TSH
w w w . t e i j e h a r t m a n . n l
“ The Phenomenology behind Phenomenology ”
With Guidance of Marieke van Rooij. Research to what the current status of Phenomenology in Arhcitecutre
Colofon This research, invented, organized, performed and reported by Teije Hartman, is done in the context of “Architectural Theory”, arranged by Marieke van Rooij, as part of the master specialisation Architecture Building and Planning at the Technical University of Eindhoven in the Netherlands. All the rights of this research are owned by the University of Sydney, the Technical University of Eindhoven and by Teije hartman (TSH). A copyright protects all the texts, layouts and immages in this report. None of the content can be used without mentioning Teije Hartman (TSH) the University of Sydney and the Technical University of Eindhoven as the original source, with an exeption made for the sources that are presented as non property of this research. If, in any way, texts, layout and/or images are abused legal action can be made. More complete copyright specifications you can find on the back of this book.
Prologue This booklet is made in the context of “Architectural Theory”, arranged by Marieke van Rooij, as part of the master specialisation Architecture Building and Planning at the Technical University of Eindhoven in the Netherlands. This essay will focus on the theories of Juhani Pallasmaa described in several books and essays to answer how phenomenology is doing after years of globalisation, increasing need of new buildings and fast innovating technologies.
Title: The Phenomenology behind Phenomenology. Author: Teije S. Hartman Publisher:
TSH © Eindhoven 2013
How to order: Digital issue is available free on www. teijehartman.nl. Physical issue is possible for expense reimbursement. You can contact Teije Hartman (TSH) by visiting www.teijehartman.nl Contact adres:
Boutenslaan 30H, 5615CX, Eindhoven
© TSH in collaboration with TU\e, for all texts, layout and images. See backside of the book for more complete copyright specifications.
w w w. t e i j e h a r t m a n . n l
Samenvatting
Aanleiding en probleemstelling
Het fenomeen heeft in de architectuur altijd een belangrijke rol gespeeld. Essentieel in de ervaring van het fenomeen zijn de zes menselijke zintuigen, aangevuld door onze eigen herinneringen en persoonlijkheid. Dit is wat de fenomenologie ons verteld. Maar hoe is het gesteld met het fenomeen in de architectuur na tijden van extensief groeiende technologische mogelijkheden, grote en dringende vraag naar gebouwde omgevingen en steeds verder globaliserende architecturale schaal die geleid lijken te hebben tot een enkel visuele ervaring van architectuur. Zie hier het ontstaan van de fenomenologie, een poging om de architectuur te verbeteren door de ervaring van het gebouw, in de breedste zin, centraal te stellen in de ontwerpopgave. Een gerespecteerd fenomenologisch praktiserend en theoretiserend architect is Juhani Pallasmaa. Pallasmaa heeft verschillende artikelen en boeken aan dit onderwerp toegewijd. Met nieuwe theorieën streeft Pallasmaa naar een nieuwe oplossing in de architectuur, maar niet geheel zonder kritiek. De fenomenologie doet haar poging een nieuwe architectuur te vormen. Het fenomeen is immers meer dan enkel een visuele ervaring. Fenomenologie is een doorontwikkeld woord en rijk aan talloze opvattingen en omschrijvingen (Cerbone, 2006). Hoewel de theorieën van Edmund Husserl, geboren in 1859 en gestorven in 1938, worden gezien als de grondlegging van de filosofische fenomenologie werd de term reeds door Lambert gebruikt in de 18e eeuw. Daar waar Lambert de term gebruikte om een verschil te omschrijven tussen waarheid en schijn werd het door Hegel in 1807 gebruikt om de ‘fenomenologie van de geest’ te verklaren. Husserl zelf begon rond 1900 met het schrijven aan zijn fenomenologie als reactie op het destijds heersende wetenschappelijke wereldbeeld. Gedurende zijn carrière verschoof Husserl zijn inzichten en ontving daarop veel kritiek. Kritiek die nog steeds herkenbaar is in de hedendaagse reacties op de fenomenologie en waar Martin Heidegger en Jacques MerleauPonty hun theorieën op voortzetten. (Unknown, 1990) Ook Juhani Pallasma maakt gebruik van de nalatenschappen van Martin Heidegger. Pallasmaa studeerde aan de faculteit Architectuur van de universiteit van Helsinki. Als jonge architect koos Pallasmaa voornamelijk voor een rationalistische insteek maar een twee jarige reis naar Africa tekende de zijn uiteindelijke latere gedachtegangen. Opgeleid in een wereld vol nieuwe technieken en een hoge mate van vraag naar nieuwe bebouwing ontstond bij Pallasmaa het bewustzijn dat het architectonische ontwerp van een individuele structuur naar een collectieve structuur te verschoof. Een grote tegenstelling tot het ontwerpen in Africa waar het sociale aspect in de architectuur nog een essentieel rol speelde.
Opgeleid in een wereld vol nieuwe technieken en een hoge mate van vraag naar nieuwe bebouwing ontstond bij Pallasmaa het bewustzijn dat het architectonische ontwerp van een individuele structuur naar een collectieve structuur te verschoof. Een grote tegenstelling tot het ontwerpen in Africa waar het sociale aspect in de architectuur nog een essentieel rol speelde. Juhani Pallasmaa schreef in 1985 het artikel “The Geometry of Feeling, a Look at the Phenomenology of Architecture” dat gepubliceerd werd in Arkkitehti, the Finish Architectural Review. Een artikel waarmee hij ingaat op de fenomenologie in de architecturale discipline. Juhani Pallasmaa doet dat op basis van de theorieën van Edmund Husserl, Martin Heidegger en Maurice Merleau de Ponty. Dit artikel, getiteld “The Geometry of Feeling, a Look at the Phenomenology of Architecture”, resulteerde in een samenwerking van Pallasmaa met onder andere Steven Holl en Alberto Péréz-Gómez. Beide zijn, evenals Juhani Pallasmaa, zeer actief in de ontwikkeling van een fenomenologie in de architectuur. Uit deze samenwerking kwam “Questions of Perception” voort, een boek waarin Holl, Péréz-Gómez en Pallasmaa afzonderlijk met een essay ingaan op hun visie op de rol van menselijke perseptie in de architectuur. Deze publicatie heeft Juhani Pallasmaa ertoe gezet een boek te scrhijven over zijn visie op fenomenologische architectuur: “The Eyes of the Skin, Architecture and the Senses”, gepubliceerd in 1996. Dit boek wordt gezien als het belangrijkste werk uit de carrière van Juhani Pallasmaa. In dit relatief korte boek gaat Pallasmaa in op de wijze waarop de fenomenologie kan helpen bij het realiseren van een betere architectuur. (MacKeith, 2012) Hoe is het na jaren van snel groeiende technologie, grote vraag naar snelle nieuwbouw en een steeds hogere mate van globalisering gesteld met de fenomenologie binnen de architectuur? Hoe wordt er hedendaags omgegaan met de theorieën van Pallasmaa en zijn deze theorieën tussen de publicatie van het essay “The Geometry of Feeling, a Look at the Phenomenology of Architecture” en het boek “The Eyes of the Skin, Architecture and the Senses” gelijk gebleven ondanks geleverde kritieken?
Begrijpen van de fenomenologie
Fenomenologie betekent het bestuderen van fenomenen. Rond 1900 begon Husserl met het schrijven aan zijn opvatting van de fenomenologie. Zijn theorieën schommelden tussen verschillende opvattingen maar zijn desondanks van essentieel belang geweest in de ontwikkeling van de fenomenologie. Zijn eerste insteek op dit onderdeel van de filosofie is het omschrijven van een psychologie die de nadrukt legt op menselijke kernprocessen. In de ervaring van het fenomeen staat de intentionaliteit centraal. Fenomenologen gaan er vanuit dat perceptie, herinnering, intenties voor de handeling en intenties na de handeling vormen van intentionaliteit zijn (Sartre, 1983). De vraag of het fenomeen dat omschreven wordt ook echt bestaat wordt door de fenomenologie echter in het midden gelaten (Unknown, 1990).
Ook Juhani Pallasma maakt gebruik van de nalatenschappen van Martin Heidegger. Pallasmaa studeerde aan de faculteit Architectuur van de universiteit van Helsinki. Als jonge architect koos Pallasmaa voornamelijk voor een rationalistische insteek maar een twee jarige reis naar Africa tekende de zijn uiteindelijke latere gedachtegangen.
w w w. t e i j e h a r t m a n . n l
Een later inzicht van Husserl bevindt zich dichter tegen het idealisme. Husserl verschuift zijn theorieën richting het transcendentalisme. Hij omschrijft dat het fenomeen zelf ondergeschikt is aan de wijze waarop we het fenomeen kennen (Cerbone, 2006). “Fenomenologie omschrijft de constituerende rol van de wereld in het transcendentale bewustzijn” (Unknown, 1990). Een vervolg op de fenomenologie van de Husserl wordt gelegd door Martin Heidegger, Maurice Merleau-Ponty en Jean-Paul Sartre. In Heideggers werk blijft voornamelijk de intentionaliteit opvatting van Husserl intact. Het bestaan van de mens werd simpelweg gezien als het zijn. Maurice Merleau-Ponty en Jean-Paul Sartre richten zich voornamelijk op de wijze waarop Heidegger’s ‘leefwereld’ bepaald wordt door het metafysische van de persoon. (Cerbone, 2006) Gedurende de jaren zestig en zeventig van de 20e eeuw raakt de de fenomenologie op achtergrond, na een korte oplevering veroorzaakt door de etnomethodologie: de visie dat mensen hun wereld betekenis geven door normen en waarden. De fenomenologie maakte plaats voor stromingen als het neomarxisme, het structuralisme en psychoanalyse. (Unknown, 1990)
Een kritische blik
De fenomenologie is niet de minst omstreden stroming binnen de filosofie. (IJsseling, 1979). Dat blijkt onder andere uit publicaties van Ernest Gellner en Samuel IJsseling, die ingaan op de centrale rol van het bewustzijn en het transcendentaal idealistische karakter van enkele fenomenologische opvattingen. Ernest Gellner, een Britse filosoof van Tsjechische afkomst, schrijft met name kritisch over de theorieën van Edmund Husserl. Gellner stelt dat Husserl het simpele idee had om de filosofie op een wetenschappelijke basis te omschrijven en tegelijkertijd te verrijken met een speciaal soort gebied. Dat gebied hield een wereld in die tussen haakjes te ervaren is, te conceptualiseren is en gebracht wordt zonder ook maar een enkele verwijzing naar de werkelijkheid of juist het gebrek daaraan. De mens zou dan ook naar de wereld kijken als zijnde simpelweg niet meer en niet minder dan de wereld van die eigen persoon, als gevolg van de metafysische ervaring. Dit zou echter de grootste vergissing van de fenomenologie zijn. Gellner schrijft “Now the whole idea of ‘bracketing’ the world, of looking at it as we live it, seems to imply that someone else is doing something else, is somehow refraining from bracketing, and is judging ghe world. And indeed this is so. The phenomenological suspension which is to give us the world as we live it, in a kind of pure state, does stand contrasted with some other attude, which does have its doubts about the reality of Lebenswelt.” De wereld wordt voor een groot deel ingevuld door de menselijke geest. Feitelijk vertroebelt dit de collectieve gedachte van wanneer iets juist dan wel onjuist is. Gellner levert in feite dus kritiek op de centrale rol die door het bewustzijn van de mens wordt gespeeld binnen de fenomenologie en wijst op de verschillen in de metafysische ervaring. (Gellner, 1979).
Naast een kritische blik op de rol van het bewustzijn in de fenomenologie wordt de samenhang met het transcendentaal idealisme bekritiseerd. Zo bijvoorbeeld door Samuel IJsseling in zijn boek “Denken in Parijs, Taal en Lacan, Foucault, Althusser, Derrida”. De filosofie van het transcendentaal idealisme, voornamelijk ontwikkeld door grond leggende filosoof Immanuel Kant, stelt dat de ervaring niet gaat om het ding op zich maar om de manier waarop we het ding kennen. Die kennis zou afhankelijk zijn van de a priori, het voorafgaande aan de ervaring. Binnen de fenomenologie zou daarom de wereld worden gezien als totaal afhankelijk van de ervaring zelf. (IJsseling, 1979)
Een fenomenologische positie binnen de architecturale discipline
Juhani Pallasmaa begint het schrijven aan een essay over de fenomenologie binnen de architecturale discipline deels uit ontevredenheid over de hedendaagse architectuur. Hij stelt dat gebouwen van deze tijd, lees hier het jaar van de publicatie; 1985, in staat is nieuwsgierigheid te wekken middels onbevreesde inventiviteit, maar de ervaring van echte architectuur teniet doet: “The buildings of our own time may arouse our curiosity with their daring or inventiveness, but they hardly give us any sense of the meaning of our world or our own existence.” (Pallasmaa, a Geometry of Feeling; a Look at the Phenomenology of Architecture, 1996). Pallasmaa onderbouwt dit met zijn visie dat de architectuur zichzelf ten tijde van de transformatie naar een gespecialiseerde discipline heeft beperkt tot het gebruik van eigen opgestelde regels en systemen, waardoor er enkel nog ruimte is voor architectuur als spel met vormen. (Pallasmaa, a Geometry of Feeling; a Look at the Phenomenology of Architecture, 1996) Desondanks constateert Pallsmaa dat de architectuur zich nog steeds waagt aan een vorm van vrije artistieke uiting. Pallasmaa richt zich daarmee op de vraag of vorm en geometrie in het algemeen in staat zijn een daadwerkelijk gevoel van architectonische ervaring op te wekken. Met de kennis van fenomenologische theorieën uit de filosofie van onder andere Edward Husserl, Martin Heidegger, Maurice MerleauPonty en Jean-Paul Sartre tracht Pallasmaa het fenomeen centraal te stellen in de architecturale ontwerpopgave. In het kader van deze poging levert Pallasmaa kritiek op enkele stromingen binnen de architectuur. De elementaristische stroming in de architectuur gaat ervan uit dat de uiteindelijke architectuur de som is van enkele basiselementen en de relatie daartussen. Pallasmaa is echter van mening dat dit niet mogelijk is en onderbouwt dit door de deze elementaristische gedachtegang te onderwerpen aan het architectonische aspect ‘vrije artistieke uiting’. De opvatting dat vrije artistieke uiting otstaat uit een gehele visie staat volgens Pallasmaa in absoluut contrast met de visie dat de uiteindelijke architectuur de som der basiselementen en de relaties daartussen is. (Pallasmaa, a Geometry of Feeling; a Look at the Phenomenology of Architecture, 1996) Op deze cryptische wijze verklaard pallasmaa het elementarisme tot een ilusie.
w w w. t e i j e h a r t m a n . n l
De heersende stoming in de architectuur is ten tijde van Pallasmaa’s essay “The Geometry of Feeling, a Look at the Phenomenology of Architecture” het post-modernisme. In de ogen van Pallasmaa is dit een stroming die de rijkdom van architectuur middels diversiteit in vorm probeert te herstellen en noemt dit een gebrek aan begrip in de zojuist omshreven artistieke dimensie van architectuur (Pallasmaa, a Geometry of Feeling; a Look at the Phenomenology of Architecture, 1996).
“Natural materials – stone, brick and wood – allow our vision to penetrate their surfaces and enable us to become convinced of the veracity of matter. Natural materials express their age, as well as the story of their origins and their history of human use.” (Pallasmaa, The Eyes of the Skin, Architecture and the Senses, 2012). Een tastbaar en laagdrempelig voorbeeld van hoe bepaalde keuzes in het ontwerpproces gevolgen kunnen hebben voor de uiteindelijke metafysische effecten, los gehouden van hoe deze door de persoon als individu in een metafysische ervaring kan resulteren.
Pallasmaa gaat in op het humanisme door te vragen een enkel groots gebouw uit de architectuurgeschiedenis te noemen die niet voor de geidealiseerde mens is gebouwd. Dit wordt zelfs een stap verder gebracht:
Wellicht de meest ingrijpende uiting in “The Eyes of the Skin, Architecture and the Senses” is de omschrijving van het benaderen van een gebouw. Pallasmaa stelt dat de mens geconfronteerd wordt met een gebouw, omgeving of situatie en dat deze direct gerelateerd wordt aan het menselijke lichaam. De mens beweegt zich door en utiliseert het ‘ding’. Hiermee wijkt Pallamaa af van eerdere opvattingen uit de fenomenologie waarin de mens immers geacht werd slechts de wereld te bekijken en te ervaren als zijnde niet meer en niet minder dan hun wereld (Gellner, 1979). De mogelijkheden van de architect hierin zouden zijn het inspelen op het landschap, de complete context en de functionele vereisten, resulterende in een gecomponeerd gebouw waarin afweging is gemaakt tussen beweging, balans, schaal en onderbewustzijn;
“The primary condition for the production of good architecture is the creation of an ideal client for the commission at hand.” (Pallasmaa, a Geometry of Feeling; a Look at the Phenomenology of Architecture, 1996). In zijn aflsuiting neemt Pallasmaa een fenomenologische positie aan binnen de architectuur. De oplossing voor de problematiek in het elementarisme, post-modernisme en humanisme is de introductie van de fenomenologie. De daadwerkelijke artistieke dimensie van architectuur is volgens Pallasmaa niet te vinden is in het fysieke maar juist in het bewustzijn van de persoon die de architectuur ervaart. Het is essentieel dat het gebouw een tegenstem vindt in de wereld van het subject. Een metafysische tegenhanger. Een effect dat gebaseerd zou zijn op een aantal primaire gevoelens die opgewekt worden door de architectuur en de complete fysieke mentale capaciteiten van de mens raakt; mentaal/ fysisch, cultureel/biologisch, collectief/individueel enzovoorts.
Inspelen op de collectieve vraag
Gedurende een aantal jaren lang werkt Pallasmaa samen met verschillende personen die zich met hem bewegen binnen de fenomenologische architectuurstroming. Hij verdiept zich verder in de wereld van de fenomenologie en werkt zijn theorieën verder uit, resulterende in een kort maar significant boek; “The Eyes of the Skin, Architecture and the Senses”. Ingeleid door een korte tekst van collega architect en fenomenoloog Steven Holl. In “The Eyes of the Skin, Architecture and the Senses” houdt Pallasmaa duidelijk vast aan stelling die hij reeds aannam in zijn eerdere essays: “Modernist design at large has housed the intellect and the eye, but it has left the body and the other senses, as well as our memories, imagination and dreams homeless.” (Pallasmaa, The Eyes of the Skin, Architecture and the Senses, 2012). Pallasmaa maakt hiermee een opzet naar een verdere uitwerking van de fenomenologie als oplossing voor de architectuur die hij zo verwerpt. In tegenstelling tot zijn eerdere essay “The Geometry of Feeling, a Look at the Phenomenology of Architecture” gaat Pallasmaa dieper in op de zogenoemde ‘oppervlakkigheid’ ten gevolge van een zwak gevoel voor materiaal:
“as the work interacts with the body of the observer, the experience mirrors the bodily sensation of the maker.” (Pallasmaa, The Eyes of the Skin, Architecture and the Senses, 2012). In Feite komt Pallasmaa hiermee terug op de aanwezigheid van vrije artistieke uiting die hij aanhaalt in zijn eerdere essay en vindt een uitweg binnen heersende kritieken op de centrale rol die het bewustzijn binnen de fenomenologie speelt.
Discussie over fenomenologische architectuur
Wanneer de twee publicaties van Pallasmaa naast elkaar gelegd worden lijkt het erop, onder andere door de uitwerking van verschillende voorbeelden, dat hij naar meer collectieve vorm van fenomenologie streeft. Een mogelijke aanleiding hiervoor zouden de heersende kritieken op de fenomenologie als filosofie kunnen zijn. Pallasmaa richt zich op het inspelen op de metafysische ervaring van de kijker en geeft concrete voorbeelden hoe dit middels bijvoorbeeld materiaalkeuze beïnvloed kan worden. Binnen de fenomenologie wordt de omgeving wordt gezien als een plaats bestaande uit materiaal, vorm, oppervlak en kleur. Gegeven dat elke architect een keuze maakt in materiaal, vorm, oppervlak en kleur lijkt de opvatting te steunen dat de fenomenologie moeilijk af te kaderen is als architectuurstroming. Toch lijken de opvattingen van de fenomenologie wel degelijk gehoord te worden, binnen architectuur en filosofie. Dat blijkt onder andere uit teksten van de antropologist Ashley Montagu. Hij stelt:
w w w. t e i j e h a r t m a n . n l
“We in the Western world are beginning to discover our neglected senses, this growing awareness represents something of an overdue insurgency gainst the painful deprivation of sensory experience we have suffered in our technologised world”. (Pallasmaa, The Eyes of the Skin, Architecture and the Senses, 2012)
Literatuurlijst
Christian Norberg-Schulz riep in zijn “The Phenomenon of Place” al op gebruik te maken van de genius loci, de geest van de plek: “We only recognize the fact that man is an integral part of the environment, and that it can only lead to human alienation and environmental disruption if he forgets that.” (Norberg- Schulz, 1996). Pallasmaa sluit zich hier bij aan. Zijn rijkelijk bedeelde bibliografie streeft naar een andere architectuur dan enkel visueel. Deze ‘andere architectuur’ is niet alleen terug te vinden in het werk van Pallasmaa zelf. Met hem praktiseren onder andere Steven Holl, Peter Zumthor en Daniël Liebenskind als vooraanstaande architecten in de fenomenologische beweging van de architectuur. Gezamenlijk verantwoordelijk voor vandaag de dag veelbesproken architectuur. Ondanks dat deze architecten zich allemaal bewegen in de fenomenologie is er speling te vinden in hun exacte opvattingen. Hoewel de fenomenologie verschillende successen heeft gekend wordt de fenomenologie binnen dat architectuur nog steeds niet altijd gezien als een losstaande architectuurstroming. (IJsseling, 1979) Het feit dat er een vraag is naar een tastbaardere vorm van fenomenologie lijkt te stroken met de theoretische verschuiving van Pallasmaa in de periode tussen de publicatie van zijn essay en zijn boek. Zijn complete bibliografie streeft naar een andere architectuur dan enkel visueel, maar neemt in zijn latere publicaties pas een duidelijke methode aan. De macht wordt weggehaald bij het heersende zintuig, namelijk het visuele zintuig, en verdeeld onder de overgebleven en volgens Pallasmaa verwaarloosde zintuigen, resulterende in de metafysische ervaring van een gebouw. (MacKeith, 2012)
Conclusie
Hoewel de fenomenologie in de architectuur, en centraal gesteld de teksten van Pallasmaa’s essay en boek, veelbesproken zijn lijkt het erop dat deze opvattingen moeilijk als geheel losstaande en coherente stroming binnen de architectuur te zien is. Veelbesproken en bekritiseerd lijkt het erop dat de fenomenologie binnen de architectuur meer een verschuiving van de macht is. Een verschuiving tussen een architectuur van heersend visueel geweld en een metafysische ervaring inspelend op elke zintuigelijke capaciteit van het subject. Dit wordt ondersteund door de wijze waarop Pallasmaa zich gedurende zijn carrière verschuift naar een meer collectieve vorm van fenomenologie. Een collectieve vorm waarvan aspecten ook terug te zien lijken in het postmodernisme. De fenomenologie achter het fenomenologische werk van Pallasmaa is dan ook beter te omschrijven als meer een poging opvattingen in andere architectuurstromingen te veranderen dan deze te overtreffen (IJsseling, 1979).
Cerbone, D. (2006). Understanding Phenomenology. Chesham: Acumen Publishing Limited. Gellner, E. (1979). Ethnomethodology; the Re-Enchantment Industry of the Californian Way of Subjectivity. In E. Gellner, Spectacles and Predicaments (pp. 41-64). New York: Cambridge University Press. IJsseling, S. (1979). Vraagtekens bij de Fenomenologie. In E. Berns, S. IJsseling, & P. Moyaert, Denken in Parijs; Taal en Lacan, Foucault, Althusser, Derrida (pp. 11-32). Alphen aan den Rijn: Samson Uitgeverij. MacKeith, P. (2012). A Door Handle, a Handshake. In J. Pallasmaa, The Eyes of the Skin, Architecture and the Senses (pp. 78-108). Chichester: John Wiley & Sons Ltd. Norberg-Schulz, C. (1996). The Phenomenon of Place. In K. Nesbitt, Theorizing a new Agenda for Architecture (pp. 412-428). New York: Princeton Architectural Press. Pallasmaa, J. (1996). a Geometry of Feeling; a Look at the Phenomenology of Architecture. In K. Nessbitt, Theorizing a New Agenda for Architecture; an Anthology of Architectural Theory (pp. 447-453). New York: Princeton Architectural Press. Pallasmaa, J. (2012). The Eyes of the Skin, Architecture and the Senses. Chichester: John Wiley & Sons Ltd. Sartre, J.-P. C. (1983). Intentionality - An Essay in the Philosophy of Mind. Cambride: Cambridge University Press. Unknown. (1990). Fenomenologie. In Unknown, Grote Winkler Prins encyclopedie (pp. 23-24). Den Haag: MXMI Uitgeversmaatschappij Argus B.V.
w w w. t e i j e h a r t m a n . n l
TSH
w w w . t e i j e h a r t m a n . n l
©
All rights reserved Copyright © Teije Hartman (TSH) in collaboration with TU\e For all texts, layout, pictures and images.
© Teije Hartman 2013. All rights reserved. Unless mentioned differently, all rights on texts, layout, pictures and images found in this publication, or concerning this publication on the website (www.teijehartman. nl and all underlying pages), belong to Teije Hartman in collaboration with the Technical University of Eindhoven in coorporation with the University of Sydney and are licenced to all these parties. Total or partial copying, mentioning on other websites, or manifold copying in any other manner whatsoever, and/or commercial use of this information is not permitted without express written permission given by Teije Hartman, unless the following conditions are met: This information may be viewed on screen, downloaded onto a hard disk, printed and/or copied provided that this is done for personal, informational or non-commercial use, provided that the information is not changed, provided that the following copyright text is present in each copy: “© Copyright Teije Hartman (TSH) in collaboration with the Technical University of Eindhoven (TU\e) and University of Sydney (UOS)”, provided that copyrights, trademarks and other applicable provisions are not removed and that the information is not used in any other work or publication in any medium whatsoever. If you are reading this publication from www.teijehartman.nl the next advancement is opperative: Teije Hartman deposits the control over the pages on this website with third parties. Linking and referring to the pages on this website is aloways allowed. The webmaster appreciates to be informed, you can contact them by filling in the online contact form.