesting, indien de cliënt hier behoefte aan heeft. Inspanningen richten zich op een kwalitatief verantwoorde woonsituatie die voldoet aan bouwkundige en functionele maatstaven en de bereikbaarheid hiervan (openbaar vervoer, toegankelijkheid e.d.). 7. Zelfbepaling: betekent dat mensen met een beperking het recht hebben om eigen keuzes te maken en hun leven in te vullen op hun eigen persoonlijke wijze, binnen de grenzen van de maatschappelijke aanvaardbaarheid. Ondersteuning door professionals richt zich op het optimaliseren van de regie van de cliënt over het eigen leven. Dat betekent onder andere dat cliënten moeten kunnen leren ervaring op te doen met keuzemomenten en inspraak. Hierbij is het belangrijk dat de cliënt inzicht wordt verschaft in zijn of haar keuzemogelijkheden, de overtuiging dat er daadwerkelijk keuzevrijheid bestaat en de overtuiging dat gerekend kan worden op ondersteuning bij het invullen van de gemaakte keuze. De organisatie zal flexibel genoeg moeten zijn om de keuzes in het dagelijks leven en de geïndividualiseerde zorgdoelen van cliënten mogelijk te maken. 8. Belangen: het optimaliseren van de beleving van de cliënt van zijn rechten en plichten als burger en als cliënt, en om maatregelen die de rechten en de positie van de cliënt versterken. De ondersteuning richt zich op het optimaliseren van de uitoefening van de rechten als burger (zoals stemrecht) en de rechten als cliënt (zoals het recht om te klagen, privacy, kwaliteit van zorg). Daarbij moet zowel voor cliënten als cliëntvertegenwoordigers op de diverse niveaus binnen de zorginstelling (woongroep, locatie, regio en centraal) medezeggenschap zijn geregeld. Dit is van belang om collectief invloed te kunnen uitoefenen op besluiten in de organisatie die van invloed zijn op de positie van cliënten. Voorwaarde om zelfbepaling en medezeggenschap te kunnen vormgeven is dat cliënten en hun vertegenwoordigers op een voor hen begrijpelijke manier geïnformeerd worden.
pagina 8 van 33
CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg, SOVAK dagbesteding
Facit 2011
9. Zorgafspraken en ondersteuningsplan: voor iedere cliënt is een individueel ondersteuningsplan en/of een individueel activiteitenplan beschikbaar, dat aansluit op zijn of haar ondersteuningsvragen en dat vanuit het cliëntperspectief concreet geformuleerde doelen bevat. Het ondersteuningsplan en/of activiteitenplan is tot stand gekomen in samenwerking met de cliënt en zo nodig in samenspraak met zijn wettelijke vertegenwoordiger. De voor de cliënt relevante disciplines hebben een zichtbare bijdrage geleverd aan het formuleren van doelen. Hierbij is er aandacht voor de professionele standaarden en is duidelijk welke zorg en ondersteuning een cliënt van de zorgverlener vraagt. Bovendien wordt uit het ondersteuningsplan en/of activiteitenplan duidelijk welke professionele ondersteuning nodig is om deze doelen te halen, wie waarvoor verantwoordelijk is, wanneer evaluatiemomenten nodig zijn en wanneer bijstelling van het ondersteuningsplan en/of activiteitenplan nodig is. 10. Cliëntveiligheid: het begrip veiligheid heeft een objectieve en een subjectieve component. De objectieve component heeft betrekking op algemeen geldende veiligheidsaspecten en maatregelen, neergelegd in richtlijnen en calamiteitenplannen op het terrein van bijvoorbeeld medicatie, het gebruik van medische hulpmiddelen, brandveiligheid, communicatie, fouten en (bijna)ongelukken, klachten en seksueel misbruik. Een specifiek aandachtspunt betreft veiligheidsaspecten rondom vrijheidsbeperkende maatregelen. De subjectieve component heeft betrekking op de ervaren veiligheid, waarin zaken als een gevoel van geborgenheid en een goed verlopende communicatie een rol spelen. Deze ervaren veiligheid uit zich op terreinen als privacy, bejegening, informatie en grensoverschrijdend gedrag. De organisatie draagt er zorg voor dat beide componenten goed zijn geborgd door het hebben, toepassen en continu onderhouden van beleid op deze terreinen. 11. Kwaliteit van medewerkers en organisatie: deskundig personeel is in staat de gevraagde ondersteuning te bieden aan cliënten, voldoet aan de eisen die aan het werk in de gehandicaptenzorg worden gesteld. Dit personeel is in staat en waar nodig bevoegd om de in het ondersteuningsplan afgesproken activiteiten adequaat uit te voeren. De organisatie schept hiertoe de voorwaarden zodat de signalen en behoeften van individuele cliënten tijdig en juist worden geïnterpreteerd en dat hier op een professionele wijze mee wordt omgegaan, in ieder geval voor wat betreft het sociaalemotioneel, cognitief en somatisch functioneren. Wanneer medewerkers zich ondersteund voelen door deskundigen en management heeft dit een directe relatie met de kwaliteit van de geboden zorg en ondersteuning. Tevens moet duidelijk zijn welke eisen worden gesteld aan het handelen, dat medewerkers bevoegd en bekwaam zijn en blijven - zowel qua opleiding, scholing en ervaring als qua attitude en bejegening - en dat getoetst wordt of de medewerkers handelen volgens de richtlijnen/afspraken. Indien er sprake is van specifieke doelgroepen, heeft de organisatie in beeld welke aan deze doelgroepen gerelateerde signalen en behoeften men kan verwachten. Personeelsbeleid moet gericht zijn op het binden van medewerkers aan de zorgorganisatie en hun vak. Daarmee wordt ook bijgedragen aan het beheersen van verzuim en verloop. 12. Samenhang in zorg en ondersteuning: als eerste het waarborgen van continuïteit door overlappingen of hiaten in de zorg en ondersteuning te vermijden. Dit stelt eisen aan de overdracht van gegevens bij gelijktijdige bemoeienis met een cliënt, bijvoorbeeld in het geval van uitwisseling tussen teamleden, tussen wonen en dagbesteding of tussen het team van de woning en consulenten van binnen of buiten de eigen organisatie. Dit geldt ook voor overdracht van gegevens als de cliënt naar een andere locatie of zorgaanbieder gaat. Een goede communicatie is nodig rondom de coördinatie van de ondersteuning. Het tweede aspect betreft het belang voor cliënten om hun dagelijkse ondersteuning zo veel mogelijk vanuit een kleine kring van bekende medewerkers te ontvangen. Dit wordt mogelijk gemaakt door een personeelsbeleid dat gericht is op het voorkomen van onnodige personeelswisselingen door ziekte, verloop en tijdelijke overplaatsingen.
pagina 9 van 33
CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg, SOVAK dagbesteding
Facit 2011
Het Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg is een breed gedragen norm die stimuleert tot goede zorg, tot goede ondersteuning en tot kwaliteitsverbetering. 1.3 Indicatorenset Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg Het visiedocument ‘Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg’ is concreet uitgewerkt in een indicatorenset en bijbehorende vragenlijsten. De indicatorenset is een lijst van 43 indicatoren benoemd die rechtstreeks voortvloeien uit het kwaliteitskader. Er zijn twee soorten indicatoren: • Zorginhoudelijke indicatoren: indicatoren die aangeven welke zorg en ondersteuning de zorgaanbieder biedt en wat de kwaliteit is van dit zorgaanbod. Deze indicatoren dienen jaarlijks door de organisatie zelf gemeten te worden. • Cliëntgebonden indicatoren: indicatoren die iets zeggen over het oordeel van de cliënt over de zorg en ondersteuning. Deze indicatoren worden gemeten middels de CQ-index. De CQ-index dient eens per drie jaar gemeten te worden door een onafhankelijk geaccrediteerd meetbureau. Binnen de gehandicaptenzorg bestaat sterke variatie in het type zorg dat cliënten ontvangen en de doelgroep waartoe cliënten behoren. Bij de vaststelling van de kwaliteitsindicatoren is hier zoveel mogelijk rekening mee gehouden door per zorgtype en doelgroep te bepalen welke indicatoren relevant zijn. De indicatoren zijn gespecificeerd voor de zorgtypes: ambulante zorg, dagbesteding en 24-uursverblijfzorg. De totale indicatorenset vormt het toetsingskader waarmee de Inspectie voor de Gezondheidszorg vanaf 2009 werkt. Iedere GZ-instelling die onder de Kwaliteitswet of onder de Zorgverzekeringswet valt, is verplicht om de zorginhoudelijk indicatoren aan te leveren. Instellingen die zorg bieden aan mensen met een verstandelijke beperking zijn daarnaast verplicht over de periode 2010 - 2013 minimaal één keer de cliëntervaringen te meten met de CQ-index. De uitkomsten van de indicatoren worden gebruikt voor de Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording. 1.4 CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg (VGZ) Om de ervaringen van cliënten en cliëntvertegenwoordigers te meten is door het ITS, Radboud Universiteit Nijmegen de CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg1 ontwikkeld. Dit instrument is in twee pilots binnen diverse zorginstellingen getest en naar aanleiding daarvan aangepast. De zorgorganisaties binnen de gehandicaptenzorg zijn verplicht in de periode 2010-2013 één of meerdere cliëntenraadplegingen uit te laten voeren door een hiertoe geaccrediteerd meetbureau . De CQ-index VGZ bestaat uit 5 vragenlijsten • de CQ-index Ambulant: vragenlijst voor cliënten (versie d2.0, september 2010) • de CQ-index Dagbesteding: vragenlijst voor cliënten (versie d2.0, september 2010) • de CQ-index Wonen: vragenlijst voor cliënten (versie d2.0, september 2010) • de CQ-index Wonen: vragenlijst voor ouders/cliëntvertegenwoordigers (versie d2.0, september 2010) • de CQ-index Dagbesteding: vragenlijst voor ouders/cliëntvertegenwoordigers (versie d2.0, september 2010)
1
In bijlage 1 is achtergrondinformatie opgenomen over de ontwikkeling en achtergrond van de CQ-indexen. pagina 10 van 33
CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg, SOVAK dagbesteding
2
Facit 2011
CQ-index VGZ bij SOVAK
2.1 SOVAK SOVAK biedt individuele op maat gesneden diensten aan mensen met een verstandelijke handicap. Ongeveer 1000 medewerkers en 430 vrijwilligers zetten zich dagelijks in om de beste ondersteuning te bieden aan de 650 cliënten van SOVAK (480 wonend en 170 extramuraal) SOVAK heeft diverse locaties, o.a. in Terheijden, Sleeuwijk, Etten-Leur en Klundert. 2.2 De vragenlijsten De cliënten dagbesteding zijn geraadpleegd met de CQ-index dagbesteding, vragenlijsten voor cliënten (versie d 2.0, september 2010). Deze vragenlijst bestaat uit 3 oefenvragen, 36 gesloten vragen en 1 open vraag. De vragenlijsten richten zich op de ervaringen van cliënten met de zorg en ondersteuning van SOVAK in de afgelopen 12 maanden met diverse onderwerpen en kwaliteitsaspecten die aan de orde komen in het Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg. 2.3 De vragen In de vragenlijst dagbesteding komen de volgende thema’s aan de orde: • Dagcentrum • Gezondheid • Afspraken dagbesteding • Informatievoorziening • De begeleiders • Samenhang in de zorg Het voorblad van de vragenlijst voor cliënten is per cliënt uniek, omdat is weergegeven welke termen SOVAK hanteert voor de begeleider, het zorgplan en de cliëntenraad. Hierop kunnen ook nog meer instellingsspecifieke termen weergegeven zijn. Deze woorden worden tijdens het interview gebruikt om zo min mogelijk verwarring tussen de cliënt en de interviewer te creëren. Door het gebruik van de juiste termen zijn de vragen waarschijnlijk duidelijker voor de cliënt. Ook de naam van de klachtenfunctionaris en de vertrouwenspersoon (voor eventuele nazorg) staan op het voorblad geprint. Wanneer in de vragenlijst
of staat, noemt de interviewer de desbetreffende naam. Daarnaast is bij de vragenlijst voor cliënten een aanzienlijk deel van de vragen is een a-vraag en een b-vraag geformuleerd. Optie b is een concretisering van optie a. In optie b krijgen de cliënten namelijk een concrete keuze voorgelegd die eventueel gevisualiseerd is met behulp van beeldmateriaal. De interviewer stelt eerst vraag a zoals die is beschreven. Indien nodig licht de interviewer de vraag toe met beeldmateriaal. Wanneer de cliënt de vraag niet begrijpt, stelt de interviewer vraag b en verduidelijk, zo nodig, hierbij de antwoorden met beeldmateriaal.
pagina 11 van 33
CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg, SOVAK dagbesteding
Facit 2011
2.4 De antwoorden Respondenten werd verzocht om het antwoord te kiezen dat het meest op hun ervaringen van toepassing was. Er waren verschillende antwoordcategorieën: nee soms, zelden ja n.v.t. nee soms, zelden ja weet cliënt niet ruim voldoende
voldoende
altijd
meestal
soms
nooit
altijd
meestal
soms
nooit
altijd
meestal
soms
nooit weet ik niet/geen ervaring mee
uitstekend 0
1
2
zeer goed 3
4
5
6
onvoldoende
goed 7
8
volstrekt onvoldoende
n.v.t./niet nodig matig 9
slecht
10
De antwoordmogelijkheid ‘niet van toepassing’ (n.v.t.) geldt als een respondent een situatie niet heeft meegemaakt en hier dus niet over kan oordelen, of als de respondent bepaalde zorg niet nodig heeft of niet wil ontvangen. Als de respondent een antwoord echt niet weet, en de vraag wel van toepassing is, is het antwoord ‘weet ik niet’ aangekruist of is de vraag overgeslagen. Boven alle grafieken is aangegeven hoeveel respondenten ‘weet niet’ of ‘niet van toepassing’ hebben geantwoord.
pagina 12 van 33
CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg, SOVAK dagbesteding
2.5
Facit 2011
Rapportage
2.5.1.Opbouw Rapportage In deze rapportage worden in hoofdstuk 4 alle vragen en antwoorden van cliënten gepresenteerd. De antwoorden zijn weergegeven in de vorm van een staafdiagram of in tabelvorm. 2.5.2 Staafdiagram De staafdiagrammen zien er als volgt uit: 6. Bent u (in het algemeen) goed gezond? SOVAK DB
in de grafiek
N=45
100
2,2% 17,8%
75
nee soms, zelden ja
50 80,0%
25
0 SOVAK DB
Boven het diagram staat de gestelde vraag. In de vakjes met N= wordt aangegeven hoeveel respondenten deze vraag beantwoord hebben, hoeveel cliënten (of –vertegenwoordigers) de vraag niet konden beantwoorden en het totaal aantal respondenten. Rechts staan de gegeven antwoorden, met in de staven het percentage van de respondenten dat dit antwoord heeft gegeven. Niet alle vragen zijn door alle respondenten ingevuld. Een reden hiervoor is o.a. dat een vraag een vervolgvraag is. Wanneer een respondent het antwoord “nee” of “niet van toepassing” invult, is het bij deze vragen niet nodig om de vervolgvragen in te vullen. 2.5.3 Tabellen De tabellen zien er als volgt uit: 24. Wat doet u op ? SOVAK DB
cliënt kan voorbeelden van activiteiten benoemen/aanwijzen cliënt kan géén voorbeelden van activiteiten benoemen/aanwijzen niet ingevuld totaal
Aantal
%
44
97,8
0
,0
1 45
2,2 100
In de eerste kolom staan de antwoorden, in de tweede (vierde en zesde) kolom het aantal keer dat het antwoord gegeven is, en de derde (vijfde en zevende) kolom geeft aan hoeveel procent van de respondenten het antwoord heeft gegeven.
pagina 13 van 33
CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg, SOVAK dagbesteding
pagina 14 van 33
Facit 2011
CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg, SOVAK dagbesteding
3
Facit 2011
Cliëntenraadpleging onder cliënten dagbesteding
3.1 Steekproeftrekking De doelgroep voor de raadpleging onder cliënten dagbesteding werd gevormd door cliënten met een lichte verstandelijke beperking, die 18 jaar of ouder zijn en die in september 2011 zorg voor dagbesteding van SOVAK ontvingen. Ook hebben deze cliënten tenminste 2 jaar deelgenomen aan VSO-ZMLK onderwijs of ander speciaal onderwijs, of hebben een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau. Van deze cliënten zijn 161 cliënten uitgesloten van deelname aan het onderzoek. Hiervoor zijn de volgende redenen opgegeven: Aantal cliënten
Omschrijving reden Cliënten met SGLVG/SGEVG en cliënten met een matige, ernstige of zeer ernstige verstandelijke beperking. Cliënten waarvan de ouders/cliëntvertegenwoordigers bezwaar hebben gemaakt tegen deelname aan de raadpleging
157 4
Het aantal cliënten dat benaderd kon worden voor een interview bedroeg 341. De gemiddelde leeftijd van deze cliënten was 46,5 jaar. Uit deze 341 cliënten is de steekproef van 124 cliënten getrokken. De gemiddelde leeftijd van de cliënten in de steekproef bedroeg 47 jaar. 3.2 Informatievoorziening De ouders/cliëntvertegenwoordigers zijn voorafgaand schriftelijk geïnformeerd over de cliëntenraadpleging, en dat het mogelijk is dat de cliënt benaderd wordt voor deelname. De ouders/cliëntvertegenwoordigers van cliënten die onder curatele staan zijn daarnaast expliciet om toestemming gevraagd. SOVAK heeft de cliënten benaderd voor een interviewafspraak en hen mondeling en schriftelijk geïnformeerd over de cliëntenraadpleging. In de brief stonden de namen en foto’s van de interviewers en op welke dag zij zouden komen. Verder was in de brief aangegeven dat de uitkomsten van de interviews vertrouwelijk verwerkt zouden worden. De cliëntenraad en de medewerkers zijn eveneens door SOVAK voorafgaand aan de start van de raadpleging geïnformeerd over het doel van de raadpleging en de wijze waarop de raadpleging zou gaan plaatsvinden. 3.3 Dataverzameling De interviews zijn door Facit gehouden conform de landelijke richtlijnen CQI Verstandelijke Gehandicaptenzorg en de afspraken in het handboek CQI meetinstrument. SOVAK heeft de cliënten die voldoen aan de inclusiecriteria gevraagd deel te nemen aan een interview. Wanneer de cliënt geen bezwaar had tegen een interview is hij/zij ingepland door SOVAK. De interviews hebben plaatsgevonden in de maanden september en oktober 2011 en zijn afgenomen door mevrouw Schirmer en mevrouw van der Vossen. Wanneer de cliënt er prijs op stelde, heeft een begeleider van SOVAK of een verwant het interview bijgewoond. De interviewers hadden een map met beeldmateriaal bij zich. Dit beeldmateriaal vormde een hulpmiddel voor het verduidelijken van de vragen, en werd alleen gebruikt als de cliënt het nodig had. Bureau Beeldwerk van Stichting De Driestroom heeft het beeldmateriaal ontwikkeld. Het beeldmateriaal bestaat uit plaatjes/pictogrammen en foto’s. Zo zijn er plaatjes die de cliënt en de begeleider voorstellen en zijn er foto’s van bepaalde situaties die voorkomen in de praktijk en waarnaar wordt gevraagd. Er zijn ook plaatjes waarop de antwoordcategorieën zijn gevisualiseerd.
pagina 15 van 33
CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg, SOVAK dagbesteding
Facit 2011
3.4 Respons Voor de cliëntenraadpleging onder cliënten zijn 57 bewoners van SOVAK benaderd voor een interview. Met 45 bewoners kon een interview worden gehouden. De respons voor de cliëntenraadpleging middels interviews met bewoners komt hiermee op 78,9%
pagina 16 van 33
CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg, SOVAK dagbesteding
4
Facit 2011
Uitkomsten cliëntenraadpleging onder cliënten dagbesteding
Ervaringen van cliënten Er worden met u afspraken gemaakt over de hulp die u krijgt op . Bijvoorbeeld dat u twee keer per week komt en dat u leert muziek maken of tuinieren. Deze afspraken worden vastgelegd in een zorgplan. Uw persoonlijke begeleider bespreekt met u deze afspraken. Vaak zit er iemand van de familie bij het gesprek. De persoonlijke begeleider loopt dan de map door en maakt nieuwe afspraken over de hulp. 1. Is uw [persoonlijke begeleider]? SOVAK DB
nee ja weet cliënt niet niet ingevuld totaal
Aantal
%
1 38 3 3 45
2,2 84,4 6,7 6,7 100
2. Heeft met u afspraken gemaakt over de hulp die u krijgt op ? SOVAK DB
in de grafiek weet cliënt niet totaal
N=35 N=10 N=45
100
2,9%
75
50
nee (geen afspraken /zorgplan ) ja (wel afspraken /zorgplan )
97,1%
25
0 SOVAK DB
pagina 17 van 33
CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg, SOVAK dagbesteding
3. Praat u mee over de afspraken die worden gemaakt? SOVAK DB
in de grafiek
N=33
100
6,1%
nee, over geen enkele afspraak
39,4%
over sommige afspraken
75
ja, over alle afspraken
50
25
54,5%
0 SOVAK DB
4. Luistert bij het maken van afspraken naar wat u wilt? SOVAK DB
in de grafiek 100
N=32 …
nee soms, zelden ja
75
50
100,0%
25
0 SOVAK DB
5. Vindt u de afspraken over de hulp goed of slecht? SOVAK DB
in de grafiek 100
N=33 … 24,2%
75
slecht sommige goed, sommige slecht goed
50 75,8%
25
0 SOVAK DB
pagina 18 van 33
Facit 2011
CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg, SOVAK dagbesteding
Facit 2011
De volgende vragen gaan over uw gezondheid en of de begeleiders u helpen als u ziek bent. 6. Bent u (in het algemeen) goed gezond? SOVAK DB
in de grafiek
N=45
100
2,2% 17,8%
75
nee soms, zelden ja
50 80,0%
25
0 SOVAK DB
7. Zorgen de begeleiders voor u als u zich niet goed voelt op het dagcentrum? SOVAK DB
in de grafiek nvt, cliënt is in afgelopen jaar niet ziek geweest totaal 100
…
75
50
4,8%
N=42 N=3 N=45
nee soms, zelden ja
95,2%
25
0 SOVAK DB
8. Kunt u met over moeilijke dingen praten? Bijvoorbeeld over alleen zijn, pesten of geheime dingen? SOVAK DB
in de grafiek nvt, cliënt heeft geen moeilijke dingen/cliënt wil dit niet totaal 100
7,9% 13,2%
75
nee soms, zelden ja
50 78,9%
25
0 SOVAK DB
pagina 19 van 33
N=38 N=6 N=44
CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg, SOVAK dagbesteding
Facit 2011
9. Werkt goed samen met andere begeleiders? SOVAK DB
in de grafiek weet cliënt niet totaal 100
N=38 N=6 N=44 …
nee soms, zelden ja
75
50
100,0%
25
0 SOVAK DB
Ik wil u nu enkele vragen stellen over alle begeleiders op . Ik wil graag weten wat u van hun hulp vindt. 10. Hoe heten uw begeleiders op ? SOVAK DB
cliënt kan enkele namen van begeleiders noemen cliënt kan géén namen van begeleiders noemen totaal
11. Vindt u de begeleiders goed in wat ze doen? SOVAK DB
in de grafiek
N=45
100
… 13,3%
nee, niemand sommige wel, sommige niet
75
ja, allemaal
50 86,7%
25
0 SOVAK DB
pagina 20 van 33
Aantal
%
39 6 45
86,7 13,3 100
CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg, SOVAK dagbesteding
Facit 2011
12. Luisteren de begeleiders op naar u? SOVAK DB
in de grafiek
N=44
100
… 6,8%
nee soms, zelden ja
75
50
93,2%
25
0 SOVAK DB
13. Leggen de begeleiders u dingen goed uit? SOVAK DB
in de grafiek
N=44
100
… 13,6%
nee soms, zelden ja
75
50 86,4%
25
0 SOVAK DB
14. Praten de begeleiders met u over de regels op ? Bijvoorbeeld dat u niet mag roken, geen lawaai mag maken en niet mag bellen. SOVAK DB
in de grafiek nvt, er zijn geen regels totaal
N=42 N=0 N=42
100 33,3%
75 7,1%
nee soms, zelden ja
50
25
59,5%
0 SOVAK DB
pagina 21 van 33
CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg, SOVAK dagbesteding
15. Hebben de begeleiders genoeg tijd voor u? SOVAK DB
in de grafiek 100
N=45 …
35,6%
75
nee soms, zelden ja
50 64,4%
25
0 SOVAK DB
16. Is er een begeleider op waar u bang voor bent? SOVAK DB
in de grafiek
N=44
100 nee soms, zelden ja
75 81,8%
50
25 6,8% 11,4%
0 SOVAK DB
17. Werken er vaak nieuwe begeleiders op ? SOVAK DB
in de grafiek
N=43
100
75
41,9%
nee soms, zelden ja
50 46,5%
25 11,6%
0 SOVAK DB
pagina 22 van 33
Facit 2011
CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg, SOVAK dagbesteding
Facit 2011
18. Houden de begeleiders op zich aan afspraken? SOVAK DB
in de grafiek
N=43
100
… 9,3%
75
50
nee soms, zelden ja
90,7%
25
0 SOVAK DB
19. Weet u wat u moet doen, als u niet tevreden bent? Bijvoorbeeld over een afspraak die is gemaakt, het eten, of over een begeleider. SOVAK DB
in de grafiek
N=43
100 nee ja 75 69,8%
50
25 30,2%
0 SOVAK DB
20. Weet u wat een cliëntenraad is? SOVAK DB
in de grafiek
N=45
100 nee ja 75
48,9%
50
25
51,1%
0 SOVAK DB
pagina 23 van 33
CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg, SOVAK dagbesteding
Facit 2011
21. Vertellen de begeleiders over wat de doet? SOVAK DB
in de grafiek
N=45
100 nee soms, zelden ja
75 66,7%
50
25
15,6% 17,8%
0 SOVAK DB
22. Gebeuren er op dingen die u vervelend vindt? Bijvoorbeeld ruzies, pesten of ongewenste aanrakingen. SOVAK DB
in de grafiek
N=43
100
75
nee soms, zelden ja
41,9%
50 55,8%
25 2,3%
0 SOVAK DB
23. Zijn er andere collega's/andere deelnemers/andere cliënten op waar u bang voor bent? SOVAK DB
in de grafiek
N=45
100 nee soms, zelden ja
75 88,9%
50
25 2,2%
0
8,9%
SOVAK DB
pagina 24 van 33
CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg, SOVAK dagbesteding
Facit 2011
Ik wil graag eindigen met enkele vragen over wat u zoal doet op . 24. Wat doet u op ? SOVAK DB
cliënt kan voorbeelden van activiteiten benoemen/aanwijzen cliënt kan géén voorbeelden van activiteiten benoemen/aanwijzen niet ingevuld totaal
Aantal
%
44
97,8
0
,0
1 45
2,2 100
25. Kunt u ook andere activiteiten (of: ander werk) doen op als u dat wilt? SOVAK DB
in de grafiek weet niet nvt, cliënt wil niets anders doen totaal 100
… 6,2%
75
50
N=16 N=3 N=26 N=45
nee soms, zelden ja
93,8%
25
0 SOVAK DB
26. Helpen de begeleiders u om iets anders te doen? SOVAK DB
in de grafiek nvt, cliënt wil dit niet/geen hulp nodig totaal 100
…
nee soms, zelden ja
75
50
N=14 N=2 N=16
100,0%
25
0 SOVAK DB
pagina 25 van 33
CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg, SOVAK dagbesteding
Facit 2011
27. Vindt u het fijn hier op ? SOVAK DB
in de grafiek
N=45
100 8,9%
75
50
2,2%
nee soms, zelden ja
88,9%
25
0 SOVAK DB
Tot slot, willen we nog enkele vragen over uzelf stellen. Deze informatie gebruiken we om te kijken of er verschillen zijn tussen mensen. Bijvoorbeeld tussen mannen en vrouwen. 28. Heeft u nog een andere aandoening of beperking? Zo ja, welke? (meerdere antwoorden kunnen worden aangekruist) SOVAK DB
nee, geen (andere) aandoening of beperking autisme verwante stoornis (bijv. klassiek autisme, PDD-NOS, Asperger) ADHD/ADD ernstige gedragsproblemen psychische stoornis lichamelijke handicap slechthorendheid/doofheid slechtziendheid/blindheid dementie spraakstoornis anders, namelijk
Anders, namelijk: • • • • • •
artrose in knieën, epileptische aanvallen darmkanker/stoma dwangmatig epilepsie epilepsie/absences epilepsie astma/allergieën
• • • •
groeistoornis repeterend gedrag. Herhaald alles. veel "tics". zware voeten wat lopen lastig maakt
pagina 26 van 33
Aantal
%
9
20,5
1
2,3
0 0 2 4 1 3 0 13 14
,0 ,0 4,5 9,1 2,3 6,8 ,0 29,5 31,8
CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg, SOVAK dagbesteding
Facit 2011
29. Wat is de hoogste opleiding die u heeft afgerond? SOVAK DB
geen opleiding (lager onderwijs niet afgemaakt) lager onderwijs (basisschool, speciaal basisonderwijs) lager of voorbereidend beroepsonderwijs (bijv. LTS, LEAO, LHNO, VMBO) middelbaar onderwijs (bijv. MAVO, MBO-kort, VMBO-t, MTS, MEAO, BOL, BBL) hoger onderwijs (bijv. HAVO, VWO, HBO, universiteit) anders, namelijk: weet niet totaal
Aantal
%
2 27
4,4 60,0
1
2,2
1
2,2
0 9 5 45
,0 20,0 11,1 100
Anders, namelijk: • •
ZMLK tot 20jaar e basisonderwijs en vervolg speciaal onderwijs tot 18
•
lager onderwijs en intern gewoond en school gevolgd tot 25e jaar mytylschool tot 12e jaar speciaal onderwijs speciaal onderwijs tot 12jaar. speciaal onderwijs tot 19e speciaal onderwijs tot 20ste. speciaal tot 18e jaar totaal
• • • • • • •
30. Wat is uw geboorteland? SOVAK DB
Nederland weet niet totaal
Aantal
%
43 2 45
95,6 4,4 100
31. Wat is het geboorteland van uw vader? SOVAK DB
Nederland anders, namelijk weet niet niet ingevuld totaal
Aantal
%
31 1 12 1 45
68,9 2,2 26,7 2,2 100
32. Wat is het geboorteland van uw moeder? SOVAK DB
Nederland anders, namelijk: • Engeland • Indonesië weet niet totaal
pagina 27 van 33
Aantal
%
32
71,1
2
4,4
11 45
24,4 100
CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg, SOVAK dagbesteding
Facit 2011
33. Hoe woont u? SOVAK DB
cliënt woont in een woonvorm van de betreffende instelling cliënt woont in een woonvorm van een andere instelling cliënt woont zelfstandig (eigen woning/flat) cliënt woont met partner (en kinderen) cliënt woont bij ouder(s) of familie anders, namelijk: • woonvorm (instelling onbekend) onbekend totaal
Aantal
%
26 9 0 0 5
57,8 20,0 ,0 ,0 11,1
1
2,2
4 45
8,9 100
34. Wat doet u overdag? (meerdere antwoorden kunnen worden aangekruist) SOVAK DB
cliënt verblijft op de woonvorm cliënt gaat naar de dagbesteding/activiteitencentrum cliënt gaat naar de sociale werkvoorziening cliënt volgt een opleiding of scholing cliënt doet betaald werk cliënt doet vrijwilligerswerk cliënt krijgt therapie/behandeling anders, namelijk: onbekend
Aantal
%
0 44 0 0 0 1 0 4 0
,0 97,8 ,0 ,0 ,0 2,2 ,0 8,9 ,0
Anders, namelijk: • • • •
bij broer op boerderij helpen in een pension huiswerk in andere woonvorm v. Sovak in supermarkten vakken vullen
35. Naar wat voor soort dagcentrum gaat u? (meerdere antwoorden kunnen worden aangekruist) SOVAK DB
dagactiviteitencentrum werkvoorziening zorgboerderij anders, namelijk: onbekend
Ander, namelijk: • • • • • • •
boerderij groepsvoorziening/kwekerij op terrein van organisatie. groepsvoorziening/kwekerij op terrein instelling pension supermarkt verzorgingshuis woonvorm van Sovak
pagina 28 van 33
Aantal
%
37 0 5 7 0
82,2 ,0 11,1 15,6 ,0
CQ-index Verstandelijke Gehandicaptenzorg, SOVAK dagbesteding
Facit 2011
36. Hoe vaak gaat u naar het dagcentrum? SOVAK DB
minder dan één dagdeel per week (ochtend / middag) één ochtend/middag per week 1 dag per week 2 – 3 dagen per week 4 – 5 dagen per week onbekend niet ingevuld totaal
Aantal
%
0 0 0 9 34 1 1 45
,0 ,0 ,0 20,0 75,6 2,2 2,2 100
We zijn bijna klaar. Ik heb nog één vraag. 37. Wilt u nog iets zeggen of wilt u nog iets kwijt? • • •
•
• • • • •
•
•
• • • • • •
Cliënt goed naar zin in de zorgboerderij. Werk leuk, begeleiding heel aardig. Cliënt maakt heel graag muziek bij de drumband. Cliënt mocht vroeger eventjes naar bed als cliënt heel moe was. Dat mag nu niet meer? Begeleiding zit vaak achter de computer. Werkkast is heel vies. Te veel materiaal wordt weggegooid/soms ook te weinig materiaal Cliënt vindt dat vakantie te lang duurt (zes weken). Wil graag eerder aan het werk gaan. Begeleiding waarschuwt cliënt te vroeg dat het bijna tijd is om te stoppen met werken. Cliënt voelt zich dan opgejaagd. Cliënt vindt het hier wel gezellig, ook met het personeel. Cliënt vindt het op de Rolderstraat leuker werken. Cliënt voelt zich niet thuis op de dagbesteding vindt dat cliënt teveel mensen met geestelijke bewerkingen om zich heen heeft. Kan niet met "collega's" praten. Cliënt wil graag in een rustige omgeving werken, maar dat is hier niet mogelijk. Cliënt vindt het vaak te druk, te lawaaierig, maar hier is kennelijk geen oplossing voor. Cliënt wil graag veranderen van werk; namelijk administratie i.p.v. schilderen. Wil ook graag meer keuzes van werken. Heeft geen ervaringen met tekenen en schilderen en moet dat toch doen. Kan niet zo goed overweg met persoonlijk begeleider en weet niet hoe dit op te lossen. De begeleiding zit te vaak achter de computer, waardoor er te weinig tijd is voor hulp aan de deelnemers. Op woensdag en donderdag moeten cliënten helpen bij het eten geven aan cliënten van de basisgroep. Dat is niet goed. Cliënt heeft last van het pesten door een andere deelnemer. Cliënt heeft dit wel gemeld bij de begeleiders maar het is niet gestopt. Cliënt zou meer in de tuin willen werken. Meer leren snoeien. Meer op tractor rijden. Cliënt is tevreden Cliënt wil niet naar de basisgroepen en niet naar de Decogroep. Wil blijven doen wat nu doet. Er is te weinig personeel. Er is te vaak andere begeleiding op de groep, waardoor men niet goed weet wie welk werk gedaan heeft. Er zou meer gelachen moeten worden. Soms is er te weinig te doen en dat is vervelend Vandaag heb ik Skyradio, Marco Borsato niet binnen gehoord! Wil graag helpen bij het verzorgen van andere deelnemers, bijvoorbeeld eten geven
pagina 29 van 33
pagina 30 van 33
Bijlage 1: Achtergrondinformatie over de CQ-index De CQ-index (ook wel CQI genoemd) staat voor Consumer Quality Index, een gestandaardiseerde methodiek om klantervaringen in de zorg te meten, te analyseren en te rapporteren. Meestal wordt aan patiënten en cliënten een schriftelijke vragenlijst voorgelegd. Daarnaast wordt voor sommige cliëntengroepen gewerkt met online vragenlijsten en met interviews. De CQI-systematiek is in Nederland ontwikkeld door het NIVEL, in samenwerking met de afdeling Sociale Geneeskunde van het AMC. Opdrachtgevers waren Agis, de Stichting Miletus (een samenwerkingsverband van verzekeraars) en ZonMw. De CQ-indexen voor de VV&T zijn ontwikkeld door het NIVEL (het Nederlands instituut voor onderzoek van Gezondheidszorg) in opdracht van het Centrum Klantervaring Zorg te Utrecht. De CQ-index is oorspronkelijk gebaseerd op de Amerikaanse CAHPS-systematiek en de door het NIVEL ontwikkelde QUOTE vragenlijsten. CAHPS staat voor Consumer Assessment of Healthcare Providers and Systems. QUOTE betekent Quality Of care Through the patient’s Eyes. Van CAHPS is overgenomen: • De antwoordsystematiek (vragen naar de frequentie waarmee aan kwaliteitseisen is voldaan) • De lay-out van vragenlijsten (elk item krijgt een aparte vraag) • De geprotocolleerde aanpak van steekproeftrekking, dataverzameling, analyse en rapportage. Van QUOTE is overgenomen: • De aandoenings- of aanbiedersspecifieke verdieping van vragenlijsten (vragen over aandoeningsspecifieke aspecten van kwaliteit, inclusief effectiviteit van behandeling en het optreden van eventuele complicaties) • De vraag hoeveel belang consumenten hechten aan de verschillende kwaliteitsaspecten. CAHPS- en QUOTE-instrumenten zijn beide wetenschappelijk gefundeerd en meten ervaringen van consumenten van zorg. Dit is een belangrijk verschil ten opzichte van veel andere vragenlijsten, waarin naar tevredenheid van patiënten/consumenten wordt gevraagd. Vragen naar concrete ervaringen van zorggebruikers leveren meer bruikbare informatie op voor kwaliteitswaarborging en kwaliteitsverbetering dan meer subjectieve vragen naar tevredenheid. Daarnaast geldt dat beide families van meetinstrumenten zich globaal richten op dezelfde domeinen van kwaliteit van zorg, dat het fundament bestaat uit een mix van kwalitatief en kwantitatief onderzoek en dat in het ontwikkelingsproces een belangrijke rol is weggelegd voor de gebruikers van zorgvoorzieningen.
pagina 31 van 33
pagina 32 van 33
Bijlage 2: Welke vragen bij welke indicator van het Kwaliteitskader? In onderstaande tabel is per vragenlijst weergegeven welke vragen worden gebruikt voor de berekening van de scores voor de verschillende indicatoren van het Kwaliteitskader. Domein / Thema
Vragen cliënten dagbesteding
Lichamelijk welbevinden Psychisch welbevinden
Vragen vertegenwoordigers dagbesteding 51
12,13,15,18,27
39,40,41,42,43,44,45
Interpersoonlijke relaties Deelname aan de samenleving Persoonlijke ontwikkeling
17,19
Materieel welzijn Zelfbepaling
12,15,18
Belangen
14,19
33,34,35,36,38
Zorgafspraken en ondersteuningsplan
3,4
29,30,31,32
Cliëntveiligheid Kwaliteit van medewerkers en organisatie
47,48,49
Samenhang in de zorg en ondersteuning Onderstaande vragen worden niet gebruikt voor de berekening van de scores voor de cliëntgebonden indicatoren. Vragen cliënten dagbesteding 6,7
23,24,25,26,27
24,25,26
10,11,13.14,16
Belangen
20,21
37
Zorgafspraken en ondersteuningsplan
2,5
28
Cliëntveiligheid
22,23
21,22,46
Kwaliteit van medewerkers en organisatie
1,8,10,11,16,17
50,51
Samenhang in de zorg en ondersteuning
9
52,53,54
Domein / Thema Lichamelijk welbevinden
Vragen vertegenwoordigers dagbesteding
Psychisch welbevinden Interpersoonlijke relaties Deelname aan de samenleving Persoonlijke ontwikkeling Materieel welzijn Zelfbepaling
pagina 33 van 33