TWEE MATEN VERLIES Marijke Coornaert
© Marijke Coornaert ISBN: 9789460791567 Uitgeverij Het Punt www.deleeswinkel.be Cover: Philip Willem Badenhorst – The Gift – acrylic on canvas Auteursopbrengst: Shiloh-project Sonneblom (pre-school project in Noordeind Prins Albert) Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm, internet of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
4
TWEE MATEN VERLIES
Marijke Coornaert
Why is the measure of love loss Jeanette Winterson
5
Deel I: Kindermaat
6
FIKKEN
7
Zoe is een meester in het opmeten van de meest opwindende dingen. Met de meetlat achter haar rug sluipt ze uit de bank, klaar voor Operatie HHH (Hoogte Helenes Hakken). Het wordt verdacht stil in de klas en Juf Helene draait zich een paar tellen te vroeg om. Haar hakkenvoet komt met zo’n kracht op de lat neer dat die kraakt. In één ruk trekt ze Zoe aan het linkeroor recht. Charisse is de enige die lacht. Haar oorlellen van vier centimeter schudden mee als het vel van een babyolifant. Dat komt ervan als je van in de wieg oorbellen draagt. Als haar oren nog een paar centimeter groeien kan ze in het Guinness Book of Records, heeft Zoe gezegd. ‘Ga jij maar op de gang afkoelen!’ Van achter het raam in de gang steekt Zoe vijf vingers omhoog en vervolgens één vinger waarvan ze de helft afhakt. Vijf en een halve centimeter, seinen haar vingers. ‘Bette, klaar ?’ Op haar 5,5 cm hoge hakken stevent Juf Helene op mijn bank af, zonder dat haar enkels kantelen. Haar bolle achterwerk komt half op mijn lessenaar te zitten, de bloemen op haar jurk geuren naar meiklokjes. Ze kijkt ondersteboven mijn werkschrift in, pakt het op en houdt het als een trofee in de lucht. ‘Neem een voorbeeld aan Bette.’ Ze buigt zich voorover en zegt zacht maar toch goed hoorbaar: ‘Net zo pienter als haar pa.’ Ze knipoogt, trekt zachtjes aan één van mijn vlechten en wiebelt terug naar haar lessenaar terwijl ze hier en daar een schrift opneemt en onmiddellijk weer neerlegt, zonder commentaar. Door het venster zie ik hoe Zoe haar tong uitsteekt. Ik steek de mijne uit, veilig achter de brede rug van Marie, kijk scheel over mijn neus naar het roze lapje dat eruit ziet als een doorgesneden aardbei. Het topje van mijn tong ziet rozig, niet rood. Ik had langer aan de lolly met aardbeiensmaak moeten zuigen. Of mijn lippen ermee moeten kleuren zoals Juf Helene doet met echte lippenstift, maar dan barst de korst op mijn onderlip weer. Ik geraak met mijn tong bijna tot aan 8
het tipje van mijn neus. ‘Wil je tongen?’ treitert Maarten, die schuin achter mij zit. Hij pest mij omdat ik op zijn briefje met: ‘IK BEN OP JOUW’ geantwoord had: ‘Ik niet op JOU!' Ik moet er niet aan denken dat ik met zo’n viezerd zou gaan. Hij plakt zijn neuskeutels aan de onderkant van zijn lessenaar! Ik heb met Zoe gewed dat hij ze zal opeten, maar tot nu toe hebben we hem niet betrapt. Wanneer ik op onverwachte momenten achterom kijk, zit hij altijd onnozel te glimlachen met een scheef maangezicht. De volgende dag stuurt Maarten een vliegtuigboodschap naar Charisse. Als je iets aan Charisse vertelt, weet de hele klas het in zeven minuten, volgens Zoe’s berekening. Charisse stuurt het met een grijnslach door naar Ben, maar ze heeft de vleugels van het vliegtuigje slecht gevouwen, en het ding maakt een tussenlanding op mijn bank. Ik heb de pa van Bette zien fikken met Juf Helene. Maarten heeft in plaats van een punt een belachelijke smiley getekend. Het vliegtuigje trilt in mijn hand en op het moment dat ik het aan Zoe wil tonen, gaat de schoolbel. ‘Bette, naar de speelplaats en Zoe, jij blijft hier tot je straf af is!’ De klas stormt in peloton naar buiten met Charisse en Maarten als koplopers en Marie aan de staart. Juf Helene haalt een zakspiegeltje uit haar boekentas en stift haar lippen purperrood. ‘Ga nu maar, Bette.’ Ze rolt haar lippen over elkaar. Ik besluit uitleg te vragen aan Armina die bijna twaalf is en alles van seks afweet. Ze staat meestal alleen op de speelplaats, steeds op dezelfde plek vlakbij de toiletten. Hoe dichter bij de toiletten, hoe minder geliefd. Nog een berekening van Zoe. ‘Maarten is een dommerik. Het is niet fikken, maar fukken.’ Ze kijkt me gelukkig niet aan, want dan zou ze zien hoe ik bloos. ‘Er zit een beentje diep in de vagina van de vrouw. Als een man zijn penis in haar vagina steekt en tegen dat been drukt, dan voelt dat 9
lekker aan. Dan fukken ze.’ Armina legt de klemtoon op de ‘i’ in dat vreemde woord ‘vagina’ terwijl ze naar haar spleetje wijst. ‘Waar zit dat beentje?’ ‘Je kunt het niet zelf zoeken. Het zit te diep, en dat mag trouwens niet.’ ‘Van wie niet?’ Armina kijkt naar haar blinkende lakschoenen en doet alsof ze geen Nederlands verstaat terwijl ze al sinds ze drie is in België woont. Ik wil haar een stukje van mijn banaan geven maar ze trekt haar neus op en gaat een eindje verder staan kijken naar de jongens die Katteke Kus spelen. Niet alle meisjes doen mee, enkel de jongenszotten. Ik kijk naar juf Hanne en meester Jan die naast elkaar over de speelplaats lopen. Ze lachen en praten met elkaar als oppassers in een zoo die weten waar de wilde dieren zitten en daar omheen cirkelen. In gedachten storm ik op Maarten af, trek aan zijn strodunne haar, schop tegen zijn dikke kuit en tier ‘Leugenaar !’ Maar Zoe is er niet om mij te verdedigen. Terwijl we terug naar de klas lopen houd ik mijn vlechten vast, met één hand vooraan op de borst. Er is altijd een jongen achter mij op de trap die eraan trekt en dan zingt: ‘Ding Dong! Bette is een bel. Lellebel!’ Tijdens het verbeteren van de sommen, probeer ik mijn vader bloot te zien en dan Helene. Ik wil ze zien fukken, maar dat lukt niet. Ik krijg alleen tv-beelden van op- en-neerwippende borsten en van een mes dat in het dikke achterste van een vrouw wordt gestoken zoals in het kunstboek van oma. Ik hoor die vrouw erbij gillen als een varken. Ik heb Juf Helene nog nooit echt horen tieren, maar ze zou het vast en zeker goed kunnen. Toen pa vorige week in de klas kwam spreken over zijn werk als criminoloog gebruikte ze haar uitlegstem: ‘Een cri-mi-no-loog is een soort speurder.’ Ze wendde zich naar pa en met haar fluweelstem fluisterde ze dat hij kon beginnen. De hele klas weet ondertussen dat mijn pa criminoloog is, maar 10
niemand beseft dat ik me al jaren train als detective. Speurder is het juiste woord volgens Juf Helene, maar ik gebruik liever het woord ‘detective’. Bebe is mijn detective naam. Je spreekt het niet uit zoals het Engelse Babe maar op zijn Frans Bébé, maar dan zonder die accenten. Zoe’s naam is ook zonder puntjes boven de ‘e’ maar de juf zegt dat dit fout is. ‘In Zuid-Afrika staan er geen puntjes op,’ zei Zoe op de eerste schooldag in de zesde klas. ‘Dan spreek je het uit als ZOE, dierentuin in het Engels.’ Juf Helene staat bekend voor haar flauwe grappen. ‘Nee, je zegt ZO-EEE maar je schrijft ZOE!’ ‘Je woont nu al lang genoeg in België om je aan onze wetten en regels- ook die van de spelling- te houden. Ons land wordt toch ook niet als Belgie gespeld. Indien twee korte klinkers elkaar opvolgen, zet je puntjes boven de laatste klinker!’ Zoe hield haar mond maar blijft haar eigen Afrikaanse spelling gebruiken. Ik heb lang moeten zoeken naar mijn schuilnaam als detective. In De Gele Gids vond ik onder Speurdersbureau niets. Ik heb gekozen voor de beginletters van mijn voor -en achternaam: Bette Brakman. Het zijn ook de initialen van mijn kat Baby Bel. (Het woord ‘initiaal’ leerde ik van oma tijdens een spelletje scrabble. Ze kreeg er vijftig extra punten voor.) Later, in een documentaire over zeehondjes zag ik dat BB ook de initialen zijn van een beroemde Franse actrice uit de jaren vijftig. ‘Wie kent nu nog Brigitte Bardot,’ verzuchtte oma toen de documentaire afgelopen was. Ik dus wel. En mijn broer Noam ook want die is geïnteresseerd in oude films. Maar vooral in grote “tetten”. Ik zei dat hij borsten moest zeggen, maar hij beweerde dat het van “tétons” kwam en dat de Fransen dat een heel normaal woord vonden. Bebe doet lastig de laatste tijd. Vroeger deed ze spannende 11
voorstellen, suggereerde ingewikkelde voorvallen die moesten opgelost worden, tot moorden toe. Maar nu stelt ze vragen over mijn leven en van zodra ze begint, is ze niet te stoppen. Vraag 1: Waarom stelde je pa zich kandidaat voor het oudercomité? Hij heeft al zoveel werkvergaderingen. Elke keer zegt hij tegen je ma dat hij zal ‘afbouwen’ alsof het gaat om een bouwpakket Lego. Vraag 2: Was het in opdracht van het oudercomité dat je pa gevraagd is om Sinterklaas te komen spelen op school. Hielp Juf Helene hem met het opzetten van zijn pruik en baard zoals je ma hem helpt bij het strikken van zijn das? Vraag 3: Waarom kreeg je pa een knalrode kop toen juf Helene na het kerstconcert bij jouw familie kwam staan, haar decolleté nog lager, haar hakken nog hoger, haar stem heser dan in de klas: ‘Bette is verlegen tot ze op een podium klimt. We zullen nog van haar horen later!’ Ze keek alleen naar jouw vader. Alsof je moeder niet bestond. Jij dacht dat hij bloosde van trots omdat je zo mooi ‘O krinkelende, winkelende waterding’ van zijn lievelingsdichter Guido Gezelle had voorgedragen. Je dacht dat hij hield van alles wat uit WestVlaanderen kwam, zoals jouw moeder. Vraag 4: Wie heeft hem uitgenodigd om te komen praten in de klas, afgelopen woensdag? Waarom heb je toen niet beter op die twee gelet? Je keek de hele tijd naar de andere leerlingen. Je wilde dat ze je pa sympathiek vonden ondanks de moeilijke woorden die hij gebruikte. Je kan je wel voor de kop slaan dat je zo blind bent geweest. Het antwoord op al die vragen ligt toch voor het rapen: om bij Helene te ....!’ ‘Net kutjeshaar,’ giechelt Zoe naast mij. Ik heb, zonder dat ik het wist, krulletjes zitten tekenen naast de verbeterde sommen. Juf Helene komt hakkentikkend op ons af. Ik vind mijn gum niet direct en bedek de donkere krullen met mijn handen. Ze blijft tussen onze banken staan en neemt Zoe’s schrift terwijl ze mij raar aankijkt. Ik krijg stukjes van de banaan terug in mijn mond. ‘Laten we eens kijken wat onze Zo-ee-tje ervan gebakken heeft,’ zegt 12
ze met haar omroepstem. Dat ‘ons Zo-ee-tje,’ maakt me razend. Waarom zet ze Zoe altijd te kakken voor de hele klas? Anke, die nooit met iets in orde is, zit gelukzalig te glimlachen naar de juf. ‘Juf!’ roep ik zo hard dat het korstje op mijn onderlip barst. Ik spring uit mijn bank, mijn linkerdijbeen schuurt tegen het tafelblad. Mijn hele pennendoos klettert op de grond. Ik sla hard met mijn vlakke hand op het tafelblad. Zoe probeert me tegen te houden en ook Juf Helene wil mij de weg versperren, op kantelende hakken. ‘Trut! Laat Zoe verdomme met rust!’ gil ik en schop in haar richting. De top van mijn laars mist haar enkel op een millimeter. Ik storm de klas uit met slaande deuren. Het glasraam boven de deur trilt. Ik zie mijn jas niet hangen aan de kapstok terwijl die heel herkenbaar is tussen al die bruine winterjassen. Hij ligt als een lappendeken op de grond. Ma belooft al meer dan een week dat ze de lus zal vastnaaien, maar ma belooft zoveel. Ik zie mijn rennende voeten op de tegels van de gang, de sokkel met het standbeeld van Erasmus en vlak voor de buitendeur de tekst in de bruine kokosmat ‘Oost West, doe je best.’ Ik bereik de straat zonder dat iemand me heeft tegengehouden. HALT! Recht tegenover de school is het politiebureau. Ik blijf stokstijf staan. Bebe haat hardlopen en ze bijt de volgende zinnen in mijn oor: Een ijverige politieagent zal je bij jouw vlechten weer naar school sleuren! Of je meenemen naar het politiebureau. Ik probeer rustig te ademen, in-uit, in-uit. Stap zo onopvallend mogelijk voorbij het café op de hoek. Kijk niet naar binnen waar de donkere mannen zitten te roken en thee te drinken. Bij het pleintje aangekomen, ga ik op de bank zitten. Er zit een veeg bloed van het gebarsten korstje op mijn hand. Mijn adem maakt kleine sliertjes in de koude vrieslucht. Een straathond komt aan mijn voeten liggen, voldaan van het afval rond de kraampjes. Het is een teefje met een uitgeteerd lijf en hangende tepels. Zij kijkt me aan met 13
een scheve kop en triestige ogen alsof zij haar puppy's zoekt. ‘Ik heb ‘trut’ geroepen, zeg ik tegen de hond die me blijft aankijken en zachtjes jankt. Mijn kat Baby Bel kijkt onmiddellijk weg als ik tegen haar praat, maar katten zijn slimmer dan honden. Ik heb nog nooit tegen iemand in het echt gevloekt, maar ik ken wel veel scheldwoorden. Zoe en ik spelen vaak Vuil Kwartetje, waarin we zonder nadenken zo veel mogelijk scheldwoorden moeten opschrijven. Op mijn lijstje stond ‘trut’ maar dat vond Zoe ouderwets. ‘Maar trutten rijmt op Rutten, juf Helenes familienaam.’ ‘Ja, en ook op kutten,’ had ze gelachen. ‘Neen, bitch is beter. Mooie vrouwen zijn meestal bitches.’ Wie zou ze, behalve juf Helene bedoeld hebben? Haar moeder is wel een mooie vrouw maar meer het type van een zigeunerin dan van een bitch en Fientje, haar kleine zusje, valt buiten elke categorie. ‘Trut’ is nog altijd minder erg dan ‘scheisse’ wat ‘stront’ betekent in het Duits. Scheisse is ma’s woord wanneer ze vastzit bij haar vertaalwerk. Ook niet het mooiste woord uit de mond van een moeder! Ik sta op en de hond aan mijn voeten komt ook recht. Ik begin te lopen, de hond volgt. ‘Bitchie. Ga liggen!’ Ze blijft achter mij aanlopen. Ik probeer het woord ‘bitch’ uit te spreken tot het net zo klinkt als Zoe’s ‘bitch': hard, alsof je spuwt. Een man in een versleten leren jas kijkt me in het voorbijgaan raar aan. Het is een politieman, verkleed als dakloze. De jeugdbrigade heeft verschillende vermommingstechnieken om spijbelende jongeren van de straat te halen. Bebe klinkt al net als mijn pa toen hij voor de klas stond. Een spiegeltje zou handig zijn om hem te bespioneren. Wanneer ik achteromkijk is de leren jas een heel eind verder in de straat. Kijk goed, dat wit-blauwe Aldi-tasje is misschien een ‘cue’, dat lag 14