Jaargang 70, no. 2
Februari 2015
Tweede etappe van het animatie-programma Boodschap aan de Congregatie 0ngeveer anderhalf jaar hebben we nu nagedacht over onze spiritijnse identiteit en roeping. Laten we hopen dat dit een heilzame en vruchtbare ervaring is geweest voor ieder van ons en voor onze communiteiten en circonscripties. Nu de eerste etappe van dit programma op zijn eind loopt, is het belangrijk dat we ons in herinnering brengen waarom we die gezamenlijke tocht hebben ondernomen. We maken deel uit van een samenleving die terecht waarachtigheid, geloofwaardigheid en transparantie eist van religieuze leiders, priesters en leken. We behoren tot een kerk die vóór alles van de leden van haar religieuze instituten, leken of geprofesten, en van hun priesters een geestelijk leiderschap verwacht, een inspiratie voor het persoonlijk leven, zingeving en reden tot hoop, in een wereld waarin velen het spoor bijster zijn. Op het kapittel in Bagamoyo waren we ons levendig bewust van de afstand die er bestaat tussen de idealen die we prediken en ons concrete leven als spiritijnen. We hebben ons rekenschap gegeven van de noodzaak om samen een weg van bekering in te slaan, van een hernieuwd engagement, als we ons de spiritualiteit en de missie willen eigen maken en beleven die we van onze stichters hebben geërfd. Als we waarachtige getuigen willen zijn van Poullart des Places en Libermann in de wereld van vandaag. De tweede etappe van ons animatie-programma van acht jaar, zal zich richten op de H. Geest en de plaats die Hij inneemt in ons leven en onze pastorale bediening. Vanaf het eerste begin van onze Congregatie heeft de Heilige Geest een centrale plaats gehad in haar spiritualiteit en haar missionaire visie. Op Pinksterzondag 1703 heeft een kleine groep studenten, verenigd rond hun leidsman Claude François Poullart des Places in een kleine zijkapel van de Saint Étienne des Grès te Parijs, zich toegewijd aan de dienst van de Heilige Geest en van Maria Zonder Zonden Ontvangen. De regel van de kleine gemeenschap, hoewel nog niet officieel erkend, bepaalde: “Alle studenten zullen heel speciaal de Heilige Geest aanbidden, aan wie zij speciaal zijn toegewijd” (1)… “Zij kiezen als hun voornaamste feesten Pinksteren en de Onbevlekte Ontvangenis”, het eerste “Om van de Heilige Geest het vuur van de goddelijke liefde te verkrijgen”(2)… “Steeds zullen ze bij elk begin van studie of herneming van leerstof het licht van de Heilige Geest afsmeken om een nuttige arbeid te kunnen verrichten”(30)… en “Allen zullen dagelijks het officie van de H. Geest bidden”(31).
1
Volgzaamheid aan de leiding van de Heilige Geest is de kern van de spiritualiteit die wij hebben geërfd van François Libermann; de Geest moet steeds de voornaamste en enige bron zijn van al onze gevoelens, verlangens en activiteiten. (LS 1, 136) deze spiritualiteit vinden we misschien het best samengevat in het korte gebed dat hij ons heeft nagelaten en dat ons vertrouwd is: “O goddelijke Geest, ik wil voor u zijn als een licht veertje, meegevoerd op uw adem waar u wilt, zonder ooit de minste weerstand te bieden” (Comm. sur St. Jean, 89). In onze spiritijnse leefregel staan meer dan 40 verwijzingen naar de Heilige Geest, daar waar het gaat over ons spiritijns leven en onze missie in de wereld van vandaag. Wij zijn tegelijkertijd toegewijd aan de Heilige Geest en gewijd door Hem (6, 57, 63, 74). De Geest is de bron van al onze gaven en talenten (43), en ook van onze apostolische ijver (9, 89). Het is de Geest die ons uit vele culturen bijeenbrengt in één familie (37), die de bron is van onze eenheid (42). Het is de Geest die zowel aan ons persoonlijk als gemeenschappelijk leven vorm geeft, en die ons oproept tot voortdurende bekering (10, 95). De Geest gaat ons voor in onze missionaire ondernemingen (15.3), Hij leidt ons langs de wegen van onze zending (85), en spreekt tot ons door de Kerk, door de menselijke samenleving en door de wereld waarin we leven (44.1). om kort te gaan: we worden uitgenodigd om alles wat we meemaken te beleven in de Geest van God: onze vreugde, en verdriet, de vruchten van onze ijver en zelfs onze mislukkingen (88). In de maanden die voor ons liggen zult u suggesties en teksten ontvangen om u te helpen in uw persoonlijke en gezamenlijke reflectie op de rol en de plaats van de Heilige Geest in ons spiritijns leven. Belangrijke vragen zullen u worden voorgelegd: 1. Wat betekent voor mij/voor ons het feit dat we lid zijn van de Congregatie van de Heilige Geest? 2. Welke tekenen onderscheiden wij van de aanwezigheid van de heilige Geest in mijn/onze apostolische dienst? 3. Waarheen leidt de Geest mij/ons vandaag? 4. Hoe kan ik/kunnen wij ons scherper bewust worden van de plaats en de werking van de Heilige Geest in Kerk en wereld (SLR 99.12)? Als die gezamenlijke weg van bekering en hernieuwde toewijding echt iets wil voorstellen, dan is het van belang dat onze uitwisselingen en reflecties uitstijgen boven het niveau van ideeën en zichtbaar worden in ons leven en in onze dienst. En terwijl ik dit zeg, realiseer ik me dat de aandacht die we als spiritijnen hebben voor de plaats van de H. Geest in ons leven en onze zending, perfect passen in de bredere context van dit jaar dat door de Kerk is gewijd aan het Godgewijde Leven. Want als religieus missionaire spiritijnen zijn we tegelijk toegewijd aan de H. Geest en gewijd door de Heilige Geest. Het is dus bijzonder betekenisvol voor ons om in de geest te treden van het jaar van het Godgewijde Leven. Moge de viering van het feest van François Libermann, wiens leven zo sterk werd bepaald en geïnspireerd door de Geest van de Heer, ons helpen om enthousiast en serieus mee te doen aan deze tweede etappe van ons programma, en moge God ons vergezellen op de weg die we samen willen gaan. John Fogarty
2
KIBO 1958-1960 HERINNERINGEN van Harrie Tullemans In de eerste drie jaren telde de Kibo zo’n dertig studenten: Theo Kersten; Jan Koopmans; Jan Briels; Kees Indewey; Evert Kwakman; Herman Tol; Harrie Zandbelt; Ton Leenen; Piet Loogman; Wim Dewez; Hans van der Star; Jan Derickx; Gijs van der Schot; Gerard Senne; Cor Hoogland; Koos Gordijn; Tjeu Saes; Ton van Schayk,; André Goedhart; Toon van de Klundert; Toon de Haas; Nol Bruinis; Jan Klück ; Gerrit Minten; Dick Bakker; Louck Bekkerhof; Zas Mesman; Frans Scheltinga; Harrie Tullemans. Voor de erkenning als gymnasium moesten leraren van het seminarie in Weert officiële papieren hebben. Wij in Hattem kregen toen de meest aardige mensen uit Weert: De vaderlijke Evert Welling uit Pannerden, de gemoedelijke Brabander Driek Berkers uit de Deurnese Muggenhoek, de vriendelijke Nico Laarmans uit het Roermondse Veld, de zachtaardige Guus Biemans uit het Kempische stadje Weert, en de lieve Giel Geerkens uit het Zuid-Limburse Vijlen. Wij, studenten uit Weert keken op tegen de mensen die ‘in het volle leven’ hadden gestaan. Wim Dewez had op de landbouwschool gestudeerd en liep al kauwend op een grassprietje door de velden. Kees Indewey en Jan Briels waren in dienst geweest en leerden ons soldatenliederen : ‘Er is nog pap voor de ouwe hap, al in de meester fourage-tent. Het was het jaar van de spoetnik, en het hondje dat aan was komen lopen werd ‘Laica’ gedoopt. Het was ook het jaar van het pontificaat van paus Johannes XXXIII. Welling had in Rome 300 pausfoto’s besteld, groot formaat: De paus droeg toen nog een tiara. Wij moesten langs de deuren om de foto’s te verkopen, in een streek die grotendeels protestant was. Wat had ik daar een hekel aan. Maar het was belangrijk, zei overste Welling, want het waren welkome inkomsten. We kregen om te beginnen allemaal 20 foto’s mee. Ik bracht ze alle 20 terug. Jan Koopmans had er wel verkocht, maar hij gebruikte meer geraffineerde verkooptechnieken. Een oud vrouwtje deed de deur open en Jan vroeg of ze interesse had in een foto van de nieuwe paus. ‘Nee’, zei het vrouwtje, en de deur ging langzaam dicht. Jan zette een voet tussen de deur en zei : ‘Gij, gij zijt zeker 60 jaar’. De deur draaide weer open en de vrouw zei gevleid; Wat? Ik ben 86’. Zij heeft uiteindelijk toch een foto gekocht. De paters en broeder liepen allemaal nog in toog, voor ons heel normaal, maar voor de protestantse Hattemers een vreemd gezicht. Ze zagen ons volleybal spelen, en de paters Laarmans en Biemans droegen de toog. Welling had zich al een zwart pak aangeschaft voor op de fiets, en zelfs Driek Berkers had iets smoezeligs aan wat op een zwart pak leek. Wim Dewez herinnert zich dat hij samen met Guus Biemans naar de kapper ging in Hattem. Guus nam plaats in de stoel en de kapper bekeek stilzwijgend dat ronde kale plekje op zijn kruin. Hij wist niet goed hoe hij dat ter sprake moest brengen, maar na een
3
poosje vroeg hij toch of meneer last had van eczeem. Toen moest Guus wel met het hele verhaal van de tonsuurwijding voor de dag komen, maar de kapper begreep er steeds minder van. Hij maakte het plekje keurig kaal en hield er een mooi verhaal voor zijn vrouw aan over. We bezochten geregeld ‘de Dreef’ een justitiële instelling voor jeugdige delinquenten. De streng bewaakte gebouwen lagen langs de Apeldoornseweg, op fietsafstand van de Kibo. Wij als brave priesterstudenten brachten ook met kerstmis een bezoek aan de ‘deugnieten’, in de hoop dat we iets braafs uitstraalden. Welling organiseerde geregeld fietstochten, naar Giethoorn het ‘Hollands Venetië’, naar Schalkhaar, naar de Dellen, naar Boer Haar of zomaar door de bossen. Hij fietste zelf altijd mee. We hadden ook contact met andere seminaries: 19 mei 1959 gingen we op bezoek bij de paters Norbertijnen in Harderwijk, en 28 april 1959 voetbalden we tegen de fraters Dominicanen in Zwolle, en soms staken we de IJssel over om bij de Dominicanen naar een voetbalwedstrijd te gaan kijken. Het was een klein formaat zwart-wit TV, maar de beeldbuis had toen nog iets magisch. Ook mochten we gebruik maken van hun buitenverblijf aan de Vecht, door Toon van de Klundert ‘vechtlust’ genoemd. We kregen veel steun van Katholieke middenstanders uit de omgeving: De heer Burgman vertegenwoordigde een schoenenfabriek, hij kreeg bij de studenten de bijnaam ‘de schoenenkoning’. Dan was er de heer de Waare, banketbakker. Wij hadden het dan over de ‘suikerkoning’ . Enkele weken voor Pasen kwam hij met een paar duizend chocolade eitjes aanzetten, die we in kleine gevlochten mandjes moesten doen. Maar eerst een prop krantenpapier op de bodem, want anders gingen er teveel eitjes in het mandje. Als brave priesterstudenten voelden we ons niet prettig bij dit bedrog, maar de ‘suikerkoning’ beloofde ons een paar grote taarten als beloning. De heer van der Hayden de ‘zoutkoning’ werkte bij de Jozo, en de ‘Zeepkoning’ - ik ben zijn naam kwijt - werkte op het laboratorium bij Klokhuis. Eens per jaar organiseerden al deze mensen voor ons een uitstapje met de auto. Het reisdoel was dan het huis in Rhenen, de Grebbeberg, Berg en Dal of Gemert. Het door Driek Berkers opgerichte ‘Kibo-koor’ gaf dan een korte uitvoering in de aula van Gemert. We begonnen met de canon: ‘Het Kibo koor stelt zich met zang aan u voor en brengt u vol gloed een welkomstgroet’. Na enkele ‘sauterliedekens’ bracht Herman Tol zijn lijflied ten gehore: ‘Zeg student mag ik wat vragen, vroeg me laatst een oude man. Hoe heb jij het kunnen wagen, want daar snap ik totaal niets van, om voor priester te gaan studeren, en dat nog wel op jouw leeftijd… enz’. De fraters hielden zich in, maar lagen, toen we de poort uitreden, in een deuk. Bop Papelard, Han Williams en andere snoodaards maakten er naderhand een persiflage op, maar toen waren wij allang weer terug in Hattem. Er was al een groeiend aantal studenten, er moest gezocht worden naar meer slaapplaatsen. Achter de groentetuin stond een klein vervallen tuinhuisje met de naam ‘de Merel’, waar drie studenten onderdak vonden, dat waren Koos Gordijn, Tjeu Saes en Harrie Tullemans. We hadden een potkachel voor de wintermaanden en met wat fantasie waanden we ons op een camping. Achter de garage waren er twee kleine kamertjes, ook voorzien van houtkachels. Wim Dewez en Hans van der Star werden geacht zuinig met het hout om te gaan, maar bij Hans moest je op de knieën naar binnen want hij stookte de kachel roodgloeiend. Vanaf de Kibo keken we op de Apeldoornseweg, een mooi maar saai uitzicht. Op een avond stond de prachtige villa van de directeur van de papierfabriek in brand. De riante woning met rieten dak,
4
niet ver van ons huis, brandde als een fakkel. We gingen kijken, want er gebeurde verder weinig op de Apeldoornseweg. De bejaarde bewoonster was naar buiten gerend en stond met een schilderijtje in de hand verdwaasd naar het brandende huis te kijken. De brandweer kwam met loeiende sirenes, slangen werden uitgerold en binnen de kortste keren stond alles blank rond de villa. Een stoere brandweerman met lieslaarzen stapte zelfverzekerd door de plassen water, maar opeens was hij verdwenen. Ze hadden hem niets verteld over die vijver voor de deur. Pater van Duinhoven en pater Fakkeldij kwamen af en toe een film draaien De grote propagandafilms in die tijd waren: ‘Toksi, het chocolademeisje’ en natuurlijk ‘Un Missionaire’ ofwel ‘De Beproeving van de Nacht’, een titel, om wat breder publiek nieuwsgierig te maken. In 1959 werd voor het eerst een ‘Olympiade’ naar het Weerts model, georganiseerd. Het pad vanaf het huis, langs de moestuin tot aan de tennisbaan was niet lang genoeg voor een sprint, maar wel voldoende voor een hink-stap-sprong. De prijzen lagen voor de hand: sigaretten. Ze werden ’s avonds in een walm van nicotinerook door de sportpater Nico Laarmans aan de ‘kampioenen’ uitgedeeld. We hadden ook een volleybal-veldje, maar dat moest wijken voor een houten barak, die dienst zou doen als kapel, en onderdak gaf aan nog acht studenten. De houten segmenten van de barak werden op een lange vrachtwagen het terrein opgereden. De week daarna begon de opbouw van de kapel onder leiding van broeder Falco. Eerst werden de vloerbalken gelegd en toen begon het eigenlijke werk. Na 10 zijschotten aan beide kanten werden het tweede dakspant erop gelegd tegelijk met de van asfalt voorziene dakplaten. Dat hadden we niet moeten doen. Het liep in het begin als een trein, totdat we alles langzaam krakend op ons af zagen komen. We renden in paniek over de vloerbalken naar buiten. Als iemand toen gestruikeld was, had hij het niet overleefd. Welling zat op zijn kamer en hoorde geschreeuw en gekraak. Lijkbleek kwam hij naar buiten gerend roepend : ‘ligt er nog iemand onder?’ Broeder Falco stond te huilen als een kind. De goede man had toen nog geen bouwervaring uit de missie. We hebben alles opgeruimd, en de week erna begonnen we opnieuw, maar nu eerst met alle zijschotten, en na die goed bevestigd te hebben, de dakspanten. De schilderploeg werd ontboden om de kapel en ook het huis in de verf te zetten. Onder leiding van zijn leermeester Henk Hoekstra (Broeder Liborius) schilderde Jan van Schayk (Broeder Victor) alle kleuren van de regenboog op wanden, deuren en kasten. Hij vertelde me ooit : ’s avonds wanneer ik in de wasbak spuwde zag ik met welke kleur ik die dag bezig was geweest. Jan was een goede leerling. Toen Broeder Rufus een hele week ziek was, werd Jan, die nog nooit een ei gebakken had, de keuken ingestuurd. Ik zie hem nog met een pan vlees naar boven lopen naar het ziekbed van Rufus om te vragen wat hij nu moest doen. Feestavonden zoals St. Nicolaas waren huiselijk en gezellig. Evert had altijd voor ieder een surprise met een gedicht. Hij was daar maanden mee bezig. Wij studenten hadden een week voor sinterklaas een schoen voor zijn deur gezet. De volgende morgen waren de schoenen verdwenen. Daags daarna kwamen we met z’n allen op één schoen in cadans de trap af. Welling deed of zijn neus bloedde. Op pakjesavond kwamen de schoenen, aan elkaar gebonden, uit een zak
5
tevoorschijn, en in elke schoen zat een gedicht. Driek Berkers, die ons Franse les gaf, had een gedicht in het Frans gemaakt: ‘St. Nic. Aux Montagnards Kiboïens’. Driek had geen officiële papieren om op een erkend gymnasium les te geven, maar zijn kennis ging ver uit boven die van elke leraar met staatsexamen. Verschillende bisschoppen bezochten Hattem Mgr. Van Elswijk uit Morogoro op 10 october 1958, mgr. Teerenstra op 1 juni 1959, en de Afrikaanse bisschop Kilasara op onze inkleding 30 juni 1960. De zeven togandi waren: Jan Briels, Wim Dewez, Cor Hoogland, Kees Indewey, Piet Loogman, Gerard Senne en Harrie Tullemans. De provinciaal Doris Blommaert overhandigde ons de toog, het koord, het scapulier en de rozenkrans. Bisschop Kilasara die benoemd was voor het diocees Moshi aan de voet van de Kilimanjaro, met als hoogste top de Kibo, deed als afsluiting van de plechtigheid, het lof in de kapel van de ‘Kibo’. Ik eindig wederom met een brief van pater E.Welling die hij ‘Ten Geleide’ schreef in onze laatste ‘Paracleet’, voordat we naar het noviciaat vertrokken. ‘Het derde schooljaar van De Kibo loopt af . En we zijn God dankbaar voor deze schone voleinding: zeven van onze studenten nemen afscheid van ons om naar het noviciaat te gaan. Met dit mooie resultaat heeft ons huis zijn bestaansrecht bewezen. Daarom, Jan, zing voort met je schone bas, die je zo goed van pas zal komen in het koorgebed; Wim, blijf de opgewekte stuwer recht op het doel af; Cor, streef verder opwaarts, ook naar de mystieke toppen van het noviciaat; Kees, groei nog verder uit als sportieve soldaat van Christus; Piet, blijf zorgen voor bloemen langs het levenspad van de mensen; Gerard, opknapper van alle karweitjes, de Kibo zal je missen, en Harrie, trouwe wandelaar en ontdekker van mooie dingen, moge de Al- Schoonheid je beloning zijn. Veertien ongeduldigen blijven wachten op deze mooie dag, en verschillende nieuwen, die óók na veel zoeken Gods stem hebben gehoord, komen straks jullie plaatsen innemen. Het afscheid van Hattem maakt je toch wel even stil. Er was veel moois, dat je nu ineens beter gaat beseffen; er was zoveel goeds waarvoor je dankbaar zult blijven. Er was zoveel meeleven van buiten, €er waren zoveel goede vrienden. Je zou met gulle hand het beste van de traditie willen doorgeven, je zou nu de accenten willen leggen, dáár waar je nu weet dat ze moeten liggen. De beste dank voor dit alles kun je geven door jezelf te blijven geven met hart en ziel aan wat nu van je gevraagd zal worden. De Kibo betekende een streven omhoog en nu je op de top bent, proef je de zuivere sfeer van Gods aanwezigheid.. Vaart wel, ende levet scone ! E. Welling C.S.Sp. Overste. Hattem, HH. Petrus en Paulus 29 juli 1960. We gingen op vakantie, maar mochten de toog niet meenemen. Die werd vooruitgestuurd naar Gennep. Tijdens de vakantie, vlak voor we naar het noviciaat in Gennep gingen, kregen we nog enkele laatste aanmaningen van Evert Welling: ‘Beste Kees, Gerard, Cor,Piet, Wim en Harrie De Novicenmeester heeft me verzocht het volgende onder jullie welwillende aandacht te brengen. 1. Bij je intrede in Gennep moet je ook nog een recent bewijs van goede gezondheid meebrengen van je huisarts. 2. Ziekenhuis: vrijwillig verzekerden moeten ziekenfondsgeld in Gennep betalen en verplicht verzekerden moeten thuis in het ziekenfonds blijven. 3. H.Schrift, P.Canisius uitgave, zeer gewenst. Misschien een mooi geschenk bij de inkleding vanwege een of andere opa of suikertante. 4. Eigen boeken kun je meenemen of thuislaten. De Novicenmeester houdt zich het recht voor om de boeken die hij niet in de sfeer van het noviciaat vindt, dat jaar bij zich te houden. Bij de professie vervallen de bezittingen van de
6
geprofeste juridisch aan de Congregatie. In feite geeft de novicenmeester verlof alles mee te nemen naar Gemert. Daar vervallen de boeken per se aan de algemene bibliotheek van het huis. Tot zover. Foto’s van het uitstapje volgen, kosten 10 cent per stuk. Inkleding foto’s goed gelukt. Volgen later. Hierbij het eindrapport. Hartelijke groeten, ook thuis. Prettige vakantie. Paracleet is in aantocht. Hattem 5 juli 1960.
Overleden Pater Jos van Vegchel Eindhoven 7 oktober 1930 - Hattem 16 januari 2015 Pater Jos van Vegchel heeft vooral gewerkt in de Nederlandse Provincie. Eerst als onderwijzer en leraar op het Klein Seminarie van Weert en later op het Klein Seminarie voor late roepingen in Hattem (de Kibo). Na de sluiting van Hattem was hij vele jaren actief als kapelaan en later als pastoor in Hattem. Daarnaast heeft hij zich ingezet voor het goed regelen van de sociale belangen van alle confraters en voor het goed verzorgen van onze oude dag in Gennep. Van hem komt de “Blauwe Map”.
Overledenen 13 okt 2014 In Haelen overleed mevrouw Josée Aquarius-Niessen, schoonzus van † broeder Piet Aquarius. 2 januari In Salvador (Brazilië) overleed in de leeftijd van 71 jaar mevrouw Raimunda Glicia Dantas van Lier, echtgenote van onze oud-collega Bertus van Lier. 7 januari In Kerkrade overleed in de leeftijd van 84 jaar de heer Peter Reeker, zwager van zuster Hildegard Cordewener. 8 januari Te ’s-Hertogenbosch overleed in de leeftijd van 92 jaar de heer Jos Voets, zwager van zuster William Pijnapppels. 16 januari In Hattem overleed in de leeftijd van 84 jaar pater Jos van Vegchel, neef van †pater Paul van Vegchel. 16 januari In Someren overleed in de leeftijd van 79 jaar de heer Hub van Bommel, broer van †pater Toon van Bommel. 19 januari In Amsterdam overleed in de leeftijd van 97 jaar mevrouw Mies Melis, zus van †pater Antonius Melis. 19 januari In Gemert overleed in de leeftijd van 89 jaar de heer Cees Schafrat, broer van †pater André Schafrat.
Adreswijzigingen 71. F.Wijnen Tel
010-4808598
7
Villa Oostermeerwijk in Berg en Dal Inleiding Na drie en een half jaar leegstand wordt de villa Oostermeerwijk weer bewoond door een spiritijnse communiteit sinds oktober 2014 na een grondige renovatie. De spiritijnenen echter bewonen dit huis al vanaf november 1953 toen enkele paters en broeders het huis betrokken. Sedert die tijd tot nu toe is het altijd in bezit geweest van de congregatie van de Heilige Geest. Maar het is algemeen bekend dat de villa al veel langer bestaat. Hier willen we eerst aandacht besteden aan de herkomst en geschiedenis van het huis voordat het in bezit kwam van de congregatie. Daarbij wordt ingegaan op vraag van wie de grond was waarop het huis gebouwd is. Ook wordt aan de orde gesteld wanneer het gebouwd is en door wie. Verder wordt nagegaan wie de villa bewoond heeft. Op de tweede plaats wordt in het kort beschreven de wederwaardigheden van de villa sinds hij in het bezit is van de spiritijnen. Hierbij wordt behandeld de aankoop van de villa door de congregatie en vervolgens de verschillende bestemmingen waarvoor hij gebruikt is. Hof van Grimbergen Ofschoon het postadres van de villa de Postweg is, ligt het grondgebied ervan aan de voorkant waar de twee vijvertjes van het Afrika Museum liggen aan de Meerwijkselaan. In de Middeleeuwen wordt dit gebied Marbeke genoemd en sinds de zestiende eeuw Merwick. Het ligt ten zuidoosten van Nijmegen en was oorspronkelijk onderdeel van het Nederrijkswald. Rond 1650 werden stukken grond in deze omgeving in erfpacht uitgegeven door de Rekenkamer in Arnhem namens de Gelderse Staten aan welgestelde Nijmegense families om ze te ontginnen. Deze wilden in navolging van een modeverschijnsel in het westen van het land een buitengoed bezitten om hun aanzien in de maatschappij te verhogen en ’s zomers buiten de stad te verblijven in een bosrijke en rustige omgeving. Uit deze ontginningen zijn direct al twee grote landgoederen met (heren)boerderijen ontstaan: Watermeerwijk en Droge (Wester) Meerwijk en de hof van Grimbergen. Deze hoeve was oorspronkelijk 38 hectare groot en lag ten westen van de Postweg tegenover het grondgebied waarop nu de villa en het museum staat. Begin 19de eeuw kwamen Westermeerwijk en de aangrenzende hoeve Grimbergen in het bezit van één welgestelde familie. Ofschoon deze twee landerijen van eigenaar verwisselden, bleven ze in een hand. Op het einde van de 19 de eeuw zijn ze in het bezit van baron F.A.R. van Lamsweerde. Zijn zoon baron F.C.J.A.M. van Lamsweerde (18821960) die in 1910 met jonkvrouwe M.H.van Rijckevorssel van Kessel (1888-1963) trouwde, erfde ze in 1891. Zij lieten in 1910 het landhuis Westermeerwijk bouwen (algemeen bekend onder de naam “het kasteeltje van de baron”) en gingen erin wonen.1 Een villa uit Duitsland In 1921 kocht baron A.E. van Voorst tot Voorst (1880-1965) een stuk grond dat toebehoorde aan de hof van Grimbergen aan de zuidzijde van de Meerwijkselaan van baron Van Lamsweerde. Het perceel was altijd in agrarisch gebruik geweest als boomgaard en bouwland, maar Van Voorst tot Voorst wilde er een villa bouwen. Hij had een demonteerbaar houten landhuis in Duitse stijl gekocht dat op de internationale stedenbouwkundige tentoonstelling van 1910 in Berlijn had gestaan als een soort model prefabhuis. In 1924 werd het per spoor naar station Nijmegen overgebracht en vandaar werd het met vrachtwagens naar Berg en Dal vervoerd. De plaatselijke aannemer T. Leenders met behulp van zijn vier zonen bouwde het weer op. Daar het kasteeltje 1
K. Bouwer, ‘Een verrukkelijk gezigt’. Buitenplaatsen en boerderijen in de Meerwijk bij Nijmegen, Utrecht 2014, p. 35, 49-51, 62, 73, 75, 134, 137-138, 167.
8
naast dit nieuwe landhuis Westermeerwijk werd genoemd, lag het voor de hand dat het de naam Oostermeerwijk kreeg. Baron Van Voorst tot Voorst woonde in Zwolle waar hij mededirecteur was van de Overijsselsche Onderlinge Brandwaarborgmaatschappij. Bovendien was hij lid van de Gedeputeerde Staten van Overijssel voor de Provinciale Bond van Rooms-Katholieke kiesverenigingen. Gezien deze achtergrond is het op het eerste gezicht vreemd dat hij in Berg en Dal, ver weg van Overijssel, een landhuis neerzette dat bedoeld was als zomerverblijf en waarschijnlijk ook als een plaats om later te rentenieren. Maar als zijn familierelaties wat nader bekeken worden wordt het alleszins duidelijk. Baron A.E. van Voorst tot Voorst was in 1905 getrouwd met jonkvrouwe H.L.M. van Rijckevorsel van Kessel (1881-1968). Hij had dus een stuk grond gekocht van zijn zwager en schoonzus die op de Westermeerwijk woonden en wilde naast hen zijn zomervakanties doorbrengen en later er van zijn pensioen gaan genieten. Een bijkomende factor was dat zijn vrouw een zwakke gezondheid had en ’s zomers in een bosrijke omgeving moest verblijven.2 Huurders In 1925 werd Baron A.E. van Voorst tot Voorst benoemd tot commissaris van de Koningin in Overijssel. Dit drukke ambt met zijn vele verplichtingen was er de oorzaak van dat de baron en zijn familie steeds minder vaak ’s zomers in Oostermeerwijk acte de présence gaven. Daarom werd de villa te huur aangeboden. In 1926 betrokken de eerste huurders het landhuis. Het waren dr. A.A. Jurgens en zijn vrouw M.E.H. van Haeren. Het is aannemelijk dat Van Voorst tot Voorst en Jurgens elkaar kenden als leden van de Algemene Bond van Rooms-Katholieke Kiesverenigingen. Jurgens kwam uit een familie van fabrikanten. Zijn vader had een grote margerinefabriek in Oss. Hij zelf was een bekend industrieel in Nijmegen. Hij was mededirecteur van de N.V. Gloeilampenfabriek Nijmegen. In de tijd van de economische crisis in de jaren dertig was hij politiek actief op de rechter flank van het politieke spectrum. Hij werd een vooraanstaand lid van de Algemeene Nederlandsche Facistenbond waarvoor hij in 1933 kandidaat was voor de Tweede Kamerverkiezingen. Ofschoon deze partij geen enkele zetel behaalde, stierf Jurgens plotseling nog voor de verkiezingen hadden plaatsgevonden. 3 In 1934 werd de Oostermeerwijk verhuurd aan een zorginstelling die in Groesbeek meerdere tehuizen had. De Nederlandsche Centrale voor Practische Werkverruiming en Hulpverlening had als doel “hulpverlening aan alleenstaande personen van elke leeftijd of gezindte, die door maatschappelijke oorzaken of persoonlijk aanleg niet in staat zijn zichzelf te handhaven. Deze hulp bestaat in verzorging in gezinnen of tehuizen en het verschaffen van passende arbeid; in algemeen christelijke geest en gezinssfeer.”4 Deze zorginstelling was gesticht door de rode dominee J.A. Visscher (1876-1943) die in de armoedige zandstreken van Friesland hulporganisaties had opgezet voor werklozen en aan lager wal geraakte arbeidersgezinnen. In 1929 nam hij een beroep aan van de Nederlandse Hervormde Gemeente in Groesbeek. In die tijd was dit dorp een van de armoedigste plaatsen in Gelderland. In Oostermeerwijk werd psychiatrische hulp en verpleging verleend aan ongeveer 25 “dames en heren uit beschaafde stand” met een intellectuele achtergrond.5
2
Bouwer, p.179-180. Bouwer, p. 180. 4 Alleenstaanden Groesbeek. Centrale P.H., [z.pl. z.j.], p.1. 5 Ibidem. 3
9
Een nieuwe eigenaar Op 29 november 1949 kwam het bestuur van de Roomsch-Katholieke Zendelingsstichting te Weert [de oude legale benaming van de congregatie van de Heilige Geest], bijeen in vergadering in Rhenen onder president pater J.H. Strik. Een van de besluiten was de aankoop van de villa Oostermeerwijk. De aankoopsom was 72.500 gulden ter voldoening waarvan de Zendelingsstichting jaarlijks 5000 gulden betaalt als lijfrente aan de baron en zijn vrouw en na de dood van een van beiden aan de langstlevende. De officiële koopakte werd in januari 1950 getekend. 6 Nu begon voor de congregatie de moeizame en lange weg om de Nederlandsche Centrale te bewegen het landhuis te verlaten. Al op 19 januari 1950 schreef de provinciaal econoom J. van Horrik aan de Centrale dat de congregatie het huis gekocht had en overeenkomstig de bepalingen in het huurcontract de huur opzegde zodat het huis op 1 juli vrij zou komen. Het bleef niet bij deze ene brief. Een lange steeds bitter wordende briefwisseling tussen de twee partijen volgde. De Centrale argumenteerde dat ze de villa niet kon verlaten omdat er in de buurt van Groesbeek geen geschikte locatie voor de patiënten beschikbaar was. De congregatie attendeerde haar op vrijstaande panden ver weg en in de buurt van Nijmegen waar met enige goede wil men wel in kon trekken. De twee partijen kwamen door deze schriftelijke schermutselingen in een impasse terecht. Uiteindelijk besloot de Centrale een nieuw tehuis te bouwen in Groesbeek. Tot grote opluchting van Van Horrik verliet op 31 oktober 1953 de Centrale Oostermeerwijk.7 Museum, rusthuis, studentenhuis? Al op 2 november betrokken overste P. Bukkems en een paar broeders het pand. Allengs vormde zich het idee bij Bukkems om de Afrikaanse gebruiksvoorwerpen die gebruikt werden bij de diverse missietentoonstellingen in den lande, tentoon te stellen in de villa. Hiervoor werden de hal en een paar salonkamers ingericht. Bukkems verwachtte dat het missiemuseum “misschien een succes kon worden in deze streek waar ieder jaar een paar honderdduizend toeristen passeren.” 8 Op zondag 16 mei 1954 werd volgens de uitnodigingskaart “in huize Oostermeerwijk ... door de Edelachtbare Heer Burgemeester van Groesbeek Jhr. R.M.J.F.I.van Grotenhuis een missiemuseum van de Paters van de Heilige Geest geopend.”9 “Aan de wanden van de lokalen hangt de dreiging van het oerwoud nu vreedzaam aan een spijker of een kram,” meldde Africa Christo, het tijdschrift van de congregatie.10 Het dagblad De Tijd besteedde in zijn editie van 19 mei aandacht aan de opening van de villa onder de kop “Rusthuis voor missionarissen”. Naar de opinie van de correspondent van dit dagblad had de burgemeester “het nieuwe rusthuis” geopend. De nadruk in zijn artikeltje kwam geheel en al te liggen op dit aspect van het huis. Naar verwachting konden er ongeveer 25 missionarissen uit Afrika per jaar in dit huis opgenomen worden voor het herstel van hun gezondheid. In een laatste kleine alinea werd ook nog gememoreerd dat in de villa “een missiologisch museum” ondergebracht was.11 Elders wordt in een van de officiële schriftelijke stukken gesteld dat het huis “hoofdzakelijk bestemd is voor paters studenten aan de Universiteit” van Nijmegen.12 Een ding is wel duidelijk uit 6
Uitreksel uit de besluiten die genomen zijn op de vergadering van het bestuur van de Roomsch-Katholieke Zendelingsstichting, gehouden te Rhenen op 29 November 1949, ARP009 CSSP 252, St.Agatha. 7 J.van Horrik aan Ned. Centrale P.H., Rhenen 19.1.1950; H.W. Smit aan Paters van de H. Geest, Groesbeek, 25.1.1950; Idem aan J. van Horrik, Groesbeek 23.10.1953, ARP009 CSSP 252, St. Agatha. 8 Bouwer, p. 181. 9 Uitnodigingskaart, ARP009 CSSP 252, St.Agatha. 10 J.L. Grootaerts en I. Eisenburger, Vormen en verwondering. De geschiedenis en de collecties van het Afrika Museum, Berg en Dal, Deel I, Berg en Dal 2002, p. 46. 11 De Tijd, 19.5.1954. 12 Décision du Conseil Général, Paris 13.12.1949, ARP009 CSSP 252, St.Agatha.
10
deze verwarrende opsomming van de bestemming van de villa: Paters die met autoriteit in de Nederlandse provincie bekleed waren, hadden verschillende ideeën over de bedoeling waarvoor de villa gebruikt zou kunnen worden. Oostermeerwijk 1954-2014 In de loop van de verdere geschiedenis van het huis zal blijken dat het aan alle drie bestemmingen ten dienste gestaan heeft. Aanvankelijk was het vooral bestemd voor paters die aan de toenmalige Katholieke Universiteit in Nijmegen studeerden om leraar aan het klein-seminarie in Weert of docent aan het scholastikaat in Gemert te worden. Bovendien bood het huis in 1956 tijdelijk onderdak aan een seminarie voor late roepingen dat een jaar later naar Hattem zou verhuizen. Onderwijl evolueerde het museum zich van missiemuseum tot etnografisch museum waarin aandacht geschonken werd aan de kunst en religie van het oude Afrika. In 1956 werd het Afrika Museum een onafhankelijke stichting en een jaar later werd in de tuin van het huis een nieuw museumgebouw geopend, terwijl het kantoor van het museum voorlopig in de benedenverdieping van het huis gevestigd bleef. In de jaren zeventig van de vorige eeuw werd het kantoor van de Propaganda overgeplaatst van het provincialaat in Rhenen naar Berg en Dal. De propagandisten verhuisden mee. Toen de behoefte aan leraren en docenten steeds minder werd, kreeg het huis steeds meer de functie van het opvangen en het gastvrijheid verlenen aan missionarissen die in de Nijmegense ziekenhuizen op controle moesten komen of na een operatie rust moesten houden om te revalideren. In de laatste decennia van de vorige eeuw tot aan 2011 kan de functie van de communiteit steeds beter gekarakteriseerd worden als een rusthuis voor paters en broeders. Vanaf dat jaar tot 2014 was de villa onbewoond. Het huis is echter weer in gebruik genomen. Het heeft een van zijn oorspronkelijke functies als studiehuis weer teruggekregen. Nu zijn het Afrikaanse spiritijnen die het bewonen. Zij studeren aan de Radboud Universiteit om een Master graad in de theologie te behalen. Bovendien worden in de toekomst Afrikaanse spiritijnen verwacht die in deze communiteit gaan wonen om aan de universiteit een inburgeringscursus te volgen en daarna in de pastoraal gaan werken waarbij zij het missionaire element willen vertegenwoordigen in de Nederlandse kerkprovincie. Albert de Jong cssp
Naamswijziging Villa -een bericht vanuit het provinciaal bestuur-
Zoals u weet is ons huis in Berg en Dal opnieuw een vormingshuis, waar jonge buitenlandse medebroeders wonen, die aan de Radboud Universiteit studeren. We zochten al langere tijd naar een geschikte naam voor dit vormingshuis. We hebben de naam ‘Poullart des Places’ gekozen. Hij heeft zich als stichter van onze Congregatie immers ingespannen om jonge priesters een goede opleiding te geven. Vandaar dat dit huis voortaan de naam draagt:
Villa ‘POULLART DES PLACES’ 11
Waarmee en met wie ben ik in mijn leven verbonden! Op 11 januari was er de jaarlijkse ontmoetingsdag van Spiritijnen, Medestanders en enkele vrienden. We begonnen met een gezamenlijke eucharistieviering, waarin Jo van de Wildenberg voorging en Annelies Rooijakkers de overweging hield. Ze gaf een aardig voorzet op het thema ‘verbondenheid’, lees zelf maar. God, die zijn dienaar vult met de Geest, hoorden we in de eerste lezing. Jezus, werd door de Geest gezalfd, zegt Petrus in de tweede lezing. En bij de doop door Johannes, scheurde de hemel open en zag Jezus de Geest als een duif op zich neerdalen. En als jullie Spiritijnen niet ooit aangeraakt waren door de Geest, dan waren jullie nu niet hier. En als wij niet geraakt waren door jullie, mensen die vanuit die Geest leven en werken, dan waren wij geen Medestanders en waren wij niet hier met onze vrienden. En als ik in Gemert niet naar de Kapelgroep was gegaan en kennis had gemaakt met de Medestanders en Martin van der Drift en geraakt was door jullie enthousiasme, dan was ik niet hier. En gelukkig zijn we allemaal wel geraakt, enthousiast geworden en hebben wij op één of andere manier iets met elkaar en daarom zijn wij hier, in verbondenheid en vieren wij hier de Doop van de Heer. Zo mijn preek is af. Ik wilde vanuit de lezingen van vandaag de link leggen met het thema van dit jaar: Verbondenheid. Klaar! Maar wat is dat die Geest van God? Ik geloof dat de Geest ons verbindt, niet alleen ons met elkaar, zoals wij hier zijn, maar met alle mensen, waar ook ter wereld. Op het moment dat ik gedoopt werd, werd mijn wereld groter dan die van mijn familie. Werd ik lid van een geloofsgemeenschap, die verder mij leerde om over mijn eigen grenzen heen te kijken. De vele verhalen die ik hoorde, zoals ook vandaag weer. Dat al eeuwenlang mensen opkomen voor zwakkeren, om recht te doen, om mensen te bevrijden uit de duisternis, om mensen te bevrijden uit hun gevangenis. En niet met geweld, met luid geschreeuw, maar wel vol vuur, vervuld van de geest. Als ik dan denk aan wat er afgelopen woensdag in Parijs is gebeurd en mensen vanwege hun woord vermoord worden. Of zoals in Nigeria waar zoveel mensen vermoord worden door de terreurbeweging van Boko Haram. Dan vraag ik me af wat bezielt mensen om een ander te vermoorden, en deze gebruiken daarvoor ook nog het woord van Allah. Dat kan ik niet begrijpen. Hier kan Allah mensen niet in bijstaan, even. Want ik geloof toch ook dat Allah onze God. En zo’n daad breekt de verbondenheid tussen mensen af. Het verdeelt mensen. Dan zijn deze terroristische Moslims wel heel ver afgedwaald. Dan moet er in hun levens toch heel veel teleurstelling en ontkenning zijn geweest. Wat heeft in hen dat vuur doen oplaaien om met geweld van zich doen horen? En hoe reageren wij daarop? Moeten we ons nu terugtrekken en niet meer op straat begeven. Gelukkig gebeurt dat ook niet en gaan mensen de straat op en worden er acties georganiseerd. En hoop ik dat we allemaal weer geraakt kunnen worden door die Geest die verbindt. En dat we samen werken aan structuren en voorwaarden, die elk mens ziet, die elk mens kansen biedt, ook de vreemdeling, ook de gevangenen, ook mensen die andere talenten heeft, die een andere mening heeft. En verbondenheid tussen ons, zoals we hier zitten en met elkaar omgaan. Ook daarvan weten we dat het niet altijd vanzelfsprekend is. Enerzijds weten we dat we een gemeenschap vormen en tegelijkertijd kun je door je andersheid elkaar kwetsen. Staan onze neuzen niet altijd dezelfde kant op. En dat hoeft maar om kleine peanuts te gaan.
12
Ik merk dat op mijn werk, thuis, om de kleinste en geringste dingen die een ander doet of zegt kan ik geïrriteerd raken. Of de ander reageert boos op wat ik zeg, terwijl dat helemaal niet de bedoeling was. Zolang de ene genoeg ruimte voelt kan die dit misschien relativeren, en er zo op reageren dat de ander wat bedaart. Maar als het over en weer kwetsen wordt dan is dat steeds moeilijker. En heb je soms afstand nemen, of er een derde bij roepen. Op mijn werk dan zijn we soms als team geestelijk verzorgers zo met elkaar aan bekvechten over hoe we ons werk uit willen voeren. Dan komt vooral ons anders-zijn naar voren, met alle onbegrip voor elkaar erbij. En als we dan weer een intervisiebijeenkomst hebben of we onze kwetsbaarheid laten zien en ieder vertelt waar het in de kern om gaat, en dat wij mensen nabij willen zijn, en ruimte scheppen voor onze cliënten dan voelen we ineens ons weer met elkaar verbonden. En die geest die verbindt, die tref ik ook telkens op deze ontmoetingsdag aan… Als we dadelijk gaan borrelen, en samen eten. Dan hoor ik verhalen van hoe jullie in Afrika, in ZuidAmerika of waar ter wereld ook geprobeerd hebben om de Geest te doen waaien. Ieder weer op een heel andere manier, met heel verschillende ervaringen, maar wel met hetzelfde doel: mensen recht te doen en vanuit eenzelfde inspiratiebron. De Heilige Geest, die al eeuwen over de wateren waait. In die verbondenheid ervaar ik iets van God. God gaat voorbij het logisch denken, boven de natuurwetten, de logica, de psychologische wetmatigheden. Gaat ons begrip te boven… Willen en durven we daarvoor open te staan? Durven wij over onze grenzen heen te kijken… Dat schept verbondenheid, als we dat met elkaar kunnen delen, ook al zijn we niet allemaal hetzelfde, denken we anders. En het leven is oneerlijk verdeeld, maar moeten we ons daarbij neerleggen. Het leven is kwetsbaar, er gebeuren dingen die ons voorstellingsvermogen te boven gaan. Is dat het einde, of begint juist daar dat we op moeten staan, ruimte maken dat we weer toenadering tot elkaar zoeken, naar mogelijkheden om het wel samen vol te houden. En dan gaat het ook over verbondenheid tussen de Spiritijnen en Medestanders, Spiritijnen onder elkaar, Medestanders onder elkaar en ik geloof dat ons ook bindt. Dat wij voor hetzelfde willen gaan, voor zorg voor elkaar en elkaar is dan de hele wereld, en juist voor die mensen, die het minder getroffen hebben in het leven. En dan is het belangrijk dat we elkaar de ruimte geven, en elkaar verhalen vertellen die verbinden, dat daar iets in zichtbaar wordt, dat hoe moeilijk het soms ook is in het leven, dat het niet het einde is. En als we elkaar blijven vertellen over wat ons leidt, inspireert, in ons doen en laten. Dan voel ik verbondenheid, die groter is dan mijn verbondenheid met mijn naasten, dan ben ik geraakt en helpt mij om over mijn grenzen heen te kijken, naar een toekomst, die onzeker is en tegelijk ook hoopvol is. Als we elkaar maar vasthouden en vrij laten. Want dat is zo mooi aan die Geest, zij verbindt en zij maakt vrij. Dat wens ik ons allen toe, dat we ons blijven laten raken, door de Geest, door elkaar. Amen.
Verjaardagen in februari 7
Toon Jansen
8 11 13
Zr. Judith van der Velden Colman Kimaryo Marielle Beusmans Toon van Lankveld Zr. Petronella Floris
16 17 21 27 28
Otto van den Brink Kees Bruin Zr. Antonetta van Winden Harrie Clijsters Frans Timmermans Jo van den Wildenberg
13
Dagboek januari 2015 1 jan. 1 jan.
2 jan.
3 3 jan.
4 jan.
5 5 jan.
6 jan.
7 jan.
9 jan.
Nieuwjaar. Daar slechts een tiental bewoners van Spiritijnenhof met open ogen het nieuwe jaar heeft afgewacht, hebben wij het vandaag nog zo druk met elkaar van harte een Zalig Nieuwjaar te wensen, dat het ons totaal ontgaat dat er rond 14 uur door een grote groep Gennepenaren een Nieuwjaarsduik in de Niers genomen wordt. Alleen Jan Schiks schijnt zich voor dit evenement aangemeld te hebben. Maar op het moment dat het sein “duiken” gegeven wordt, geen spoor van Jan Schiks te bekennen. Even later vindt men hem, aan de andere kant van de Niersbrug, koortsachtig bezig met het onderbinden van zijn schaatsen. Blijkbaar een kwestie van miscommunicatie. Jammer voor Jan, maar dat zal hem geen tweede keer meer overkomen ! Het oversteteam van Gennep wil het nieuwe jaar met een goede start beginnen en steekt reeds vandaag de koppen bij elkaar om vanaf het begin van het jaar duidelijkheid te scheppen in bepaalde zaken die de communiteit aangaan. Weldra zullen wij ongetwijfeld met de weldadige gevolgen van dit overleg kennis maken. Een 18-tal medebroeders bezoekt vanmiddag onze nieuwe communiteit in Berg en Dal. Ze worden er gastvrij ontvangen met koffie en gebak, waarna bezichtiging van het huis. Iedereen kijkt vol bewondering naar het resultaat van de restauratiewerkzaamheden en naar de veranderingen die binnenshuis zijn aangebracht. Het is een schitterende woonplek geworden. Onder het genot van een drankje en een hapje worden door vroegere bewoners van dit huis oude herinneringen opgehaald. Wij beëindigen de excursie met een kop voedzame snert met broodjes en keren opgetogen huiswaarts, zodat wij nog juist op tijd zijn voor de communiteitsmis. Dank aan Toos en Gerard, de huismanagers van de villa, voor alle goede zorgen en de ruim voorradige lekkernijen. Dank aan de gastvrije bewoners, onze medebroeders Albert, John Bosco, Colman en Edward. Feest van de Openbaring des Heren (Driekoningen) en verjaardag van onze overste Mw. Gerrie Aben, die normaal gesproken bij deze gelegenheid recht heeft op een meerstemmig “Lang zal ze leven”. Helaas zijn onze stemmen als gevolg van een hardnekkige griep zodanig verzwakt, dat de koorleider het deze keer niet aandurft ons zes-stemmig zangnummer ten gehore te brengen. Gerrie, voor één keer in stilte, onze alderbeste wensen ! De grote feesten zijn voorbij en het wordt weer tijd om aan “meer serieuze” dingen te gaan denken: daarom ontvangt het Provinciaal Bestuur vandaag alle medebroeders, die gedurende het afgelopen jaar hebben deelgenomen aan een spiritijnse Europese bijeenkomst. Samen worden de verslagen van deze bijeenkomsten nog eens doorgenomen. Spiritijnenhof wordt onder handen genomen door het team “glasbewassing” en ook de lift krijgt een onderhoudsbeurt. Piet Delisse, Martin van Moorsel en Gerard Spierings zijn vanavond in de Rips aanwezig op de nieuwjaarsreceptie van de Gemeente Gemert-Bakel. Een mooie gelegenheid om veel mensen te ontmoeten en met bepaalde personen afspraken te maken. Koos Gordijn begeeft zich naar Utrecht voor een ontmoeting met een slachtoffer van seksueel misbruik en met de rechter. Vervolgens brengt hij een bezoek aan Jos van Vegchel in Hattem, wiens gezondheid te wensen over laat. Gelukkig krijgt Jos hulp van de thuiszorg. Ook in Gennep is het onderwerp van gesprek de terroristische aanval op Charlie Hebdo in Parijs, gevolgd door gijzelingsacties in een drukkerij en in een Joodse supermarkt. Veel
14
11 jan.
12 jan.
13 jan.
15 jan. 16 jan.
19 jan.
21 jan.
22 jan.
slachtoffers en talloze reacties overal in de wereld. Met welke consequenties voor bepaalde bevolkingsgroepen en voor de veiligheid van de bevolking in het algemeen ? Albert de Jong, John Onoja en Martin van Moorsel nemen op de Radboud Universiteit deel aan een bijeenkomst van de denktank van enkele congregaties, waarvan buitenlandse leden in Nederland werkzaam zijn. Men komt tot een boeiende discussie over de vraag, “wat missie nu eigenlijk is”. In Gennep heeft vandaag de ontmoetingsdag plaats van Spiritijnen, Medestanders en Vrienden van Medestanders. De dag begint met een Eucharistieviering waarin Jo van de Wildenberg voorgaat en Annelies Rooyakkers een inspirerende overweging houdt. Na de viering ontvangt Jan Andriessen, in het bijzijn van vele medebroeders en enkele familieleden, uit handen van Bert van Tol de ziekenzalving. Na de middag gaat het gesprek tussen Spiritijnen en Medestanders vooral over de vraag: “waarmee en met wie heb je je in je leven verbonden?” Wij hebben geluisterd naar boeiende persoonlijke verhalen, zowel van medebroeders en medestanders als van vrienden. Wij kijken terug op een heel interessante ontmoetingsdag. Albert de Jong brengt verslag uit aan het Provinciaal Bestuur over de gang van zaken in de vormingscommuniteit in Berg en Dal gedurende de eerste maanden na haar demarrage. Volgens Albert is de start goed geweest en de bewoners van de “Villa Poullart des Places” zijn tevreden. De werkgroep “Internationalisering Religieuze Instituten” (IRI) van de KNR komt in vergadering bijeen in Den Bosch. Er ontstaat een boeiende discussie over de vele nieuwe religieuze groeperingen en nieuwe vormen van religieus leven in Nederland. Men constateert een duidelijke spanning tussen deze nieuwe groeperingen en de bestaande ordes en congregaties, kortom de KNR. De vraag is: hoe gaan wij met deze spanning om en moet er misschien toch niet een plek geschapen worden binnen de KNR voor deze vaak jongere gemotiveerde religieuzen ? Ook werd tijdens deze vergadering de platform-dag “Toekomst religieus leven – buitenlandse religieuzen aan het woord” van 12 maart a.s. voorbereid. De medestanders houden hun reguliere bezinningsavond bij het Missionair Team in Eindhoven. In Libermannhof wordt ons door de stichting Erato een muziekmiddag aangeboden. De troubadour Peter van de Water brengt onder begeleiding van accordeon en gitaar mooie liedjes ten gehore vol optimisme en levensvreugde. Tijdens de avondrecreatie van de communiteit komt er in Gennep een telefoontje binnen van de voorzitter van het kerkbestuur in Hattem met het droeve bericht dat daar zojuist pater Jos van Vegchel is overleden. Wij wisten dat zijn gezondheid niet goed was, maar toch komt dit plotselinge bericht van overlijden hard aan. Met het heengaan van Jos verliezen wij weer een hartelijke en betrokken medebroeder. Moge hij rusten in vrede. In alle vroegte brengt Koos Gordijn Martin van Moorsel naar het station in Nijmegen. Martin zal per trein doorreizen naar Schiphol, waar hij het vliegtuig neemt naar Engeland. Hij zal deze week in Chester (40 km van Manchester en 25 km van Liverpool) deelnemen aan de bijeenkomst van de Europese Provinciaals. De eerder door asbestoverlast uitgevallen bijeenkomst in Roermond van Religieuzen en medewerkers van het bisdom betreffende het programma van “Het jaar van het religieuze leven” zal vandaag plaats hebben. Helaas moet Koos Gordijn, door griep geveld, vandaag verstek laten gaan. De Religieuze Werkgroep die vanmorgen in Gennep bijeenkomt buigt zich over het onderwerp: “Het jaar van het religieuze leven”.
15
23 jan.
24 jan.
25 jan.
26 jan.
27 jan.
30 jan.
31 jan.
In het begin van de avond wordt in de grote Andreaskerk in Hattem een oecumenische avondwake gehouden ten afscheid van pater Jos van Vegchel. Het is een zeer goed verzorgde en indrukwekkende viering geworden in een volle kerk, Protestanten en Katholieken. In de kerk St. Jans Onthoofding te Gemert nemen wij tijdens een Eucharistieviering, waarin Frans Wijnen voorgaat, afscheid van pater Jos van Vegchel, waarna wij hem te rusten leggen op ons kloosterkerkhof in het kasteelpark. In de late avond valt Martin van Moorsel na vier dagen Engeland weer op de klep in Gennep, waar zijn terugkeer nauwelijks opvalt: zijn Engelse hoest klinkt nagenoeg hetzelfde als de Nederlandse, waar wij praktisch allemaal mee “behept” zijn. Wij worden wakker in een mooi Tirolachtig landschap, heel Gennep ligt verborgen onder een romantische laag sneeuw. Prachtig, zolang je niet naar buiten hoeft ! Vanavond beginnen wij ter voorbereiding op het feest van François Libermann (2 febr.) met de noveen die als thema heeft: “Libermann en de Heilige Geest”. Toon Jansen, Bert van Tol, Peter van der Drift en Harrie Clijsters zijn in de parochiekerk van Maasbracht aanwezig bij de zeswekendienst voor Huub Meuwissen. De Eucharistieviering wordt muzikaal opgeluisterd door neven en nichten van Huub, die allen enthousiaste leden zijn van de landelijk vermaarde harmonie van Maasbracht. Het is een mooie klankrijke viering. In de namiddag arriveert in Gennep pater Frédéric Balou, een spiritijn afkomstig uit Kongo-Brazaville, die voorheen werkzaam is geweest in een vluchtelingenkamp in Tanzania en in de vorming van jonge spiritijnen in Gabon. Momenteel zit hij in de afrondingsfase van zijn studies aan de universiteit van Louvain la Neuve in België. Hij komt gedurende een paar dagen om kennis te maken met zijn Nederlandse medebroeders en om afspraken te maken met het Provinciaal Bestuur. Het ligt in de bedoeling dat hij in de toekomst in Nederland komt werken en mocht hij op tijd zijn visum en verblijfsvergunning geregeld kunnen krijgen, dan zal hij op 1 juli naar Berg en Dal komen om te beginnen aan de taalstudie en de inburgeringscursus. Wij hopen dat alle ambtelijke formaliteiten vlot zullen verlopen en heten Frédéric reeds van harte welkom in ons midden. Het Provinciaal Bestuur heeft heel de morgen en middag nodig om alle vergaderstukken door te nemen en om de laatste hand te leggen aan het algemene rapport met het oog op het komende provinciaal kapittel. Johan Berndsen bezoekt met Frédéric het kasteel en het spiritijns kerkhof in Gemert en Martin van Moorsel maakt hem wat wegwijs in de nieuwe communiteit van Berg en Dal. Te oordelen naar de smaakvol bijgewerkte hoofden van de bewoners van Spiritijnenhof is Sandra, onze kapster, weer bezig haar artistieke talenten te etaleren binnen onze muren. Als je niet beter wist, zou je zeggen: de lente is al ingetreden ! Gisterenavond zijn Theo Naus en Martin van Moorsel rond 23.30 uur in Brussel aangekomen, een flinke sneeuwbui trotserend om tijdig op de provinciale raad van de Provincie Europa te zijn. De provinciaal Emeka heeft op hen gewacht en gezorgd voor een slaapmutsje. Onderwerpen zijn o.a. het huis van Gentinnes en de koop van een nieuw huis in Brussel. Na een lange dag van vergaderen keert iedereen weer huiswaarts, gelukkig zonder regen, wind en sneeuw. Vanmiddag kwamen Tom Theelen en Piet Kuppens uit Gemert een portret van pater Ch. Luttenbacher aanbieden. Het vind voorlopig een plaatsje in de hal van Spiritijnenhof, maar de bedoeling is dat het in de toekomst een plekje zal krijgen in de Ridderzaal van het kasteel.
16
17