Vaste commissie voor VROM uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE
doorkiesnummer
uw kenmerk
bijlage(n)
betreft
ons kenmerk
datum
VNG standpunt asbest
BAMM/U201000303
9 februari 2010
(070) 373 8656
Geachte leden van de Vaste Kamercommissie VROM, Op donderdag 18 februari heeft u een algemeen overleg met minister Cramer over het asbestdossier. Wij willen u met deze brief informeren over het standpunt van de VNG op dit dossier en willen u vragen onze punten mee te nemen in het algemeen overleg. Hieronder gaan wij in op diverse punten die vaak aan de orde komen en gemeenten, al dan niet terecht, bij worden betrokken. Beeldvorming In de beeldvorming blijft bestaan dat gemeenten te allen tijden aan zet zijn om het aantal asbestslachttoffers te verminderen, ongeacht de oorzaak of de invloed die zij hebben op de gehele keten van gebruik, sloop, transport en stort. Huishoudens, bedrijfsleven, legaal of illegaal, gemeenten moeten beter toezicht houden en/of handhaven. De suggestie wordt keer op keer gewekt dat gemeenten onvoldoende toezicht houden op de naleving van de regels (handhaving) en daarmee bijdragen aan het ontstaan van grote aantallen slachtoffers. De VNG deelt dit beeld niet. De slachtoffers zijn vrijwel allen werkzaam geweest in de asbestverwerkende industrie (b.v. Eternit in Goor) of in onderhoudswerk waar asbest werd toegepast (scheepsbouw, liftinstallaties, auto’s). Deze werknemers zijn langdurig blootgesteld geweest aan asbest. De arbeidsinspectie hield toezicht, niet de gemeente. Een kleiner aantal mensen is besmet geraakt door arbeidgerelateerde contacten. Tot dusver zijn er geen grote aantallen slachtoffers besmet geraakt door verspreiding van asbest in de omgeving, ten gevolge van bouwen, verbouwen, slopen, transport, storten en calamiteiten. De aantallen die in de vele rapporten worden vermeld zijn afgeleid van die uit de arbeidssituatie, aannames erop gezet en vervolgens geëxtrapoleerd. Het rapport Bartels bijvoorbeeld extrapoleert met een onderzoek bij slechts tien gemeenten. Hier conclusies aan verbinden en een eenduidig beleid op vaststellen is lastig. Gemeenten kunnen het toezicht en de handhaving op de legale asbestverwijdering wellicht verbeteren, het illegale circuit controleren is daarentegen praktisch ondoenlijk.
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl
Asbestverwijdering Met de invoering van de asbestregelgeving zijn twee nieuwe zaken ingevoerd namelijk certificering en diplomering; certificering van asbestinventarisatiebedrijven en asbestverwijderingsbedrijven. Dit proces vindt voornamelijk plaats binnen de branche. Gedachte is eigen verantwoordelijkheid binnen de branche door zelfregulering. De verwachting bestond dat gecertificeerde bedrijven, die een toets hebben afgelegd, verantwoord zullen handelen. De overheid stelt verplicht dat uitsluitend gecertificeerde bedrijven de werkzaamheden mogen uitvoeren. Naast bedrijfscertificaat is ook een persoonlijk Deskundig Toezichthouder Asbestsloop (DTA) diplomavereiste voor bepaalde medewerkers (opzichter) op de slooplocatie ingevoerd. Ook hiervan werden positieve resultaten verwacht. Nu blijkt dat de zelfregulering niet werkt. Certificerende Instellingen (CI) nemen bij malafide gedrag van asbestverwijderaars het certificaat niet af. Een belangrijke reden hiervoor is dat uit de praktijk bekend is dat een asbestverwijderaar met een miljoenenclaim kwam als reactie op een dreigend intrekken van een certificaat door een CI. Deze CI is toen teruggekomen op dit voornemen. De claim was gebaseerd op de overweging dat een disproportionele sanctie betrof, want het bedrijf zou niet kunnen voortbestaan. Ook is de CI afhankelijk van zijn klanten, de asbestverwijderaars. De Raad voor de Accreditatie, die boven de certificerende instanties staat en dit hoort te corrigeren, heeft nauwelijks toezichthouders. Een bedrijf dat eenmaal een certificaat heeft zal dit daarom lang behouden, ook als het bedrijf regelmatig de regels overtreedt. Handhaving en wetgeving Met enige regelmaat verschijnt er een rapport over asbest waaruit blijkt dat vooral de gemeenten het niet goed doen. Nalatigheid in de handhaving van de asbestregels is het voornaamste verwijt. Toch kan de gemeente maar ten dele bijdragen aan een betere naleving van de regels. Als er opgetreden moet worden moet de wetgeving de handhavende instanties in staat stellen dat feitelijk te doen. En daar schort het aan. In de huidige regels van het Asbestverwijderingsbesluit schuilt een behoorlijk subjectief element. De aanvrager van een sloopvergunning zal volhouden dat hem geen enkele aanwijzing bekend is dat er asbest in het te slopen (deel van) het bouwwerk zit. De gemeente kan moeilijk aannemelijk maken dat dit wel zo is omdat het lastig is aan te tonen dat iemand iets weet of redelijkerwijs kan weten. Juridisch is de formulering van artikel 3, eerste lid, sub b en derde lid van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 een lek dat gedicht moet worden. Het opruimen en correct afvoeren van al het aanwezige asbest in Nederland is juridisch tot dusver geen vereiste geweest. Losliggende asbesthoudende voorwerpen - geen delen zijnde van een bouwkundige constructie - behoren tot de inventaris van een bouwwerk en niet tot het bouwwerk zelf. Daarvoor is, op een uitzondering na van vloerbedekkingen, geen sloopvergunning vereist op grond van de bouwverordening. Wanneer het asbest niet behoort tot het bouwwerk, is het meestal een object en valt het onder het Asbestverwijderingsbesluit 2005, onderdeel objecten. Wanneer het opslag is van (oude) materialen die niet meer mogen worden toegepast in de bouw is het niet in strijd met het Asbestverwijderingsbesluit. De verschillende prioriteiten zoals asbest, constructieveiligheid (instortende daken t.g.v. sneeuw en afbrekende balkons bij Maastricht) en brandveiligheid zetten de gemeentelijke handhavingscapaciteit permanent onder druk. Elk jaar bepaalt iedere gemeente waar de nadruk op wordt gelegd, in samenspraak met de gemeenteraad. Dit betekent dat het dossier asbest niet altijd de aandacht krijgt die uw ministerie wenst omdat gemeenten niet in staat zijn de capaciteit permanent uit te breiden. En zelfs als de capaciteit zou worden uitgebreid, dan is er alleen toezicht op de regels bij legale sloopactiviteiten kunnen worden toegepast. Het rapport Bartels wijst uit dat juist 50 tot 80% illegale
betreft VNG standpunt asbest datum 9 februari 2010
02
sloopactiviteiten betreffen. Burgers en bedrijven die niet weten wat asbest is, en als ze het wel weten liever goedkoop afvoeren. Op de activiteiten achter de voordeur hebben gemeenten geen taken in en daarom geen zicht op. Afgezien of het wenselijk is enkele ambtenaren per gemeente elke dag door de stad te laten fietsen om melding te maken van elke sloopactiviteit in hun gemeente. Gemeenten hebben, zeker in deze tijden van bezuinigingen, hier geen budget voor. De verantwoordelijkheid voor het toezicht op illegale sloopen transportactiviteiten liggen daarbij vooral bij OM, politie en de provincies. Deregulering door vergunningvrij bouwen en slopen Slopen gaat vaak vooraf aan bouwen. Voor veel bouwactiviteiten (bv. inpandige verbouwingen) is geen bouwvergunning meer nodig. Dit betekent dat geen formulier wordt ingevuld waarop vragen staan op grond waarvan de gemeente kan afleiden dat waarschijnlijk asbest aanwezig is in het te slopen en verbouwen gedeelte van het bouwwerk. De burger zal graag aannemen dat geen asbest aanwezig is. Zoals het rapport Bartels uitwijst is het waarschijnlijk dat regelmatig asbest wordt gesloopt – in het kader van verbouwingen – waarvoor eigenlijk een asbestsloopvergunning nodig is. Hoewel de VNG en het Rijk in het kader van Minder regels, meer service de lastendruk voor burger en bedrijfsleven wil verminderen, vinden wij dat de sloopvergunning voor asbest in stand moet blijven. De principiële reden om asbest uit te sluiten van de meldingsplicht en de sloopvergunning in stand te houden is juist om aan te geven hoe gevaarlijk asbest is. Meldingen leveren altijd minder informatie op voor gemeenten, er kan daarom niet impliciet verwacht worden dat de gemeentelijke handhaving dit gat gaat opvullen. Mocht u in overleg met de minister kiezen voor een ander model, is dat alleen mogelijk door de lasten voor burgers en bedrijven aanzienlijk te verhogen. Indien asbest te risicovol wordt geacht voor de samenleving moeten er principiele keuzes gemaakt worden. Asbest slopen en afvoeren door particulieren verbieden, het verplicht stellen van een melding bij elke verbouwing van een particulier gebouw van vóór 1994 en een vergunningplicht voor elke bedrijfsmatige verbouwing. Beiden met een verplicht aan te leveren asbestinventarisatierapport. Hiermee wordt echter het succesvolle pad van deregulering en lastenverlichting in tijden van economische crises verlaten. De VNG is geen voorstander van deze weg terug. Opschaling Opschalen van uitvoeringstaken is een bekende ‘snelle’ oplossing voor problemen met uitvoeringstaken. Het opschalen van toezicht en handhavingstaken met betrekking tot asbesthoudende sloopafval van particulieren (nu onderdeel van het bouw- en woningtoezicht) door dit onderdeel te beleggen in een Regionale uitvoeringsorganisatie (RUD) zien wij niet als doeltreffende maatregel. Het is namelijk op korte termijn niet doeltreffend omdat de Regionale uitvoeringsdiensten naar verwachting pas in 2012 zullen functioneren. Het opschalen van het toezicht en handhaving van de Bouw- en Woningtoezichtstaken taken biedt volgens de VNG ook inhoudelijk geen soelaas. Toezichthouders komen op deze wijze verder van de illegale praktijk af te staan doordat ze niet meer in de gemeente zelf werkzaam zijn maar op een centrale plek in de regio. Hierdoor zullen de waarnemingen uit de wijken en buurten juist verder worden teruggedrongen. Tot slot zijn wij bezorgd dat een dergelijk voornemen de broze afspraken die gemaakt zijn over de taken die bij een RUD worden belegd, met bijbehorende reorganisaties en kosten, onnodig onder druk zullen zetten. Dit leidt tot onnodige vertraging bij de totstandkoming van Regionale uitvoeringsdiensten.
betreft VNG standpunt asbest datum 9 februari 2010
03
Drempels weghalen Naar onze mening dient een ander pad ingeslagen te worden. Allereerst dient streng gehandhaafd te worden op de asbestverwijderaars en de certificerende instellingen om het legale circuit op orde te krijgen. Hiervoor is in eerste instantie het ministerie van SZW aan zet. Daarnaast moet helder gecommuniceerd worden naar opdrachtgevers van asbestsaneringen (corporaties, bedrijven, scholen) en particulieren dat asbest een gevaarlijke stof is. Dat besef is onvoldoende aanwezig en werkt onbewuste illegale praktijken in de hand. Tot slot dient het een ieder zo gemakkelijk mogelijk gemaakt te worden om asbest in te leveren uit het illegale circuit en zo snel mogelijk weer legaal in de keten te brengen, zodat het niet illegaal wordt gedumpt. De VNG zal nadrukkelijker aanraden bij gemeenten om bij de gemeentelijke inzameldepots ruimhartig te werk te gaan en asbest van de burger altijd in te nemen, ongeacht de afwezige melding of vergunning en evenmin een proces verbaal van overtreding op te stellen. Met het ministerie van VROM hebben wij een project opgestart van de asbestambassadeurs. Deze ambassadeurs brengen het onderwerp asbest bij gemeenten hernieuwd onder de aandacht. Dit project zetten wij voort. Momenteel wordt ook door verschillende betrokkenen, waarbij de woningbouwcorporaties het voortouw hebben, gewerkt aan de ontwikkeling van het zogeheten ‘asbestvolgsysteem’ (AVS). Dit digitale instrument verzorgt online het asbestverwijderingsproces; de beheersbaarheid en risico’s van de asbestverwijderingsketen wordt hiermee geborgd. Wij willen graag dit instrument uitwerken waardoor alle gemeenten online het asbestverwijderingsproces kunnen volgen en alle relevante documenten op elk moment kunnen inzien. Samenvattend
Gemeenten zijn niet verantwoordelijk voor het huidige aantal asbestdoden.
De grote bulk van asbest die bedrijfsmatig wordt verwijderd door gecertificeerde bedrijven moet goed en zorgvuldig gebeuren. Daarop inzetten is effectief want dan hebben we het belangrijkste deel te pakken. En daar is onder meer het ketenbeheer voor bedoeld. De aandacht moet hier op gericht worden. De branche moet daarbij de zelfregulering beter oppakken. Het ministerie van SZW, dat zorgdraagt voor het certificeringssysteem voor asbest, moet hierop toezien.
Gemeenten hebben geen zicht op wat er binnen in een gebouw gesloopt wordt als dat niet wordt gemeld. Of dit ook praktisch mogelijk en wenselijk is valt te betwijfelen.
De communicatie naar de burger en opdrachtgevers voor asbestverwijderingen over de risico’s van asbest moet serieus worden opgepakt met een landelijke communicatiecampagne.
De wetgeving kent enkele hiaten waardoor toezicht en handhaving lastig is. Asbest mag legaal worden gesloopt waarop daarna soms onvoldoende zicht is waar het blijft.
Niet al het asbest zal gezien de brede verspreiding en toepassing kunnen worden gesaneerd. Het moet breed gedeeld worden dat het niet mogelijk is elke snipper asbest op te ruimen. Er zal bij particulieren altijd iets doorglippen wat de overheid niet kan handhaven en er zal door niet gecertificeerde aannemers asbest worden verwijderd (dat mag sinds enkele jaren bij categorie 1 asbest) en ook daar blijft wellicht iets ongezien.
VNG zal met inzet van de asbestambassadeurs het onderwerp blijvend onder de aandacht brengen bij de gemeenten voor een effectieve inzet van het toezicht en de handhaving.
VNG werkt samen met ministerie van VROM aan een verbetering en uitbreiding van het asbestvolgsysteem.
betreft VNG standpunt asbest datum 9 februari 2010
04
We hopen dat u onze punten kan meenemen in het algemeen overleg. Voor vragen kunt u contact opnemen met Richard van Vliet, bereikbaar op
[email protected] of 06 575 93158.
Hoogachtend, Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Mevrouw mr. S.E. Korthuis lid directieraad
betreft VNG standpunt asbest datum 9 februari 2010
05