HARC2603 Watson-Glaser testboek
1
12-09-2006
10:36
Pagina 3
AANNAMES
INSTRUCTIES
Een aanname is iets dat wordt verondersteld of voor waar wordt aangenomen. Wanneer iemand in januari zegt: ‘Ik studeer in juni af’, veronderstelt hij onder andere dat hij in juni nog in leven zal zijn en neemt hij aan dat hij zal slagen voor zijn examen. In dit gedeelte van de test wordt eerst een uiteenzetting gegeven, die gevolgd wordt door een aantal mogelijke aannames. U wordt gevraagd van iedere aanname te bepalen of de persoon in kwestie deze aanname doet. Het gaat er niet om of u het inhoudelijk eens bent met de aanname. Als u denkt uit de uiteenzetting te kunnen opmaken dat de aanname wordt gedaan, kruis dan op uw antwoordblad het hokje ‘Ja’ bij ‘Aanname is gedaan’ aan. Als u denkt dat uit de uiteenzetting niet duidelijk blijkt dat de aanname wordt gemaakt, kruis dan het hokje ‘Nee’ aan. Als u een gegeven antwoord wilt wijzigen, kunt u het hokje van het eerder gegeven antwoord zwart maken en het nieuw gekozen antwoord opnieuw aankruisen. Denkt u eraan elke aanname afzonderlijk en objectief te beoordelen. Hieronder volgt een voorbeeld.
VOORBEELD
Uiteenzetting: ‘We moeten onderweg tijd zien te winnen, dus kunnen we beter het vliegtuig nemen’. Mogelijke aannames*:
A
Als we met het vliegtuig gaan, zullen we minder tijd nodig hebben dan wanneer we gebruik maken van enig ander vervoermiddel. Het goede antwoord is ‘Ja’; in de uiteenzetting wordt aangenomen dat de snelheid van een vliegtuig superieur is aan de snelheid van alle andere vervoermiddelen, wat de groep in staat zal stellen haar bestemming in minder tijd te bereiken.
B
We kunnen gebruik maken van een vliegverbinding voor ten minste een deel van de reisafstand. Het goede antwoord is ‘Ja’; dit wordt duidelijk aangenomen in de uiteenzetting, daar de groep alleen tijd kan besparen door met het vliegtuig te gaan als het mogelijk is een vliegtuig te nemen.
C
Een vliegreis is comfortabeler dan een treinreis. Deze aanname wordt niet gemaakt in de uiteenzetting, het goede antwoord is ‘Nee’. De uiteenzetting heeft betrekking op het besparen van tijd, en er wordt niets gezegd over comfort of over enige andere specifieke manier van reizen.
*
De letters A t/m P in de voorbeelden corresponderen met de letters op uw antwoordformulier.
GA DOOR NAAR DE VOLGENDE BLADZIJDE
3 | WATSON-GLASER | TESTBOEK
HARC2603 Watson-Glaser testboek
2
12-09-2006
10:36
Pagina 7
DEDUCTIES
INSTRUCTIES
Elke opgave in dit onderdeel bestaat uit verschillende uiteenzettingen, gevolgd door een aantal mogelijke conclusies. Beschouw elke uiteenzetting als waar. Lees de eerste conclusie na de uiteenzetting. Als u denkt dat die logisch volgt uit de gegeven uiteenzetting, kruis dan op uw antwoordblad het hokje ‘Ja’ aan bij ‘Conclusie volgt’. Als u denkt dat de conclusie niet logisch volgt uit de gegeven uiteenzetting, kruis dan het hokje ‘Nee’ aan. Lees en beoordeel alle volgende conclusies op dezelfde wijze. Laat uw antwoord niet beïnvloeden door uw persoonlijke mening, houdt u aan de gegeven uiteenzettingen en beoordeel bij iedere conclusie of deze logischerwijs uit de uiteenzetting volgt. Het woord ‘sommige’ betekent een onbepaald deel of hoeveelheid van een categorie. ‘Sommige vakanties zijn regenachtig’ betekent dus dat tenminste één, misschien wel meer dan één, en mogelijk zelfs alle vakanties regenachtig zijn. Bestudeer eerst aandachtig het voorbeeld voordat u aan dit onderdeel begint.
VOORBEELD
Uiteenzetting: Sommige vakanties zijn regenachtig. Alle regenachtige dagen zijn saai. Mogelijke conclusies:
D
Zonnige dagen zijn nooit saai. Het antwoord is ‘Nee’; deze conclusie vloeit niet logisch uit de uiteenzetting voort. Uit de uiteenzetting valt niet op te maken of zonnige dagen saai of niet saai zijn.
E
Sommige vakanties zijn saai. Het antwoord is ‘Ja’; deze conclusie vloeit logisch uit de uiteenzetting voort, omdat gegeven wordt dat regenachtige vakanties saai zijn.
F
Sommige vakanties zijn niet saai. Het antwoord is ‘Nee’; deze conclusie is niet uit de uiteenzetting op te maken.
GA DOOR NAAR DE VOLGENDE BLADZIJDE
7 | WATSON-GLASER | TESTBOEK
HARC2603 Watson-Glaser testboek
3
12-09-2006
10:36
Pagina 11
INTERPRETATIES
INSTRUCTIES
Elke opgave in dit onderdeel bestaat uit een uiteenzetting, gevolgd door enige mogelijke interpretaties. Beschouw alles wat in de uiteenzetting wordt meegedeeld als waar. Het is aan u te beoordelen of de mogelijke interpretaties al dan niet logisch voortvloeien uit de informatie die gegeven wordt in de uiteenzetting. Als u denkt dat de mogelijke interpretatie logisch volgt uit het voorafgaande, kruis dan op uw antwoordblad het hokje ‘Ja’ aan bij ‘Interpretatie Juist’. Als u denkt dat de interpretatie niet logisch voortvloeit uit de gegeven feiten, kruis dan het hokje ‘Nee’ aan. Denkt u eraan elke interpretatie afzonderlijk te beoordelen. Bekijk eerst het volgende voorbeeld.
VOORBEELD
Uiteenzetting: Een onderzoek naar de toename van de woordenschat van kinderen van acht maanden tot zes jaar toont aan dat de omvang van de mondelinge woordenschat toeneemt van nul woorden op de leeftijd van acht maanden tot 2562 woorden op een leeftijd van zes jaar. Mogelijke interpretaties:
G
Geen van de onderzochte kinderen had op de leeftijd van zes maanden leren spreken. Het antwoord is ‘Ja’; deze interpretatie is duidelijk logisch, aangezien in de alinea wordt gesteld dat de mondelinge woordenschat op de leeftijd van acht maanden nul woorden bedraagt.
H
De woordenschat neemt het minst toe tijdens de periode dat kinderen leren lopen. Het antwoord is ‘Nee’; deze interpretatie is niet juist, aangezien er geen informatie wordt gegeven die de toename van de woordenschat in verband brengt met het leren lopen.
GA DOOR NAAR DE VOLGENDE BLADZIJDE
11 | WATSON-GLASER | TESTBOEK
HARC2603 Watson-Glaser testboek
4
12-09-2006
10:36
Pagina 15
EVALUATIES
INSTRUCTIES
Bij het nemen van beslissingen over belangrijke zaken is het wenselijk dat men in staat is onderscheid te maken tussen sterke en zwakke argumenten. Een argument is sterk wanneer het direct verband houdt met de zaak en betrekking heeft op belangrijke aspecten. Een argument is zwak als het niet direct verband houdt met de zaak in kwestie, als het weinig belang heeft, of als het alleen betrekking heeft op onbelangrijke aspecten van de zaak. Hieronder volgt een reeks stellingen. Elke stelling wordt gevolgd door verschillende argumenten. U dient elk argument als waar te beschouwen. Vervolgens is het aan u te bepalen of het argument sterk of zwak is. Kruis op uw antwoordblad het hokje ‘Sterk’ aan bij ‘Evaluatie’ als u denkt dat het om een sterk argument gaat, en kruis het hokje ‘Zwak’ aan als u denkt dat het om een zwak argument gaat. Beoordeel elk argument afzonderlijk. Laat uw persoonlijke mening over de stelling niet meespelen in uw evaluatie van het argument.
VOORBEELD
Stelling: Alle jonge mannen in Nederland zouden hoger onderwijs moeten volgen. Mogelijke argumenten:
I
Ja; hoger onderwijs biedt hun de mogelijkheid zich voor te bereiden op het lidmaatschap van een studentenvereniging en stukjes te leren schrijven voor de schoolkrant. Het antwoord is ‘Zwak’; dit zou natuurlijk een onzinnige reden zijn om naar het hoger onderwijs te gaan.
J
Nee; een groot percentage jonge mannen beschikt over onvoldoende aanleg of interesse om enig voordeel te kunnen trekken uit een hogere opleiding. Het antwoord is ‘Sterk’; als dit waar is, en dit moeten we volgens de instructie aannemen, is dit een doorslaggevend argument tegen de stelling dat alle jonge mannen naar het hoger onderwijs zouden moeten gaan.
K
Nee; teveel studeren brengt iemands persoonlijkheid blijvende schade toe. Het antwoord is ‘Zwak’; dit argument, hoewel van groot algemeen belang wanneer het waar is, heeft niet betrekking op de stelling, omdat het volgen van een hogere opleiding niet noodzakelijk samengaat met veel studeren.
GA DOOR NAAR DE VOLGENDE BLADZIJDE
15 | WATSON-GLASER | TESTBOEK
HARC2603 Watson-Glaser testboek
5
12-09-2006
10:36
Pagina 21
CONCLUSIES
VOORBEELD
Uiteenzetting: Tweehonderd middelbare scholieren met een leeftijd tussen de dertien en de zestien jaar woonden vrijwillig een scholierenconferentie bij die recentelijk plaatsvond in een stad in het midden van het land. Op deze conferentie werd gediscussieerd over rassenverhoudingen en de middelen om een blijvende wereldvrede te bereiken. De scholieren hadden deze problematiek uitgekozen als de meest essentiële in de wereld van vandaag. Mogelijke conclusies:
L
De scholieren die deze conferentie bijwoonden, toonden als groep een grotere belangstelling voor algemene maatschappelijke problemen dan de meeste andere scholieren van hun leeftijd. Dit is Waarschijnlijk Waar (WW) omdat (zoals algemeen bekend mag zijn) de meeste tieners tussen de dertien en de zestien zich niet erg betrokken voelen bij algemeen maatschappelijke problematiek. Uit de gegeven feiten valt niet op te maken dat deze conclusie beslist waar moet zijn, omdat de feiten niet duidelijk maken in welke mate andere tieners van die leeftijd zich betrokken voelen bij deze problematiek. Het is ook mogelijk dat sommige scholieren zich voor de conferentie aanmeldden omdat ze gewoon een weekend van huis weg wilden.
M
Het merendeel van de scholieren had in de periode voor de conferentie niet in schoolverband de onderwerpen bediscussieerd die daar aan de orde kwamen. Dit is Waarschijnlijk Onwaar (WO) omdat het aannemelijk is dat de zich ontwikkelende belangstelling van de scholieren aangaande deze onderwerpen ten minste gedeeltelijk ontstaan is uit discussies met leraren en klasgenoten.
N
De scholieren waren afkomstig uit alle delen van het land. Dit valt uit de hier gegeven feiten niet aan te tonen. Er is dus Onvoldoende Informatie (OI) gegeven om deze inferentie te kunnen beoordelen.
O
De scholieren discussieerden hoofdzakelijk over vraagstukken omtrent de arbeidsverhoudingen. Dit is Onwaar (O) omdat in de uiteenzetting van feiten is aangegeven dat op de conferentie gediscussieerd werd over rassenverhoudingen en manieren om wereldvrede te bereiken.
P
Sommige scholieren vonden het de moeite waard te discussiëren over vraagstukken als rassenverhoudingen en middelen om wereldvrede te bereiken. Dit vloeit logisch voort uit de gegeven feiten en is daarom Waar (W).
In de opgaven die nu volgen, kunnen per uiteenzetting meerdere conclusies eenzelfde antwoord hebben. Per conclusie is echter maar één antwoord mogelijk, kruis het hokje met het juiste antwoord aan. Beoordeel iedere conclusie afzonderlijk. GA DOOR NAAR DE VOLGENDE BLADZIJDE 21 | WATSON-GLASER | TESTBOEK