Tweede Kamer der Staten-Generaal Vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE
doorkiesnummer
uw kenmerk
(070) 373 8597 betreft
bijlage(n)
1 ons kenmerk
commentaar op wetsvoorstellen ECCVA/U200901918 30424, 30425 m.b.t. rechtspositie politieke ambtsdragers
datum
21 september 2009
Geachte dames en heren, Op 28 september heeft uw commissie een wetgevingsoverleg over enkele voorstellen van wet met betrekking tot de rechtspositie van politieke ambtsdragers. Wij vragen in dat kader uw aandacht voor onderstaande kanttekeningen bij enerzijds de gevolgde procedure en anderzijds de inhoud van de voorstellen. De procedure De aan de orde zijnde wetsvoorstellen, waaronder ook de wetsvoorstellen die wel voor uw commissie zijn geagendeerd maar die nimmer of sinds de meest recente Nota’s van Wijziging, zijn al op 3 januari 2006 aan uw Kamer aangeboden. Helaas is de behandeling ervan sterk vertraagd door onder andere kabinetswisselingen en naar wij vermoeden overige redenen van procedurele aard. Wij hebben in ieder geval geconstateerd dat de behandeling vele malen is geagendeerd en even zo vele malen weer van de agenda is afgevoerd, laatstelijk in februari 2009. De consequentie hiervan is dat de behandeling nu plaats moet vinden in een periode waarin de financieel-economische crisis er toe heeft geleid dat de aanpassing van het beloningsstelsel van politieke ambtsdragers geheel van de agenda is verdwenen. Sterker nog, uit de beleidsbrief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan uw Kamer d.d. 21 juli 2009 hebben wij zelfs moeten vaststellen dat de wetsvoorstellen terzake zullen worden ingetrokken. Dat heeft tot gevolg dat wij feitelijk terug zijn bij november 2005 toen de ‘Adviescommissie beloning en rechtspositie ambtelijke en politieke topstructuur’ (Commissie Dijkstal) in aansluiting op het in april 2004 verschenen rapport ‘Over dienen en verdienen’ – het advies ‘Beloningsverhoudingen politieke ambtsdragers’ uitbracht. Immers het standpunt van het huidige kabinet is als gevolg van de intrekking van dit deel van de wetsvoorstellen – in afwijking van het standpunt in het regeerakkoord – dat een aanpassing van de beloning en beloningsverhoudingen van politieke ambtsdragers niet aan de orde is. Daarmee wordt volledig afstand genomen van de adviezen van de commissie Dijkstal. Wellicht moeten wij zelfs vaststellen dat wij terug zijn bij de jaren 2000 –
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl
2002 toen uw Kamer mede op basis van onze destijds aan u aangeboden nota ‘Loon naar werken’ constateerde dat de beloning van in ieder geval gemeentelijke politieke ambtsdragers moest worden herzien. Dat resulteerde deels in een eenmalige aanpassing per 1 januari 2002 van de wethouderssalarissen, een toezegging over de aanpassing van de raadsvergoedingen en een nota van minister De Vries die aanleiding zou zijn voor de instelling van de Commissie Dijkstal. Los van de financieel-economische crisis stellen wij vast dat door deze handelwijze gewekte verwachtingen van de zijde van het Rijk niet waar worden gemaakt en zelfs van tafel verdwijnen. Uit de reacties van onze leden maken wij op dat zij, ondanks het begrip voor het uitstel, het onaanvaardbaar te vinden dat na 9 jaren dit het – naar wij aannemen voorlopig - eindstation is. Een tweede punt van procedurele aard is dat het kabinet en de decentrale overheden met elkaar een code interbestuurlijke verhoudingen zijn overeengekomen. Met name in de omgangsregels is opgenomen dat het rijk de gemeenten en provincies te allen tijde zal betrekken bij beleid dat voor hen gevolgen heeft (…). Conceptregelgeving en – beleid worden voorgelegd aan IPO en VNG. Alhoewel in formele zin sprake is van een Nota’s van Wijziging van reeds bij de Kamer ingediende wetsvoorstellen, zijn de recentste Nota’s van Wijziging en ook de daaraan voorafgaande beleidsbrief aan uw Kamer van een zodanige ingrijpendheid voor de gemeenten dat wij in de geest van de code in de gelegenheid hadden moeten worden gesteld onze kanttekeningen te maken zoals wij die nu rechtstreeks aan uw Kamer melden. De minister was dan ook in de gelegenheid geweest om, zoals dat bij het indienen van wetsvoorstellen gebruikelijk is, uw Kamer al te informeren over onze zienswijze. Een derde punt betreft het losmaken van de tot voor kort gekoppelde behandelingen van voorstellen met een positief inkomenseffect en met een negatief effect. Zowel uw Kamer als ook onzerzijds is bepleit de betreffende voorstellen gekoppeld te behandelen om te voorkomen dat met name de voorstellen met een positief effect geïsoleerd behandeld worden wat aanleiding geeft tot een verkeerde interpretatie van de achtergronden van die voorstellen. Nu de koppeling is losgelaten en wellicht op enig moment opnieuw voorstellen tot aanpassing van het beloningsstelsel behandeld zullen worden, zullen deze onderhevig zijn aan de genoemde verkeerde interpretatie. Al vanaf 2001 hebben woordvoerders uit uw Kamer meermalen aangegeven geen op zichzelf staande discussie over beloningsverbeteringen te willen voeren. Als gevolg van de nu gerealiseerde ontkoppeling is een discussie over het beloningsstelsel naar onze mening tot in lengte van jaren onmogelijk gemaakt. Inhoudelijk Algemeen 1. In de eerdere reacties op zowel de adviezen van de Commissie Dijkstal als op de respectievelijke kabinetsstandpunten hebben wij aangegeven in principe in te kunnen stemmen met een harmonisatie van het stelsel van ontslaguitkeringen in de Appa met de ontslaguitkeringen voor werknemers zij het dat wij steeds aandacht hebben gevraagd voor de bijzonderheid van het ambt. Hier zij al opgemerkt dat wij in deze brief afzonderlijk zullen ingaan op het overgangsrecht. Werknemers in de marktsector en bij de overheid zal het slechts in zeer uitzonderlijke gevallen overkomen dat zij van het ene moment op het andere hun baan verliezen. Zeker na de recente wijziging van artikel 49 van de Gemeentewet kunnen wethouders op staande voet worden ontslagen om redenen die in de verste verten niet vergelijkbaar zijn met een ontslag op staande voet van werknemers. De gevolgen daarvan hebben op de betrokkene, zijn omgeving en een mogelijke nieuwe werkomgeving een minstens zo schadelijk effect. De op zichzelf te waarderen nieuwe mogelijkheid van planmatige begeleiding doet daar niet aan af. Bij de beoordeling van de voorstellen vragen wij dan ook uw aandacht om daar waar dat gepast is uitzonderingen op de harmonisatie te handhaven dan wel alsnog te introduceren. 2. De diverse Nota’s van Wijziging bij het pakket aan wetsvoorstellen leiden ertoe dat voor de politieke
betreft commentaar op wetsvoorstellen 30424, 30425 m.b.t. rechtspositie politieke ambtsdragers datum 21 september 2009
02
ambtsdragers bij de decentrale overheden enerzijds en de bewindspersonen en kamerleden anderzijds op zichzelf staande wetsvoorstellen zijn gecreëerd. Tot nu toe waren overeenkomstige wijzigingen in hetzelfde wetsvoorstel opgenomen. Ondanks het feit dat daardoor de overeenkomstige wijzigingen eveneens onder het vereiste vielen dat deze met tweederde meerderheid door het Parlement moeten worden aangenomen, werd daarmee expliciet bereikt dat een harmonisatie werd bereikt in de rechtspositie tenzij uit hoofde van het specifieke karakter van het ambt afwijking voor de hand ligt. Wij dringen er bij u op aan dit uitgangspunt, ook nu er sprake is van gescheiden wetsvoorstellen, te handhaven. Reacties per artikel In een bijlage hebben wij een aantal gemotiveerde reacties opgenomen bij de wetsvoorstellen 30424, 32023 en 30425. Een samenvatting daarvan treft u hieronder aan. Wetsvoorstel 30424 Onderdeel T, Artikel 130 Wij kunnen instemmen met het voorstel dat ook burgemeesters onder de uitkeringsbepalingen van de Appa worden gebracht. Dit leidt niet alleen tot een vereenvoudiging van de administratieve lasten, maar schept ook duidelijkheid met betrekking tot het al dan niet van toepassing zijn van het loopbaanbeginsel. Onderdeel V, Artikel 132 In de eerdere reacties hebben wij aangegeven in principe in te kunnen stemmen met de aanpassing van de uitkeringsduur voor jongere wethouders en de verhoging van de leeftijd voor de verlengde uitkering mits daaraan een overgangsregeling wordt gekoppeld die de vooruitzichten van de zittende wethouders niet schaadt. Anders dan veelal wordt verondersteld vinden wethouders en met name ouderen niet snel een nieuwe werkkring. Wethouders in kleinere gemeenten ondervinden deze nadelen nog meer. In het algemeen geldt dat ouderen heel moeilijk een nieuwe werkkring vinden. Onder verwijzing naar onze argumentatie in de bijlage verzoeken wij u het onderscheid in leeftijd zoals dat in het oorspronkelijke wetsvoorstel was opgenomen bij amendement te handhaven. Onderdeel W, Artikel 132a Wij kunnen instemmen met de invoering van de inspanningsverplichting nieuwe werkzaamheden te vinden. Onder verwijzing naar de argumentatie in de bijlage bepleiten wij desondanks met het oog op de bijzonderheid van het ambt en onze argumenten bij het vorige artikel de oorspronkelijke leeftijdsgrens van 57,5 jaar te handhaven. Onderdeel W, Artikel 132b De planmatige begeleiding is als verschijnsel niet onbekend binnen de gemeenten. Op verzoek van de gemeenten heeft de VNG al in 1994 een model outplacementverordening uitgebracht. Onder verwijzing naar de argumentatie in de bijlage verzoeken wij het mogelijk te maken dat planmatige begeleiding al vóór het aftreden in onderling overleg kan worden toegepast. Onderdeel Y, Artikel 137a Dit artikel voorziet in recht op een ontslaguitkering voor de waarnemend burgemeester. Voor wethouders die in hun eigen gemeente met toepassing van artikel 78 van Gemeentewet tijdelijk worden belast met de waarneming kan dit na afloop van de waarneming een gecompliceerde uitkeringssituatie opleveren. Onder verwijzing naar de argumentatie in de bijlage geven wij u in overweging in deze situatie het uitkeringsrecht bij wijze van een gewenningstoelage te beperken tot het
betreft commentaar op wetsvoorstellen 30424, 30425 m.b.t. rechtspositie politieke ambtsdragers datum 21 september 2009
03
verschil in bezoldiging tussen de twee ambten waarbij ook de anticumulatiebepalingen buiten toepassing blijven voor zover het de wethouderswedde betreft. Onderdeel Z, Artikel 138 Wij kunnen instemmen met de technische aanpassing die wordt voorgesteld ter zake van het buiten aanmerking laten van – voor gemeenten - de raadsvergoeding wanneer geen collectieve verzekering is gesloten voor de opbouw van ouderdomspensioen of een voorziening bij invaliditeit en overlijden. Onder verwijzing naar de argumentatie in de bijlage geven wij u in overweging om het voorstel zodanig aan te passen dat voor een wethouder die met toepassing van artikel 78 van de Gemeentewet wordt benoemd tot waarnemend burgemeester in dezelfde gemeente de pensioenopbouw conform de Appa plaats te laten vinden bij de gemeente waar hij aanvankelijk het wethoudersambt bekleedde. Onderdeel FF, Artikel 162 Wij kunnen instemmen met de toevoeging van een nieuw eerste lid dat helderheid schept over wie bevoegd is tot het nemen van besluiten ter zake van zowel de uitkeringen als de pensioenen. Desondanks leidt dit niet in alle opzichten tot duidelijkheid over de mogelijkheden van bezwaar en beroep. Wij geven u in overweging in het toe te voegen eerste lid die duidelijkheid expliciet op te nemen. Onderdeel GG, Artikel 163b Dit artikel bevat het overgangsrecht voor gewezen en zittende wethouders die ofwel reeds in het genot zijn van een uitkering dan wel op dit moment het uitzicht hebben op de thans geldende rechten en plichten. Ten opzichte van eerdere uitgangspunten is in de huidige versie tegemoet gekomen aan onze eerder geuite bezwaren. Desondanks zal als gevolg van de twee navolgende argumenten veel ervaring verloren gaan als de overgangsbepaling blijft luiden zoals die nu is voorgesteld. Er wordt echter onvoldoende rekening mee gehouden dat een herbenoeming na de verkiezingen de facto geen nieuwe benoeming is, maar voortzetting van de ambtsuitoefening. Dit rechtvaardigt dat ook herbenoemde wethouders onder het overgangsrecht moeten vallen. Bovendien zijn de voorbereidingen voor de aanstaande verkiezingen en de kandidaatstelling van potentiële wethouders al ver gevorderd. Zittende wethouders die in aanmerking willen komen voor herbenoeming hebben nu al hun keuze bepaald. Alsnog confronteren met een nadelig overgangsrecht na herbenoeming is uit moreel oogpunt niet wenselijk. Onder verwijzing naar de argumentatie in de bijlage geven wij u in overweging een kleine aanvulling op de voorgestelde wijziging te treffen. Met name wethouders die ouder zijn dan 50 jaar worden onevenredig zwaar getroffen wanneer voor hen geen bijzondere overgangsregeling wordt getroffen. Op dit moment hebben zij bij een diensttijd van 6 jaar uitzicht op een uitkeringsduur van 6 jaar. Wanneer zij zich beschikbaar stellen voor een nieuwe termijn die tussen 2010 en 2014 voortijdig moet worden beëindigd, vallen zij terug op een uitkeringsduur van 4 jaar. Dit vooruitzicht zal er toe leiden dat een aanzienlijk aantal kandidaten zich alsnog terug zal trekken voor een nieuwe ambtstermijn in 2010. Dit berokkent grote schade aan de ervarenheid in het lokale bestuur. Wetsvoorstel 32023 Onder verwijzing naar de argumentatie in de bijlage geven wij u in overweging de voorstellen in dit wetsvoorstel niet over te nemen.
betreft commentaar op wetsvoorstellen 30424, 30425 m.b.t. rechtspositie politieke ambtsdragers datum 21 september 2009
04
Wetsvoorstel 30425 Onderdelen A, Aa, Ab en B Wij stemmen in met de wijzigingen maar zijn van mening dat bij met name deeltijdwethouders onvoldoende rekening wordt gehouden met de persoonlijke situatie. Bovendien is geen rekening gehouden met het gewijzigde artikel 36 van de Gemeentewet. De wijze van openbaarmaking beperkt bovendien de eigen bevoegdheden van de gemeente en is ook niet in overeenstemming met de huidige wijze van transparantie. Onder verwijzing naar de argumentatie in de bijlage geven wij u in overweging het artikellid zodanig aan te passen dat meer rekening wordt gehouden met de genoemde aspecten. Wij vertrouwen er op dat u bij de behandeling van de betreffende wetsvoorstellen Een afschrift van deze brief hebben wij gezonden aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Hoogachtend, Vereniging van Nederlandse Gemeenten
mr. R.J.J.M. Pans, voorzitter directieraad
betreft commentaar op wetsvoorstellen 30424, 30425 m.b.t. rechtspositie politieke ambtsdragers datum 21 september 2009
05