UIT DE PRAKTIJK GAVE WORTELEN TELEN MAURICE BROEKAERT
De teelt van wortelen is niet meteen de gemakkelijkste teelt. De reden hiervoor is meestal de wortelvlieg. Toch slaagt Maurice Broekaert er elk jaar weer in om deze kleine vliegjes te verschalken. Een van zijn trucs? Hij teelt alleen winterwortelen. Maar Maurice heeft nog heel wat meer te vertellen over de wortelteelt. De moderne bioteler weet de huidige wetenschappelijke kennis op een intelligente manier toe te passen. Dat wil zeggen dat hij als een goede strateeg, tactisch te werk gaat. Wil men een vijand – hier de wortelvlieg – bestrijden dan moet men eerst haar sterke en haar zwakke eigenschappen kennen. De tuinier moet er zich wel bewust van zijn dat niet alles verloopt zoals hij zou wensen en dat zijn goedgemeende initiatieven niet steeds succesvol verlopen. Gelukkig krijgt hij elk jaar de gelegenheid te leren uit zijn (teelt)fouten. Het koren van het kaf durven scheiden vraagt soms moed en vooral een zekere dosis eerlijkheid. Alles mag uitgetest worden en geprobeerd maar doeltreffendheid met wishful
thinking verwarren is niet serieus. Als bewuste natuurvrienden wensen wij ook niet de dood van de vijand – ieder levend wezen vervult een rol in het ecosysteem – maar de ons aangerichte schade trachten te beperken mag men ons niet verwijten. DE WORTELVLIEG: KENMERKEN EN LEVENSWIJZE
De wortelvlieg of Psila rosae is 4-5 mm lang en zwartglanzend. Het kopje is bruin, de poten geel en de vleugels lang en doorzichtig. De wortelvlieg vliegt niet hoger dan 80 cm boven de grond en kan moeilijk tegen de wind in vliegen. Als compensatie voor die beperkingen heeft ze een excellent reukorgaan. Daarmee kan ze schermbloemigen van alle slag al van ver opsporen: zomeren winterwortelen, (wortel)peterselie, (knol)selder, pastinaak, kervel, venkel, koriander, karwij, dille… maar ook een reeks wilde planten zoals fluitenkruid, wilde peen en berenklauw. De wortelvlieg heeft uiteraard ook natuurlijke vijanden: twee soorten sluipSeizoenen juni 2004/ 7
DE LARVEN VAN DE WORTELVLIEG
De larven zijn geelwit, worden tussen de 6 en 8 mm lang, hebben geen poten en bewegen zich heel moeilijk. Ze kruipen in de grond en vreten bruinig verkleurende gangen in de wortels. Bij jonge wortels eten ze alleen onderaan, later in de gehele wortel. Na vier tot zes weken vreten, verpoppen de larven. Tijdens de groei vervellen ze twee keer. Voor iedere vervelling komen ze uit de wortel en boren ze zich opnieuw in dezelfde wortel of in een ander exemplaar. Elke larve kan dus meerdere wortelen aantasten. De poppen zijn geelbruin van kleur en 5 tot 7 mm lang. Ze verblijven tot op ongeveer 15 cm onder de grond. Uit deze poppen komt later de volgende generatie wortelvliegen. wespen – zij zijn echter niet in staat om een ernstige plaag te voorkomen – en de schimmel Empusa. Op deze potentiële bondgenoten rekenen we beter niet: als wij de vlieg de baas willen zijn, dan zullen we dat zelf moeten doen. Om haar nageslacht te verzekeren zorgde de natuur er voor dat elk wijfje een honderdtal eitjes aan de voet van jonge plantjes afzet. Komt daarbij dat er per jaar tot drie generaties elkaar kunnen opvolgen. De eerste generatie verpopt zich van begin mei tot einde juni en richt schade aan vanaf half mei tot half juli. De tweede generatie verpopt zich van half juli tot begin oktober, de schade volgt op twee weken afstand. Met een zachte nazomer of een koele herfst is een derde generatie niet uitgesloten. Dan heb je nog vraat tot half november. Als alles goed gaat, zorgt één wijfje voor een miljoen nakomelingen in het eerste jaar van haar bestaan. Het leggen gebeurt tijdens de relatief korte periode van 1 tot 6 uur voor zonsondergang. In april is het tussen 15 en 20 uur leggen geblazen en in juni iets later: tussen 16 en 21 uur. 8/ Seizoenen juni 2004
De temperatuur waarin de vlieg zich het lekkerst voelt ligt tussen 18°C en 20°C en de voor haar ideale luchtvochtigheid ligt boven de 60%. WORTELEN: WELKE VARIËTEIT?
De cyclus van de wortelvlieg onderbreken is een pertinente maatregel in het kader van de ecologische strijd. Zaai ofwel zomerwortelen ofwel winterwortelen maar zaai nooit de twee teelten in hetzelfde jaar. Deze tip kreeg ik van Luc Pauwels, een professionele bioteler uit het Pajottenland. Zomerwortelen hebben een korte groeiperiode en belanden voor onmiddellijk gebruik in de keuken. Winterwortelen zijn beter geschikt voor de bewaring omdat ze volumineuzer zijn. Het procentueel verlies aan gewicht door de bewaring is ongeveer identiek, maar de dikke exemplaren blijven aantrekkelijker. De variëteit die mijn voorkeur heeft is de Flakeese 2 uit het Velt-aanbod. Het is een bewaarwortel die ik gewoon lekker vind. Het zaadpakje bevat 6 g. Dat komt overeen met ongeveer 6.000 zaden, goed voor het bewerken van 50 m2 – in theorie. In de praktijk zal het al heel goed zijn als je twee jaar achtereen een perceel van 10 m2 kan bewerken. GEEN BEMESTING
In mijn elfjarig vruchtwisselingschema volgt de teelt van schermbloemigen op de teelt van de vruchtgewassen. Schermbloemigen hebben geen organische bemesting nodig. Niet vermesten, eerder te weinig mest dan te veel is nog zo’ richtlijn in de bioteelt. Ook pastinaak als weinig eisende schermbloemige vindt hier zijn plaats. De veeleisende
schermbloemigen zoals seldervariëteiten en venkel krijgen een speciale plaats in mijn teeltplan.
misvormde peeën van komen. Bedek de zaden met een juten doek, en begiet ze dagelijks met de broes op de gieter.
DE ZAAITIJD KIEZEN
UITDUNNEN, WIEDEN EN MULCHEN
De gunstigste periode om zomerwortelen te zaaien valt ongeveer 15 dagen vóór de vlucht van de eerste generatie. Dat is vóór 15 april. De gunstigste periode voor de winterwortelen ligt tussen de laatste vlucht van de eerste generatie en vóór de vlucht van de tweede generatie, dat is gewoonlijk tussen 10 en 20 juni. Omdat wortelvliegen eerder het weer gehoorzamen dan de kalender, zijn deze perioden te situeren respectievelijk net vóór de bloei van de seringen (Syringa vulgaris) (laatste vluchteerste generatie) en net na de bloei van de vlier maar vóór de bloei van de lindebomen (eerste vlucht tweede generatie). De grond wordt nog eens extra omgewoeld met de woelvork, fijn geritseld met de hark en ten slotte extra fijn gemaakt met de riek. De zaaivoren worden niet al te diep getrokken: ongeveer 0,5 tot 1 cm, met een afstand tussen de rijen van ongeveer 1 voet. Te dik zaaien heeft geen nut: onze zuiderburen hebben daar een pertinente spreuk voor: “Qui sème trop dru, recolte menu”. Dat ik zou vertalen met: “Dik gezaaid is, dun gemaaid”. Een doorwinterde tuinier verdeelt de zaden tussen duim en wijsvinger en laat ze heel dun in de zaaivoor glijden. De zaaivoren worden daarna dicht gemaakt en aangedrukt met de rug (achterzijde) van de riek. Wortelzaad kiemt traag: reken maar vier weken voor de plantjes boven staan. Het komt er dan op aan, dat kiemen zo snel mogelijk op gang te trekken. Daar is water voor nodig! Er mag absoluut geen groeistilstand ontstaan, daar kunnen
Na de opkomst wordt voorzichtig gewied. Probeer uitdunnen te vermijden door dun te zaaien. Het zaad dat door Velt aangeboden wordt, heeft een goed kiempercentage: dun zaaien moet dus perfect kunnen lukken. Als het toch niet lukt, dun je zo vroeg mogelijk uit. Druk nadien de grond goed aan. Intussen is het ongeveer half juli geworden. Van zodra de wortels ongeveer 10 cm hoog zijn, krijgen zij het gros van het gazonmaaisel als bedekkingmateriaal tussen de rijen. Zo kan het onkruid niet meer kiemen door gebrek aan licht. De grond behoudt zijn goede structuur, de waterhuishouding blijft op peil en op het einde wordt er door deze oppervlaktecompostering nog wat stikstof aangebracht. De wortelvlieg zal deze mechanische barrière moeilijk overwinnen om haar eitjes te deponeren rond de wortelkraag. GOED OM WETEN
• Winderige percelen hebben nauwelijks aantasting. • Een lichte en losse bodemstructuur laat de larven toe om gemakkelijk van de ene wortel naar de andere te migreren. Zandgronden zijn dus minder geschikt voor de wortelteelt dan zwaardere gronden. Maar dat betekent daarom niet dat zand-leem en leemgronden 100% immuun zijn tegen de wortelvlieg. • Een hoge luchtvochtigheid is gunstig voor het ontwikkelen van eieren en larven. • Warm, windstil en mistig weer lusten de vliegen uitermate wel, terwijl de larven het eerder op koel en vochtige nazomers gemunt hebben. Seizoenen juni 2004/ 9
Er wordt wel eens beweerd dat mulchen slakken lokt. Slakken schuilen inderdaad graag onder de mulchlaag. Maar in deze periode van het jaar – het is nu al hoogzomer – zijn de slakken minder actief. Bovendien vreten ze liever rottend materiaal aan dan halfvolwassen planten. De slakken zijn eerder een plaag voor de opkomende zomerwortelen uit de lentezaai. ANDERE PREVENTIEVE MAATREGELEN TEGEN DE AANTASTING
• Hou het perceel bedekt. Het jaar voordien stond op het perceel een ander gewas dan schermbloemen. Meestal was dat een veeleisend gewas dat groenafval heeft achtergelaten. Laat dit groenafval en de mulchresten zo lang mogelijk liggen: zij houden het opkomen van onkruid tegen. Het perceel mag wel iets alkalisch zijn en als er voldoende kaliumreserve in de grond zit, zal dat de smaak van de vruchten ten goede 10/ Seizoenen juni 2004
komen. Een maand vóór het zaaien wordt het overblijvend groenafval weggehaald en de grond wordt verkruimeld en verlucht met de woelvork. Dat is belangrijk om later gladde en onvertakte wortelen te kunnen rooien. Ooit heb ik mijn perceel eens ‘diep gespit’ volgens het boekje: twee steken diep zonder de lagen te verstoren zodat de teeltlaag weer boven aan de uitgeloogde laag kwam te liggen. Wel, ik heb nooit zo mooie wortelen geoogst als dat jaar. • Kies open en winderige percelen op ongeveer 20 m van een haag of heg. • Pas vruchtwisseling toe. Strikt genomen is dit niet afdoend om schade te voorkomen. Een perceel vol wortelen ziet eruit als een mini-monocultuur in de gretige ogen van de vlieg. • Verbeter de bodemstructuur. Wortelgewassen vragen een luchtige, goed gedraineerde grond; daarom kweken de beroepstelers op ruggen, verhoogde stroken. Anderzijds verkiest de wortelvlieg nu juist een luchtige grondstructuur om haar eitjes te leggen. Hier staat dus de gunstige maatregel voor de goede vruchtontwikkeling tegenover het bevorderen van de aantasting. • Om de toegang tot het perceel te beletten, wordt tegenwoordig vaak insectengaas gebruikt. Kies in dat geval een aangepaste variëteit met een geringe loofontwikkeling, bijvoorbeeld Amsterdamse bak. Het gaas snijdt licht af. Je krijgt dan planten die ijverig naar het licht blijven zoeken en daardoor lang en bleek uitgroeien: de loofontwikkeling primeert boven de wortelgroei. Als de doek niet goed is afgesloten of als er geen strikte teeltwisseling toegepast werd, werkt het systeem juist omgekeerd. Achtergebleven insecten kunnen
de overdekte ruimte dan niet meer verlaten. Uit esthetisch en ecologisch standpunt – vroeg of laat belandt het gaas toch op de vuilnisbelt – kies ik ervoor om dit insectengaas niet te gebruiken. • Oogst nooit om de rijen uit te dunnen. Opengelaten gaten worden vlug gebruikt als een uitgelezen voorbereid nest voor de legrijpe wijfjes. • Lookachtige gewassen stoten de wortelvlieg af. Plant tussen de rijen met wortelen dus sterk geurende uien, sjalotten, look en bieslook. Hun afstotende geuren brengen de wortelvlieg in de war en zorgen ervoor dat ze uit de buurt blijft. Om doeltreffend te zijn, moeten er minstens evenveel – beter twee maal zo veel – rijen lookachtigen als schermbloemigen in het perceel staan. • Geurende plantenextracten zoals uienloofgier, rabarber, alsem, brandnetel, boerenwormkruid in poeder, gebruikte theeblaadjes of koffiedik werken niet. • Scheikundige producten die vroeger wel eens werden aanbevolen voor hun afstotende sterke geur zijn uiteraard volledig te weren in de bioteelt. Sterke biologische insecticiden zoals rotenon, pyrethrum, quassia of nicotine hebben weinig of geen effect op de eitjes van de Psila rosae. • Oogst tijdig: bij de eerste waargenomen aantasting – bruinend loof is verdacht – moeten de wortels gerooid worden. Dit gaat weliswaar ten koste van opbrengst en smaak. Toch is het beter vroegtijdig te rooien als de groei is stilgevallen in plaats van te blijven hopen op een wonderoogst. • Kuil na het rooien alleen de gave wortelen in. Loof en aangetaste wortelen worden gecomposteerd. Laat ze nooit ter plaatse liggen en graaf ze niet oppervlakkig in: larven kunnen dan hun
levenscyclus verder zetten en dat is juist wat je wil voorkomen. OOGSTEN EN INKUILEN
Tegen eind oktober wordt het tijd dat de gave wortels worden gerooid: zij hebben zo ongeveer driekwart van hun maximale groeistand bereikt en als deze voorgaande voorzorgsmaatregelen werden toegepast, zal je weinig gebarsten exemplaren oogsten. De wortelen worden van hun kraag ontdaan en worden ingekuild in lagen tussen wit zand. KORT SAMENGEVAT
Hieronder vind je nog eens in het kort het geheim van een succesvolle wortelteelt. Hoe meer je met al deze regels rekening houdt, hoe groter je kans op succes. • Teel ofwel zomerwortelen ofwel winterwortelen. Teel nooit de twee na elkaar in één jaar. • Woel de grond diep om totdat hij er kruimelig bij ligt. • Zaai op de juiste datum. • Zaai dun om zo weinig mogelijk te moeten wieden. • Schoffel niet. • Wied in de voormiddag. • Mulchen met een dikke laag grasmaaisel zodra het loof 10 cm lang is. • Laat het perceel zo veel mogelijk met rust. • Oogst als de wortelen hun volwassen volume bereikt hebben.
Seizoenen juni 2004/ 11