Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Vakgroep Orthopedagogiek Academiejaar 2012-2013 Eerste examenperiode
UITHUISPLAATSING VAN ADOPTIEKINDEREN: EEN KWALITATIEVE STUDIE VAN DE ERVARINGEN VAN OUDERS
Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van master in de pedagogische wetenschappen, afstudeerrichting orthopedagogiek door Charlotte Van de Moortel
Promotor: Dr. M. Desmet
DANKWOORD Allereerst wil ik de ouders bedanken om deel te nemen aan mijn onderzoek. Dankzij hun openheid en de boeiende gesprekken die we hadden, werd mijn motivatie om deze thesis te schrijven alleen maar groter. De overgave waarmee ze vertelden, stelde mij in staat om dieper in te gaan op bepaalde aspecten van hun beleving en er een boeiende thematische analyse op uit te voeren. Ze hebben één voor één een emotioneel geladen en persoonlijk verhaal aan mij verteld, waarvoor ik een groot respect heb. Ik wens ze het allerbeste toe in de toekomst. Vervolgens wil ik graag mijn promotor Mattias Desmet bedanken voor zijn raad en ondersteuning op de gepaste momenten. Hij gaf me constructieve feedback die ervoor zorgde dat mijn thesis meer diepgang kreeg en dat ik op een hoger niveau ging nadenken. Ik kon er steeds met vragen terecht, wat een grote steun was. Tenslotte wil ik de mensen rondom mij en mijn medestudentes bedanken voor alle morele steun en hulp. Mijn ouders wil ik bedanken voor hun kritische bedenkingen en het gedetailleerd nalezen van mijn thesis. En daarnaast veel dank aan mijn vriend voor de vele bemoedigende woorden en zijn onuitputtelijke geloof en vertrouwen in mij.
I
VOORWOORD De keuze voor adoptie als onderwerp van mijn masterproef komt voort uit een interesse die al sinds mijn kindertijd aanwezig is. Mijn eerste echte jeugdvriendschap was met een geadopteerd meisje uit China. Sindsdien ben ik geïnteresseerd gebleven in adoptie en had ik steeds aandacht voor wat erover in de media kwam. In mijn opleiding werd geregeld aandacht besteed aan hechtingsstoornissen en gedragsproblemen. Met deze achtergrond kon ik de link leggen tussen adoptie en hechtingsstoornissen en kreeg het thema van mijn thesis geleidelijk aan vorm. Bij het schrijven van deze thesis heb ik me vooral toegelegd op het perspectief van de ouders. Het is de bedoeling om met dit onderzoek bij te dragen tot een beter begrip en inzicht in de ervaringen van ouders bij de uithuisplaatsing van hun adoptiekind. Ik wou hen hiermee een stem geven en de mogelijkheid bieden om hun kant van het verhaal te vertellen. Zo hoop ik tegenwicht te kunnen bieden aan de vaak negatieve oordelen die aanwezig zijn in de maatschappij.
II
ABSTRACT Uithuisplaatsing van adoptiekinderen is een fenomeen waarbij een adoptieouder ervoor kiest om zijn adoptiekind een periode niet voltijds thuis te laten verblijven, vanwege hechtingsmoeilijkheden en gedragsproblemen. Vanuit de maatschappij en de omgeving van de ouders wordt uithuisplaatsing vaak negatief beoordeeld en stoot het vaak op onbegrip. Dit onderzoek bestudeert daarom vanuit welke subjectieve ervaringen adoptieouders overgaan tot uithuisplaatsing van hun adoptiekind. Daarnaast focust het onderzoek ook op ervaringen met hulpverlening tijdens het proces van uithuisplaatsing. Er werd gewerkt met een steekproef van 10 ouders die hun adoptiekind uit huis plaatsten. Deze werden telkens per koppel bevraagd aan de hand van een ongestructureerd interview. Op deze gegevens werd een thematische analyse uitgevoerd waaruit 8 thema’s naar voor kwamen. De resultaten van dit onderzoek tonen dat de redenen voor uithuisplaatsing meestal in het probleemgedrag van het kind liggen en in de keuze om het gezin te beschermen. Uithuisplaatsing leidt vaak tot aanzienlijke emotionele belasting. Vooral gevoelens van schuld, twijfel en verdriet komen sterk naar voor. Dit staat niet los van de reactie van de buitenwereld, die er vaak één is van onbegrip en beschuldigingen. Ouders ontwikkelen strategieën om met deze reacties om te gaan, maar ondervinden er toch last van. In de zoektocht naar gepaste hulpverlening ondervinden ouders dat er een tekort is aan kennis over hechtingsstoornissen bij veel professionelen en dat er te weinig afstemming is tussen diensten en te lange wachtlijsten. De ouders zoeken daarop vaak ondersteuning in de vorm van begrijpende en steunende relaties met naasten. Er kan uit dit onderzoek besloten worden dat ouders in deze situatie vaak alleen staan in hun beslissing en moeten opboksen tegen hun omgeving. Er kan dan ook ingezet worden op het beter afstemmen van de hulpverlening op de noden van deze ouders. Daarnaast is er nood aan erkenning voor de impact van hechtingsstoornissen op een gezin en meer begrip vanuit de maatschappij. Verder onderzoek kan zich toespitsen op de beleving van de kinderen en deze vergelijken met de ervaringen van de ouders.
III
INHOUDSOPGAVE
DANKWOORD.................................................................................................................................. I VOORWOORD ................................................................................................................................. II ABSTRACT ..................................................................................................................................... III INHOUDSOPGAVE ....................................................................................................................... IV INLEIDING .......................................................................................................................................1 1.
Adoptie ..................................................................................................................................1 1.1
Het fenomeen ‘adoptie’ ....................................................................................................1
1.2
Verschillen voor adoptief ouders en biologische ouders ...................................................2
1.3
Gevolgen van adoptie ......................................................................................................4
2.
Hechting en adoptie ................................................................................................................5 2.1
John Bowlby....................................................................................................................5
2.2
Mary Ainsworth...............................................................................................................6
2.3
Erik Erikson ....................................................................................................................6
2.4
Geen-Bodem-Syndroom ..................................................................................................7
2.5
Link tussen adoptie en hechtingsstoornissen .....................................................................8
3.
De rol van de ouders ...............................................................................................................9 3.1
Adoptieouders en hulpverlening .......................................................................................9
3.2
Ouderlijke stress ............................................................................................................ 10
3.3
Uithuisplaatsing ............................................................................................................. 10
4.
Onderzoeksvragen ................................................................................................................ 12
METHODE ...................................................................................................................................... 13 1.
Kwalitatief onderzoek .......................................................................................................... 13
2.
Procedure ............................................................................................................................. 13 2.1
Voorbereiding................................................................................................................ 13
2.2
Dataverzameling ............................................................................................................ 14
2.3
Data-analyse .................................................................................................................. 17
RESULTATEN ................................................................................................................................ 19 Thema 1: Context van de adoptie .................................................................................................. 19 1.1
De adoptie ..................................................................................................................... 19
1.2
Oorsprong...................................................................................................................... 20
1.3
Bemoeilijkende factoren ................................................................................................ 21
IV
Thema 2: Gedrag .......................................................................................................................... 22 2.1 Uitingen van de hechtingsstoornis en probleemgedrag ......................................................... 22 2.2 Strategieën voor het omgaan met probleemgedrag ............................................................... 25 2.3 Strategieën voor het omgaan met reacties van de buitenwereld ............................................. 26 Thema 3: Emoties ......................................................................................................................... 28 3.1 De innerlijke wereld van het kind ........................................................................................ 28 3.2 Emoties ouders .................................................................................................................... 30 Thema 4: Beleving van de rol als ouder ......................................................................................... 34 4.1 Kansen geven ...................................................................................................................... 35 4.2 Opvoeden ............................................................................................................................ 35 4.3 Investering .......................................................................................................................... 35 4.4 Zorgen maken ..................................................................................................................... 36 4.5 Levenslang .......................................................................................................................... 36 4.6 Verantwoordelijkheid .......................................................................................................... 37 Thema 5: Relaties ......................................................................................................................... 37 5.1 Relatie tussen het kind en de ouders ..................................................................................... 38 5.2 Relatie met broers of zussen ................................................................................................ 41 5.3 Relaties met anderen............................................................................................................ 42 Thema 6: Hulpbronnen ................................................................................................................. 44 6.1 Steun ................................................................................................................................... 44 6.2 Therapie .............................................................................................................................. 46 6.3 Partnerrelatie ....................................................................................................................... 46 6.4 Herkenning in boeken .......................................................................................................... 46 Thema 7: Het netwerk van de ouders ............................................................................................. 47 7.1 Ervaringen met hulpverlening .............................................................................................. 47 7.2 Percepties en reacties van de omgeving ............................................................................... 50 Thema 8: Processen ...................................................................................................................... 53 8.1 Verwerkingsproces van de ouders ........................................................................................ 54 8.2 Proces rond de uithuisplaatsing / beslissingsproces .............................................................. 56 8.3 Gevolgen ............................................................................................................................. 58 DISCUSSIE...................................................................................................................................... 59 Terugkoppeling naar de onderzoeksvragen ................................................................................ 59 Spanningsvelden in de beleving van de ouders .......................................................................... 63 Beperkingen en sterktes van dit onderzoek ................................................................................ 63 Implicaties van deze studie en aanbevelingen voor verder onderzoek ......................................... 64 CONCLUSIE.................................................................................................................................... 65 V
REFERENTIES ................................................................................................................................ 66 BIJLAGEN .........................................................................................................................................1 Bijlage 1: interviewvragen ..............................................................................................................1 Bijlage 2: brief participanten ...........................................................................................................3 Bijlage 3: Informed consent ............................................................................................................4 Bijlage 4: Inlichtingenformulier ......................................................................................................5 Bijlage 5: Aanvullende citaten per thema ........................................................................................6
VI
INLEIDING 1. Adoptie Adoptie is een thema waar in het verleden al veel over gediscussieerd werd. Het is tot op vandaag nog steeds actueel. Maatschappelijke discussies rond dit thema zijn nog aan de gang en in de media zijn regelmatig reportages te zien over adoptie en bijhorende onderwerpen. Adoptie is een fenomeen dat vanuit vele domeinen van de samenleving bekeken kan worden. In privélevens kan het een belangrijke en ingrijpende gebeurtenis zijn. Zorgverlening komt er veel mee in aanraking, ook de samenstelling van de samenleving verandert doordat het vaak om interraciale adoptie gaat en ook op gerechtelijk vlak heeft het implicaties. Geen wonder dus dat adoptie al vaak en nog steeds bestudeerd wordt. Om deze studie in te leiden, wordt in de eerste plaats stilgestaan bij wat adoptie is, welke implicaties het heeft voor ouders en wat de gevolgen kunnen zijn. Daarna wordt meer duiding gegeven bij hechtingsstoornissen en hun link met adoptie, waarna ingegaan wordt op de rol van de adoptieouders. Afsluitend worden de onderzoeksvragen van deze studie gesteld. 1.1 Het fenomeen ‘adoptie’ Adoptie bestaat al eeuwen lang en was er oorspronkelijk voor de noden van de adoptieouders. Adoptie is met andere woorden ontstaan om kinderen te voorzien aan kinderloze ouders (Brodzinsky, 1987). Het werd niet meteen gezien als oplossing voor weeskinderen of om kinderen een betere toekomst en kansen te geven. De belangen van het kind zelf of van de biologische ouders kregen aanvankelijk minder aandacht. Vanaf de jaren 1950 en 1960 is deze denkwijze gaan veranderen (Brodzinsky, 1987). Vooral na de tweede wereldoorlog, wanneer er veel weeskinderen waren, ontstond de tendens om deze weeskinderen te adopteren om hen een beter leven te geven. Sindsdien wordt nog steeds in grote mate geadopteerd en dit vooral interlandelijk. Als men ‘adoptie’ opzoekt in het Van Dale Groot Woordenboek Hedendaags Nederlands (2006), dan geeft die als betekenis voor adoptie: “aanneming, m.n. als kind”. Op Wikipedia is een gelijkaardige definitie te vinden: “Adoptie is de aanname van een persoon als kind. In juridische zin is adoptie de breuk van de familieband tussen biologische ouders en hun kind en tegelijk de vaststelling van een nieuwe, wettelijk geldende familieband tussen adoptieouders en dit kind, met alle rechten en plichten die daarbij horen.” (“Adoptie”, z.j.). De Federale Overheidsdienst Justitie België hanteert een andere definitie: “Adoptie is een beschermingsmaatregel voor kinderen zonder familie. Elk kind heeft het recht om op te groeien in gezinsverband, maar niet elke ouder heeft recht op een kind.”(“Definitie”, z.j.). In deze definitie wordt de focus, in tegenstelling tot de voorgaande definities, gelegd op de rechten van het kind. 1.1.1
Verschillende vormen van adoptie
Adoptie kan ook meerdere vormen aannemen. Verschillen op juridisch vlak kunnen grote gevolgen hebben voor de beleving van zowel ouders als kind. Zo kan een open of gesloten karakter van een adoptie bepalen hoeveel de biologische ouders nog te zeggen hebben of hoe het kind de adoptie
1
ervaart. Op de website van de Federale Overheidsdienst Justitie België wordt de regelgeving m.b.t. de verschillende vormen van adoptie weergegeven (“Adoptie”, z.j.). Deze worden als volgt uitgelegd. Men kan zowel een kind adopteren dat in België woont, als een kind dat in het buitenland woont. Naargelang het land waaruit het kind geadopteerd wordt, zal er sprake zijn van een volle of een gewone adoptie. Dit spreekt de rechter uit en hier kun je dus zelf niet voor kiezen. Bij een gewone adoptie worden de familiebanden met de biologische ouders niet volledig verbroken. Het kind blijft van hen erven, maar de adoptieouders beschikken over het ouderlijke gezag. Een volle adoptie houdt in dat het kind volledig breekt met het biologische gezin. Binnenlandse adoptie is het adopteren van een kind dat in België woont door ouders die ook in België wonen. Dit komt minder voor dan interlandelijke adoptie. Vaak gaat het om stiefouderschap. Als het om buitenlandse adoptie gaat, wordt het adoptiekind uit het buitenland overgebracht naar België. Hieraan is de voorwaarde verbonden dat in het land van herkomst alle mogelijke middelen tot plaatsing van het kind in nood uitgeput zijn en dat er geen duurzame oplossing is voor het kind. Elke buitenlandse adoptie moet dus voldoen aan het subsidiariteitsprincipe. Daarnaast bestaat er ook financiële adoptie. Daarbij blijft het kind bij de biologische ouders, maar wordt het financieel gesteund door een adoptieouder. Dit wordt ook vaak ‘peterschap’ genoemd (“Definitie”, z.j.). 1.1.2
Voorwaarden
Om te adopteren moeten adoptieouders voldoen aan enkele voorwaarden. Op de website Belgium.be worden de voorwaarden om te kunnen adopteren opgelijst: “De kandidaatadoptieouders moeten minimum 25 jaar zijn en meer dan 15 jaar in leeftijd verschillen met het geadopteerde kind. Wanneer het gaat om het kind van uw huwelijkspartner of samenwonende partner dan moet u als adoptieouder minstens 18 jaar zijn. Het leeftijdsverschil met de geadopteerde moet in dat geval minimum 10 jaar zijn. Als u wilt adopteren moet u eerst een voorbereiding volgen die georganiseerd wordt door de bevoegde gemeenschap. Daarna moet een jeugdrechter u geschikt en bekwaam achten om te kunnen adopteren. U moet dus de nodige sociale en psychologische kwaliteiten bezitten. De wettelijke ouders van een minderjarig kind moeten akkoord gaan met de adoptie. Vanaf de leeftijd van 12 jaar moet een kind dat geadopteerd wordt zijn of haar toestemming geven.” (“Adoptie”, z.j.). 1.2 Verschillen voor adoptief ouders en biologische ouders Naast deze inhoudelijke verschillen van adopties zijn er ook heel wat verschillen in de opvoeding van een adoptiekind in vergelijking met de opvoeding van een biologisch kind. Het opvoeden van een kind is een gebeuren waar gemiddeld 16 à 18 jaar over gaat of soms nog langer. Een kind is namelijk al die tijd afhankelijk van zijn ouders. Voor ouders is het krijgen van een kind een ingrijpende en vaak de belangrijkste gebeurtenis in hun leven. Adoptieouders bevinden zich daarbij in een speciale positie in vergelijking met biologische ouders. Zowel de motieven tot ouderschap, de opvoeding, de betrokkenheid, enz. vormen verschillen. Daarnaast is de keuze voor een kind bij adoptieouders een zeer doordachte en weloverwogen keuze, wat niet bij alle biologische ouders het geval is. Deze en nog meer factoren zorgen ervoor dat adoptieouders zich onderscheiden van biologische ouders en dat in de opvoeding van een adoptiekind aandacht moet zijn voor andere zaken.
2
René Hoksbergen en Lucile Bunjes (1989) benoemden enkele belangrijke verschillen tussen biologische ouders en adoptieouders. Een eerste groot verschil ligt volgens hen in de betrokkenheid. Zo is een biologische ouder vanaf de eerste adem van het kind en ook daarvoor tijdens de zwangerschap al betrokken. Een adoptieouder heeft deze voorsprong niet. Het is ondertussen geweten dat de eerste levensweken en maanden van een kind erg belangrijk zijn. Ook de familiale achtergrond en genetische factoren zijn bepalend voor de ontwikkeling van een kind (Hoksbergen, Bunjes). Adoptieouders tasten hierbij vaak in het duister en weten weinig af van deze fase in het leven van hun kind. Dit is een duidelijk verschil tussen de positie van een adoptieouder en een biologische ouder. Een tweede verschil ligt volgens Hoksbergen en Bunjes (1989) in het feit dat biologische ouders geen toestemming hoeven te vragen om een nageslacht op de wereld te zetten. Het krijgen van een kind wordt als een privé aangelegenheid gezien en is een recht van iedereen. Adoptieouders moeten dit wel. Zij moeten voldoen aan voorwaarden, een procedure doorlopen en de goedkeuring krijgen van een rechter om een kind te mogen opvoeden. Ze zijn met andere woorden afhankelijk van het oordeel van anderen over hun geschiktheid om een kind op te voeden. Een ander belangrijk verschil volgens Hoksbergen en Bunjes (1989) is er één van de relatie tussen de ouder en het kind. Biologische ouders zijn met hun kind verbonden via de bloedband. Het kind is door deze band meteen verbonden met de ouders. Deze bloedband kan een belangrijke rol spelen in het hechtingsproces. Adoptieouders krijgen een kind van andere ouders en moeten eraan ‘wennen’ dat dit hun kind is. Dit ‘geadopteerd-zijn’ blijft ook een verdere rol spelen doordat het kind er gedurende zijn leven frequent mee geconfronteerd wordt (Hoksbergen & Bunjes, 1989). Dit zorgt ervoor dat een adoptieouder in een speciale positie staat in het opvoedingsproces van zijn kind. Deze positie vraagt een andere aanpak van adoptieouders en een alertheid voor signalen van het kind die hiermee te maken kunnen hebben. Ook Jo Voets benoemt enkele verschillen tussen de opvoeding van een biologisch kind en een adoptief kind (persoonlijke mededeling, 2012). Hij beschrijft opvoeding in de eerste plaats als een ontwikkeling van symbiose naar autonomie, waarbij het kind in de eerste levensfases erg verbonden en nauw samen leeft met de moeder. Naarmate het ouder wordt, richt het zich meer naar de buitenwereld en gaat het zelf leven. Bij adoptiekinderen verloopt dit proces anders, volgens Voets. Zij kennen eerst een symbiotische samenleving met hun biologische moeder. Ze worden daar uitgehaald en moeten een nieuwe symbiose aangaan met de adoptieouder, om daarna tot autonomie te komen. Dit zorgt volgens Voets voor wezenlijke verschillen in de opvoeding van een adoptiekind in vergelijking met een biologisch kind. De start van de opvoeding begint bij een biologisch kind al op het moment van de conceptie. Dit proces kan met een adoptief kind pas starten bij aankomst van het kind en start dus op latere leeftijd. Daarnaast zijn er verschillen op biologisch niveau. De verbinding of symbiose vindt bij een biologisch kind op natuurlijke wijze plaats. Bij een adoptief kind is er sprake van een georganiseerde symbiose. Ook op cultureel vlak wordt een andere aanpak verwacht. Met een biologisch kind vindt er een natuurlijke fitting plaats. Adoptiekinderen en –ouders moeten zich aanpassen aan elkaar. Het kind moet zich inpassen in het gezin. Deze fitting verloopt niet vanzelf (Voets, 2012).
3
Er kan geconcludeerd worden dat adoptieouders voor andere opvoedingstaken staan dan biologische ouders. Ook adoptiekinderen staan voor andere ontwikkelingstaken en uitdagingen bij het opgroeien. 1.3 Gevolgen van adoptie 1.3.1 Impact van de scheiding met biologische moeder Adoptie is voor veel kinderen een goede oplossing. Brodzinsky (1993) stelt dat het merendeel van de geadopteerde kinderen wel vaart in hun nieuwe gezin. Er is volgens hem heel wat literatuur te vinden die positief is over adoptie, vooral als adoptie vergeleken wordt met het alternatief van een verblijf in weeshuizen en voorzieningen. Adoptie is echter een ingrijpende gebeurtenis in het leven van een kind. Ook de ouders ondergaan grote aanpassingen. Adoptie kan dan ook gevolgen hebben op de psychologische ontwikkeling van kinderen. Patrick Luyten (Leuvense Adoptie Studie, persoonlijke mededeling, 2012) wijst op de impact van vroege negatieve levenservaringen op de hersenen. Deze impact kan omkeerbaar zijn, maar kan ook onomkeerbaar zijn wanneer ze in een kritische periode plaatsvindt, zoals de kindertijd of de adolescentie. Onderzoek van de Leuvense Adoptie Studie geeft aan dat het stress-systeem van kinderen ook na de adoptie nog verstoord kan zijn door vroege negatieve levenservaringen. Dit onderzoek toont ons dat deze ervaringen een verandering kunnen veroorzaken in de hersenen en een negatieve impact kunnen hebben op de ontwikkeling van een kind (Luyten, 2012). Adoptie is niet alleen ingrijpend, maar zoals Nancy Verrier (2003) beschrijft, kan het ook een traumatische gebeurtenis zijn in het leven van een kind. Het kind wordt ten eerste gescheiden van de biologische moeder, waar het gedurende 9 maanden verbonden mee is geweest in de baarmoeder. Ook al zijn er goede redenen voor, voor het kind is deze scheiding verlaten worden, volgens Verrier. Er zijn ook steeds meer aanwijzingen dat een baby dit bewust meemaakt en hier gevoelens en herinneringen bij heeft. Hoe vroeg het kind dus ook weggehaald wordt bij de moeder, soms al na enkele minuten, die ervaring van scheiding is er sowieso. Ten tweede wordt het kind overgedragen aan vreemden. Hoe goed die ook voor het kind zorgen, volgens Verrier kunnen ze de moederband nooit volledig vervangen (Verrier, 2003). 1.3.2 Belang van de omstandigheden waarin het kind initieel werd opgevangen Daarnaast zijn de herkomst van een kind en de omstandigheden waarin het zijn eerste levensmaanden en/of -jaren heeft doorgebracht zeker niet onbelangrijk. Zo kunnen sociale en fysieke verwaarlozing of mishandeling een grote impact hebben op de verdere ontwikkeling van een kind. Dit werd aangetoond in een studie bij geadopteerde kinderen uit Roemenië in Nederland (Hoksbergen et al., 2003, 2005). Bij deze kinderen werd aangetoond dat 20% van de onderzochte kinderen leed aan een post-traumatische stressstoornis met bijhorende gedragsproblemen. Er werd in deze studie geconcludeerd dat dergelijke ‘beschadigde’ kinderen niet in gezinnen zouden mogen terechtkomen waar weinig ondersteuning en begeleiding is. Een geschikt adoptiegezin kan namelijk wel dienen als protectieve factor voor het kind. Het biedt de mogelijk om in te halen (Hoksbergen et al.). In een andere studie bij zwaar verwaarloosde Roemeense adoptiekinderen werd gevonden dat een derde van de kinderen communicatie problemen en stereotiep gedrag vertoonden (Hoksbergen, ter 4
Laak, van Dijkum, Rijk & Stoutjesdijk, 2005). Bij enkelen werd ook een ‘postinstitutioneel autistisch syndroom’ vastgesteld. Institutionele opvang van kinderen heeft gevolgen voor de psychische ontwikkeling van een kind. In dat opzicht is adoptie zeker een betere oplossing voor deze kinderen. 1.3.3 Verhoogde kwetsbaarheid Hoewel adoptie een grote aanpassing vraagt van zowel adoptieouders als –kind, kennen de meeste geadopteerde kinderen een normale psychologische ontwikkeling (Brodzinsky, 1987). Adoptie is voor veel kinderen een positieve en geslaagde oplossing. Het merendeel van de geadopteerde kinderen functioneert dan ook goed in hun nieuwe omgeving. Zoals blijkt uit onderzoek zijn adoptiekinderen als groep echter wel kwetsbaarder en hebben ze vaker gedrags-, emotionele of academische problemen dan hun niet-geadopteerde leeftijdsgenoten (Brodzinsky, 1987). We kunnen er dus van uit gaan dat adoptie of de pre-adoptieve periode een invloed heeft op de verdere ontwikkeling van een kind en bijgevolg op het hele gezin. Rond dit onderwerp is veel onderzoek gebeurd en nog steeds aan de gang, vaak met tegenstrijdige conclusies. Heel wat onderzoek concludeert echter toch dat adoptiekinderen vaker gedragsproblemen vertonen en dat ze meer gerepresenteerd zijn in de hulpverlening dan niet-geadopteerde leeftijdsgenoten (Hoksbergen, 1997; Stams, Juffer, Rispens, & Hoksbergen, 2000).
2. Hechting en adoptie Vanuit het perspectief dat adoptie een breuk veroorzaakt in de band met de moeder tijdens de vroege levensfases van een kind, is het aannemelijk ons vragen te stellen bij het hechtingsproces van deze kinderen. Hoe dit hechtingsproces precies verloopt, is al door veel psychologen, psychiaters, dokters e.d. besproken. Om een beter zicht te krijgen op het ontstaan van een hechtingsrelatie en hoe adoptie daar invloed op kan hebben, worden hier enkele belangrijke hechtingstheorieën aangehaald. 2.1 John Bowlby Iemand die we zonder twijfel de grondlegger van de gehechtheidstheorie kunnen noemen is de Engelse psychiater John Bowlby. Bowlby (1969) stelt dat dagdagelijkse interacties tussen een baby en zijn verzorger ervoor zorgen dat het kind interne werkmodellen van gehechtheid gaat vormen. Deze vormen de blauwdruk voor latere relaties. Volgens Bowlby wordt een kind geboren met een aantal eigenschappen waarmee het de ouder dichtbij kan houden. Deze signalen worden opgevangen door de ouder en zorgen ervoor dat de ouder in de nabijheid van het kind blijft en het beschermt tegen gevaren. Wanneer een basis van warme, gevoelige verzorging voorzien is door de ouder, zal volgens Bowlby een affectieve band groeien doordat de cognitieve en emotionele vaardigheden van het kind toenemen (zoals geciteerd in Brysbaert, 2006). Bowlby onderscheidde vier gehechtheidsstadia. Het hechtingsproces begint met de fase voorafgaand aan de eigenlijke hechting (geboorte-6weken) waarin de baby d.m.v. aangeboren signalen zoals lachen, wenen, kijken, … de volwassene dicht bij zich kan houden. Deze fase wordt gevolgd door de fase van beginnende hechting (6 weken-7 maanden). In deze fase wordt 5
een gevoel van vertrouwen ontwikkeld door de interacties die het kind heeft met zijn verzorgers. Er wordt ook al een onderscheid gemaakt tussen vreemden en de vertrouwde verzorgers. Vervolgens komt de fase van de scherp omlijnde hechting (7 maanden – anderhalf à twee jaar) waarin het kind scheidingsangst of verlatingsangst kent. Het hecht zich aan zijn verzorgers en maakt duidelijk onderscheid met vreemden. De laatste fase, vorming van een wederkerige relatie (vanaf anderhalf, twee jaar) houdt in dat het kind begrijpt dat de verzorger terugkomt als die even weg is geweest. De scheidingsangst neemt af en het vertrouwen neemt toe (zoals geciteerd in Brysbaert, 2006). Wanneer een kind in één van deze fases gescheiden wordt van zijn gekende verzorgers, wordt dus ook dit proces van hechting verbroken en omgeleid. Adoptieouders staan voor de taak om hier alert voor te zijn en dit proces om te leiden en terug in goede banen te brengen. 2.2 Mary Ainsworth Ieder kind, ook niet-geadopteerde kinderen doorlopen het hechtingsproces op hun eigen manier en onder andere omstandigheden. Mary Ainsworth et al. (zoals geciteerd in Brysbaert, 2006) onderzochten d.m.v. de ‘vreemde situatie test’ hoe kinderen gehecht waren aan hun ouders. Uit dit onderzoek kwamen vier verschillende hechtingsstijlen naar voor. Iedere persoon past in één van deze hechtingsstijlen. Het is pas wanneer deze stijlen in extremen of uitersten voorkomen dat er sprake is van een pathologische hechting. Het onderzoek van Ainsworth et al. wees op volgende vier hechtingsstijlen: Veilig gehechte kinderen: Deze kinderen gebruiken hun verzorger als veilige basis om de wereld rondom zich te gaan verkennen. Wanneer deze verzorger verdwijnt, zal het kind reageren en soms huilen. Het kan echter getroost worden en het zoekt meteen contact wanneer de vertrouwde verzorger terug in de ruimte is. Vermijdend gehechte kinderen: Deze kinderen reageren weinig wanneer de vertrouwde verzorger verdwijnt. Ze reageren gelijkaardig op vreemden als op de vertrouwde verzorger. Contact wordt vermeden als de verzorger terugkomt ofwel gebeurt de begroeting zeer langzaam en afstandelijk. Angstig/ambivalent gehechte kinderen: Deze kinderen gaan niet snel op verkenning en klampen zich vast aan de verzorger. Ze zijn enorm overstuur als de verzorger weggaat en zijn moeilijk te troosten. Wanneer deze terugkomt reageren ze vastklampend afgewisseld met agressie. Gedesorganiseerd en gedesoriënteerd gehechte kinderen: Deze kinderen zijn het meest onveilig gehecht. Ze zijn bij hereniging met de verzorger in de war en reageren vaak met tegengesteld gedrag. Ze tonen weinig initiatief om contact te nemen met de verzorger en hebben vaak een vlak affect. (zoals geciteerd in Brysbaert, 2006) 2.3 Erik Erikson Ook de ontwikkelingstheorie van Erikson (1987) kan gebruikt worden om na te gaan welke invloed adoptie en scheiding van de moeder heeft op de ontwikkeling van het kind. In de eerste levensfase waarin volgens Erikson het conflict ‘vertrouwen versus wantrouwen’ moet worden opgelost, bouwen kinderen vertrouwen in volwassenen en de wereld op door de warme zorg van hun ouders. Verwaarlozing of mishandeling in deze fase kan ertoe leiden dat een kind een fundamenteel gevoel van wantrouwen ontwikkelt (Brysbaert, 2006). Scheiding van de moeder in deze fase zou ervoor kunnen zorgen dat de ontwikkeling van het vertrouwen van het kind verstoord wordt. Ook in de volgende fases beschreven door Erikson komt een kind voor leeftijdsspecifieke uitdagingen te staan (zoals geciteerd in Brysbaert, 2006). In de tweede ontwikkelingsfase, ‘autonomie versus twijfel en 6
schaamte’ (1-3 jaar), verwerft het kind vaardigheden om voor zichzelf te beslissen. Wanneer het kind hier geen ruimte voor krijgt, kan dit voor twijfel en schaamte zorgen i.p.v. autonomie. In de derde ontwikkelingsfase, ‘initiatief versus schuld’ (3-6 jaar), zal het kind volwassenen gaan nadoen en initiatief nemen. Over-beklemtonen van dit initiatief nemen, kan leiden tot controledrang en schuldgevoelens. De vierde fase, ‘vlijt versus minderwaardigheid’ (6-11 jaar), houdt in dat het kind vaardigheden oefent. Veel negatieve ervaringen in deze periode kunnen ertoe leiden dat het kind een gevoel van incompetentie en minderwaardigheid ontwikkelt. Als adolescent komt men in de fase van ‘identiteit versus rolverwarring’ (12-20 jaar). Daarin worden belangrijke levensvragen beantwoord en zoekt de jongere een plaats om op te nemen in de maatschappij. Als dit niet lukt, heerst er verwarring over de rol die ze als volwassene kunnen opnemen. De fase ‘intimiteit versus isolatie’ (18-30 jaar) is de fase waarin een liefdevolle en intieme relatie wordt aangegaan. Wanneer dit niet lukt, kan er sprake zijn van een gevoel van isolatie en vervreemding. Tekorten in vorige fases kunnen hiertoe leiden. Ook de laatste twee fases, generativiteit versus stagnatie en integriteit versus wanhoop, worden beïnvloed door het verloop van de voorgaande fases. Hoe een kindertijd verloopt en welke steun kinderen krijgen bij het aangaan van deze uitdagingen, bepaalt volgens Erikson in grote mate welke volwassene zij zullen worden en hoe ze latere uitdagingen zullen aangaan (zoals geciteerd in Brysbaert, 2006). Ook hier wordt dus besproken hoe een kind een hechtingspatroon en het aangaan van intieme relaties leert en welke impact dit zal hebben op het latere leven. Ook is duidelijk dat ouders, of verzorgers, een belangrijke rol spelen. In elke fase, vooral de eerste, is het belangrijk dat het kind ondersteund wordt en op de juiste manier gestimuleerd wordt. 2.4 Geen-Bodem-Syndroom Als men over een hechtingsstoornis spreekt, wordt dit ook wel eens het ‘geen-bodem-syndroom’ genoemd. Dit ‘geen-bodem-syndroom’ wordt beschreven door Geertje Van Egmond in haar boek ‘Bodemloos Bestaan’ (2007). Het is een emotionele handicap die ontstaat door ernstige lichamelijke en affectieve verwaarlozing in de vroegkinderlijke periode. Het is geen wetenschappelijke benaming, maar vanuit ervaringen gevormd en volgens Van Egmond (2007) erg herkenbaar voor veel adoptieouders. Dirk Broos en Katrien Van Dun (1997) beschrijven in hun boek ‘Hou me (niet) vast’ ook de tien kenmerken van het geen-bodem-syndroom. Deze komen overeen met de beschrijving van Van Egmond (2007). 1. Er is geen ‘bodem’ in het bestaan. In de eerste levensfase zijn geen affectieve banden gevormd. 2. Er is geen ‘lijn’ in het leven. Daardoor is er weinig gevoel voor tijd en ruimte. Hierdoor lijkt de wereld ongestructureerd en kunnen zich leerproblemen vormen. 3. De gewetensontwikkeling is niet op gang gekomen. 4. Er is geen ‘ik’ en daarnaast geen basaal vertrouwen in volwassenen. Hierdoor is er een onvermogen en/of diepgewortelde angst om relaties aan te gaan. 5. Er is een sterke neiging tot het leggen van oppervlakkige, inwisselbare contacten. Hierdoor is de problematiek voor anderen, buiten het gezin, vaak moeilijker voelbaar en zichtbaar. 7
6. Het kind vertoont ‘survival’-gedrag of schijnaanpassing. Het probeert om de wereld rondom zich onder controle te houden om zichzelf staande te houden. Hierdoor leert het kind geniaal observeren, taxeren en manipuleren. Een groot deel van de energie wordt hieraan gespendeerd. 7. De intieme emotionele banden van het gezin worden als bedreigend ervaren. De verwachting van de gezinsleden naar een vertrouwensrelatie is voor het kind slecht invoelbaar en verwarrend. Dit geeft het kind soms ook het gevoel van anders-zijn, tekortschieten en eenzaamheid. 8. Het vroegste ervaren, misschien reeds van voor de geboorte, van ‘ontkend’, ‘niet gewenst’, ‘afgewezen’ en ‘weggedaan’ te zijn, is onvoorstelbaar vernietigend. Die basale pijn zoekt vaak een uitweg in vernietigingsdrang die zich richt tegen zichzelf (auto-mutilatie), maar vaak ook tegen anderen (moeder). Andere bekende uitingen van die agressie zijn fysiek geweld, uitingen van wreedheid tegen dieren, (dwangmatig) vreten, stelen, vernielen, liegen, slapeloosheid, provocerend seksueel gedrag en weglopen. Meestal ziet men een onverzadigbare honger naar aandacht. 9. Bij zijn handelen, gaat het kind meestal te werk volgens het lustprincipe. Het heeft nauwelijks ‘remmen’ of ‘drempels’. 10. Uitingen van het geen-bodem-syndroom zijn niet of nauwelijks gebonden aan bepaalde landen van herkomst, leeftijd, huidskleur, culturele achtergrond, enz. (geparafraseerd uit Dirk Broos & Katrien Van Dun, 1997) Vaessen (2004) beschrijft enkele voorwaarden om tot een goede hechting te komen: “Lichamelijke en geestelijke gezondheid van de baby, het temperament van het kind, fysieke toegankelijkheid van de opvoeder, psychische toegankelijkheid van de opvoeder, stabiel opvoedingsarrangement, niet te veel kortdurende relaties, veilige gehechtheid van de opvoeder zelf.”(Vaessen, 2004). Veel situaties van adoptiekinderen voldoen niet aan al deze eigenschappen. Wisselende zorgverleners, onstabiele opvoedingsomgevingen, geen toegankelijkheid van een vertrouwde verzorger, enz. zorgen ervoor dat een adoptiekind voor een grotere uitdaging staat om gezonde hechtingsrelaties te ontwikkelen.
2.5 Link tussen adoptie en hechtingsstoornissen Zoals al eerder aangehaald, vindt er bij adoptie meestal een scheiding plaats in een cruciale ontwikkelingsfase van het kind. Er kunnen vragen gesteld worden bij het vermogen van een kind om daarna opnieuw een volwaardige hechtingsrelatie te ontwikkelen met de adoptieouders. Brodzinsky (1987) stelt vast dat de ervaring van adoptie samengaat met enkele ontwikkelingstaken en conflicten die interageren met de ontwikkelingstaken volgens Erikson (1989), zowel voor de ouders als voor de adoptiekinderen. Veel hangt af van de manier waarop de ouders en het kind hiermee omgaan en deze taken doorstaan. Vooral de manier waarop de eerste levensjaren worden doorgebracht, blijken belangrijk voor het ontwikkelen van een gezonde hechtingsstijl. Zo wijst onderzoek (Niemann & Weiss, 2012) uit dat niet zozeer variabelen als adoptieleeftijd, ontwikkelingsleeftijd, lengte en kwaliteit van pre-adoptieve zorgen of gehechtheidsrepresentaties van de moeder de hechtingsstatus van het kind kunnen voorspellen, maar wel het aantal plaatsingen van het kind voor de adoptie en het stressniveau van 8
het kind. Hoe minder pre-adoptieve plaatsingen een kind had en hoe lager het stressniveau was, hoe hoger de hechtingsveiligheid van de kinderen in dit onderzoek. Echter niet alle literatuur wijst op de negatieve gevolgen van adoptie. Onderzoek heeft uitgewezen dat niet zozeer de variabele ‘geadopteerd zijn’ meer risico geeft op probleemgedrag en agressie in vroege volwassenheid, maar dat dit afhangt van andere variabelen (Grotevant et al., 2006). Zowel bij geadopteerde jongeren als niet-geadopteerde jongeren in deze studie zijn dezelfde mechanismen werkzaam in het ontwikkelen van probleemgedrag. De onderzoekers stellen dat bij beide groepen sterke predictoren te vinden zijn in onder andere geslacht, leeftijd, moeders educatieniveau, vroege mishandeling, middelengebruik van vrienden en enkele familierelatievariabelen. Zowel geadopteerde als niet-geadopteerde jongeren worstelen soms met hun identiteitsontwikkeling. Bij geadopteerde zorgt dit soms voor meer uitdagingen doordat hun origine onbekend kan zijn. Ze kunnen ook al vroege negatieve ervaringen meegemaakt hebben bij hun biologische ouders of in een instelling. Deze zorgen voor een verhoogd risico, maar deze variabelen hebben ook bij niet-geadopteerden dergelijke invloed (Grotevant et al.). Er is ook onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om het hechtingspatroon van een adoptiekind aan te passen of te veranderen (Pace & Zavattini, 2010). Er werd in deze studie met laat-geadopteerde kinderen nagegaan of kinderen die onveilig gehecht waren, konden evolueren naar een veilig hechtingspatroon. Dit blijkt mogelijk te zijn, maar het gebeurt gradueel en over een lange tijd. Ook blijkt het hechtingspatroon van de moeder veel invloed te hebben. Veilige gehechtheid van de adoptiemoeder maakt het meer waarschijnlijk dat het hechtingspatroon van het kind nog kan veranderen (Pace & Zavattini). Hierin wordt nogmaals het belang van de rol van de adoptieouders benadrukt.
3. De rol van de ouders 3.1 Adoptieouders en hulpverlening Het vinden van gepaste hulpverlening voor een kind met hechtingsproblemen blijkt niet eenvoudig te zijn voor adoptieouders. Ook de relatie tussen adoptieouders en hulpverleners loopt niet altijd even vlot. Zoals blijkt uit onderzoek vinden veel adoptieouders dat hulpverleners onvoldoende alert zijn voor adoptiekwesties en dat ze onvoldoende kennis over adoptiekinderen hebben (Rykkje, 2007). In dit onderzoek werden adoptieouders bevraagd naar de tekorten die ze ervaren in gezondheidszorg. De meeste informanten in deze studie gaven aan dat ze nood hadden aan nazorg en iemand om mee te praten over gebeurtenissen en gevoelens die samengaan met adoptie. Ze misten echter kennis en begrip bij de meeste hulpverleners. De ouders in dit onderzoek vonden ook dat problemen vaak geminimaliseerd of genormaliseerd werden. De problemen werden gelijk behandeld als bij biologische kinderen en daarbij misten ze aandacht voor de adoptiestatus van hun kind en specifieke aandacht voor adoptiekwesties. Deze en andere signalen die gegeven worden door adoptieouders wijzen erop dat adoptieouders weinig ondersteuning vinden wanneer er problemen zijn met hun adoptiekind.
9
Coby Grasvelt (1999) vertelt in haar boek ‘Adoptie: ouderschap of hulpverlening’ over haar eigen ervaringen met adoptie, hechtingsstoornissen en de uithuisplaatsing van haar adoptiezoon. Ze geeft daarbij ook aan dat de samenwerking met de bestaande hulpverlening niet steeds zo eenvoudig is voor adoptieouders. Dit boek is al enkele jaren oud, maar nog steeds worden er vaak problemen ervaren met hulpverlening. Grasvelt inventariseerde op een studiedag rond dit onderwerp de negatieve ervaringen van ouders en maakte hiervan een ‘klachten-top-tien’: 1. De hulpverleningsstructuur is onduidelijk. 2. Er is een slechte communicatie tussen verschillende instanties. Dit is o.a. te merken bij doorverwijzingen. 3. De bereikbaarheid van professionele hulpverleners is vaak erg beperkt. 4. De weg naar adequate hulp is te lang, de wachtlijsten zijn meestal te lang. 5. In de jeugdhulpverlening staat het kind centraal, waardoor ouders vaak het gevoel hebben dat hulpverleners zich laten misleiden door het voortreffelijke, vriendelijke en aangepaste gedrag van hun kind, zonder te luisteren naar hun raad. 6. Probleemgedrag wordt nog te vaak ondergebracht onder gebruikelijke, klassieke noemers. 7. De ernst van de problematiek wordt vaak onderschat. 8. Er is weinig zicht op hulpverlening voor adoptiekinderen van 18 jaar en ouder. Dit zorgt voor een grote ongerustheid bij ouders. 9. De schuld (er moet te vaak een schuldige zijn) wordt vaak gelegd bij de opvoedkundige kwaliteiten van de ouders. 10. Er wordt door hulpverleners te vaak ten onrechte gedacht wel een band met het kind te kunnen ontwikkelen (geparafraseerd uit Grasvelt, 1999).
3.2 Ouderlijke stress Ouders staan voor een heleboel uitdagingen bij het opvoeden van een kind. Bij een adoptiekind komen daar nog adoptie-specifieke taken bij, zodat het een zware opdracht wordt. Er worden ook steeds meer kinderen met bijzondere zorgen of met een beperking geadopteerd. Een studie naar de psychologische stress van adoptieouders van kinderen met bijzondere noden concludeerde dat de stressniveaus van deze ouders inderdaad hoger lagen dan het gemiddelde (McGlona, Santos, Kazama, Fong, Mueller, 2002). Ook andere studies naar ouderlijke stress bij adoptieouders tonen aan dat bij adoptieouders vaker sprake is van verhoogde stressniveaus (Judge, 2003). Er is nog weinig onderzoek gedaan naar andere emoties en psychische toestanden van adoptieouders, maar het is duidelijk dat deze ouders heel wat doormaken en daarbij niet altijd gepaste ondersteuning vinden. 3.3 Uithuisplaatsing Adoptie heeft zonder twijfel een grote impact op het leven van de ouders en op de rest van het gezin. Zeker wanneer het adoptiekind met een hechtingsstoornis kampt, kan dit grote gevolgen hebben voor het functioneren van een gezin. Hechtingstoornissen gaan vaak samen met gedragsproblemen zoals vermijden, aantrekken en afstoten, liegen, weglopen, woede-uitbarstingen, agressie,… Soms loopt de spanning zodanig hoog op in het gezin dat er beslist wordt om afstand in te bouwen. Dan wordt het kind uit huis geplaatst en verblijft het in een voorziening of op een internaat 10
voor een bepaalde periode. In een reportage op televisiezender één over adoptiekinderen met hechtingsstoornissen werden enkele gevallen van uithuisplaatsing besproken (“Hechtingsstoornissen: niet knuffelen papa!”, 2011). Hierin komen ouders aan bod die vertellen hoe moeilijk je positie als ouder in zo’n geval is: je wilt een dichte band met je kind, maar hoe dichter je komt, hoe meer het kind je afstoot of zich terugtrekt. Omdat het in deze gezinnen niet meer haalbaar was, is overgegaan tot het onderbrengen van de kinderen in een observatie- en behandelingscentrum. Het blijkt voor een kind met een hechtingsstoornis erg moeilijk om te functioneren binnen de hechte banden van een gezin. Daarom is het soms beter om en letterlijk en figuurlijk een meer afstandelijke relatie aan te gaan (“Hechtingsstoornissen: niet knuffelen papa!”, 2011). 3.3.1
Reacties op de uithuisplaatsing
De ouders in deze reportage getuigen ook over de reacties die zij kregen van de buitenwereld op de relatie met hun adoptiekind. Vaak wordt die relatie als koel en afstandelijk gezien en wordt niet begrepen dat dit niet aan de ouders of het kind zelf ligt, maar aan de stoornis die de relatie bepaalt. Deze ouders stootten op onbegrip en verwijten in hun omgeving (“Hechtingsstoornissen: niet knuffelen papa!”, 2011). Ook op internetfora zijn erg uiteenlopende reacties te lezen op hulpvragen van adoptieouders. Er worden ook vaak oordelen geveld over de eventuele uithuisplaatsing van een kind. Dit getuigt van grote verdeeldheid rond dit onderwerp. Volgende reacties zijn voorbeelden die te vinden zijn op een forum van het tijdschrift ‘Libelle’: “Ik vind ‘t persoonlijk nogal wat om je adoptiekindje weer af te moeten staan omdat je ‘t zelf niet meer redt.” (moi61, 2010) “Ouders die een kind uit huis laten plaatsen, geven hun kind niet weg, doen er ook geen afstand van. Het zijn ouders die de moed hebben te zeggen "Ik red het niet meer, ik heb hulp nodig anders ga ik en gaat de rest van mijn gezin er onderdoor.” (rijkje, 2010) “Schouders eronder en ga er voor, kindje heeft al genoeg mee gemaakt. Op latere leeftijd beseffen dat je als kind een door-geef-’stuk’ was, is traumatisch. Een litteken wat altijd blijft.” (Maartje 44, 2010) Ook in Grasvelt (1989), van Egmond (2007) en Veranneman (1991) is te lezen hoe moeilijk ouders het hebben in een dergelijke positie. Daarbij wordt vaak weinig steun vanuit de omgeving ervaren. Hieruit kunnen we afleiden dat de uithuisplaatsing van een adoptiekind gepaard kan gaan met gemengde reacties uit de omgeving. Daarbij is er kans op verwijten, oordelen en onbegrip. Vaak wordt de uithuisplaatsing van een adoptiekind gezien als het opnieuw in de steek laten van het kind. De relatie tussen ouders en een kind met hechtingsstoornissen wordt vaak ook als koel ervaren door de buitenwereld. Op basis van deze reacties kunnen we vermoeden dat ouders in een dergelijke situatie regelmatig moeten opboksen tegen oordelen van hun omgeving. Waarschijnlijk zorgt dit voor extra druk op de ouders en maakt dit het nemen van een dergelijke beslissing, samen met andere factoren, erg moeilijk. Veel getuigenissen zijn er echter niet te vinden van ouders en weinig onderzoek spitst zich toe op die kant van het verhaal. 11
4. Onderzoeksvragen Uit deze literatuurstudie blijkt dat adoptieouders met een kind met een hechtingsstoornis een moeilijk proces te doorlopen hebben. De beslissing om je adoptiekind uit huis te plaatsen, is soms noodzakelijk, maar is een moeilijke beslissing. Het is een kind waarvoor de ouders gekozen hebben en door het kind uit huis te plaatsen, kan het zijn dat de ouders het gevoel hebben dat ze hun kind in de steek laten. Ook in de maatschappij heerst dit oordeel vaak en komen reacties op dergelijke beslissingen van ouders. In de aanwezige literatuur en onderzoeken komt het perspectief van de ouders echter weinig aan bod. Wat hun ervaringen zijn met een problematische adoptie wordt weinig bevraagd. In deze scriptie wordt voornamelijk op dit perspectief gefocust. Dit onderzoek probeert na te gaan hoe ouders dit ervaren en hoe ze ermee omgaan. Ook wordt gezocht naar de link met hulpverlening, met de bedoeling om handvaten te vinden om de hulpverlening beter te laten aansluiten op hun noden. Deze studie hanteert volgende algemene onderzoeksvraag en verdiepende onderzoeksvragen: Wat zijn de subjectieve ervaringen van ouders bij het uit huis plaatsen van hun adoptiekind? -
Wat zijn voor hen redenen om deze beslissing te maken? Hoe zien ze hun eigen aandeel hierin ? Wat ervaren ze als hulpbronnen en steun bij het maken van die beslissing? Welke reacties krijgen ze van hun omgeving en hoe gaan ze daarmee om? Wat zijn hun ervaringen met hulpverlening?
Om deze vragen te onderzoeken, wordt in deze studie een kwalitatief onderzoek gevoerd naar de beleving van adoptieouders. Hiervoor wordt in gesprek gegaan met ouders die hun kind uit huis geplaatst hebben. In het volgende deel wordt deze methode beschreven.
12
METHODE 1. Kwalitatief onderzoek Omdat kwalitatief onderzoek het meest geschikt is om bij te dragen aan het begrijpen van percepties en attitudes (Van Hove & Claes, 2011), past een kwalitatief onderzoek het best bij het opzet van deze thesis. Het is de bedoeling om met dit onderzoek de percepties en subjectieve beleving van adoptieouders na te gaan in een bijzondere situatie, namelijk bij de uithuisplaatsing van hun adoptiekind. De bedoeling is om met dit onderzoek bij te dragen tot een beter begrip van ouders in een dergelijke situatie. Een beter inzicht in hun beleving kan handvaten bieden om een geschiktere ondersteuning te ontwikkelen. Net omdat het gaat om ‘begrip’, ‘beleving’ en ‘geschikte ondersteuning’ vraagt dit om een kwalitatieve benadering waarin de ouders zelf een stem krijgen. Voor het bevragen van deze ervaringen bij de ouders is gekozen voor een ongestructureerd interview. De ouders werden bevraagd naar hun ervaringen, gevoelens, belevenissen en percepties rond het hebben van een adoptiekind met een hechtingsstoornis en rond het maken van de beslissing om dit kind uit huis te plaatsen. Daarbij lag de focus vooral op hun beleving en wat zij belangrijk vonden in dit verhaal. Het gesprek werd bewust niet te veel gestuurd a.d.h.v. vragen. De ouders kregen de vrijheid om zelf te vertellen rond de onderwerpen en aan bod te laten komen wat zij belangrijk vonden. Dit omdat het opzet van deze studie is om de ouders een stem te geven en om hen de kans te geven hun kant van het verhaal te vertellen. Op deze manier wordt data-gestuurd gewerkt en wordt niet vanuit een theorie of vooronderstelling geïnterviewd. Het onderzoeksproces kende verschillende fases die elkaar overlapten en beïnvloedden. In wat volgt worden ze na elkaar beschreven, in werkelijkheid verliepen ze niet steeds chronologisch.
2. Procedure 2.1 Voorbereiding Tijdens de voorbereiding werd een onderwerp gezocht om te onderzoeken. De keuze voor adoptiekinderen en hun ouders komt voort uit mijn interesse voor adoptie die reeds sinds mijn kindertijd aanwezig is. Vooral de relatie tussen de ouders en hun kind vond ik daarbij interessant. Met betrekking tot dit thema werd geprobeerd om een maatschappelijk relevante probleemstelling te vormen. Om dit te doen ben ik in die fase al beginnen lezen en informatie verzamelen over het onderwerp. Zo werd het onderzoeksonderwerp rond uithuisplaatsing van adoptiekinderen gevormd. Wat ook in deze fase beslist werd, was de onderzoeksvorm. Er werd gekozen om interviews af te nemen van adoptieouders en deze te verwerken met behulp van een thematische analyse. Initieel was het ook de bedoeling om adoptiekinderen zelf te gaan bevragen. Naarmate ik verder kwam in mijn zoektocht naar deelnemers, werd duidelijk dat dit voor deze thesis niet mogelijk zou zijn.
13
2.2 Dataverzameling In een tweede fase werd overgegaan tot het verzamelen van data. Er werden deelnemers gezocht en gecontacteerd. Uit ethische overwegingen werd beslist dat vrijwilligheid belangrijk was bij deelname en dat alles anoniem zou verwerkt worden. Dit werd ondersteund door gebruik van een ‘informed consent’. 2.2.1 Deelnemers Om deelnemers voor dit onderzoek te vinden, is te werk gegaan met een rondzendbrief (zie bijlage). Hierin werden kort de opzet van het onderzoek en de bedoelingen ervan geschetst. Ook werd de doelgroep omschreven en werden contactgegevens vermeld voor het geval dat iemand meer info wou of wou deelnemen. Deze brief werd verstuurd naar voorzieningen, vzw’s en diensten die te maken hebben met adoptieouders of met hechtingsstoornissen. Ook aan kennissen en collega’s werd deze brief gegeven met de vraag ze te verspreiden. De eigenlijke deelnemers van het onderzoek hebben allemaal zelf contact opgenomen via e-mail of via de telefoon. In deze eerste kennismaking is meestal nog wat meer informatie gegeven en werd een datum vastgelegd voor een gesprek. Bij het zoeken naar deelnemers heb ik me toegespitst op de doelgroep ‘ouders die hun adoptiekind voor een periode uit huis geplaatst hebben omwille van hechtingsmoeilijkheden’. De doelgroep werd ook op deze manier omschreven op het oproepingsformulier naar deelnemers. Dit is geen grote doelgroep en het zijn vaak erg moeilijke, emotionele en persoonlijke verhalen om te vertellen. Ik heb dan ook gewerkt met een kleine, maar doelgerichte sample. “The logic and power of purposeful sampling…leads to selecting information-rich cases for study in depth. Information-rich cases are those from which one can learn a great deal about issues of central importance to the purpose of the research…”(Patton, 1990). Door het werken met een kleine sample zijn rijke, gedetailleerde cases verkregen waar veel informatie uit gehaald kan worden. Ik heb beslist om de adoptiekinderen zelf niet te interviewen, omdat de ouders dit vaak niet wilden of omdat ze er geen hoop in hadden dat hun kind dit zou willen/kunnen doen op een betrouwbare manier. Aangezien de onderzoeksvragen zich volledig toespitsen op de beleving van de ouders, zijn de kinderen dan ook niet rechtstreeks betrokken in de studie. In totaal werden tien adoptieouders geïnterviewd, dit waren vijf koppels. De koppels werden samen geïnterviewd. Zo werd het telkens een rijk en omvangrijk verhaal. De ouders vulden elkaar aan, gingen soms in discussie, steunden elkaar en konden samen reflecteren over aspecten van hun verhaal. Omdat dit als meerwaarde gezien werd, is ervoor gekozen om de ouders niet apart te interviewen. Elk gezin zat in een ander stadium of fase van het uit huis plaatsen van hun adoptiekind. Vier gezinnen hebben ook eigen kinderen, naast hun adoptiekind(eren). Bij één gezin werden een broer en zusje geadopteerd, de andere waren enkelvoudige adopties. Bij één gezin was het de tweede adoptie. Vier adopties waren internationaal en één adoptie gebeurde binnen België. Om duidelijkheid na te streven bij het bespreken van de resultaten worden in wat volgt de deelnemende gezinnen beschreven en wordt een korte schets van hun verhaal weergegeven. Het 14
gaat om de perceptie van de ouders en wat zij vertelden in het interview. Om de anonimiteit van de ouders en kinderen te bewaren, worden fictieve namen en plaatsnamen gebruikt. Gezin 1 De eerste adoptieouders die geïnterviewd werden, zijn Ann en Bert. Ann en Bert hebben twee adoptiekinderen, Tara en Sam. Tara en Sam komen uit Ethiopië. Daarnaast hebben Ann en Bert twee eigen kinderen. Hun verhaal gaat over hun dochter Tara. Bij de adoptie was Tara 7 jaar en Sam 1 jaar. Ann en Bert zijn hen in hun geboorteland gaan halen met tussenkomst van een adoptiebureau. Ter plaatse merkten ze al op dat Tara zich erg aan hen vastklampte. Na een tijd begonnen Ann en Bert te merken dat Tara moeite had op school. Leren ging minder vlot en ze bouwde een leerachterstand op. Vanaf het vierde leerjaar begonnen er ook op gedragsmatig vlak meer problemen te komen. Thuis liep de spanning steeds hoger op. Tara had soms woedeaanvallen en communicatie tussen Tara en haar ouders werd steeds moeilijker. Dit resulteerde in een crisis waarbij Tara zich drie dagen opsloot in haar kamer. Na een zoektocht langs therapeuten voor Tara en ouderbegeleiding voor de ouders is Tara voor een korte periode opgenomen op een psychiatrische afdeling van het ziekenhuis, waar ze de diagnose ‘reactieve hechtingsstoornis van het geremde type’ kreeg. Tara is uiteindelijk naar een internaat gegaan en later naar een observatie- en behandelingscentrum verhuisd. Daar zit ze nu nog steeds. Ze komt elk weekend naar huis. Tara was bijna 15 jaar op het moment van het interview. Gezin 2 Het tweede koppel ouders dat geïnterviewd werd, waren Katia en Mark. Zij vertelden het verhaal over hun adoptiezoon Joren. Voor Joren geadopteerd werd, hadden ze reeds drie zonen. Ook Jorens geboorteland is Ethiopië. Katia en Mark zijn hem zelf daar gaan halen met tussenkomst van een adoptiebureau. Aanvankelijk was hen doorgegeven dat hij 6 jaar was bij de adoptie. Later bleek dat hij aan een hartafwijking leed en dat zijn ontwikkeling hierdoor geremd was. Dit zorgde ervoor dat hij bij de adoptie kon doorgaan voor een zesjarige. In het eerste jaar dat Joren bij Katia en Mark was, kwamen ze te weten dat hij een hartafwijking had, moest hij twee maal geopereerd worden en kregen ze te horen dat hij in feite al 12 jaar zou geweest zijn bij de adoptie. Dit zorgde voor een groot ongenoegen bij de ouders t.o.v. het adoptiebureau. Joren had moeite op school en ondanks de vele moeite die Katia en Mark deden om hem te doen bijbenen, ging hij maar weinig vooruit. Ook thuis merkten ze steeds vaker problemen. Joren had veel moeite met het delen van aandacht. De spanning in huis nam toe en Joren werd enkele keren opgenomen in een kinderpsychiatrische afdeling. Na een kleine drie jaar kregen Katia en Mark de raad van de kinderpsychiater om Joren op internaat en naar het buitengewoon onderwijs te sturen. Dit hebben ze dan ook gedaan en daar zat Joren op het moment van het interview nog steeds. Joren was op dat moment 16 jaar en komt elk weekend naar huis. Gezin 3 Het derde gesprek was met Wim en Fien. Zij vertelden het verhaal van hun adoptiedochter Lisa. Ze hadden voordat ze Lisa adopteerden reeds vier kinderen. Lisa komt uit Sri Lanka en was 10 maand toen ze mee naar België kwam met Wim en Fien. Wim en Fien namen het kind rechtstreeks over van de moeder onder toezicht van een plaatselijke rechtbank. Vanaf de eerste maanden dat Lisa bij hen in huis was, merkten Wim en Fien op dat het moeilijk ging. Lisa vertoonde gedragsproblemen en 15
pestgedrag zowel thuis als later op school. Van in het begin hadden ze het gevoel dat Lisa zich verzette. Dit resulteerde in grote spanningen thuis en uiteenlopende conflicten. Lisa veranderde verschillende keren van school, maar wist overal de leerkrachten rond haar vingers te winden. Wim en Fien kwamen vaak in contact met politie doordat Lisa diefstallen pleegde of wegliep van huis, school of ziekenhuis. Ook thuis stal ze en zorgde ze voor ruzies. Doordat Lisa intelligent is en sterk is in strategisch denken, werd het moeilijk voor Wim en Fien om haar in de hand te houden. Rond haar 13e ging Lisa op internaat. Ook op het internaat liep het mis en die uithuisplaatsing bracht niet veel beterschap. Lisa kwam ook in contact met mannen en jongens en vertoonde buitensporig gedrag. Ze werd enkele weken opgenomen in een voorziening waar ze onderzochten waar ze terecht kon en hoe ze begeleid moest worden. Daarna is Lisa in een gezinsvervangend tehuis gaan wonen. Wim en Fien gingen vaak op bezoek, maar er waren periodes dat Lisa maar weinig naar huis wou komen. Tot haar 18e bleef ze daar, nadien brak ze met alles en iedereen. Ze ging op zichzelf of bij anderen wonen en geraakte op een verkeerd pad. Ze kregen ook te horen dat Lisa een auto-immuun ziekte heeft, maar Lisa verzorgt zichzelf niet en komt regelmatig in kritieke toestand in het ziekenhuis terecht. Op het moment van het interview was Lisa al 30 jaar. Haar gezondheid is nog steeds een groot probleem. Wim en Fien zien hun dochter niet erg vaak meer, maar hebben regelmatig contact via Facebook. Gezin 4 Het vierde interview vond plaats met David en Marianne. David en Marianne hebben twee adoptiedochters uit India. Rani was ongeveer 2 jaar bij de adoptieen komt uit een weeshuis in Calcutta. De eerste jaren merkten David en Marianne dat Rani veel sliep en soms neerviel. Ze kregen te horen dat ze epilepsie had. Na een aantal jaren verdween die epilepsie maar Rani vertoonde gedragsproblemen. Ze had woede-uitbarstingen en zorgde voor veel conflicten thuis. De woedeuitbarstingen gingen vaak gepaard met geweld en vernielingen. Ook liep ze soms weg. Van haar 8e tot haar 17e verbleef Rani in een orthopedagogisch centrum. Daarna kwam ze terug thuis wonen. Ondertussen werd thuis veel kapotgemaakt en resulteerde een conflict al enkele keren tot geweld naar haar ouders toe. Op het moment van het interview was Rani 20 jaar en ze woont nog steeds bij David , Marianne en haar zus in. Gezin 5 Het vijfde interview was met Eric en Marie. Zij adopteerden hun zoon, Tim, wanneer hij 3 maanden oud was. Bij hen ging het om een binnenlandse adoptie. Naast Tim hebben ze 3 eigen kinderen. De eerste jaren liepen goed, ook op school. Wel zagen Eric en Marie al kleine aanwijzingen. Tim moest steeds iets verder gaan dan wat mocht. Toen Tim in het derde en vierde leerjaar zat, begon het mis te lopen. Hij kwam soms niet thuis, stal regelmatig iets thuis, loog en zijn schoolresultaten gingen achteruit hoewel hij een hoog IQ heeft. Hij veranderde van school en de problemen namen toe. De sfeer in huis was erg gespannen en een gevoel van onveiligheid ontstond. Toen Tim 16 was, zijn Eric en Marie naar de bijzondere jeugdzorg gegaan voor raad. Ze wilden thuisbegeleiding, maar dat was niet mogelijk. Tim is dan naar een observatiecentrum gegaan en daarna naar een gezinsvervangend tehuis, waar hij later op studiotraining kon. Hij werd ook van bijzondere jeugdzorg naar de jeugdrechter doorverwezen. Tim werd enkele keren opgenomen op psychiatrische afdelingen, vaak liep hij weg. Daarna geraakte hij op de dool. Eric en Marie lieten hem uit voorzorg niet meer thuis 16
wonen, maar enkel op bezoek komen. Uiteindelijk woonde Tim op een bepaald moment bij een man, zijn vriend. Hiermee begon, in de ogen van Eric en Marie, een betere periode waarin Tim en de vriend, Geert, vaak op bezoek kwamen bij hen thuis en waarin ze het beter konden vinden met elkaar. Eric en Marie hadden het gevoel dat Geert een goede invloed had op hem. Die relatie begon echter na een tijdje ook fout te lopen en Eric en Marie vertellen dat Geert onlangs omkwam tijdens een ruzie met Tim. Tim zit momenteel in de gevangenis en de ouders gaan door een zeer moeilijke periode. Naast de hechtingsstoornis en het probleemgedrag, is dit interview dus ook het verhaal van twee ouders van een dader. Op het moment van het interview was Tim 25 jaar. 2.2.2 Onderzoeksinstrument Voor dit onderzoek werd gebruik gemaakt van een ongestructureerd interview. Dit hield in dat enkele open beginvragen gesteld werden en dat verder werd gevraagd tot ik als interviewer wist wat ik wou weten. Er was geen vaste volgorde in het stellen van vragen en de formulering van de vragen lag niet vast (interviewvragen zie bijlage). Hierdoor was er de vrijheid om tijdens de gesprekken dieper in te gaan op bepaalde onderwerpen of om de ouders zelf zaken te laten aanbrengen die zij wilden vermelden. De interviewduur varieerde tussen anderhalf uur en drie uur. Bij aanvang van elk interview werd aangegeven welke vragen en thema’s belangrijk waren en waar ik zeker wou op ingaan. Dit gebeurde aan de hand van de volgende mededeling: “Ik wil in dit gesprek graag jullie verhaal horen. Om hiervan een beeld te krijgen zal ik je eerst wat algemene vragen stellen om je gezin en je kind(eren) beter te leren kennen. Vervolgens zou ik graag overgaan naar het verhaal van de adoptie, de thuissituatie in het begin en de sfeer in jullie gezin. Daarbij wil ik nagaan hoe de hechtingsproblemen van je adoptiekind zich manifesteerden en waaraan jullie merkten dat er problemen ontstonden. Vervolgens zou ik graag ingaan op de beslissing die genomen is om afstand te creëren door een eventuele uithuisplaatsing. Daarbij wil ik vooral weten wat jullie daar moeilijk aan vonden, wat jullie geholpen heeft bij het nemen van die beslissing, wat de reacties van jullie omgeving hierop waren en de manier waarop jullie hiermee omgingen. Doorheen het hele verhaal wil ik graag horen wat jullie gedachten, gevoelens en percepties waren en hoe jullie je eigen rol als ouder daarbij inschatten. Als er zaken zijn die je zelf belangrijk vindt, mag je die zeker aanbrengen. Ook wanneer je ergens liever niet op ingaat, mag je me dit laten weten. We zullen beginnen met enkele vragen om jullie gezin wat beter te leren kennen…” Bij het afnemen van het interview werd een inlichtingenformulier (zie bijlage) overhandigd waarin nogmaals de opzet van het onderzoek werd beschreven. Ook werd vermeld dat alles anoniem en volledig vrijwillig gebeurt. Een ‘informed consent’ (zie bijlage) werd ondertekend door alle deelnemers waarbij ze blijk gaven dat ze voldoende geïnformeerd waren en dat ze toestemming gaven om hun materiaal te gebruiken. 2.3 Data-analyse Omdat de data bestaat uit gedetailleerd tekstueel en rijk materiaal heb ik beslist om een thematische analyse uit te voeren van de interviews. Er werd niet vertrokken vanuit een theorie, maar er werd data-gestuurd gewerkt. Vooral wàt gezegd werd, is belangrijk en niet hoe het gezegd werd. Door een thematische analyse uit te voeren, kan nagegaan worden welke overkoepelende thema’s de ouders zelf naar voor brachten en wat belangrijke elementen in hun verhaal zijn. 17
De eerste stap in dit proces bestaat uit data-familiarisatie. In deze fase werden alle interviews uitgetypt en herlezen. Dit zorgde ervoor dat ik de verhalen van de ouders meermaals verwerkt heb. Daarna werd overgegaan naar het coderen van het tekstmateriaal. Dit gebeurde a.d.h.v. het computerprogramma Nvivo 10. Aan alle stukken tekst werd een ‘code’ toegekend over de inhoud van het fragment. Op basis van deze initiële codering werden thema’s gezocht. Deze thema’s werden vervolgens enkele keren herbekeken en hervormd door de codes te herorganiseren. De analyse heeft uiteindelijk geleid tot volgende thema’s en sub-thema’s: 1. Contextgegevens / Feiten 1. Adoptie 2. Oorsprong 3. Bemoeilijkende factoren / eigenschappen 2. Gedrag 1. Uitingen van de hechtingsstoornis / gedragsproblemen 2. Strategieën voor het omgaan met gedragsproblemen 3. Strategieën voor het omgaan met reacties van de buitenwereld 3. Emoties 1. Emoties kind 2. Emoties ouders 4. Relaties 1. Relatie ouder – kind 2. Relatie met broers en zussen 3. Relatie met anderen 5. Beleving van de rol als ouder 6. Externe factoren 1. Ervaringen met hulpverlening 2. Reacties en percepties van de buitenwereld 7. Hulpbronnen 8. Processen 1. Verwerkingsproces 2. Beslissingsproces 3. Gevolgen
18
RESULTATEN De interviews met de ouders werden geanalyseerd aan de hand van een systematische uitvoering van thematische analyse. Tijdens dit proces werd uiteindelijk een structuur van 8 thema’s bekomen met elk enkele subthema’s en onderverdelingen. Deze thema’s zijn gebaseerd op wat de ouders verteld hebben in hun interviews. Ze gaan niet over dé ervaring van alle adoptieouders met een kind met hechtingsstoornissen, maar wel om de beleving van deze ouders. Het zijn persoonlijke verhalen, die uniek zijn. Toch werden gelijkenissen gevonden in de beleving van de ouders. De thema’s worden telkens kort toegelicht en geïllustreerd aan de hand van citaten van de ouders. Aanvullende citaten zijn te vinden in bijlage. In de discussie die na de resultaten volgt, wordt gepoogd een antwoord te bieden op de onderzoeksvragen vanuit deze thema’s en worden deze bevindingen teruggekoppeld naar literatuur en theorie.
Thema 1: Context van de adoptie Het eerste thema verzamelt alle feitelijke gegevens rond de adoptie, de biologische moeder, het thuisland van het kind en enkele feiten die een grote invloed hadden op de aanpassing van het kind en de beleving van de ouders. Elk verhaal heeft zijn eigen context en elke adoptie is dan ook anders verlopen. Toch zijn gelijkenissen te vinden in de ervaringen van de ouders. Figuur 1 toont de drie subthema’s waarin dit thema is onderverdeeld.
Context De adoptie
Oorsprong
Geboorteland
Bemoeilijkende factoren
Biologische moeder
Figuur 1: Structuur thema ‘Context van de adoptie’
1.1 De adoptie Vaak was de adoptie zelf al een bewogen periode voor de ouders. Velen zijn zelf naar het geboorteland van hun kind gegaan om het kind daar te gaan halen. Veel hangt daarbij af van adoptieorganisaties en tussenkomende instanties. Iedere organisatie pakt de adopties op een andere manier aan. Sommigen sturen de kinderen begeleid naar België. David en Marianne gingen hun dochter bijvoorbeeld ophalen in de luchthaven. Anderen kregen het kind rechtstreeks uit de handen van de moeder. “Nu de derde keer dat we haar zagen, was al de keer dat we haar adopteerden. Dat was voor de rechtbank en haar moeder gaf haar werkelijk in onze handen. Ze heeft haar werkelijk gegeven. Ik heb toen nog eens gevraagd: ‘Wil je wel zeker je kind afstaan?’ en dat was geen probleem… Ze wou wel contact met ons, maar de tussenpersoon weigerde dat. Hij zei: ‘Daar 19
beginnen we niet aan, het is jouw keuze. Jij zegt: ‘Ik sta ze af.’ Jij moet haar niet afstaan van ons, maar als je ervoor kiest, willen we niet dat er dan achteraf komt: ‘Ik wil ze toch terug’ en de miserie begint… dus je moet een keuze maken.’”(Interview 3, Wim en Fien) Ook de manier waarop de kinderen voorbereid werden op de adoptie verschilt. Katia en Mark vertellen dat ze niet tevreden zijn over de manier waarop Joren in Ethiopië voorbereid was op de adoptie. “Wat Joren ook had, hij was helemaal niet voorbereid. Hij wist zelfs niet naar welk land hij ging. Wij gaan daar eigenlijk van uit omdat je zelf een heleboel vragen en… Plus: je hebt een fotoalbum moeten maken met alles in. Zogezegd om ze voor te bereiden, maar hij heeft dat nooit gezien. Dat was pure administratie. (…) Joren wist echt niet waar hij naartoe ging en dat zijn de eerste zorgen die eruit kwamen. Als hij wat kon spreken en wat over gevoelens kon spreken, waren dat de eerste dingen die eruit kwamen.” (Interview 2: Katia en Mark)
1.2 Oorsprong Kennis over de biologische ouders en het geboorteland van het kind Vaak wisten de ouders niet erg veel over de situatie waarin het kind opgegeven was voor adoptie en de redenen hiervoor. Fien vertelt dat ze officieel erg weinig informatie hadden gekregen over de redenen van de moeder om haar kind af te staan. “Officieel wisten we de reden voor het afstaan voor adoptie niet. We hebben wel gehoord dat dat mens in echt grote miserie zat, dat haar man haar laten zitten had, dat ze dan nog een kind had van iemand anders, wat dus echt niet gepermitteerd was. Daardoor werd ze uit de maatschappij verstoten. Ze was eigenlijk wel verplicht… Dat was het verhaal, maar officieel weten we dat niet.” (Interview 3: Wim en Fien) Dit wijst erop dat de biologische moeders hun kind vaak afstaan onder druk. Redenen lopen uiteen, maar dikwijls kunnen de moeders gewoon niet anders. Soms kwamen ook verhalen naar boven bij de kinderen. Ze vertelden over hun tijd ginder of over wat ze meemaakten voor de adoptie. Dit bracht soms zaken aan het licht, die eigenlijk niet geweten mochten zijn, zoals in het verhaal van Katia en Mark. “En Joren heeft ook, omdat hij zo oud was, dingen gezegd hé. Hij heeft dingen verteld die eigenlijk niet aan de grote klok gehangen mochten worden hé. Waar heeft Joren honger gehad? Niet bij zijn vader of zijn moeder, niet bij de transit-huisen, niet bij de sociale assistent, maar wel in het eindstation: het weeshuis van degene die de adopties organiseert! Die krijgen duizenden euro’s. Om hen daar iets van te laten eten, daar krijg je heel veel eten voor. Maar dààr heeft Joren dus honger gehad.” (Interview 2: Katia en Mark)
20
1.3 Bemoeilijkende factoren Naast de omstandigheden waarin de adoptie verliep en de situatie van de biologische ouders van de kinderen, zijn er ook enkele andere gegevens die een rol gespeeld hebben bij de aanpassing van het kind aan zijn nieuwe omgeving. Deze feiten kwamen mee met het kind en zorgden ervoor dat de adoptie soms moeilijker verliep dan verwacht. Leeftijd Een eerste gegeven dat de adoptie complexer maakte bij enkele ouders was het feit dat de adoptiebureaus niet steeds de juiste leeftijd meegaven van het kind. Sommige kinderen werden opgelegd dat ze moesten liegen over hun adoptie. Wanneer dit achteraf uitkwam, maakte dit het opnieuw moeilijker voor zowel ouders als kind. “We wisten dat we een meisje van 5 à 6 gingen ophalen, uiteindelijk bleek ze 7 jaar te zijn.” (Interview 1: Ann en Bert) “Ik ben daar een paar keer met hem onder andere gaan zwemmen en in aanraking gekomen in het hotel met andere Ethiopiërs en die zeiden mij toen al dat de leeftijd die hij vertelde niet overeenkwam met zijn gestalte. Daaraan voelde ik toen van: ‘Er klopt hier iets niet.’ De leeftijden zijn daar al gaan rollen. De kinderen wisten dat ze zich moesten uitgeven voor jonger. Dat wisten ze. Dat is duidelijk daar al gezegd geweest dat ze een boodschap hadden gekregen. En dat heeft de eerste maanden waarschijnlijk ook zwaar gewogen op hem hé. Als ze je dat daar in timmeren van: ‘Je moet en je moet en je moet!’ Terwijl je zelf weet dat het niet klopt… Hij was aanvankelijk 6 jaar als hij aankwam, maar hij zal 12 jaar geweest zijn. Hij was heel klein door een hartafwijking, maar dat wisten wij niet en dat was wel een zware hartafwijking” (Interview 2: Katia en Mark) Hieruit blijkt dat sommige adoptiebureaus niet echt correct zijn in de gegevens die ze meegaven met de ouders. Onder andere Katie en Mark waren zwaar ontgoocheld door de adoptiebureaus. Gezondheid Niet enkel de leeftijd werd soms verbloemd, ook over de gezondheid van de kinderen werden dingen verzwegen. Katia en Mark ontdekten in het eerste jaar dat hun zoon hier was, dat hij een zware hartafwijking had. Dit was de oorzaak van zijn kleine gestalte waardoor hij kon doorgaan voor een zesjarige, terwijl hij in werkelijkheid al 12 jaar was. “In het terugkomen, om zijn grootte voor te stellen, heeft hij de helft van de vlucht terug, dat was een nachtvlucht, op Katia haar schoot geslapen. Dat doe je niet met een twaalfjarige. Dan zijn wij thuisgekomen en na een week of drie had hij zijn eerste bronchitis, wat typisch was als gevolg van die hartafwijking, dat gaat naar de longen ook. We gaan naar de huisdokter en die zei: ‘Ik hoor geruis op zijn longen, maar ik hoor ook nog een ander geruis.’ Direct doorgestuurd naar de cardioloog en dan bleek dat hij een zware hartafwijking had.” (Interview 2: Katia en Mark) 21
Taal en IQ Vaak vormde de taal een barrière in het begin. Vooral bij de kinderen die op iets latere leeftijd geadopteerd werden, vertelden de ouders over communicatieproblemen en moeite met de taal. “Maar omdat ze de taal niet machtig was, is zij dan samen met de jongere naar de klas meegegaan. Vanaf het begin was het moeilijk. In het begin steek je het allemaal op de taal. Ze had wel veel hulp nodig.” (Interview 1: Ann en Bert)
Thema 2: Gedrag In het tweede thema wordt alles verzameld wat te maken heeft met gedrag. Uit de data kwamen een groot aantal verwijzingen naar gedragingen voor, zowel van het kind als van de ouders zelf. Een groot deel van de interviews ging over probleemgedrag van hun kind. Ook hun eigen gedrag probeerden de ouders te benoemen en te interpreteren. Figuur 2 toont de drie subthema’s waarin dit thema is onderverdeeld.
Gedrag Ouders
Kind Uitingen hechtingsstoornis / gedragsproblemen
Strategieën voor het omgaan met gedragsproblemen
Strategieën voor het omgaan met reacties van buitenstaanders
Figuur 2: Structuur thema ‘Gedrag’
2.1 Uitingen van de hechtingsstoornis en probleemgedrag De ouders vertelden allemaal veel over het gedrag van hun kind. Vaak ging een erg groot deel van het interview over de gedragsproblemen van hun kind. Daar is uit af te leiden dat het voor de ouders belangrijk was om dit te delen. Vaak vertelden de ouders dat ze in het begin, voor ze wisten van een hechtingsstoornis, al vermoedens hadden dat er iets aan de hand was. Ze merkten signalen op van het kind, vaak al in de eerste weken na de adoptie. Deze eerste signalen werden door de ouders vaak gerelativeerd of er werden redenen aan gegeven. “Op het moment dat we daar toekwamen en dat we ze voor de eerste keer gezien hebben dan was de reactie van Tara dat ze zich aan ons vastgeklampt heeft. Dat vonden wij eigenlijk niet echt normaal, maar dat zijn dingen die ook vooral achteraf uitkomen hé. Op die moment, ge pakt dat kind in uw armen…”(Interview 1: Ann en Bert) Fien vertelt dat ze het vanaf het begin erg zwaar had en meteen merkte dat Lisa zich verzette. 22
“De dag dat we haar gekregen hadden, is Wim naar huis vertrokken. Het was weer één september en hij moest gaan werken. En ik had een aantal weken verlof dus ik bleef daar. De eerste week, dat was één van de lastigste weken van mijn leven. Ik moest nog wachten tot dat de papieren in orde waren en dat duurde nog een week. Ik ben daar dus een week alleen gebleven met haar en echt… Mocht ik haar mama in die week terug gezien hebben, ik gaf haar direct terug. Ik had een sterk voorgevoel dat het niet klopte. Maar ja, met je verstand zeg je: ‘Dat is door mij.’ Ik was ook al lang weg van huis, mijn eigen kinderen had ik ook al een maand gemist. Dat begint door te wegen hé. Dat waren allemaal redenen die ik gaf waarom ik me niet zo goed voelde. Enfin, slecht voelde. Nu ja, we zijn thuisgekomen en eigenlijk heeft dat nooit gevlot. Geen dag. Dat was vanaf de eerste dag miserie.” (Interview 3 Wim en Fien) Ook Marie geeft aan dat ze van in het begin wel wat problemen zag. Deze eerste signalen werden echter nog niet als een echt probleem gezien. Achteraf heeft ze hier haar bedenkingen over. “Je denkt: ‘Het is je kind en dat gaat er wel wat uitgroeien en…’ Maar altijd, vanaf toen hij een kleuter was, als je zei: ‘Zo ver.’ Moest hij er altijd over gaan. En in het begin lachten we daarmee, maar nu lachen we daar niet meer mee want nu is dat in veel ergere mate.” (Interview 5: Eric en Marie) Vormen van gedragsproblemen In de verhalen van de ouders worden veel verschillende manieren vermeld waarop de gedragsproblemen zich manifesteren. Er is sprake van diverse vormen van uitingen van de hechtingsstoornissen. Om dit te duiden worden enkele citaten gegeven bij veel voorkomende problemen. Verschillende ouders vertelden over de manieren waarop hun kind om aandacht vraagt en aandacht nodig heeft. Vaak is ook het delen van aandacht een probleem. “Bijvoorbeeld vorig weekend was ons neefje hier. Die was heel leuk met één van de jongens aan het spelen. Wel, het weekend was om zeep. Alles wat afwijkt van het normale zorgt voor onrust en zorgt ervoor dat hij in concurrentie wilt treden.” (Interview 2: Katia en Mark) Een ander fenomeen waar ze het vaak over hebben zijn de woede-uitbarstingen die hun kinderen soms hebben. “Want ze was klein, maar ze had woede-uitbarstingen zonder reden. Ze sloeg met haar hoofd tegen de muur. Ze smeet de tafel omver, ze smeet een stoel…” (Interview 4: David en Marianne) De gedragsproblemen die beschreven worden in de interviews zijn erg uiteenlopend. Toch komen veel gedragingen terug. Zo vertelden de meeste ouders over zaken als stelen, liegen, weglopen,… Veel anekdotes werden hierover verteld. Enkele citaten ter verduidelijking:
23
“We hebben ook gehoord dat het een echte dievegge is hé. Het is niet een kind dat iets wegneemt, het is een dievegge. Ze passeert en ze neemt het mee hé. Een ander kind gaat eens twijfelen, links en rechts kijken en zal pakken. Zij niet, zij loopt en neemt het mee. Iemand die erbij staat zal het nog nooit gezien hebben.” (Interview 3: Wim en Fien) “De kinderen: ‘Ah Tim heeft dat gepakt!’ en ik zei: ‘Je moet hem niet beschuldigen.’ Maar dan ging ik kijken op zijn kamer en vond ik het. Ik confronteerde hem dan en zei: ‘Tim, kijk, dit lag op je kamer. Je hebt dat genomen van één van je zussen of je broer.’ Dat konden ook prulletjes zijn hé. Een sleutelhanger of zo. Zoals een werkje voor de kleuterklas van onze jongste dochter. Voor hetzelfde geld pakte hij dat mee op zijn kamer. Waarom? Ja, hij moest iets pakken hé.” (Interview 5: Eric en Marie) Wim en Fien vertelden ook over een moment dat hun dochter begon te vertellen dat ze mishandeld werd. Dat resulteerde erin dat ze haar ouders is gaan aangeven aan de politie samen met de ouders van een vriendinnetje. Liegen ging in sommige gevallen dus behoorlijk ver, zoals de ouders vertelden. Ook weglopen zorgde er vaak voor dat de ouders hun kind moesten gaan afhalen op een politiebureau. “Ze is eens naar Gent mee geweest met haar zus en een paar vrienden. Ze wilde gewoon niet meer mee met hen naar huis. Ze waren met de auto. Ze wilde niet mee. Wat heeft ze gedaan… We kregen hier opeens telefoon van de politie en van een ziekenhuis . Men zei dat de politie haar naar het ziekenhuis gebracht had. We kregen dan weer telefoon dat ze daar weggelopen was. Dan nog eens dat ze haar teruggevonden hadden en weer naar het ziekenhuis gebracht hadden. En de politie zei: ‘Jullie moeten haar komen halen . Je bent verplicht om haar af te halen.’ Haar zus wou ons niet voeren omdat ze zo kwaad was. Dus we zijn met de trein naar daar gegaan… Het ging zodanig ver dat ze toen kwaad was op mij ook en weer wegliep van ons. Marianne is haar dan gaan oppikken en dan is ze mee geweest. Wij moesten dus met de trein apart weer naar huis.” (Interview 4: David en Marianne) Ann en Bert vertellen ook over het sterk vermijdende gedrag van hun dochter, ten gevolge van haar hechtingsstoornis. Ook aantrekken en afstoten is een fenomeen dat beschreven werd door de ouders. “En dat is altijd verergerd in die jaren zo… Ze ging altijd meer naar haar kamer. Ze ging ons heel erg vermijden. Zo erg dat op het moment dat wij binnenkwamen in de kamer, dat zij echt buiten ging. En alé, dat is niet meer leefbaar hé zo’n situatie…” (Interview 1: Ann en Bert) Waar de ouders het vaak over hadden, was het manipulerend en complexe gedrag van hun kind. Ze hadden het over de capaciteiten van hun kind om gelijk wie rond de vinger te draaien, om de tuin te leiden of op het verkeerde spoor te zetten in hun voordeel. Ze vertelden dat de buitenwereld en zelfs hulpverlening vaak niet doorheen dit gedrag zag. Dit gedrag werd door alle ouders als erg problematisch ervaren.
24
2.2 Strategieën voor het omgaan met probleemgedrag In de verhalen van de ouders zijn strategieën te herkennen die ze ontwikkeld hebben om met het gedrag en de hechtingsstoornis van hun kind om te gaan. Ze reflecteerden over hun aanpak en over wat ze gedaan hebben om het gedrag van hun kind binnen de perken te houden. Achterdocht Eén van de manieren waarop ouders omgingen met hun kind, is dat ze steeds voorzichtig zijn en zich verwachten aan problemen. Ze houden steeds in het achterhoofd dat het op elk moment opnieuw mis kan gaan. Deze ‘achterdocht’ was in alle verhalen te herkennen. “We houden het altijd in ons achterhoofd, en dat is typisch bij die hechtingsstoornis denk ik, dat je bang bent voor wat er gaat komen hé. Dus ook als er een goed moment is, heb je altijd schrik van: ‘Wat komt er morgen? Wanneer gaat het omslaan?’. En daar worstelen we toch al lang mee.” (Interview 1: Ann en Bert) David en Marianne hebben er ook steeds voor gezorgd dat ze ‘bewijzen’ hadden, wanneer Rani iets ernstigs gedaan had. Bij geweld of vernielingen thuis zorgden ze steeds dat ze dit vastlegden, voor het geval dat ze dit in de toekomst nodig zouden hebben. “Ik heb daar overal foto’s van getrokken. Dus ik heb eventueel bewijzen, plus die doktersbriefjes, moest het zo ver komen…” (Interview 4: David en Marianne) Grenzen en voorwaarden stellen Om zichzelf en hun gezin te beschermen hebben de ouders ook grenzen gesteld of voorwaarden opgelegd. Vaak om het gedrag van hun kind binnen de perken te houden, maar ook om ervoor te zorgen dat hun gezin of zij zelf er niet aan ten onder gingen. Fien vertelt dat ze zelf sterk moest zijn om haar gezin te redden. Ze moest grenzen stellen en deze fel bewaken. “Ik ben ook een type die… Ik heb dikwijls gezegd: ‘Moest ik nu zo een heel braaf iemand geweest zijn, dan was ons gezin kapot.’ Je leest dat in die boeken ook van mensen die door een adoptie hun gezin kapot hebben… Ik heb me even krachtig tegenover haar gesteld. Dat is de redding geweest voor ons gezin, ik weet niet of het de redding van haar is. Ik weet het niet, maar het is ook mijn temperament die zei: ‘Ela, zo niet hé! Dat pik ik niet. Dat is de grens en daar niet over!’” (Interview 3: Wim en Fien) Eric en Marie vertelden over de juridische stappen die ze hebben gezet om zichzelf en hun andere kinderen te beschermen. Hun zoon mocht niet meer thuis komen, niet omdat ze hem niet meer wilden zien, maar uit voorzorgsmaatregel. Ze hebben op een bepaald moment een verbod laten uitschrijven samen met hun advocaat.
25
David en Marianne vertellen dat ze zich afvragen of ze niet beter meer grenzen hadden gesteld. Ze denken dat ze dit te weinig gedaan hebben, waardoor het gedrag van hun dochter misschien nog meer uit de hand gelopen is. “Er zijn veel ouders die kinderen zouden straffen. Zeggen: ‘Je mag niet naar tv kijken’ of zo… Wij hebben dat nooit gedaan. Dus waarom zouden ze iets moeten doen? Ze wisten dat ze toch nooit zouden gestraft worden. Dat is eigenlijk een slechte opvoeding hé.” (Interview 5: David en Marianne) Zich inhouden Uit wat de ouders vertelden, komt ook naar voor dat ze zich vaak ingehouden hebben. Dit omdat ze geen problemen wilden uitlokken of vergroten. Ann en Bert vertellen dat dit ervoor zorgde dat er een spanning in huis hing, omdat iedereen zich inhield. “Je voelde zo meer en meer spanning. Dat is wel een beetje moeilijk te beschrijven. Het is niet zo dat zij hier constant kwaad liep. Maar je voelde spanning en je wist ook niet altijd goed van: ‘Wat ga ik zeggen tegen Tara, zodat ze niet kwaad wordt?’ En zo, dat werd altijd moeilijker. Ze accepteerde dus niet dat wij haar op haar gedrag aanspraken en je voelt dat dan en je begint je in te houden en dat geeft een spanning in huis.” (Interview 1: Ann en Bert) Ook Wim en Fien vertellen dat ze hun woorden wikken en wegen. “En in alles wat we zeggen zeer alert zijn dat er niets van toon in zit die belerend zou zijn, want dan zit het er meteen tegen. Ze voelt dat veel beter dan iemand anders.” (Interview 3: Wim en Fien) David en Marianne hielden zich vooral in vanwege schrik. Ze waren bang dat Rani gewelddadig zou worden of dingen zou vernielen. “Wij hadden in feite schrik van haar, dus we hebben altijd maar toegestemd. Omdat we dachten: ‘Als we dat niet doen, zal ze heel kwaad worden. Dan gaat ze beginnen stampen en slaan en gaat ze dingen kapot doen.’” (Interview 4: David en Marianne)
2.3 Strategieën voor het omgaan met reacties van de buitenwereld In de gedragingen van de ouders zijn verschillende manieren te herkennen waarop ze omgaan met reacties van hun omgeving. Sommige strategieën zijn eerder uit zelfbehoud en bescherming, andere hebben als doel hun omgeving te overtuigen. Openheid In het verhaal van Eric en Marie werd duidelijk dat ze het soms beter vonden om niets over hun situatie te vertellen tegen sommige mensen. Ze kozen er vaak voor om de uithuisplaatsing of
26
problemen met hun zoon niet door te vertellen, om zich zo voor negatieve reacties te beschermen. Ze vertelden het ook dikwijls niet, omdat ze ervan uit gingen dat ze niet begrepen zouden worden. “Er was maar een beperkt aantal mensen die dat wist dat hij uit huis geplaatst was. Mijn broers en zussen, alhoewel mijn broer heeft dat waarschijnlijk niet meteen geweten. (…) Je moest dat dus aan niemand zeggen en nu nog steeds niet. Moest hij hier nu zitten, je zal het niet kunnen geloven. Maar hij heeft echt tamelijk wat psychopaat in hem. Erfelijk ook, hebben ze ons gezegd. Maar je zou zeggen: ‘Alé!?’ Daarmee, je moest dat tegen niemand zeggen, want dat was de charmantste jongen.” (Interview 5: Eric en Marie) Ann en Bert pakten dit anders aan. Zij voelden dat een open communicatie met hun omgeving meer begrip opbracht. “Ja, we hebben ook altijd geprobeerd van heel open te zijn. Ook over dat weglopen bijvoorbeeld, heel open communiceren zodanig dat iedereen de ernst ervan gaat inzien hé. Het feit dat ze nu van school gestuurd wordt… dan begrijpen de mensen het ook: ‘Oké, je wordt niet van school gestuurd omdat je eens een vliegertje door de klas hebt gegooid.’ Dus dat doet bij een aantal mensen wel de ogen open gaan. Maar ja, we zijn ondertussen wel al van 2005 bezig hé.” (Interview 1: Ann en Bert) Zich verdedigen Wim en Fien geven aan dat ze zich vaak moesten verdedigen. “En ja, in de pubertijd was het echt niet meer haalbaar en dan werden we goed begrepen door een psychiater hier. Eigenlijk in dat opzicht hadden we geluk, dat was eigenlijk onze vroegere huisdokter. Die man was eerst huisdokter en is nadien psychiater geworden. Wij waren één van zijn eerste patiënten. Hij kende ons goed waardoor je echt niet het gevoel had dat je je steeds moest verdedigen. Anders hadden wij iedere keer het gevoel dat wij ons moesten verdedigen.” (Interview 3: Wim en Fien) Sensibiliseren Katia en Mark vonden een manier om hun omgeving meer inzicht te geven in de problematiek. Zij vonden een gedicht dat hun situatie goed weergaf en verspreidden dit onder hun kennissen en omgeving. “Op een gegeven moment zijn hun ogen wel een stuk open gegaan. Wij hadden een gedicht gevonden over hechtingsstoornissen op het internet. Twee bladzijden lang was het, maar het gaf wel alles mee. Op een gegeven moment hebben we dat afgeprint en ook doorgemaild naar hen. Er zijn een aantal mensen die op dat moment hun ogen hebben open getrokken.” (Interview 2: Katia en Mark)
27
Relativeren Fien en Wim probeerden zich niet te veel aan te trekken van de reacties door ze op de volgende manier van zich af te zetten. “We denken ook: Wat die mensen zeggen, zij zeggen dat, maar wij denken dat niet hé. Wat zij denken is hun verantwoordelijkheid. Wat wij over die mensen denken, is onze verantwoordelijkheid en daar stopt het mee. In die zin hebben we eigenlijk ontzettend veel geleerd met haar hé.” (Interview 3: Wim en Fien)
Thema 3: Emoties Een derde thema dat besproken wordt in de verhalen van de ouders gaat over emoties en gevoelens. De ouders vertellen zowel over gevoelens die ze herkennen bij hun kind als over gevoelens die ze zelf ervaren. Dit thema valt dan ook uiteen in een subthema over emoties die de ouders benoemen bij hun kind en een subthema over de emotionele toestand van de ouders, zoals weergegeven wordt in figuur 3.
Emoties Innerlijke wereld kind
Emoties ouders
Bedrogen zijn
Trauma's
Zichzelf in vraag stellen
Verlies
Tekort gedaan zijn
Omgang met oorsprong
Schuldgevoelens
Verlies van zelfcontrole
Anders zijn
Motivatie
Mislukking
Schrik
Schaamte
Hoop
Verdriet rond adoptie
Verdriet en pijn Figuur 3: Structuur thema ‘Emoties’
3.1 De innerlijke wereld van het kind De ouders maken in hun verhaal interpretaties van de innerlijke wereld van hun kind. Ze herkennen gevoelens en benoemen enkele emoties die hun kind volgens hen ervaart. Dit is hun perceptie en werd niet bij de kinderen zelf bevraagd. Het gevoel bedrogen te zijn Ann en Bert vertellen dat Tara zich bedrogen voelt door haar biologische moeder en de adoptiedienst.
28
“En ze heeft zo af en toe wel kunnen praten over wat er in Ethiopië, volgens haar dan, gebeurd was. Ze heeft dan ook af en toe wel eens kunnen tonen dat ze heel veel verdriet had dat ze hier was. Verdriet, want haar mama en haar zus wonen ginder nog. En zij heeft dus het gevoel dat haar mama haar in de steek gelaten heeft. Dat die haar met een drogreden naar hier gestuurd heeft: ‘Als je wilt naar school gaan, dan moet je naar het weeshuis en dan kun je naar school gaan.’ Dat was eigenlijk het verhaal van Tara en zij voelt zich dus eigenlijk wel wat bedrogen door haar moeder en die adoptiedienst ginder.” (Interview 1: Ann en Bert) Anders zijn Hun kinderen hebben volgens de ouders vaak het gevoel dat ze anders zijn en anders behandeld worden. Zo’n andere behandeling is echter vaak noodzakelijk, blijkt uit de verhalen van de ouders. “En dan zegt ze altijd: ‘Ik wil zijn zoals de andere kinderen.’ En: ‘Je moet mij behandelen zoals de andere kinderen.’ Maar op de momenten dat je dat doet, dan loopt dat helemaal uit de hand. Dat kan ze dus ook niet.” (Interview 1: Ann en Bert) Verdriet rond adoptie De verwerking van de adoptie liep niet bij alle adoptiekinderen even vlot. De ouders gaven aan dat dit proces moeilijk was en dat het soms veel tijd vroeg om dit te aanvaarden. Ann en Bert merkten bijvoorbeeld dat de adoptie bij hun dochter, Tara, nog helemaal niet verwerkt was. “En dan ook het verhaal van die adoptie, het feit dat ze daar niks van moest hebben, dan hadden wij ook wel de link gelegd dat die adoptie voor haar helemaal niet verwerkt was. Het is heel moeilijk en ze accepteert dat niet. Het feit dat haar mama haar eigenlijk weggestuurd had, dat zat ook hoog. Dat hadden we ondertussen ook wel tussen de lijnen door van haar begrepen hé. En dat is ook één van de redenen waardoor we gezegd hebben: ‘We gaan hulp zoeken. Want wij kunnen haar blijkbaar niet helpen.’ Dat contact tussen Tara en ons werd altijd maar moeilijker. Ze heeft een aantal keren wel met ons kunnen praten over die situatie in Ethiopië, maar dat werd altijd minder.” (Interview 1: Ann en Bert) Trauma’s Soms kwamen de ouders ook te weten dat hun kind trauma’s heeft overgehouden aan zijn verleden. Zo vergeleek de psychiater van Joren hem met een soldaat die uit oorlogsgebied kwam. “En dan is hij uiteindelijk zes weken opgenomen geweest. Daar is dan als advies uitgekomen dat zij vonden dat hij in een residentiële opname moest, dat hij licht mentaal gehandicapt was en dat er bovenop de hechtingsstoornis nog een zware post-traumatische stressstoornis zat. De psychiater zei, dat was toen net in de media van de kerk en al die toestanden die ermee verwant waren, ‘De mensen die ik begeleid... wat uw zoon meegemaakt heeft en meemaakt is tien of twintig keer erger dan wat ik bij die mensen zie die misbruikt zijn binnen het verhaal van de kerk.’ En hij zei: ‘Je moet hem vergelijken met iemand die uit Afghanistan uit de vuurlinie komt en daar maanden heeft gezeten.’, dat zei hij.” (Interview 2: Katia en Mark) 29
3.2 Emoties ouders De ouders benoemden bij zichzelf een groot aantal emoties en gevoelens. In alle verhalen wordt verteld dat ze door een zware periode geweest zijn of dat ze daar nog steeds in zitten. Alle ouders hadden het over de impact die de situatie had op hun emotionele toestand. “Dat is iets wat ook niet leuk is om te vertellen maar Bert en ik hebben er eigenlijk alle twee praktisch doorgezeten hé. Ik ben af en toe in ziekteverlof moeten gaan, gewoon omdat je energie volledig op is. Dat emotionele, het is ongelooflijk hoe dat je leegzuigt. Dit is eigenlijk de belangrijkste reden: het feit dat je voelt dat je gezin uiteen valt.” (Interview 1: Ann en Bert) “Het heeft ook lang geduurd voor mezelf om er over te kunnen spreken zonder overstuur te raken. Ik heb er jaren niet kunnen over babbelen. Ik begon meteen helemaal te bibberen vanbinnen. Dat is zo’n zware ervaring geweest. Ik heb dikwijls gedacht: ‘Moesten wij onze Lisa niet hebben, dan zouden wij toch dolgelukkig zijn. Alles loopt dan op wieltjes.’ Dat was zo’n zwaar probleem en al de andere dingen die mensen ook hebben met hun kinderen, wij hadden ook wel eens met de anderen iets, maar dat was niets. Dat was het spreken niet waard. Dat kwam eigenlijk niet aan bod.” (Interview 3: Wim en Fien) “Wel ja zwaar… Tot de dag van vandaag in feite. Nu nog dikwijls. We hebben nu nog dikwijls zware momenten. Nooit een gerust leven gehad.” (Interview 4: David en Marianne) “E: Die uithuisplaatsing viel ons wel zwaar. Dat sloeg in als een bom. Zo van: ‘Oei, waar beginnen we hier nu aan?’ M: Dat was heel zwaar. Ik ben dan ook in therapie geweest een keer alleen, en ik weet nog dat ik niet meer thuis raakte. Ik was er zo slecht van. Ik reed bijna een kruispunt over en ik had het niet gezien. Ik heb me dan aan de kant gezet om even tot mezelf te komen. Ik was er zo slecht van. Dat is iets wat je niet wilt doen hé, maar je kunt niet anders.” (Interview 5: Eric en Marie) Zichzelf in vraag stellen Alle ouders vertelden dat ze zichzelf en hun eigen kunnen op een bepaald moment in vraag gesteld hebben of dit nog steeds doen. Ze gingen twijfelen aan hun capaciteiten als ouder of over handelingen die ze misschien anders konden aanpakken. “Ik heb vooral de eerste jaren mezelf sterk in vraag gesteld. Die eerste jaren dat dat niet vlotte… Na een tijd, als je ziet wat het probleem is, dan heb ik er leren anders mee omgaan er emotioneel minder van afzien, afstand nemen en geen machtsstrijd aangaan, iedere keer goed bewust zijn van je handelen.” (Interview 1: Ann en Bert) Ook rondom de beslissing hun kind uit huis te plaatsen, kwam dit gevoel vaak naar boven. Marie vertelt dat ze zichzelf niet kon begrijpen wanneer ze haar zoon niet in haar huis liet.
30
“Ik begrijp het zelfs niet van mezelf. Ik dacht soms: ‘Is dat nu normaal wat ik hier doe als moeder? Mijn eigen kind… Sla ik nu door of wat is er met mij? Ben ik nog normaal?’ Je twijfelt aan jezelf. Je denkt: ‘Ben ik nu helemaal aan het doorslaan?’ En toch weet je dat je niet anders kunt.” (Interview 5: Eric en Marie) Schuldgevoelens Een ander gevoel dat de ouders aanbrachten, was een schuldgevoel. Ze hebben soms het gevoel dat ze niet genoeg of niet de juiste dingen gedaan hebben voor hun kind. Ze denken dat het hun schuld is en dat ze mee oorzaak zijn van de problemen. Ook het feit dat ze hun kind in een dergelijke situatie gebracht hebben en dat hun andere kinderen er mee inzitten, zorgt voor veel schuldgevoelens, zoals Ann en Bert vertellen. “Schuldgevoelens, daar zitten we ook vaak mee. Het is niet iemands schuld. Dat hoor je nu ook wel veel: ‘Je moet daarvoor uitkijken, het is niemands schuld.’ Maar je voelt je wel heel erg schuldig. Tegenover haar, dat je haar in zo’n situatie gebracht hebt. Tegenover je eigen kinderen, je biologische kinderen, dat die dat moeten meemaken.” (Interview 1: Ann en Bert) Toch slagen de ouders er vaak ook in om dit gevoel te relativeren en zich erbij neer te leggen dat ze gedaan hebben wat ze konden met goede bedoelingen. “Ik heb ook lang gedacht dat het mijn schuld was hoor! Denken van: ‘Ik heb dat niet goed gedaan.’ (…) Je moet je er bij neerleggen. Ik heb gedaan wat ik kon en was het niet genoeg? Jammer, maar op dat moment kon ik maar dat.” (Interview 3: Wim en Fien) Mislukking De ouders vertelden ook dat ze gevoeld hebben dat ze aan het mislukken waren. Zo vertelden Ann en Bert dat ze op een bepaald moment niet met andere adoptieouders wilden praten, omdat hun situatie toen zo uitzichtloos was, dat ze niet geconfronteerd wilden worden met andere gezinnen waar het wel goed liep. “Die spiraal was toen helemaal naar beneden aan het gaan en je voelt je zo een mislukkeling. Je wilt dat ook niet toegeven hé: ‘Ben ik hier nu als ouder aan het mislukken? Dat kan toch niet?’ en ja, dan op dat moment durf je niet met andere mensen gaan praten… Terwijl, ja oké, nu weet je ook wel dat dat heel normaal is en dat iedereen er wel door gaat. En zelfs het feit dat je vier andere hebt waar het goed mee gaat, waarbij je ziet: ‘Wij doen dat goed.’ Toch heb je het gevoel dat je aan het mislukken bent. Dat is een heel raar gevoel. Je zegt: ‘Je pakt het hier mis aan en alles wat je doet, is mis.’ Dat gevoel is er ook heel sterk, naast dat schuldgevoel dat je hebt.” (Interview 1: Ann en Bert) Ook Fien herkent dit gevoel. “Ik heb het gevoel van mislukken gehad de eerste jaren. Omdat je voelt dat het niet lukt en dat je er niet mee naar buiten kunt komen. Want: ‘Hoe kan een kind van één, twee, drie jaar 31
jou het leven zuur maken? Dat bestaat toch niet, want een kind kan dat nog niet.’ Een kind kan dat wel. Zij kon dat wel. Hoe klein ze ook zijn.” (Interview 3: Wim en Fien) Schaamte Sommige ouders gaven aan dat ze zich wel eens schaamden, vooral over extreem gedrag van hun kind. In zo’n situatie worden dan ook soms harde uitspraken gedaan. “Eén keer als we op de rechtbank waren heb ik gezegd: ‘Nu ben ik blij dat je ziet dat het niet mijn eigen kind is.’ Dat is de enige keer dat ik dat gezegd heb. Ik was zo beschaamd voor haar gedrag. Ik moest tenminste niet zeggen: ‘Ik heb ze op de wereld gezet.’” (Interview 3: Wim en Fien) Verdriet en pijn In veel ervaringen van de ouders zat een gevoel van verdriet en pijn. De oorzaken hiervan liepen uiteen. Katia en Mark vertelden bijvoorbeeld over een aanvaring met de leerkrachten van hun zoon. De leerkrachten reageerden erg emotioneel toen Katia zelf meedeelde op school dat Joren niet in die vorm van onderwijs kon blijven. Ze vond het ongepast dat ze als ouder zelf die boodschap moest geven en dat de leerkrachten dit zelf niet inzagen. Zij had zelf ongelooflijk veel verdriet op dat moment. Ook rond de beslissing om hun kind uit huis te plaatsen is er bij alle ouders veel verdriet geweest. “Hoe ouder ze werd, hoe lastiger dat het werd. Dat ze dus dingen kapot smeet, zomaar. Dus die mevrouw stelde voor om haar naar een orthopedagogisch centrum te doen. Dat is een opvoedingstehuis. Wij hapten niet meteen toe. We wilden dat niet. Die mevrouw zei: ‘Als jullie dat niet doen, zal er eens iets heel ergs gebeuren bij jullie thuis.’ Zij heeft ons overgehaald om Rani dus naar daar te doen. We hebben dat dan tenslotte toch gedaan, met veel pijn in het hart. We hebben veel verdriet gehad en veel geweend.” (Interview 4: David en Marianne) Verlies De ouders benoemden ook een gevoel van verlies en rouwen. Ze hebben het gevoel hun kind kwijt te zijn door de hechtingsstoornis. “Tegelijk heb je dan ook een gevoel van verlies. Dat gevoel hebben we heel sterk gehad. De dochter die je had willen hebben, dat je die niet hebt. Je verliest ze in feite niet. Eigenlijk heb je die nooit gehad. Want als je het achteraf bekijkt, eigenlijk hebben we dat contact nooit gehad. We waren heel veel met haar bezig, maar dat was geen echt contact… We hebben ook nooit het gevoel dat we Tara echt kennen.” (Interview 1: Ann en Bert) Ook Eric en Marie hebben het gevoel dat ze hun zoon kwijt zijn. Bij hen wordt dit nog versterkt door het feit dat hij nu in de gevangenis zit omwille van zware feiten. “We hebben een kind en toch zijn we hem kwijt. Eigenlijk ben je je kind kwijt. Als ze dat doen, ben je je kind kwijt. En toch blijft het onze zoon.” (Interview 5: Eric en Marie) 32
Verlies van zelfcontrole De ouders werden in veel situaties tot het uiterste gedreven. Kwaadheid en onmacht kwamen dan vaak naar boven. Fien vertelt heel open hoe ze soms het gevoel had dat ze zichzelf hierdoor niet meer onder controle had. “Ik heb soms wel gehad dat ik dacht: ‘Blijf daar staan! Kom niet onder mijn handen of ik vermoord je gewoon…’ Het bloed van onder je nagels kon ze halen. Ik zei: ‘Je moet echt uit mijn buurt blijven, want ik weet niet wat ik doe!’” (Interview 3: Wim en Fien) Angst Een gevoel dat bij sommige ouders ook aanwezig was, is schrik en angst. Het gedrag van hun kind en de constante spanning kon ervoor zorgen dat de ouders in angst leefden voor wat er kon gebeuren. Vooral in de gezinnen waar er sprake was van ruzie en agressie, was er bij de ouders soms sprake van angst. “We sluiten zelfs de deur van de slaapkamer, omdat we schrik hebben van haar. Ik vind dat we ons nu aan alles kunnen verwachten. Nu is het beter, ja, maar we zijn altijd ongerust. We voelen: ze is tot alles in staat.” (Interview 4: David en Marianne) Hoop Naast al deze emoties spraken de ouders ook vaak over hoop. Ze hopen op een goeie toekomst voor hun kind en zichzelf. Bij enkelen is die hoop al wat geminderd door omstandigheden, bij anderen is die nog heel sterk aanwezig. “Ik hoop dat ze in een goede vriendenkring terechtkomt, dat ze goede sociale relaties krijgt, relaties waarin ze zich veilig voelt. Ik denk dat dat belangrijk is voor haar. Of dat nu bij ons thuis zal zijn… Ze zal ooit weggaan van ons. Ze zal ooit ergens anders terechtkomen. We weten niet goed waar ze zal terechtkomen. Maar dat ze daar een veilige toekomst heeft. Ik denk dat dat onze grootste bezorgdheid en droom of wens is voor Tara.” (Interview 1: Ann en Bert) Er werd ook hoop gekoesterd dat het nog zal beteren, dat ze er nog iets aan konden veranderen. Vaak waren de ouders echter realistisch en voorzichtig met hun hoop. “Er zijn altijd veel mensen en dokters die gezegd hebben: ‘Met de jaren kan dat er uit groeien.’ Maar dat is dus niet zeker. Ze is wel verbeterd, maar natuurlijk nog niet… Je mag nu iets zeggen dat haar niet aanstaat, ze zal nog steeds beginnen…. Ze is nu 20 jaar, ze wordt 21 jaar. Het is al veel verbeterd, het kan nog altijd verbeteren, maar euh, dat dat er helemaal uit zal gaan? Dat denk ik niet. Misschien wel veel verbeteren, maar helemaal eruit, dat kan niet.” (Interview 4: David en Marianne) Vaak zagen de ouders ook dat eens gekoesterde hoop achteraf tevergeefs bleek.
33
“Die ene voorziening en de psychiater waren onze redding hé. (Tegen Wim) Ik weet nog dat hij zei tegen jou: ‘Dat kind is bodemloos. Snap je dat niet?Bodemloos…’ Maar jij zei: ‘Ik wil nog altijd proberen!’ We zijn een paar keer bij hem geweest hé. ‘Er gaat misschien iets aan de wand blijven hangen’, zei Wim, ‘We geven dat nog niet op, we doen nog voort.’ En de psychiater zei: ‘Proficiat, ik wil je niet ‘décourageren’, maar…’ Hij zei: ‘Ze zal in de prostitutie komen, ze zal drugs nemen, ze zal…’, en hij heeft gelijk hé. Ze zit niet echt in de prostitutie, niet als prostitué, maar ja… Het neigt er toch naar. Het houdt niks in als er één langs de straat loopt die haar aanstaat.” (Interview 3: Wim en Fien) “De mensen zeggen dan: ‘Hij heeft toch veel meegekregen? Vroeg of laat komt hij wel op zijn pootjes terecht.’ Dat kunnen we nu wel vergeten hé. Vroeger hadden we altijd nog wat hoop. Zelfs nu met Geert hadden we nog altijd het idee dat hij toch op goeie weg was. Maar dan gebeurt dit en valt alles weer in elkaar.” (Interview 5: Eric en Marie)
Thema 4: Beleving van de rol als ouder
In dit thema worden de belevingen van de ouders i.v.m. hun rol als ouder samengevat. Omwille van de turbulente relatie met hun kind, de buitenwereld en hulpverlening staan de ouders vaak stil bij hun positie als ouder. Figuur 4 toont de vijf subthema’s waarin dit thema is onderverdeeld.
Rol als ouder Kansen geven
Levenslang
Opvoeden
Verantwoordelijkheid
Zorgen Investering Figuur 4: Structuur thema ‘Beleving van de rol als ouder’
Alle ouders in deze studie gaven aan dat ze klaar staan voor hun kinderen, dat ze alles doen wat ze kunnen. Uit de verhalen blijkt dat ze zichzelf steeds als ouder van dit kind blijven zien, hoe moeilijk het ook gaat. Hun ouderrol blijft doorgaan. Ze vertelden dat ze alles doen wat in hun mogelijkheden ligt voor hun kinderen. “We trachtten er altijd voor te zorgen dat we klaar stonden voor hem, maar met de moed der wanhoop hé. We trachtten hem te helpen in de mate van het mogelijke hé.” (Interview 5: Eric en Marie)
34
4.1 Kansen geven Vader of moeder zijn, houdt voor de ouders ook in, dat ze hun kind veel kansen geven. Ook wanneer vertrouwen gebroken was, wilden de ouders steeds nieuwe kansen geven aan hun kind. Fien vertelt dat ze na drie jaar al aan het einde van hun Latijn zaten met Lisa, toch koos ze er als ouder voor om haar kind meer kansen te geven. “Ik weet nog, als ze een jaar of vier was, dat Wim gezegd heeft: ‘We doen ze weg.’ Ik dacht: ‘Alé, ze was tien maand als ze hier kwam, ze was hier dan nog maar drie jaar. Je kunt dat kind toch nog meer kansen geven dan die drie jaar.’” (Interview 3: Wim en Fien) Eric en Marie vertellen ook dat Tim misschien wel meer kansen gekregen heeft dan hun andere kinderen. “Eigenlijk heeft hij soms dingen gehad, die de andere niet gekregen hebben, omdat je alles doet om hem toch op het goeie pad te houden.” (Interview 5: Eric en Marie) 4.2 Opvoeden Wat de ouders ook zagen als deel van hun rol is dat ze trachtten hun kind een opvoeding mee te geven, zo goed en zo kwaad als het kon. Soms kregen ze daarbij tegenwind en werd hen gezegd dat ze teveel van hun kind verwachtten, zoals bij Wim en Fien. “En aan de andere kant, en dat is dan het pijnlijke voor ons, krijgen wij indirect of direct onder onze voeten omdat we veel te streng zijn. Bijvoorbeeld: onze kinderen moesten ’s avonds hun kleren opplooien en in een bakje leggen. Gewoon een vorm van ordening en elk heeft een deeltaak. Maar ja: ‘Voor Lisa mag je dat niet doen, dat is veel te streng…’ Maar alé, de wc’s moesten gekuist worden, er moest afgewassen worden, ja, we zijn met 7 hé! Taakjes, opvoeding gewoon. En we werken met twee hé. Met twee en met vijf kinderen…dat was te streng. Dat zijn allemaal dingen die we niet mochten verwachten van haar. Wij gaan daar nog altijd niet mee akkoord. Je mag dat wel verwachten. Iemand stimuleren in zijn luiheid, dat kan nooit goed zijn.” (Interview 3: Wim en Fien) David en Marie kijken achteraf met twijfels terug op de opvoeding die ze hun kinderen gegeven hebben. Ze hebben het gevoel dat die misschien te laks was. “Er zouden vele ouders in onze schoenen veel strenger geweest zijn. Hadden wij er meer achter gezeten dan zou het misschien ook anders of misschien beter geweest zijn. Dat weet je niet. Er werd altijd gezegd dat we veel te braaf zijn. We zijn veel te braaf. We zijn zeer brave ouders, zeiden ze.” (Interview 4: David en Marianne) 4.3 Investering Als ouder offer je veel op voor je kinderen en investeer je in hun opvoeding en toekomst. De meeste ouders vertelden dat ze veel geïnvesteerd hebben in hun kind. Vooral tijd en moeite zijn factoren die vaak besproken worden. Ann en Bert vertellen dat ze heel veel tijd en energie in Tara gestoken hebben en dat doen ze nog steeds. 35
“Dat is nog zoiets: van 2008 tot 2010 was het precies of dat het alleen nog maar Tara was hé. B: Ja, elke avond als je hier zat, praatte je over niks anders. En dat put u wat uit ook hé. Precies of je over niks anders meer kunt praten. Je bent er altijd mee bezig, het is altijd maar aan het draaien in je hoofd: ‘Wat gaan we nu doen met Tara? Wat is de oplossing?…’” (Interview 1: Ann en Bert) 4.4 Zorgen maken Ouder zijn, hield bij deze ouders ook in dat ze zich veel zorgen maakten. Deze zorgen gingen over allerlei verschillende onderwerpen. Veel zorgen gingen bijvoorbeeld over de toekomst. Katia en Mark maken zich bijvoorbeeld zorgen over de vraag of Joren in de toekomst ooit zelf kinderen zal hebben. “Ik hoop dat die niet met kindjes afkomt, want daar kan die niet voor zorgen hé. Als je zelf… Maar daar kun je ook niks tegen doen. De wet geeft al niets in handen voor zo’n jongens. Je kunt het in overleg met hem bespreken. Ik kan dat proberen met hem. Net zoals ik over begeleid wonen en werk en zo babbel, zo zou ik met hem wel over die dingen kunnen babbelen. Zo van: ‘Kindjes, dat is toch niet…’ Maar het zal van hem moeten komen hé. Ik kan hem daarin wel bewerken, maar ja… Het is wel erg dat de wet daar niet in tussenkomt. Ik snap dat wel hé, dat die ook beschermd moeten worden, dat een ander daar niet over moet beslissen. Maar langs de andere kant: als zij kinderen op de wereld zetten, wat creëren ze? Die mentale handicap, dat maakt me niet uit dat dat ook zo’n kindje zou zijn. Maar dat sociale…Die kan niet voor een goede start zorgen. Die kan een kleine niet geven wat het nodig heeft. Op het moment dat het eten moet hebben, het juiste eten geven… Dus een ander moet dat weer overnemen. Dus ik denk dat wij nog wel wat tegemoet gaan.” (Interview 2: Katia en Mark) David en Marianne maken zich zorgen over de zelfstandigheid van Rani in de toekomst. “Het is ook iemand die precies altijd iemand nodig heeft. Alles moet in haar handen gegeven worden. We hebben wel een beetje schrik dat ze niet op eigen benen zal kunnen staan. En dat zouden we ook wel wensen, dat ze meer zelfstandig zou kunnen zijn.” (Interview 4: David en Marianne) Eric en Marie maken zich dan weer zorgen over het vrijkomen van hun zoon en hoe het dan verder moet. “Vroeg of laat komt hij vrij. Dat zal voor iedereen onrust meebrengen. Ook voor ons. Wij worden ook ouder en vroeg of laat zit één van ons hier alleen hé. Daar mag je niet aan denken hé. In het begin dacht ik zelfs: ‘Het is te hopen dat we een natuurlijke dood mogen sterven!’ Ik mag er niet altijd aan denken.” (Interview 5: Eric en Marie) 4.5 Levenslang De rol van ouder zien ze ook als een levenslange verbintenis. Het blijft hun kind en de rest van hun leven zullen ze ervoor instaan. David en Marianne zien in dat ze waarschijnlijk nog een lange tijd samen met hun dochter zullen leven en voor haar zorgen. 36
“Dus wij twijfelen wat aan haar toekomst. Ik denk dat ze altijd zal thuisblijven. Ze is veel verbeterd, maar we zullen toch nooit een normaal leven hebben als ze altijd zal thuisblijven. We zullen nooit gerust zijn. Veel dingen zullen niet mogelijk zijn, we gaan altijd moeten rekening houden met haar.” (Interview 4: David en Marianne) Eric en Marie maakten ook duidelijk aan hun zoon dat ze er als ouders steeds voor hem zullen zijn, ondanks alles wat gebeurd is en dat hij nu in de gevangenis zit. “Ik had hem dat ook gezegd toen we contact hadden de eerste keer. Het was dan nog: ‘Je blijft mijn zoon. Als er iets is dat we kunnen doen… Je kunt altijd nog rekenen op mij.’ Maar ik heb hem gezegd dat het zeker niet als vroeger zou zijn. Hij heeft een brug opgeblazen. Dat komt niet meer goed. En volgens mij beseft hij dat wel.” (Interview 5: Eric en Marie) 4.6 Verantwoordelijkheid Een factor die ook bij het ouder zijn komt kijken, is de verantwoordelijkheid voor je kind. Alle ouders blijven over het algemeen aansprakelijk en verantwoordelijk voor hun kind. Wim en Fien vertellen dat ze voor de rechtbank moesten komen, omdat hun dochter een reeks diefstallen gepleegd had. “Toen zijn ze naar de rechtbank gestapt hé. Toen moesten wij daar…wij waren de verantwoordelijken hé. Pas op, het werd gebundeld met negen andere gevallen. Het waren tien gevallen geloof ik. Allemaal aanklachten van stelen. En als ouder ben je dus verantwoordelijk tot hun 18 jaar, zelfs als dat kind niet in huis komt of woont hé. We waren voor alles verantwoordelijk, terwijl je zelfs voor de rechtbank zegt: ‘Kijk, ik heb ze niet onder controle…’ Dat speelt totaal geen rol.” (Interview 3: Wim en Fien)
Thema 5: Relaties
Het vierde thema verzamelt alles wat te maken heeft met relaties. Alle vermeldingen van relationele aspecten worden hierin gebundeld en onderverdeeld. Figuur 5 toont in welke drie subthema’s dit thema wordt onderverdeeld: De relatie tussen de ouders en hun adoptiekind, de relatie van het kind met broers en zussen en de relatie van het kind met anderen.
37
Relaties Relatie kind - ouders
Relatie met broers en zussen
Relatie met anderen
Band
Band
Attitude naar buitenstaanders
Communicatie
Evenwaardigheid
Goede contacten
Vertrouwen
Intieme relaties
Graag zien
Het goede blijven zien Figuur 5: Structuur thema ‘Relaties’
5.1 Relatie tussen het kind en de ouders Communicatie De communicatie tussen de ouders en hun kind liep niet altijd even vlot. Alle ouders vertelden dat het moeilijk was om een goed gesprek aan te gaan met hun kind. Vaak was het moeilijk voor het kind om zaken te delen en om te praten over gevoelens. Bert vertelt dat hij erg alert moet zijn voor wat Tara zegt, dat ze soms wel iets laat vallen waar meer achter zit. Maar het blijft heel moeilijk voor de ouders om te weten wat ze denkt en voelt, vertelt Ann. Als ouder ga je dan interpreteren en vorm je soms een verkeerd beeld van wat ze denkt. “Dat blijft ook heel moeilijk met Tara, ik heb het al een paar keer gezegd. Dat je niet weet van Tara: ‘Wat denkt ze? Wat voelt ze?’ En dan interpreteren wij ook altijd. We proberen te interpreteren wat zij zou denken of zou voelen. En dat maakt het heel moeilijk. Som zitten we totaal op het verkeerde spoor en denk je: ‘Ze denkt nu dat of ze denkt nu dit.’ Maar dan is ze eigenlijk met iets helemaal anders bezig of voelt ze misschien iets helemaal anders. Omdat ze zo heel weinig vertelt ook over wat ze voelt hé.” (Interview 1: Ann en Bert) Ook Katia en Mark vertellen dat de communicatie met Joren in het begin erg stroef verliep. Ook nu nog komen ze maar beetje bij beetje iets te weten over zijn gevoelens en gedachten. Het lukt hem echter af en toe wel al om iets gevoelsmatig te verwoorden, wat Katia en Mark een grote vooruitgang vinden. “En toen zei hij: ‘Doe het maar op uw gemakske!’ Voor hem is dat… Dat is ongelooflijk hé! Want hij is… Hij paait mensen, of hij gaat zo’n dingen zeggen als hij iets wilt bereiken. Vaak zit daar iets anders achter. Maar hier had hij niks bij te winnen of … dat was zo…” (Interview 2: Katia en Mark)
38
Ook Fien vertelt dat ze niet op een normale manier kon communiceren met Lisa. Fien en Wim communiceren nu op een gecontroleerde wijze met haar om geen conflict uit te lokken. “Na een tijd, als je ziet wat het probleem is, dan heb ik er leren anders mee omgaan. Er emotioneel minder van afzien, afstand nemen en geen machtsstrijd aangaan, iedere keer goed bewust zijn van je handelen. Sindsdien heb ik geen enkel normaal gesprek meer met haar gevoerd. Wel wat losse babbels, maar… En er altijd voor zorgen dat het gesprek goed eindigt, dat we er een goed gevoel aan overhouden, zowel zij als ik. Ook al weet ik dat wat ze vertelt een leugen is of een halve waarheid…” (Interview 3: Wim en Fien) Vertrouwen Eric en Marie vertelden dat vertrouwen altijd al een moeilijk gegeven was in de relatie met hun zoon. “We waren het vertrouwen eigenlijk terug een beetje aan het opbouwen, want vroeger was het vertrouwen al zoek geraakt. Ik durfde hem nooit alleen laten als hij hier was en nu op het einde ging ik al eens even weg. Nooit lang, ik kwam altijd kijken omdat ik nooit gerust was. Ik keek altijd of er handtassen van bezoekers stonden of als alle sleutels en portefeuilles van ons weg zaten. Zelfs mijn kamerdeur deed ik op slot. Ik was dat net ietwat aan het lossen. Maar ja, nu is dat tevergeefs geweest. Het vertrouwen is volledig zoek. Je kunt dat niet meer herstellen.” (Interview 5: Eric en Marie) Graag zien Alle ouders hadden het over het feit dat ze hun kind graag zien, wat er ook gebeurt. Toch was het op sommige momenten moeilijk om dit vol te houden. Zo vertelt Fien dat het zodanig lastig is geweest, dat ze het moeilijk vond om haar dochter op zo’n moment echt graag te zien. “Er zijn zo van die mensen die zeggen: ‘Ik heb een kind geboren in mijn buik en een kind onder mijn hart.’ Maar ik heb dat nooit gevoeld met Lisa hoor. Je kon dat niet graag zien. Dat was zo moeilijk… Een kind dat je hele dagen de duvel aandoet. Je moet dat maar eens proberen graag te zien. Je mocht dat ook niet zeggen aan de buitenwereld.” (Interview 3: Wim en Fien) Toch blijven de ouders hun kind graag zien en blijft het hun kind, wat er ook gebeurt. Zo vertelt Fien een tijdje na de vorige reactie dat Lisa toch een plaats in haar hart heeft. “Ons Lisaatje… En raar, toch heb je er een warm gevoel voor hoor. Nu ze op afstand is hé. Het moment dat ze er was niet, want dat was zo hard en zo lastig… Maar nu ze op afstand is, heb je er eigenlijk wel een warm gevoel voor. En als er iets met haar gebeurt, ga je nog onmiddellijk alles laten vallen en er naartoe gaan.” (Interview 3: Wim en Fien) David merkt op dat hij zijn adoptiekinderen, ondanks de moeilijkheden, waarschijnlijk liever ziet dan als hij natuurlijke kinderen zou hebben.
39
“Ze zouden dikwijls zeggen: ‘Dat zijn geadopteerde kinderen, dat zijn geen bloedeigen kinderen.’ Maar ik denk dat wij zo’n kinderen liever zien dan eigen kinderen. Omdat je zo’n lange wachttijd hebt doorstaan, zo veel papieren hebt moeten invullen… (stilte) Ik ben ervan overtuigd dat we… Nog eens erbij wetend dat we geen eigen kinderen konden krijgen! Op die manier wel, dus we waren dubbel zo content. We hadden hier graag een kind. Dus zo…zie je de kinderen waarschijnlijk nog liever.” (Interview 4: David en Marianne) Ook Marie ervaart dit gevoel, ook al heeft ze momenten gedacht dat ze dit nooit meer zou voelen. “En toch blijf je dat graag zien hé. In het begin had ik dat, dat ik dat niet meer voelde dat ik hem graag zag. Maar nu heb ik dat toch nog altijd. Je ziet hem graag en je blijft hem graag zien. Je kunt je dat niet voorstellen, maar dat blijft je kind. En dat het geadopteerd is, dat maakt niet uit. Mij maakt dat niet uit. Je hebt ze verwacht vanaf ze baby waren, dus ja…” (Interview 5: Eric en Marie) Marie communiceerde ook met haar zoon dat ze hem graag ziet en dat ze daarom bepaalde beslissingen heeft moeten nemen. “Ik heb hem nog dikwijls gezegd: ‘Tim, het is misschien niet te begrijpen hé. Uit huis moeten en zo. Maar kijk: ook dat is je graag zien. Wat ik nu doe voor je, ik vind het wreed dat ik het moet doen, maar ook dat is je graag zien en ook mezelf graag zien. Het is jou graag zien en mezelf graag zien.’” (Interview 5: Eric en Marie) Het goede in het kind blijven zien Wat in alle verhalen opviel, is dat de ouders ook steeds het goede in het kind blijven zien, ondanks de zware verhalen. Ze vinden dat het kind geen schuld treft. Wanneer Katia en Mark reflecteerden over Joren die eventueel later zelf ook kinderen zou kunnen hebben, verwoordden ze het volgende: “Het is en blijft een kind. En een kind dat lacht bij een ander. Een kind waar je aan de ene kant compassie mee moet hebben omwille van zijn verleden. Maar ook een kind dat aan de andere kant oorlog maakt, die nieuwe misdaden begaat, nieuwe kleine rampen voor andere kinderen en mensen veroorzaakt. Het is een kind dat verknoeid is. Het is zijn eigen schuld niet dat hij verknoeid is, maar op zich verknoeit hij zelf ook dingen.” (Interview 2: Katia en Mark) Ook de band met hun kind blijven ze zien en voelen, ook al is die moeilijk. “En als wij haar gaan bezoeken als ze daar soms bijna dood is. Dan zijn er dikke tranen enzovoort. En dat is gemeend hé, ze is geen ‘komediante’. Ze ziet ons ook graag hé. Je voelt dat wel. Maar het kan niet hé… er is iets dat het belet. En ze ziet er ook van af hoor. Ja zeker. Maar goed, we hebben het niet allemaal onder controle hé.” (Interview 3: Wim en Fien) Doorheen de verhalen kwamen positieve aspecten over de band met hun kind naar boven doorheen alle moeilijkheden. Ook leuke momenten werden verteld door de ouders. 40
5.2 Relatie met broers of zussen Band Sommige ouders getuigden dat er goede contacten kunnen zijn met de broers en zussen. Soms trekt hun adoptiekind zich op aan één van de zussen of broers. Wim en Fien zien ook dat er enige vorm van band is tussen Lisa en haar broers. Van hen aanvaardt ze autoriteit die ze van anderen niet zou aanvaarden. “Af en toe gebeurt het in het ziekenhuis dat ze weigert om behandeld te worden en dan moeten ze haar broer roepen. Die moet haar dan ompraten en dat lukt meestal. Hij praat met haar en zegt: ‘Je gaat het nu doen.’ En raar maar waar, maar dan valt ze. Als haar broers zoiets zeggen, die autoriteit aanvaardt ze wel. Met tegenzin, maar ze aanvaardt het. Er is daar toch iets van band.” “Via via horen we toch ook dat ze fier is op haar familie hoor. Het is niet dat ze er niet wil bij zijn. Nee, ze is lid van ons gezin hé. Ze zal zeggen: ‘Ik heb broers en mijn vader dit en mijn moeder dat.’ Dus ze is er fier op hé.” (Interview 3: Wim en Fien) Toch loopt het soms ook mis en ontstaat er conflict met een broer of zus. Zo vertellen David en Marianne dat het tussen hun twee adoptiekinderen wel eens misliep. Rani gedroeg zich vaak bazig en dit zorgde voor conflicten. “Haar zus zat bijvoorbeeld gewoon in de zetel en er was iets dat haar niet aanstond. Ze kwam gewoon naar beneden en begon te schelden, patat, en de neus van haar zus was gebroken. Als ze kleiner was, moest het altijd haar gedacht zijn als we eens ergens naartoe gingen. Als de oudste bijvoorbeeld eens haar gedacht zei, dat mocht niet hé, dat kon niet. Haar zus heeft ook altijd, zoals wij, een beetje schrik gehad van haar. Ze heeft haar ook, zoals wij, veel toegegeven. Omdat ze het dus ook wist wat er zou gebeuren.” (Interview 4: David en Marianne) De broers en zussen laten dan ook wel eens harde opmerkingen vallen, zoals bij Wim en Fien. “Als ze klein was, de broers zeiden eens: ‘Zou je ze niet terugsturen in een kartonnen doos?’ Eigenlijk hadden ze gezegd: ‘Mama, stuur haar terug naar Sri Lanka!’ en ik zei: ‘Dat gaat zomaar niet, je kunt ze niet in een doos of zo steken!’ (lacht) ‘Jawel, een kartonnen doos, wat gaatjes in prikken zodat ze lucht heeft. We stoppen er een paar boterhammen in…’ zeiden ze. Zo van: ‘Ze moet niet dood van ons, maar dat moet hier gedaan zijn.’ En ze was nog heel klein hoor. Je moet aan onze zonen niet vragen of ze een kind willen adopteren. Dat is het verste van hun gedachten. Daar zijn ze geen liefhebber meer van…” (Interview 3: Wim en Fien) Evenwaardigheid Een gegeven waar de ouders ook vaak mee geconfronteerd werden is de even waardigheid of de verschillen tussen hun adoptiekind en hun eigen kinderen. Ze wilden hun kinderen evenwaardig behandelen en een gelijke opvoeding geven, voor zover dat mogelijk was.
41
Katia en Mark ervaren dat het moeilijk is om dit evenwicht te bewaren. Er gaat steevast elk weekend dat hij thuis is heel veel tijd en aandacht naar Joren. Katia werk nu met lijstjes waar ze taakjes voor Joren op schrijft waaruit hij kan kiezen. “Het is me soms echt te veel. Mark heeft werk in de weekends en zelfs met lijstjes steek je al je energie in hem. De andere zijn… Een weekend is voor iedereen.” (Interview 2: Katia en Mark) Marie maakt de opmerking dat haar natuurlijke kinderen eigenlijk bij het begin al veel meer kregen dan Tim. Dit verschil is onvermijdelijk. “Ja, maar de andere kinderen hebben op dat vlak toch veel meer gehad of hij hé. In de eerste levensmaanden en zelfs in de zwangerschap. Er is hier geen ééntje ongewenst gekomen. Ik was altijd heel content met mijn zwangerschap. Ze waren hier echt bij mij. Ik heb zelfs twee keer thuis bevallen. Ik wou ze direct bij mij. Ze hebben duizend keer meer gehad of hem op dat vlak. Dat hebben we hem niet kunnen geven.” (Interview 5: Eric en Marie) Ook maakt Marie de bedenking dat net de gelijke opvoeding die ze heeft proberen te geven aan al haar kinderen, misschien fout was. “Mijn zussen zeggen het nochtans ook: ‘Hij heeft de basisdingen gehad hé. Hij is niet anders opgevoed geweest als de anderen.’ Dat is misschien de fout geweest; we hadden hem misschien wel anders moeten opvoeden. Maar je wilt ze gelijk behandelen hé.” (Interview 5: Eric en Marie) 5.3 Relaties met anderen Houding naar buitenstaanders Vaak ervoeren de ouders dat hun kind naar kennissen, familie of buitenstaanders een andere houding aannam. Dit zorgde vaak voor onbegrip vanuit hun omgeving. De anderen zagen niet hoe het kind zich thuis en bij de ouders kon gedragen. “In school: nooit problemen. Het was het braafste kind uit. Gingen we ergens op bezoek: de mensen geloofden ons niet. Het was enkel thuis dat ze zo was.” (Interview 4: David en Marianne) “En moest je ze zien, je gelooft dat niet. Iedereen gelooft haar. ‘Och zo’n schoon kindje. Het is een schoontje hé?’ en ‘Dat gaan wel die ouders zijn die te hard zijn en te streng zijn.’” (Interview 3: Wim en Fien) Toch zagen de ouders ook dat hun kind, naarmate de relatie dichter werd, ook met anderen problemen had. “We zien nu toch ook, hoe langer hoe meer, dat het probleemgedrag zich ook gaat richten naar bijvoorbeeld de grootouders toe, naar de buurvrouw hierover, dat is ook een dame van 42
in de 70, dat dat begint te veranderen. Dus vanaf het moment dat die ook te dicht komen, gaat het mis… Of als die tegenwind geven.” (Interview 2: Katia en Mark) “Met de jaren begonnen ze het te geloven. Mensen die vreemd zijn, daar is ze heel braaf bij. Maar hoe langer dat ze de mensen kent, hoe meer ze ook lelijke woorden en zo zou zeggen tegen die mensen. Met de tijd geloofden ze het toch.” (Interview 4: David en Marianne) Goede contacten Ondanks hun hechtingsstoornis, slaagden de kinderen er soms toch in om een goed contact te onderhouden. Zo vertellen Ann en Bert dat Tara nog steeds een goed contact heeft met de zusters van haar eerste internaat en met haar meter. “We hebben ook met die zustergemeenschap een goed contact. En Tara had daar eigenlijk ook een heel goed contact. En dat is er nu zelfs nog. Dus ondanks het feit dat ze daar niet meer is, heeft zij nog steeds contact. Tara gaat daar zelf ook nog naartoe, spontaan, uit zichzelf om daar eens ‘Dag’ te zeggen. Dus dat moet haar wel deugd gedaan hebben om daar te zijn.” “Ze heeft nog wel mensen waar dat ze een goede relatie mee heeft, maar ze ziet die eigenlijk te weinig om dat spel van aantrekken en afstoten mee te doen. Bijvoorbeeld haar meter, daar gaat ze ook wel heel graag naartoe, maar dat is altijd zo een paar dagen. Daar gaat dat dus ook altijd heel goed. Maar alé, dat is positief hé!” (Interview 1: Ann en Bert) Intieme relaties Uit de verhalen van de ouders bleek dat de kinderen het vaak ook moeilijk hebben met het aangaan van intieme relaties. Fien en Wim vertellen dat hun dochter in feite ‘mannenziek’ is. Toch zijn ze blij dat ze nu in een relatie zit die min of meer goed gaat. “Ze hecht zich echt aan niets hé. Die vriend nu… Ze hecht zich kort, maar als hij weg is veertien dagen dan moet er alweer een ander zijn. Maar door het feit dat ze nu zelf zo ziek is, is ze wel blij dat ze nu iemand heeft die begrip heeft voor haar ziekte. Want ze is heel dikwijls niet goed, echt zo ziek dat ze niet kan functioneren. Die vriend heeft daar ook wel begrip voor. Ook als ze opgenomen moet worden, snapt hij dat dat moet. Die in haar vorige relatie, die snapte dat totaal niet. Hij dacht dat ze dat allemaal uitvond en zo… Ze zijn er voor elkaar nu, want hij heeft ook problemen hé.” (Interview 3: Wim en Fien) David en Marianne vrezen dat hun dochter, Rani, nooit in staat zal zijn een langdurige relatie aan te gaan met iemand. “Nog iets heel belangrijks met hechtingsstoornissen: er is ons gezegd geweest dat, moest ze iemand leren kennen. Ze gaat samen gaan wonen… dat zal goed zijn in het begin, maar hoe dichter ze bij hem zal staan, hoe slechter het zal gaan. Ze zal dus waarschijnlijk nooit heel lang een relatie in stand houden. En dat is weer door die ‘ziekte’, door die hechtingsstoornis. We hebben eigenlijk ook wat schrik. We denken dat ze hier voor altijd zal thuisblijven. We 43
vrezen dat het nooit zal lukken als ze iemand leert kennen…” (Interview 4: David en Marianne) Eric en Marie hadden heel wat problemen met de relaties van hun zoon. De meisjes waar hij mee samen was, raakten niet los van Tim. Eric en Marie kregen te maken met de boze ouders. “Ondertussen had hij ook zijn eerste vriendin. Dat was ook een adoptiemeisje. Hij is daar toch een jaar bij geweest, tot dat ook is geëscaleerd. Hij heeft een paar vriendinnen gehad van een langere periode, maar die ouders hebben al allemaal door de hel gegaan om die relatie te stoppen. En dat is nog zo. Ze kunnen er niet van los. Die meisjes kunnen er niet van los. Hoeveel telefoons van ouders dat ik niet gehad heb. Onvoorstelbaar. Maar ja, ik kon dat ook niet oplossen. Maar ja, waar moeten die terecht? En wat ze gedaan hebben…dat eerste meisje was dan bij vriendinnen, een andere GSM, een andere kaart, … Wat die deden... Die ouders, die zijn door hel gegaan hé. Dan begon hij die te bedreigen… Dat ene ook, zij was in alle staten in het begin hé. Ze kreeg er op een bepaald moment ook slaag van. Ze werd verkracht… Dat kwam allemaal bij ons terecht hé.” (Interview 5: Eric en Marie) Ook de laatste relatie van Tim, met een man, is geëscaleerd. Ditmaal tot het punt dat de man overleed. Marie kon dan ook niet geloven dat ook die man zo in de ban was geraakt van Tim. “Net hetzelfde verhaal. Ik dacht: ‘Dat gaat hij nooit doen bij een man.’ Maar hij zei zelf tegen mij: ‘Ik kan er niet van lossen.’ Een man van 57. Kun je je dat voorstellen? Iemand die zelf drie kinderen opgevoed heeft?” (Interview 5: Eric en Marie)
Thema 6: Hulpbronnen
Dit thema gaat over alle zaken die de ouders benoemen waar ze steun of hulp aan gehad hebben. In hun hele verhaal zijn er verschillende dingen of personen waar ze steun uit putten of die hun gesterkt hebben. Figuur 6 toont de vier subthema’s waarin dit thema is onderverdeeld.
Hulpbronnen Steun
Partnerrelatie
Therapie
Herkenning in boeken
Figuur 6: Structuur thema ‘Hulpbronnen’
6.1 Steun De ouders putten steun uit verschillende bronnen. Voor Ann en Bert zijn hun familie en vrienden bijvoorbeeld een grote steun, omdat ze er telkens op vertrouwen dat Ann en Bert de waarheid vertelden. 44
“Wij hebben eigenlijk nog geluk dat onze familie, zeker onze naaste vrienden, ondanks het feit dat ze het niet altijd goed begrepen, dat ze er wel voor open stonden. Zo van: ‘Oké, als jullie dat zeggen dan is er wel degelijk iets aan de hand.’ (…)Ik heb geluk gehad dat ik twee heel goeie vriendinnen heb. Ondanks het feit dat ze daar nog nooit van gehoord hadden, dat ze het zelf niet kenden, hebben ze altijd heel sterk geloofd in wat ik zei. ‘Oké, als jij dat zegt dan weten we dat er een probleem is.’Ze namen het altijd wel serieus. Ik kon er altijd met mijn verhaal terecht en die gingen me dan ook niet veroordelen. Als ik dan aan het vertellen was hoe ik hier soms rondliep… Die veroordeelden me niet en dat had ik ook wel nodig, mensen die gewoon luisteren en begrip tonen, zelfs al snappen ze er niet alles van.” (Interview 1: Ann en Bert) Ze geven ook aan dat ze veel hebben aan tips die ze krijgen van de ouderbegeleiding. Met deze kleine tips kunnen ze aan de slag gaan en hebben ze het gevoel dat ze goed aan het doen zijn. “Dus ja, dat zijn eigenlijk kleine tips maar wel heel belangrijk. Dat geeft rust, het feit dat je begeleid wordt.” (Interview 1: Ann en Bert) Ook Katia en Mark vertellen dat ze veel steun ervaren van hun therapeute. “We hebben vooral geluk in heel het verhaal dat we begeleid worden door zo’n goeie mensen die dan ook nog eens heel veel opofferingen doen voor ons. Zoals onze psychologe: voor hetzelfde geld was het daar gestopt, hadden we daar in de week niet geraakt. En in de weken met het internaat, dat is onmogelijk. Dus dat is enorm tof dat ze gezegd heeft: ‘Ik zal dat op zaterdag doen voor hem.’” (Interview 2: Katia en Mark) David en Marianne ervaren steun van een vriend van hun dochter. Doordat hij ook tegen Rani praat en haar dingen probeert duidelijk te maken, aanvaardt ze dat beter. Dit is voor David en Marianne een steun en opluchting. “Die vriend spreekt soms tegen ons ook eens, niet lang meestal maar toch. Hij heeft ook tegen Rani al duidelijk gemaakt dat het niet voor niets is dat ze daar gezeten heeft. Dat het ook door haar gedrag kwam. Dat heeft hij haar ook al gezegd. Dat dat niet is omdat we haar hier niet willen. En dat vind ik wel heel positief. Want als wij dat zeggen, gelooft ze ons niet.” (Interview 4: David en Marianne) Eric en Marie hebben ook mensen in hun omgeving waarmee ze kunnen praten en waar ze steun van krijgen. “Ik vertelde dat ook. Ik vertelde er veel over aan een zus van mij waar ik een goed contact mee heb, aan een beste vriendin. Mensen waren er wel van op de hoogte, want je moet je hart eens kunnen luchten hé. Die wisten dat heel goed.” (Interview 5: Eric en Marie) Ze merken echter ook op dat steun relatief is en dat niemand de situatie voor hen kan oplossen.
45
“Steun? Het zijn allemaal heel vriendelijke mensen maar… M: Ja, steun. Wie kan er je daar echt in steunen? Ze kunnen dat niet oplossen voor ons hé Eric.” (Interview 5: Eric en Marie) 6.2 Therapie Naast ouderbegeleiding vertellen sommige ouders dat ook therapie helpt. Marie volgt therapie en zegt hier veel steun uit te putten. “Ik volg therapie. Eric is één keer mee geweest, de kinderen ook. Ik heb zelf een therapieopleiding gedaan. En ik ben bijna onmiddellijk naar daar geweest. En dinsdag gaan we samen. Dat is echt wel nodig. In het begin dacht ik dat ik gek ging worden.” (Interview 5: Eric en Marie) 6.3 Partnerrelatie Wie voor de ouders ook als een bron van steun ervaren wordt, is hun partner. Ze zijn elkaar steeds blijven steunen en konden altijd met elkaar blijven praten. Dit wordt gezien als onmisbaar in hun situatie. “We hebben als koppel altijd veel aan elkaar gehad. We hebben altijd op dezelfde golflengte gezeten. We hebben hier in deze zetel uren over Tara gepraat.” (Interview 1: Ann en Bert) “Als je niet op dezelfde lijn staat is dat moeilijk waarschijnlijk. Je ervaart de ergste dingen in je gezin en je kunt dat niet delen? Dan wordt je zot. Of dan ga je uiteen en dat is dan afschuwelijk hé. Want je zit nog met dat kind hé, er moet nog voor gezorgd worden.” (Interview 2: Katia en Mark) 6.4 Herkenning in boeken Soms vinden de ouders een boek of verhaal of andere bron waarin ze zichzelf en hun kind herkennen. Dit biedt steun en helpt hen om bepaalde zaken duidelijk te maken aan hun omgeving. Toch zeggen ze dat ook een boek het niet volledig kan uitleggen. Echt weten wat het is, kan pas als je het zelf ervaart, zeggen ze. “Want als je die boeken leest van ‘Het lege nest' en zo, dat is echt in het kwadraat bijna bij ons Lisa. Er was laatst eens iemand die zei tegen mij: ‘Je zou eens moeten dat boek lezen. Je zou het onmiddellijk herkennen!’ maar ik zeg: ‘Ik moet dat boek niet lezen. We hebben het meegemaakt en waarschijnlijk veel erger.’ Ik heb dikwijls gedacht: ‘Mocht ik kunnen schrijven… Het zou een bestseller worden!’ (lacht) Maar die ervaring kun je niet doorgeven. Je kunt zeggen dat dat bestaat, maar als je het meemaakt is het iets anders hoor.” (Interview 3: Wim en Fien) “De mensen rondom begrijpen dat ook niet, hechtingsstoornissen. Wij wisten daar ook niks van. Ik heb daar een boek van, een dik boek. Dat is ook van mensen die ongeveer tegenkwamen wat wij meemaken, zelfs nog erger. Maar als je dat boek uitgelezen hebt, sta 46
je nog steeds even ver. Ze kunnen dat niet volledig uitleggen. Je moet het meemaken. Als je het niet meemaakt, kan je er absoluut niet over oordelen.” (Interview 4: David en Marianne)
Thema 7: Het netwerk van de ouders
Een zevende thema vat factoren samen die van buitenaf een invloed uitoefenen op de beleving en de situatie van de ouders. Het netwerk van de ouders valt vaak uiteen in hulpverlening en hun naasten en omgeving. Figuur 7 toont in hoe dit thema is onderverdeeld.
Netwerk van de ouders Hulpverlening
Omgeving
Zoektocht naar hulpverlening
Perceptie van de omgeving
Moeilijkheden en tekorten in hulpverlening
Reacties op uithuisplaatsing
Hulpverleningsrelatie
Onbegrip
Kennis van hulpverleners
Verwijten
Communicatie
Idee van de ouders over de reacties
Problemen op school
Goede ervaringen met hulpverlening Figuur 7: Structuur thema ‘Netwerk van de ouders’
7.1 Ervaringen met hulpverlening Zoektocht naar hulpverlening In alle verhalen is de zoektocht naar hulpverlening een rode draad. Alle ouders hadden moeite om snel gepaste hulpverlening te vinden voor hun kind en voor zichzelf. Ann en Bert vertellen dat het in de eerste plaats al moeilijk is om contact te krijgen met sommige voorzieningen. “Eigenaardig maar, in de hulpverlening heb je grote verschillen. Van een aantal instellingen heb ik niets gehoord. Dat was dan ook telefonisch of via mail dat ik ze contacteerde en sommige reageren dus gewoon niet. Ik heb ook de voorziening uit die reportage gecontacteerd, alé ik doe mijn verhaal dan zo’n beetje via mail zodanig dat ze een gedacht hebben van: ‘Hoe ernstig is de situatie?’. En die voorziening was dan één van de weinigen die
47
mij zelf teruggebeld heeft om te zeggen van: ‘En, hoe is het met u? Denk je dat je ons nodig hebt?’ En dan heb ik heel mijn verhaal nog eens kunnen doen.” (Interview 1: Ann en Bert) Moeilijkheden en tekorten in hulpverlening In de ervaringen van de ouders met hulpverlening ondervinden ze heel wat moeilijkheden en benoemen ze tekorten in de dienstverlening. Een eerste probleem dat vaak benoemd wordt, zijn de lange wachttijden die vaak samengaan met hulpverlening. “Wij gaan nu ook naar iets anders van het CGG op gesprek. Dat is nog maar een jaar. We hebben dat gedaan omdat het hier heel slecht ging. Dat ze werkelijk van alles kapotmaakte. Nee, dat is weer enkel met ons. Maar dat is ook weer een hele lage wachttijd. Ik was eigenlijk ook boos. We hebben anderhalf jaar moeten wachten, maar ze hebben ons toch voorgenomen omdat ze hoorden dat het hier zo verschrikkelijk slecht ging.” (Interview 4: David en Marianne) Ann en Bert vertellen ook dat ze in sommige situaties te weinig ondersteuning ervoeren van hulpverlening. Zo werden ze op een bepaald moment door het ziekenhuis naar huis gestuurd met een lijstje namen van therapeuten. Ze hadden het gevoel dat ze op straat werden gezet. “Ja, en dan is ze een maand in observatie geweest en daar hebben ze dus die diagnose van ‘reactieve hechtingsstoornis’ vastgesteld. Van het geremde type. Dat hebben ze vastgesteld. En dan ja, de volgende stap in de hulpverlening is er niet gekomen. Waarom niet? Omdat we op dat moment eigenlijk al heel veel energie in Tara gestoken hadden. Zij hebben toen vanuit het ziekenhuis gezegd: ‘Kijk, jullie mogen daar bij die mevrouw in ouderbegeleiding blijven, dat zou goed zijn. Maar voor Tara raden we aan dat je een andere therapeut kiest. Hier is een lijstje.’ En alé, bij ons kwam dat dan over van: ‘En trekt uw plan…’” (Interview 1: Ann en Bert) Een ander obstakel waar de ouders op stootten was de administratie die samengaat met het in orde brengen van de hulpverlening voor hun kind. Dit zorgde voor extra stress bij de ouders. “We hebben ook wat moeite gehad met de administratie. Dat was ook niet zo simpel om daar een zicht op te krijgen. Wat je juist moet doen van stappen en zo, dat is heel onduidelijk. We zijn dan bij onze mutualiteit geweest. Tot tranen toe zaten we daar!” (Interview 1: Ann en Bert) Katia en Mark ervoeren heel wat moeilijkheden in de samenwerking met het internaat van hun zoon. “Maar wij hebben echt naar het internaat geen lelijk woord of zo gezegd. Maar we hebben daar wel wat moeten gaan huishouden. Verschillende keren. En dan zijn er heel zware gesprekken geweest, maar dan hebben ze eigenlijk direct toegegeven: ‘Eigenlijk hebben wij, zijn we totaal de fout in gegaan met wat daar gebeurd is rond communicatie.’ In de vakantie had ik bijvoorbeeld gezegd: ‘Wij zouden toch eens graag een gesprek hebben met jullie.’ ‘Ah, maar dat deden we vroeger,dat doen we nu niet meer. De ouders zijn de ouders en de instelling is de instelling.’ Dat is een antwoord dat ik had gekregen op dat moment. Euhm, 48
dan die opvoedster die mij aansprak met: ‘Het is de mama haar schuld!’” (Interview 2: Katia en Mark) Eric en Marie vertellen dat ze tegenstrijdige raad kregen van verschillende professionelen. Achteraf gezien zijn ze niet akkoord met de raad die ze toen gekregen hadden. “Van het adoptiecentrum hadden ze mij aangeraden om dat te zeggen voor hij naar school ging dat hij geadopteerd was. Omdat het risico veel te groot was dat hij het van vreemden zou horen. Ik was daar toen mee akkoord, maar ik zat achteraf bij mijn homeopaat dat te vertellen en hij vond dat heel nefast voor dat kind. Hij zegt: ‘Dat is als een boorling boterhammen geven, die kunnen dat niet verteren. Je hebt dat veel te vroeg verteld.’ (…)Op kleuterleeftijd is dat echt niet nodig. Ik zou zeker wachten tot in het lager. Ze kunnen dat echt niet verwerken. Ik denk dat dat echt niet goed geweest is voor hem.” (Interview 5: Eric en Marie) Ze vertellen ook dat ze moeilijk iets vinden dat helpt voor Tim, omdat hij zelf geen hulpvragen stelt. Op die manier is het erg moeilijk om hulpverlening te vinden waar ze iets aan hebben. “De psychiater van Tim zei: ‘Die jongen heeft geen hulpvraag.’ En dat is het. Je mag duizend therapieën aanbieden, als ze geen hulpvraag hebben, dan kun je niets doen. Als je therapie volgt en je wilt vooruit geraken en geholpen worden, dan kun je verder. Maar zolang dat je zelf zegt: ‘Het is niet nodig. Ik heb geen enkel probleem.’ Dan helpt dat niet hoor. En dat is het probleem bij Tim en waarschijnlijk bij veel probleemjongeren. Ik weet dat niet, je zult er wel hebben waarschijnlijk die wel meewerken.” (Interview 5: Eric en Marie) Kennis van hulpverleners Vaak zijn de ouders teleurgesteld over de kennis van de hulpverlening over hechtingsstoornissen. Volgens hen is er nog te weinig alertheid en kennis hierover. Katia en Mark kwamen bijvoorbeeld bij therapeuten terecht die niet eerlijk waren over hun kennis. “We zijn dan therapeuten gaan zoeken, en we zijn dan bij therapeuten terechtgekomen die zich uitgaven als zijnde de specialist in hechtingsstoornissen… Als dan puntje bij paaltje kwam wisten ze niet eens wisten wat een hechtingsstoornis is. Ze spraken over het hoofd, wisten niet wat een hechtingsstoornis is. Zo van die toestanden dat wij zeiden van: ‘Dat kan toch niet?’ Zelfs gewoon niet met een kind kunnen praten op het niveau van een kind. En dit was dan nog een kind dat een zwaar taalprobleem had ook. Hij was dat nog aan het leren, dat Nederlands.” (Interview 2: Katie en Mark) Communicatie Een ander domein dat de ouders aanhalen als zijnde belangrijk in de samenwerking met hulpverlening, is de communicatie. Deze loopt niet altijd zoals het zou moeten en kan bron zijn van veel misverstanden. Na een lange weg van vallen en opstaan is bij Katia en Mark momenteel een communicatiesysteem opgezet waar ze tevreden mee zijn. 49
“In het communicatie verkeer is het nu zo dat de meester elke week ons iets laat weten… Elke vrijdagavond rond tien uur krijgen we een mail van de meester om te zeggen : ‘De week is zo geweest, dus als hij dit weekend bij jullie zo reageert, dan zou het kunnen zijn omdat hij dit of dat conflict heeft met mij.’ Of: ‘Er is niks geweest deze week, het was heel goed.’ Maar nu is de afspraak zo dat wanneer hij naar ons mailt dat dit ook gaat naar de coördinatrice van het internaat en ook naar zijn aandachtsopvoedster. Dus iedereen weet direct wat er mis is.” (Interview 2: Katia en mark) Problemen op school Alle kinderen van de bevraagde adoptieouders hadden op een gegeven moment problemen op school. Vaak gaat het over probleemgedrag of slechte resultaten. In veel gevallen wordt dan ook verschillende keren van school veranderd. Wim en Fien vertellen dat ze met hun dochter een heleboel scholen hebben gedaan, dat ze telkens opnieuw buitengezet werd door de scholen. “Ze heeft verschillende scholen moeten doen, want telkens opnieuw moesten ze haar niet meer hebben.” (Interview 3: Wim en Fien) Goede ervaringen met hulpverlening De ouders stootten niet enkel op hindernissen in hun zoektocht naar hulpverlening. In enkele situaties vonden ze ook begeleiding die past en waar ze zich geholpen bij voelden. Ze hechten veel waarde aan deze contacten. “We hebben ons verhaal daar gedaan. Je voelt direct begrip voor uw situatie. De manier waarop dat zij vragen stellen, je weet direct: ‘Die weten echt wel waar het over gaat.’ Dan hebben we niet meer getwijfeld hé. We dachten: ‘Oké, we gaan dat doen!’” (Interview 1: Ann en Bert) “Zowel het ziekenhuis, of de kinderpsychiater, of onze therapeute zijn voor ons wel erg belangrijk… Hadden we die niet gehad, dan waren we echt verdronken hoor. Echt waar. Dan hadden we hier nu niet gezeten denk ik.” (Interview 2: Katia en Mark)
7.2 Percepties en reacties van de omgeving Perceptie van de buitenwereld De ouders vertellen dat de buitenwereld vaak een andere perceptie heeft van hun kind en hun situatie. Het kind komt bij hen anders over en dit strookt niet met de problemen die de ouders met hun kind ervaren. “Als je Tara gaat zien hé, daar is niets aan te zien. Ze gaat heel lief en vriendelijk zijn en jij gaat zeggen: ‘Dat is toch een heel normaal braaf meisje?’ Je ziet er niets aan en in die eerste contacten is dat een heel lief, tof meiske.” (Interview 1: Ann en Bert) 50
“Zoals ik al zei: de mensen begrijpen dat niet. Zelfs onze ouders ook niet. Als we daar op bezoek gingen, dan was dat een braaf meisje. Beleefd. Maar als ze thuis is…en onze ouders konden dat ook niet begrijpen dat ze dan in één keer zo was.” (Interview 4: David en Marianne) Reacties van de omgeving op de uithuisplaatsing Wanneer de ouders beslisten om hun kind uit huis te plaatsen, ging dit veelal gepaard met reacties van hun omgeving. Door dat die omgeving een ander beeld heeft van het kind, wordt de uithuisplaatsing vaak gezien als overbodig of onbegrijpelijk. “Vooral als je dan Tara ziet, daar is niks mis mee en dan is dat heel moeilijk uit te leggen. Bijvoorbeeld op school was dat ook heel moeilijk. Of aan ouders van vriendinnetjes. Ze ging dan logeren bij die vriendinnetjes. Ze was daar natuurlijk heel tof en heel leuk en ja… Als wij dan zeggen van: ‘Tara zal opgenomen worden.’ Dan trekken die zo’n ogen van: ‘Wat is er mis met haar?’ en dat is heel moeilijk om uit te leggen. Ja dat zit in de gezinssituatie en ja, spanning zie je niet hé. Maar degene die ertussen zitten voelen dat wel hé. En dat is zo moeilijk uit te leggen.” (Interview 1: Ann en Bert) “Maar voor die opname snapten die leerkrachten ook totaal niet waarom we die lieten opnemen. Zo van: ‘Alé, wat ga je nu doen? Dat is toch allemaal niet nodig?’” (Interview 2: Katia en Mark) “Er is hier bijvoorbeeld ook een goeie vriendin, een oudere vrouw, ze was in het begin zelfs boos op ons. Ze zei dat we hele slechte mensen waren, dat we haar achteruit staken, dit en dat… Maar met de tijd heeft Rani dan ook eens heel lelijk gedaan tegen die mevrouw en heel lelijke woorden gezegd. En die vrouw, na zoveel jaren, heeft het dan geloofd en beseft.” (Interview 4: David en Marianne) Onbegrip De ouders ervaren ook heel wat onbegrip vanuit hun omgeving, zowel van hulpverlening als van kennissen. Ze hebben het gevoel dat de mensen reageren uit onbegrip, dat ze niet doorhebben hoe de situatie echt in elkaar zit. De ouders vertellen dan ook dat ze zich vaak onbegrepen en alleen gevoeld hebben. “Wat ook heel moeilijk is, is onbegrip. Dat hebben we tegengekomen in de hulpverlening. Maar bijvoorbeeld onze familie ook. Dat was heel moeilijk. Ze weten nu de situatie, ze weten nu dat het erg is en toch hebben we zo het gevoel dat ze het niet helemaal begrijpen.” (Interview 1: Ann en Bert) “Niet zozeer het uit huis plaatsen is hard geweest voor ons, alé dat is wel hard, dat is wel een zware beslissing. Maar daar hebben we niet alle viezigheid over ons hoofd gehad. Ervoor, als het zo slecht ging, dan kregen wij alles over ons. Van familie, vrienden…heel veel vragen en 51
bedenkingen en… Geen begrip. Ze wisten het ook niet hé. Ze zagen het niet, ze wisten het niet.” (Interview 2: Katia en Mark) David en Marianne vertellen dat ze ook bij hun dochter veel onbegrip zagen. Rani begreep niet waarom zij uit huis moest en haar zus niet. “In het begin dat ze thuis was, heeft ze mij dat precies altijd maar verweten. Dat ze zegt: ‘Mijn zus mocht hier altijd thuisblijven. Ik moest hier weg, jullie wouden mij weg. Waarom adopteer je kinderen om ze dan toch weg te doen?’ Dus zij begrijpt dat niet dat het in feite haar gedrag was.” (Interview 4: David en Marianne) De relatie tussen de ouders en hun kind wordt door de omgeving soms ook verkeerd of niet begrepen. Die relatie wordt vaak gezien als afstandelijk terwijl net die afstand noodzakelijk is. “Het is hier nog geweest, hij had al in verschillende psychiatrische afdelingen en zo gezeten en mijn zus was hier op bezoek. En hij zat daar buiten, ineengezakt aan tafel, zoals een sukkelaar. Hij had geen adres, niets. Eric heeft hem dan ’s avonds naar de nachtopvang gevoerd. Ik had hem eten gegeven. En mijn zus zei: ‘Hoe kun je dat?’ En ze wist er nochtans veel over. Maar ze zei: ‘Ik snap niet dat je zo afstandelijk kunt doen. Mag ik er eens bij gaan?’ Ik zei: ‘Ja… Maar hij komt niet binnen.’ ‘Alé,’ zei ze, ‘hoe kun jij dat?’ Ze kon dat niet begrijpen, maar nu achteraf heeft ze wel al gezegd: ‘Nu snap ik het. Maar op dat moment kon ik daar niet inkomen.’” (Interview 5: Eric en Marie) Daarnaast vertellen de ouders ook dat ze van sommige personen echt begrip kregen. “Maar we hebben altijd en geregeld mensen ontmoet die wel veel begrip hadden en die wel een schouderklopje gaven. Ook in de rechtbank bijvoorbeeld. De rechter heeft ons daar eigenlijk gefeliciteerd en gewaardeerd en heeft Lisa daar eigenlijk onder haar voeten gegeven dat zij beschaamd moest zijn en zo. Nu, wij vragen dat niet. Maar na alle miserie doet het wel deugd dat je van de gewone mensen iets van waardering krijgt.” (Interview 3: Wim en Fien) “Diegene die het dichtst bij ons staan, die kennen ons en die zien ook hoe dat je in je gezin staat. Die hebben er een beter begrip van hé.” (Interview 5: Eric en Marie) Verwijten In de reacties van anderen ervoeren de ouders heel wat verwijten. Die maakten het voor hen extra moeilijk om het zelf te kunnen verwerken en een plaats te geven. Zo vertellen Wim en Fien dat een van hun dichtste kennissen hen verweet dat ze op reis waren gegaan terwijl hun dochter in het ziekenhuis lag. Wim en Fien hadden ervoor gezorgd dat er steeds iemand bij haar was die hen kon laten weten hoe het ging. Ze zouden ook dadelijk terug naar huis komen als er iets was, maar ze wilden hun reis niet laten boycotten door het onverantwoord gedrag van Lisa. Dit werd echter niet zo begrepen door de tante.
52
“Ik weet nog, toen we thuiskwamen van reis, Chantal kwam hier binnen. Ze is hier geen dertig seconden binnengeweest en ze heeft mij m'n ‘vet’ gegeven in dertig seconden. ‘Als de ouders de verantwoordelijkheid niet nemen, zal de meter dat wel doen! Je zou moeten beschaamd zijn!’ Ze is weggegaan en heeft de deur dichtgesmeten. Het is nooit meer geweest als voordien.” (Interview 3: Wim en Fien) Katia en Mark gingen door een moeilijke periode met de begeleiding van hun zoon. Er waren misverstanden en op een bepaald moment kregen ze verwijten van een begeleidster van hun zoon. Op dat moment waren ze erg teleurgesteld en kwaad op de hulpverlening. “In de vakantie werd ik op een gegeven moment door een nieuwe opvoedster aangesproken. Zij zei: ‘Ja ik moet toch eens met u spreken’ Ik zeg: ‘Ja, wat is er?’ ‘Ja eum, het is toch allemaal de schuld van de mama en de mama verstaat hem niet en de mama dit en de mama dat…’ En ik was zo kwaad dat ik op een gegeven moment tegen haar zei: ‘Ja maar, weet jij en besef jij en ken jij de definitie van een hechtingsstoornis?’ En toen stond die met haar mond vol tanden. En toen zei ik tegen haar: ‘Je hebt nu de pretentie om tegen mij deze dingen te zeggen, maar met wat jij mij vertelt, leid ik af dat jij zijn dossier, die 18 bladzijden die we meegekregen hebben van het ziekenhuis met de observaties, dat je zelfs dat niet gelezen hebt.’ Dat had ze ook niet gedaan.” (Interview 2: Katia en Mark) Idee van de ouders over de reacties van de buitenwereld Tijdens het stilstaan bij de reacties van hun omgeving, maken Eric en Marie de bedenking dat veel waarschijnlijk ook afhangt van hoe je als ouder verwacht dat ze zullen reageren. “Kan het ook niet zijn dat het idee dat wij als ouders hebben over: ‘Hoe zou de buitenwereld reageren’” Dat wij daar een verkeerd beeld van vormen? We hebben zelf ook enorm veel vooroordelen tegenover de buitenwereld i.v.m. adoptie, i.v.m. het laatste feit.” “Wij zijn erg bang, vooral voor de laatste feiten, dat de buitenwereld daar heel negatief op gaat reageren als ze dat weten. Maar zou het niet gewoon zo zijn dat de buitenwereld gewoon gaat zeggen: ‘Oei. Daar gaan we het niet over hebben’?” (Interview 5: Eric en Marie)
Thema 8: Processen In de verhalen van de ouders is te merken dat ze het vaak over processen hebben. Sommige zaken omschrijven ze in procesvorm en ze denken ook na over fases die ze zelf zijn doorgegaan. De processen die herkend werden in de data worden in dit thema apart besproken. Ze overlappen soms met andere thema’s of hebben ermee te maken. Toch worden deze processen apart besproken omdat ze een extra dimensie zijn in de verhalen van de ouders. Figuur 8 toont in welke drie subthema’s dit thema is onderverdeeld.
53
Processen Verwerkingsproces van de ouders
Proces rond de uithuisplaatsing/ beslissingsproces
Gevolgen
Figuur 8: Structuur thema ‘Processen’
8.1 Verwerkingsproces van de ouders Uit wat de ouders vertellen, blijkt dat ze een proces met verschillende fases doorgaan. Opvallend is dat de ouders die bevraagd werden, zich bijna allemaal in een andere fase van het proces bevinden. Het is voor de ouders een leerproces om te leren omgaan met hun kind en om alles een plaats te geven. De fases overlappen elkaar en komen steeds terug totdat ze als ouders alles aanvaard hebben en er op een constructieve manier mee verder kunnen. Ontkenning Een eerste fase die herkend kan worden in de verhalen van de ouders is de ontkenningsfase. In het begin lijkt het moeilijk voor de ouders om te zien en te erkennen dat er iets mis loopt, dat niet alles is zoals het zou moeten zijn. “Maar je hebt dus veel fasen die je doormaakt. Als ik het zo voor mezelf bekijk...Je hebt zo de fase van het nog wat ontkennen. Die beginfase waar je het ook niet wilt zien.” (Interview 1: Ann en Bert) “Nee, je ziet dat graag. Het is je kind en je zit daar zo dicht met je neus op. Ik heb hem maar goed leren kennen als hij uit huis was. Je kunt dat niet 100% zien. Je zit zo dicht op mekaars vel. En je wilt altijd je kind als iets moois zien hé.” (Interview 5: Eric en Marie) Hulp zoeken Een andere fase die te herkennen is, is de fase waarin de ouders merken dat er iets aan de hand is, maar nog niet goed weten wat. Vaak gaat met deze fase een lange zoektocht samen naar wat gepaste hulpverlening is. Het is een fase waarin de ouders moeilijke boodschappen te horen krijgen en vaak in onwetendheid en twijfel zitten. Voor de ouders is dit een erg zware periode. “We zijn op een gegeven moment, toen hij hier een jaar was ongeveer, met onze handen in ons haar gaan zitten. Dan begon dat echt de spuigaten uit te lopen. Denken van: ‘Wat is dat? Wat is de onderliggende reden?’ We zijn dan het internet beginnen afzoeken.” (Interview 2: Katia en Mark) “En dan heb je een hele tijd dat je wel voelt dat er van alles bezig is, dat je niet goed weet wat of hoe, dat je heel erg moet zoeken wat nu goede hulpverlening is, dat je ook bij jezelf voelt dat je eigenlijk niet op de goede manier reageert. Dikwijls reageer je kwaad en dat is juist 54
heel slecht in die situatie. Je verergert het daarmee. En je krijgt een enorme neerwaartse spiraal van hele slechte sfeer, heel slechte contacten.” (Interview 1: Ann en Bert) Aanvaarding Vaak vertelden de ouders ook dat ze door een fase van aanvaarding moeten. “Maar alé, goed, de zoektocht, we zijn erdoor. Alé, het is iets blijvend hé. Dat is ook zo’n fase, denk ik. We zijn nog niet helemaal uit de vorige fase hoor. De fase dat je moet aanvaarden dat het voor de rest van je leven is. Dat is een kind met een handicap, een sociale handicap, een zware handicap. We weten niet wat de toekomst brengt.” (Interview 1: Ann en Bert) Loslaten Een fase die de ouders ook benoemen, is de fase waarin ze moeten loslaten. Het gaat dan om loslaten van hun ambities om alles te verbeteren en soms ook om het kunnen loslaten van hun kind. “Ik denk dat veel mensen ook dingen verstopt houden, omdat ze het zelf aanvoelen als een falen. Maar je moet het op een bepaald moment uit handen geven. Ja… een stuk uit handen geven.” (Interview 2: Katia en Mark) “We hebben altijd gezegd: ‘Lisa, de deur staat op een kier.’ Maar…we hebben haar moeten loslaten.” (Interview 3: Wim en Fien) Terugblik Tijdens de gesprekken blikten alle ouders even terug op hun ervaringen en de weg die ze tot nu toe hebben afgelegd. Vaak zien ze dat ze een zware periode doorgegaan zijn en dat dit hen getekend heeft. “Ik ben blij dat we hier geraakt zijn, maar ik voel mij in enkele jaren wel veel ouder. En ik heb ook het gevoel dat ik enkele jaren heb gemist. Ik heb dat wel… Dat is nu tussen mijn 38 en 42. Ik zou die dertiger jaren eens terug willen. Uiteindelijk heb je heel veel tijd gestoken zowel in je opleiding, in alles… Dan denk ik: ‘Onze andere kinderen waren dan... We hebben die soms toch wel opzij geschoven om naar dingen te gaan. Er is heel veel tijd naar één kind gegaan.’” (Interview 2: Katia en Mark) Ook Wim maakt de bedenking dat het hem veranderd heeft als mens. Hij is blij dat hij het meegemaakt heeft, ook al zou hij het niet opnieuw doen. “Dat roept levensbeschouwelijke vragen op hé zo’n situaties en dat houdt je bezig. Dan besef je… Neem dat weg en ons leven is maar de helft, vind ik. Want als alles op wieltjes gaat…dan zou ik het bijna geen leven noemen. Als alles vanzelf gaat en dat je nooit eens tegenslag hebt, dan wordt je niet sterker en beter. We hebben dikwijls onze eigen grenzen gezien. Je leert jezelf kennen en elkaar kennen en voor elkaar opkomen. Uiteindelijk zou je kunnen zeggen: ‘Het heeft niet anders dan voordelen.’ Maar dat is gemakkelijk als het werk gedaan is hé. Toen was het wel wat anders hoor. Maar dat is hetzelfde als je mensen hoort die 55
ontdekkingsreizen gedaan hebben, of die op de Noordpool gaan trekken. Dat is op het randje van opgeven staan en ze zien het soms niet meer zitten, maar ze moeten door. Ze kunnen niet anders. En als je ze dan nadien hoort, zijn ze echt gelukkig en blij dat ze het gedaan hebben. Maar ze willen het wel niet opnieuw doen hé. Bij ons is dat net hetzelfde. Dat is de beloning, achteraf, dat noem ik de beloning. Los van het resultaat, want uiteindelijk heb je geen resultaat gehaald. Er worden geen punten of bloemen uitgedeeld. Je hebt het gewoon meegemaakt.” (Interview 3: Wim en Fien) Op de vraag of ze het opnieuw zouden doen, antwoorden de ouders genuanceerd. “Van 2005 tot nu, 7 jaar zijn we bezig. Ze wordt 15 in januari. En toch beklagen we het ons niet dat we geadopteerd hebben. Want dat zeggen ze dan ook soms hé, van: ‘Als je de klok zou kunnen terugdraaien, zou je dan opnieuw…?’ Soms heb je die vraag zo.. Ja, maar eerlijkheidshalve , op de momenten dat we diep zaten, hebben we toch wel eens gedacht: ‘Had het niet beter anders geweest?’ Maar op dit moment zeggen we: ‘Ondanks alles wat we meegemaakt hebben…’ Voor Sam zijn we eigenlijk heel zeker dat adoptie een goeie oplossing was. Bij Tara blijven er grote vragen hé: ‘Was het niet beter geweest dat ze toch ginder was gebleven?’ Maar ja, wat voor toekomst had ze ginder? Een zwakbegaafd meisje in Afrika, het is misschien ook niet zo’n goeie toekomst hé. Dus als we het hier wat in goeie banen kunnen leiden, dan is misschien zelfs dat nog beter.” (Interview 1: Ann en Bert) “Er zijn veel mensen die zeggen: ‘Zou je dat herdoen?’ Ik zeg altijd: ‘Ik zou het nooit opnieuw doen, maar ik beklaag het me niet.’ We hebben er heel veel uit geleerd. Het is een serieus leerproces geweest. Maar het was niet leuk. Eigenlijk was het zelfs geen 1% leuk. Dat nog niet.” (Interview 3: Wim en Fien) Eric en Marie maken ook de bedenking dat je bij een biologisch kind ook niet voorbereid bent en niet weet wat er zal komen. “Als ik nu hoor van iemand dat die een kind zou adopteren, ik weet niet wat ik zou zeggen. Ik zou in mijn gedachten toch denken… Vroeger zeiden ze ook tegen ons: ‘Je weet niet waar je aan begint.’ Maar dan ga je dat gaan verdedigen, je denkt er helemaal niet zo over. Maar nu zou ik dat zelf denken: ‘Je weet echt niet waaraan je begint.’ Maar je kunt het met een eigen kind ook tegenkomen. Je weet het nooit hé.” (Interview 5: Eric en Marie)
8.2 Proces rond de uithuisplaatsing / beslissingsproces Het nemen van de beslissing Rond de beslissing om hun kind uit huis te plaatsen doorlopen de ouders een proces waarbij veel factoren een faciliterende of net een bemoeilijkende rol spelen. Bijna alle ouders zeggen dat ze op een bepaald moment in een fase kwamen waarbij hun hele gezin begon af te zien van de spanning in huis. Meestal viel in die fase de beslissing om hun kind uit huis te plaatsen. “Heel ons huishouden ging eraan ten onder. Het was ons gezin redden of iedereen eraan ten onder laten gaan, gans het gezin. Op de duur moet je zeggen: ‘Ik ben hier moeder van nog 56
drie kinderen, die hebben ook recht op een normaal leven.’ Want niemand heeft hier nog een normaal leven, niemand. Het was voor iedereen een opluchting als hij niet meer thuis was.” (Interview 5: Eric en Marie) Die beslissing wordt echter niet licht genomen. Voor de ouders is het een beslissing die ze eigenlijk niet willen maken. Ann en Bert vertellen dat ze een hele tijd alleen stonden in hun beslissing om hun dochter uit huis te plaatsen. Ze doorgingen een fase waarin de hulpverlening nog niet inzag hoe dringend hun situatie was. Door tegenstrijdige boodschappen wordt het voor de ouders ook erg moeilijk om een beslissing te maken of goede hulpverlening te vinden. “In het ziekenhuis hebben ze heel fel gezegd: ‘Als je ze uit huis haalt, ben je helemaal de band kwijt. Dus je moet ze thuis houden.’ Dat was eigenlijk de boodschap. Terwijl dat wij van andere mensen die ermee te maken hadden, gehoord hadden: ‘Zo’n kind kan thuis niet functioneren.’ En ja, eigenlijk hebben we nu aan den lijve ondervonden dat dat klopt. Ons gezin was daar zo onder gaan lijden, dat je gewoon zelf moet gaan beslissen: ‘Dit kan niet, want we gaan er zelf onderdoor.’. En dan stel ik mij vragen bij die hulpverlening.” “Dat verwijt ik zo’n beetje aan die hulpverleners, dat ze geen oog gehad hebben voor hoe dat drukte op ons gezin. Terwijl wij zeiden van: ‘Kijk, wij gaan eronder door en onze andere kinderen ook…’Je wordt kwaad voor het kleinste ding en die sfeer hier werd zo erg, dat je zegt van: ‘Ik wil mijn kinderen dat niet aandoen. En dat is heel erg, maar dan moet Tara maar efkes uit het gezin gezet worden.’ En dat hebben die eigenlijk altijd willen tegenhouden, want wij zijn degenen die gezegd hebben: ‘Ze gaat op internaat.’ Dat vind ik wel erg, want als ouder wil je die beslissing niet nemen, dus je wilt minstens toch wat ondersteuning.” (Interview 1: Ann en Bert) Daartegenover vertellen sommige ouders dat die beslissing in feite voor hun genomen is door anderen. Voor hen ging dit te snel en ze voelden zich onder druk gezet. Ze hadden niet de tijd om erover na te denken en het te aanvaarden. Ze sloegen als het ware een fase over. “Eigenlijk is hij naar een internaat gegaan op advies van het ziekenhuis en wij hadden daar eigenlijk bijna geen keuze in. Ze hebben ons echt gedwongen. Ze hebben gezegd: ‘Er is plaats in dit internaat.’, maar wij dachten echt: ‘Amai, moet dat zo ver?’ Want hier in de buurt zijn er ook internaten, maar ja, plaatsen zijn schaars…” (Interview 2: Katia en Mark) Verwerking na de uithuisplaatsing Na het uit huis plaatsen van het kind, is er in alle gevallen sprake van veel verdriet bij de ouders. Het is iets wat ze niet willen doen, maar ze voelen dat ze niet anders kunnen. “We hadden veel veel verdriet. Maar het is best geweest, ja. Met veel pijn in het hart. Want anders, gelijk ze zo agressief was en veel kapot deed, en dat ze sterker werd…er ging waarschijnlijk wel iets ergs gebeurd zijn.” (Interview 4: David en Marianne)
57
Effect op het gezin en de relatie met hun kind Sommige ouders bespreken ook dat ze na de uithuisplaatsing rust ervoeren. Hoewel het een moeilijk proces was, kijken ze er achteraf toch positief op terug. “En dan is hij naar dat internaat vertrokken. Dat was in de eerste zes weken een verademing. Die druk van school was eraf, dat ging plots wel allemaal.” (Interview 2: Katia en Mark) “Ze kwam in het weekend naar huis en dat was meestal geen goeie sfeer. Maar die rust tijdens de week en dan ook die gesprekken die wij hebben om de 5 à 6 weken met de ouderbegeleiding. Het feit dat je je daar begrepen voelt, het feit dat die je kleine tips geven, dat maakt dat je denkt: ‘Die mensen weten waar dat ze mee bezig zijn, die weten wat belangrijk is.’ Dat gaf ons wel genoeg rust om terug wat energie te krijgen.” (Interview 1: Ann en Bert) De uithuisplaatsing lokt in enkele gevallen ook verwijten en onbegrip bij het kind zelf uit. David en Marianne ervoeren dat hun dochter hen de plaatsing kwalijk nam. Rani verweet haar ouders dat ze een kind adopteerden om het daarna terug in de steek te laten. 8.3 Gevolgen De ouders geven aan dat het hele proces, het hele verhaal, ook blijvende gevolgen heeft voor hen. Zo vertellen Wim en Fien dat ze heel wat mensen verloren hebben. Vaak gebeurde dit omdat die mensen niet begrepen wat er gebeurde bij hen. Achteraf is het vaak moeilijk om dat toe te geven dat ze het anders ingeschat hadden. “Ik wil geen gelijk hebben hoor, maar ik wil wel enig begrip hebben voor wat we gedaan hebben. Zo verlies je mensen, omdat ze het niet kunnen begrijpen. Op een bepaald moment zijn ze zo beschaamd dat ze eigenlijk te ver gegaan zijn dat ze weg zijn.” “Het is pijnlijk hoor. Bijvoorbeeld, die mens die ons met Lisa had aangegeven daar bij de politie voor kindermishandeling, die werkte in de bank. Hij heeft hem geëxcuseerd, hij had dat ook met goeie bedoelingen gedaan. Maar iedere keer dat die man mij zag, werd hij niet goed. Je zag dat hij op zijn ongemak was, hij begon fouten te maken, hij stond daar te trillen… En ja, ik ben dus ook naar een andere bank gegaan hé. Dat wordt op de duur moeilijk hoor. Ze ontwijken je of jij moet ze ontwijken omdat je dat ziet, die mens…” (Interview 3: Wim en Fien) Een ander gevolg is bij enkele ouders ook dat ze in contact kwamen of nog steeds staan met politie en gerecht. Niet omwille van eigen daden, maar door daden van hun kind.
58
DISCUSSIE Terugkoppeling naar de onderzoeksvragen Aan het begin van dit onderzoek werden enkele onderzoeksvragen vooropgesteld over de subjectieve beleving van ouders bij de uithuisplaatsing van hun adoptiekind. Daarbij werden ook enkele verdiepende subvragen gesteld. Om deze vragen te onderzoeken werd een kwalitatief onderzoek uitgevoerd, waarbij in gesprek gegaan werd met ouders aan de hand van een ongestructureerd interview. In wat vooraf ging, werd een thematische analyse uitgevoerd van de vijf interviews. In de resultaten werden 8 thema’s besproken die gevormd werden op basis van de interviews. In deze discussie wordt gepoogd mogelijke antwoorden te geven op de gestelde onderzoeksvragen aan de hand van die omschreven thema’s. Hierbij is het van belang in het achterhoofd te houden dat de antwoorden die hier gevormd worden niet veralgemeenbaar zijn en gebaseerd zijn op wat de deelnemende ouders vertelden tijdens het interview. Onderzoeksvraag 1: Wat zijn de subjectieve ervaringen van ouders bij het uit huis plaatsen van hun adoptiekind? De subjectieve ervaring bij het uit huis plaatsen van hun adoptiekind gaat bij de ouders samen met een groot aantal emoties. Uit dit onderzoek blijkt dat dit een beslissing is die niet licht wordt genomen en die de ouders liever niet zouden moeten nemen. Toch zien ze geen andere mogelijkheid dan dit te doen. In het thema over emoties zijn verschillende gevoelens terug te vinden die deel uitmaken van deze subjectieve beleving. Ten eerste brengt het maken van een dergelijke beslissing bij de ouders een gevoel teweeg waardoor ze beginnen twijfelen aan zichzelf en aan hun eigen kunnen. Een kind uit huis moeten plaatsen, geeft de ouders het gevoel dat ze mislukken, dat ze er niet in slagen om hun kind op te voeden. Ook al zien ze de noodzaak ervan in en doen ze het om goede redenen, toch hebben de ouders een gevoel van falen. Daarnaast is ook het gevoel van verlies een belangrijk element in de beleving van de ouders. Het is voor de ouders moeilijk om een hecht contact te hebben met hun kind omwille van de hechtingsproblemen. Wanneer het kind dan uit huis geplaatst wordt, is dit voor de ouders een verlies, een gevoel dat ze hun kind nu helemaal kwijt zijn. Deze beslissing gaat dan ook samen met veel verdriet en pijn. Het proces waar de ouders door gaan, is in sommige gevallen te vergelijken met een rouwproces. Dit komt ook terug in het laatste thema uit de resultaten, waarin het verwerkingsproces van de ouders besproken wordt. Theorie rond rouwprocessen bij het uit huis plaatsen van een kind is vooral te vinden met betrekking tot pleegplaatsingen (Maaskant, Reinders, 2010). Daarbij wordt gesteld dat ouders bij de plaatsing van hun kind door een rouwproces gaan, wat een grote impact heeft op hun leven: “Als een kind uit huis geplaatst wordt, begint voor de ouders een rouwproces, dat meestal een grote invloed heeft op hun hele leven. Om te beginnen missen ze hun kind. (…) Doordat zij geen deel meer uitmaken van elkaars dagelijkse leven, wordt de (emotionele) afstand tussen ouders en kind meestal ook groter. Ouders verliezen niet alleen in zekere zin hun kind, maar vaak ook een deel van hun identiteit (namelijk opvoeder van kinderen). De invulling en 59
zingeving van hun leven (hun kinderen opvoeden) verandert. Dit levert stress en negatieve emoties op bij de ouders.” (Maaskant, Reinders, 2010, p. 82). Dit fenomeen werd tot op heden minder vaak onderzocht wanneer het om uithuisplaatsing van een adoptiekind ging. Het gaat hierbij om een bijzonder fenomeen waarbij je zou kunnen spreken van een ‘gekozen verlies’. De ouders maken in deze studie zelf de beslissing om hun kind uit huis te plaatsen. Het rouwproces dat hiermee samengaat, kan een onderwerp zijn voor verder onderzoek. Adopteren brengt veel stress met zich mee. Onderzoek wees uit dat adoptieouders meer stress ervaren in de opvoeding van hun kind dan biologische ouders. Deze stress is hoger, wanneer het kind op latere leeftijd werd geadopteerd (Bird, Peterson, Miller, 2002).Veel hangt af van het netwerk rond de ouders en hun directe omgeving. Is er in die omgeving begrip en steun te vinden, dan voelen de ouders zich meer gesterkt en capabel om de situatie verder aan te kunnen. Onderzoek toont ook aan dat familie en vriendschapsnetwerken één van de belangrijkste bronnen van steun zijn voor adoptieouders (Bird, Peterson, Miller, 2002). De ouders moeten zich in deze bijzondere situatie ook vaak verdedigen tegen oordelen van buitenaf. Ze staan vaak alleen in hun beslissing en moeten hun omgeving overtuigen. Dit maakt dat het voor de ouders een zware en confronterende situatie is. Andere gevoelens die deel uitmaken van de subjectieve beleving van de ouders zijn, zoals te lezen in de resultaten: schuld, schaamte, mislukking, angst, en hoop. Subvraag 1: Wat zijn voor hen redenen om deze beslissing te maken? De redenen om te kiezen voor de uithuisplaatsing van hun kind liggen vaak in de gedragsproblemen die hun kind stelt. Meestal hadden de ouders de ervaring dat deze gedragsproblemen voortkwamen uit een hechtingsstoornis. De ouders gaven aan hun kind niet meer in de hand te hebben en hulp nodig te hebben bij de omgang met en opvoeding van hun kind. Voorbeelden van problemen die ze ervoeren, zijn terug te vinden in het thema over gedrag. Daarnaast is de spanning in het gezin een belangrijke reden voor de ouders om in te grijpen. De moeilijke situatie zorgt ervoor dat het hele gezin er onder lijdt en dat er regelmatig conflict is in het huishouden. De ouders zagen dit als een belangrijk signaal dat het zo niet verder kon en dat het op dat moment voor hun kind en de rest van het gezin beter was om tijdelijk hun kind niet meer thuis te laten wonen. Functioneren in een gezin is moeilijk voor kinderen met een hechtingsstoornis en dit heeft een effect op het hele gezin, zoals blijkt uit de resultaten van dit onderzoek. De ouders maken die beslissing dan ook vaak uit beschermingsbehoefte van hun andere kinderen en zichzelf. Ze willen hun gezin op deze manier redden. Uit de resultaten blijkt dat er soms ook sprake is van druk vanuit de hulpverlening om het kind te plaatsen. De ouders zoeken hulp bij diensten of professionelen waarbij die hen vertellen dat ze beter overgaan tot een uithuisplaatsing. Vaak zijn er maar een beperkt aantal plaatsen beschikbaar en moeten de ouders snel beslissen, willen ze kans maken bij een bepaalde voorziening. Dit zorgt voor druk en voor een extra reden om de beslissing tot uithuisplaatsing sneller te maken. Subvraag 2: Hoe zien ze hun eigen aandeel hierin ? De ouders in deze studie denken vaak na over hun eigen aandeel en maken bedenkingen over wat hun rol in de hele situatie is of geweest is. Vaak is er sprake van schuldgevoelens bij de ouders. Ze 60
hebben het gevoel dat ze niet genoeg gedaan hebben of verkeerd gehandeld hebben. Ook wordt gedacht dat ze een fout begingen het kind te adopteren en in een dergelijke moeilijke situatie te brengen. Tegenover hun andere kinderen zijn er ook heel wat schuldgevoelens over het feit dat zij dit moeten meemaken. Er zijn bij de ouders vaak twijfels over de opvoeding die ze hun kind gegeven hebben en over hun aanpak vanaf het begin dat het kind bij hen was. Hebben ze de juiste dingen gedaan? Hebben ze het niet net erger gemaakt? Hebben hun beslissingen een invloed gehad op hoe het nu is afgelopen? De ouders zitten vol twijfels over hun eigen aandeel in de uithuisplaatsing van hun kind. Schuldgevoelens komen daarbij vaak de kop op steken. Daarnaast kunnen sommige ouders deze schuldgevoelens relativeren. Ze zien in dat ze gedaan hebben wat ze konden op dat moment. Ze konden misschien meer doen, maar op dat moment deden ze wat in hun mogelijkheden lag. Ze erkennen dat hun eigen aandeel een invloed kan gehad hebben, maar voelen zich hier niet langer schuldig over. Of de ouders dit al op een dergelijke manier konden bekijken, hing af van de fase waarin ze zich bevonden. Zo konden ouders waarbij de uithuisplaatsing reeds langer geleden was, vaker relativeren en hun schuldgevoel van zich af zetten. Subvraag 3: Wat ervaren ze als hulpbronnen en steun bij het maken van die beslissing? Zoals al gezegd is, hangt veel af van het netwerk en de naaste omgeving van de ouders. Wanneer ze bij hun familie en kennissen steun en begrip vinden, maakt dit het maken van de beslissing ook een stuk makkelijker. Ze voelen zich minder alleen en hebben minder het gevoel dat ze die beslissing moeten verdedigen of mensen moeten overtuigen. Kunnen praten met een naaste is voor de ouders een grote hulpbron. Niet iedereen kon hiervan gebruik maken. Daarnaast is de partnerrelatie een belangrijke bron van steun. Alle koppels uit deze studie bleven samen en steunden elkaar. Ze stonden steeds op één lijn en konden op elkaar rekenen. Ze geven aan dat dit erg belangrijk is om het aan te kunnen. Het is duidelijk dat ze zichzelf en ook hun partner erg goed hebben leren kennen in deze ervaring. Het bracht hen a.h.w. dichter bij elkaar. Vervolgens kunnen de ouders steun putten uit goede hulpverlening en begeleiding. Wanneer de professional in een vertrouwensrelatie staat met de ouders, is de mening van hulpverleners belangrijk. Ook tips en hulp die ze uit een goede begeleiding kunnen halen, is een grote bron van steun voor de ouders. Het feit dat ze weten dat ze goed begeleid worden en dat hun kind ook begeleid wordt, is op zich een geruststelling voor de ouders. Ook boeken, internet en andere informatiebronnen worden gebruikt door de ouders en kunnen dienen als houvast of steun. Uit onderzoek is gebleken dat deze drie bronnen: persoonlijke contacten, professionele hulp of internet, het meest gebruikt worden door ouders die hulp zoeken (Dhamia, M.K., Mandelb,D.R., Sothmannc, K., 2007). Dit onderzoek bevestigt deze studie en toont aan dat deze bronnen ook bij deze ouders erg belangrijk waren. Tenslotte is de gedachte dat ze hun gezin daarmee gespaard hebben van nog zwaardere periodes of gebeurtenissen vaak ook een steun. Ze proberen erop te vertrouwen dat dit de beste oplossing was voor zowel hun gezin als voor het kind zelf. Op die manier krijgt hun kind gepaste ondersteuning en begeleiding en heeft hun gezin de nodige rust. Subvraag 4: Welke reacties krijgen ze van hun omgeving en hoe gaan ze daarmee om? In het thema over het netwerk van de ouders wordt de perceptie van de omgeving besproken. Daarin zitten verschillende reacties vervat die ze kregen van hun naasten. Wat daarin vooral naar 61
voor komt is onbegrip. De ouders kregen te maken met een omgeving die niet begreep wat een hechtingsstoornis is en welke effecten die heeft op het gezin. Dit onbegrip kwam meestal voort uit het feit dat het kind bij buitenstaanders ander gedrag vertoonde dan het thuis deed. De omgeving van de ouders zag niet hoe de situatie thuis is en kon moeilijk begrip opbrengen voor de ingrijpende beslissing die genomen werd door de ouders. De omgeving uit dit onbegrip vaak door vragen te stellen aan de ouders of duidelijk te maken dat ze het niet begrijpen of niet kunnen steunen. Daarnaast zijn er ook personen die hun onbegrip uiten door middel van verwijten naar de ouders toe. Vooral deze laatste reactie wordt door de ouders ervaren als kwetsend. Ouders hebben hun eigen manieren om met deze reacties om te gaan. In het thema waarin gedrag besproken wordt, zijn enkele strategieën te vinden die de ouders gebruiken om met reacties om te gaan. Soms lijkt openheid naar de omgeving een manier om ogen te openen. Sommige ouders kozen ervoor om alles open te communiceren naar hun omgeving zodat ook zij de ernst van de situatie inzagen. Daartegenover doen sommige ouders het tegenovergestelde om zich te behoeden voor negatieve reacties. Ze vertellen liever niet hoe de situatie in elkaar zit en vermijden daarmee veroordelingen of onbegrip van buitenstaanders. Een andere strategie is dat ze zich gaan verdedigen tegenover hun omgeving. Ook hun omgeving sensibiliseren door hen boeken of teksten te geven over hechtingsstoornissen was een manier om ze begrip bij te brengen. Tenslotte kwam de strategie naar voor om de reacties te relativeren. De meeste ouders begrepen dat die reacties uit onwetendheid en soms ook wel uit bezorgdheid voor het kind kwamen. Ze zien dit dan ook niet als kwaad bedoeld. Toch vinden ze het jammer dat ze op die manier vaak mensen verliezen en dat relaties stukgaan. Subvraag 5: Wat zijn hun ervaringen met hulpverlening? In het thema over het netwerk van de ouders komt hun relatie met hulpverlening uitvoerig aan bod. Dit is vaak een turbulente relatie. Vooral de zoektocht naar gepaste hulpverlening blijkt een moeilijk proces voor ouders. De hulpverleningswereld is onduidelijk en verwarrend. Afstemming tussen verschillende diensten en voorzieningen ontbreekt waardoor het moeilijk is een overzicht te vinden. Ze stootten ook op onvoldoende kennis bij hulpverleners, op lange wachtlijsten, communicatieproblemen en zelfs onbegrip. Toch vinden de ouders goede begeleiding cruciaal om dit hele proces goed door te komen. Na een lange zoektocht met vallen en opstaan werd soms begeleiding gevonden waar de ouders echt iets aan hadden. Daarbij is het belangrijk dat ze zich begrepen voelen en dat de impact op het gezin erkend wordt door de hulpverleners. Ook is kennis en expertise inzake hechtingsproblemen een belangrijke factor om de hulpverlening te doen slagen. Concrete tips en methodes over hoe ze met hun kind moeten omgaan, zijn daarbij een grote hulp, vinden de ouders. Ook hun kind zelf moet goed begeleid worden. Wanneer dit allemaal aanwezig is, voelen ouders zich gesteund door hulpverlening en kan dit ervoor zorgen dat er rust terugkeert in het gezin. De bevindingen omtrent deze onderzoekvraag bevestigen internationaal onderzoek rond de noden van adoptieouders in hulpverlening (Rykkje, 2007). Ook daarin wordt de nood benadrukt om te kunnen praten met iemand en worden tekorten ervaren in de kennis van hulpverleners.
62
Spanningsvelden in de beleving van de ouders In de marge van deze studie kwamen nog enkele zaken aan het licht waar initieel niet naar gezocht werd. Zo zijn er in de resultaten enkele spanningsvelden te herkennen die een invloed hebben op de beleving van de ouders. Deze spanningsvelden vormen zich in de interacties van ouders met zowel interne als externe factoren. Deze velden kunnen zowel spanningsvelden of krachtvelden worden, afhankelijk van de situatie en hoe ermee omgegaan wordt. Een eerste spanningsveld vormt zich tussen de hulpvraag van de ouders en de hulpverlening. Afstemming hiertussen blijkt niet eenvoudig te zijn. De ouders ervaren zowel moeilijkheden in relatie met hulpverlening als steun vanuit hulpverlening. Dit spanningsveld heeft een grote invloed op het proces van de ouders. Wanneer ze goed afgestemde hulpverlening vinden, staan ze sterker in hun schoenen om de situatie verder de baas te kunnen. In die omstandigheden wordt dit een krachtveld voor de ouders. Als gepaste begeleiding echter moeilijk te vinden is en wanneer professionelen niet aan hun kant staan, is het een moeizaam en eenzaam traject voor de ouders. Dit spanningsveld wordt ook in internationaal onderzoek erkend. Adoptieouders geven aan dat nazorg bij adoptie niet voldoende is en dat er te weinig kennis en bewustzijn is rond adoptiespecifieke thema’s bij hulpverlening en diensten (Rykkje, 2007). Eén van de redenen waarom ouders hulp zochten in het onderzoek van Rykkje, was moeilijkheden met hechting. Ook bij de ouders in deze studie vormt dit de grootste reden om hulp te zoeken. Aansluiting hierop is dan ook belangrijk. Een tweede spanningsveld bevindt zich tussen de percepties van de ouders en de percepties van buitenstaanders. Vaak is er een grote discrepantie tussen deze visies. De ouders ervaren het kind op een andere manier dan dat de omgeving het kind ervaart. Dit zorgt voor spanning in de beleving van de ouders en de beleving van naasten. Dit spanningsveld kan zich uiten in onbegrip en beschuldigingen vanuit de omgeving en twijfel bij de ouders. Een discrepantie tussen deze twee percepties kan ervoor zorgen dat ouders alleen staan in hun beleving en zich niet gesteund voelen. Dit verhoogt stress bij ouders. Een derde spanningsveld kan zich ontwikkelen binnen de gevoels- en denkwereld van de ouders zelf. Enerzijds is er bij de ouders veel twijfel aanwezig en kan er sprake zijn van schuldgevoelens. Aan de andere kant kunnen ze relativeren en erkennen dat ze gedaan hebben wat ze konden. Veel hangt hierbij af van het stadium waarin de ouders zich bevinden. In deze studie blijkt dat ouders die de uithuisplaatsing reeds lange tijd achter de rug hebben, dit beter kunnen plaatsen en er rationeel over redeneren. Ouders die nog middenin het proces zitten, zijn vaak nog meer emotioneel betrokken en ervaren nog veel twijfel. Dit spanningsveld kan uitmonden in schuldgevoelens en spijt of kan net een krachtveld worden waardoor de ouders zich gesterkt voelen en redeneren dat de gebeurtenis hen positief gevormd heeft tot wie ze nu zijn.
Beperkingen en sterktes van dit onderzoek In deze studie is bewust gekozen voor kwalitatief onderzoek. Kwalitatief onderzoek geeft de mogelijkheid om door te vragen en dieper in te gaan op bepaalde zaken. Dit heeft gezorgd voor rijke en gedetailleerde data waarin de belevingswereld van de ouders werd nagegaan. Deze studie heeft als beperking dat er een kleiner aantal participanten bevraagd werden. De steekproef bestond uit 10 participanten en de bevindingen zijn niet generaliseerbaar naar alle adoptieouders in een dergelijke situatie. Wel gaat deze studie diep in op de ervaringen van deze 10 63
ouders in een bijzondere situatie. De participanten werden door mij, de onderzoeker, zelf bevraagd, wat geresulteerd heeft in naturalistische data die systematisch geanalyseerd werden. Dit heeft gezorgd voor een grondige analyse van de data en voor uitvoerig beschreven resultaten. Het biedt een unieke kijk in hun ervaringswereld en gaf de ouders zelf de kans om hun visie naar buiten te brengen. De perceptie van de ouders komt niet vaak aan bod in de media of in onderzoek. In deze studie wordt de focus wel gelegd op hun beleving en bevindingen met als bedoeling er als omgeving en hulpverlening uit te leren. Een bijkomende beperking van deze studie is dat de adoptiekinderen zelf niet bevraagd werden. Dit is niet gebeurd wegens gebrek aan tijd en door moeilijkheden om de kinderen te bereiken en toestemming te krijgen om hen te interviewen. Verder onderzoek zou kunnen gebeuren naar hun beleving van de uithuisplaatsing en hun perceptie. Een analyse van deze perceptie kan dan naast de analyse van de beleving van de ouders geplaatst worden en vergeleken worden. Het zou een verrijking kunnen zijn om andere perspectieven naast die van de ouders te plaatsen en te zien wat overeenstemt en waarin verschillen zitten.
Implicaties van deze studie en aanbevelingen voor verder onderzoek Dit onderzoek toont aan dat adoptieouders bij de uithuisplaatsing van hun kind nood hebben aan goede ondersteuning en begeleiding. Dit zowel op professioneel vlak in de vorm van bijvoorbeeld ouderbegeleiding, als op informeel vlak door steun van vrienden en familie. De ervaringen van de ouders maken ook duidelijk dat er niet genoeg kennis aanwezig is over hechtingsstoornissen bij veel diensten en hulpverleners. Ook begrip en bewustzijn van de impact op het gezin ontbreekt vaak, volgens dit onderzoek. Deze resultaten sporen aan om dit grondiger te onderzoeken en na te gaan hoe hulpverlening beter kan aansluiten op de hulpvragen van deze ouders. Deze studie biedt zelf ook enkele handvaten aan om hulpverlening beter af te stemmen op de noden van deze ouders. De resultaten en discussie dragen bij tot een beter begrip van ouders die hun adoptiekind uit huis plaatsen. Het biedt een inzicht in hun redenen, ervaringen en gevoelens. Zo kan met meer kennis of begrip gereageerd en gehandeld worden in relatie met deze ouders. De spanningsvelden die hier zichtbaar werden, vormen nieuwe onderwerpen voor toekomstig onderzoek. Ook rond het rouwproces dat samengaat met de uithuisplaatsing van een adoptiekind is verder onderzoek mogelijk. Een domein dat door deze studie nog niet aangeraakt werd, is dat van de belevingswereld van de adoptiekinderen zelf. Onderzoek naar hun ervaringen kan een interessante aanvulling zijn op de beleving van de ouders.
64
CONCLUSIE Ondanks de beperkingen heeft dit onderzoek getracht om tegenwicht te bieden aan de vaak negatieve oordelen vanuit de maatschappij op de beslissing van ouders om hun adoptiekind uit huis te plaatsen. Met behulp van ongestructureerde interviews met de ouders, werd een goed zicht verkregen op hun beleving en interpretatie van de feiten. Deze studie draagt bij tot een beter begrip van ouders in een dergelijke situatie en geeft een beeld van hoe hun beleving kan zijn. De ouders in dit onderzoek gingen over tot de uithuisplaatsing van hun adoptiekind omwille van ernstige hechtingsstoornissen en gedragsproblemen die zwaar doorwogen op het hele gezin. Hoewel dit door de buitenwereld vaak niet zo ervaren werd, was het voor deze ouders niet langer mogelijk om hun kind thuis verder op te voeden. Het was geen beslissing die ze wilden nemen, maar ze werden ertoe gedwongen uit noodzaak en om hun gezin te redden. Uit dit onderzoek wordt duidelijk dat de uithuisplaatsing van hun adoptiekind bij deze ouders een emotioneel proces was of nog steeds is. Daarbij komt het feit dat ze vaak moeten opboksen tegen negatieve oordelen of verwijten vanuit hun omgeving. Hoewel ouders zelf strategieën ontwikkelden om hiermee om te gaan, blijft het belangrijk om als maatschappij meer begrip te ontwikkelen en de ervaringen van deze ouders te erkennen. De ouders gaan door een proces waarin ze zowel worstelen met zichzelf en eigen schuldgevoelens, als met reacties en oordelen van de buitenwereld. Door na te gaan hoe de ouders hulpverlening ervaren hebben, werden handvaten gevonden om het aanbod beter te laten aansluiten bij de noden van deze doelgroep. Dit onderzoek wijst uit dat er meer kennis nodig is omtrent hechtingsstoornissen en adoptiespecifieke thema’s bij hulpverleners. Het hulpverleningslandschap is op dit ogenblik ook te ingewikkeld en diensten zijn te weinig op elkaar afgestemd zodat het voor ouders een moeilijk proces is om gepaste begeleiding te vinden. Meer duidelijkheid en gepaste ondersteuning kan het proces dat deze ouders doormoeten vergemakkelijken.
65
REFERENTIES Adoptie, (1999). Van Dale groot woordenboek der Nederlandse taal. (13e herziene uitgave). Antwerpen: Van Dale Lexicografie. Adoptie. (z.j.). Wikipedia. Geraadpleegd op 10 maart, 2013, van http://nl.wikipedia.org/wiki/Adoptie Adoptie. (z.j.). Geraadpleegd op 10 maart, 2013, van http://justitie.belgium.be/nl/themas_en_dossiers/personen_en_gezinnen/adoptie/ Adoptie. (z.j.) Geraadpleegd op 10 maart, 2013, van http://www.belgium.be/nl/familie/kinderen/adoptie/ Barone, L., & Lionetti, F. (2011). Attachment and emotional understanding: a study on lateadopted pre-schoolers and their parents. Child: care, health and development, Vol. 38 (5), 690–696. Bird, G. W. , Peterson,R., & Miller, S.H. (2002). Factors associated with distress among support-seeking adoptive parents. Family Relations, vol. 51 (3), 115. Bowlby, J. (1973). Attachment and loss: Vol. 2. Separation: Anxiety and anger. New York: Basic Books. Brodzinsky, D. M. (1993). Long-term Outcomes in Adoption. The Future of Children ADOPTION. Vol. 3. Brodzinsky, D. M. (1987) Adjustment to adoption: a psychosocial perspective. Clinical psychology review, vol. 7, 25-47. Brysbaert, M. (2006). Psychologie: Veranderingen in de loop van het leven. Gent: Academia Press, 817. Dhamia, M.K., Mandelb, D.R., & Sothmannc, K. (2007). An evaluation of post-adoption services. Children and Youth Services Review, vol. 29 (2), 162-179. Definitie. (z.j.). Geraadpleegd op 10 maart, 2013, van http://justitie.belgium.be/nl/themas_en_dossiers/personen_en_gezinnen/adoptie/d efinitie/ Egmond, van, G. (2007). Bodemloos bestaan. (7e herziene druk). Amsterdam:Ambo, 190. Erikson, E., & Erikson, J. (1998). The Life Cycle completed (extended version). W. W. Norton & Company, 144.
66
Grasvelt, C. (1989). Justo, een gekwetst kind - ervaringen van een moeder met een ernstig verwaarloosd adoptiekind. Haarlem: De Toorts, 160. Grasvelt, C. (1999). Adoptie: ouderschap of hulpverlening. Haarlem: De Toorts, 127 pag. Grotevant, H.D., Van Dulmen, M. H., Dunbar, N., Nelson-Christinedaughter, J., Christensen, N., Fan, X., Miller, B. C. (2006). Antisocial behavior of adoptees and nonadoptees: Prediction from early history and adolescent relationships. Journal of research on adolescence, vol. 16 (1), 105-131. Hoksbergen, R.A.C., ter Laak, J., van Dijkum, C., Rijk, K., & Stoutjesdijk, F. (2005). Postinstitutional autistic syndrome in Romanian adoptees. Journal of Autism and Developmental Disorders, Vol. 35 (5). Hoksbergen, R.A.C., ter Laak, J., van Dijkum, C., Rijk, S., Rijk, K., & Stoutjesdijk, F. (2003). Posttraumatis stress disorder in adopted children from Romania. American Journal of Orthopsychiatry, vol. 73 (3), 255-265. Hoksbergen, R. (1997). Turmoil for Adoptees during their Adolescence? International journal of behavioral development. Vol. 20 (1), 33-46. Hoksbergen, R., & Bunjes, L. (1989). Een buitenlands kind adopteren: Gids voor adoptieouders en hun raadgevers. Leuven: Acco, 116 pag. Judge, S. (2003). Determinants of parental stress in families adopting children from Eastern Europe. Family Relations, vol. 52(3), 241-248. Maartje 44. (2010, 27 augustus). Re: Uithuisplaatsen van een adoptiekind. [Online forum content] Retrieverd from: http://forum.libelle.nl/forum/list_messages/52474 Maaskant, A., Reinders, A. (2010). De zorg voor pleegkinderen, Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media, DOI 10.1007/ 978-90-313-7981-1_4 McGlone, K., Santos, L., Kazama, L., Fong, R., & Mueller, C. (2002). Psychological stress in adoptive parents of special-needs children. Child Welfare, vol. LXXXI(2), 151-171. moi61. (2010, 27 augustus). Re: Uithuisplaatsen van een adoptiekind. [Online forum content] Retrieverd from: http://forum.libelle.nl/forum/list_messages/52474 Niemann, S. & Weiss, S. (2012). Factors affecting attachment in international adoptees at 6 months post adoption. Children and Youth Services Review,vol. 34, 205–212. Ortegat-Traen, T. , De Bouver, S. , & Van Den Bril, K. (2011, 5 mei). Hechtingsstoornissen: niet knuffelen, papa!, Koppen. [TV-uitzending]. Brussel: Eén.
67
Pace, C. S. & Zavattini, G. C. (2010). ‘Adoption and attachment theory’ the attachment models of adoptive mothers and the revision of attachment patterns of their lateadopted children. Child: care, health and development. Blackwell Publishing Ltd, vol. 37 (1), 82–88. Patton, M. (1990). Qualitative evaluation and research methods. Beverly Hills, CA: Sage. 169186. Peters, B.R., Atkins, M.S., & McKernan McKay, M. (1999). Adopted children’s behavior problems: A review of five explanatory models. Clinical Psychology Review, Vol. 19 (3), 297–328. rijkje. (2010, 27 augustus). Re: Uithuisplaatsen van een adoptiekind. [Online forum content] Retrieverd from: http://forum.libelle.nl/forum/list_messages/52474 Roberson, K.C. (2006). Attachment and caregiving behavioral systems in intercountry adoption: A literature review, Children and Youth Services Review, vol. 28, 727– 740. Rykkje, L. (2007). Intercountry adoption and nursing care. Scandinavian Journal of Caring Science. Vol. 21 (4), 507-514. Stams, G., Juffer, F., Rispens, J., & Hoksbergen R. (2000). The development and adjustment of 7-year-old children adopted in infancy. J. Child Psychol. Psychiat. Vol. 414141 (8), 1025-1037. Vaessen, G. (2004). Als hechten moeilijk is. Garant, 244 pag. Veranneman, C. (1991). Het lege nest, Het relaas van een adoptie. Kritak, 250 pag. Verrier, N. (2003). Afgestaan, begrip voor het geadopteerde kind. Ambo, 264 pag.
68
BIJLAGEN Bijlage 1: interviewvragen Verkennende vragen 1. algemene info 1. Hoe lang zijn jullie al samen? 2. Heb je eigen kinderen? 3. Wanneer hebben jullie de beslissing gemaakt te adopteren en hoelang heb je moeten wachten? 4. Van welk land komt je adoptiekind? 5. Hoe oud was hij/zij bij de adoptie? 6. Hoe oud is hij/zij ondertussen? 7. Weet je de geschiedenis van je kind in zijn/haar thuisland? (biologische ouders?) Diepere vragen 1. Gezin 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Hoe verliep het de eerste periode bij jullie thuis? Hoe verliep de aanpassing? Hoe was de sfeer thuis? (kwam hij/zij goed overeen met broers/zussen?) Hoe verliep de kennismaking met familieleden en kennissen? Wanneer begon je te merken dat de hechting bij je kind moeilijker liep? Hoe uitte zich dit? Welk gedrag stelde je kind? Hoe evolueerde dit? Wanneer waren de problemen het ergst? Hoe ervoer de omgeving dit? Welke reacties kreeg je als je er met jullie omgeving over praatte?
2. Uithuisplaatsing 1. Wanneer hebben jullie de beslissing genomen dat afstand beter zou zijn voor de relatie met je adoptiekind? Wanneer werden de problemen te groot? 2. Waar verbleef je zoon/dochter toen? 3. Wat waren de voornaamste redenen om deze stap te zetten? 4. Wie heeft je hierbij geholpen? 5. Hoe reageerde je kind? 6. Hoe kijk je achteraf terug op deze beslissing? 7. Hoe voelde je je toe bij deze verandering? 8. Hoe vaak hadden/hebben jullie contact met je kind? 9. Heeft deze periode iets veranderd aan jullie band?
1
3.
Reacties van de omgeving 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Begreep je omgeving deze beslissing? Welke reacties kreeg je van familie of kennissen? Welke reacties kreeg je kind? Was er nog contact tussen familie en je adoptiezoon/-dochter? Hoe reageerden broers/zussen? Zagen ze elkaar nog veel? Hoe ging je / ga je hiermee om?
Afsluitende vragen 1. 2. 3. 4.
Waar woont je adoptiezoon/-dochter nu? Hebben jullie nog veel contact? Wat is één van de mooiste herinneringen die je hebt aan je zoon/dochter? Wat wens je voor hem/haar in de toekomst?
2
Bijlage 2: brief participanten
Beste,
Ik ben Charlotte Van de Moortel, studente pedagogische wetenschappen aan de Universiteit van Gent. Ik zit in mijn 2e masterjaar en werk dit jaar aan mijn thesis. In het kader van die thesis doe ik onderzoek naar de ervaringen van ouders met een adoptiekind met hechtingsmoeilijkheden. Hechting verloopt soms wat moeilijker bij adoptiekinderen en in sommige situaties kan een ‘uithuisplaatsing’ verlichting en beterschap bieden voor zowel het kind als de ouders. Door de buitenwereld wordt dit echter vaak verkeerd begrepen en spelen heel wat vooroordelen en taboes een rol. De bedoeling van mijn onderzoek is hier tegenwicht aan te bieden. Ik wil dan ook graag de ervaringen van ouders met adoptiekinderen in een dergelijke situatie nagaan en onderzoeken hoe zij dit beleven. Het is mijn bedoeling hun stem naar voor te brengen en na te gaan wat een dergelijke beslissing teweegbrengt.
Ik ben op zoek naar ouders waarvan hun adoptiekind in een voorziening verblijft of een periode verbleven heeft in een voorziening. Dit adoptiekind mag ondertussen al volwassen zijn of al terug bij de adoptieouders of ergens anders wonen.
Bent u zelf een ouder met een adoptiekind of kent u iemand die in aanmerking komt? Contacteer me dan gerust voor meer informatie of deelname aan mijn onderzoek. Uw deelname houdt een interview/gesprek in met mij. Ik verwerk deze gegevens verder volledig anoniem in mijn thesis. U zou mij enorm helpen met uw medewerking! Ik hoop van harte van u te horen. Vriendelijke groeten en alvast bedankt,
Charlotte Van de Moortel
3
Bijlage 3: Informed consent
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen
Informed Consent
Ondergetekende,......................................................................., verklaart hierbij,
(1) dat ik uit vrije wil deelneem aan dit onderzoek (2) dat ik op de hoogte ben van de mogelijkheid om het onderzoek op ieder moment stop te zetten (3) dat ik de toestemming geef aan de onderzoekers om het onderzoeksmateriaal (audio opnames) op anonieme wijze te verwerken, te bewaren en te rapporteren. Deze gegevens zullen enkel gebruikt worden voor wetenschappelijk onderzoek (4) dat ik duidelijk geïnformeerd ben en het inlichtingenformulier gelezen heb, ook heb ik de kans gekregen om vragen te stellen en op deze heb ik een bevredigend antwoord gekregen. Ik begrijp het onderzoek waaraan men mij gevraagd heeft deel te nemen
Gelezen en goedgekeurd op .................................. (datum) De deelnemer,
............................................. (handtekening)
4
Bijlage 4: Inlichtingenformulier
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen
Inlichtingenformulier Beste, Bij deze neem je deel aan een onderzoek naar de ervaringen en opvattingen van adoptiekinderen en adoptieouders bij hechtingsmoeilijkheden. Hechting verloopt soms wat moeilijker bij adoptiekinderen en in sommige situaties kan een ‘uithuisplaatsing’ of een verblijf buitenshuis verlichting en beterschap bieden voor zowel het kind als de ouders. Door de buitenwereld wordt dit nemen van afstand echter vaak verkeerd begrepen en spelen heel wat vooroordelen een rol. De bedoeling van dit onderzoek is hier tegenwicht aan te bieden. Ik wil dan ook graag de ervaringen van ouders met adoptiekinderen in een dergelijke situatie nagaan en onderzoeken hoe zij dit beleven. Het is mijn bedoeling hun stem naar voor te brengen en na te gaan wat een dergelijke beslissing teweegbrengt en welke reacties ze daarbij van hun omgeving kregen. Uw deelname aan dit onderzoek houdt een interview in dat opgenomen wordt om verder te kunnen verwerken. Dit geluidsbestand zal enkel beluisterd worden door mezelf. Alle info wordt anoniem verder verwerkt in mijn thesis. Deelname aan dit onderzoek is volledig vrijwillig. U kan gedurende het hele onderzoek en op gelijk welk moment daarna uw deelname stopzetten en u hebt het recht te vragen om de informatie uit uw interview niet te gebruiken. Indien u akkoord gaat met deze informatie en bereid bent deel te nemen aan mijn onderzoek, plaats dan uw handtekening op het bijgevoegde ‘Informed Consent’ document.
Ik bedank je alvast voor je medewerking!
Charlotte Van de Moortel 5
Bijlage 5: Aanvullende citaten per thema Thema 1: Context van de adoptie 1.1 De adoptie Adoptieprocedure Interview 2: Katia en Mark “Die organisator van die adopties, dat is iemand die in Nederland heeft gestudeerd. Dus die weet dat eigenlijk wel… Plus, de kleintjes in het hotel, die hadden krampen, die waren ziek. Wij dachten: ‘Zeg ons wat die vooraf aten, al is het iets heel vies, maakt niet uit. Maar dat die krampjes minderen!’ En dan zei die man, die sprak Nederlands: ‘Vergeet alles.’ Is dat nu adoptie? ‘Vergeet alles. Laat je kind creperen en voel je er slecht bij.’” “Maar die man, dat is hetzelfde systeem hé: “Vergeet alles.” Dus in dat systeem van adoptie zijn wij heel erg teleurgesteld. Dat had ons heel veel problemen kunnen besparen. en hadden wij direct meer geweten, was dat ook ten gunste van hem geweest hé. Hadden we geweten dat hij een hartafwijking had, dan hadden we direct kunnen… hadden we direct geweten dat hij ouder was… Wij hadden gezegd: ‘Zolang dat we ons huis niet moeten ombouwen mag er iets afwijkend zijn.’” Interview 3: Wim en Fien “Vermits dat wij zelf vier kinderen hadden konden wij niet via een organisatie haar adopteren. We hebben dat allemaal zelf moeten regelen. Omdat we zogezegd geen reden hadden om een kind te adopteren. Geen reden volgens hen hé.” Interview 4: David en Marianne “Dus dat duurt lang.. En zoals je ziet is er een hoop papierwerk bij en dat duurt toch ongeveer twee jaar dat je moet wachten.” Voorbereiding adoptiekinderen Interview 1: Ann en Bert “Het enige wat Tara kon was: ze kon bijna in het Engels tot 10 tellen en dat had ze nog in die drie maand in het weeshuis geleerd. Dus daar probeerden ze wat Engels bij te brengen. En in het weeshuis hebben ze dan wel geprobeerd om die kinderen voor te bereiden. Dat ze naar Europa kwamen, dat dat in een vliegtuig zou zijn en dat ze hier dan van alles gingen krijgen, dat ze ook een fiets gingen krijgen. Zo proberen ze die dan wat voor te bereiden. Dat is goed bedoeld denk ik, maar ja… Ik heb dat daarstraks verteld hé, hoe Tara dat ervaren heeft, dat was een heel ander beeld hé.” Interview 5: Eric en Marie “E: Dan de eerste drie maand, omdat er geen opvang was, is hij de eerste drie maanden in de kliniek gebleven. M: daar hadden we echt ‘hartzeer’ van. Dan hebben we echt aangedrongen of hij niet meteen naar hier mocht komen, maar ze stonden dat niet toe omdat ze bang zijn dat je je er dan aan hecht en de moeder heeft 3 maand tijd om zich te bedenken. Ze zeggen: “Je weet dat nooit.” En als dat gebeurt
6
waren ze bang dat we er teveel aan zouden gehecht zijn. Ik vind dat nog altijd jammer, want dat heeft geen positief effect gehad.” 1.2 Oorsprong Redenen voor opgave adoptie Interview 1: Ann, Bert en Tara “En ze heeft zo af en toe wel kunnen praten over wat er in Ethiopië, volgens haar dan, gebeurd was. Ze heeft dan ook af en toe wel eens kunnen tonen dat ze heel veel verdriet had dat ze hier was. Verdriet, want haar mama en haar zus wonen ginder nog. En zij heeft dus het gevoel dat haar mama haar in de steek gelaten heeft. Dat die haar met een drogreden naar hier gestuurd heeft: ‘Als je wilt naar school gaan, dan moet je naar het weeshuis en dan kun je naar school gaan.’ Dat was eigenlijk het verhaal van Tara en zij voelt zich dus eigenlijk wel wat bedrogen door haar moeder en die adoptiedienst ginder.” “Die mama, dus de papa is gestorven en die mama bleef achter met vijf kinderen en blijkbaar had ze geen netwerk om steun te krijgen. En dan is er door een rechter beslist dat de kinderen voor adoptie zouden opgegeven worden.” Interview 3: Wim en Fien “Dus we hebben al die papieren in orde gebracht en we zijn naar daar gegaan. We hebben ook via via een advocaat onder de arm genomen die naar instellingen geweest is die kinderen afstaan. Dus echt moeders die daar komen en zeggen: ‘Ik sta mijn kind af.’ En zo, we waren daar nog geen dag, kregen we een telefoontje: ‘Er is een kind.’ Een meisje dat toen negen maanden was of acht maand en een half. We zijn daarop in gegaan en we mochten dat eerst eens bezoeken. Dat was dus rechtstreeks van de mama hé. We zagen dus de mama… Maar die mama wou haar dus afstaan. Dat is ook heel duidelijk gevraagd: ‘Wil je je kind kwijt?’ Want ik wil zeker geen kind afnemen van iemand!” Interview 5: Eric en Marie “Bij Tim zijn moeder… ze had al twee kinderen. Ze was weggegaan van haar man, heeft kort een relatie gehad en is dan zwanger teruggekeerd bij haar man. Ze was zwanger van die andere man en die wou dat kind ook niet en dan hebben ze dat samen beslist. Maar die man, dat was misschien ook iemand die haar opslorpte en dat ze daar in getrapt is. de kans zit erin hé dat dat zo iemand was. Want uiteindelijk is ze teruggekeerd bij haar eigen man, maar wel zwanger van een andere man. Maar Tim weet dat niet. Hij heeft daar nooit om gevraagd. Ik heb altijd gezegd dat als hij dingen wil weten, dat hij die mag vragen, dat ik hem alles zou vertellen wat ik weet. Ik ging ze hem uit mezelf niet vertellen, maar hij heeft nooit dingen gevraagd. Hij heeft wel gevraagd waarom hij afgestaan is. Ik heb dan gezegd dat ze er niet voor kon zorgen… Maar ik heb niet gezegd dat er al twee kinderen waren. Ik vond dat veel te wreed voor hem, dat die er wel mochten zijn. Moest hij dat specifiek gevraagd hebben, zou ik eerlijk geantwoord hebben. Maar hij weet dat nog niet. Als hij dat niet vraagt… Ik vind dat veel te erg voor hem dat de andere wel mochten blijven en dat hij weg moest. Daarmee heb ik hem dat niet verteld. Ik zou er zeker niet over gelogen hebben, had hij me dat letterlijk gevraagd. Als kind misschien niet, maar nu als volwassene zou ik hem dat zeggen.” “Van België. We weten niet precies van waar. Zijn natuurlijke mama is anoniem gaan bevallen in Frankrijk, ik weet niet of dat nu nog kan. Toen kon dat nog. Die kliniek bestaat alleszins niet meer, want we zijn daar eens naartoe geweest met hem om dat eens te bezoeken. Om hem te laten zien waar hij geboren is en dat was gene kliniek meer toen. Dus hij is net over de grens geboren omdat je daar anoniem kon bevallen en in België kond at niet.”
7
Praten over geboorteland Interview 1: Ann en Bert “Nu dat ze terug in het begeleidingstehuis zit, zijn ze daar wel weer mee bezig. Ze staat daar weer voor open. Maar dat is wel belangrijk, denk ik. En ze heeft zo af en toe wel kunnen praten over wat er in Ethiopië, volgens haar dan, gebeurd was. Ze heeft dan ook af en toe wel eens kunnen tonen dat ze heel veel verdriet had dat ze hier was. Verdriet, want haar mama en haar zus wonen ginder nog. En zij heeft dus het gevoel dat haar mama haar in de steek gelaten heeft. Dat die haar met een drogreden naar hier gestuurd heeft: ‘Als je wilt naar school gaan, dan moet je naar het weeshuis en dan kun je naar school gaan.’ Dat was eigenlijk het verhaal van Tara en zij voelt zich dus eigenlijk wel wat bedrogen door haar moeder en die adoptiedienst ginder.” Interview 4: David en Marianne “Ze zei bijvoorbeeld dat haar pa in India paarden hield. Dat ze op een boerderij woonden. Haar ma was overleden want haar ma was gebeten door een slang. Er waren daar zeer veel slangen, zei ze. En ze zei dat dus regelmatig dat zelfde verhaal. Dus wij vroegen ons af…De dokters zeiden ook: ‘Dat kan niet, een kind van een jaar, dat ze zich dat nog zou herinneren.’ Er is ook gezegd geweest van de dokter: ‘Hechtingsstoornissen, dat is iets wat voorkomt uit haar eerste levensdagen of eerste levensweken. Dat komt al van daaruit.’” 1.2 Bemoeilijkende factoren Andere leeftijd Interview 2: Katia en Mark “Hij was aanvankelijk 6 jaar als hij aankwam, maar hij zal twaalf jaar geweest zijn. Hij was heel klein door een hartafwijking, maar dat wisten wij niet en dat was wel een zware hartafwijking.” “Ja maar, we hebben dat nog niet gezegd! Uit die opname van zes weken is dan uiteindelijk gebleken dat onze jongeheer geen zes was plus dries, dus op dat moment negen, maar waarschijnlijk 16 was! Dus hij is véél ouder.” “Ik ging na een jaar op controle bij de dokter die dan zijn hart opvolgde. Zoals altijd komt er dan een verpleegster om hem te meten en wegen en dan wordt dat briefje op de prof haar bureau gelegd om dan die grafieken in te brengen. En de professor begon aan haar grafiek en zei: ‘Dat kan hier niet, wat heeft zij hier gedaan? Alé, terug opnieuw naar de verpleegster Joren!’ En Joren terug op de balans en terug onder de meetlat en Joren was, het was toen ongeveer negen maand dat ze hem niet meer gezien had, 21 kilo bijgekomen en was in de 20cm gegroeid… Dus om maar te zeggen: drie jaar geleden hing hij op onze arm en nu is dat een bonk, zo’n kas…” Gezondheid Interview 2: Katia en Mark “Dan zijn wij thuisgekomen en na een week of drie had hij zijn eerste bronchitis, wat typisch was als gevolg van die hartafwijking, dat gaat naar de longen ook. We gaan naar de huisdokter en die zei: ‘Ik hoor geruis op zijn longen, maar ik hoor ook nog een ander geruis.’ Direct doorgestuurd naar de cardioloog en dan bleek dat hij een zware hartafwijking had.”
8
Interview 3: Wim en Fien “Dan is ze ziek geworden, ja. En in het begin dachten we dat ze aids had, met haar gedrag... We zijn lang op zoek gegaan naar: ‘Wat is het nu eigenlijk?’ en we zijn erachter gekomen dat ze ‘Lupus’ heeft. Dat is een auto-immuunziekte, een heel serieuze ziekte, waar je wel mee kunt leven als je gestructureerd leeft. En dat kan ze net niet, want ze doet niet anders dan uitgaan… Wij hadden toen eventjes gedacht: ‘Misschien zal dat haar redding worden.’ Haar ziekte zal haar misschien beperken, want niets beperkte haar. Niemand kon haar ooit een grens opleggen. Maar dat is ook niet gelukt. Zij nam niet op tijd haar medicatie, ze verzorgde zich niet. Zo erg zelfs dat haar nieren eraan kapot gegaan zijn.” “Maar ze is dus serieus ziek. Ze heeft intussen kapotte nieren. Ze heeft een niertransplantatie gehad, die na negen maanden mislukt is. Volgens de dokters is het haar fout, omdat ze weer niet de medicatie nam die ze moest nemen. Ze mag niet roken voor haar longen. In de wachtzaal van de dokter zit ze dan te roken. Dat is weer echt pestgedrag, ik kan het maar zo noemen. Je zou nog zeggen: ‘Wacht dan toch totdat hij het niet ziet, als je het niet kunt laten.’ Maar nee… Er is precies niets dat haar deert. Ze staat boven alles.” Interview 4: David en Marianne “Ik ging eens naar de markt en ik kwam terug van de markt. Ik was nog maar terug, ik had mijn gerief nog maar net neergelegd. Ik had mijn mantel nog aan en alles en ik kreeg een telefoon van school. ‘Mevrouw, er is iets. Kun je onmiddellijk naar school komen?’ Ik verschiet natuurlijk: ‘Voor wat moet ik naar de school komen? Dat weet ik niet…’ ‘Er is iets met uw dochter.’ Welke dochter dat hadden ze niet gezegd natuurlijk. Het was met de jongste. En zij was op de grond gevallen. Zo al spelend op de koer was ze op de grond gevallen. Ze wisten niet wat het was. En dat is zo drie vier keren na elkaar geweest dat ik dan naar school moest gaan. En dan de laatste keer hebben ze dan een onderzoek gedaan met haar om te zien of ze geen epilepsie had.” “In feite gaat ze de maandag naar het volwassenenonderwijs, maar verder doet ze niets. Ze ligt praktisch heel de dag in haar bed. Dus dat is niet normaal. Volgens mij is ze depressief, maar ze wilt niet geholpen worden. We kunnen niet zeggen: ‘Ga naar de dokter.’ Ze wil dat niet.” Interview 5: Eric en Marie “E: Op drie maanden was dat precies nog een pasgeboren babytje hé. M: ja dat was zoals een boorling. Niets was ontwikkeld. Ik had eerste pakjes van de andere kinderen van een maandje. Als zij een maand waren, konden ze er al niet meer in. En hij kon daar nog perfect in. Hij was lichamelijk ook niet ontwikkeld. E: Hij was nochtans op een normale datum geboren, allemaal geen probleem, maar erachter is hij de eerste maanden niet vooruit gegaan.” IQ Intervies 1: Ann en Bert “We hebben haar dan ook laten testen. Ze heeft ook een laag IQ, dus ze is zwak begaafd. Dus ja, dan steek je dat daar gemakkelijker op.” Interview 5: Eric en Marie “In ‘technische’ is hij getest door het PMS, ze hebben zijn IQ getest en we weten nog goed, die mevrouw waarmee we dat gesprek hadden zei: ‘Maar Technisch…die jongen die moet onmiddellijk
9
minstens naar het ASO. Die jongen heeft een zeer hoog IQ.’ Hij zat een stuk boven het gemiddelde. Onlangs is hij opnieuw getest en hij heeft 125.” Taal Interview 2: Katia en Mark “De tweede operatie was voor hem emotioneel minder zwaar. Hij wist: “Dat komt hier inorde, ze zijn hier goed bezig met mij. Ze halen mij niet uiteen en…” Hij heeft later ook de angst waar het om ging kunnen verwoorden. Dat kon allemaal niet in het begin, sowieso was de taal er niet, maar dan is nu recent ook gebleken dat hij mentaal ook niet die capaciteiten heeft. Dus hij heeft de taal niet doordat hij van een ander land kwam, maar mentaal leerde die ook niet. Hij kwam niet tot taal. Hij hanteerde met momenten ook een apentaaltje, zo noemden bij dat. We wisten: “Hij kan beter!" Nu is dat aan het slijten. Het is minder frequent. Soms kan hij ook al gevoeligere dingen vertellen.”
Thema 2: Gedrag 2.1 Gedragsproblemen / Hechtingsstoornis Algemeen Interview 1: Ann en Bert “Ze is dus telkens wel naar het volgende schooljaar gegaan, maar het ging dus altijd moeilijker. Op een bepaald moment, dat was denk ik in het vierde leerjaar, begon het wel heel moeilijk te worden. Niet alleen het feit dat je er heel veel moest mee bezig zijn, maar ze begon ook haar frustratie te uiten door tegendraads te doen. Ze begon ook tegen de juf wat ambetant te worden. En hier thuis begon dat ook…” “Frank zo… agressief, ook wel naar ons toe.” “Ik denk dat het uit frustratie moet geweest zijn hé. En bijvoorbeeld als we haar kleine taakjes gaven, of bijvoorbeeld een kleine opmerking van iets dat wij ook tegen de andere zeiden, dat het niet correct was wat ze deed. Dan kon ze ineens zo opvliegen dat je dacht van: ‘Wat is dat hier? Dat is eigenlijk niet normaal…’ Maar we hebben toen eigenlijk vooral gedacht dat dat van school was. Het feit dat ze daar gefrustreerd rondliep, omdat het heel moeilijk was voor haar.” “Dat klinkt nu heel negatief natuurlijk…maar het feit dat ze… Als je een hele tijd bij iemand bent, dan zijn er verwachtingen over en weer. En daar kan ze niet tegen hé. De problemen komen vooral op het moment dat er van haar dingen gevraagd worden. In de instelling vragen ze: ‘Jij moet uw GSM om zeven uur afgeven.’ Daar heeft ze problemen mee. Die regels en zo, die heel normaal zijn om te kunnen samenleven, daar heeft ze het heel lastig mee. Dan begint ze u weg te duwen.” “In ouderbegeleiding wordt dat ook soms visueel voorgesteld hé. We hebben ook die blokjes al moeten zetten. En dan moet je Tara positioneren t.o.v. het gezin en ja... dan zet je die echt erbuiten hé. Ze sluit zichzelf eigenlijk buiten door haar gedrag. En je wilt dat niet hé, maar het is gewoon…niet haalbaar. En dat is zo moeilijk om uit te leggen.”
10
Interview 2: Katia en mark “Het werd ook steeds moeilijker… In het begin geef je een kind ook nog meer reserve, alé ja, hij moet zich aan alles aanpassen, hij komt van een heel andere wereld, moet hier iedereen leren kennen. Eigenlijk was hier voor hem maar één goed kind, dat was zijn broer Ward. Dus er was hier maar één vriend waar hij de hele tijd mee bezig was. En voor de anderen werd het moeilijk gemaakt en er werd achter de rug heel complexe dingen gedaan. Er werden spelletjes gespeeld.” “En je werd zotgemaakt. Nu nog altijd eigenlijk… Zoals op zondag is hij dan alleen met ons, omdat de andere jongens naar de scouts zijn, daar is dan niks op aan te merken, dat is een voorbeeldkind. Maar hij heeft twee volwassenen voor zich alleen hé. Als hij aandacht moet delen, dan wordt het een ramp. En als ander volk hier is of als het een feest is of zo, dan krijgen wij het heel hard te verduren. Dat is er achteraf ook bijgekomen, en dat is heel zwaar geweest, dat donkere van zijn gezicht. Hij kan zo heel donker kijken en heel boos kijken en ons gewoon ‘doodbliksemen’. En op een feest bijvoorbeeld: hij passeert u, bliksemt u dood en hij ziet een ander en dat is de meest lieve, jonge charmante gast.” “Dat is dan geëscaleerd eind augustus vorig jaar met dat hij in een weekend dat ik werkte een mes heeft getrokken. Hij had een mes uit het keukenblok gehaald, en is daarmee in zijn eigen nek beginnen kappen. Maar het mes was omgekeerd… Gelukkig, want die zijn vlijmscherp! Hij is weggelopen en ik heb direct de deur in het slot gedaan, want ik dacht: ‘Als die daarmee naar buiten gaat…’ Ik heb hem eigenlijk in de hoek gedreven, ik dacht: ‘Ik pak het af, snij ik mij dan ja…’ Ik kon niks anders. En toen is de buurman erbij gekomen. Dan heb ik echt geroepen tegen de jongens van: ‘Ga Frank halen, ga Frank halen!’ En dan heb ik hem eigenlijk zo vast gehouden (toont voor) en dan heeft Frank er nog even op ingepraat, maar ja. Dat had niet veel zin, daar kon je niet op inpraten.” Interview 3: Wim en Fien “Dat was in futiliteiten hé. Bijvoorbeeld: we gingen op bezoek bij mijn ouders. ze ging dan altijd uitdagen. Bijvoorbeeld: ‘Ik wil nog wat eten.’ En mijn vader: ‘Hier nog een kroketje kindje.’ En ze keek dan naar mij zo van: ‘Zie je wel dat ik dat krijg.’ Maar ik wist dat ze dat niet ging opeten hé. En toen zei ze: ‘Ik moet het niet meer hebben…’ En toen zei ik: ‘Ja maar, Lisa, dat gaat zomaar niet. Als je iets vraagt, moet je het opeten.’ Maar ja, opa trok dan partij voor haar. Dat was dus constant dat zij zo’n dingen uitlokte. Ruzie met haar broers… en zeker met de jongste die maar één jaar ouder is. Zo geniepig hem tergen en pesten en hij vloog iedere keer uit. Hij was dan ook de slechte in de familie. Wat ze ook eens gedaan heeft, dat was in de kleuterklas, ik had haar helemaal gewassen en aangekleed. Ik had geen onderbroek bij, dus ik moest nog naar boven om een onderbroek, maar ik was dat vergeten. Dus ik doe haar naar school, niet meer beseffend dat ze geen onderbroek aanhad. Zij wist dat heel goed hé. Dus ze ging regelrecht naar de kleuterjuf om te zeggen dat ze gene onderbroek gekregen had. Nu dat zijn nog kleine staaltjes… Wat ze ook veel deed was haar niet wassen. Maken dat ze stonk zodat ze echt irriteerde. Ze kwam dan naast je zitten aan tafel…echt pesten. Je kunt het met je verstand niet verzinnen. Dat was dag in dag uit. Ze kwam nog maar beneden en dat was al ofwel stinken ofwel duwen ofwel… Elke morgen begon al zo. En op de duur stond ik op, denkend: ‘Vandaag ga je je best doen. Je gaat vriendelijk zijn, maken dat de sfeer goed blijft.’ Maar dat was niet haalbaar. Op de duur bleven onze eigen kinderen boven. Totdat onze Bert zei: ‘Mama, doe zoals ik. Ga weg.’ Maar ik zei: ‘Ik kan dat niet. Als ouder kun je dat niet.’ Dat is nu nog maar pestgedrag. Liegen! Je kon daar geen enkel gesprek mee voeren. Liegen, dat droop er precies af. En kapot maken, wat ze hier allemaal heeft kapotgemaakt. Dat is onvoorstelbaar. Nieuwe kledij. Ze zij dan: ‘Ik krijg geen kledij, maar als ze het kreeg dan begon ze erin te knippen.’ En dat was dus elke dag opnieuw.”
11
“En ook met voorbedachten rade. Vroeger mocht ze altijd mee op vakantie met ons en dan werd ze in de auto wagenziek, maar dat was gewoon ‘willen wagenziek zijn’. Want in een andere wagen werd ze nooit ziek. Maar ze was dus ziek. Totdat we zeiden: ‘Dat is geen vakantie meer, we gaan eens op vakantie zonder haar en we gaan kijken voor een goeie opvang.’ En een beetje verder woont er iemand die echt goed voor haar zorgde, die haar graag zag. Ze had zelfs meter willen zijn en zo. Goed, ze mocht daar op vakantie. Wij hadden toen kippen. Wel, zij zei tegen die mevrouw: ‘Die kippen hebben eten nodig, ik ga elke dag die kippen eten geven.’ Ze had de sleutel en elke dag gaf ze die kippen eten. We zijn veertien dagen weggeweest geloof ik. Ondertussen, dat zijn we achteraf te weten gekomen, deed ze haar behoefte in een emmer hier. Ze spaarde alles op en op een bepaald moment is ze met die emmer naar onze zolder gegaan en heeft ze over al onze boeken en weet ik veel alles uitgegoten. Het is dus niet op een bepaald moment: ‘Ik ben kwaad, ik doe iets.’ Nee, het is echt met voorbedachten rade: ‘Wat kan ik nog doen?’” “En stelen. De laatste twee jaar dat ze in huis woonde, was ze nooit alleen thuis. Ze pakte altijd. Als ik naar het toilet ging, liet ik één van de kinderen van boven naar beneden komen zodat ze niet alleen in huis was. Ze maakte iets kapot of er was weer geld weg. En dan nog slaagde ze erin om geld te nemen. Ze nam zelfs gewoon mijn handtas mee naar het toilet. Ze haalde er geld uit en plaatste hem terug. Ze was eigenlijk geen klein kind. Ik noem dat een strateeg. Ze zat constant te kijken en te wachten wanneer dat wie bewoog naar waar om te kunnen haar slag slaan. Snoepen ook bijvoorbeeld, ik zei: ‘Lisa, als je een snoep wilt, vraag het. De broers krijgen ook een snoep.’ Maar ze weigerde dat. Ze weigerde iets te vragen. Wat ze dan soms deed, was een snoep met haar elleboog op de grond laten vallen, die met haar voet onder de kast schuiven. Totdat er niemand was om dan die snoep van onder de kast te halen. Zo echt van die dingen waarvan je zegt: ‘Dat moet toch niet?’ Dat zit er zo diep in.” “En ze is een mannenverleidster hé. Echt waar, ze was vier of vijf jaar, dat weet ik nog, ze was boven. Ze moest haar kleren uitdoen om haar pyjama aan te doen. En dan: (wijft over borst) ik zeg: ‘Wat doe jij nu?’ ‘Ah, iedere avond voel ik of ik nog geen borstjes krijg.’ Het was nog een kleuter hé! Dat zijn toch ook geen normale gedragingen? Ik zei: ‘Alé Lisa, dat zal nog een beetje lang duren hoor.’ Dus ze was toen al zo bezig. Maar ik zegt het je, mij vader was er ook zot van. Mijn pa heeft hem er ook door laten doen. Mama niet, zij zag dat. Maar hij niet. Ze was zo lief, ja…” “En ze kon ook altijd over geld beschikken hé. Bijvoorbeeld: er zijn veel brave, goedgelovige mensen en zij gaat rond voor de arme kindjes, en ze is zelf een ‘zwartje’… ‘De arme kindjes van mij land…’ Enzovoort, en ze kreeg 500 fr hé in de tijd, als kind van het vierde leerjaar. Dan kon ze weer weg hé. Alle lepe trukken kende ze. Ze vindt altijd wel iemand of iets om te ontsnappen.” “In de ziekenhuizen ook, als ze moet opgenomen worden, dat duurt geen kwartier en er is ruzie met die persoon naast haar. Altijd. We zijn vorig jaar eens op bezoek geweest als ze weer in het ziekenhuis lag. Ze laat dat altijd weten en dan gaan wij altijd op bezoek. Ze lag er zeker al een dag of twee dagen. En de vrouw die naast haar lag, dat was al een oudere dame, die verschoot dat ze Nederlands kon. Dus ze had gebaard dat ze niets begreep van wat dat mens vertelde. En dan steekt ze ’s nachts de tv aan, heel luid, terwijl dat mens wilt slapen. Echt pestgedrag… De gordijnen tussen de twee dichtdoen van: ‘Ik wil jou niet zien…’ Je kunt er echt niet bij… Dat je zegt: ‘Wat heb je daar nu aan…’” “Ging je bijvoorbeeld aardappelen schillen voor frietjes, dan moet je ze niet in stukken doen hé. Tussenin ga je naar het toilet en tegen dat je terugkomt, zijn er overal kappen in die aardappelen. Dan moet je er geen frietjes meer van maken… zo echt, ja. Als ze de tafel dekte steevast alle borden en tassen met brokken af bij jou zetten hé. Geen bestek leggen bij jou. Dat is allemaal niet erg, maar op de duur is dat eigenlijk…niet meer te dragen.”
12
Interview 4: David en Marianne “We gingen veel gaan spelen met hun, er was hier een speeldorp , een binnenspeeldorp. We zijn daar veel geweest of naar het zwembad of naar het bos. Het moest altijd haar gedacht zijn. Haar zus mocht bijvoorbeeld niet zeggen: ‘Ik ga liever naar daar.’ Want anders werd ze razend. Ze werd heel kwaad.” “Het is hier zodanig ver gekomen dat ze sloeg en stampte naar mij. Nu is dat beter. Maar dus een paar jaar geleden… Ik ben steeds naar de dokter geweest, ik heb er briefjes van, van ‘slagen en verwondingen’. Ik ben dat altijd gaan zeggen tegen de politie. Ik heb nooit klacht willen indienen, omdat dat zo raar is… Nu doet ze dat niet meer, slaan. Ze heeft veel dingen kapot gedaan, kapot gesmeten. Die laatste tijd is het wel verbeterd. Maar ze is nog altijd dominant, alles moet in haar handen gegeven worden. Ze smijt gewoon haar kleren op de grond… Wij hadden in feite schrik van haar, dus we hebben altijd maar toegestemd. Omdat we dachten: ‘Als we dat niet doen, zal ze heel kwaad worden. Dan gaat ze beginnen stampen en slaan en gaat ze dingen kapot doen.’ Kijk, je ziet, dit venster hier (wijst naar binnendeur) heeft ze ook in geslagen. Dit hier ook, dat daar ook (wijst zaken aan). Veel dingen kapot…” “Het laatste dat ze kapotgemaakt heeft, was in april vorig jaar. Er stond daar een aquarium op dat kastje. Ze had dus die aquarium tegen de grond gesmeten. Er zaten hier allemaal belangrijke papieren in die kast. Ze had dat uitgehaald en die papieren in het water gesmeten. De politie is zelfs twee keer gekomen toen. Er is hier iemand van het Psychiatrisch Expertiseteam ook gekomen. Maar ja, die mevrouw heeft één gesprek gehad met haar. Maar Rani wou geen verder contact hebben. En dan zeggen zij: ‘We kunnen niets meer doen als ze niet meewilt.’ Dus de politie kwam hier, ze zijn hier al verschillende keren geweest als ze gressief was. Maar de politie komt hier en ze is kalm. Dus ze spreken een keer met haar. En ja: ‘We hebben hier gedaan.’ En ze zijn weer weg. Langs de ene kant zijn we misschien wat boos op de politie, maar ja. We staan machteloos in feite. Als ze de ruit ingeslagen had, bloedde ze erg veel. We belden een ambulance… Ze sloeg en stampte naar de ambulanciers. Dat is twee keer gebeurd. Het is zelfs zo gebeurd dat ze haar meenamen naar de kliniek, maar dat ze in de spoed terug wegliep.” Interview 5: Eric en marie “E: Geleidelijk aan is het bij ons veel meer beginnen doordringen dat dat niet is van onwil of slecht karakter, maar er zit veel meer achter hé. M: We hebben in het begin dikwijls gedacht: ‘Is het nu niet willen of niet kunnen?’ Maar dan heeft hij een tijd in de jeugdpsychiatrie gezeten door de jeugdrechter…nu, hij is daar ook buitengezet hé. Hij werd overal buitengezet door die gedragsproblemen.” “Aan tafel kon je bijvoorbeeld nooit zitten zonder dat hij een schop gaf of ambetant deed. Vanaf dat hij kon, kroop hij op zijn stoel. Die jongen heeft nooit aan tafel gezeten, nooit. De anderen, dat friemelt wel eens en zit niet stil, loopt wel eens van hun stoel weg, maar dat blijft toch eventjes zitten om bijvoorbeeld een boterham te eten. Maar hij kon dat niet hé. Hij legde hem op zijn buik, hij kon geen twee minuten op een stoel zitten. Vanaf dat hij kon, kroop hij over mij als hij baby was.” “Hij deed dingen… Toen we verhuisden bijvoorbeeld, we hadden anderhalf jaar in een huurhuis gewoond toen we hier gebouwd hebben. De laatste dag ging Eric nog naar het huis kijken. Hij deed de deur open en alles stond daar onder water. Tim had de kraan open gelaten. De muziek juf had hem gebuisd en Tim had haar band plat gezet. Ze was in alle staten! Hij stak toeren uit die kattenkwaad waren, maar dan soms ging het er toch over als kattenkwaad. Heel impulsief, hij dacht er niet over na. Daarmee dat dit nu ook gebeurd is denk ik. Het zal wel waar zijn dat zijn tolerantiedrempel heel laag is.” 13
Zelfzorg, verantwoordelijkheid opnemen Interview 3: Wim en Fien “Wij hadden toen eventjes gedacht: ‘Misschien zal dat haar redding worden.’ Haar ziekte zal haar misschien beperken, want niets beperkte haar. Niemand kon haar ooit een grens opleggen. Maar dat is ook niet gelukt. Zij nam niet op tijd haar medicatie, ze verzorgde zich niet. Zo erg zelfs dat haar nieren eraan kapot gegaan zijn.” “We kwamen binnen en er hing daar een geur van jewelste. En er lagen zeker 200 of 300 dode vliegen. In de douchecel was er gebraakt, of was het diarree, ik weet het niet. De schimmel… je kwam er slecht van. Nog altijd. Als ik iets gelijkaardigs ruik, je kunt zo associaties maken… verschrikkelijk. Ze moest uit die kamer of zo. Terwijl ze ziek was, was die huur opgezegd of zo. Of dat ging verbouwd worden. Nog een geluk, want dat was niet meer goed te krijgen. Je mocht alles afkappen. Echt uitgewoond, meer dan uitgewoond, in een paar maanden tijd. En zij woont daarin hé.” Interview 4: David en Marianne “In het huishouden doet ze eigenlijk ook niets. Ze doet niet anders dan slapen en vrienden en vriendinnen uitnodigen. Ze is veel ‘s nachts op. Tijdens de dag slaapt ze heel veel en dan ’s avonds of ’s nachts is ze op.” “Het is ook iemand die precies altijd iemand nodig heeft. Alles moet in haar handen gegeven worden. We hebben wel een beetje schrik dat ze niet op eigen benen zal kunnen staan. En dat zouden we ook wel wensen, dat ze meer zelfstandig zou kunnen zijn.”
Woede uitbarstingen Interview 1: Ann en Bert “Er is al een zware crisis geweest toen dat ze hier nog in het vierde leerjaar zat. Toen is ze heel heel kwaad geworden. En dat is eigenlijk de eerste keer dat we dat meegemaakt hebben dat ze naar haar kamer gelopen is en ze heeft zich daar drie dagen opgesloten.” “We kregen die daar dus niet uit. Ze zat helemaal geblokkeerd. Zij wist ook niet hoe dat ze dat goed kon maken met ons. Wij zijn dan wel een paar keer aan haar deur geweest, maar ja, we geraakten daar dus niet binnen. Uiteindelijk na die drie dagen met overleg en zo’n beetje praten is ze dan wel uit haar kamer gekomen.” “En dan bij momenten ook weer die woede uitbarstingen, eigenlijk in onze ogen voor kleine opmerkingen die we maakten. Als je bijvoorbeeld iets zei, de tafel staat gedekt en ze gaat naar buiten. Als je dan de opmerking geeft: ‘Ja maar, Tara je moet nu niet naar buiten gaan, we gaan eten.’ Dan vloog ze ineens uit en dan was het kot te klein. En dan werd ze zo kwaad, ze kon daar zelf geen weg mee. Ze liep naar haar kamer en dan was ze weer twee drie dagen op haar kamer. En zo bouwt die spanning zich altijd maar meer en meer op en je weet echt niet meer als ouder hoe dat je iemand moet aanpakken…” Manipulerend, complex gedrag Interview 3: Wim en Fien 14
“Ze konden dat niet aan zo’n kind. Ze manipuleert, zij… En ze is een mannenverleidster hé.”
“Ze is dus zeer ziek en heeft veel contact met dokters. Eén van onze zonen werk toevallig in het ziekenhuis waar zij behandeld wordt. Ze heeft formeel aan alle dokters gezegd, formeel verboden om ook maar één woord van haar situatie te vertellen tegen haar broer. Of ze doet die dokters een proces aan. Dus ze knipt overal banden door. Totdat één van die doker zei, toen de broer ernaar vroeg: ‘Ik mag niets zeggen of ze zal me een proces aandoen.’ Hij zei: ‘ ‘Proces aandoen?’, ja, met haar mond… (lacht) In het echt zal ze dat nooit doen. Ze heeft geen poot om op te staan, want ze heeft zelf een heel slecht verleden.’ Ze heeft zelf een strafblad van hier tot ginter. Sindsdien weten we wel eens wat meer over haar, hoe haar situatie en gezondheid is. Maar dat is dus ja…slecht. Dat is een kwestie van tijd nog.” Interview 5: Eric en Marie “Geert heeft me dan gezegd dat hij helemaal in het begin dat Tim daar was een berichtje gelezen had naar dat meisje van: ‘Je moet er u niets bij voorstellen. Het is alleen profiteren.’ En dat deed hij. Geert zei: ‘Ik kan er een boek van schrijven.’ Die man is 30 jaar getrouwd geweest, heeft drie kinderen, had zes kleinkinderen, het zevende op komst. Hij was waarschijnlijk nog maar een goed jaar van zijn vrouw weg als hij met Tim gaan samenwonen is. Hij is altijd homo geweest, maar in die tijd was dat niet altijd evident. En hij zag ze graag hé, pratte altijd over zijn kinderen en zijn kleinkinderen. Hij was er heel fier op, op zijn kroost. Dus dat was echt een goeie man eigenlijk hé. Hij heeft er nooit over geklaagd, hij zag hem enorm graag. Maar de laatste keer heeft hij mij dan gezegd… Wij hebben altijd gedacht: ‘Dat hij de jonge meisjes rond zijn vinger draait, oké, maar met een man van 57 die zelf drie kinderen opgevoed heeft, met hem zal hij dat toch wel niet doen. Dat zal toch niet gebeuren.’ Achteraf heeft hij het met Geert net op dezelfde manier gedaan hé.
2.2 Strategieën voor het omgaan met het probleemgedrag Achterdocht en voorzichtigheid Interview 1: Ann en Bert “Waar we nu met de ouderbegeleiding heel sterk over bezig zijn, dat is om via hetzij joga, hetzij mindfullness, te leren hoe ermee om te gaan als er zich weer zo'n moeilijke situatie voordoet. Je terugtrekken, rustig blijven… dat is heel belangrijk om dat te leren, want dat gaat nog gebeuren. Ze is nu een paar weekends heel aangenaam. We genieten daarvan. Maar het volgende dat wij verwachten is dat de resultaten van school niet goed zijn: probleem! Ze gaat moeilijk reageren. Gaan we rustig kunnen blijven? Gaan we… dat zijn zo dingen die we moeten leren hé. Het is voor ons nog een leerproces… Maar ja, als je dan goede begeleiding hebt, dat is héél belangrijk. Ik kan maar één raad geven: zoek goeie hulpverlening. Want alleen kun je het niet. Dat is niet te doen.”
Interview 2: Katia en Mark “Zowel de therapeute als de kinderpsychiater hebben apart van elkaar en zonder dat ze wisten dat de boodschap al gegeven was door één van de twee, hebben die tegen ons gezegd: ‘Geef hem nooit het voordeel van de twijfel.’ Dat is ook zo… Dat is heel erg dat je dat moet doen, maar uiteindelijk blijkt dat hij er toch altijd voor iets tussen zat.” Interview 4: David en marianne
15
“We sluiten zelfs de deur van de slaapkamer, omdat we schrik hebben van haar. Ik vind dat we ons nu aan alles kunnen verwachten. Nu is het beter, ja, maar we zijn altijd ongerust. We voelen: ze is tot alles in staat.” Interview 5: Eric en Marie “We hebben we een periode gehad, ik kan dat nu niet meer precies plaatsen, dat het meer dan teveel was. Ik denk dat we op dat moment te veel de kant van het negatieve ingegaan zijn. M: Goh ja, op de duur kun je niet anders. E: Ja, op de duur zit je aan het einde van je kunnen en hij… Neem dat hij van school komt en van de bus vijf minuten te laat is, dat je al direct in dat negatieve valt van: ‘Godverdomme…’ Sorry (lacht) M: Belonen was niet meer mogelijk hé op de duur. E: Nee, het ging niet meer om te belonen. Maar dan op een gegeven moment, dan zijn we wel een stap overgeslagen, maar dat past nu, op een gegeven moment hebben we beslist: we gaan enkel nog geloven. Niet meer altijd per definitie in dat ongeloof gaan, maar gewoon proberen te geloven. ‘We proberen u te geloven, we proberen u te vertrouwen.’ M: maar dat was niet mogelijk. E: Als hij zei: ‘Ik ben nog bij de bakker geweest.’ Dan zouden we meteen gezegd hebben: ‘Maar Tim, je bent niet bij de bakker geweest! Waar heb je nu gezeten?’ Maar dan als we die stap gezet hadden, als hij zei: ‘Ik ben naar de bakker geweest.’ ‘Ja, hij is bij de bakker geweest.’ M: Als het niet bewezen was, geloofden we hem. Maar dat heeft niet lang geduurd hé.” “Ik zei al jaren: ‘Tim zegt dat…’ We hadden altijd de helft kans dat het waar was. Meer dan de helft
hadden we de kans dat het fantasie was.” “Zelfs nu, hoeveel pijn dat ons doet, ik zeg hem dat niet. Ik wil niet dat hij dat weet. Ik heb hem wel gezegd: ‘Weet je wat dat is voor je familie? Wat die mensen doormaken?’ Maar ik spreek niet over ons. Mijn wantrouwen is zodanig groot.” Grenzen en voorwaarden stellen
Interview 2: Katia en Mark “Wij hebben ook neen tegen zo’n dingen moeten zeggen hé. Bijvoorbeeld: een riem moet hij
aandoen van ons, want anders hebben we ook zo één die wijdbeens moet stappen omdat zijn broek op de grond hangt. Dat zijn zo van die dingen. In sommige dingen laat je hem meegaan, maar in sommige dingen wil je hem toch opvoeden omdat je weet: een andere puber zal uit zichzelf wel op een bepaald moment iets beseffen, maar hij veel minder hé. Hij verliest zich daar compleet in.” Interview 3: Wim en fien “Ze is dan naar die voorziening voor onderzoek gegaan daar, enkele weken. En dan is er nog een poging gedaan, we gingen regelmatig op gesprek en de bedoeling was dat ze terug naar huis kon. Dus ze probeerden dat weer te lijmen. En wij hebben gezegd: ‘We zeggen niet ‘neen’, maar zij moet ons beloven dat ze zal eerlijk zijn. Meer verwachten we niet. Ze moet niet voldoen aan één of ander niveau, ze moet niet slagen op school. Ze moet eerlijk zijn. En niet stelen. En als ze met ons wil spreken, moet ze de waarheid vertellen.’ En dat was dus niet mogelijk. En toen hebben wij gezegd: ‘Dan kunnen wij dat niet meer aan.’” Interview 4: David en Marianne “We kunnen eigenlijk ook niet serieus met haar praten. Ze moet gelijk hebben. Maar nu heb ik toch gisteren een klein gesprekje met haar gehad. Het ging over opvoeding en over die voorziening. Ze 16
zegt: ‘Het is feitelijk jullie schuld. Er waren hier nooit regels in huis. Het komt daardoor dat we hier niets doen. Moesten jullie dat gezegd hebben zoals in de voorziening: ‘Jij moet de afwas doen, jij moet dat kuisen.’ Als we dat niet deden, werden we gestraft.’ Ze zegt dus eigenlijk dat we toch te braaf geweest zijn. Ze zegt dat ze het daar moeilijk mee gehad heeft. Ik heb dat nu nog nooit gehoord, wat ze gisteren gezegd heeft: dat ze in de war was en dacht: “Wie neemt hier eigenlijk de beslissing?” Omdat we alles aan haar overlieten. Ze zei ook: ‘Je mag het niet vragen.’ Ze zei: ‘Als je vraagt: ‘Wil je met de honden naar buiten gaan?’ Als je zegt ‘Wil je de afwas doen?’ dan is dat verkeerd. Maar als je zegt: ‘Je moet de afwas doen.’ Of ‘Je moet met de honden naar buiten.’ Als je het zo zegt, zullen we dat veel eerder doen dan wanneer je het vraagt.’ Ja, dat is de eerste keer. Ze heeft ook de handdoek genomen en… ik had om te lachen gezegd: ‘Rani, je moét afwassen.’ En ze heeft de handdoek genomen en is beginnen afdrogen. Ik zei dat om te lachen… Want eerst zei ze ‘Neee…’ Maar ineens nam ze de handdoek. Maar ja dat is natuurlijk…ze zal dat vandaag niet meer doen. Of misschien ja... (lacht)” Interview 5: Eric en Marie “Dan in die periode heeft hij in Gent een vals bomalarm gemeld. In het station van gent was dat. Dan heeft hij een paar maand in de gevangenis gezeten. Een maand of drie, in 2005 was dat. Zijn eerste kennismaking met de gevangenis. Toen is hij veel op de dool geweest. Daklozenopvang en zo. Ik heb hem nog naar de daklozenopvang gevoerd. We hadden ook een soort van huisverbod opgesteld. Een contract moeten opstellen hé, dat hij hier niet meer mocht zijn hé. De wetgeving is daar ook raar en onduidelijk in hé. Als we hem hier zouden laten wonen, dan blijf je als ouder een stuk de verantwoordelijkheid dragen. Dat wilden we niet. Ook niet tegenover de andere kinderen. We wilden dat niet en daarmee hebben we dat gedaan. Het is nog gebeurd dat ik hem moest gaan halen bij de politie. Ik heb hem een keer of vier bij de politie gaan halen hoor. Ik vroeg aan die agent: ‘Je mag bellen, maar wat moet ik doen?’ Die stonden zo te kijken naar mij: ‘Ale, wat moet je doen? Dat is toch uw zoon?’ Maar hij mocht niet meer thuis slapen van ons, want wij konden dat niet meer aan. Zijn zussen en zijn broer ook niet meer, niemand kond at nog aan. ‘Ik kan er nergens mee naartoe hoor!’ zei ik. ‘Ja, maar hier mag hij niet blijven. Trek er uw plan mee.’ Ze zetten hem daar ook op straat. Dan ben ik beginnen zoeken naar de nachtopvang van de daklozen en daar is hij dan nog terecht gekund. Maar dat is ook zo…alé. Maar we hebben dan zelf een advocaat aan de arm genomen en we hebben dan zijn adres hier laten schrappen. Omdat dat echt veel te riskant werd voor ons. Dan is dat met een vonnis uitgesproken geweest. En hij mag alleen op bezoek komen mits dat hij vooraf verwittigd heeft.” Zich inhouden Interview 3: Wim en Fien “We hadden eventjes gedacht, maar noch jij noch ik zag dat zitten, mocht er iemand constant dag in dag uit haar begeleiden en altijd bij haar zijn en haar voortdurend met goedheid en begrip benaderen… nee, iemand die emotioneel niet betrokken is, want vanaf het moment dat je er emotioneel bij betrokken bent, heeft ze je in haar macht. Je mag ook nooit een machtsstrijd aangaan, dan verlies je. Maar in het begin besef je dat natuurlijk niet hé. Je gaat automatisch in gesprek en zegt: ‘Nee, dat is niet waar Lisa.’ En de machtsstrijd begint en het is te laat hé. Je mocht nooit discuteren. Je mocht ze geen gelijk geven, maar geen discussie. Als er iets weg was, moest je zeggen: ‘Lisa, ik weet dat je het gedaan hebt.’ En je moest volharden, ook al wist je het niet. Totdat ze, ze ging nooit toegeven, maar totdat je merkte: ‘Ja, het is waar. Ze hebben me door.’ En als ze dat voelde…dan was ze weg. Ze draaide haar om en ze was weg.”
17
Interview 4: David en Marianne “Haar zus zat bijvoorbeeld gewoon in de zetel en er was iets die haar niet aanstond. Ze kwam
gewoon naar beneden en begon te schelden, patat, en de neus van haar zus was gebroken. Als ze kleiner was, moest het altijd haar gedacht zijn als we eens ergens naartoe gingen. Als de oudste bijvoorbeeld eens haar gedacht zei, dat mocht niet hé, dat kon niet. Haar zus heeft ook altijd, zoals wij, een beetje schrik gehad van haar. Ze heeft haar ook, zoals wij, veel toegegeven. Omdat ze het dus ook wist wat er zou gebeuren. Maar natuurlijk, die opvoeding is heel slecht hé. We laten haar de baas zijn. We geven toe. We hebben altijd een hele slechte opvoeding gegeven, maar we probeerden alles zo kalm mogelijk te houden om geen miserie te hebben. Daarom hebben we veel toegegeven.” “Alles wat ze vraagt, krijgt ze. Als ze honger heeft: ‘Ga je een broodje gaan halen?’ En dat is altijd
mama die het mag doen. ‘Ga je naar het winkeltje gaan om tabak?’ En dat is altijd mama hé. Ze telefoneert gewoon naar boven. Ze zou kunnen zelf gaan, maar nee, mama moet dat doen. Ze heeft soms dingen nodig voor school, waarvan Marianne zelf niet weet wat het juist is, Rani weet dat wel. Dus het is toch beter dat Rani er zelf om gaat? Maar neen, mama moet dat doen. En mama doet dat allemaal, omdat ze schrik heeft dat er anders weer boel is.” Interview 5: Eric en Marie “E: Wij willen er per definitie wel een zekere band mee behouden, sowieso maar ook uit zelfbehoud, maar dan beperkt. We gaan zeker ook uit zelfbehoud niet gaan zeggen: ‘Neen, dat is te veel geweest.’ Ik wil dat ook niet zeggen. Ik wil daar ook duidelijk in zijn: ik wil dat niet; Eenmaal uw kind, altijd uw kind. Maar toch ook uit zelfbehoud, want we gaan geen risico’s nemen en we gaan geen ruzie stoken. M: Nee, we gaan zeker geen ruzie stoken met hem. En dat zeg ik al jaren aan de andere kinderen ook: ‘Daag hem nooit uit, want dat is echt een gevaarlijke jongen als je hem uitdaagt.’” 2.3 Strategieën voor het omgaan met reacties van de buitenwereld Relativeren Interview 2: Katia en Mark “Dan is zijn feest ook geweest, al die cadeaus, alle aandacht ging naar hem. Dat begon ons ook heel
veel pijn te doen, want jij bent constant bezig met de negatieve reacties van anderen. Eigenlijk hebben we niet zo veel negatieve reacties rond de uithuisplaatsing gehad, maar wel in de periode dat hij hier was met al die conflicten. Toen zaten we echt tot over ons hoofd in de stront. Wij zegden altijd van: ‘Zo is die niet.’ Terwijl iedereen hier altijd kwam van: ‘Eej, zo ne jongen!’ Wanneer hij bij het laatste incident opgenomen was in het ziekenhuis bij de kinderpsychiatrie, de psychiater kwam er dan ook bij en we dachten: ‘Potverdorie, concrete dingen, we moeten het nu vragen hé. Hij is hier nu. We vragen het hé.’ En dan vroegen we: ‘Hoe bescherm je je als ouder tegen zo’n dingen van: ‘Eej zo ne goeien’ Want dat is gewoon een steek in uw hart en je wilt ook niet in dat verhaal gaan van: ‘Ja, maar je moest eens weten hoe dat hij bij ons is!’ Dat wil je ook niet, altijd zo in dat negatieve gaan.’ En die psychiater zei gewoon: ‘Je leidt die om, je zegt van: ‘Ja we weten dat die oók zo is.’ en je bent er vanaf. En als ze dan nog verder blijven doen dan zeg je: ‘Je mag hem eens drie weken hebben.’ of 'Volgende week moeten bij weg, we zoeken nog opvang...'’”
18
Thema 3: Emoties 3.1 innerlijke wereld van het kind Gevoel bedrogen te zijn Interview 2: Katia en Mark “En soms zegt hij dat hij terug naar Ethiopië gaat, als hij boos is. En dat hij die man van het adoptiebureau zal vermoorden en…” Anders zijn
Interview 1: Ann en Bert “Bij Tara was het natuurlijk allemaal van in het begin wel anders.” Interview 2: Katia en Mark “En dan zondagnamiddag kwam hij met een tekenfilm. Dat doet hij dus als de andere er niet bij zijn hé. Dat is zijn niveau. ‘Toy Story’, daar kwam hij mee af. Dat gaat hij niet doen als de andere er zijn. Als de broers of vriendjes er zijn dan gaat hij niet met zo’n film af komen. Maar als hij dan zelf kan kiezen, dan…” Interview 3: Wim en Fien “Twee kanten hé, aan de ene kant is ze er fier op en aan de andere kant vindt ze het ook niet eerlijk. De broers hebben wat zij niet heeft. Ze wil een man hebben zoals haar broers, maar dat kun je niet hebben met haar gedrag. Soort zoekt soort bijna…”
Verdriet rond adoptie Interview 1: Ann en Bert “En ze heeft zo af en toe wel kunnen praten over wat er in Ethiopië, volgens haar dan, gebeurd was. Ze heeft dan ook af en toe wel eens kunnen tonen dat ze heel veel verdriet had dat ze hier was. Verdriet, want haar mama en haar zus wonen ginder nog. En zij heeft dus het gevoel dat haar mama haar in de steek gelaten heeft. Dat die haar met een drogreden naar hier gestuurd heeft: ‘Als je wilt naar school gaan, dan moet je naar het weeshuis en dan kun je naar school gaan.’ Dat was eigenlijk het verhaal van Tara en zij voelt zich dus eigenlijk wel wat bedrogen door haar moeder en die adoptiedienst ginder.” “Dat was wel tussendoor naar boven gekomen, dat ze heel erg met die adoptie zat. Misschien moeten we dat ook nog even zeggen hé, want we steken het nu alleen op de school, maar er waren wel al signalen dat ze haar adoptie niet verwerkt had. Van het moment dat ze hier was, wou ze niets meer van Ethiopië weten. Alles van Ethiopië was slecht en was vies. Ze moest daar niks meer van hebben. Wij hebben altijd geprobeerd om daarover te praten…”
“We hebben die DVD twee jaar geleden gekregen en we hebben gevraagd: ‘Wil je die samen met ons bekijken?’ Tara heeft dan efkes meegekeken, Sam ook. En dan zat ze daar met zo’n ‘pokerface’, 19
zonder gevoelens, een masker, niks. En het is nu pas dat ze daarover gesproken heeft in de voorziening. We hebben die terug opgesnord en we hebben die meegegeven en nu zijn ze daar in haar begeleiding mee aan het werken, met die DVD, om er samen met haar naar te kijken. In stukjes waarschijnlijk dan. Om dat ook efkes een plaats te geven. Er is wel materiaal om iets mee te doen, maar het is heel confronterend voor Tara.” Trauma Interview 5: Eric en Marie “Hij zegt dat hij het psychiatrisch verslag zelf nog niet heeft kunnen inkijken, maar weet al enkele zaken van zijn advocaat, zegt hij. ‘Er staat in dat ik 100% toerekeningsvatbaar ben voor mijn daden. Verder heb ik enkele psychopatische kenmerken, impulsiviteit die veel te hoog is en een veel te lage tolerantiedrempel. Volgens de gerechtspsychiater komen enkele zaken voort uit een trauma uit mijn jeugd: adoptie op jonge leeftijd. Dat staat erin.’” “Dat is een dooddoener. Dat trauma en adoptie, dat wordt zeer gemakkelijk gebruikt. Dat zal in veel
gevallen wel kloppen, dat weet ik niet, maar dat is iets wat altijd in het bovenste schuifje gelegd wordt. Het is iets waar wij en onze begeleiders misschien ook soms te dikwijls op miskijken hoor.” 2.4 Emoties ouders Emotionele toestand Interview 3: Wim en Fien “De dag dat we haar gekregen hadden, is Wim naar huis vertrokken. Het was weer één september en hij moest gaan werken. En ik had een aantal weken verlof dus ik bleef daar. De eerste week, dat was één van de lastigste weken van mijn leven. Ik moest nog wachten tot dat de papieren in orde waren en dat duurde nog een week. Ik ben daar dus een week alleen gebleven met haar en echt… Mocht ik haar mama in die week terug gezien hebben, ik gaf haar direct terug. Ik had een zwaar voorgevoel dat het niet klopte. Maar ja, met je verstand zeg je: ‘Dat is door mij.’ Ik was ook al lang weg van huis, mijn eigen kinderen had ik ook al een maand gemist. Dat begint door te wegen hé. Dat waren allemaal redenen die ik gaf waarom ik me niet zo goed voelde. Enfin, slecht voelde. Nu ja, we zijn thuisgekomen en eigenlijk heeft dat nooit gevlot. Geen dag. Dat was vanaf de eerste dag miserie.” Interview 5: Eric en marie “Goh, ja, ook dat overleef je hoor. Maar het is wel efkes.. zwaar. Je kunt het je niet voorstellen. Je zou zot worden. Ik ben dan wel op therapie gegaan.. Maar eerst, ik heb meteen gebeld naar een vriendin en gevraag of ik mocht komen. Je weet eerst niet waar je hoofd staat hé. Je zou echt zot worden.”
Zichzelf in vraag stellen Interview 3: Wim en Fien “Maar we hebben altijd en geregeld mensen ontmoet die wel veel begrip hadden en die wel een schouderklopje gaven. Ook in de rechtbank bijvoorbeeld. De rechter heeft ons daar eigenlijk gefeliciteerd en gewaardeerd en heeft Lisa daar eigenlijk onder haar voeten gegeven dat zijn beschaamd moest zijn en zo. Nu, wij vragen dat niet. Maar na alle miserie doet het wel deugd dat je van de gewone mensen iets van waardering krijgt. Van Lisa weet je dat, ze kan niet beter. Maar van mensen die zogezegd ‘verstandig’ zijn en die toch een beetje weten hoe het in elkaar zit, verwacht je 20
toch niet dat ze na een tijd toch in je rug gaan schieten hé. Nu, je vergeeft dat wel natuurlijk, maar op de duur geraak je geïsoleerd. En je begint jezelf ook in vraag te stellen: ‘Ben ik niet aan het ontsporen?’ Maar ja…” Interview 5: Eric en Marie “Maar je kunt dat niet aan gelijk wie zeggen, want die jongen was zo charmant. Moest die hier zitten, je kunt dat niet geloven. We wouden dat ook alleen in vertrouwen zeggen. Dat heeft geen zin dat je het aan mensen vertelt, ze zouden het niet begrijpen. Want dat was de liefste en de charmantste… Ook tegen ons hé tussendoor. Hij kon heel lief zijn voor ons. Als je hem iets vroeg: gewillig zijn en… Zelfs als hij uit huis was, in het begin als hij hier dan op weekend kwam, dacht ik: ‘Alé, Marie, waarmee ben je bezig?’ Hij was lief en deed dingen… Maar ja, als het weekend lang duurde, was het weer grote miserie hé. Als het kort was dacht je: ‘Jongens, uw eigen kind uit huis zetten….alé.’” Schuldgevoelens Interview 3: Wim en fien “Vroeger denk je: ‘Als ik nu maar alles doe, dan lukt dat wel.’ Maar dat is geen garantie. Ik zeg niet dat ik alles gedaan heb, ik heb ook fouten gemaakt. Je bent beperkt en… Maar los daarvan hebben we echt wel geleerd dat we niet alles zelf bepalen in het leven. Er zijn veel factoren die we niet in handen hebben en waar je enkel mee kan leren omgaan. En dat je ook geen spijt moet hebben. Uiteindelijk, als je gedaan hebt wat binnen je mogelijkheden was, moet je geen spijt hebben achteraf. Je kon niet meer. Je kunt misschien later meer en beter, maar toen kon je dat nog niet. Dus je moet in feite geen spijt hebben. Dat vind ik belangrijk.”
Interview 5: Eric en Marie “Over de opvoeding, je denkt dan, ook bij de andere kinderen, van: ‘Daar heb ik het toch misschien niet zo goed gedaan.’ Er is geen één ouder perfect hé. En ook daarbij denk je: ‘Ik had het misschien toch anders moeten doen. Hadden we strenger moeten zijn? Hadden we er niet mee mogen lachen?’ Maar ja, dat zijn vijgen na Pasen hé. Je weet wel dat je altijd gedaan hebt wat je kon…en meer! We zijn tot het uiterste gegaan. We hebben alles gegeven wat we konden en het is toch verkeerd gelopen. Ik wil daar geen schuldgevoelens rond. Ik zou misschien dingen anders doen, maar welke moeder niet? Alle moeders hebben dat, dat is normaal. Met ouder te worden krijg je andere inzichten. Maar op dat moment doe je wat je kan. Op zich heeft hij geen klagen gehad bij ons. Maar ja… Je hebt het niet in de hand. Het is iets wat ons overkomt.” Mislukking Interview 2: Katia en Mark “Ik denk dat veel mensen ook dingen verstopt houden, omdat ze het zelf aanvoelen als een falen.
Maar je moet het op een bepaald moment uit handen geven. Ja… een stuk uit handen geven.” Interview 5: Eric en Marie “Het is nog zo geweest dat hij met al zijn kleren aan het station stond. Hij was ergens buitengezet. En hij vroeg of hij zijn kleren ergens kon leggen totdat hij een adres had. En dat was echt met hartpijn dat ik toen zei: ‘Nee Tim. Wat moet ik er dan mee doen jongen? Nee. Je hebt zelf voor de problemen gezorgd…’ Maar toen stond ik al verder. Ik zei: ‘Je zal zelf voor een oplossing moeten zorgen.’ Hij heeft daar toen iets gehuurd, zo’n kastje of zo. Hij heeft nog gebeld ook dat hij niets had, geen eten. 21
Ik zei: ‘Het is goed, ik zal tot bij jou komen.’ Ik kom bij hem, maar we hadden afgesproken dat hij geen cent kreeg, want je weet niet wat hij ermee doet. Hij zei: ‘Ik heb nog van heel de dag niets gegeten.’ Ik zei: ‘Kom, we gaan samen naar de winkel. Wat heb je nodig?’ ‘Brood en…’ Ik heb dat voor hem gekocht, even bij hem geweest en ik ben terug weggegaan. Als je daar met je verstand over denkt, ga je zeggen: ‘Hallo? Die moeder, daar zitten meer dan tien vijzen los hé.’ Als je dat vertelt aan iemand, wie zal dat begrijpen?” Verlies Interview 1: Ann en Bert “Tegelijk heb je dan ook een gevoel van verlies. Dat gevoel hebben we heel sterk gehad. De dochter die je had willen hebben, dat je die niet hebt. Je verliest ze in feite niet. Eigenlijk heb je die nooit gehad. Want als je het achteraf bekijkt, eigenlijk hebben we dat contact nooit gehad. We waren heel veel met haar bezig, maar dat was geen echt contact… We hebben ook nooit het gevoel dat we Tara echt kennen. Bij onze andere kinderen weten we van: ‘In die situatie gaat die zo reageren, of die is aan het liegen, of die…’ En dat is iets dat we bij Tara niet zien, we kennen haar eigenlijk niet. B: Die heeft zo’n masker zo…een heel groot masker. A: En dat is heel moeilijk om te accepteren dat dat kind eigenlijk… dat is uw kind hé, het is ons kind, maar je hebt er geen vat op.” Angst Interview 4: David en Marianne
“Haar zus zat bijvoorbeeld gewoon in de zetel en er was iets die haar niet aanstond. Ze kwam gewoon naar beneden en begon te schelden, patat, en de neus van haar zus was gebroken. Als ze kleiner was, moest het altijd haar gedacht zijn als we eens ergens naartoe gingen. Als de oudste bijvoorbeeld eens haar gedacht zei, dat mocht niet hé, dat kon niet. Haar zus heeft ook altijd, zoals wij, een beetje schrik gehad van haar. Ze heeft haar ook, zoals wij, veel toegegeven. Omdat ze het dus ook wist wat er zou gebeuren.” “Haar zus heeft ook een vriend, die is hier ook steeds. Haar zus is dus ook niet meer bang van haar. Ze heeft steun aan haar vriend. Het gaat zodanig ver: die vriend slaapt hier praktisch altijd. Wij zijn ook geruster. Zo ver komt het. Dat we blij zijn dat er nog iemand in huis is. Ze praten erover om halfweg het jaar alleen te gaan wonen, dus dat wilt zeggen dat wij alleen met Rani zullen zijn. En ik denk dat we misschien soms wat minder gerust zullen zijn. Maar zoals het nu voortgaat, het is beter, en moest het zo blijven, het kan altijd weer slechter worden, maar zo is het te doen.” Interview 5: Eric en Marie “Hij begon dan ook een lichte vorm van geweld te gebruiken. Ik was hier bang tegen dat hij naar huis kwam. Ik heb ook nog gestaan boven aan de trap dat ik dacht: “Hij zal mij eens een duw geven…” Ik was geen seconde meer gerust.” “E: Wij willen er per definitie wel een zekere band mee behouden, sowieso maar ook uit zelfbehoud, maar dan beperkt. We gaan zeker ook uit zelfbehoud niet gaan zeggen: “Neen, dat is te veel geweest.” Ik wil dat ook niet zeggen. Ik wil daar ook duidelijk in zijn: ik wil dat niet; Eenmaal uw kind, altijd uw kind. Maar toch ook uit zelfbehoud, want we gaan geen risico’s nemen en we gaan geen ruzie stoken. M: Nee, we gaan zeker geen ruzie stoken met hem. En dat zeg ik al jaren aan de andere kinderen ook: ‘Daag hem nooit uit, want dat is echt een gevaarlijke jongen als je hem uitdaagt.’”
22
“Weet je wat, dat is er ook zo erg aan: nu zit hij nog vast hé, maar als hij vrijkomt…voor zijn zussen en
voor ons, dat is geen gerustheid hé. Als hij voor de deur zal staan, ik zal niet gerust zijn hoor. Als ze zoiets doen… Hij heeft hem omgebracht met messteken. Ik zeg hen dat echt veel, ze mogen hem niet uitdagen. E: ja, neen, dat is niet verstandig. M: Nee nooit, of zelfs geen ruzie maken. Hij durfde wel eens niet akkoord gaan als ze hier op bezoek waren en ik zei dan: ‘Je moet daar niet op ingaan.’” “Een keer iets gaan eten of zo, dat wel, maar hier thuis? Alé, hij heeft Geert omgebracht met een
mes. Er moet hier maar een mes op tafel liggen… Wie gaat er nog gerust zijn? Je durft geen mes meer op tafel leggen.” “Ik stak mijn messenset al weg hé als hij nog thuis woonde. Op het moment dat ik dat berichtje
gehad heb van Geert, vanaf dan ben ik geen moment gerust geweest. Ik dacht steeds: ‘Hij zal hem toch niets aandoen…’ Ik was er echt niet gerust in want ik wist dat het niet klopte als Geert zoiets stuurde.” Hoop Interview 1: Ann en Bert “Als ze ergens bij kan horen, dan komt dat wel in orde. Maar ik weet niet of ze dat op dit moment al heeft, haar plekje. Ze mag hier thuis blijven en komen, maar of dit nu de plek is voor haar…we weten het niet goed hé. Maar moest ze dat vinden, dan gaat het misschien wel in orde komen.” “En we hopen ook dat ze haar adoptie een plaats kan geven. Ze wil graag naar haar mama teruggaan.
Ik hoop dat ze dat op een goeie manier kan doen. Dat ze daar naartoe kan gaan en dat ze daar een mooie ontmoeting heeft. Dat gaat haar waarschijnlijk wel deugd doen. Ik weet niet of ze al zo ver is. Ze zijn daar nu heel sterk mee bezig hé in haar begeleiding.” Interview 4: David en Marianne “Ze verbeterde niet. We dachten misschien dat ze met tijd zou verbeteren.”
Thema 4: Beleving van de rol als ouder Algemeen Interview 1: Ann en Bert “Je neemt ze mee naar het hotel, je zorgt daar zo goed mogelijk voor… Maar dat was heel opvallend.
Eerst aan mij heel erg aanklampend en dan Bert. Ze liet Bert bijna niet los, zeker als we alleen op de kamer waren. “ Interview 3: Wim en Fien “We hebben er veel mee gepraat en op ingepraat en haar gezegd wat de gevolgen zullen zijn van
haar daden. Maar het heeft ze niet veranderd. En uitleggen waarom we dat zeiden en dat ze het niet
23
voor ons moet doen, maar voor haarzelf, voor haar eigenwaardigheid. Maar niets heeft ooit geholpen. Die drang, die oerkracht noem ik dat, die is zo groot die overheerst alles.” Interview 5: eric en Marie “Als ik erbij geweest ben, heb ik hem wel gezegd dat ik me, voor zover de mogelijkheden want als
buitenstaander heb je niet veel mogelijkheden, maar dat ik mij er zou achter zetten dat hij geïnterneerd wordt. Zodat hij psychische hulp krijgt, maar geen effectieve gevangenisstraf. Maar hij verkiest sowieso een gevangenisstraf, omdat je er dan op korte termijn vanaf bent hé. En anders weet je gewoon niet wanneer dat het stopt.” 4.1 Kansen geven Interview 3: Wim en Fien “Ze zat hier in het vierde leerjaar en ik zei: ‘Het kan niet. Dat kan niet. Zij kent niet wat er hier op papier staat.’ Ze was dus zo leep om via via te kunnen spieken. Het was ook een meester, rond haar vinger wond... Mannen kon ze rond haar vinger draaien hé. Dus die meester beweerde bij hoog en bij laag dat dat zo was. En hij toonde de papieren. Maar ik zei: ‘Zij kan dat niet.’ Hij zag dat niet. Nu, het was al om zeep op school, niet zozeer door de leerkracht, maar door de medeleerlingen en heel de situatie, zodat we zeiden: ‘Kijk kind, we gaan jou veranderen van school. Je krijgt een nieuwe kans. En we hopen dat je die nieuwe kans aanneemt, dat je nieuwe vriendinnetjes zal hebben, nieuwe kindjes in je klas die jouw verleden niet kennen.’ Maar ja, dat was dan natuurlijk ook niet gelukt. Ze was daar nog maar twee of drie weken toen men al zei op school: ‘Ze zal moeten een leerjaar terug naar beneden gaan, want zij voldoet daar echt niet aan.’ En ik zei: ‘Voila, de bewijzen zijn geleverd hé. Zij kan dat niet.’ Ze leerde nooit iets, ze weigerde om te leren, dus ze kon die resultaten niet halen.” “Toen is ze niet naar huis gekomen, maar is ze geplaatst in een gezinsvervangend tehuis. Ze zeiden
ook: ‘We gaan dat niet dicht bij jullie thuis doen, want voor hetzelfde geld komt ze hier weer vanalles doen.’ Want ze kan binnen hé. We kunnen moeilijk heel ons huis afsluiten. Je kunt dat wel, maar ze slaagt daar dan toch in. Dus ze zeiden: ‘We gaan haar op afstand zetten.’ En het was de bedoeling dat ze in het begin om de 14 dagen een weekend naar huis kwam. En als dat ging beteren, je weet maar nooit, mocht ze elk weekend naar huis komen. En wie weet helemaal terug naar huis. Dus we hebben nooit die deur dicht gedaan. We hebben altijd gezegd: ‘Als het kan, zouden wij niet liever hebben dan dat je terugkeert. Want dat was ook de bedoeling waarom we je van ginder gehaald hebben: om jou kansen te geven, net als onze andere kinderen. “We hebben altijd gezegd: ‘Lisa, de deur staat op een kier.’ Maar…we hebben haar moeten loslaten.”
Opvoeding willen geven Interview 2: Katia en Mark “Wij hebben ook neen tegen zo’n dingen moeten zeggen hé. Bijvoorbeeld: een riem moet hij aandoen van ons, want anders hebben we ook zo één die wijdbeens moet stappen omdat zijn broek op de grond hangt. Dat zijn zo van die dingen. In sommige dingen laat je hem meegaan, maar in sommige dingen wil je hem toch opvoeden omdat je weet: een andere puber zal uit zichzelf wel op een bepaald moment iets beseffen, maar hij veel minder hé. Hij verliest zich daar compleet in.” Interview 3: Wim en Fien
24
“Ze is dan naar die voorziening voor onderzoek gegaan daar, enkele weken. En dan is er nog een poging gedaan, we gingen regelmatig op gesprek en de bedoeling was dat ze terug naar huis kon. Dus ze probeerden dat weer te lijmen. En wij hebben gezegd: ‘We zeggen niet ‘neen’, maar zij moet ons beloven dat ze zal eerlijk zijn. Meer verwachten we niet. Ze moet niet voldoen aan één of ander niveau, ze moet niet slagen op school. Ze moet eerlijk zijn. En niet stelen. En als ze met ons wil spreken, moet ze de waarheid vertellen.’ En dat was dus niet mogelijk. En toen hebben wij gezegd: ‘Dan kunnen wij dat niet meer aan.’”
Interview 4: David en Marianne “Haar zus zat bijvoorbeeld gewoon in de zetel en er was iets die haar niet aanstond. Ze kwam gewoon naar beneden en begon te schelden, patat, en de neus van haar zus was gebroken. Als ze kleiner was, moest het altijd haar gedacht zijn als we eens ergens naartoe gingen. Als de oudste bijvoorbeeld eens haar gedacht zei, dat mocht niet hé, dat kon niet. Haar zus heeft ook altijd, zoals wij, een beetje schrik gehad van haar. Ze heeft haar ook, zoals wij, veel toegegeven. Omdat ze het dus ook wist wat er zou gebeuren. Maar natuurlijk, die opvoeding is heel slecht hé. We laten haar de baas zijn. We geven toe. We hebben altijd een hele slechte opvoeding gegeven, maar we probeerden alles zo kalm mogelijk te houden om geen miserie te hebben. Daarom hebben we veel toegegeven.” “Er zouden vele ouders in onze schoenen veel strenger geweest zijn. Hadden wij er meer achter gezeten dan zou het misschien ook anders of misschien beter geweest zijn. Dat weet je niet. Er werd altijd gezegd dat we veel te braaf zijn. We zijn veel te braaf. We zijn zeer brave ouders, zeiden ze.” “Er zijn veel ouders die kinderen zouden straffen. Zeggen: ‘Je mag niet naar tv kijken’ of zo… Wij
hebben dat nooit gedaan. Dus waarom zouden ze iets moeten doen? Ze wisten dat ze toch nooit gingen gestraft worden. Dat is eigenlijk een slechte opvoeding hé.” Grote investering Interview 1: Ann en bert “Ze had wel veel hulp nodig. Wij zijn daar heel veel mee bezig geweest. Heel veel ’s avonds huiswerk zitten maken, veel zitten oefenen, maar het was van in het begin wel moeilijk op school.” “Ze volgde Elke en ze deed mee met Elke en dan leek dat allemaal wel vlot te gaan. Behalve op school, op school moesten we dus echt zorgen dat we heel veel met haar bezig waren, want het ging wel heel moeizaam.” “Ja, en dan is ze een maand in observatie geweest en daar hebben ze dus die diagnose van ‘reactieve
hechtingsstoornis van het geremde type’ vastgesteld. Dat hebben ze vastgesteld. En dan ja, de volgende stap in de hulpverlening is er niet gekomen. Waarom niet? Omdat we op dat moment eigenlijk al heel veel energie in Tara gestoken hadden. Zij hebben toen vanuit het ziekenhuis gezegd: ‘Kijk, jullie mogen daar bij die mevrouw in ouderbegeleiding blijven, dat zou goed zijn. Maar voor Tara raden we aan dat je een andere therapeut kiest. Hier is een lijstje.’ En alé, bij ons kwam dat dan over van: ‘En trekt uw plan…’” Interview 2: Katia en Mark “Op schools vlak wilden we dus vooruit en dan had je zoiets van: ‘Speelt hij er nu mee? Zijn dat weer
die hechtingsstoornissen of kan hij echt niet?’ De ene keer kon hij wel, de andere keer was hij weer alles kwijt. Je werd daar ook zot van. Frustrerend dat ik daar toen energie heb ingestoken… Misschien dat hij daar iets van opgestoken heeft. Want hij wou dat! Dat was dan ook verschrikkelijk: hij wou wel, hij wou niet. Dus ik zei dan op een bepaald moment: “Als het is om ruzie te maken dan
25
stop ik er nu mee” en dan zei hij: ‘Neeeneeneenee! Verder doen!’ Alé ja..pfff. Daar hebben wij veel energie in gestoken.” “Som zegt hij al eens een jobje zelf en eigenlijk ben ik nu ook van dat lijstje aan het afstappen. Het is
me soms echt te veel. Mark heeft werk in de weekends en zelfs met lijstjes steek je al je energie in hem. De andere zijn… Een weekend is voor iedereen. En ze zeggen dat je als ouder niet te therapeutisch mag doen, maar ik ben een heel weekend therapeutisch bezig hé. Dus heb ik nu de laatste weekends, ook omdat ik last begon te krijgen van mijn gezondheid, gezegd: “Jongen, zet je aan tafel, blijf maar zitten tot je iets weet en kom er maar mee af.” Dat hebben we nu wel meer gedaan omdat je er gewoon zot van wordt. Nu begint hij het dan ook meer zelf te doen! Hij heeft ook geleerd welke mogelijkheden er zijn. Hij doet dan bijvoorbeeld zijn ‘strijkske’, niet dat van een ander hé! Maar zijn kleren strijkt hij. Als er zo wat vodden zijn voor het containerpark gaat hij die met zijn fiets wegdoen. Vorig weekend wist hij opeens niet meer waar de brievenbus was. Zaterdag wist hij ineens niet meer waar de Post was. En op zondag vroeg hij zelf om de post te mogen gaan wegdoen. Ik zeg: ‘Huh?’ en dan lacht hij hé. Zo is hij hé. (lacht) Maar nu heb ik voor mezelf toch wel beslist om niet meer de hele tijd met die lijstjes en zo bezig te zijn. Hij heeft mij in de weekends nog altijd veel voor zich. Ik ga met hem naar de psychologe. Ik vertrek om halfnegen, dan zitten we in de stad, voorbij alle vitrines en zo. Dan moet ik ook al zeggen: ‘Wij gaan nergens binnen, ofwel gaan we wel ergens binnen.’ Maar eigenlijk is mijn hele voormiddag dan voor hem geweest. En zondagnamiddag, als de andere naar de scouts gaan is dat ook weer voor hem. En vroeger had ik meer tijd als hij ook naar de scouts ging, maar nu heb ik gewoon een weekend dat propvol zit. En vooral voor hem. Ik heb nu voor mezelf ook bedacht: ‘Je hebt nu heel veel jobkes kunnen doen, denk nu maar zelf eens na.’ Vorig weekend had hij dat wel dat hij met voorstellen kwam.” Interview 3: Wim en Fien “Ik heb dikwijls gedacht: “Moesten wij onze Lisa niet hebben, dan moeten wij toch dolgelukkig zijn. Alles loopt dan op wieltjes.” Dat was zo’n zwaar probleem en al de andere dingen die mensen ook hebben met hun kinderen, wij hadden ook wel eens met de anderen iets, maar dat was niets; Dat was het spreken niet waard. Dat kwam eigenlijk niet aan bod.”
Interview 5: Eric en Marie “E: Ik ben nog met hem naar de VDAB gereden voor een werklozen bijscholing. M: we hebben hem altijd proberen stimuleren, maar dan had geen zin hé. Daar deed hij niks mee. e hebben daar massas energie in gestoken. E: In die periode hebben we altijd geprobeerd om hem in de positieve zin te benaderen en… Maar ja. M: het heeft niets opgebracht.” Zorgen maken Interview 1: Ann en Bert “Maar alé, goed, de zoektocht, we zijn erdoor. Alé, het is iets blijvend hé. Dat is ook zo’n fase, denk ik. We zijn nog niet helemaal uit de vorige fase hoor. De fase dat je moet aanvaarden dat het voor de rest van je leven is. Dat is een kind met een handicap, een sociale handicap, een zware handicap. We weten niet wat de toekomst brengt. We hebben daar heel veel schrik van, vooral voor Tara zelf. Zoals we zeiden, het is een zwak meisje... schrik dat ze slecht gaat terechtkomen.”
26
“Ze heeft zelf nog een mooi beeld van haar toekomst. We hebben schrik dat dat niet gaat uitkomen. Zij denkt aan een heel normale toekomst van: werk, gezin, huisje, tuintje. Gaat dat lukken? We weten het niet. Maar we zijn daar heel bezorgd over. Dat is ook zoiets dat u altijd blijft bezighouden. Veel meer dan bij de andere kinderen. Bij de andere kinderen denk je van: ‘Ja, we zullen wel zien. Dat komt wel goed.’ Ook al kan het daar ook nog mislopen hé, maar dat is een heel erge zorg voor ons.” Interview 4: David en Marianne “Het is ook iemand die precies altijd iemand nodig heeft. Alles moet in haar handen gegeven worden. We hebben wel een beetje schrik dat ze niet op eigen benen zal kunnen staan. En dat zouden we ook wel wensen, dat ze meer zelfstandig zou kunnen zijn.” “Nog iets heel belangrijks met hechtingsstoornissen: er is ons gezegd geweest dat, moest ze iemand leren kennen. Ze gaat samen gaan wonen… dat zal goed zijn in het begin, maar hoe dichter ze bij hem zal staan, hoe slechter het zal gaan. Ze zal dus waarschijnlijk nooit heel lang een relatie in stand houden. En dat is weer door die ‘ziekte’, door die hechtingsstoornis. We hebben eigenlijk ook wat schrik. We denken dat ze hier voor altijd zal thuisblijven. We vrezen dat het nooit zal lukken als ze iemand leert kennen… Ze is hier thuis ook op haar gemak. Ze heeft alles wat ze wilt, hoeft niet et gaan werken. Zoals het nu gaat, is het ook niet nodig voor haar. Als ze iets vraagt, krijgt ze het.” “Dus wij twijfelen wat aan haar toekomst. Ik denk dat ze altijd zal thuisblijven. Ze is veel verbeterd, maar we zullen toch nooit een normaal leven hebben als ze altijd zal thuisblijven. We zullen nooit gerust zijn. Veel dingen zullen niet mogelijk zijn, we gaan altijd moeten rekening houden met haar.” Interview 5: Eric en Marie “Die man, ik moet zeggen… Hij is een jaar ouder dan mij en onze zoon is er nu 25. We zijn gaan eten en die mens viel ons enorm mee. Ik heb dan ook gezegd: ‘Je bent hier samen welkom.’ Maar ik heb dan wel eens als ik alleen was met hem gezegd: ‘Die man, dat is echt een aangename man en ik heb er ergens vertrouwen in, maar ben je nu homo of niet? Of de twee?’ ‘Ah, de twee zeker…’ Ah ja, want hij had al vriendinnen gehad. Maar ik zei: ‘Ik wil één iets zeggen: doe nooit dingen die je niet wilt.’ Niet dat ik me daar zorgen om maakte, maar ik dacht toch wel eens: ‘Een oudere man, hij laat zich toch niet misbruiken?’ Je denkt daar toch als moeder eens aan. Ik zei: ‘Doe nooit iets dat je zelf niet wilt! Zeker op seksueel vlak niet. Doe geen dingen waar je zelf niet achter staat. Op zich heb ik er geen probleem mee hé, alle mensen zijn oké voor mij. Als jij daar content mee bent…’ En ze zagen er content uit samen hé. En ik zei: ‘Wie zijn wij als ouder om te zeggen dat hij niet met een man mocht samenzijn.’ Ik schrok er wel van dat hij met zo’n oudere man was. Hij was een jaar ouder dan mij. Maar ja, dat heb ik hem wel eens gezegd omdat ik mijn zorg wou uiten naar hem. Maar hij zei: ‘Dat is geen probleem.’” “Vroeg of laat komt hij vrij. Dat zal voor iedereen onrust meebrengen. Ook voor ons. Wij worden ook ouder en vroeg of laat zit één van ons hier alleen hé. Daar mag je niet aan denken hé. In het begin dacht ik zelfs: ‘Het is te hopen dat we een natuurlijke dood mogen sterven!’ Ik mag er niet altijd op denken.” Levenslang Interview 1: Ann en Bert “Maar alé, goed, de zoektocht, we zijn erdoor. Alé, het is iets blijvend hé. Dat is ook zo’n fase, denk ik. We zijn nog niet helemaal uit de vorige fase hoor. De fase dat je moet aanvaarden dat het voor de rest van je leven is. Dat is een kind met een handicap, een sociale handicap, een zware handicap. We weten niet wat de toekomst brengt. We hebben daar heel veel schrik van, vooral voor Tara zelf. Zoals we zeiden, het is een zwak meisje... schrik dat ze slecht gaat terechtkomen.” 27
Interview 2: Katia en Mark “Soms is hij zo onrealistisch bezig van: ‘Als ik 18 ben dan koop ik een huisje en opa gaat dat bouwen voor mij.’ Dan zeg ik: ‘Joren, 18 jaar, mama en papa hadden ook niet de centen om een huisje te kopen. Wij zijn eerst gaan huren. En opa, die blijft geen huisjes zetten. Als hij dat voor u doet dan moet hij dat voor iedereen doen. Dat gaat niet.’ En ik begin hem ook steeds meer voor te bereiden door te zeggen: ‘Jongen, jij hebt altijd iemand nodig rond je die de dingen voor jou een beetje in banen leidt.’ Ik denk dat als ik daar nu al over spreek, dat hij daaraan went. Ook naar werken toe zeg ik: ‘Jongen, dat gaan we allemaal wel zien.’ Overlaatst zei hij dat hij ging werken in de Quick. Ik probeer hem dan altijd te zeggen: ‘Je hebt problemen met mensen en…’” Interview 4: David en Marianne “Er zijn kinderen waarbij het er volledig uitgroeit met de tijd. Maar er zijn er meer waarbij het werkelijk het hele leven blijft. Ze verbeteren wel, maar toch niet euh…” “Het is ook iemand die precies altijd iemand nodig heeft. Alles moet in haar handen gegeven worden. We hebben wel een beetje schrik dat ze niet op eigen benen zal kunnen staan. En dat zouden we ook wel wensen, dat ze meer zelfstandig zou kunnen zijn.” “Nog iets heel belangrijks met hechtingsstoornissen: er is ons gezegd geweest dat, moest ze iemand
leren kennen. Ze gaat samen gaan wonen… dat zal goed zijn in het begin, maar hoe dichter ze bij hem zal staan, hoe slechter het zal gaan. Ze zal dus waarschijnlijk nooit heel lang een relatie in stand houden. En dat is weer door die ‘ziekte’, door die hechtingsstoornis. We hebben eigenlijk ook wat schrik. We denken dat ze hier voor altijd zal thuisblijven. We vrezen dat het nooit zal lukken als ze iemand leert kennen… Ze is hier thuis ook op haar gemak. Ze heeft alles wat ze wilt, hoeft niet et gaan werken. Zoals het nu gaat, is het ook niet nodig voor haar. Als ze iets vraagt, krijgt ze het.” Interview 5: Eric en Marie “Maar ja je kruipt er toch mee in je graf hé. Dat hebben we van in het begin gezegd. Dat bomalarm bijvoorbeeld, dat kun je nog naast je zetten. Maar zoiets? Dat kun je nooit vergeten hé. Ook onze kinderen…zelfs onze kleinkinderen die nog moeten geboren worden, zijn al belast op voorhand: een nonkel die een leven genomen heeft. Onze dochters zeggen ook: ‘Als we eens een vriend hebben, we kunnen dat toch niet meteen zeggen? Ze zullen ons nogal bekijken!’ Ze hebben angst hé. De schoonouders zullen bijvoorbeeld denken dat het misschien erfelijk is. Ik zeg dan: ‘Zeg dat het je adoptiebroer is, dan zullen ze geruster zijn.’ Maar ja! Ik snap dat hé. Moest één van onze dochters afkomen met de zoon van Dutroux… Ik zou er ook niet gelukkig mee zijn hoor. Welke ouder gaat daar gelukkig mee zijn? Toch niemand? Ze staan allemaal voor moeilijke dingen hé.”
3 Relaties 5.1 Band kind – ouders Communicatie Interview 1: Ann en bert “En dat is ook één van de redenen waardoor we gezegd hebben: ‘We gaan hulp zoeken. Want wij kunnen haar blijkbaar niet helpen.’ Dat contact tussen Tara en ons werd altijd maar moeilijker. Ze 28
heeft een aantal keren wel met ons kunnen praten over die situatie in Ethiopië, maar dat werd altijd minder. Wij verloren heel wat contact met Tara. Dus alle communicatie werd heel moeilijk. En dat werd dan heel uitdrukkelijk door het feit dat ze dan naar haar kamer ging.” “Ze deelt ook niks. Ze deelt heel weinig van wat ze meemaakt of haar gevoelens. Dat is heel moeilijk
om dat met ons te delen. Dus dan ken je uw kind bijna niet. Dat is ook niet leuk… En dan zegt ze altijd: ‘Ik wil zijn zoals de andere kinderen.’ En: ‘Je moet mij behandelen zoals de andere kinderen.’ Maar op de momenten dat je dat doet, dan loopt dat helemaal uit de hand. Dat kan ze dus ook niet.” “Tara heeft het heel moeilijk in relaties hé. Ze heeft nu ook met haar zus Elke een heel moeilijke relatie. Dat is in het begin heel goed geweest. Volgens de orthopedagoog van de voorziening die ons begeleidt, en ik denk wel dat hij daar gelijk in heeft, is het vooral gekomen op het moment dat Elke eigenlijk haar eigen weg wou gaan. Tara wou zich wat vastklampen aan Elke, want Elke was haar reddingsboei hier thuis hé. Als we het zo achteraf bekijken, is het inderdaad zo op het moment dat Elke haar eigen kamer is gaan vragen en zich wat is gaan afzonderen, dan is het eigenlijk slechter en slechter gegaan thuis. Elke was ook zo’n beetje de ‘go-between’ tussen haar en ons hé. En dan valt dat allemaal zo niet op. En plots had ze die niet meer en moest ze met ons komen praten en dat gaat niet.” “Je moet heel goed luisteren naar Tara, dan laat ze soms iets kleins vallen en dan moet je dat
proberen op te pikken. Want daar zit soms een boodschap in bij haar. Ze gaat nooit rechtstreeks iets vertellen tegen je, zo van: ‘Ik zou graag naar Ethiopië gaan.’ Dat gaat ze niet zeggen. Maar ze gaat het via een omweg doen. En dat was nu precies zo iets dat ze liet vallen: ‘Melissa gaat naar Rwanda deze kerstvakantie.’ En eigenlijk had ik dan de tijd moeten hebben om daar verder op in te gaan en te zeggen: ‘Zou jij ook graag teruggaan naar…? Maar ja, dan waren we er en was dat een heel slecht moment qua timing.” Interview 2: Katia en Mark “Wij hadden van die boekjes gekocht om zo te communiceren met beelden en zo, maar hij hapte niet hé. Er was eigenlijk geen communicatie.” “Hij wou ervoor nooit spreken hé, nooit spreken. Wij hadden een heel mooi boek van Ethiopië…niks
hé. Wij hadden een Ethiopisch woordenboek met beelden, niks hé… We gingens eens bij een Ethiopiër eten omdat die… Elke keer als we Ethiopische mensen ontmoetten, wisten we dat dat zijn taal is, maar hij wilde niks. Niks, niks, niks proberen. Niks gewoon. En dan op reis in Istanbul, na een escalatie, is hij beginnen wenen en praten. Hij weende nooit. Maar toen heeft die geweend. Hij heeft dingen gezegd en dat kwam zo altijd in stukjes en beetjes , maar je moet daar nu niets meer over vragen, moest die hier nu zitten of zo. Af en toe komt het eens naar boven.” “Maar nu kan hij al heel mooie dingen zeggen. Bijvoorbeeld: hij had beslist om met Nieuwjaar niet
mee te gaan. Donderdagavond belt hij altijd. Dat is meestal zo van: ‘Wat ben je aan het doen? Wat zijn de jongens aan het doen? Wat heb je gegeten?’ Zo van die dingen. En soms hoor je stiltes en dan weet je, dan is hij aan het ‘sjieken’ op iets. Dan wil hij iets vragen: ‘Mag ik naar de kapper? Mag ik dit? Mag ik dat?’ Zo meer betalende dingen.. (lacht) En hij vroeg dan: ‘Gaan jullie naar de Ardennen met nieuwjaar?’ ‘Ja’ ‘Veel plezier’, zei hij. Voor hem is dat ongelooflijk dat hij dat zegt. Zo in een ander treden : ‘Maken jullie maar plezier.’ En dan wou ik het een klein beetje afzwakken, omdat het anders nogal sadistisch leek, zo van: ‘Wij gaan lekker naar de Ardennen…’ Hij had er wel voor gekozen in overleg om niet te gaan, maar dan zei ik: ‘Ja maar, mama moet dan nog voor de andere zorgen en…’ wat dan ook. En toen zei hij: ‘Doe het maar op uw gemakske!’ Voor hem is dat… Dat is ongelooflijk hé! Want hij is… Hij paait mensen, of hij gaat zo’n dingen zeggen als hij iets wilt bereiken. Vaak zit daar iets anders achter. Maar hier had hij niks bij te winnen of … dat was zo..”
29
Interview 3: Wim en Fien “Nu, ik heb ook dikwijls gezegd: ‘Als je iemand anders vindt waarmee je veel beter kan praten dan met je mama en je papa, doe het! Ik heb daar geen last van. Ik wil hebben dat jij uit je nesten geraakt.’ Maar ja dat… Dat was dan een hoop nesten dat we helemaal ontrafelden, beginnen met een schone lei. Geen twee uur of ze had weeral iets gedaan. Ik zeg: ‘Waarom doe je dat nu weer?’ ze zat er zo diep in…” “Ik heb vooral de eerste jaren mezelf sterk in vraag gesteld. Die eerste jaren dat dat niet vlotte… Na
een tijd, als je ziet wat het probleem is, dan heb ik er leren anders mee omgaan er emotioneel minder van afzien, afstand nemen en geen machtsstrijd aangaan, iedere keer goed bewust zijn van je handelen. Sindsdien heb ik geen enkel normaal gesprek meer met haar gevoerd. Wel wat losse babbels, maar… En er altijd voor zorgen dat het gesprek goed eindigt, dat we er een goed gevoel aan overhouden, zowel zij als ik. Ook al weet ik dat hetgeen dat ze vertelt een leugen is of een halve waarheid…” Interview 4: David en Marianne “Die hebben ook in die voorziening gezeten. Het is in feite geen lief, die jongen, maar een hele goeie vriend. Ze lucht haar hart tegen die vriend. We zijn echt content. Tegen ons doet ze dat niet, maar tegen hem zegt ze alles. Ze vertrouwt hem. Ons vertrouwt ze niet, ik weet niet waarom. Maar langs de ene kant zijn we content omdat ze haar hart kan luchten.” “Die vriend spreekt soms tegen ons ook eens, niet lang meestal, maar toch. Hij heeft ook tegen Rani
al duidelijk gemaakt dat het niet voor niets is dat ze daar gezeten heeft. Dat het ook door haar gedrag kwam. Dat heeft hij haar ook al gezegd. Dat dat niet is omdat we haar hier niet willen. En dat vind ik wel heel positief. Want als wij dat zeggen, gelooft ze ons niet.” “We kunnen eigenlijk ook niet serieus met haar praten. Ze moet gelijk hebben.
Interview 5: Eric en Marie “Hij wist dat hij alles kon vragen. Hij weet dat nog. Hij weet dat hij op ons kan rekenen. Maar ja… Je
moet wel weten dat wat nu gebeurd is, dat dat voor ons ook er ferm over is hé. Vertrouwen Interview 5: Eric en Marie “M: Maar wij hebben hem nooit laten vallen. E: Ik denk wel dat hij dat weet. Jij twijfelt daar soms over, maar volgens mij weet hij dat wel. Hij heeft daar wel respect voor denk ik. M: Maar dat staat op losse schroeven, dat vertrouwen. Als er iets is waar ik over twijfel, is het dat respect hé. Ik weet het niet. Voor mij staat alles op dit moment op losse schroeven. Er is zo veel gebeurd…” Graag zien Interview 2: Katia en Mark “Wat heel plezant is: als Joren een serieus gezicht trekt en als er iets wordt gezegd of dom gedaan of
gezegd, of als hij een bepaald inzicht heeft in een mopje… Of er zijn ook momenten dat we hem 30
nadeden. Dan herkende hij het en dan zie je ineens dat hij hem verstopte. En dan komt die lach tevoorschijn… (lacht) Of als je achter hem staat, zie je dat zijn kaken omhoog gaan. En dat is plezant omdat je dan weet dat hij ook echt plezier heeft dan. Of dat hij het grapje echt door heeft en hij kan er mee van genieten.” Interview 5: Eric en Marie “Nee, je ziet dat graag. Het is je kind en je zit daar zo dicht met je neus op. Ik hem hem maar goed leren kennen als hij uit huis was. Je kunt dat niet 100% zien. Je zit zo dicht op mekaars vel. En je wilt altijd je kind als iets moois zien hé.” “Altijd als er iets te doen was, werd hij uitgenodigd hé, dus hij was er altijd bij hé. Dus we hebben
hem nooit uitgesloten, nog. Alé, nu gaat dat niet meer, maar we hebben dat altijd gedaan hé. Ook in de psychiatrie gingen we hem bezoeken en zo. Ze zeiden daar dat ze dat daar niet veel hebben ouders die zo veel komen. Meestal worden ze achtergelaten. Maar wij hebben hem nooit laten vallen.” “Ik wou niet meegaan in het begin naar de gevangenis. Ik was razend op hem. Ik had iets van: ‘Ik wil hem nooit meer zien!’ en ik was zelfs kwaad op Eric dat hij er al naartoe ging. Ik was zo kwaad op hem. Ik wou hem niet meer zien. Maar dat verandert rap hé. Het is je kind en het blijft je kind. Achteraf ben ik er dan eens alleen bij geweest een maand later of zo. Ik wou ook eens alleen gaan om hem te tonen: ‘Ik kan hier alleen voor jou staan. Ik heb Eric niet nodig om dat te doen.’ En hij schrok daar wel van dat ik alleen was. En nu heeft hij ondertussen al een paar brieven geschreven en hij telefoneert af en toe eens. Ik het begin zei hij ook dat hij ging telefoneren naar huis, maar Eric heeft hem dat afgeraden hé. Hij heeft gezegd: ‘Doe dat niet, want dat zal niet goed gaan.’ Omdat ik nog veel te kwaad was. Ik zou hem verweten hebben voor alles wat lelijk was. Ik wou hem niet horen of zien zolang ik nog kwaad was. Maar achteraf ben ik dan eens geweest en ja… Hij zit daar voor jou en ja, dat is Tim van vroeger hé.”
Het goede in het kind blijven zien Interview 2: Katia en Mark “Wat heel plezant is: als Joren een serieus gezicht trekt en als er iets wordt gezegd of dom gedaan of gezegd, of als hij een bepaald inzicht heeft in een mopje… Of er zijn ook momenten dat we hem nadeden. Dan herkende hij het en dan zie je ineens dat hij hem verstopte. En dan komt die lach tevoorschijn… (lacht) Of als je achter hem staat, zie je dat zijn kaken omhoog gaan. En dat is plezant omdat je dan weet dat hij ook echt plezier heeft dan. Of dat hij het grapje echt door heeft en hij kan er mee van genieten.”
Interview 3: Wim en Fien “En het is een intelligente hé. En een handige, ze heeft veel capaciteiten. En geduld! Het is geen slecht kind hé, dat is raar hé, maar het is geen slecht kind! Maar het zit zo diep… Er is iets dat haar domineert. De mensen zouden zeggen vroeger: ‘Ze is van den duivel bezeten.’ Ken je dat? ‘Het is de schuld van den duivel, niet van dat kind.’ Er is iets in haar dat ze niet kan tegenhouden. Ze is zelf slachtoffer van haar zijn, in feite. Eigenlijk is het dat hé? We zijn allemaal slachtoffer van iets dat in haar zit en dat er dus niet uit geraakt.” “Als normaal mens kun je het allemaal niet verzinnen zelfs. Je moet er zeer creatief in zijn. Zij moet zeer creatief zijn. Het is een heel speciaal kind, een heel speciaal mens…”
31
Interview 5: Eric en Marie “Nee, je ziet dat graag. Het is je kind en je zit daar zo dicht met je neus op. Ik hem maar goed leren kennen als hij uit huis was. Je kunt dat niet 100% zien. Je zit zo dicht op mekaars vel. En je wilt altijd je kind als iets moois zien hé.” 5.2 Relatie met broers en zussen Band Interview 1: Ann en Bert
“Die hebben daar eigenlijk de eerste jaren, denk ik, weinig last van gehad. Wij hebben dat zelf wel heel sterk ervaren. Maar nu ook, Sam is 8 jaar, en Tara zit in een instelling en eigenlijk beseft hij nog niet echt goed wat er aan de hand is. Nu heeft hij ondertussen wel al eens gevraagd waarom dat ze niet thuis is. Maar het is niet dat hij daar echt mee bezig is. Elke was wel haar leeftijd. Zij waren altijd met mekaar bezig. En ik denk dat Elke daar zo ingegroeid is, en die nam Tara mee en... Tara aanvaardde ook van Elke dat die opmerkingen gaf en als ze samen iets deden dan was het Elke die de leiding nam. Dat was altijd zo geweest. De kinderen hebben dat eigenlijk de eerste jaren niet zo ervaren als problematisch of zo, alé denken wij hé… Maar dan stilaan begon dat gedrag van Tara toch wel moeilijker te worden.” “Tara heeft het heel moeilijk in relaties hé. Ze heeft nu ook met haar zus Elke een heel moeilijke
relatie. Dat is in het begin heel goed geweest. Volgens de orthopedagoog van de voorziening die ons begeleidt, en ik denk wel dat hij daar gelijk in heeft, is het vooral gekomen op het moment dat Elke eigenlijk haar eigen weg wou gaan. Tara wou zich wat vastklampen aan Elke, want Elke was haar reddingsboei hier thuis hé. Als we het zo achteraf bekijken, is het inderdaad zo op het moment dat Elke haar eigen kamer is gaan vragen en zich wat is gaan afzonderen, dan is het eigenlijk slechter en slechter gegaan thuis. Elke was ook zo’n beetje de ‘go-between’ tussen haar en ons hé. En dan valt dat allemaal zo niet op. En plots had ze die niet meer en moest ze met ons komen praten en dat gaat niet.” Interview 2: Katia en Mark “Het werd ook steeds moeilijker… In het begin geef je een kind ook nog meer reserve, alé ja, hij moet zich aan alles aanpassen, hij komt van een heel andere wereld, moet hier iedereen leren kennen. Eigenlijk was hier voor hem maar één goed kind, dat was zijn broer Ward. Dus er was hier maar één vriend waar hij de hele tijd mee bezig was. En voor de anderen werd het moeilijk gemaakt en er werd achter de rug heel complexe dingen gedaan. Er werden spelletjes gespeeld.” “En dan zondagnamiddag kwam hij met een tekenfilm. Dat doet hij dus als de andere er niet bij zijn hé. Dat is zijn niveau. ‘Toy Story’, daar kwam hij mee af. Dat gaat hij niet doen als de andere er zijn. Als de broers of vriendjes er zijn dan gaat hij niet met zo’n film af komen. Maar als hij dan zelf kan kiezen, dan…” Interview 3: Wim en Fien “Ze is hier de laatste keer geweest vorig jaar met moedertjesdag. Toen dat ik ook een paar keer een uitnodiging had gestuurd. Ik heb contact met haar via Facebook en dat lukt, eens een mailtje sturen of zo. Met moedertjesdag is ze hier dan uiteindelijk gekomen. Ze vond het een hele leuke dag. De broers komen dan ook allemaal en ze had eens alle kinderen gezien van de broers. Ze vond dat echt heel leuk.” 32
Interview 4: David en Marianne “Als ze klein was, zelfs al was er ruzie met ons, dan kwam haar zus ertussen en dan was het beter.”
“Haar zus zat bijvoorbeeld gewoon in de zetel en er was iets die haar niet aanstond. Ze kwam gewoon naar beneden en begon te schelden, patat, en de neus van haar zus was gebroken. Als ze kleiner was, moest het altijd haar gedacht zijn als we eens ergens naartoe gingen. Als de oudste bijvoorbeeld eens haar gedacht zei, dat mocht niet hé, dat kon niet. Haar zzus hefet ook altijd, zoals wij, een beetje schrik gehad van haar. Ze heeft haar ook, zoals wij, veel toegegeven. Omdat ze het dus ook wist wat er zou gebeuren. Maar natuurlijk, die opvoeding is heel slecht hé. We laten haar de baas zijn. We geven toe. We hebben altijd een hele slechte opvoeding gegeven, maar we probeerden alles zo kalm mogelijk te houden om geen miserie te hebben. Daarom hebben we veel toegegeven.” Evenwaardigheid Interview 2: Katia en Mark “Hij heeft een I-pad, we hadden daar heel bewust geen internet op geïnstalleerd. Dat kon wel, maar we hadden dat allemaal niet geïnstalleerd. Wij dachten: ‘De anderen hebben ook die dingen…’ en zo altijd ‘neen’ moeten zeggen tegen hem, het is precies alsof je het hem niet gunt. We hadden zo iets van: ‘Dat gaat boven zijn pet, hij haalt daar niet uit waarvoor het gemaakt is, maar ja, je kunt niet op alles nee zeggen. Want dan lijkt het…’ Toen was dat heel erg van: ‘Je hebt uw lievelingskindjes.’ Dat is nu weer minder.” Interview 5: Eric en Marie “Eigenlijk heeft hij soms dingen gehad, die de andere niet gekregen hebben, omdat je alles doet om
hem toch op het goeie pad te houden.” 5.3 relatie met anderen Houding naar buitenstaanders Interview 2: Katia en Mark “En je werd zotgemaakt. Nu nog altijd eigenlijk… Zoals op zondag is hij dan alleen met ons, omdat de andere jongens naar de scouts zijn, daar is dan niks op aan te merken, dat is een voorbeeldkind. Maar hij heeft twee volwassenen voor zich alleen hé. Als hij aandacht moet delen, dan wordt het een ramp. En als ander volk hier is of als het een feest is of zo, dan krijgen wij het heel hard te verduren. Dat is er achteraf ook bijgekomen, en dat is heel zwaar geweest, dat donkere van zijn gezicht. Hij kan zo heel donker kijken en heel boos kijken en ons gewoon ‘doodbliksemen’. En op een feest bijvoorbeeld: hij passeert u, bliksemt u dood en hij ziet een ander en dat is de meest lieve, jonge charmante gast.” Interview 3: Wim en Fien “Altijd dubbel hé. Ze ging ginder poeslief zijn, totdat ze een paar dagen daar verbleef. Ze kon dat niet aanhouden. Ze kon dat maar een dag, twee dagen aanhouden; Bij familiebezoeken is ze altijd poeslief hé en behulpzaam en… Als je zakdoek valt, ze zou direct opspringen om hem op te rapen. Echt onderdanig dienstbaar. Het is daarom, iemand die haar niet lang gezien heeft, die zegt: “Dat kind wordt mishandeld. Zo simpel is het.” Maar het is anders!” 33
Interview 4: David en Marianne “Ja ze wou op school blijven, maar ze moest naar huis. Dat was zelf om vier uur dikwijls ook zo. Maar als er een vreemd gezicht afkwam, zoals de directrice of zo, dan verschoor ze en werd ze stil. Dan ging ze mee.” “Tegenover vrienden en vriendinnen was ze ook heel braaf. Haar beste vriendin, als we dat zeiden
tegen haar, geloofde ze het ook niet. Ze zei: ‘Rani is kalm en braaf en sympathiek.’ Maar de laatste tijd heeft ze, sinds dat het hier beter gaat, ook tegen haar lelijker gedaan. Dat is wat verschoven. Ze hebben haar woede uitbarstingen ook gezien en nu geloven ze het wel. En die vriend die hier nu de laatste tijd komt, weet dat natuurlijk ook. Hij kent Rani door en door. Hij weet hoe ze in elkaar zit.” Interview 5: Eric en marie “Je moest dat dus aan niemand zeggen en nog niet. Moest hij hier nu zitten, je zal het niet kunnen geloven. Maar hij heeft echt tamelijk wat psychopaat in hem. Erfelijk ook, hebben ze ons gezegd. Maar je zou zeggen: ‘Alé!’ Daarmee, je moest dat tegen niemand zeggen, want dat was de charmantste jongen.” Goede contacten Interview 1: Ann en bert “Als je Tara gaat zien hé, daar is niets aan te zien. Ze gaat heel lief en vriendelijk zijn en jij gaat zeggen: ‘Dat is toch een heel normaal braaf meisje?’ Je ziet er niets aan en in die eerste contacten is dat een heel lief, tof meiske.” “Ze doet het bij mensen die te dicht komen hé. Bij ons is dat, en in de instelling is er nu één van de
begeleiding die dat ook zegt. Iemand waar ze het eigenlijk heel goed mee kan vinden, maar waar nu ook dat aantrekken en afstoten begint. Ze heeft nog wel mensen waar dat ze een goede relatie mee heeft, maar ze ziet die eigenlijk te weinig om dat spel van aantrekken en afstoten mee te doen. Bijvoorbeeld haar meter, daar gaat ze ook wel heel graag naartoe, maar dat is altijd zo een paar dagen. Daar gaat dat dus ook altijd heel goed. Maar alé, dat is positief hé!” Interview 3: Wim en Fien “Ze is hier de laatste keer geweest vorig jaar met moedertjesdag. Toen dat ik ook een paar keer een uitnodiging had gestuurd. Ik heb contact met haar via Facebook en dat lukt, eens een mailtje sturen of zo. Met moedertjesdag is ze hier dan uiteindelijk gekomen. Ze vond het een hele leuke dag. De broers komen dan ook allemaal en ze had eens alle kinderen gezien van de broers. Ze vond dat echt heel leuk.” “Af en toe gebeurt het in het ziekenhuis dat ze weigert om behandeld te worden en dan moeten ze
haar broer roepen. Die moet haar dan ompraten en dat lukt meestal. Hij praat met haar en zegt: ‘Je gaat het nu doen.’ En raar maar waar, maar dan valt ze. Als haar broers zoiets zeggen, die autoriteit aanvaardt ze wel. Met tegenzin, maar ze aanvaardt het. Er is daar toch iets van band. Want ze moet dus om de zoveel dagen naar het ziekenhuis voor dialyse. En dat is waar ze woont. Maar om de maand moet ze naar het hoofdziekenhuis en dat is waar haar broer werkt. Als het kan, zal ze altijd kijken of ze broer niet eens ziet.”
34
“Ze hecht zich echt aan niets hé. Die vriend nu… Ze hecht zich kort, maar als hij weg is veertien dagen
dan moet er alweer een ander zijn. Maar door het feit dat ze nu zelf zo ziek is, is ze wel blij dat ze nu iemand heeft die begrip heeft voor haar ziekte. Want ze is heel dikwijls niet goed, echt zo ziek dat ze niet kan functioneren. Die vriend heeft daar ook wel begrip voor. Ook als ze opgenomen moet worden, snapt hij dat dat moet. Die in haar vorige relatie, die snapte dat totaal niet. Hij dacht dat ze dat allemaal uitvond en zo… Ze zijn er voor elkaar nu, want hij heeft ook problemen hé.” Interview 5: Eric en Marie “E: De laatste plaats dat hij gewoond heeft was bij een man. M: Die had mijn leeftijd. E: Hij heeft die leren kennen via Facebook en zo. Ik denk dat Tim absoluut niet zo geaard is, maar ja… M: Dat maakt hem niet uit. Als hij een dak boven zijn hoofd heeft, maakt hem dat niks uit. E: Die man heeft daar echt veel voor gedaan hé. M: Hij zag hem heel graag, echt heel graag. E: Die heeft er echt voor gezorgd . M: Dat was de enigste keer dat ik kon zeggen: ‘Amai, ik ben nog nooit zo gemakkelijk af geweest.’ ooit heb ik telefoon gehad van die mens om te klagen. Ik dacht: ‘Alé, ik heb het nog nooit zo luxueus gehad.’ Want altijd kwamen ze hier terecht hé. E: hij werd in de watten gelegd.” Relaties Interview 3: Katia en Mark “Nu, ze heeft daar dan eerst een tijdje een relatie gehad met iemand die ook in het tehuis zat. Die jongen had eigenlijk een relatie met een ander meisje, maar ze had foto’s van haarzelf, bloot, met die jongen laten nemen om dat meisje af te persen en haar de duvel aan te doen. Ze gaat echt ver hé. Ze was bijvoorbeeld nog niet lang in dat tehuis en ze deed een vakantiejob, bij een boer gaan werken. En dat duurde niet lang of ze begon te zeggen dat die boer niet van haar kon blijven. Maar ze had dat natuurlijk weer uitgedaagd hé. Ze had zelf half bloot voor die boer gaan staan en die boer kon zichzelf natuurlijk ook niet in bedwang houden… In de plaats van te zeggen: ‘Het is een kind, ik meld dat hier en dat moet gedaan zijn.’ Was hij erin meegegaan. Ze is mannenziek… Want ze had nu een jaar of twee terug, nog steeds met eenzelfde jongen. Die jongen had ook in de psychiatrie gezeten en zo… Hij moest weer ‘binnen’ om één of andere reden, een 14tal dagen het ziekenhuis in. In tussentijd zat ze weer met een ander. Ze kan geen 14 dagen zonder. ‘Ik heb mij behoeftes’, zegt zij. Ik heb ooit eens gezegd: ‘Maar Lisa, je gaat dat ook eens beu worden.’ En ze keek naar mij om te zeggen: ‘Dat kan niet…’ (lacht)”
“Onze jongste zoon is nu getrouwd vorig jaar en we hebben haar natuurlijk mee gevraagd. We zeiden: ‘Je mag je vriend meebrengen ook! Je bent nu toch al een jaar of drie met die persoon.’ En dat is dus een ‘hacker’, wil ik maar zeggen: het is altijd iets speciaals. En ik zei: ‘Je mag hem meebrengen hé, als dat je vaste vriend is… naar de trouw van je broer.’ Maar die is hier dus nog nooit geweest hé, die wilt hier niet komen. Of zij wilt hem niet meebrengen, want toen met de trouw zei ze: ‘Nee mama, ik ga alleen komen.’ Ik ging niet vragen waarom, maar ik heb dan gehoord van de broers dat ze hem niet durft meebrengen. Hij drinkt en dan doet hij dingen…hij wordt zeer agressief. Ze zegt: ‘Hij zou op mijn broers slaan. Hij zou mijn broers kapot slaan.’ Maar dat wilt dus ook wel zeggen dat ze een dubbel spel speelt hé. Aan de ene kant komt ze naar buiten met: ‘Mijn broers zijn dit en zijn dat…’ , maar aan de andere kant gaat ze de broers kleineren tot en met en kwaadspreken over hen. Zodanig dat die man, die dat allemaal gelooft, die broers eens een lesje zal leren. Versta je? Dat werkt altijd aan twee kanten.”
35
Thema 6: Hulpbronnen 6.1 Steun Interview 1: Ann en bert
“Waar we nu met de ouderbegeleiding heel sterk over bezig zijn, dat is om via hetzij joga, hetzij ‘mindfullness’, te leren hoe ermee om te gaan als er zich weer zo'n moeilijke situatie voordoet. Je terugtrekken, rustig blijven… dat is heel belangrijk om dat te leren, want dat gaat nog gebeuren. Ze is nu een paar weekends heel aangenaam. We genieten daarvan. Maar het volgende dat wij verwachten is dat de resultaten van school niet goed zijn: probleem! Ze gaat moeilijk reageren. Gaan we rustig kunnen blijven? Gaan we… dat zijn zo dingen die we moeten leren hé. Het is voor ons nog een leerproces… Maar ja, als je dan goede begeleiding hebt, dat is héél belangrijk. Ik kan maar één raad geven: zoek goeie hulpverlening. Want alleen kun je het niet. Dat is niet te doen.” “Ik ben wel in een moedergroep, dat moet ik wel zeggen. Dat is op aandringen van de ouderbegeleiding. En eigenlijk doet dat wel deugd. Dat zijn niet allemaal kinderen met dezelfde problematiek, maar ook wel allemaal kinderen die geplaatst moeten worden, omdat het thuis onhoudbaar is. Ik ben daar nog maar één keer naartoe geweest, maar je voelt wel: je praat daarover met elkaar, je begrijpt elkaar en we doen daarna iets helemaal anders, iets leuks met elkaar. Je hebt een goede avond gehad en dat doet wel deugd.” Interview 2: Katia en Mark
“We hebben vooral geluk in heel het verhaal dat we begeleid worden door zo’n goeie mensen die dan ook nog eens heel veel opofferingen doen voor ons. Zoals onze psychologe: voor hetzelfde geld was het daar gestopt, hadden we daar in de week niet geraakt. En in de weken met het internaat, dat is onmogelijk. Dus dat is enorm tof dat ze gezegd heeft: ‘Ik zal dat op zaterdag doen voor hem.’” Interview 3: Wim en Fien
“Mijn moeder wist wat ik doormaakte. En dat is gekomen omdat de overbuurvrouw, die meter is van Lisa, een boekje gevonden heeft in de bibliotheek: ‘Bodemloos bestaan’ van Geertje Van Egmond. En dat was echt…de wereld ging open. Dat was compleet Lisa en Lisa was eigenlijk nog wat erger. Maar dan was dat voor mij zo van: ‘Oef, het is toch niet ik. Of niet alleen ik. Dat ik er niet goed op gereageerd heb op haar ‘zijn’.’ Dat zijn echt kinderen die… En ja, in de pubertijd was het echt niet meer haalbaar en dan zijn we goed begrepen door een psychiater hier. Eigenlijk in dat opzicht hadden we geluk, dat was eigenlijk onze vroegere huisdokter. Die man was eerst huisdokter en is nadien psychiater geworden. Wij waren één van zijn eerste patiënten. Hij kende ons goed waardoor je echt niet het gevoel had dat je je steeds moest verdedigen. Anders hadden wij iedere keer het gevoel dat wij ons moesten verdedigen.” “Maar we hebben altijd en geregeld mensen ontmoet die wel veel begrip hadden en die wel een
schouderklopje gaven. Ook in de rechtbank bijvoorbeeld. De rechter heeft ons daar eigenlijk gefeliciteerd en gewaardeerd en heeft Lisa daar eigenlijk onder haar voeten gegeven dat zijn beschaamd moest zijn en zo. Nu, wij vragen dat niet. Maar na alle miserie doet het wel deugd dat je van de gewone mensen iets van waardering krijgt. Van Lisa weet je dat, ze kan niet beter. Maar van mensen die zogezegd ‘verstandig’ zijn en die toch een beetje weten hoe het in elkaar zit, verwacht je toch niet dat ze na een tijd toch in je rug gaan schieten hé. Nu, je vergeeft dat wel natuurlijk, maar op de duur geraak je geïsoleerd. En je begint jezelf ook in vraag te stellen: ‘Ben ik niet aan het ontsporen?’ Maar ja…”
36
Interview 4: David en Marianne “Er is hier bijvoorbeeld ook een goeie vriendin, een oudere vrouw, ze was in het begin zelfs boos op ons. Ze zei dat we hele slechte mensen waren, dat we haar achteruit staken, dit en dat… Maar met de tijd heeft Rani dan ook eens heel lelijk gedaan tegen die mevrouw en heel lelijke woorden gezegd. En die vrouw, na zoveel jaren, heeft het dan geloofd en beseft. Het is in feite een beetje een vertrouwenspersoon ook van ons. Ze woont hier niet ver van. Ik kan daar ook mijn hart luchten.” “Ik vond het in die tijd heel belangrijk dat ik ook met haar kon babbelen, dat je er alles tegen kon
zeggen. Ik heb er veel aan gehad aan die mevrouw. En Marianne ook. Nu zou dat zo niet meer nodig zijn, maar de tijd dat het nodig was, hebben we dat kunnen doen. Gelukkig.” Interview 5: Eric en Marie
“Ik vertelde dat ook. Ik vertelde er veel over aan een zus van mij waar ik een goed contact mee heb, aan een beste vriendin. Mensen waren er wel van op de hoogte, want je moet je hart eens kunnen luchten hé. Die wisten dat heel goed.” “Maar dat betert hé met het te kunnen vertellen en het nog eens te vertellen en nog eens… Ook
daarin zoek je manieren om ermee om te gaan en het een plek te geven.” Partnerrelatie Interview 2: Katia en Mark
“Er zijn er ook al twee gescheiden van die lichting die met ons mee was. En daar zit er één tussen waarvan de mama de rol had van mij. Die maakte van alles mee met haar kind. Ze was thuiswerkend ook. En die pa, die zei: ‘Je ziet spoken. Dat is een zalig kind.’ Dus die zijn uiteen gegaan.” Interview 3: Wim en Fien
“Ik had dat niet. Ik had wel het gevoel dat ik haar graag zag, maar ja… Ik had het gevoel dat ik ze even graag zag. Maar zij was anders tegenover mij als tegenover Fien. En daar had je het weer, de dualiteit hé.” Interview 5: Eric en Marie
“Het grote voordeel is wel dat we altijd uit naam van ons beiden kunnen spreken als we hem zien.” Herkenning in boeken Interview 5: Eric en Marie
“Ik ben nu een boek aan het lezen over moordenaars en hun motieven. En dat helpt wel. Het geeft mij wel verheldering, want je begrijpt dat niet. Je kunt dat niet plaatsen dat uw kind zoiets doet. En dat geeft mij wel echt verheldering. Het is een zeer goed boek.”
37
Thema 7: Het netwerk van de ouders 7.1 Ervaringen met hulpverlening Zoektocht naar hulpverlening Interview 1: Ann en Bert
“Dan hebben we eigenlijk gezegd, omdat die spanning ook toen al aan het opbouwen was en met die uitbarsting hebben wij gezegd: ‘We gaan hulp zoeken’. En dan hebben wij contact opgenomen, via een vriendin van mij, met iemand waarvan dat ze zei: ‘Die werkt met kinderen, een psychologe…’ Maar dan ja, de hulpverlening dat is ook wel een beetje een zoektocht geweest hé…” “De rode draad in ons verhaal.” “Dus we zijn dan begonnen met een zoektocht naar een therapeute. Die persoon die ons aangeraden was, die ging juist in zwangerschapsverlof. Zij had dan een collega aangeraden, maar die had een wachtlijst. En uiteindelijk zijn we dan pas in augustus bij iemand kunnen starten. In mei 2008 was die uitbarsting. In augustus zijn we daar bij geweest.” “We zijn dus naar vzw S geweest en daar waren we heel tevreden van. Dat was echt iemand heel bekommerd om onze situatie. Die begreep onze situatie heel erg goed. Die zag ook direct de ernst ervan in. Die heeft gezegd: ‘Ik ga u niet loslaten hé.’ Die heeft dan met ons zitten zoeken.” “Wij hadden een aantal internaten gaan bezoeken, omdat we dan eigenlijk op zoek waren naar een oplossing: een internaat. We hadden een aantal internaten in de streek opgezocht, maar eigenlijk vonden we die internaten allemaal zo groot en dit was eigenlijk echt op maat van Tara omdat, die zuster wist ook waarover het ging. Die begreep het ook, die werkt met een professor, die kent die wereld wel een beetje van kinderen met hechtingsproblemen…” “Maar natuurlijk met hetgeen we al meegemaakt hadden, je begint zo wel je eigen idee te vormen van: ‘Wat voor hulpverlening willen wij?’ en dan had ik ook dat tv-programma gezien over adoptiekinderen met hechtingsstoornissen. Ook genoteerd: ‘Misschien hebben we dat ooit nog nodig?’ Euhm, en op dat moment zijn we samen met die vzw een aantal instellingen gaan contacteren.” Interview 2: Katia en Mark
“We zijn op een gegeven moment, toen hij hier een jaar was ongeveer, met onze handen in ons haar gaan zitten. Dan begon dat echt de spuigaten uit te lopen. Denken van: ‘Wat is dat? Wat is de onderliggende reden?’ We zijn dan het internet beginnen afzoeken. We zijn dan therapeuten gaan zoeken, en we zijn dan bij therapeuten terechtgekomen die zich uitgaven als zijnde de specialist in hechtingsstoornissen… Als dan puntje bij paaltje kwam wisten ze niet eens wisten wat een hechtingsstoornis is. Ze spraken over het hoofd, wisten niet wat een hechtingsstoornis is. Zo van die toestanden dat wij zeiden van: ‘Dat kan toch niet?’ Zelfs gewoon niet met een kind kunnen praten op het niveau van een kind. En dit was dan nog een kind dat een zwaar taalprobleem had ook. Hij was dat nog aan het leren, dat Nederlands. En dan zijn wij hier op een avond, met de handen in het haar, net voor middernacht alletwee met een laptop op onze schoot gaan zitten en gaan zoeken: ‘Welke diagnose geeft die en die symptomen, die dingen die wij waarnemen?’ En dan kwamen wij telkens weer op die hechtingsstoornis en we herkenden hem daar helemaal in. En dan zijn we gaan kijken en zoeken van: ‘Wie zijn nu de specialisten op dat vlak van hechtinsstoornis?’ En dan kwamen wij altijd dezelfde naam tegen. Dan zijn wij gaan ‘googlen’ wie dat was en dan op een gegeven moment de stoute schoenen 38
aangetrokken en gekeken van: ‘Hoe maken ze op de aan die instantie die e-mailadressen aan? Ah zo. We gaan dat eens proberen.’ Een mail opgesteld, ’s nachts om halfvier die doorgemaild, ons verhaal gedaan, rechtstreeks naar die persoon… ‘Dat is ons verhaal. We zitten met de handen in ons haar, we zijn hier niet meer aan het leven, maar aan het overleven… Hoe moeten we dat aanvangen?’ en ’s morgens om negen uur belde zij ons zelf op. Toen zei ze: ‘Ik zie normaal niemand meer particulier...maar ik wil een uitzondering maken. Ik wil jullie wel zien.’ En dan zijn we diezelfde avond nog langsgegaan bij haar. En sindsdien is dat dan opgestart. Het was drie keer mat Katia en de vierde keer met ons beide en dan vroeg die elke keer van: ‘Zeg, hoe zit dat met die ‘rek’ van jullie? Dat is hier toch wel echt een heel zware situatie... Hoe kunnen jullie dat nog aan?’ En die begon op een gegeven moment van een plaatsing, maar we hebben dat eigenlijk een dik jaar afgehouden. Totdat het helemaal geëscaleerd is. Dan hebben we hem één keer in colère opgepakt. We hadden toen al met die therapeute als alternatief voor die opname afgesproken dat hij naar de kinderpsychiatrie in het ziekenhuis kon voor een opname voor korte duur als de thuissituatie echt niet meer haalbaar was. Met die belofte en die afspraken zijn we dan verder thuis blijven werken en op een gegeven moment is het dan effectief zo geëscaleerd dat ik hem fysiek heb opgepakt, in de auto heb gezet en dat we naar het ziekenhuis zijn gereden.” Interview 3: Wim en Fien
“We hadden eventjes gedacht, maar noch jij noch ik zag dat zitten, mocht er iemand constant dag in dag uit haar begeleiden en altijd bij haar zijn en haar voortdurend met goedheid en begrip benaderen… nee, iemand die emotioneel niet betrokken is, want vanaf het moment dat je er emotioneel bij betrokken bent, heeft ze je in haar macht. Je mag ook nooit een machtsstrijd aangaan, dan verlies je. Maar in het begin besef je dat natuurlijk niet hé. Je gaat automatisch in gesprek en zegt: ‘Nee, dat is niet waar Lisa.’ En de machtsstrijd begint en het is te laat hé. Je mocht nooit discuteren. Je mocht ze geen gelijk geven, maar geen discussie. Als er iets weg was, moest je zeggen: ‘Lisa, ik weet dat je het gedaan hebt.’ En je moest volharden, ook al wist je het niet. Totdat ze, ze ging nooit toegeven, maar totdat je merkte: ‘Ja, het is waar. Ze hebben me door.’ En als ze dat voelde…dan was ze weg. Ze draaide haar om en ze was weg. Overal, de meeste mensen, als ze zei: ‘Dat is niet waar.’ Ze geloofden haar hé. Een pokerface hé.” Interview 4: David en Marianne
“We hebben hier verschillende dokters gedaan. Omdat haar gedrag ook…ze had woede uitbarstingen ook van als ze klein was. En we zijn uiteindelijk in het ziekenhuis beland en daar hebben ze dat ook eerst onderzocht van die epilepsie. Ze hebben daar gezien dat ze geen epilepsie meer had, want ze hadden haar medicatie geleidelijk afgebouwd. Ze speelde eigenlijk toneel. In het begin had ze misschien wel epilepsie. Ze had het, want ze had zelfs schuim op haar mond en zo. Maar in die periode, ze was toen een jaar of zeven,toen speelde ze toneel. Ze liet zich vallen, maar het was geen waar.” “Wij gaan nu ook naar iets anders van het CGG op gesprek. Dat is nog maar een jaar. We hebben dat
gedaan omdat het hier heel slecht ging. Dat ze werkelijk van alles kapotmaakte. Nee, dat is weer enkel met ons. Maar dat is ook weer een hele lage wachttijd. Ik was eigenlijk ook boos. We hebben anderhalf jaar moeten wachten, maar ze hebben ons toch voorgenomen omdat ze hoorden dat het hier zo verschrikkelijk slecht ging.” Interview 5: Eric en Marie
“We hebben de eerste keer sinds dat die leerkracht dat gezegd had en omdat er thuis ook al problemen waren, begeleiding gezocht. We hebben dan verschillende pogingen gedaan bij verschillende diensten. Maar dat bracht niets op.” 39
“Op de duur is hij naar de jeugdrechter overgegaan hé van de bijzondere jeugdzorg. Hij zat onder de
jeugdrechter tot zijn 19 of 20. Je kon dat vrijwillig verlengen en hij heeft daar wel op toegezegd. Normaal is dat tot 18, maar ze kunnen dat voor een jaar of zo verlengen, vrijwillig.” “Op de duur hebben ze op de studietraining ook tegen hem gezegd: “Het is zo en niet anders.” En op
de duur hebben ze ook samen met ons gezegd: ‘Als hij hem er nu niet aan houdt, dan stoppen we.’ En ik heb hem dan gezegd: ‘Tim, kijk, dat mag echt niet gebeuren, want je gaat in de goot terechtkomen. Als dat gebeurt, kom je in de goot terecht.’ Maar toch…ze hebben dat gestopt. En ja, dan is hij een paar jaar van de ene psychiatrie naar de andere gezwalpt. Tot hij daar ofwel wegliep of dingen vernielde of… Het was ook altijd iets.” “E: Maar dat als puntje bij paaltje komt, je nergens terecht kunt met probleemjongeren.
M: Maar nee, ze kunnen therapie volgen hé. En ik weet zeker dat het helpt als ze meewerken. Ik geloof in therapie. E: Ja, maar hoeveel probleemjongeren werken er mee? M: Er zijn er hé… Maar Tim ja… Inderdaad als ze echt gedragsproblemen hebben minder. Je hebt misschien wel gelijk. E: We hebben dat genoeg gezien in de verschillende instellingen. M: De psychiater van Tim zei: ‘Die jongen heeft geen hulpvraag.’ En dat is het. Je mag duizend therapieën aanbieden, als ze geen hulpvraag hebben, dan kun je niets doen. Als je therapie volgt en je wilt vooruit geraken en geholpen worden, dan kun je verder. Maar zolang dat je zelf zegt: ‘Het is niet nodig. Ik heb geen enkel probleem.’ Dan helpt dat niet hoor. En dat is het probleem bij Tim en waarschijnlijk bij veel probleemjongeren. Ik weet dat niet, je zult er wel hebben waarschijnlijk die wel meewerken.” Moeilijkheden en tekorten Interview 1: Ann en Bert
“Ja, wat we daar gemist hebben, dat is achteraf natuurlijk gemakkelijk te zeggen, maar dat is dat daar niemand is komen praten over die problematiek.” “En daar hebben wij het gevoel gehad dat ze, die ouderbegeleiding toch, wel een luisterend oor
hadden voor ons, maar dat ze toch niet genoeg kennis hadden van die problematiek om te weten wat wij nu echt nodig hadden. En bij Tara heb ik het gevoel dat ze heel sterk werkten rond verwerken van de adoptie. Maar eigenlijk niet rond de hechtingsstoornis zelf.” “Zij werkten rond die adoptie en het feit dat je dat moet verwerken, wat natuurlijk ook wel iets was waar aan gewerkt moest worden, maar al de rest werd niet meegenomen…” “Ja, en wij zaten daar bij die ouderbegeleiding en ik had het gevoel dat we daar ons verhaal wel
konden doen, maar dat ze daar eigenlijk geen handvaten aanreikten van: ‘Hoe ga je nu best met Tara om?’ Want de tips die we nu in de instelling krijgen waar ze nu zit, die zijn ook heel eenvoudig hé, maar zelfs die hebben zij voordien niet gegeven hé. En dat zijn zo tips van: ‘Je moet voor jezelf zorgen, je moet aan je conditie werken, je moet desnoods joga gaan doen, mindfullness, maar je moet zien dat je zelf in orde blijft….’” “Want jij moet zien dat je niet kwaad wordt op dat moment dat Tara u aan het uitdagen is. En dat zijn
dingen die… Zo’n simpele dingen die ge voordien niet meegekregen hebt. En dat doet mij vermoeden dat ze die problematiek niet genoeg kenden. Op een bepaald moment heb ik gezegd: ‘Ik ga daar niet meer naartoe, ik stop daarmee!’ Bert is nog efkes gegaan , die heeft nog volgehouden. Die wou dat daar zo’n beetje afronden.” 40
“In het ziekenhuis hebben ze heel fel gezegd: ‘Als je ze uit huis haalt, ben je helemaal de band kwijt. Dus je moet ze thuis houden.’ Dat was eigenlijk de boodschap. Terwijl dat wij van andere mensen die ermee te maken hadden, gehoord hadden: ‘Zo’n kind kan thuis niet functioneren.’ En ja, eigenlijk hebben we nu aan den lijve ondervonden dat dat klopt. Ons gezin was daar zo onder gaan lijden, dat je gewoon zelf moet gaan beslissen: ‘Dit kan niet, want we gaan er zelf onderdoor.’ En dan stel ik mij vragen bij die hulpverlening. Dat zijn mensen die dus heel goed de diagnose kunnen stellen, maar misschien toch niet zo goed zijn in: ‘Wat is dan goede hulpverlening?’ Ze hebben niet voldoende ingeschat hebben welke effecten dat dat heeft op een gezin. Want het was met momenten… Ik zit hier nu rustig te vertellen hé, maar als ik eraan denk hoe ik hier soms huilend heb gezeten. Gewoon niet meer kunnen stoppen met wenen omdat je erdoor zit, dan denk ik van: ‘Alé, dat is niet goed. Daar zouden ze beter rekening mee moeten houden.’” “Wat we ook gemerkt hebben, zijn de schotten die er zijn tussen de hulpverlening. Die bestaan al
lang en die bestaan nog altijd, ondanks de integrale jeugdhulp. En dat is zo spijtig. Ondanks de goeie zorgen van sommige voorzieningen en vzw's, de sector van het VAPH kennen ze eigenlijk niet. Dus de voorziening waar ze nu zit, dat was hun niet bekend. Terwijl dat zij met die zelfde mensen bezig zijn. Die grens van de bijzondere jeugdzorg en de gehandicaptenzorg, dat ligt vaak zo dicht bijeen. En die kinderen zitten vaak in dezelfde doelgroep. En dat ze ze dan toch niet samenbrengen en dan één ingangspoort of zo, maar… Hulpverlening is zo chaotisch. Je denkt vaak: ‘Kan dat niet eenvoudiger?’” “Het zit nog steeds niet helemaal goed bij ons. Nee, want het is onze eigen zoektocht geweest. En we hebben gelukkig wel wat hulp gehad, maar ik heb toch het gevoel dat het geholpen heeft dat ik toch een beetje in de sector zit, Bert kent de sector ook wat... Wij stellen ons de vraag: ‘Mensen die hun weg daar niet in vinden, hoe gaan die bij de juiste hulp geraken?’” “Uiteindelijk, als er feiten gepleegd worden dan wordt er op dat moment natuurlijk wel ingegrepen
hé. Maar eigenlijk moet je ervoor zijn. Gelijk nu met Tara, oké ze wordt nu van school gestuurd, maar dat is nog allemaal binnen de perken. Je bent natuurlijk nooit zeker dat ze het niet nog erger zal maken, maar… nu hebben we toch een beetje ene geruststelling dat het wel goed begeleid wordt hé.” Interview 2: Katia en Mark
“Dat vind ik dus afschuwelijk dat je dat allemaal hebt moeten ontdekken: een hartafwijking, een handicap, … Sommige dingen zijn bewust achtergehouden. Wij zijn eigenlijk heel kwaad op de organisatie.” “Die opvoedstertjes ginder, en zoals hij in elkaar zit; dan kan ik me voorstellen dat als je niet pedagogisch geschoold bent, je mocht een kind vroeger ook een pak rammel geven hé, ze hebben zijn teen verbrijzeld eigenlijk Zijn nagel is kapot, dat groeit niet meer. Daar heeft iemand op gestaan. En dat zegt hij ook, dat is een opvoedster geweest. Maar daar heerst ook een andere cultuur. Die organisator van die adopties, dat is iemand die in Nederland heeft gestudeerd. Dus die weet dat eigenlijk wel… Plus, de kleintjes in het hotel, die hadden krampen, die waren ziek. Wij dachten: ‘Zeg ons wat die vooraf aten, al is het iets heel vies, maakt niet uit. Maar dat die krampjes minderen!’ En dan zei die man, die sprak Nederlands: ‘Vergeet alles.’ Is dat nu adoptie? ‘Vergeet alles. Laat je kind creperen en voel je er slecht bij.’” “In de vakantie werd ik op een gegeven moment door een nieuwe opvoedster aangesproken. Zij zei: ‘Ja ik moet toch eens met u spreken.’ Ik zeg: ‘Ja, wat is er?’ ‘Ja euhm, het is toch allemaal de schuld van de mama en de mama verstaat hem niet en de mama dit en de mama dat…’ En ik was zo kwaad dat ik op een gegeven moment tegen haar zei: ‘Ja maar, weet jij en besef jij en ken jij de definitie van een hechtingsstoornis?’ En toen stond die met haar mond vol tanden. En toen zei ik tegen haar: ‘Je hebt nu de pretentie om tegen mij deze dingen te zeggen, maar met wat jij mij vertelt, leid ik af dat jij
41
zijn dossier, die 18 bladzijden die we meegekregen hebben van het ziekenhuis met de observaties, dat je zelfs dat niet gelezen hebt.’ Dat had ze ook niet gedaan.” “Het was daar op het internaat vakantieregime en hij had dus zeven acht weken aan een stuk totale
vrijheid gehad. Dat merkten wij dus als die naar hier kwam hé. Dat was hel. Dus wij hebben hier acht weken aan een stuk hel gehad in de weekends.” “Na de crisis met het mes is hij nog een tweede keer is opgenomen geweest in het ziekenhuis voor
een dag of 8 a 9. Maar eerst kregen we hem eigenlijk direct terug en we hadden zo iets van: ‘Oh, nee!’ Alé, dat was precies gewonnen voor hem hé. We kregen hem eigenlijk direct terug omdat er geen plaats was en geen planning en geen… Uiteindelijk kregen we dan de zondagnamiddag telefoon. Die zagen wel in dat het echt mis zat, dus die hebben ons zelf terug opgebeld van: ‘Morgenvroeg verwachten we u hier en kom rechtstreeks naar de afdeling.’” “Dus ik zat daar als moeder tegenover twee juffen die zeiden: ‘Aah zo’n zielig kindje en…’ Ik veronderstel dat ze het zelfde dachten als in het begin in het internaat: dat ik een heel slechte moeder was die haar kind helemaal niet graag zag. Ik moest tegen die juffen zeggen: ‘Hij hoort hier niet thuis in deze vorm van onderwijs. Dat gaat niet.’” “Ik was ook echt wel bang. Wij zijn daar keihard tegen geweest. We zijn niet mild geweest. Die zijn
soms nog voorzichtig met ons, maar ze hadden evengoed de deur kunnen dichtslaan hé. Want wij zijn degenen die afhankelijk zijn van hun zorgen hé. wij zijn degenen die ons eigenlijk moeten koest houden en ja knikken. Want er is niet veel keus. Wij hebben op een bepaald moment ook wel gedacht: ‘Het is gedaan met dat internaat.’” Interview 3: Wim en Fien
“Ze konden dat niet aan zo’n kind. Ze manipuleert, zij… En ze is een mannenverleidster hé.” “Die dokter was een vrouw, die we dan ook niet meer gezien hebben nadien. Dat dossier werd toen overgegeven naar een andere dokter. Iedere keer als het brandt, geven ze het dossier aan een andere dokter en je kunt ze niet meer zien. Nooit kijken ze in je gezicht om te zeggen: “Oei wij waren ook fout.” Wij zijn niet bang, op den duur ben je niet meer bang. Je gaat met de dokter of de chirurg rechtstreeks gaan praten. Niet meer via via, want die mannen zitten in een ivoren toren. Als je één keer gebabbeld hebt, de volgende keer: ze doen het niet meer. Ze hebben het doorgegeven…” Kennis van hulpverleners Interview 1: Ann en Bert
“En daar hebben wij het gevoel gehad dat ze, die ouderbegeleiding toch, wel een luisterend oor hadden voor ons, maar dat ze toch niet genoeg kennis hadden van die problematiek om te weten wat wij nu echt nodig hadden. En bij Tara heb ik het gevoel dat ze heel sterk werkten rond verwerken van de adoptie. Maar eigenlijk niet rond de hechtingsstoornis zelf.” Interview 2: Katia en Mark
“Dus dan is hij op zondag binnengegaan op de kinderpsychiatrie. En dan hebben ze hem daar tien dagen gehouden met de duidelijke afspraak dat wij de 'puntjes op de i' moesten gaan zetten in de instelling. Daar zijn ze toen wel wakker geschoten en hebben ze eigenlijk bekend dat ze niet wisten wat een hechtingsstoornis was, dat ze niet gewoon waren van daarmee te werken”
42
Goede ervaringen met hulpverlening Interview 1: Ann en Bert “Daar voelden wij ons ook wel begrepen. We hebben ook met die zustergemeenschap een goed
contact. En Tara had daar eigenlijk ook een heel goed contact. En dat is er nu zelfs nog. Dus ondanks het feit dat ze daar niet meer is, heeft zij nog steeds contact. Tara gaat daar zelf ook nog naartoe, spontaan, uit zichzelf om daar eens ‘Dag!’ te zeggen. Dus dat moet haar wel deugd gedaan hebben om daar te zijn.” “Awel ja, we zijn dan nog eens geweest naar die vzw en die hebben ook gezegd van: ‘Kijk, zet alles nog eens op een rijtje, maar als je weet wat je wilt, moet je dat gewoon doen.’ Dus die hebben eigenlijk meer een katalyserend effect zo gehad hé.” “Maar ook het Comité heeft ons eigenlijk echt geholpen. Die waren ook heel correct, vond ik. En zij
hebben altijd kopies van de mails naar elkaar door gestuurd zodat iedereen op de hoogte is van elkaar. En op een bepaald moment hebben ze dan ook gezegd van : ‘Oké, laat maar één instantie het voortouw nemen.’ Dat was dan de voorziening waar ze nu zit, die konden alles eigenlijk in goede banen leiden.. dat ging ook vlot. Want wij waren op een bepaald moment ook administratief helemaal de kluts kwijt. Die inschrijving bij het VAPH, die wachtlijst, .. Maar blijkbaar is dat dan allemaal vlot verlopen en hadden we geluk dat er net een plaats vrijkwam. Dan hebben wij niet lang moeten wachten en vlug moeten beslissen, daar Tara bij betrekken, dat een beetje vertellen. Dat was ook niet zo gemakkelijk…” “Ze kwam in het weekend naar huis en dat was meestal geen goeie sfeer. Maar die rust tijdens de
week en dan ook die gesprekken die wij hebben om de 5 a 6 weken met de ouderbegeleiding. Het feit dat je je daar begrepen voelt, het feit dat die je kleine tips geven, dat maakt dat je denkt: ‘Die mensen weten waar dat ze mee bezig zijn, die weten wat belangrijk is.’ Dat gaf ons wel genoeg rust om terug wat energie te krijgen.” Interview 2: Katia en Mark
“En dat apprecieer ik nu wel in het internaat. Ze hebben de kennis nog steeds niet, maar ze zijn wel bereid tot veel. Een maand of twee terug was er een congres over hechtingsstoornissen, daar waren geen budgetten voor. Wij hadden gezegd aan de coördinatrice van het internaat: ‘Als er mensen willen gaan, wij zullen betalen. Geen probleem, ik zal contact opnemen met hen. Ik zal het wel regelen.’ Heel het opvoedersteam is geweest, op één na. En zo zie je…” “We hebben vooral geluk in heel het verhaal dat we begeleid worden door zo’n goeie mensen die dan ook nog eens heel veel opofferingen doen voor ons. Zoals onze psychologe: voor hetzelfde geld was het daar gestopt, hadden we daar in de week niet geraakt. En in de weken met het internaat, dat is onmogelijk. Dus dat is enorm tof dat ze gezegd heeft: ‘Ik zal dat op zaterdag doen voor hem.’” Interview 3: Wim en Fien
“Eigenlijk in dat opzicht hadden we geluk, dat was eigenlijk onze vroegere huisdokter. Die man was eerst huisdokter en is nadien psychiater geworden. Wij waren één van zijn eerste patiënten. Hij kende ons goed waardoor je echt niet het gevoel had dat je je steeds moest verdedigen. Anders hadden wij iedere keer het gevoel dat wij ons moesten verdedigen.”
43
Interview 4: David en Marianne
“We zijn, zoals ik al zei, naar dat CGG geweest. Allebei zijn we daar geweest, jarenlang. Normaal waren dat de kinderen die daar op gesprek konden, maar zij heeft dus ons begeleid. Een jaar of acht a negen zijn we wekelijks of om de twee weken geweest. Dat luchtte ons hart werkelijk op. Want het is moeilijk om daar met iemand over te spreken. Zoals ik al zei: de mensen begrijpen dat niet.” 7.2 Percepties en reacties van de omgeving Perceptie van de buitenwereld Interview 1: Ann en Bert “Vooral als je dan Tara ziet, daar is niks mis mee en dan is dat heel moeilijk uit te leggen. Bijvoorbeeld
op school was dat ook heel moeilijk. Of aan ouders van vriendinnetjes. Ze ging dan logeren bij die vriendinnetjes. Ze was daar natuurlijk heel tof en heel leuk en ja… Als wij dan zeggen van: ‘Tara zal opgenomen worden.’ Dan trekken die zo’n ogen van: ‘Wat is er mis met haar?’ en dat is heel moeilijk om uit te leggen. Ja dat zit in de gezinssituatie en ja, spanning zie je niet hé. Maar degene die ertussen zitten voelen dat wel hé. En dat is zo moeilijk uit te leggen.” Interview 2: Katia en Mark “En die deden ons ook pijn hé? Door hun manier van doen, ze reageerden overgevoelig. En ik had zo
iets van: ‘Hé, jullie zitten te janken maar eigenlijk zou ik het moeten zijn. Ik heb ongelooflijk veel verdriet hé.’ Het moest omgekeerd. Zij hadden mij moeten zeggen: ‘Het gaat hier niet.’ Maar zij geloofden nog in sprookjes.” Interview 3: Wim en Fien
“En moest je ze zien, je gelooft dat niet. Iedereen gelooft haar. ‘Och zo’n schoon kindje. Het is een schoontje hé?’ en ‘Dat gaan wel die ouders zijn die te hard zijn en te streng zijn.’ We zijn naar voorzieningen geweest, een psycholoog, wij waren de schuldige hé. We hadden het verkeerd aangepakt of… Alé we hebben zo veel vuiligheid over ons gekregen dat we er een stuk immuun voor geworden zijn hé.” “Altijd dubbel hé. Ze ging ginder poeslief zijn, totdat ze een paar dagen daar verbleef. Ze kon dat niet
aanhouden. Ze kon dat maar een dag, twee dagen aanhouden; Bij familiebezoeken is ze altijd poeslief hé en behulpzaam en… Als je zakdoek valt, ze zou direct opspringen om hem op te rapen. Echt onderdanig dienstbaar. Het is daarom, iemand die haar niet lang gezien heeft, die zegt: ‘Dat kind wordt mishandeld. Zo simpel is het.’ Maar het is anders!” “En aan de andere kant, en dat is dan het pijnlijke voor ons, krijgen wij indirect of direct onder onze
voeten omdat we veel te streng zijn. Bijvoorbeeld: onze kinderen moesten ’s avonds hun kleren opplooien en in een bakje leggen. Gewoon een vorm van ordening en elk heeft een deeltaak. Maar ja: ‘Voor Lisa mag ej dat niet doen, dat is veel te streng…’ Maar alé, de wc’s moesten gekuist worden, er moest afgewassen worden, ja, we zijn met 7 hé! Taakjes, opvoeding gewoon. En we werken met twee hé. Met twee en met vijf kinderen…dat wat te streng. Dat zijn allemaal dingen die we niet mochten verwachten van haar. Wij gaan daar nog altijd niet mee akkoord. Je mag dat wel verwachten. Iemand stimuleren in zijn luiheid, dat kan nooit goed zijn. Nu ja…” “Overal, de meeste mensen, als ze zei: ‘Dat is niet waar.’ Ze geloofden haar hé. Een pokerface hé.”
44
“Altijd dat ruzie stoken, overal. En als je niet alert bent, is het te laat. Echt te laat. Ja en de mensen
denken ook altijd: ‘Er zal wel iets van waar zijn…’ En goed, je hebt ervan hé.” Interview 4: David en Marianne
“ In school: nooit problemen. Het was het braafste kind uit. Gingen we ergens op bezoek: de mensen geloofden ons niet. Het was enkel thuis dat ze zo was.” “Met de jaren begonnen ze het te geloven. Mensen die vreemd zijn, daar is ze heel braaf bij. Maar hoe langer dat ze de mensen kent, hoe meer ze ook lelijke woorden en zo zou zeggen tegen die mensen. Met de tijd geloofden ze het toch.” Reacties op uithuisplaatsing Interview 2: Katia en Mark “En die deden ons ook pijn hé? Door hun manier van doen, ze reageerden overgevoelig. En ik had zo
iets van: ‘Hé, jullie zitten te janken maar eigenlijk zou ik het moeten zijn. Ik heb ongelooflijk veel verdriet hé.’ Het moest omgekeerd. Zij hadden mij moeten zeggen: ‘Het gaat hier niet.’ Maar zij geloofden nog in sprookjes.” Interview 5: Eric en Marie “Sommigen zeggen: ‘Je weet niet waar je aan begint hé.’ Maar met een eigen kind weet je dat ook
niet hoor. Met je partner weet je dat ook niet. Je weet dat nooit hé.” “Het is hier nog geweest, hij had al in psychiatries en zo gezeten en mijn zus was hier op bezoek. En hij zat daar buiten, ineengezakt aan tafel, zoals een sukkelaar. Hij had geen adres, niets. Eric heeft hem dan ’s avonds naar de nachtopvang gevoerd. Ik had hem eten gegeven. En mijn zus zei: ‘Hoe kun je dat?’ En ze wist er nochtans veel over. Maar ze zei: ‘Ik snap niet dat je zo afstandelijk kunt doen. Mag ik er eens bij gaan?’ Ik zei: ‘Ja… Maar hij komt niet binnen.’ ‘Alé,’ zei ze, ‘hoe kun jij dat?’ Ze kon dat niet begrijpen, maar nu achteraf heeft ze wel al gezegd: ‘Nu snap ik het. Maar op dat moment kon ik daar niet inkomen.’” Onbegrip Interview 1: Ann en Bert
“Ja ze wouden ons ook niet loslaten die therapeuten. Dat was heel moeilijk ook. Zoals de therapeute van Tara, ze was heel bekommerd om Tara en wou haar niet loslaten. En ze had zo precies het gevoel van: ‘Alé, jullie trekken je niks meer aan van Tara…door eruit te stappen.’ Maar alé, dat was niet de bedoeling!” “We voelden ons miskend… Omdat wij voelden dat er geen verbetering zat in de situatie en zij dacht dat wel.” “Zij zag wel evolutie en zei : ‘Jullie moeten er nu inspringen en het gat is er…spring er maar in...’
Terwijl wij er helemaal nog niet klaar voor waren. Omdat wij voelden dat het contact er nog niet was met Tara, dat is er niet…” “Ik denk dat de familie en vrienden het nog altijd heel moeilijk hebben. Omdat, als zij Tara zien, is dat haar lieve en toffe kant hé. Je kan dat natuurlijk vertellen, maar als je haar zo nooit gezien hebt, blijft dat moeilijk om te begrijpen hé. Maar alé, er is in die zin genoeg begrip dat ze ons niet kwaad gaan bekijken of zo. Of dat ze zeggen van: ‘Alé, stuurt gij Tara naar een instelling?!’ Op die manier is
45
er wel genoeg begrip, maar echt snappen wat er aan de hand is…ja, dat is moeilijk. Waarschijnlijk moet je het meemaken om het volledig te begrijpen.” Interview 2: Katia en Mark “Dus op een gegeven moment komt er een verslag van het ziekenhuis van 18 bladzijden. We hebben
dat dan ook gekopieerd voor hen en bezorgd. En zelfs toen met dat verslag waarin duidelijk gesteld werd wat er aan de hand was, snapten ze het nog altijd niet helemaal. De directrice wel, maar de juffen niet. Hetzelfde met de ouders van andere kindjes, zij snapten het ook niet. Wanneer hij bij hen ging spelen, was hij ook de heel charmante jongen, de lieve jongen die zich bekommerde om hen.” “Dat is wel erg hé. Adoptie bestaat al zo lang. Het is maar tien jaar geleden dat ze de ouders nog niet
geloofden. Er werd geloofd dat wat Joren bijvoorbeeld in het internaat zei, dat dat waar was. Dan kun je eigenlijk van alles beticht worden en dat kind… Het zou niet de eerste vader of moeder geweest zijn die even vast heeft gezeten hé…” Interview 4: David en Marianne “Zoals ik al zei: de mensen begrijpen dat niet. Zelfs onze ouders ook niet. Als we daar op bezoek
gingen, dan was dat een braaf meisje. Beleefd. Maar als ze thuis is…en onze ouders konden dat ook niet begrijpen dat ze dan in één keer zo was.” Verwijten Interview 2: Katia en Mark
“In de vakantie werd ik op een gegeven moment door een nieuwe opvoedster aangesproken. Zij zei: ‘Ja ik moet toch eens met u spreken.’ Ik zeg: ‘Ja, wat is er?’ ‘Ja euhm, het is toch allemaal de schuld van de mama en de mama verstaat hem niet en de mama dit en de mama dat…’ En ik was zo kwaad dat ik op een gegeven moment tegen haar zei: ‘Ja maar, weet jij en besef jij en ken jij de definitie van een hechtingsstoornis?’ En toen stond die met haar mond vol tanden. En toen zei ik tegen haar: ‘Je hebt nu de pretentie om tegen mij deze dingen te zeggen, maar met wat jij mij vertelt, leid ik af dat jij zijn dossier, die 18 bladzijden die we meegekregen hebben van Gasthuisberg met de observaties, dat je zelfs dat niet gelezen hebt.’ Dat had ze ook niet gedaan.” “Niet zozeer het uit huis plaatsen is hard geweest voor ons, alé dat is wel hard, dat is wel een zware
beslissing. Maar daar hebben we niet alle viezigheid over ons hoofd gehad. Ervoor, als het zo slecht ging, dan kregen wij alles over ons. Van familie, vrienden…heel veel vragen en bedenkingen en… Geen begrip. Ze wisten het ook niet hé. Ze zagen het niet, ze wisten het niet.” Interview 3: Wim en Fien
“En moest je ze zien, je gelooft dat niet. Iedereen gelooft haar. ‘Och zo’n schoon kindje. Het is een schoontje hé?’ en ‘Dat gaan wel die ouders zijn die te hard zijn en te streng zijn.’ We zijn naar voorzieningen geweest, een psycholoog, wij waren de schuldige hé. We hadden het verkeerd aangepakt of… Alé we hebben zo veel vuiligheid over ons gekregen dat we er een stuk imuun voor geworden zijn hé.” “Mijn zussen, zeker één van mijn zussen heeft mij ook nog terecht gewezen. Niet beseffen echt… Zo
van dat dat niet kon dat we op reis gingen en Lisa niet meededen.” “Zij begon dan te vertellen dat ze hier mishandeld werd. Wij zeiden: ‘Misschien kun je in het
weekend bij de jeugdbeweging of zo zijn?’, sport wilde ze niet want dan moest je telkens gaan. We 46
hadden al van alles voorgesteld, maar niets interesseerde haar. Maar dan, ze ging naar de Chiro! Na een aantal keren kwam ze niet meer naar huis. Ze kwam weer niet thuis. Wij verschoten er niet van, ze kwam dikwijls niet thuis. Dan begin je al eens rond te bellen, maar nee. En op een bepaald moment krijgen wij telefoon van de politie. Wim zei: ‘Ah ik ben blij, we weten nu tenminste waar ze zit.’ Hij zei ‘Meneer, zou je kunnen komen?’ ‘Ja, we gaan samen komen.’ Dat is niet ver van hier. Zij zat daar met die politieman. Wij daar ook binnen. Dat was echt een politieman die zulke kinderen onderzoekt. Hij was echt met zo’n dingen bezig en hij had haar door. Dat had ze dus niet verwacht. Want ze had eigenlijk tegen een vriendinnetje van de Chiro verteld dat ze mishandeld werd, dat ze geslagen werd, dat ze achteruitgestoken werd. En dat vriendinnetje had een zus die psychologie studeerde en dat was natuurlijk de ideale persoon want: ‘Goh, dat kind wordt echt mishandeld!’ Die waren naar de ouders gegaan en die hadden gezegd: ‘Als dat waar is, dan moet je dat aangeven aan de politie.’ Dus die ouders waren met haar naar de politie gestapt. Die meneer werkte in een bank en wij waren daar klant. Stel je voor. Je moet dat dan onder ogen komen… maar die politie had haar dus door. Wij hadden toen ook al contact met instanties, ik denk dat die man ook wel zal getelefoneerd hebben. Het moment dat wij daar toekwamen, kreeg zij daar onder haar voeten hé. Zij verschoot, ze had gedacht dat wij onder ons voeten gingen krijgen hé. Maar hij was dus heel vriendelijk geweest tegen haar en had haar uitgevraagd. En het moment dat wij daar toekwamen kreeg zij onder haar voeten. Ze had dat echt niet verwacht. Zij weet ook dat wij veel voor haar gedaan hadden, maar dat deert haar niet. Ze zou ons ginder kapot gemaakt hebben. Het interesseert haar niet.” Interview 4: David en Marianne “Er is hier bijvoorbeeld ook een goeie vriendin, een oudere vrouw, ze was in het begin zelfs boos op
ons. Ze zei dat we hele slechte mensen waren, dat we haar achteruit staken, dit en dat…” Idee van de ouders over reacties van de buitenwereld Interview 5: Eric en Marie “Wij zijn erg bang, vooral voor de laatste feiten, dat de buitenwereld daar heel negatief op gaat
reageren als ze dat weten. Maar zou het niet gewoon zo zijn dat de buitenwereld gewoon gaat zeggen: ‘Oei. Daar gaan we het niet over hebben.’” “M: Sommige, maar sommige gaan het doorvertellen en zo. Voor sommigen is dat pure sensatie. Voor mensen die ver van u staan, is dat sensatie. Hoe ben je zelf? We zouden het ook vertellen aan elkaar. E: we zouden zeggen: ‘Erg voor die mensen.’ Awel, dat is toch niet zo’n negatieve reactie? M: Maar je zal andere hebben die zullen zeggen: ‘Het zal ook wel aan de ouders liggen. Hoe is die jongen opgevoed?’ Zo ga je er ook hebben. Je zult er hebben die positief reageren en je zult er hebben die negatief reageren. E: Maar dat zullen dan toch de personen zijn die heel ver staan hé.”
8: Processen 8.1 Verwerkingsproces van de ouders Ontkenning Interview 1: Ann en Bert
47
“Maar je hebt dus veel fasen die je doormaakt. Als ik het zo voor mezelf bekijk...Je hebt zo de fase van het nog wat ontkennen. Die beginfase waar je het ook niet wilt zien. En dan heb je een hele tijd dat je wel voelt dat er van alles bezig is, dat je niet goed weet wat of hoe, dat je heel erg moet zoeken wat nu goede hulpverlening is, dat je ook bij jezelf voelt dat je eigenlijk niet op de goede manier reageert. Dikwijls reageer je kwaad en dat is juist heel slecht in die situatie. Je verergert het daarmee. En je krijgt een enorme neerwaartse spiraal van hele slechte sfeer, heel slechte contacten. Tegelijk heb je dan ook een gevoel van verlies. Dat gevoel hebben we heel sterk gehad. De dochter die je had willen hebben, dat je die niet hebt.” Interview 2: Katia en Mark
“Nee, maar niemand was voorbereid denk ik, hé. Niemand van die groep. En er zijn ouders die in de illusie willen leven van: ‘Er is niks mis.’ Maar er is wel veel mis. Meer dan mensen toegeven. Wij hadden nu drie andere kinderen, er kwam er één bij. We kunnen vergelijken. We hebben ook niet moeten vechten om kinderen te krijgen, we hadden onze eigen kinderen. Er zijn mensen die geen kinderen konden krijgen. Die maakten geen punt van dingen omdat die de deuren niet wilden dicht doen. Ze wilden nog openingen hebben om eventueel een tweede adoptie te kunnen doen. En mensen die ook niet willen zien dat er echt iets mis is.” Interview 3: Wim en Fien
“Het was een hele moeilijke periode. Want bij momenten was het echt kiezen of delen, ons gezin was kapot of zij moest weg. Ik had altijd zo iets van: ‘Ik heb haar gekregen van haar moeder. Ik heb ook die moeder beloofd dat ik voor haar ging zorgen. Ik wil die belofte ook wel houden, maar dat was echt niet meer haalbaar.’ Het was misschien negatieve koppigheid: ‘Ik wil dat hier volbrengen. Ik geef niet op.’ Niet genoeg willen zien dat het eigenlijk niet haalbaar is.” Interview 5: Eric en Marie
“Nee, je ziet dat graag. Het is je kind en je zit daar zo dicht met je neus op. Ik heb hem maar goed leren kennen als hij uit huis was. Je kunt dat niet 100% zien. Je zit zo dicht op mekaars vel. En je wilt altijd je kind als iets moois zien hé.” Hulp zoeken Interview 1: Ann en Bert
“Misschien ook nog wel even zeggen dat er in die periode dat ze thuis was tot die grote uitbarsting zo wel af en toe woede uitbarstingen geweest zijn. Dus er waren wel signalen dat ze met zware frustraties zat. En dan ook het verhaal van die adoptie, het feit dat ze daar niks van moest hebben, dan hadden wij ook wel de link gelegd dat die adoptie voor haar helemaal niet verwerkt was. Het is heel moeilijk en ze accepteert dat niet. Het feit dat haar mama haar eigenlijk weggestuurd had, dat zat ook hoog. Dat hadden we ondertussen ook wel tussen de lijnen door van haar begrepen hé. En dat is ook één van de redenen waardoor we gezegd hebben: ‘We gaan hulp zoeken. Want wij kunnen haar blijkbaar niet helpen.’ Dat contact tussen Tara en ons werd altijd maar moeilijker. Ze heeft een aantal keren wel met ons kunnen praten over die situatie in Ethiopië, maar dat werd altijd minder. Wij verloren heel wat contact met Tara. Dus alle communicatie werd heel moeilijk. En dat werd dan heel uitdrukkelijk door het feit dat ze dan naar haar kamer ging.” Interview 3: Wim en Fien
“Dan in haar puberteit, ze liep dan voortdurend weg. We zijn dan begonnen met: ‘Kind, je mag op internaat. Dat gaat misschien voor jou een oplossing zijn en voor ons.’” 48
“Ze heeft ook van ik het begin haar ‘kaka’ gebruikt om te domineren. De eerste nachten in Sri Lanka
dat ik met haar sliep, ze sliep dus bij mij in een groot bed, kwam ze telkens tegen de ochtend op mij zitten en ze deed kaka. Ze had natuurlijk een pamper aan hé, maar ze kwam altijd op mij zitten. Je verdringt dat dan, je zegt ja: ‘Eens dat dat kind het wat gewoon is om bij ons te zijn… ze heeft nichtjes van dezelfde leeftijd…’ Maar dat waren al de minder erge dingen, vind ik, totdat ze aan de puberteit is gekomen. Toen was het niet meer te doen. Toen liep ze overal weg. Ze liep weg uit huis, ze liep weg uit school… Gelijk waar: weglopen. En dan weet je: ‘Nu moeten we naar de rechtbank gaan hé.’ En toen zijn we ook geweest…alé, naar de bijzondere jeugdzorg. Maar om te zeggen: ‘Kijk, we hebben dat hier echt niet meer onder controle.’ Je kunt ze zelfs niet thuis houden. Je kunt de deuren niet gesloten houden.” Interview 5: Eric en Marie
“M: ja, toen hij 16 was, heb jij toen ingegrepen hé. E: Ja toen hij 16 jaar was heb ik ingegrepen en heb ik contact gezocht met… M: Bijzondere jeugdzorg. Hij heeft daar dus niet over getwijfeld of zo, hij kwam thuis en zei: ‘Ik ben naar de bijzondere jeugdzorg geweest.’ Je hebt me toen met de neus op de feiten gedrukt hé. E: Ah, dat weet ik niet meer. M: Ja, dat weet ik wel nog. Maar ja, ik was wel akkoord hoor, want ik zag ook dat het niet meer ander kon. E: Ja, dat ging niet meer hé. Iedereen ging eraan kapot hier.” “Nu bescherm ik mezelf en mijn gezin. Dat was ook de drempel voor ons bij de uithuisplaatsing. Alles stond in het teken van hem, alles. We zaten hier ook nog met drie andere… We zijn niet alleen moeder van één, dat komt hier ten koste van de andere.” Loslaten Interview 2: Katia en Mark
“Ik zei daarnet nog tegen één van mijn patiënten (hij zocht wat dingen om bij te verdienen, het is een tekenaar voor een architect): ‘Eén van dezer dagen zal ik waarschijnlijk we eens aan je zeur komen kloppen. We zullen wel iets in de tuin moeten zetten, want ik heb er één die binnen hier en een paar jaar het antwoord zal krijgen: ‘Er zijn 6000 wachtenden voor u’, en wat dan?’ En dan heb ik liever dat hij zijn ‘woonéénheidje’ in de tuin heeft, zodat ik hem kan in het oog houden van dichtbij en toch op afstand.” “Ik denk dat veel mensen ook dingen verstopt houden, omdat ze het zelf aanvoelen als een falen.
Maar je moet het op een bepaald moment uit handen geven. Ja… een stuk uit handen geven.” Interview 3: Wim en Fien
“We hebben altijd gezegd: ‘Lisa, de deur staat op een kier.’ Maar…we hebben haar moeten loslaten.” Terugblik Interview 2: Katia en Mark “Maar je zit dan ook met drie jongens, als je die vergelijkt met hun leeftijdsgenoten en neefjes en
nichtjes, dat die een heel pak volwassener geworden zijn. Wijzer op dat vlak dan. Maar langs de andere kant: dat is goed, maar moest het? Dat is hetzelfde voor ons. We hebben een hele leerschool doorgemaakt. We hebben het niet op een gewone manier kunnen leren. Je leert het alleen maar 49
door er echt in te zitten, in de miserie. Maar langs de andere kant… Als je kon kiezen, had je er dan voor gekozen? Nee waarschijnlijk. Had je het geweten? En nu gaat het op dit moment relatief goed, maar we gaan nog periodes hebben dat we met onze handen in het haar zitten.” “We hebben wel geluk gehad, maar we hebben er ook echt voor moeten vechten en het heeft ook
heel veel van ons gevraagd.” Interview 3: Wim en Fien
“Het heeft ook lang geduurd voor mezelf dat ik er kan over spreken zonder overstuur te geraken. Ik heb er jaren niet kunnen over babbelen. Ik begon meteen helemaal te bibberen vanbinnen. Dat is zo’n zware ervaring geweest. Ik heb dikwijls gedacht: ‘Moesten wij onze Lisa niet hebben, dan moeten wij toch dolgelukkig zijn. Alles loopt dan op wieltjes.’ Dat was zo’n zwaar probleem en al de andere dingen die mensen ook hebben met hun kinderen, wij hadden ook wel eens met de anderen iets, maar dat was niets. Dat was het spreken niet waard. Dat kwam eigenlijk niet aan bod.” “Had ze niet in België geweest, ze ging al lang niet meer geleefd hebben. En waarschijnlijk zou ze zelfs
eerst twee, drie kinderen op de wereld gezet hebben voor ze ziek werd. Ze is ziek geworden op haar 19e. Je kunt er al een paar hebben hé. Dat zouden nog een paar sukkelaars erbij zijn…” “We denken ook: ‘wat die mensen zeggen, zij zeggen dat, maar wij denken dat niet hé.’ Wat zij
denken is hun verantwoordelijkheid. Wat wij over die mensen denken, is onze verantwoordelijkheid en daar stopt het mee. In die zin hebben we eigenlijk ontzettend veel geleerd met haar hé.” “Er zijn veel mensen die zeggen: ‘Zou je dat herdoen?’ Ik zeg altijd: ‘Ik zou het nooit opnieuw doen,
maar ik beklaag het me niet.’ We hebben er heel veel uit geleerd. Het is een serieus leerproces geweest. Maar het was niet leuk. Eigenlijk was het zelfs geen 1% leuk. Dat nog niet.” “En de doelstelling was: één kind in de wereld helpen. Idealistisch gezien dat als iedereen een beetje
helpt, dat de wereld toch een stukje beter wordt. Dus we gaan niet iedereen helpen, maar we gaan ééntje helpen. Nuja, is ze geholpen? Ik weet het niet. (lacht) Maar ja. In tussentijd zouden we dat niet meer doen. We zouden geen kind van de andere kant van de wereld naar hier halen. Laat een kind maar in zijn eigen milieu. Maar tegelijkertijd zou ik het niet afraden. Maar je kunt wel zeggen: ‘Dat hebben wij meegemaakt.’ En dan moeten de mensen zelf beslissen. Je moet voor een ander niet zeggen: ‘Wel doen , niet doen.’” “Vroeger denk je: ‘Als ik nu maar alles doe, dan lukt dat wel.’ Maar dat is geen garantie. Ik zeg niet
dat ik alles gedaan heb, ik heb ook fouten gemaakt. Je bent beperkt en… Maar los daarvan hebben we echt wel geleerd dat we niet alles zelf bepalen in het leven. Er zijn veel factoren die we niet in handen hebben en waar je enkel mee kan leren omgaan. En dat je ook geen spijt moet hebben. Uiteindelijk, als je gedaan hebt wat binnen je mogelijkheden was, moet je geen spijt hebben achteraf. Je kon niet meer. Je kunt misschien later meer en beter, maar toen kon je dat nog niet. Dus je moet in feite geen spijt hebben. Dat vind ik belangrijk.” “Je moet je er bij neerleggen. Ik heb gedaan wat ik kon en was het niet genoeg: jammer, maar op dat
moment kon ik maar dat.” “Ik denk dan: ‘Volgende keer beter.’ maar ik hoop nu wel dat er echt geen volgende keer meer komt,
zo’n situatie. (lacht) dat zou ik nu toch echt niet meer graag opnieuw doen.”
50
8.2 Proces rond de uithuisplaatsing Het nemen van de beslissing Interview 1: Ann en Bert
“Dat vind ik wel erg, want als ouder wil je die beslissing niet nemen, dus je wilt minstens toch wat ondersteuning. Gewoon iets van: ‘Ja misschien is dat toch wel een goeie oplossing…’ Alé, uiteindelijk hebben ze dan ook wel gezegd: ‘Als jullie vinden dat dat de goeie oplossing is, dan gaan we daar wel in mee.’ Maar we hebben dat echt zelf moeten aanbrengen en dat was ook wel heel zwaar. Dus eigenlijk hadden we gehoopt om daar toch wat meer steun in te krijgen, om zelf zo niet de boeman te moeten zijn.” Interview 2: Katia en Mark
“Eigenlijk is hij naar een internaat gegaan op advies van het ziekenhuis en wij hadden daar eigenlijk bijna geen keuze in. Ze hebben ons echt gedwongen. Ze hebben gezegd: ‘Er is plaats in dit internaat.’ maar wij dachten echt: ‘Amai, moet dat zo ver?’ Want hier in de buurt zijn er ook internaten, maar ja, plaatsen zijn schaars… En we vonden de kleinschaligheid daar ook wel goed. het is gewoon een huis in de rij met twaalf kinderen. We hadden wat twijfels omdat het in een grootstad is, maar langs de andere kant zijn daar meer mogelijkheden hé voor zo'n kinderen naar vrijetijdsbesteding en zo toe.” Interview 4: David en Marianne
“Hoe ouder ze werd, hoe lastiger dat het werd. Dat ze dus dingen kapot smeet, zomaar. Dus die mevrouw stelde voor om haar naar een orthopedagogisch centrum te doen. Dat si een opvoedingstehuis. Wij hapte niet meteen toe. We wilden dat niet. Die mevrouw zei: ‘Als jullie dat niet doen, zal er eens iets heel ergs gebeuren bij jullie thuis.’ Zij heeft ons overhaald om Rani dus naar daar te doen. We hebben dat dan tenslotte toch gedaan, met veel pijn in het hart. We hebben veel verdriet gehad en veel geweend.” Effect op het gezin na uithuisplaatsing Interview 3: Wim en Fien “Ze is dan naar die voorziening voor onderzoek gegaan daar, enkele weken. En dan is er nog een
poging gedaan, we gingen regelmatig op gesprek en de bedoeling was dat ze terug naar huis kon. Dus ze probeerden dat weer te lijmen. En wij hebben gezegd: ‘We zeggen niet ‘neen’, maar zij moet ons beloven dat ze zal eerlijk zijn. Meer verwachten we niet. Ze moet niet voldoen aan één of ander niveau, ze moet niet slagen op school. Ze moet eerlijk zijn. En niet stelen. En als ze met ons wil spreken, moet ze de waarheid vertellen.’ En dat was dus niet mogelijk. En toen hebben wij gezegd: ‘Dan kunnen wij dat niet meer aan.’” Interview 4: David en Marianne
“We hadden veel veel verdriet. Maar het is best geweest, ja. Met veel pijn in het hart. Want anders, gelijk ze zo agressief was en veel kapot deed, en dat ze sterker werd…er ging waarschijnlijk wel iets ergs gebeurd zijn.”
51
8.3 Gevolgen Interview 5: Eric en Marie
“Wat zei hij tegen mij, net als al die vriendinnen zeiden: ‘Ik hoop nog altijd op beterschap.’ Hij hoopte nog steeds dat Tim ging veranderen… En toen heeft hij hem vermoord. Dat is het slot. Hij heeft die man vermoord, dus nu zit hij in de gevangenis. Op één september heeft hij hem omgebracht. De vierde september hebben we dat gehoord. Ze kwamen hier al meer dan een jaar en ik kan je zeggen dat de grond rondom je voeten verdwijnt als je dat bericht krijgt… Hij heeft hem omgebracht. Dat wil je niet weten… dat is bijna het ergste wat je kunt meemaken. Alé, er zullen nog wel andere dingen zijn, maar… “
52