Trombocytentransfusies bij kinderen 11de Pediatrisch Transfusiesymposium 14 september 2011 Annemieke Willemze
Inhoud
Trombocytopenie en bloeden Trombocytentransfusietriggers Verschillende trombocytenconcentraten Evaluatie van behandeling Bijwerkingen
Duke (1910):
transfusie van (bloedplaatjes in) volbloed
verhogen het trombocytengetal bij een trombopene patiënt verkorten de bloedingstijd verminderen bloedingsneiging
Relatie tussen bloeden en trombocytengetal
Gaydos et al, 1962
Relatie tussen trombocytengetal en bloedingstijd
Slichter and Harker, 1976
Relatie tussen trombocytengetal en bloedingstijd
ITP
Uremie, M.VWB
Slichter and Harker, 1976
Relatie tussen trombopenie en bloedverlies in faeces
Slichter and Harker, 1978
Transfusietriggers Profylactisch vs therapeutisch Profylactische Transfusietriggers Beenmerginsufficiëntie: <10 x 109/L (Premature) Neonaten: afhankelijk van leeftijd en ziek zijn ECMO: <100 x 109/L Bij invasieve ingrepen
Soorten Trombocytenconcentraat
Volbloed 1e soort Plaatjes rijk plasma 3.0 x 10 11/L (groot volume met kleine concentratie) Beperking: pellet vorming Gepoolde buffycoats vs apherese trombocyten
Gepoold 5 donoren concentraat
>90% van alle plaatjestransfusies Optimaal gebruik van volbloeddonatie
Aferese trombocyten Geavanceerde techniek 360 x 109 trombocyten in ongeveer 320 ml
Voordeel/indicatie: Minder donor expositie Neonaten Bij allo-immunisatie / NAITP
Hyperconcentraten In LUMC standaard, in rest van Nederland bij uitzondering Extra centrifugatie-stap 300 ml => 20 ml Korte houdbaarheid, goede logistiek nodig. Indicatie: Volumeoverbelasting ABO incompatibiliteit Allergische reactie op plasma (Voor poliklinische toediening)
Specificaties
Aferese trombocyten vs gepoolde plaatjes Plasma vs Platelet additive solution (PAS) (65%) Pediatrische eenheid/gesplitste producten vs hele producten Extra: bestraald, gewassen, parvo B19 veilig, HLA en/of HPA getypeerde trombocyten
Bewaarduur en condities
Bij kamertemperatuur!! NB grotere risico op bacteriële uitgroei Op schudapparaat Duur 5-7 dagen
Transfusie
Liefst ABO-identiek Rhesus compatibel bij vrouwen <45 jaar ivm kans op RBC contaminatie Geen kruisproef nodig Trombocytendosis (5-10 x 109 trombocyten/kg)
Transfusieresultaat
CCI “corrected count increment” = trombocytenopbrengst (109) * lichaamsoppervlakte ______________________________ toegediend aantal trombocyten (1011)
Definitie van refractairiteit
Geen of bijna geen stijging na trombocytengetal na trombocytentransfusie 1 uurs CCI <7,5 20-24 uurs CCI <4,5 Immunologische afbraak treedt vaak op snel na transfusie => slechte 1 uur CCI
Factoren van invloed op trombocytentransfusieresultaat Trombocytenkwaliteit Bewerking Bewaarduur Temperatuur Verhoogd gebruik Koorts/infectie DIS Verhoogde afbraak/pooling Splenomegalie Immunologische afbraak
Antistof-gemedieerde afbraak Allo-antistoffen ABO antistoffen HLA klasse I/II antistoffen HPA antistoffen Auto-antistoffen tegen glycoproteinen Medicamentgerelateerde antistoffen (HIT)
HLA antistoffen Hoe kom je eraan: Zwangerschap (Leucocytenhoudende) bloedproducten Transplantatie Sinds leukocytendepletie geen primaire allo-immunisatie meer door bloedproduct. Toch ook “spontaan” ontstaan van anti-HLA antistoffen. Screening mbv FlowPRA Uittypering mbv Single antigen test (SAT)
FlowPRA en Single antigen test (SAT)
HPA antistoffen “Human platelet antigens” Biallelisch met een hoog frequent antigeen HPA-1a
97,9%
HPA-1b
28,8%
2% van mensen zijn homozygoot HPA-1b PIFT (direct/indirect) / MAIPA HPA1a negatieve pedipacks “op de plank” vs specifieke HPA1a negatieve donor oproepen
GPIIb/IIIa (CD61/CD41; integrin αIIbβ3)
Allo-antistoffen
Auto-antistoffen
1-uurs CCI <7,5 (2x na random ABO identieke trombocyten)
Risicofactoren voor refractoriteit: -klinisch bepaalde consumptie (sepsis, splenomegalie, ATG, etc)
Verhoog transfusiefrequentie
-medicatie
Stop medicatie
-auto-antistoffen
IVIG/steroiden
-allo-immunisatie? Onderzoek naar: aanwezigheid van HLAantistoffen (FlowPRA) HLA typering Onderzoek naar: aanwezigheid van HPAantistoffen HPA typering
Selecteer HLAgematchte donor SAT inzetten bij zeldzame HLA typering
Selecteer HPAgematchte donor
HLA/HPA gematchte trombocytentransfusies
Ongeveer 2% van de trombocytentransfusies worden voor HLA/HPA gematcht. Ongeveer 6% van de actieve bloeddonoren is HLA getypeerd en geregistreerd als trombocytaferese donor. Als HLA typering aanwezig: Ochtend: Match en oproep donor Middag/avond: Trombocytenaferese ‘s Nachts: Reguliere testen Volgende ochtend: Uitgifte van trombocytenconcentraat Spoedaanvraag in 5-7 uur
Transfusiereacties Bacteriële contaminatie Transfusie van plasma Allergische reactie tegen plasma-eiwitten Positieve Coombs met (milde) hemolyse Afwijkende serologische diagnostiek door donorimmuunglobulinen TRALI
Conclusies Studies naar profylactische transfusietriggers in de kindergeneeskunde zijn hard nodig. Zuigeling< 3 maanden: pediatrisch eenheid, afereseproduct afkomstig van geselecteerde donor (lage anti-A/B titers) Bij verdenking NAITP: pediatrische HPA 1a negatief trombocytenproduct (op de plank) Kinderen: gepoolde 5 donorconcentraten, eventueel halve eenheid, liefst ABO identiek Monitoring van 1 uur nawaarde heeft meerwaarde Zonodig overleg met klinisch chemicus van ZH of KCD arts van Sanquin voor juiste product