Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013
CIZ werkt mee De toegang tot zorg in Nederland verandert. Het CIZ zet zich in om gemeenten en zorgverzekeraars te ondersteunen bij hun nieuwe taken op dit gebied. Daarbij maken wij gebruik van onze kennis over de cliëntgroepen, delen wij onze ervaringen als poortwachter en stellen wij actuele informatie beschikbaar. Ook ontwikkelen wij slimme tools en IT-systemen waar andere partijen in de zorg gebruik van kunnen maken. Wij doen dit met de inzet van onze betrokken zorgprofessionals.
CIZ Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013
Juli 2014
Inhoud
1
2
3
4
5
6
Voorwoord
5
Samenvatting
7
Onderzoeksopzet
12
1.1
Inleiding
12
1.2
Probleemstelling
13
1.3
Onderzoeksmethode en gebruikte concepten
14
1.4
Leeswijzer
19
De AWBZ-cliëntenpopulatie
20
2.1
Totale omvang
20
2.2
Extramurale en intramurale omvang
21
2.3
Geografische spreiding
22
2.4
Stroomdynamiek van totale AWBZ-aanspraak
23
2.5
Zorgzwaarte
28
De AWBZ-cliëntenpopulatie per grondslag
32
3.1
Aantal cliënten per grondslag
32
3.2
Stroomdynamiek per grondslag
33
3.3
Totale zorgzwaarte per grondslag
35
Ouderenzorg: Somatische en Psychogeriatrische problematiek
38
4.1
Extramurale en intramurale omvang
38
4.2
Daling aantal intramurale somatische cliënten
41
4.3
Leeftijdsverdeling
44
4.4
Stroomdynamiek
47
4.5
Zorgzwaarte
50
Psychiatrische problematiek
54
5.1
Extramurale en intramurale omvang
54
5.2
Leeftijdsverdeling
56
5.3
Stroomdynamiek
57
5.4
Zorgzwaarte
59
Lichamelijke Handicap
61
6.1
Extramurale en intramurale omvang
61
6.2
Leeftijdsverdeling
63
6.3
Stroomdynamiek
64
6.4
Zorgzwaarte
65
7
Verstandelijke Handicap
68
7.1
Extramurale en intramurale omvang
68
7.2
Leeftijdsverdeling
70
7.3
Stroomdynamiek
71
7.4
Zorgzwaarte
73
Zintuigelijke Handicap
75
8.1
Extramurale en intramurale omvang
75
8.2
Leeftijdsverdeling
77
8.3
Stroomdynamiek
78
8.4
Zorgzwaarte
80
Bijlage 1
Berekening zorgzwaarte-index
82
Bijlage 2
Jaarlijkse toename aantal cliënten met grondslag SOM of PG
90
Bijlage 3
Invloed VV09, VV09a op stroomschema 2012 en 2013
93
Bijlage 4
Lijst van afkortingen
95
8
Bijlagen
Voorwoord Na goedkeuring van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door de Tweede en Eerste Kamer, zijn gemeenten vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor een deel van de extramurale AWBZ-zorg en de Jeugdzorg. Zorgverzekeraars worden op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) verantwoordelijk voor de toekenning van extramurale verpleging en de intramurale GGZ. Wat overblijft van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) gaat over in de Wet Langdurige Zorg (Wlz). De populatie in de AWBZ stijgt nog steeds, ondanks soms ingrijpende beleidswijzigingen de voorbije jaren. De op handen zijnde stelselwijziging is dan ook niet meer dan logisch. De extramuralisering van de zorg die hiermee gepaard gaat is overigens al langer geleden ingezet. Het huidige kabinet borduurt daar op voort. Wij als CIZ ondersteunen dit beleid. Want ook wij zijn ervan overtuigd dat de zorg in zijn huidige vorm geen bestaansrecht meer heeft. De betaalbaarheid komt in het gedrang en dat kan ten koste gaan van de zorg vragende burger. En dat strookt weer niet met onze visie dat iedereen een betekenisvol eigen leven moet kunnen leiden. Het is altijd belangrijk om de effecten van beleidswijzigingen goed te volgen en daarover nauw contact te onderhouden met gemeenten en andere partijen in de zorgketen, zoals patiëntenorganisaties. Dit volgen doen wij al langer, en wij blijven dit ook de komende jaren doen als wij de Wlz uitvoeren. Uiteraard rapporteren wij ook in onze nieuwe rol als intelligente uitvoerder van de Wlz over onze bevindingen, zodat beleid tijdig kan worden bijgesteld als dat nodig is. Het bovenstaande maakt duidelijk, hoe belangrijk de Trendrapportage van het CIZ kan zijn voor gemeenten en overige belanghebbenden. Want de ontwikkeling van de aanspraak op AWBZ-zorg in het verleden en heden wordt in de rapportage nauwgezet beschreven en met cijfers onderbouwd. Daar kunnen gemeenten echt iets mee. Nieuw in deze versie van de Trendrapportage is, dat nu ook gekeken is naar de ontwikkelingen per deelpopulatie c.q. per grondslag. Dit is van belang, omdat met de stelselherziening verschillende cliëntgroepen naar een ander domein overgaan (gemeenten en/of zorgverzekeraar). Met de Trendrapportage willen wij tevens een bijdrage leveren om de werking van het nieuwe stelsel zo goed mogelijk te ondersteunen. Alweer om te voorkomen dat mensen die zorg nodig hebben straks tussen wal en schip raken. Want dat voorkomen zal zeker in de eerste jaren na de op handen zijnde stelselwijziging een grote uitdaging voor alle deelnemende partijen zijn. Daan Hoefsmit Voorzitter Raad van Bestuur
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 5
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 6
Samenvatting De Trendrapportage 2013 biedt inzicht in de omvang, stroomdynamiek en zorgzwaarte van de AWBZ-cliëntenpopulatie: de ontwikkelingen hierin voor de periode 2010-2013 worden beschreven en uitgesplitst naar intramurale en extramurale aanspraak. Dit gebeurt voor zowel de totale AWBZpopulatie als voor deelpopulaties per grondslag. Voor de totale populatie wordt daarnaast de ontwikkeling van de geografische spreiding in beeld gebracht en voor de deelpopulaties per grondslag ook de ontwikkeling van de leeftijdsverdeling. De AWBZ-cliëntenpopulatie Omvang In de periode 2010-2013 stijgt de AWBZ-cliëntenpopulatie met 13%. Deze groei vindt vooral plaats in 2010 en 2011 en zwakt af in 2012 en 2013. Op 1 januari 2014 bedraagt het aantal AWBZcliënten 797.260. De ontwikkeling van het aantal extramurale en intramurale cliënten gaat in 2010 en 2011 grotendeels gelijk op. Terwijl in 2012 en 2013 de extramurale toename doorzet, daalt dan echter het aantal intramurale cliënten. Deze intramurale daling betreft alleen somatische cliënten en is in 2012 te herleiden tot de overheveling van de revalidatiezorg naar de Zvw op 1 januari 2013, en in 2013 tot de effecten van het extramuraliseringsbeleid. Over de gehele periode 20102013 stijgt het aantal extramurale cliënten ruim drie keer zo sterk als het aantal intramurale cliënten (19% versus 6%). De AWBZ-populatie stijgt in de periode 2010-2013 sterker dan de totale bevolking (13,1% versus 1,5%). Als we ons echter beperken tot de AWBZ-populatie van 70-plussers, zien we dat hun aantal juist minder snel stijgt dan het totaal aantal 70-plussers in de bevolking (7,6% versus 9,7%). De AWBZ-populatie jonger dan 70 jaar stijgt juist veel sneller dan de bevolking jonger dan 70 jaar (19,7% versus 0,6%). De cliëntenpopulatie is ongelijkmatig over Nederland verdeeld. Zo maken in het Noordoosten verhoudingsgewijs meer mensen aanspraak op AWBZ-zorg dan in andere delen van het land. Het grootste deel van Nederland laat een relatieve groei in het aantal cliënten zien; slechts in enkele gemeenten vindt een relatieve afname plaats. Stroomdynamiek Als in een jaar meer nieuwe cliënten instromen dan er bekende cliënten uitstromen, dan stijgt het aantal cliënten. De stijging van het aantal cliënten in de periode 2010-2013, zowel extra- als intramuraal, is hiertoe te herleiden. De meeste extramuraal instromende cliënten (gemiddeld 94%) stromen direct de AWBZ in (vanuit ‘geen AWBZ-aanspraak’). Het overige deel (gemiddeld 6%) stroomt extramuraal in vanuit een intramurale aanspraak. Over de gehele periode 2010-2013 stroomt gemiddeld 29% van de extramurale cliënten uit naar een intramurale indicatie, 26% stroomt de AWBZ uit vanwege overlijden en 45% om een andere reden. Zowel het aantal als het aandeel cliënten dat direct intramuraal instroomt, neemt in de periode 2010-2013 af, terwijl het complementaire aandeel intramurale instromers vanuit een extramurale aanspraak toeneemt (van 53% naar 63%). Dit is te herleiden tot het extramuraliseringsbeleid. De meeste intramurale uitstroom betreft uitstroom door overlijden (gemiddeld 74%). De dynamiek van een cliëntenpopulatie is kleiner naarmate de doorstroom kleiner is en de in- en uitstroom groter. Extramuraal is de dynamiek groter dan intramuraal. Extramuraal kent de psychogeriatrische cliëntenpopulatie de grootste dynamiek en de cliëntenpopulatie met grondslag VG de kleinste. Intramuraal kent de somatische cliëntenpopulatie de grootste dynamiek en de cliëntenpopulatie met grondslag VG de kleinste. De dynamiek van een cliëntenpopulatie neemt af zodra relatief meer cliënten doorstromen en minder cliënten in- en uitstromen. In de periode 20102013 neemt de dynamiek van de gehele AWBZ-populatie af.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 7
Zorgzwaarte De totale zorgzwaarte van de gehele cliëntenpopulatie stijgt in de periode 2010-2013 met 20% (exclusief tariefstijgingen). Deze stijging is het grootst in 2010 en 2011. In 2012 is sprake van een stagnatie, maar in 2013 stijgt de totale zorgzwaarte weer. Deze stijging wordt voor het belangrijkste deel verklaard door de toename van het aantal cliënten met 13% en voor een kleiner deel door een stijging van hun gemiddelde zorgzwaarte met 5%. De toename van de totale zorgzwaarte in de periode 2010-2013 (20%) komt voor rekening van zowel de toename van de totale extramurale zorgzwaarte (27%) als van de totale intramurale zorgzwaarte (17%). De groei van de totale zorgzwaarte van extramurale cliënten (27%) in deze periode kan voor het belangrijkste deel verklaard worden door de groei van hun aantal met 19%. Daarnaast neemt ook hun gemiddelde zorgzwaarte met 4% toe. De groei van de totale zorgzwaarte van intramurale cliënten (17%) in de periode 2010-2013 daarentegen kan grotendeels verklaard worden door de groei van hun gemiddelde zorgzwaarte met 11% en voor een kleiner deel door de groei van hun aantal met 6%. De groei van de totale intramurale zorgzwaarte doet zich alleen voor in 2010-2011 en komt tot stilstand in 2012-2013. Deze stagnatie is vrijwel volledig te herleiden tot een beduidende afname van de totale zorgzwaarte van intramurale somatische cliënten. ‘Ouderenzorg’: Somatische en Psychogeriatrische problematiek De grondslagen Somatische en Psychogeriatrische aandoening of beperking (SOM en PG) vormen de belangrijkste basis voor toegang tot ouderenzorg binnen de AWBZ. Er is ook een groep jongere cliënten met grondslag SOM en PG, maar deze is veruit in de minderheid. Het aantal cliënten met grondslag PG stijgt in de periode 2010-2013 met 13%. Deze toename wordt deels verklaard doordat cliënten van grondslag SOM naar grondslag PG overgaan. Ook het aantal cliënten met grondslag SOM stijgt licht in deze periode (1%), maar in 2012 is sprake van een tijdelijke daling. Cliënten met grondslag SOM maken vooral aanspraak op extramurale zorg - meestal Persoonlijke Verzorging en/of Verpleging (PV/VP) – terwijl cliënten met grondslag PG vooral aanspraak maken op intramurale zorg, meestal ZZP VV05. Het aantal extramurale somatische cliënten stijgt in de periode 2010–2013 met 16%, terwijl het aantal intramurale somatische cliënten dan met 25% daalt. Deze intramurale daling doet zich vooral voor in 2012 (door de overheveling van VV09a naar de Zvw per 1-1-2013) en in 2013 (door het extramuraliseringsbeleid). De daling in de hele periode 2010–2013 kan bovendien worden verklaard, doordat cliënten vanwege een veranderende problematiek uitstromen naar grondslag PG of LG. Voor de grondslag PG geldt, dat in de periode 2010-2013 zowel het aantal intramurale als extramurale cliënten stijgt. Extramuraal is de stijging sterker dan intramuraal (25% versus 15%). In de periode 2010-2013 groeit het aantal 70-plussers in Nederland met 9,7%, terwijl de toename van het aantal somatische 70-plus cliënten minder sterk is (2,5%) en de toename van het aantal psychogeriatrische 70-plus cliënten juist sterker (13,2%). De totale aanspraak op ouderenzorg (de 70-plussers met grondslag SOM en PG samen) groeit per saldo minder sterk (5%) dan het aantal 70-plussers in Nederland. De groei van de totale zorgzwaarte van extramurale cliënten met grondslag SOM (24%) in de periode 2010-2013 kan voor het belangrijkste deel verklaard worden door de groei van hun aantal met 16%. Daarnaast neemt ook hun gemiddelde zorgzwaarte met 7% toe. De daling van de totale zorgzwaarte van intramurale cliënten met grondslag SOM (19%) kan verklaard worden door de nog snellere daling van hun aantal met 25%. Hun gemiddelde zorgzwaarte stijgt daarentegen juist met 8%. De groei van de totale zorgzwaarte van extramurale cliënten met grondslag PG (25%) in de periode 2010-2013 kan verklaard worden door de nog snellere groei van hun aantal met 27%. Hun gemiddelde zorgzwaarte neemt daarentegen met 2% af. De groei van de totale zorgzwaarte van intramurale cliënten met grondslag PG in deze periode (21%) kan verklaard worden door de groei van hun aantal met 11% en voor een kleiner deel door de groei van hun gemiddelde zorgzwaarte met 9%.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 8
Psychiatrische problematiek Het aantal intramurale psychiatrische cliënten neemt in de periode 2010–2013 toe met 34%, het aantal en extramurale psychiatrische cliënten met 40%. De toename van vooral het aantal extramurale cliënten maar ook het aantal intramurale cliënten, is het sterkst in 2010. Zowel de extramurale als de intramurale groei zwakt na 2010 af en is in 2013 aanmerkelijk lager dan in de jaren daarvoor. De meeste extramurale indicaties zijn voor de functie Begeleiding Individueel (BGI), al dan niet in combinatie met andere functies. Het merendeel van de psychiatrische cliënten is jonger dan 65 jaar. Indicaties voor Begeleiding Groep (BGG) of BGG plus BGI (al of niet met overige zorgfuncties) komen beduidend minder vaak voor. Jeugdige psychiatrische cliënten blijven buiten beeld bij het CIZ, omdat zij door Bureau Jeugdzorg worden geïndiceerd. Doordat het aantal intramurale psychiatrische cliënten van 18-64 jaar in de periode 2010-2013 sneller toeneemt dan het aantal intramurale psychiatrische 65-plus cliënten, daalt hun gemiddelde leeftijd van 49 naar 46 jaar. De gemiddelde leeftijd van extramurale psychiatrische cliënten blijft 45 jaar. De groei van de totale zorgzwaarte van extramurale psychiatrische cliënten in de periode 20102013 (42%) kan vooral verklaard worden door de groei van hun aantal met 40%. Daarnaast neemt hun gemiddelde zorgzwaarte met 1% toe. De groei van de totale zorgzwaarte van intramurale psychiatrische cliënten met 50% in deze periode kan vooral verklaard worden door de groei van hun aantal met 34% en voor een kleiner deel door de groei van hun gemiddelde zorgzwaarte met 12%. Lichamelijke Handicap Het aantal intramurale en extramurale cliënten met grondslag Lichamelijke Handicap (LG) neemt in de periode 2010-2013 met respectievelijk 84% en 69% flink toe. Deze groei is (vooral intramuraal) het sterkst in 2010 en zwakt daarna fors af. In 2013 neemt het aantal intramurale cliënten zelfs af ten opzichte van het jaar daarvoor. De aanspraak op extramurale zorg van cliënten met grondslag LG is in de periode 2010-2013 redelijk gelijk verspreid over de verschillende functiecategorieën. Het sterkst groeit het aandeel cliënten met aanspraak op de zorgfuncties PV/VP (zorg thuis). Het zwaartepunt binnen LG ligt in 2010 en 2011 op BGG/Kortdurend Verblijf (KVB), al of niet met andere functies, en in 2012 en 2013 op PV/VP. In de periode 2010–2013 stijgt het aantal extramurale cliënten met grondslag LG van 18-64 jaar en vooral van 65 jaar en ouder flink, terwijl het aantal cliënten jonger dan 18 jaar in deze periode juist daalt. Daardoor stijgt hun gemiddelde leeftijd van 49 naar 59 jaar. Bij intramurale cliënten met grondslag LG vormen 65-plussers de grootste leeftijdscategorie en hun aantal stijgt sterk in de periode 2010–2013. Deze stijging vindt vooral plaats in 2010 en kan voor een deel verklaard kan worden uit de toestroom vanuit grondslag SOM. Deze toestroom is immers ook het grootst in 2010 en bestaat relatief vaak uit 65-plussers. De gemiddelde leeftijd van intramurale cliënten stijgt daardoor in de periode 2010-2013 van 61 naar 67 jaar. De stijging van de totale zorgzwaarte van extramurale cliënten met grondslag LG van 58% in de periode 2010-2013 kan worden verklaard door de toename van hun aantal met 69%. Hun gemiddelde zorgzwaarte daalt juist met 6%. De stijging van de totale intramurale zorgzwaarte van 89% in deze periode wordt vooral verklaard door de toename van het aantal intramurale cliënten in de periode 2010–2013 met 84% en in mindere mate door de stijging van hun gemiddelde zorgzwaarte met 3%. Verstandelijke Handicap Het aantal extramurale cliënten met grondslag Verstandelijke Handicap (VG) neemt in de periode 2010-2013 met 18% toe; de toename van intramurale cliënten bedraagt 24%. De toename van het aantal intramurale en vooral extramurale cliënten is het grootst in 2010 en zwakt daarna af. De aanspraak op extramurale zorg van cliënten met grondslag VG is tot en met 1 januari 2011 vrijwel gelijk verspreid over de verschillende zorgfuncties. Daarna neemt het aandeel cliënten met
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 9
BGG/BH (en andere functies) ongeveer even sterk toe als het aandeel cliënten met KVB (met andere zorgfuncties) afneemt. Deze daling kan worden verklaard, doordat per 1 januari 2011 Verblijf Tijdelijk (VBT) is vervangen door KVB, waarvoor strengere toelatingscriteria gelden. Het aantal extramurale cliënten van 18 jaar en ouder neemt toe in de periode 2010-2013, terwijl het aantal extramurale cliënten jonger dan 18 jaar niet wezenlijk verandert. Hierdoor stijgt de gemiddelde leeftijd van extramurale cliënten in deze periode van 25 naar 28 jaar. De gemiddelde leeftijd van intramurale cliënten daalt daarentegen van 39 naar 38 jaar. Dat intramurale cliënten gemiddeld ouder zijn dan extramurale cliënten, past in het overwegend biografisch verloop van extramuraal (wonen bij de ouders) naar intramuraal. De toename van de totale zorgzwaarte van extramurale cliënten met grondslag VG met 15% in de periode 2010-2013 kan worden verklaard door de toename van hun aantal met 18%. Hun gemiddelde zorgzwaarte daalt juist met 1%. De toename van de totale intramurale zorgzwaarte met 31% in deze periode kan voor het belangrijkste deel verklaard worden door de groei van het aantal intramurale cliënten met 24%, en voor een kleiner deel door de groei van hun gemiddelde zorgzwaarte met 5%. Zintuiglijke Handicap Het aantal extramurale cliënten met grondslag Zintuigelijke Handicap (ZG) neemt in de periode 2010–2013 sterk af (73%). Vanaf 2011 is dit te verklaren doordat voor de functie Behandeling (BH) sinds april 2011 geen CIZ-indicatie meer nodig is. Het aantal intramurale cliënten met grondslag ZG daalt in de periode 2010-2013 eveneens (6%), maar aanzienlijk minder sterk dan het aantal extramurale cliënten. Intramurale cliënten met grondslag ZG zijn meestal 18 jaar of ouder, terwijl extramurale cliënten relatief vaak jonger dan 18 jaar zijn. Het relatieve aandeel van extramurale cliënten jonger dan 18 jaar neemt in de periode 2010-2013 sterk af, terwijl het aandeel van extramurale cliënten van 1864 jaar en van 65-plussers toeneemt. Dit leidt ertoe, dat de gemiddelde leeftijd van extramurale cliënten met grondslag ZG stijgt van 44 naar 56 jaar. Extramurale cliënten met grondslag ZG maken vooral aanspraak op de zorgfuncties BGI en/of BH (al of niet met andere functies). Dat de functie Behandeling (BHI en BHG) sinds 18 april 2011 indicatievrij is voor cliënten met grondslag ZG, is terug te zien in de grote afname voor deze functiecategorie. Binnen de intramurale sector is de ontwikkeling van de leeftijdsverdeling stabieler dan binnen de extramurale sector. Het aandeel 18-64-jarigen neemt in de periode 2010–2013 iets toe en het aandeel 65-plussers iets af. Dit leidt voor intramurale cliënten tot een daling van de gemiddelde leeftijd van 59 naar 56 jaar. Voor extramurale cliënten stijgt de gemiddelde leeftijd van 44 naar 56 jaar. De totale zorgzwaarte van extramurale cliënten met grondslag ZG daalt in de periode 2010-2013 minder sterk dan hun aantal (25% versus 73%). Tegen de verwachtingen in stijgt hun gemiddelde zorgzwaarte niet, maar daalt deze juist met 5%. Doordat de functie Behandeling sinds april 2011 indicatievrij is voor cliënten met grondslag ZG, is dit terug te zien in de grote afname van het aantal extramurale cliënten met grondslag ZG. Maar, omdat het CIZ geen zorgomvang indiceert voor de functie BH, hebben deze cliënten ook geen geïndiceerde zorgzwaarte en is een daling van het aantal extramurale cliënten met alleen BH niet terug te zien in de afname van hun totale zorgzwaarte. De stijging van de totale zorgzwaarte van intramurale cliënten met grondslag ZG met 9% in de periode 2010-2013 kan worden verklaard door de stijging van hun gemiddelde zorgzwaarte met 15%; hun aantal daalt juist in deze periode met 6%. Algemene conclusies De groei van het aantal intramurale cliënten is beduidend kleiner dan de groei van het aantal extramurale cliënten. De groei van het aantal ouderen van 70-plus in de AWBZ blijft achter bij de groei van deze categorie in de bevolking. Dit zijn de effecten van de twee belangrijkste beleidsmaatregelen in de periode 2010-2013 (de overheveling van geriatrische revalidatiezorg naar de Zvw en de extramuralisering).
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 10
Deze effecten zijn zichtbaar door een relatieve toename van de extramurale doorstroom: meer cliënten blijven langere tijd aanspraak maken op extramurale zorg, mede omdat de drempel tot intramurale zorg is verhoogd. Ook zien we een toename van het aandeel extramurale cliënten dat uitstroomt door overlijden en dus geen overgang meer maakt naar intramurale zorg. Het aandeel extramurale cliënten dat nog wel overgaat naar intramurale zorg neemt in 2012-2013 af. Verder neemt zowel het aantal als het aandeel cliënten dat direct intramuraal instroomt (vanuit ‘geen AWBZ-aanspraak’) beduidend af. De totale zorgzwaarte van een cliëntenpopulatie geeft de totale kosten van de aanspraak op AWBZ-zorg van die populatie weer (exclusief tariefstijgingen). De forse toename in 2010-2011 van de totale zorgzwaarte van alle AWBZ-cliënten stagneert in 2012 en stijgt weer licht in 2013. Deze trend verschilt voor extramuraal en intramuraal. De forse toename van de totale extramurale zorgzwaarte in 2010-2011 zet na een hapering in 2012 even sterk door in 2013. De forse toename van de totale intramurale zorgzwaarte in 2010-2011 komt echter tot stilstand in 2012-2013. Deze stagnatie is vrijwel volledig te herleiden tot een beduidende afname van de totale zorgzwaarte van intramurale somatische cliënten. Voor de overige grondslagen is - in meer of mindere mate - juist sprake van een toename.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 11
1
Onderzoeksopzet
1.1
Inleiding
AWBZ De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) is een volksverzekering, die de organisatie en financiering van de langdurige zorg voor ouderen, gehandicapten en mensen met een psychiatrische aandoening regelt. Uit de AWBZ wordt zorg betaald, die niet op een andere wijze te verzekeren is. De AWBZ houdt per 1-1-2015 op te bestaan. Hier is een uitgebreide discussie aan voorafgegaan. Zowel de financiering als de organisatie van langdurige zorg zijn hierbij de belangrijke onderwerpen geweest1. Mede ingegeven door de hoge uitgaven, is besloten om de AWBZ af te schaffen en de zorgfuncties en zorgzwaartepakketten onder te brengen in de Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), Wet langdurige zorg (Wlz)2 en Jeugdwet. De afgelopen jaren is de inrichting van het collectieve zorglandschap reeds gedeeltelijk herzien en werd de nadruk binnen de AWBZ op intramurale zorg versterkt. Zo werd per januari 2007 de zorgfunctie Huishoudelijke Verzorging overgeheveld naar de Wmo. In 2009 zijn de AWBZpakketmaatregelen ingezet waarbij de functies Ondersteunende en Activerende Begeleiding werden opgeheven. Daarvoor in de plaats kwam de functie Begeleiding. In 2011 heeft de functie Kortdurend Verblijf de functie Verblijf Tijdelijk vervangen. Per 1 januari 2013 zijn de ZZP’s 01 en 02 in de sectoren V&V, VG en GGZ opgeheven. Hiermee is een begin gemaakt met het extramuraliseren van de AWBZ-zorg3. De Wlz zal de AWBZ vervangen als een landelijke voorziening waarin de intramurale ouderen- gehandicaptenzorg en langdurige psychiatrische zorg wordt georganiseerd. Hiermee komt de nadruk van zorg met verblijf te liggen op cliënten met een zware zorgbehoefte. Gemeenten worden verantwoordelijk voor de extramurale functies Begeleiding, Persoonlijke Verzorging (gedeeltelijk), Kortdurend Verblijf, Beschermd wonen en de Jeugdzorg. Zorgverzekeraars worden verantwoordelijk voor het grootste deel van Persoonlijke Verzorging, de extramurale Verpleging en de eerste drie jaar op behandeling gerichte intramurale GGZ voor volwassenen. CIZ Het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) stelt vast of cliënten aanspraak hebben op AWBZ-zorg en legt dit vast in een indicatiebesluit. Het CIZ neemt deze besluiten op basis van wet- en regelgeving waaronder het Besluit Zorgaanspraken AWBZ, de Regeling zorgaanspraken en de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ4. Het indicatieonderzoek dat vooraf gaat aan een besluit staat beschreven in de CIZ Indicatiewijzer5 (welke informatie is van belang, hoe wordt deze gewogen en hoe leidt dit tot het type zorg, met zorgzwaarte en zorgduur dat in het besluit wordt vastgelegd)6. Het proces van indicatiestelling is de afgelopen jaren vergaand vereenvoudigd. Zorgaanbieders kunnen na het aanvragen van een Standaard Indicatie Protocol (SIP) direct zorg inzetten. Ook mogen zorgaanbieders sinds 2010 zelf herindicaties indienen en kunnen aanvragen via internet
1
Verkleij, H., & van Oers, H. (2009). De toekomst van de Awbz. Tsg/Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
2
Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (2008). Beter zonder AWBZ? Den Haag: RVZ.
3
De effecten van het extramuralisering van de lage ZZP’s worden uitgebreid gerapporteerd in de kwartaalmonitors en jaarrapportage Langer thuis van het CIZ. Zie www.ciz.nl/voor-professionals/cijfers-en-feiten.
4
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS; 2011). Beleidsregels Indicatiestelling 2011. Den Haag: VWS. www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/besluiten/2010/12/13/beleidsregels-indicatiestelling-awbz-2011
5
Dit op basis van het Zorgindicatiebesluit.
6
CIZ Indicatiewijzer. Toelichting op de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ 2014 zoals vastgesteld door het ministerie van VWS. Versie: 7.0. januari 2014. Driebergen: CIZ. Zie www.ciz.nl/voor-professionals/downloads/ciz-indicatiewijzer
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 12
worden ingediend7. Bovendien kunnen zorgaanbieders vanaf oktober 2011 voor intramurale cliënten van 80 jaar en ouder een indicatiemelding doen, waarna het CIZ deze melding omzet in een indicatiebesluit. De rol van het CIZ is daarmee de afgelopen tijd steeds meer veranderd van indicatiesteller naar toezichthouder op de door anderen voorbereide indicatieadviezen. Met circa een miljoen indicatiebesluiten per jaar beschikt het CIZ over een schat aan gegevens. Het CIZ wil deze gegevens breed toegankelijk maken door onderzoek uit te voeren en te publiceren8. Deze Trendrapportage richt zich op de ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg in de periode 2010-2013. 1.2
Probleemstelling
Doelstelling Het doel van de Trendrapportage 2013 is inzicht te verschaffen in de ontwikkeling van de omvang en kenmerken van de aanspraak op AWBZ-zorg en van de bijbehorende cliëntenpopulatie over de jaren 2010 tot en met 2013. Het tonen en beschrijven van deze ontwikkelingen stelt zorgaanbieders, beleidsmakers en andere ketenpartners in staat beter in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen, zoals vergrijzing, verstedelijking - voor zover deze gerelateerd zijn aan de aanspraak op AWBZ-zorg - en op veranderingen in zorgbekostiging, zorgvraag en cliëntenpopulaties. Het CIZ beschikt niet over gegevens over de feitelijk geconsumeerde AWBZ-zorg, maar wel over de aanspraak op AWBZ-zorg. Er bestaan verschillen tussen geïndiceerde AWBZ-zorg (aanspraak) en geconsumeerde AWBZ-zorg9. De Trendrapportage doet uitsluitend uitspraken over de ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg en de daarbij horende AWBZ-cliëntenpopulatie en niet over de ontwikkeling in AWBZ-zorgconsumptie. Vraagstelling In lijn met de doelstellingen staan de volgende twee onderzoeksvragen centraal: 1. Hoe heeft de AWBZ-cliëntenpopulatie zich ontwikkeld in de periode 2010–2013? 1.1. Hoe heeft de omvang van de AWBZ-cliëntenpopulatie zich (extramuraal en intramuraal) ontwikkeld in de periode 2010-2013? 1.2. Hoe heeft de geografische spreiding van de AWBZ-cliëntenpopulatie zich ontwikkeld in de periode 2010-2013?: Hoe groot is per gemeente het aandeel AWBZ-cliënten (als percentage van de totale bevolking) op 1 januari 2010 en in welke mate is per gemeente dit aandeel op 1 januari 2014 toe- of afgenomen? 1.3. Hoe heeft de instroom, doorstroom en uitstroom van de AWBZ-cliëntenpopulatie zich (extramuraal en intramuraal) ontwikkeld in de periode 2010-2013? 1.4. Hoe heeft de totale zorgzwaarte van AWBZ-cliënten en hun gemiddelde zorgzwaarte zich (extramuraal en intramuraal) ontwikkeld in de periode 2010-2013? 1.5. Hoe hebben de omvang, stroomdynamiek en totale zorgzwaarte van de AWBZcliëntenpopulatie zich (extramuraal en intramuraal) per grondslag ontwikkeld in de periode 2010-2013?
7
Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) (2010). Vernieuwing indicatiestelling AWBZ. Versnelde uitbreiding tijdbesparende aanvragen. Driebergen: CIZ.
8
Zie www.ciz.nl/voor-professionals/cijfers-en-feiten voor de CIZ-rapportages ‘CIZ Basisrapportage AWBZ’, ‘Op weg naar andere zorg’, ‘Aanspraak op AWBZ-zorg’, ‘Kwartaalmonitor indicatiemelding’, 'Langer thuis - Kwartaalmonitor extramuralisering lage ZZP's’ en ‘Zorgbiografieën van AWBZ-cliënten - Cliënten retrospectief over 10 jaar gevolgd’.
9
Van Asselt, Mazzola, van Egmond, Thiel en Goudriaan (2012) Verdeelmodel AWBZ 2013 en een toekomstig verdeelmodel voor de zorgverzekeraars. Den Haag: APE.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 13
2. Hoe hebben de AWBZ-deelpopulaties per grondslag zich ontwikkeld in de periode 2010–2013? 2.1. Hoe hebben de omvang van de AWBZ-deelpopulaties per grondslag zich (extramuraal en intramuraal) ontwikkeld in de periode 2010-2013 – uitgesplitst naar extramurale zorgfunctiecategorieën en intramurale ZZP’s?
In hoeverre kan een afname van het aantal intramurale cliënten met grondslag SOM in de periode 2010-2013 worden verklaard door hun overgang naar grondslag LG of PG?
2.2. Hoe heeft de leeftijdsverdeling van de AWBZ-deelpopulaties per grondslag zich extramuraal en intramuraal ontwikkeld in de periode 2012-2013?
In welke mate kan de groei van het aantal cliënten van 70 jaar en ouder met grondslag SOM of PG worden verklaard door de vergrijzing in de samenleving?
2.3. Hoe heeft de instroom, doorstroom en uitstroom van de AWBZ-deelpopulaties per grondslag zich (extramuraal en intramuraal) ontwikkeld in de periode 2010-2013? 2.4. Hoe heeft de totale zorgzwaarte van de AWBZ-deelpopulaties per grondslag en hun gemiddelde zorgzwaarte zich (extramuraal en intramuraal) ontwikkeld in de periode 20102013? De vragen 1.1 tot en met 1.4 komen in hoofdstuk1 aan de orde, vraag 1.5 in hoofdstuk 2 en vraag 2 in hoofdstukken 4 tot en met 8. 1.3
Onderzoeksmethode en gebruikte concepten
Uitgangspunten Aanspraak op AWBZ-zorg wordt bepaald vanuit het beleidskader 2013. Dit betekent concreet dat aanspraak op oude zorgfuncties, zoals Huishoudelijke Verzorging niet worden gepresenteerd en dat Ondersteunende Begeleiding en Activerende Begeleiding onder de noemer van de huidige functie Begeleiding worden meegenomen10. De aanspraak op AWBZ-zorg wordt in deze trendrapportage op basis van uitstaand recht in beeld gebracht: per peildatum wordt het aantal intramurale en extramurale cliënten met aanspraak op een bepaald zorgzwaartepakket respectievelijk zorgfunctie(combinatie) gepresenteerd. De belangrijkste cliëntkenmerken die in de Trendrapportage worden gepresenteerd zijn leeftijd en dominante grondslag. In de Trendrapportage 2010-2013 worden peildata gebruikt om over cliëntkenmerken en zorgaanspraak te rapporteren. Vijf peildata worden gepresenteerd: 1 januari van respectievelijk 2010, 2011, 2012, 2013 en 2014. Op basis van deze peildata wordt ook de instroom, doorstroom en uitstroom in een bepaald jaar gepresenteerd. Daarnaast wordt in deze trendrapportage ook de ontwikkeling van de totale zorgzwaarte van de (intra- of extramurale) cliëntenpopulatie gepresenteerd – alsook hun gemiddelde zorgzwaarte. Grondslagen Een cliënt kan alleen aanspraak maken op AWBZ-zorg als voor hem of haar een grondslag kan worden vastgesteld. Een grondslag is een aandoening, beperking of handicap waardoor iemand kan zijn aangewezen op zorg. Er zijn zes grondslagen:
Somatische aandoening/beperking (SOM); Psychogeriatrische aandoening/beperking (PG); Psychiatrische aandoening/beperking (PSY); Lichamelijke handicap (LG); Verstandelijke handicap (VG); Zintuiglijke handicap (ZG).
10
Deze keuze is gebaseerd op een belang aan eenduidigheid. De complexere realiteit is daarmee vereenvoudigd en dat betekent dat niet aan alle aspecten van deze realiteit (de oude functies Begeleiding zijn bijvoorbeeld deels ook opgevolgd door de nieuwe functies Behandeling) recht wordt gedaan.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 14
Voor iedere cliënt kunnen meerdere, wisselende grondslagen per indicatiebesluit worden geregistreerd. Iemand kan bijvoorbeeld zowel een somatische als een psychiatrische aandoening hebben. Eén hiervan wordt aangewezen als de dominante grondslag. Deze wordt vastgesteld op grond van de zwaarstwegende stoornissen en beperkingen in relatie tot de zorgvraag. Als het vooral de psychiatrische aandoening is die tot aanspraak op AWBZ-zorg leidt, dan wordt ‘PSY’ de dominante grondslag. Deze dominante grondslag is de grondslag die in de Trendrapportage 2013 wordt gepresenteerd. De ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg en de bijbehorende cliëntenpopulatie worden in deze rapportage onder meer apart per grondslag beschreven. Extramuraal en intramuraal Er wordt binnen de AWBZ onderscheid gemaakt tussen extramurale en intramurale zorg. Het CIZ spreekt over extramurale zorg, als de cliënt een indicatiebesluit heeft zonder Verblijf. Indien een cliënt voor drie etmalen of minder per week Verblijf heeft (Kortdurend Verblijf), is ook sprake van extramurale zorg. Worden meer dan drie etmalen zorg met Verblijf geïndiceerd, dan spreken we van een intramuraal besluit. Intramurale zorg wordt geïndiceerd als de zorgvraag noodzakelijkerwijs gepaard gaat met een beschermende woonomgeving, therapeutisch leefklimaat of permanent toezicht. Het CIZ indiceert extramurale zorg in zorgfuncties en intramurale zorg in zorgzwaartepakketten (ZZP’s). Het CIZ deelt de cliëntpopulatie in op basis van de zorg die is toegekend in het indicatiebesluit. Het is mogelijk dat de cliënt uiteindelijk de zorg in een andere setting consumeert; een indicatie voor intramurale zorg kan als extramurale zorg worden verzilverd. Zorgzwaartepakketten en intramurale sectoren Intramurale zorg wordt sinds 1 juli 2007 geïndiceerd in zorgzwaartepakketten (ZZP’s). Een ZZP is een omschrijving van samenhangende zorg die naar aard, inhoud en omvang bij een cliëntprofiel past (Regeling zorgaanspraken AWBZ). Er zijn ZZP’s voor specifieke settings. Dit worden ook wel de ZZP-reeksen genoemd. De reeksen zijn:
Verpleging en Verzorging (V&V); Verstandelijk Gehandicapt (VG); Licht Verstandelijk Gehandicapt (LVG); Sterk Gedragsgestoord Licht Verstandelijk Gehandicapt (SGLVG); Lichamelijk Gehandicapt (LG); Zintuiglijk Gehandicapt Auditief (ZGaud) en Visueel (ZGvis); Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ): GGZ-B (Voortgezet Verblijf vanwege behandeling) en GGZC (Verblijf vanwege noodzaak beschermende woonomgeving).
Zowel de indicaties in zorgzwaartepakketten als in combinaties van functies worden samengevat in drie zorgsectoren: Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ); Gehandicaptenzorg (GZ); Verpleging en Verzorging (V&V). De ZZP’s VG, LVG, SGLVG, ZG en LG vallen onder de sector Gehandicaptenzorg (GZ). Extramurale zorgfuncties en functiecombinaties De extramurale AWBZ-zorg is ingedeeld in zorgfuncties, te weten:
Persoonlijke Verzorging (PV); Verpleging (VP); Begeleiding Individueel (BGI) en Begeleiding Groep (BGG); Behandeling (BH); Kortdurend Verblijf (KVB).
Sommige cliënten hebben een indicatie voor een enkele functie. Vaak echter hebben cliënten meerdere functies geïndiceerd gekregen. Omdat bepaalde combinaties van functies veel voorkomen, kunnen verschillende functiecategorieën worden geformuleerd. De categorieën lopen
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 15
min of meer op in zorgzwaarte. Bovendien sluiten de categorieën elkaar uit. Dit betekent dat iedere cliënt in slechts één van de categorieën kan worden ingedeeld. Aanspraak op AWBZ-zorg Om de ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg weer te geven wordt allereerst een onderscheid gemaakt tussen intramurale en extramurale zorg. Vervolgens wordt in de hoofdstukken drie tot en met acht per grondslag gekeken naar de ontwikkeling van subcategorieën binnen deze tweedeling. Iedere grondslag kent een eigen kenmerkende aanspraak op zorg. In de intramurale zorg wordt daartoe onderscheid gemaakt tussen ZZP’s per sector. De intramurale sector (de ZZP-reeks) waarin de zorg wordt geconsumeerd is meestal te herleiden tot de grondslag van een cliënt. Ook in de extramurale zorg komt de grondslag van een cliënt meestal overeen met een specifieke zorgfunctiecategorie. Zo zal een cliënt bijvoorbeeld eerder een aanspraak hebben op Begeleiding wanneer hij grondslag VG of PSY heeft. Een cliënt met grondslag SOM zal waarschijnlijk eerder aanspraak hebben op Persoonlijke Verzorging. De extramurale zorgbeelden bij de grondslagen zijn niet zo specifiek dat ze elkaar uitsluiten. Binnen sommige grondslagen komen bepaalde extramurale zorgfuncties niet of nauwelijks voor11. Daarnaast is er geen toekenning van één specifieke zorgfunctie per grondslag. Wel kunnen de extramurale zorgfuncties bij de meeste grondslagen zo worden gegroepeerd dat een voor de grondslag typerend patroon duidelijk wordt (zie Tabel 1.3.1). Tabel 1.3.1
Indeling van cliënten met aanspraak op extramurale zorg op basis van grondslag en functiecategorieën.
Grondslag SOM, PG, LG, ZG12
Functiecategorie
Functies in het indicatiebesluit
PV/VP
Persoonlijke Verzorging en/of Verpleging
SOM, PG, LG, ZG
BGI/BH(+PV/VP)
SOM, PG, LG, ZG
BGG/KVB(+PV/VP/BH/BGI)
PSY13
BGI (+PV/VP/BH/KVB)
PSY
BGG (+PV/VP/BH/KVB)
PSY
BGI+BGG(+PV/VP/BH/KVB)
VG14
BGI (+PV/VP)
11
Begeleiding Individueel en/of Behandeling, eventueel in combinatie met Persoonlijke Verzorging en/of Verpleging Begeleiding Groep en/of Kortdurend Verblijf, eventueel in combinatie met een of meer van de functies Persoonlijke Verzorging, Verpleging, Behandeling en/of Begeleiding Individueel Begeleiding Individueel, eventueel in combinatie met Persoonlijke Verzorging en/of Verpleging en/of Behandeling en/of Kortdurend Verblijf Begeleiding Groep, eventueel in combinatie met een of meer van de functies Persoonlijke Verzorging en/of Verpleging en/of Behandeling en/of Kortdurend Verblijf Begeleiding Individueel en Begeleiding Groep, eventueel in combinatie met een of meer van de functies Persoonlijke Verzorging en/of Verpleging en/of Behandeling en/of Kortdurend Verblijf Begeleiding Individueel, eventueel in combinatie met Persoonlijke Verzorging en/of Verpleging
Zo betreft de zorgfunctie BH voor de grondslag PSY geen AWBZ-aanspraak, maar wordt deze bekostigd uit de Zvw. Ook is er bij de grondslagen VG, PSY en ZG geen aanspraak op de functie Verpleging mogelijk.
12
Op basis van de grondslag ZG is er geen toegang tot de functie VP. Deze kan mogelijk wel op grond van een andere bijkomende grondslag zijn geïndiceerd. Vanaf 18 april 2011 is er bij de grondslag ZG geen indicatie meer nodig voor de functie BH.
13
Op basis van de grondslag PSY is er geen toegang tot de functies VP en BH. Deze functies kunnen mogelijk wel op grond van een andere bijkomende grondslag zijn geïndiceerd.
14
Op basis van de grondslag VG is er geen toegang tot de functie VP. Deze functie kan mogelijk wel op grond van een andere bijkomende grondslag zijn geïndiceerd.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 16
VG
BGG/BH (+PV/VP/BGI)
VG
KVB(+PV/VP/BH/BGI/BGG)
Begeleiding Groep en/of Behandeling, eventueel in combinatie met een of meer van de functies Persoonlijke Verzorging, Verpleging en/of Begeleiding Individueel Kortdurend Verblijf, eventueel in combinatie met een of meer van de functies Persoonlijke Verzorging, Verpleging, Behandeling, Begeleiding Individueel en/of Begeleiding Groep
Peildatum Zorg wordt geïndiceerd voor afgebakende periodes. Deze periodes kennen in beginsel een maximale duur van 15 jaar (voorheen 5 jaar) voor functies en zorgzwaartepakketten (ZZP’s). Een cliënt kan voor die tijdsperiode aanspraak maken op de geïndiceerde zorg. Als tussentijds een verandering in de situatie van de cliënt optreedt, kan een herindicatie worden aangevraagd en krijgt deze cliënt een nieuw indicatiebesluit. Het vorige besluit heeft dan niet de gehele geïndiceerde geldigheidsduur doorlopen, maar wordt beëindigd op het moment dat het nieuwe besluit ingaat. Zoals in Figuur 1.3.1 is af te lezen, kan een cliënt meerdere indicatiebesluiten hebben in de tijd, maar slechts één geldig besluit op één moment. De peilsystematiek toont dan de omvang van de geldige indicatiebesluiten van evenzoveel cliënten op bepaalde peildata. Figuur 1.3.1
Schematische weergave peilmethodiek op basis van twee voorbeelden:
Cliënt X had een geldig besluit voor Begeleiding Individueel, Verpleging en Persoonlijk Verzorging met elk een andere geldigheidstermijn.
Cliënt Y had in zijn eerste indicatiebesluit alleen aanspraak op de functie Persoonlijke Verzorging. In het eerste kwartaal 2012 heeft deze cliënt een herindicatie dat naast Persoonlijke Verzorging ook Verpleging bevat.
Peildatum:
1 jan ‘11
1 jan ’12
1 jan ‘13
1 jan ‘14 Begeleiding Individueel Verpleging
één besluit van cliënt X
Persoonlijke Verzorging
twee besluiten van cliënt Y
Resultaat van peiling:
1 besluit geldig 1 cliënt
2 besluiten geldig 2 cliënten
2 besluiten geldig 2 cliënten
1 besluit geldig 1 cliënt
Stroomdynamiek Een cliënt kan op een bepaald moment maar één geldige (intra- of extramurale) indicatie hebben. Wanneer het aantal indicatiebesluiten dat op een bepaalde datum geldig is (uitstaand recht) wordt ‘gepeild’ – wordt daarmee dus het aantal AWBZ-cliënten op dat moment gepeild. De stroomdynamiek van de AWBZ-cliëntenpopulatie kan in kaart gebracht worden gebracht door de verandering van uitstaand recht tussen twee peildata weer te geven. De eerste peildatum betreft de eerste datum van het stroomjaar waarover wordt gerapporteerd en de tweede peildatum betreft de eerste datum van het volgende jaar15 - bijvoorbeeld 1-1-2013 respectievelijk 1-1-2014 voor het jaar 2013. (Figuur 1.3.2).
15
Voor het bepalen van de intramurale instroom en uitstroom in 2013 is een correctie aangebracht voor de niet meer te indiceren ZZP’s VV09 en VV09a: zie Bijlage 2.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 17
Figuur 1.3.2
Stroomschema van indicaties tussen twee peildata
Peildatum 1
Peildatum 2 Instroom Doorstroom continu Doorstroom discontinu
Uitstroom
Voor een bepaalde periode c.q. jaar kan er sprake zijn van (intra- of extramurale) instroom, doorstroom of uitstroom van cliënten. Onder de instroom van cliënten in een bepaald jaar worden die cliënten gerekend die op de eerste peildatum geen en op de tweede peildatum wel een geldige indicatie hebben voor AWBZ-zorg. Onder de doorstroom van cliënten in een bepaald jaar worden die cliënten gerekend die op beide peildata een geldige indicatie hebben voor AWBZ-zorg16. Onder uitstroom van cliënten uit een bepaald jaar vallen die cliënten die op de eerste peildatum wel aanspraak hebben op AWBZ-zorg, maar op de tweede peildatum niet meer. Cliënten die tussen twee peildata instromen en ook weer uitstromen (de tussenstroom), blijven buiten beschouwing. De begrippen in-, door- en uitstroom hebben steeds betrekking op een bepaald jaar. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat een cliënt in 2010 instroomt, in 2011 doorstroomt en in 2012 uitstroomt. Er kan een onderscheid tussen intramurale en extramurale in-, door- en uitstroom worden gemaakt. Een cliënt die bijvoorbeeld in 2010 de overstap maakt van een extramurale naar intramurale indicatie stroomt in dat jaar extramuraal uit en intramuraal in. Dit hoofdstuk toont stroomschema’s waarin de aantallen in-, door en uitstromende cliënten met aanspraak op AWBZ-zorg voor de periode 2010-2013 met elkaar worden vergeleken. Na de presentatie van het stroomschema voor totale AWBZ-aanspraak, volgen de schema’s voor extramurale en intramurale stroomdynamiek afzonderlijk. Hierbij worden de vijf peildata van de periode 2010-2013 gebruikt, namelijk 1 januari van respectievelijk 2010, 2011, 2012, 2013 en 2014. Zorgzwaarte Zorgzwaarte is een gecombineerde maat voor de geïndiceerde zorgomvang per week en de zwaarte van de geïndiceerde zorgsoort. De zorgzwaarte kan toenemen door een toename van de zorgomvang, maar ook door een verzwaring van de zorgsoort. (De verschillende extramurale functies en alle ZZP’s zijn verschillende zorgsoorten). De functie Verpleging is bijvoorbeeld een zwaardere zorgsoort dan de functie Persoonlijke Verzorging. Als maat voor de zwaarte van de zorgsoort geldt het zorgtarief dat door de NZa wordt vastgesteld: hoe hoger dit zorgtarief, hoe zwaarder de zorgsoort. De zorgzwaarte wordt dan berekend aan de hand van het product van de geïndiceerde zorgomvang en het NZa-zorgtarief van de geïndiceerde zorgsoorten. Door de op een peildatum geldige indicaties van cliënten met verschillende zorgomvang en verschillende zorgsoorten uit te drukken in hun zorgzwaarte, kunnen zij met elkaar vergeleken worden en kunnen hun zorgzwaartes worden opgeteld. Door op elke peildatum uit te
16
Doorstroom kan worden onderscheiden in continue en discontinue doorstroom. Indien het op beide peildata dezelfde indicatie betreft, is er sprake van continue doorstroom; bij een tussentijdse herindicatie, spreken we van discontinue doorstroom. In deze trendrapportage wordt dit onderscheid niet gemaakt aangezien we bij het bepalen van de doorstroom niet naar tussenliggende herindicaties kijken.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 18
gaan van de NZa-tarieven 2011 is een vergelijking tussen de peildata mogelijk. Veranderingen in zorgzwaarte die we in deze rapportage presenteren zijn dus exclusief tariefstijgingen. In deze trendrapportage rapporteren we over de totale zorgzwaarte van een bepaalde groep cliënten en de gemiddelde zorgzwaarte van deze cliënten. De totale zorgzwaarte van een cliëntenpopulatie is de som van de individuele zorgzwaartes van deze cliënten. Een toename van de totale zorgzwaarte van een cliëntenpopulatie kan worden veroorzaakt door een toename van het aantal cliënten, maar ook door de toename van de gemiddelde zorgzwaarte van deze cliënten. Dit laatste betekent dat cliënten gemiddeld zwaardere zorg geïndiceerd hebben gekregen. Om de totale zorgzwaarte van een cliëntenpopulatie en hun gemiddelde zorgzwaarte weer te geven, is voor beide een zorgzwaarte-index ontwikkeld. Die laat per peildatum zien wat de relatieve verandering hiervan is, afgezet tegen een ijkpunt dat de waarde 100 heeft. (De wijze waarop de zorgzwaarte-index is berekend, wordt uitgelegd in bijlage 1). Alle verschuivingen ten opzichte van dit vaste ijkpunt kunnen in procenten worden uitgedrukt. Bijvoorbeeld een toename van het indexcijfer van 100 naar 125 betreft een toename van 25%. Een verandering van het ene groeipercentage ten opzichte van het andere groeipercentage moet echter worden uitgedrukt in procentpunten (bijvoorbeeld: een toename van de groei van 2% naar 3% betreft een toename van de groei van 1 procentpunt). Dit geldt ook voor verschuivingen tussen indexcijfers onderling, indien het geen verandering ten opzichte van het ijkpunt betreft. Bijvoorbeeld: een verandering van indexcijfer 125 naar 150 wordt benoemd als een toename van 25 procentpunt. 1.4
Leeswijzer
In de Trendrapportage 2013 staan de grote lijnen centraal. Dit betekent dat gerapporteerd wordt over een periode van vier jaar aan de hand van vijf peildata: 1 januari van respectievelijk 2010, 2011, 2012, 2013 en 2014. In hoofdstuk 2 wordt gerapporteerd over de gehele AWBZ-cliëntenpopulatie. De ontwikkeling van omvang en groei van deze populatie wordt zowel in zijn geheel beschreven (Paragraaf 2.1) als uitgesplitst naar extramurale en intramurale zorgaanspraak (Paragraaf 2.2). Vervolgens wordt per gemeente het aandeel AWBZ-cliënten (als percentage van de totale bevolking) op 1 januari 2010 grafisch weergegeven, alsmede in welke mate per gemeente dit aandeel op 1 januari 2014 is toeof afgenomen (Paragraaf 2.3). Aansluitend wordt de stroomdynamiek van de AWBZcliëntenpopulatie inzichtelijk gemaakt aan de hand van het aantal in-, door- en uitstromende cliënten in de verschillende jaren (Paragraaf 2.4). Verder wordt de ontwikkeling van de totale zorgzwaarte van alle (extramurale of intramurale) cliënten en hun gemiddelde zorgzwaarte weergegeven aan de hand van een index (Paragraaf 2.5). Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van de ontwikkelingen in aantal cliënten, stroomdynamiek en totale zorgzwaarte per grondslag in onderlinge verhouding. In hoofdstuk 4 tot en met 8 wordt hier per grondslag dieper op ingegaan. Voor elke grondslag wordt de ontwikkeling van de omvang van de cliëntenpopulatie beschreven, uitgesplitst naar extramuraal en intramuraal, naar zorgfunctiecategorie respectievelijk zorgzwaartepakket en naar leeftijdscategorieën. Vervolgens wordt voor elke grondslag de stroomdynamiek van de AWBZcliëntenpopulatie inzichtelijk gemaakt aan de hand van het aantal in-, door- en uitstromende cliënten in de verschillende jaren. Tot slot wordt voor elke grondslag de ontwikkeling van de totale zorgzwaarte van de extramurale en intramurale cliëntenpopulatie en hun gemiddelde zorgzwaarte weergegeven. In hoofdstuk 4 wordt bovendien de daling van intramurale somatische cliënten onder de loep genomen en wordt de groei van het aantal cliënten van 70 jaar en ouder met grondslag SOM of PG gerelateerd aan de vergrijzing in de samenleving.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 19
2 De AWBZ-cliëntenpopulatie In dit hoofdstuk wordt allereerst de ontwikkeling in omvang van de AWBZ-cliëntenpopulatie beschreven, voor zowel totale AWBZ-cliëntenpopulatie als voor de extramurale en intramurale AWBZ-cliëntenpopulaties afzonderlijk. Vervolgens wordt per gemeente het aandeel AWBZ-cliënten (als percentage van de totale bevolking) op 1 januari 2010 grafisch weergegeven, alsmede in welke mate per gemeente dit aandeel op 1 januari 2014 is toe- of afgenomen. Aansluitend wordt de stroomdynamiek van de (extramurale of intramurale) AWBZ-cliëntenpopulatie inzichtelijk gemaakt aan de hand van het aantal in-, door- en uitstromende cliënten in de verschillende jaren. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met de index van de totale zorgzwaarte van alle (extramurale of intramurale) cliënten en hun gemiddelde zorgzwaarte. 2.1
Totale omvang
Op 1 januari 2014 telt de AWBZ-cliëntenpopulatie 797.260 cliënten. Figuur 2.1.1 laat de jaarlijkse groei van deze populatie zien in de periode 2010-201317. De lijn in de figuur schetst de trend van deze ontwikkeling. De cliëntenpopulatie in 2012 en 2013 groeit minder hard dan in 2010 en 2011 en de groei in 2013 is sterker dan in 2012 (Figuur 2.1.2). De cliëntenpopulatie stijgt over de gehele periode 2010-2013 met 13,1%. De stijging van de AWBZ-populatie in periode 2010-2013 met 13,1% is aanmerkelijk sterker dan de stijging van de totale bevolking18 met 1,5%. Omdat de ouderenzorg qua omvang de kern uitmaakt van de AWBZ, is het relevant om daarnaast de stijging van de AWBZ-populatie te vergelijken met de ontwikkeling van het aantal 70-plussers. De groep 70-plussers maakt gedurende de periode 2010-2013 11% van de totale bevolking uit. Binnen de AWBZ-populatie schommelt het aandeel 70-plussers tussen 53% en 55%. Figuur 2.1.1
De omvang van de totale AWBZ-cliëntenpopulatie op verschillende peildata.
900.000 800.000 705.205
742.930
775.290
782.725
797.260
1-1-2012
1-1-2013
1-1-2014
700.000 600.000 500.000 400.000 300.000 200.000 100.000 0 1-1-2010
1-1-2011
17
In deze rapportage wordt meerdere malen gerefereerd aan de ontwikkelingen in de periode 2010-2013. Voor alle duidelijkheid: het gaat hier om de ontwikkeling in de periode tussen peildatum 1 januari 2010 en 1 peildatum 1 januari 2014.
18
Het totale aantal van de bevolking is voor 1-1-2014 gebaseerd op voorlopige CBS-cijfers.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 20
Figuur 2.1.2
De jaar-op-jaar groei van de totale AWBZ-cliëntenpopulatie in de periode 2010-2013. 1 9 ,7 %
25%
2013
-5%
0 ,6 %
2012
7 ,6 % 9 ,7 %
2011
0 ,0 %
2010
1 ,9 % 0 ,3 % 1 ,8 % 2 ,7 % 1 ,9 %
0%
1 ,0 % 0 ,3 % -0 ,6 % 2 ,2 % 2 ,7 % 0 ,1 %
5%
4 ,4 % 0 ,4 % 3 ,2 % 2 ,1 % 5 ,7 % 0 ,2 %
10%
5 ,3 % 0 ,5 % 3 ,0 % 2 ,4 % 8 ,3 % 0 ,3 %
15%
1 ,5 %
1 3 ,1 %
20%
Periode 2010-2013
groei totale AWBZ-populatie
Groei totale NL bevolking
Groei AWBZ- populatie 70+
Groei totale NL bevolking 70+
Groei AWBZ- populatie <70 jr
Groei totale NL bevolking <70jr
De AWBZ-populatie stijgt in de periode 2010-2013 sterker dan de totale bevolking (13,1% versus 1,5%). Als we ons beperken tot de AWBZ-populatie van 70-plussers zien we dat hun aantal juist minder snel stijgt dan het totaal aantal 70-plussers (7,6% versus 9,7%). De groei van de AWBZpopulatie van 70-plussers is dus minder sterk dan op grond van de totale bevolkingsgroei van 70plussers verwacht mag worden. De AWBZ-populatie jonger dan 70 jaar stijgt juist veel sneller dan de bevolking jonger dan 70 jaar (19,7% versus 0,6%). De groei van de AWBZ-populatie van 70 jaar en jonger is dus aanzienlijk sterker dan op grond de totale bevolkingsgroei in deze leeftijdscategorie verwacht mag worden (Figuur 2.1.2). 2.2
Extramurale en intramurale omvang
Veel beleid is er op gericht om cliënten zolang mogelijk zelfstandig te laten functioneren binnen de eigen leefomgeving en zolang mogelijk buiten de intramurale zorg te houden. Dit is ook de doelstelling van het extramuraliseringsbeleid dat sinds 1 januari 2013 is ingezet: nieuwe intramurale cliënten kunnen sinds 1 januari 2013 geen aanspraak meer maken op de ‘lage’ ZZP’s VV01 en VV02. Voor de ‘lage’ ZZP’s GGZ of VG geldt dit voor nieuwe intramurale cliënten vanaf 23 jaar. De ontwikkeling van het aantal extramurale en intramurale cliënten gaat tot en met 2011 grotendeels gelijk op. Vanaf 2012 daalt echter het aantal intramurale cliënten terwijl het aantal extramurale cliënten blijft stijgen (Figuur 2.2.1 en 2.2.2). Over de gehele periode 2010-2013 stijgt het aantal extramurale cliënten met 19%. Deze stijging is ruim drie keer zo sterk als de stijging van het aantal intramurale cliënten met 5,7%. De daling van het aantal intramurale cliënten op 1 januari 2013 ten opzichte van 1 januari 2012 wordt voor een groot deel verklaard doordat vanaf 1 januari 2013 de ZZP’s VV09 en VV09a niet langer meer recht geven op AWBZ-zorg. ( Cliënten die aanspraak maakten op een vorm van revalidatiezorg, kregen tot 2012 een ZZP VV09. Per 1 januari 2012 wordt in de indicatiestelling onderscheid gemaakt tussen VV09a (Geriatrische revalidatiezorg) en VV09b (Herstelgerichte behandeling). Indicaties voor een ZZP VV09 bleven geldig gedurende 2012. Vanaf 1 januari 2013 is de zorg die onder ZZP VV09a viel niet langer AWBZ-zorg, maar zorg die vergoed wordt vanuit de Zvw. Vanaf die datum zijn besluiten met een ZZP VV09 of VV09a ambtshalve komen te vervallen.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 21
Figuur 2.2.1
De omvang van de AWBZ-cliëntenpopulatie met aanspraak op intramurale en extramurale zorg op verschillende peildata.
500.000
462.795 450.000
428.980
442.755
411.100 400.000
388.885
350.000
316.315
331.830
339.970
346.310
334.465
300.000 250.000 200.000 150.000 100.000 50.000 0
1-1-2010
1-1-2011 extramuraal
Figuur 2.2.2
1-1-2012
1-1-2013
1-1-2014
intramuraal
De jaar-op-jaar groei van de AWBZ-cliëntenpopulatie met aanspraak op intramurale en extramurale zorg in de periode 2010-2013.
25% 20% 15% 10% 5%
0% -5%
extramuraal
2.3
intramuraal
Geografische spreiding
In de voorgaande paragraaf is de toe- en afname van het aantal AWBZ-cliënten geschetst voor heel Nederland. In deze paragraaf schetsen we een beeld van de geografische verschillen in de (ontwikkeling in) aanspraak op AWBZ-zorg binnen Nederland.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 22
Figuur 2.3.1
Het aandeel cliënten met aanspraak op AWBZ-zorg (ten opzichte van de totale bevolking, per gemeente) op 1 januari 2014 (links in blauw) en de ontwikkeling van dit aandeel ten opzichte van 1 januari 2010 (rechts in rood). Bron: CIZ, bewerkt door het RIVM.19
In Figuur 2.3.1 worden twee kaartjes getoond. In het linker kaartje (blauw) wordt per gemeente het relatieve aantal cliënten met aanspraak op AWBZ-zorg weergegeven als percentage van de totale bevolking op 1 januari 2014. Zichtbaar is bijvoorbeeld, dat in het Noordoosten van Nederland verhoudingsgewijs meer mensen aanspraak hebben op AWBZ-zorg. In het rechterkaartje (rood) is per gemeente de percentuele toe- en afname van het aantal AWBZcliënten te zien, gecorrigeerd voor de groei of afname van de totale bevolking op 1 januari 2014 ten opzichte van 1 januari 2010. Hier is zichtbaar dat in de periode 2010-2013 op een klein aantal plaatsen (die blauw zijn gekleurd) een afname van AWBZ-cliënten optreedt. Het grootste deel van Nederland laat een groei in het aantal cliënten zien. Enkele gemeenten, zoals in Flevoland en in het Noordoosten van Nederland, laten een sterke groei van meer dan 18% zien. Factoren als regionale verschillen in leeftijd en in sociaal economische status kunnen in de spreiding van de AWBZ-cliëntenpopulatie een rol spelen, evenals de plaatsing van zorginstellingen. 2.4
Stroomdynamiek van totale AWBZ-aanspraak
Zoals we reeds hebben gezien, stijgt elk jaar het aantal cliënten met aanspraak op zorg in de periode 2010-2013. Deze jaarlijkse toename is te herleiden tot het feit, dat in ieder jaar meer cliënten instromen dan uitstromen20. De uitstroom is in de periode 2010-2013 per jaar respectievelijk 79%, 81%, 95% en 90% van de instroom. De meeste cliënten stromen door in de periode 2010-2013, dat wil zeggen dat zij van peilmoment op peilmoment aanspraak blijven maken op AWBZ-zorg. Figuur 2.4.1 toont hoeveel cliënten ieder jaar in-, door- en uitstromen. In 2013 bijvoorbeeld is de instroom 142.515 cliënten, de doorstroom 654.745 cliënten en de uitstroom 127.980 cliënten.
19
Zie ook: www.zorgatlas.nl.
20
De instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten in een jaar wordt volgens de gangbare CIZ-systematiek bepaald aan de hand van twee peildata: de eerste peildatum betreft de eerste datum van het stroomjaar waarover wordt gerapporteerd; de tweede peildatum betreft de eerste datum van het volgende jaar (bijvoorbeeld 1-1-2012 respectievelijk 1-1-2013 voor 2012). Doordat besluiten met ZZP VV09 of VV09a ambtshalve per 1 januari 2013 zijn komen te vervallen, kan voor de jaren 2012 en 2013 een vertekening van de instroom, doorstroom en uitstroom ontstaan. In Bijlage 3 wordt hier dieper op ingegaan.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 23
Figuur 2.4.1
De totale instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten.
Totaal 1-1-2012: 775.290
Totaal Totaal 1-1-2011: Uitstroom 1-1-2010: 742.930 705.205
Totaal 1-1-2014: 797.260
Totaal 1-1-2013: 782.725
166.120 Instroom
144.260 Instroom
142.515 Instroom
567.030 Doorstroom
609.170 Doorstroom
638.465 Doorstroom
Doorstroom
-138.175 Uitstroom
-133.765 Uitstroom
-136.825 Uitstroom
-127.980 Uitstroom
2010
2011
2012
2013
175.905 Instroom
654.745
De afzwakkende groei van de cliëntenpopulatie gedurende de periode 2010-2012 is te herleiden tot een afnemende instroom bij een relatief stabiele uitstroom. De weer aantrekkende groei van de cliëntenpopulatie in 2013 is te herleiden tot een minder sterk afnemende groei van de instroom in combinatie met een lagere uitstroom. De dynamiek neemt af doordat verhoudingsgewijs meer cliënten in de AWBZ blijven (doorstromen) en minder cliënten instromen en uitstromen. Het aandeel van de instroom neemt in de periode met 2010-2013 af van 20% naar 15%, terwijl het aandeel van de doorstroom toeneemt van 64% naar 71%. Tegelijkertijd daalt het aandeel van de uitstroom van 16% naar 14%. De dynamiek van de extramurale cliëntenpopulatie is groter dan van de intramurale cliëntenpopulatie (Figuren 2.4.2 en 2.4.3). De extramurale in- en uitstroom is naar verhouding groter dan de intramurale in- en uitstroom en de doorstroom is extramuraal naar verhouding kleiner dan intramuraal. Tabel 2.4.1 laat zien welk deel uitstroomt wegens overlijden en welk deel (tijdelijk) uitstroomt uit de AWBZ-zorg om een andere reden dan overlijden. Dit kan bijvoorbeeld kortdurende ZZP’s VV zijn, of extramurale zorg voor wondverzorging. In de periode 2010-2013 groeit het percentage cliënten dat uitstroomt vanwege overlijden van 52% in 2010 naar 61% in 2013. Tabel 2.4.1 Specificatie van de uitstroom van cliënten in de periode 2010-2013. Uitstroom geen besluit meer
2010 65.775 (48%) 72.400 (52%) 138.175 (100%)
overleden Totaal
2011 60.185 (45%) 73.575 (55%) 133.765 (100%)
2012 58.330 (43%) 78.490 (57%) 136.825 (100%)
2013 50.130 (39%) 77.850 (61%) 127.980 (100%)
Extramurale stroomdynamiek Omdat in de periode 2010-2013 ieder jaar meer cliënten extramuraal in- dan uitstromen, is het aantal cliënten met aanspraak op extramurale zorg in deze periode steeds gestegen (Figuur 2.4.2). De extramurale uitstroom ligt in de periode 2010-2013 per jaar op respectievelijk 84%, 86%, 89% en 84% van de extramurale instroom. De aanspraak op extramurale zorg bestaat elk jaar voor het grootste deel uit doorstroom.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 24
Figuur 2.4.2
De extramurale instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten.
Doorstroom
Totaal 1-1-2010: 388.885
Uitstroom
Totaal 1-1-2012: 428.980
Totaal 1-1-2011: 411.100
131.960 Instroom
140.060 Instroom
Totaal 1-1-2014: 462.795
Totaal 1-1-2013: 442.755
122.955 Instroom
122.710 Instroom
271.045 Doorstroom
297.020 Doorstroom
319.795 Doorstroom
340.085 Doorstroom
Uitstroom -117.845
Uitstroom -114.085
Uitstroom -109.180
Uitstroom -102.670
2010
2011
2012
2013
De dynamiek van de extramurale cliëntenpopulatie neemt af doordat verhoudingsgewijs meer extramurale cliënten in de AWBZ blijven (doorstromen), en minder cliënten instromen en uitstromen. Het aandeel van de instroom neemt in de periode met 2010-2013 af van 27% naar 22%, terwijl het aandeel van de doorstroom toeneemt van 51% naar 60%. Tegelijkertijd daalt het aandeel van de uitstroom van 22% naar 18%. Van de cliënten die extramuraal instromen in de periode 2010-2013 had respectievelijk 95%, 94%, 93% en 96% op de voorafgaande peildatum geen geldig besluit. Het resterende deel (respectievelijk 5%, 6%, 7% en 4%) had op de voorafgaande peildatum aanspraak op intramurale zorg. Over de gehele periode 2010-2013 had 94% op de voorafgaande peildatum geen geldig besluit en had 6% op de voorafgaande peildatum recht op intramurale zorg. Over de gehele periode 2010-2013 krijgt gemiddeld 29% van de extramurale uitstromers een intramurale indicatie, heeft 45% op de volgende peildatum geen geldig besluit meer en stroomt 26% uit vanwege overlijden. Dit laatste percentage stijgt in de periode 2010-2013 van 24% naar 30%. Tabel 2.4.2 geeft per jaar weer welk percentage van extramuraal uitstromende cliënten op de volgende peildatum een intramuraal besluit heeft, (tijdelijk) geen AWBZ-indicatie meer heeft, of is overleden. Zo is te zien dat van de cliënten die in 2013 uitstromen 43% op 1 januari 2014 (tijdelijk) geen AWBZ-indicatie meer heeft, 27% een intramuraal besluit heeft en 30% is overleden. Tabel 2.4.2 Specificatie van de extramurale uitstroom in de periode 2010-2013.
Uitstroom naar intramuraal geen besluit meer door overlijden Totaal
2010 33.265 (28%) 56.785 (48%) 27.795 (24%) 117.845 (100%)
2011 35.455 (31%) 50.385 (44%) 28.245 (25%) 114.085 (100%)
2012 32.925 (30%) 46.345 (42%) 29.915 (27%) 109.180 (100%)
2013 27.595 (27%) 44.085 (43%) 30.990 (30%) 102.670 (100%)
Intramurale stroomdynamiek De stijgende trend in het aantal cliënten met aanspraak op intramurale zorg wordt in 2012 omgezet in een dalende trend. De intramurale uitstroom ligt in de periode 2010-2013 jaarlijks op
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 25
respectievelijk 80%, 81%, 110% en 111% van de intramurale instroom. Er stromen in 2010, 2011 dus meer cliënten in dan er uitstromen. In 2012 en 2013 stromen daarentegen meer cliënten uit dan er instromen. De aanspraak op intramurale zorg in de periode 2010-2013 bestaat - net als de aanspraak op extramurale zorg - voor het grootste deel uit doorstroom (Figuur 2.4.3). De dynamiek van de intramurale cliëntenpopulatie neemt af doordat verhoudingsgewijs meer intramurale cliënten doorstromen en minder cliënten in- en uitstromen. Het aandeel van de instroom neemt in de periode met 2010-2013 af van 19% naar 13%, terwijl het aandeel van de doorstroom toeneemt van 65% naar 72%. Tegelijkertijd daalt het aandeel van de uitstroom van 16% naar 15%. Opmerkelijk is dat het aantal intramuraal instromende cliënten in 2012 en 2013 met respectievelijk 19% en 18% daalt ten opzichte van het jaar daarvoor. De daling in 2012 met 19% is te herleiden tot het feit dat vanaf 1-1-2013 besluiten met een ZZP VV09 of VV09a ambtshalve zijn komen te vervallen en de daling van 18% in 2013 is te herleiden tot het extramuraliseringsbeleid. Indien de correctie voor VV09 en VV09a voor peildatum 1 januari 2013 niet wordt toegepast (zie bijlage 3) daalt het aantal instromende intramurale cliënten in 2012 en 2013 met respectievelijk 1% en 36% ten opzichte van het jaar daarvoor. In beide gevallen is de totale daling van de instroom in de periode 2012-2013 37%. Van de intramuraal instromende cliënten neemt in de periode 2010-2013 het aandeel dat instroomt vanuit een extramurale indicatie toe, van 43% naar 53% (Tabel 2.4.3). Daardoor neemt logischerwijs het aandeel instromende cliënten dat op de eerste peildatum geen besluit had af, van 57% naar 47%. Ook in absolute zin neemt dit aantal flink af (47%). De gebruikte peilmethodiek op basis van een tussenperiode van een jaar tussen twee peildata is echter te grofmazig om te bepalen of dit inderdaad directe intramurale instroom betreft. Daarom hebben we hier de peilmethodiek verfijnd door ook de drie tussenliggende data 1 april, 1 juli en 1 oktober als peildatum voor de herkomst van de intramurale instroom te gebruiken. Figuur 2.4.3
De intramurale instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten.
Doorstroom Uitstroom
Totaal 1-1-2010: 316.315
Totaal 1-1-2012: 346.310
Totaal 1-1-2011: 331.830
Totaal 1-1-2013: 339.970
Totaal 1-1-2014: 334.465
77.485 Instroom
62.960 Instroom
51.910 Instroom
255.305 Doorstroom
268.825 Doorstroom
277.010 Doorstroom
282.555 Doorstroom
-61.010 Uitstroom
-63.005 Uitstroom
-69.300 Uitstroom
-57.415 Uitstroom
2012
2013
76.525 Instroom
2010
2011
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 26
Tabel 2.4.3
Specificatie van de herkomst van de intramurale instroom in de periode 2010-2013
Herkomst intramurale instroom Extramurale indicatie op 1 jan Extramurale indicatie op 1 apr, 1 jul of 1 okt Subtotaal Directe intramurale instroom Totale intramurale instroom
2010
2011
2012
2013
33.265 (43%) 7.430 (10%) 40.695 (53%) 35.830 (47%) 76.525 (100%)
35.455 (46%) 7.835 (10%) 43.290 (56%) 34.195 (44%) 77.485 (100%)
32.925 (52%) 5.865 (9%) 38.790 (62%) 24.170 (38%) 62.690 (100%)
27.595 (53%) 5.200 (10%) 32.790 (63%) 19.110 (37%) 51.910 (100%)
Op basis van deze verfijnde methodiek blijkt, dat respectievelijk 47%, 44%, 38% en 37% van de intramuraal instromende cliënten direct intramuraal instroomt, d.w.z. zonder voorafgaande extramurale indicatie op één van de vier voorgaande peildata (Tabel 2.4.3).21 Respectievelijk 10%, 10%, 9% en 10% van de intramuraal instromende cliënten had weliswaar geen geldige extramurale indicatie op 1 januari van het stroomjaar maar wel op 1 april, 1 juli en/of 1 oktober van het stroomjaar. Van de cliënten die direct intramuraal instromen gaat het in 2010 en 2011 bij respectievelijk 23% en 32% van de gevallen om directe intramurale instroom in VV09 (revalidatie) (Figuur 2.4.4). In 2012 en 2013 gaat het in nog maar 2% respectievelijk 1% om directe intramurale instroom in VV09a of VV09b. (In 2013 kan alleen nog maar herstelgerichte behandeling (VV09b) geïndiceerd worden).22 Figuur 2.4.4
2013
13%
2012
13%
2011
11%
2010
Specificatie van de directe intramurale instroom.
15%
14%
15%
9%
13%
-
5%
14%
10%
9%
7%
8%
8%
5.000
VV01/02
VV03
4%1% 8% 2%
8%
VV05
9%
4% 4% 2% 9% 3%
2% 2%
15.000
VV06
19.110
17%
7%
24.170
32%
3% 3%
10.000
VV04
16%
VV07/08/10
6%
23%
9%
20.000
25.000
VV09/09a/09b
3%
4%
VG01-VG08
12%
6%
12%
9%
30.000
GGZ-B
34.195
35.830
35.000
GGZ-C
40.000
Overige ZZP's
Verder gaat het in de periode 2010-2013 in respectievelijk 12%, 12%, 18% en 16% van de gevallen om directe intramurale instroom in een indicatie voor GGZ-C (Beschermde leefomgeving). Ook gaat het in relatief veel gevallen om de directe intramurale instroom in VV03, VV04 en VV05. De directe intramurale instroom betreft waarschijnlijk veelal cliënten van wie de mantelzorg plotseling is uitgevallen, die rechtstreeks vanuit een opname in de Zvw instromen in een ZZP
21
Het is natuurlijk theoretisch ook mogelijk dat iemand een extramurale indicatie had met een geldigheidstermijn die tussen twee peildata ligt. We nemen echter aan dat het hier dan om een verwaarloosbaar klein aantal gaat.
22
De instroom wordt bepaald over een volledig stroomjaar, begrensd door twee peildata van 1 januari (zie paragraaf 1.3). Het is dus bijvoorbeeld mogelijk dat een cliënt die op basis van dit stroomschema instroomt in VV09a, eigenlijk op een tussenliggende peildatum al eerder intramuraal instroomt in een andere intramurale indicatie. Op basis van het gekozen stroomschema blijft dit echter buiten beeld.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 27
(vanuit het ziekenhuis of revalidatiecentrum), of die eerder zorg ontvingen vanuit Bureau Jeugdzorg (AWBZ-zorg of jeugdhulpverlening). Tabel 2.4.4 toont voor elk jaar het percentage van de intramuraal uitstromende cliënten dat uitstroomt naar een extramurale AWBZ-aanspraak, (tijdelijk) geen AWBZ-aanspraak meer heeft of is overleden. Onder meer is zien dat van de cliënten die in 2013 uitstromen 82% is overleden. Verder heeft op 1 januari 2014 11% van hen (tijdelijk) geen AWBZ-indicatie meer en 8% een extramurale indicatie. Tabel 2.4.4
Specificatie van de intramurale uitstroom in de periode 2010-2013
Intramurale uitstroom naar extramuraal geen AWBZaanspraak meer door overlijden Totaal
2.5
2010
2011
2012
2013
7.415 (12%) 8.990 (15%) 44.605 (73%) 61.010 (100%)
7.870 (12%) 9.805 (16%) 44.335 (72%) 63.005 (100%)
8.730 (13%) 11.990 (17%) 48.580 (70%) 63.300 (100%)
4.510 (8%) 6.045 (11%) 46.860 (82%) 57.415 (100%)
Zorgzwaarte
In deze Trendrapportage rapporteren we over de totale zorgzwaarte van een cliëntenpopulatie en de gemiddelde zorgzwaarte van deze cliënten. De totale zorgzwaarte van een cliëntenpopulatie is de som van de individuele zorgzwaarte van deze cliënten. Een toename van de totale zorgzwaarte van een cliëntenpopulatie kan worden veroorzaakt door een toename van het aantal cliënten, maar ook door de toename van de gemiddelde zorgzwaarte van deze cliënten. Dit laatste betekent, dat cliënten gemiddeld zwaardere zorg geïndiceerd hebben gekregen. De verandering van de totale en gemiddelde zorgzwaarte kan worden uitgedrukt met behulp van de zorgzwaarte-index die het CIZ heeft ontwikkeld. Deze index laat per peildatum zien wat de relatieve verandering is van de totale of gemiddelde zorgzwaarte ten opzichte van een ijkpunt, in dit geval 1 januari 2010. In deze paragraaf wordt eerst de totale zorgzwaarte berekend; eerst voor de totale cliëntenpopulatie en vervolgens apart voor de intramurale en extramurale cliëntenpopulatie. Vervolgens wordt de gemiddelde zorgzwaarte berekend voor de totale cliëntenpopulatie; ook hier eerst voor de totale cliëntenpopulatie en vervolgens apart voor de intramurale en extramurale cliëntenpopulatie. Zorgzwaarte van de cliëntenpopulatie In de periode 2010-2013 stijgt de totale zorgzwaarte met 20% (Figuur 2.5.1). De stijging van de totale zorgzwaarte is het grootst in 2010 en 2011, met respectievelijk acht en negen procentpunten. In 2012 is er geen sprake van een stijging, maar in 2013 stijgt de totale zorgzwaarte weer met drie procentpunten ten opzichte van het jaar daarvoor. De groei van de totale zorgzwaarte in de periode 2010-2013 komt voor rekening van zowel de groei van de totale extramurale als van de totale intramurale zorgzwaarte (Figuur 2.5.2 en 2.5.3). De totale extramurale zorgzwaarte stijgt fors in 2010 en 2011 met acht procentpunten per jaar. In 2012 zwakt deze groei af en neemt de totale extramurale zorgzwaarte ‘slechts’ met drie procentpunten toe. In 2013 zet de groei weer in en is sprake van een groei van acht procentpunten ten opzichte van het voorafgaande jaar. De totale intramurale zorgzwaarte stijgt in de periode 2010–2013 minder snel dan de totale extramurale zorgzwaarte (17% versus 27%). Net als het totaal aantal intramurale cliënten, groeit in 2010 en 2011 de totale intramurale zorgzwaarte het snelst met respectievelijk zeven en tien procentpunten. In 2012 is daarentegen sprake van een lichte daling van één procentpunt, gevolgd door een stijging van één procentpunt in 2013.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 28
Figuur 2.5.1
Geïndexeerde totale zorgzwaarte van de gehele cliëntenpopulatie per peildatum (ijkpunt 1 januari 2010).
130 125 120 120
117
117
115 110
108
105 100 100 95
Figuur 2.5.2
1-1-2010
1-1-2011
1-1-2012 peildatum
1-1-2013
1-1-2014
Geïndexeerde totale zorgzwaarte van de extramurale cliëntenpopulatie per peildatum (ijkpunt 1 januari 2010).
130
127
125 119
120
116
115 108
110 105
100
100 95
1-1-2010
1-1-2011
1-1-2012
1-1-2013
1-1-2014
peildatum
Figuur 2.5.3
Geïndexeerde totale zorgzwaarte van de intramurale cliëntenpopulatie per peildatum (ijkpunt 1 januari 2010).
130 125 120
117
117 116
115 110
107
105 100 95
100
1-1-2010
1-1-2011
1-1-2012 peildatum
1-1-2013
1-1-2014
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 29
Gemiddelde zorgzwaarte De totale zorgzwaarte van de gehele (extramurale en intramurale) cliëntenpopulatie zoals hierboven gepresenteerd, is de optelsom van de zorgzwaarte van alle individuele cliënten samen. Oftewel: de totale zorgzwaarte van de cliëntenpopulatie is het product van het aantal cliënten en hun gemiddelde zorgzwaarte. De toename van de totale zorgzwaarte van de cliëntenpopulatie in de periode 2010–2013 met 20% kan vooral verklaard worden door de toename van het aantal cliënten met 13% (zie paragraaf 2.2), maar daarnaast ook door de toename van de gemiddelde zorgzwaarte van deze cliënten met 5% (Figuur 2.5.4). Figuur 2.5.4
Geïndexeerde gemiddelde zorgzwaarte van de gehele cliëntenpopulatie per peildatum (ijkpunt 1 januari 2010).
115
110
105
105
104
1-1-2012
1-1-2013
105
101 100 100
95
1-1-2010
1-1-2011
1-1-2014
peildatum
De toename van de totale zorgzwaarte van de extramurale cliëntenpopulatie in de periode 2010– 2013 met 27% kan vooral verklaard worden door de toename van het aantal extramurale cliënten met 19% (zie paragraaf 2.2). Maar daarnaast ook door de toename van hun gemiddelde zorgzwaarte met 4%. Deze stijgt langzaam gedurende de gehele periode 2010-2013, met uitzondering van 2012 (Figuur 2.5.5). Figuur 2.5.5
Geïndexeerde gemiddelde zorgzwaarte van de extramurale cliëntenpopulatie per peildatum (ijkpunt 1 januari 2010).
115
110
104
105 101
102
102
100 100
95
1-1-2010
1-1-2011
1-1-2012 peildatum
1-1-2013
1-1-2014
De toename van de totale zorgzwaarte van de intramurale cliëntenpopulatie in de periode 2010– 2013 met 17% kan vooral verklaard worden door de toename van de gemiddelde zorgzwaarte van
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 30
deze cliënten met 11% (Figuur 2.5.6). Maar daarnaast ook door de toename van het aantal cliënten met 5,7% (zie paragraaf 2.2). Figuur 2.5.6
Geïndexeerde gemiddelde zorgzwaarte van de intramurale cliëntenpopulatie per peildatum (ijkpunt 1 januari 2010).
115 111 110 107 105
108
102 100
100
95
1-1-2010
1-1-2011
1-1-2012
1-1-2013
1-1-2014
peildatum
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 31
3 De AWBZ-cliëntenpopulatie per grondslag 3.1
Aantal cliënten per grondslag
De ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg kunnen verder inzichtelijk worden gemaakt door te differentiëren naar grondslag. Op basis van de grondslag krijgt een cliënt toegang tot AWBZzorg. De grondslag geeft daarbij de aard van de aandoening of beperking aan. Vervolgens kan op basis van deze grondslag zorg met verblijf (ZZP) of zorg zonder verblijf (extramurale zorgfuncties) worden geïndiceerd. Het aantal cliënten met grondslag PG, PSY, LG of VG stijgt gedurende de gehele periode 20102013 met respectievelijk 13%, 38%, 74% en 21% (Figuur 3.1.1). Het aantal cliënten met grondslag ZG neemt in deze periode juist met 61% af. Het aantal cliënten met grondslag SOM fluctueert enigszins deze periode, maar stijgt per saldo licht (1%). Het aantal extramurale cliënten met grondslag SOM neemt toe (Figuur 3.1.2), terwijl het aantal intramurale cliënten met grondslag SOM juist afneemt (Figuur 3.1.3). Dit wijst op een trend van extramuralisering. Bij de overige grondslagen is deze tegengestelde beweging niet terug te zien. Opvallend is verder het dalende aantal extramurale cliënten met grondslag ZG in de periode 2010– 2013. Dit hangt mogelijk samen met de beleidswijziging per 18 april 2011 dat de functie Behandeling (BHI en BHG) indicatievrij is voor cliënten met grondslag ZG.
450.000 400.000
350.000
Aantal cliënten per grondslag met aanspraak op AWBZ-zorg (intramuraal of extramuraal). 23,
24
332.690 334.530 343.465 333.035 337.400
Figuur 3.1.1
PG
PSY
LG
1-1-2012
1-1-2013
50.000
20.750 15.125 10.200 8.570 7.995
100.000
31.835 43.630 49.840 52.900 55.465
150.000
94.375 108.460 119.045 126.495 129.880
200.000
89.200 93.120 96.540 99.270 101.205
250.000
136.080 147.985 156.175 162.445 165.300
300.000
0 SOM 1-1-2010
1-1-2011
VG
ZG
1-1-2014
23
Er is een kleine groep cliënten waarvan de grondslag niet goed is geregistreerd waardoor hun grondslag niet bekend is. Het gaat hier om oude dossiers en dit aantal neemt af. Het betreft 270 cliënten op 1 januari 2010, 80 cliënten op 1 januari 2011, 30 cliënten op 1 januari 2012, 15 cliënten op 1 januari 2013 en 5 cliënten op 1 januari 2014. Dit kunnen zowel intramurale als extramurale cliënten zijn. Deze cliënten zijn niet opgenomen in figuur 3.1.1 tot figuur 3.1.3.
24
Grondslag is de basis voor indeling naar sector bij de aanspraak op intramurale zorg, maar laat zich niet volledig één-op-één naar intramurale sector vertalen. Zo zijn er bijvoorbeeld oudere cliënten met grondslag PSY die vanwege specifieke cliëntkenmerken beter passen in een cliëntprofiel behorende bij een andere ZZP-reeks, bijvoorbeeld V&V. Dit zijn geen grote aantallen en de relatie tussen grondslag en intramurale sector is in algemene zin als volgt: de sector V&V hoort overwegend bij de grondslagen SOM en PG, de sector GGZ hoort overwegend bij de grondslag PSY en de sector GZ hoort overwegend bij de grondslagen LG, VG en ZG.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 32
Figuur 3.1.2
Aantal cliënten per grondslag dat aanspraak heeft op extramurale zorg.
300.000 250.000
215.915 221.285 229.130 236.545 249.620
350.000
17.205 11.640 6.880 5.230 4.655
50.000
60.055 66.100 69.615 70.550 70.825
16.165 17.195 17.810 18.615 20.485
100.000
58.425 68.690 76.055 79.740 81.795
150.000
20.925 26.145 29.470 32.065 35.410
200.000
0 SOM
PG
1-1-2010
1-1-2011
PSY
LG
VG
1-1-2012
1-1-2013
ZG
1-1-2014
Het aantal intramurale cliënten met grondslag PG, PSY, LG en VG stijgt in de periode 2010-2013, terwijl het aantal intramurale cliënten met grondslag SOM daalt (Figuur 3.1.3). Voor grondslag SOM valt deze daling voor een groot deel te verklaren doordat vanaf 1 januari 2013 de ZZP’s VV09 en VV09a niet langer recht geven op AWBZ-zorg25. De kleinste categorie, de cliënten met grondslag ZG, blijft in deze periode nagenoeg gelijk. Figuur 3.1.3
Aantal cliënten per grondslag met aanspraak op intramurale zorg.
60.000 40.000 20.000
3.540 3.485 3.315 3.345 3.340
35.950 39.770 42.985 46.755 48.085
80.000
76.030 81.885 86.560 91.895 94.480
100.000
10.910 17.490 20.375 20.835 20.055
120.000
73.035 75.925 78.730 80.655 80.720
140.000
116.775 113.245 114.335 96.490 87.785
160.000
0 SOM 1-1-2010
3.2
PG 1-1-2011
PSY 1-1-2012
LG 1-1-2013
VG
ZG
1-1-2014
Stroomdynamiek per grondslag
Voor alle grondslagen, behalve grondslag LG, geldt dat de dynamiek van de extramurale cliëntenpopulatie groter is dan die van de intramurale cliëntenpopulatie (Figuren 3.2.1 en 3.2.2). Voor deze grondslagen geldt immers dat over de periode 2010-2013 gemiddeld het aandeel
25
Tot 2012 kregen cliënten die aanspraak maakten op een vorm van revalidatiezorg zorgzwaartepakket VV09. Per 1 januari 2012 wordt in de indicatiestelling onderscheid gemaakt tussen VV09a en VV09b. VV09a is bedoeld voor cliënten die voorafgaand aan revalidatiezorg geen Behandeling in combinatie met Verblijf ontvingen. VV09b wordt geïndiceerd als wel reeds sprake is van een indicatie met Behandeling in combinatie met Verblijf. Indicaties voor een ZZP VV09 bleven geldig gedurende 2012. Vanaf 1 januari 2013 is de zorg die onder ZZP VV09a viel niet langer AWBZ-zorg, maar zorg die vergoed wordt vanuit de Zvw. Vanaf die datum zijn besluiten met een ZZP VV09 of VV09a ambtshalve komen te vervallen.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 33
extramurale in- en uitstroom groter is dan het aandeel intramurale in- en uitstroom, terwijl het aandeel extramurale doorstroom gemiddeld kleiner is dan het aandeel intramurale doorstroom. De dynamiek van de extramurale cliëntenpopulatie is het grootst voor grondslag PG en het kleinst voor grondslag VG. De instroom en uitstroom van extramurale cliënten is naar verhouding erg hoog en de doorstroom is naar verhouding erg laag voor grondslag PG. Voor grondslag VG is de instroom en uitstroom van extramurale cliënten naar verhouding erg laag en is de doorstroom erg hoog. Figuur 3.2.1
Gemiddeld aandeel extramurale instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten per grondslag in periode 20102013.
SOM
29%
PG
45%
35%
PSY
34%
21%
LG
10%
12%
40% 20%
30% % instroom
Figuur 3.2.2
14%
72%
17% 0%
15%
62%
16%
ZG
31%
64%
24%
VG
26%
42%
40%
50%
60%
% doorstroom
70%
80%
90%
100%
% uitstroom
Gemiddeld aandeel intramurale instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten per grondslag in periode 20102013.
SOM
22%
PG
23%
PSY
50%
55%
16%
LG
28%
73%
25%
VG
15%
87%
13% 0%
10%
60%
9%
ZG
21%
4%
72%
10%
20%
30% % instroom
40%
50%
% doorstroom
15% 60%
70%
80%
90%
% uitstroom
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 34
100%
De dynamiek van de intramurale cliëntenpopulatie is het grootst voor grondslag SOM. De intramurale instroom en uitstroom voor SOM is verhoudingsgewijs groter, en de intramurale doorstroom is verhoudingsgewijs kleiner dan voor andere grondslagen. Grondslag VG kent behalve de meest stabiele extramurale cliëntenpopulatie, ook de meest stabiele intramurale cliëntenpopulatie. 3.3
Totale zorgzwaarte per grondslag
In paragraaf 2.5 constateerden we dat de totale zorgzwaarte in de periode 2010-2013 met 20% stijgt en dat deze stijging het grootst is in 2010 en 2011. We zagen ook, dat deze toename vooral verklaard wordt door de toename van het aantal cliënten met 13%, maar ook door de toename van de gemiddelde zorgzwaarte van deze cliënten met 5%. In deze paragraaf beschrijven we de ontwikkeling van het aandeel van de verschillende grondslagen in de totale zorgzwaarte van de gehele, extramurale en intramurale, cliëntenpopulatie. De focus ligt hier op hoe de grondslagen zich qua totale zorgzwaarte tot elkaar verhouden. De samenhang tussen de totale zorgzwaarte enerzijds en de gemiddelde zorgzwaarte en het aantal cliënten anderzijds, wordt voor elke grondslag apart beschreven in hoofdstuk 4 tot en met 8. Het grootste aandeel binnen de totale zorgzwaarte komt voor rekening van grondslag SOM en grondslag VG (respectievelijk 35% en 25% over de gehele periode 2010-2013). De grondslagen PG, PSY en LG nemen gemiddeld (over de gehele periode 2010-2013) respectievelijk 19%, 12% en 8% voor hun rekening. Het aandeel van grondslag ZG binnen de totale zorgzwaarte is slechts 1% (Figuur 3.3.1). Figuur 3.3.1
Ontwikkeling aandeel grondslagen in totale zorgzwaarte van gehele cliëntenpopulatie.
1-1-2014
32%
19%
13%
1-1-2013
32%
19%
13%
1-1-2012
36%
19%
1-1-2011
37%
19%
1-1-2010
39% SOM
PSY
LG
8%
12%
11%
19% PG
8%
11% VG
8%
8%
6%
26%
1%
26%
1%
24%
1%
24%
25%
1%
1%
ZG
Gemiddeld is het aandeel van grondslag SOM binnen de totale zorgzwaarte aanzienlijk groter voor de extramurale dan voor de intramurale cliëntenpopulatie (54% versus 26%). In mindere mate geldt hetzelfde voor het gemiddelde aandeel van grondslag LG (11% versus 6%). Voor de grondslagen PG (6% versus 25%) en VG (16% versus 29%) geldt daarentegen dat hun gemiddelde aandeel binnen de totale zorgzwaarte aanzienlijk minder groot is voor de extramurale dan voor de intramurale cliëntenpopulatie (Figuren 3.3.2 en 3.3.3). Ontwikkeling aandeel grondslagen in totale zorgzwaarte van extramurale cliëntenpopulatie In paragraaf 2.5 constateerden we dat de totale extramurale zorgzwaarte in de periode 2010–2013 met 27% stijgt. De meest opvallende verschuivingen per grondslag zijn (Figuur 3.3.2): De totale extramurale zorgzwaarte van cliënten met grondslag SOM stijgt in de periode 20102013 met 24%. Het aandeel van grondslag SOM binnen de totale extramurale zorgzwaarte daalt van 56% naar 54%; De totale extramurale zorgzwaarte van cliënten met grondslag PG stijgt in de periode 2010-2013 met 25%. Het aandeel van grondslag PG blijft gedurende de gehele periode 6%; De totale extramurale zorgzwaarte van cliënten met grondslag PSY stijgt in de periode 20102013 met 42%. Het aandeel van grondslag PSY binnen de totale extramurale zorgzwaarte stijgt van 10% naar 11%;
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 35
De totale extramurale zorgzwaarte van cliënten met grondslag LG stijgt in de periode 2010-2013 met 58%. Het aandeel van grondslag LG binnen de totale extramurale zorgzwaarte stijgt van 10% naar 11%; De totale extramurale zorgzwaarte van cliënten met grondslag VG stijgt in de periode 20102013 met 15%. Het aandeel van grondslag VG binnen de totale extramurale zorgzwaarte daalt van 17% naar 16%; De totale extramurale zorgzwaarte van cliënten met grondslag ZG daalt in de periode 2010-2013 met 25%. Het aandeel van grondslag ZG blijft gedurende de gehele periode 1%. Figuur 3.3.2
Ontwikkeling aandeel grondslagen in totale zorgzwaarte van extramurale cliëntenpopulatie.
1-1-2014
54%
1-1-2013
53%
6%
12%
12%
16%
1%
1-1-2012
53%
6%
11%
11%
17%
1%
1-1-2011
54%
11%
17%
1%
10%
17%
1%
1-1-2010
6%
6%
56% SOM
11%
11%
6% PG
PSY
LG
10%
VG
12%
16%
1%
ZG
Ontwikkeling aandeel grondslagen in totale zorgzwaarte van intramurale cliëntenpopulatie In paragraaf 2.5 constateerden we dat de totale intramurale zorgzwaarte in de periode 2010–2013 met 17% stijgt. De meest opvallende verschuivingen per grondslag zijn (Figuur 3.3.3): Figuur 3.3.3
1-1-2014
1-1-2013
Ontwikkeling aandeel grondslagen in totale zorgzwaarte van intramurale cliëntenpopulatie.
21%
26%
22%
26%
1-1-2012
28%
1-1-2011
28%
1-1-2010
14%
13%
25%
25%
31%
7%
7%
PG
1%
7%
28%
1%
11%
6%
28%
1%
28%
1%
11% PSY
30%
1%
12%
25% SOM
31%
LG
4% VG
ZG
De totale intramurale zorgzwaarte van cliënten met grondslag SOM daalt in de periode 20102013 met 19%. Het aandeel van grondslag SOM binnen de totale intramurale zorgzwaarte daalt van 31% naar 21%; De totale intramurale zorgzwaarte van cliënten met grondslag PG stijgt in de periode 2010-2013 met 21%. Het aandeel van grondslag PG stijgt van 25% naar 26%; De totale intramurale zorgzwaarte van cliënten met grondslag PSY stijgt in de periode 20102013 met 50%. Het aandeel van grondslag PSY binnen de totale intramurale zorgzwaarte stijgt van 11% naar 14%; De totale intramurale zorgzwaarte van cliënten met grondslag LG stijgt in de periode 2010-2013 met 89%. Het aandeel van grondslag LG binnen de totale intramurale zorgzwaarte stijgt van 4% naar 7%;
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 36
De totale intramurale zorgzwaarte van cliënten met grondslag VG stijgt in de periode 2010-2013 met 31%. Het aandeel van grondslag VG binnen de totale intramurale zorgzwaarte stijgt van 28% naar 31%; De totale intramurale zorgzwaarte van cliënten met grondslag ZG stijgt in de periode 2010-2013 met 9%. Het aandeel van grondslag ZG blijft gedurende de gehele periode 1%.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 37
4 Ouderenzorg: Somatische en Psychogeriatrische problematiek De grondslagen Somatische aandoening of beperking (SOM) en Psychogeriatrische aandoening of beperking (PG) vormen de belangrijkste basis voor toegang tot ouderenzorg binnen de AWBZ. Er zijn ook jongere cliënten met grondslag SOM en PG, maar deze zijn veruit in de minderheid. De cliënten met grondslag SOM of PG hebben in de intramurale zorg overwegend aanspraak op de ZZP’s in de V&V-reeks. 4.1
Extramurale en intramurale omvang
Cliënten met grondslag SOM maken vooral aanspraak op extramurale zorg (Figuur 4.1.1) en cliënten met grondslag PG maken vooral aanspraak op intramurale zorg (Figuur 4.1.3). Figuur 4.1.1
Aantal cliënten met grondslag SOM, uitgesplitst naar intra- en extramurale zorg.
300.000 250.000
215.915
221.285
229.130
236.545
249.620
200.000 150.000
116.775
113.245
114.335
100.000
96.490
87.785
50.000
0 1-1-2010
1-1-2011
extramuraal Figuur 4.1.2
1-1-2012
1-1-2013
1-1-2014
intramuraal
Relatieve toe- of afname van aantal cliënten met grondslag SOM ten opzichte van voorgaande peildatum, uitgesplitst naar intra- en extramurale zorg.
20% 15% 10%
5% 0% -5% -10% -15%
-20% -25% -30% extramuraal
intramuraal
Het aantal extramurale cliënten met grondslag SOM stijgt in de periode 2010–2013 met 16%, terwijl het aantal intramurale cliënten met grondslag SOM in deze periode met 25% daalt. Deze daling is het sterkst in 2012 (Figuur 4.1.2). De daling valt voor een groot deel te verklaren, doordat vanaf 1 januari 2013 de ZZP’s VV09 en VV09a niet langer recht geven op AWBZ-zorg. Als
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 38
we ook op de overige peildata alle cliënten met grondslag SOM en VV09 of VV09a buiten beschouwing laten, daalt het aantal intramurale somatische cliënten in de periode 2010-2013 niet met 25%, maar met 15% (niet in Tabel of Figuur). Voor de grondslag PG geldt, dat in de periode 2010–2013 zowel het aantal intramurale als extramurale cliënten stijgt (Figuur 4.1.4); extramuraal stijgt sneller dan intramuraal (27% versus 11%). Figuur 4.1.3
Aantal cliënten met grondslag PG, uitgesplitst naar intra- en extramurale zorg.
100.000
80.000
73.035
78.730
75.925
80.720
80.655
60.000
40.000 17.195
20.000 16.165
17.810
18.615
20.485
0 1-1-2010
1-1-2011
extramuraal Figuur 4.1.4
1-1-2012
1-1-2013
1-1-2014
intramuraal
Relatieve toe- of afname van aantal cliënten met grondslag PG ten opzichte van voorgaande peildatum, uitgesplitst naar intra- en extramurale zorg.
30% 25% 20% 15%
10% 5% 0%
extramuraal
intramuraal
Ontwikkeling aantal extramurale cliënten per zorgfunctiecategorie We zagen eerder dat cliënten met grondslag SOM vooral aanspraak hebben op extramurale zorg en cliënten met grondslag PG vooral op intramurale zorg (Figuur 4.1.1 en 4.1.3). Dit onderscheid zien we in zekere zin weerspiegeld in het feit dat als cliënten met grondslag PG aanspraak maken op extramurale zorg, zij vooral aanspraak maken op zorg die buitenshuis wordt verleend: BGG en/of KVB (Figuur 4.1.6). Voor cliënten met grondslag SOM geldt daarentegen, dat zij vooral aanspraak maken op de extramurale functies PV en/of VP, die thuis worden verleend (Figuur 4.1.5).
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 39
Figuur 4.1.5
Aantal extramurale cliënten met grondslag SOM per geïndiceerde zorgfunctiecategorie.
1-jan-14
14.270 17.455
1-jan-13
14.310 18.830
1-jan-12
14.105 20.505
1-jan-11
12.430 22.230
1-jan-10
12.210 24.430 0
50.000
PV/VP
Figuur 4.1.6
217.890 203.405 194.520 186.620 179.275
100.000
BGI/BH(+PV/VP)
150.000
200.000
250.000
BGG/KVB(+PV/VP/BH/BGI)
Aantal extramurale cliënten met grondslag PG per geïndiceerde zorgfunctiecategorie.
1-jan-14
2.695 3.480
1-jan-13
1.780 3.580 1.565
1-jan-12
1.545 2.190
1-jan-10
1.560 2.165 5.000
PV/VP
13.255
3.485
1-jan-11
0
14.310
BGI/BH(+PV/VP)
12.755 13.460 12.440 10.000
15.000
20.000
BGG/KVB(+PV/VP/BH/BGI)
Ontwikkeling aantal intramurale cliënten per zorgzwaartepakket In de vorige paragraaf constateerden we dat het aantal intramurale cliënten met grondslag SOM in de periode 2010–2013 met 25% daalt (Figuur 4.1.1). Figuur 4.1.7 geeft de meest opvallende verschuivingen per zorgzwaartepakket weer: Het aantal cliënten met lagere ZZP’s (VV01 of VV02) daalt van 36.690 tot 13.865. Hun aandeel daalt van 31% naar 16%; Het aantal cliënten met een ZZP VV03 stijgt van 17.555 tot 22.280. Hun aandeel neemt toe van 15% tot 25%; Het aantal cliënten met een ZZP VV04 stijgt van 7.995 tot 19.840. Hun aandeel neemt toe van 7% tot 23%; Het aantal cliënten met een ZZP VV06 stijgt van 16.150 tot 25.090. Hun aandeel neemt toe van 14% tot 29%; Het aantal cliënten met een ZZP VV09 stijgt in de periode 2010-2012 van 13.325 naar 18.915 en daalt daarna tot 0, omdat vanaf 1 januari 2013 geen VV09 (en VV09a) meer wordt
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 40
geïndiceerd. Hun aandeel stijgt in de periode 2010-2012 van 11% tot 17% en daalt vervolgens naar 0%; Het relatieve aandeel intramurale cliënten zonder ZZP (oude verblijfsindicaties) daalt van 18% tot 0%. Figuur 4.1.7
Ontwikkeling aantal en aandeel intramurale cliënten met grondslag SOM per ZZP
1-1-2014 4%
1-1-2013
12%
6%
1-1-2012
25%
19%
6%
1-1-2011
26%
21%
8%
1-1-2010
23%
9%
20%
15%
20.000 VV02
VV03
40.000 VV04
VV06
23%
13%
18%
22%
VV01
19%
23%
1% 6%
16%
10%
17%
15%
7%
14%
60.000 VV09
1% 7%
29%
13%
11%
4%
3%
80.000
VV09a/b
4% 2%
8%
18%
100.000
VV05/07/08/10 en overige ZZP's
120.000
140.000
Geen ZZP
Het aantal intramurale cliënten met grondslag PG stijgt in de periode 2010–2013 met 11% (Figuur 4.1.3). Figuur 4.1.8 geeft de meest opvallende verschuivingen per zorgzwaartepakket weer: Het aantal cliënten met een ZZP VV04 neemt af van 15.695 tot 12.170. Hun aandeel neemt af van 21% tot 15%; Het aantal cliënten met een ZZP VV05 neemt toe van 38.365 tot 55.700. Hun aandeel neemt toe van 53% tot 69%; Het aantal cliënten met een ZZP VV07 neemt toe van 4.820 tot 12.165. Hun aandeel neemt toe van 7% tot 15%; Het aandeel intramurale cliënten zonder ZZP (oude verblijfsindicaties) daalt van 18% tot 0%. Figuur 4.1.8 1-1-2014
Ontwikkeling aantal en aandeel intramurale cliënten met grondslag PG per ZZP. 15%
1-1-2013
69%
17%
1-1-2012
19%
1-1-2011
21%
1-1-2010
21%
-
4.2
68%
14%
67%
11%
62%
9%
53%
10.000 VV04
15%
VV05
20.000 VV07
30.000
7% 2%
40.000
50.000
60.000
VV01/02/03/06/08/09/09a/09b/10 en overige ZZP's
1%
1%
1% 1%
1% 7%
18%
70.000
80.000
90.000
Geen ZZP
Daling aantal intramurale somatische cliënten
Overgang van grondslag SOM naar grondslag LG In Figuur 3.1.3 (paragraaf 3.1) viel op, dat het aantal intramurale cliënten met grondslag SOM daalt, terwijl de overige grondslagen juist in aantal toenemen. Dit kan worden verklaard doordat grondslag SOM deels is uitgevloeid naar grondslag LG. Dit houdt in, dat een cliënt die bijvoorbeeld op 1 januari 2013 grondslag SOM heeft, op de volgende peildatum (1 januari 2014) grondslag LG heeft. Dan is sprake van een overgang van grondslag SOM naar grondslag LG, oftewel een
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 41
instroom in grondslag LG vanuit grondslag SOM. De grondslag SOM wijst op een lichamelijke aandoening. Wanneer bij een chronische lichamelijke aandoening van het zenuwstelsel en/of bewegingsapparaat op een gegeven moment sprake is van een stabiele, uitbehandelde toestand, is de grondslag LG meer passend. Wellicht kan de afname van het aantal intramurale cliënten met grondslag SOM worden verklaard door de toename van het aantal intramurale cliënten met grondslag LG. Van een overgang van grondslag SOM naar grondslag LG is daarentegen wel sprake (Tabel 4.2.1 en 4.2.2). Een aanzienlijk deel van de instroom in grondslag LG komt vanuit grondslag SOM. Dit zijn cliënten die eerst grondslag SOM en daarna grondslag LG hebben. Maar deze instroom in LG vanuit SOM (die gelijk is aan de uitstroom uit grondslag SOM naar grondslag LG) maakt slechts een klein deel uit van de totale uitstroom van grondslag SOM. Van de 23.020 intramurale cliënten die gedurende de gehele periode 2010-2013 instromen in grondslag LG, gaan 8.000 intramurale cliënten over van grondslag SOM naar grondslag LG. Deze instroom in grondslag LG maakt gemiddeld 35% uit van de totale instroom vanuit grondslag SOM (Tabel 4.2.1). De uitstroom uit grondslag SOM naar grondslag LG maakt met gemiddeld 5% slechts een klein deel uit van de totale uitstroom uit grondslag SOM in de periode 2010-2013 (Tabel 4.2.2). Bij de afname van het aantal cliënten met grondslag SOM spelen dus ook andere factoren een rol. Daarnaast neemt het aantal intramurale cliënten dat vanuit grondslag SOM instroomt in grondslag LG in de periode 2010-2013 ook flink af. Het aandeel instromers uit grondslag SOM als percentage van de totale instroom in LG daalt van 41% naar 19%. Het aandeel instromers uit grondslag SOM als percentage van de totale uitstroom uit SOM daalt van 8% naar 2%. Tabel 4.2.1
Instroom intramurale cliënten met grondslag LG periode 2010-2013.
Intramurale instroom LG vanuit PG, PSY, VG of ZG Intramurale instroom LG vanuit SOM Totale intramurale instroom LG Tabel 4.2.2
2011 3.925 (63%) 2.310 (37%) 6.235 (100%)
2012 3.240 (68%) 1.550 (32%) 4.790 (100%)
2013 2.920 (81%) 680 (19%) 3.600 (100%)
2010-2013 15.025 (65%) 8.000 (35%) 23.020 (100%)
2013 680 (2%) 29.480 (98%) 29.480 (100%)
2010-2013 8.000 (5%) 156.950 (95%) 154.400 (100%)
Uitstroom intramurale cliënten met grondslag SOM in periode 2010-2013.
Intramurale uitstroom SOM naar LG Overige intramurale uitstroom SOM Totale intramurale uitstroom SOM Tabel 4.2.3
2010 4.940 (59%) 3.455 (41%) 8.400 (100%)
2010 3.455 (8%) 41.910 (92%) 41.910 (100%)
2011 2.310 (6%) 40.915 (94%) 40.915 (100%)
2012 1.550 (3%) 44.645 (97%) 44.645 (100%)
Overgang intramurale cliënten met grondslag LG naar grondslag SOM in periode 2010-2013.
Intramurale instroom SOM vanuit PG, PSY, VG of ZG Intramurale instroom SOM vanuit LG Totale intramurale instroom SOM
2010
2011
2012
2013
2010-2013
38.280 (99,7%)
41.710 (99,3%)
26.175 (97,7%)
20.085 (96,7%)
126.250 (98,7%)
100 (0,3%) 38.380 (100%)
295 (0,7%) 42.005 (100%)
625 (2,3%) 26.800 (100%)
690 (3,3%) 20.775 (100%)
1.710 (1,3%) 127.955 (100%)
Indien men op een bepaalde peildatum grondslag LG heeft en op de volgende peildatum grondslag SOM, is sprake van een overgang van LG naar grondslag SOM, oftewel een instroom in grondslag SOM vanuit grondslag LG. Dit komt nauwelijks voor (Tabel 4.2.3). De instroom in grondslag SOM
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 42
vanuit grondslag LG maakt in de periode 2010-2013 slechts 1,3% uit van de totale instroom in grondslag SOM. Overgang intramurale cliënten van grondslag SOM naar grondslag PG De overgang van grondslag SOM naar grondslag PG is een aanvullende verklarende factor voor de afname van intramurale cliënten met grondslag SOM: er kan ook sprake zijn van een ‘natuurlijke’ overgang van grondslag SOM naar grondslag PG. Psychogeriatrische aandoeningen ontwikkelen zich namelijk vooral op latere leeftijd. Binnen de groep met grondslag SOM kunnen sommige cliënten in latere instantie overgaan naar grondslag PG. Zo is in de volgende paragraaf bij de leeftijdsverdeling in Figuren 4.3.2 en 4.2.4 te zien, dat in de grootste leeftijdscategorie, die van 65 jaar en ouder, het aantal intramurale cliënten met grondslag SOM afneemt en het aantal intramurale cliënten met grondslag PG toeneemt. Tabel 4.2.4 en 4.2.5 toont de overgang van grondslag SOM naar grondslag PG met betrekking tot de aanspraak op intramurale zorg. Tabel 4.2.4
Instroom intramurale cliënten met grondslag PG periode 2010-2013.
Intramurale instroom PG vanuit LG, PSY, VG of ZG Intramurale instroom PG vanuit SOM Totale intramurale instroom PG Tabel 4.2.5
2010
2011
2012
2013
2010-2013
17.765 (77%)
18.095 (77%)
18.795 (77%)
18.190 (79%)
72.850 (77%)
5.435 (23%) 23.200 (100%)
5.305 (23%) 23.400 (100%)
5.695 (23%) 24.495 (100%)
4.775 (21%) 22.965 (100%)
21.210 (23%) 94.060 (100%)
2013 4.775 (16%) 24.705 (84%) 29.480 (100%)
2010-2013 21.210 (14%) 135.740 (86%) 154.400 (100%)
Uitstroom intramurale cliënten met grondslag SOM in periode 2010-2013.
Intramurale uitstroom SOM naar PG Overige intramurale uitstroom SOM Totale intramurale uitstroom SOM
2010 5.435 (13%) 36.475 (87%) 41.910 (100%)
2011 5.305 (13%) 35.610 (87%) 40.915 (100%)
2012 5.695 (13%) 38.950 (87%) 44.645 (100%)
Een substantieel deel van de instroom in grondslag PG stroomt in vanuit grondslag SOM (zie Tabel 4.2.4). Dit betreft de uitstroom uit grondslag SOM naar grondslag PG: cliënten die eerst grondslag SOM en daarna grondslag PG hebben. Van de 94.060 cliënten die in de periode 2010-2013 instromen in grondslag PG gaat het om 21.210 intramurale cliënten die vanuit SOM instromen. Deze instroom maakt bijna een kwart (23%) uit van de totale instroom in grondslag PG en 14% van de totale uitstroom uit grondslag SOM. Van een overgang van grondslag PG naar grondslag SOM is vrijwel geen sprake (Tabel 4.2.6). De instroom in grondslag SOM vanuit grondslag PG maakt in de periode 2010-2013 per jaar slechts 2% uit van de totale instroom in grondslag SOM. Tabel 4.2.6
Overgang grondslag PG naar grondslag SOM in periode 2010-2013.
Intramurale instroom SOM vanuit LG, PSY, VG of ZG Intramurale instroom SOM vanuit PG Totale intramurale instroom SOM
2010
2011
2012
2013
2010-2013
37.665 (98%)
41.310 (98%)
26.210 (98%)
20.250 (97%)
125.435 (98%)
720 (2%) 38.380 (100%)
695 (2%) 42.005 (100%)
590 (2%) 26.800 (100%)
520 (3%) 20.775 (100%)
2.520 (2%) 127.955 (100%)
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 43
Over de gehele periode 2010-2013 is de instroom in grondslag PG vanuit grondslag SOM (23%) verhoudingsgewijs lager dan de instroom in grondslag LG vanuit grondslag SOM (35%). Dit komt doordat er sowieso meer cliënten intramuraal instromen in grondslag PG dan in grondslag LG. De instroom vanuit grondslag SOM heeft daardoor verhoudingsgewijs minder effect op de totale instroom in grondslag PG. Andersom gezien wordt de uitstroom uit grondslag SOM in de periode 2010-2013 juist voor een groter deel verklaard door de uitstroom naar grondslag PG (14%) dan door de uitstroom naar grondslag LG (5%). 4.3
Leeftijdsverdeling
Het zwaartepunt van beide grondslagen ligt in de ouderenzorg van de AWBZ. Dit blijkt uit de leeftijdsopbouw van de groepen cliënten met grondslag SOM of PG. De gemiddelde leeftijd van de cliënten met grondslag SOM die op 1 januari 2014 een aanspraak hebben op AWBZ-zorg is bijna 79 jaar26. Bij grondslag PG ligt dit gemiddelde op 1 januari 2014 op 83 jaar27. Binnen de extramurale zorg verschilt de leeftijdsverdeling van somatische cliënten niet veel van die van psychogeriatrische cliënten (Figuren 4.3.1 en 4.3.2). Er kan hooguit worden gesteld, dat de leeftijd van cliënten met grondslag PG zich nog iets sterker concentreert in de leeftijdscategorie 65 jaar en ouder. In de intramurale zorg is hetzelfde patroon zichtbaar, al is er ook een duidelijk verschil: het aantal cliënten met grondslag SOM en aanspraak op intramurale zorg loopt in de periode 2010-2013 terug. Deze constatering deden we ook in het begin van dit hoofdstuk28 (Figuren 4.3.3 en 4.3.4). Figuur 4.3.1
Aantal extramurale cliënten met grondslag SOM naar leeftijdscategorie.
3.950
1-1-2014
4.150
1-1-2013
4.610
1-1-2012
3.895
1-1-2011
2.980
1-1-2010 0
31.050
214.615
31.590
200.805
32.750
191.765
33.025
184.360
33.600 50.000
179.330 100.000
0-17 jr
18-64 jr
150.000
200.000
250.000
65jr e.o.
26
De gemiddelde leeftijd van de cliënten met grondslag SOM op 1 januari 2014 is 78,9 jaar en de standaarddeviatie (gemiddelde spreiding) is 14,0 jaar.
27
De gemiddelde leeftijd van de cliënten met grondslag PG op 1 januari 2014 is 83,1 jaar en de standaarddeviatie (gemiddelde spreiding) is 8,1 jaar.
28
Op 1 januari 2010, 2011, 2012, 2013 en 2014 waren er bij SOM respectievelijk 35, 15, 25, 25 en 30 cliënten in de leeftijd 0-17 jaar met aanspraak op intramurale zorg. Deze aantallen zijn te klein om in de figuur te tonen.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 44
Figuur 4.3.2
Aantal extramurale cliënten met grondslag PG naar leeftijdscategorie.
1-1-2014
1.005
1-1-2013
945
1-1-2012
1.000
1-1-2011
1.000
19.480 17.670 16.810 16.190
15 990
1-1-2010
15.155
0
5.000
10.000
0-17 jr
Figuur 4.3.3
18-64 jr
20.000
25.000
65jr e.o.
Aantal intramurale cliënten met grondslag SOM naar leeftijdscategorie.
1-1-2014
30 2.945
1-1-2013
25 3.205 25
1-1-2012
15
1-1-2011
35
1-1-2010 0
84.805 93.260
5.645
108.665
5.495
107.730
5.615
111.120
20.000
40.000 0-17 jr
Figuur 4.3.4
15.000
60.000 18-64 jr
80.000
100.000 120.000
65jr e.o.
Aantal intramurale cliënten met grondslag PG naar leeftijdscategorie.
1-1-2014
2.010
1-1-2013
2.075
1-1-2012
1.975
1-1-2011
1.900
1-1-2010
1.785 0
78.710 78.575 76.750 74.020 71.245 20.000
40.000
0-17 jr
18-64 jr
60.000
80.000
100.000
65jr e.o.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 45
Toename ouderenzorg en de vergrijzing van de samenleving De ouderenzorg is qua omvang de kern van de AWBZ. Het is relevant inzichtelijk te maken of de vergrijzing van de samenleving ook leidt tot een evenredig omvangrijkere ouderenzorg. De meeste cliënten met grondslag SOM en PG zijn 70 jaar of ouder. Daarom vergelijken we voor de periode 2010-2013 de ontwikkeling van het aantal 70-plussers in de bevolking met de ontwikkeling van de deelpopulatie intramurale en extramurale cliënten van 70 jaar en ouder met grondslag SOM en PG. Daarnaast wordt in bijlage 2 deze vergelijking voor elk jaar afzonderlijk gemaakt. De ontwikkelingen binnen de ouderenzorg in de periode 2010–2013 kunnen niet uitsluitend verklaard worden op basis van leeftijd (zie Tabel 4.3.1). In deze periode neemt de cliëntenpopulatie van 70-plussers met grondslag SOM toe met 2,5%. Maar als we deze toename afzetten tegen de bevolkingstoename van 70-plussers in de periode 2010-2013 (9,7%), dan moeten we concluderen dat deze cliëntenpopulatie relatief afneemt in plaats van toeneemt (geen toename van 2,5%, maar een relatieve afname van 7,1%)29. Dit betekent, dat indien deze cliëntenpopulatie evenredig zou zijn gegroeid met het aantal 70-plussers, we een aanzienlijk grotere toename zouden zien. Hypothetisch zou dan sprake zijn van een toename van 26.345 cliënten in plaats van een feitelijke toename van 6.875 cliënten. Daaruit kan geconcludeerd worden, dat in de periode 2010-2013 verhoudingsgewijs minder ouderen met een somatische aandoening toegang krijgen tot de AWBZ-zorg dan dat er op basis van de groei van deze leeftijdscategorie in de bevolking verklaard kan worden. Uit Tabel 4.3.1 valt eveneens op te maken dat de cliëntenpopulatie 70-plussers met grondslag PG in de periode 2010-2013 sterker groeit (13,2%) dan het aantal 70-plussers (9,7%). De toename na verdiscontering met de bevolkingstoename valt lager uit (3,5%). Dit betekent, dat in de periode 2010-2013 verhoudingsgewijs meer ouderen met een psychogeriatrische aandoening toegang krijgen tot de AWBZ-zorg dan dat er vanuit de groei van deze leeftijdscategorie in de bevolking verklaard kan worden. Als we kijken naar de gehele ouderenzorg (grondslag SOM en PG samen), zien we dat in de periode 2010-2013 het aantal 70-plussers met grondslag SOM of PG minder sterk groeit dan het aantal 70-plussers (5,0 versus 9,7%). Dit betekent, dat indien deze cliëntenpopulatie evenredig zou zijn gegroeid met de groep 70-plussers, er een grotere toename zou zijn (34.435 i.p.v. 17.935). Deze cliëntenpopulatie neemt dus relatief met 4,6% af, in plaats van dat zij met 5,0% toeneemt. Daaruit kunnen we concluderen, dat in de periode 2010-2013 verhoudingsgewijs minder ouderen met een somatische of psychogeriatrische aandoening toegang krijgen tot de AWBZ-zorg dan dat er vanuit de groei van deze leeftijdscategorie in de bevolking verklaard kan worden. Tabel 4.3.1
Toename aantal cliënten met grondslag SOM of PG t.o.v. de bevolking (70 jaar en ouder) in de periode 20102013.
Totaal SOM Totaal PG Totaal SOM+PG Bevolking 70+
29
Feitelijk aantal 1 jan 2010
Feitelijk aantal 1 jan 2014
Feitelijke absolute toename
Feitelijke relatieve toename
2,5% 13,2%
Hypothetisch evenredige absolute toename t.o.v. totaal 26.345 8.090
Groei na verdiscontering toename totaal -7,1% 3,5%
272.445 83.665
279.325 94.725
6.875 11.060
356.115
374.050
17.935
5,0%
34.435
-4,6%
1.762.380
1.932.805
170.425
9,7%
In bijlage 2 is zichtbaar dat deze afname het grootst is in 2012.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 46
4.4
Stroomdynamiek
Stroomdynamiek van cliënten met grondslag SOM Zoals we reeds hebben gezien in hoofdstuk 3, stijgt het aantal cliënten met grondslag SOM in de periode 2010-2013 licht met 1% en is in 2012 sprake van een tijdelijke daling. De toename van het aantal cliënten in 2010, 2011 en 2013 is te herleiden tot het feit, dat in ieder jaar meer cliënten instromen dan uitstromen (Figuur 4.4.1). Tegelijkertijd is de daling van het aantal cliënten in 2012 te herleiden tot het feit, dat in 2012 meer cliënten uitstromen dan instromen. De uitstroom is in de jaren 2010-2013 respectievelijk 98%, 92%, 110% en 96% van de instroom. Figuur 4.4.1 toont hoeveel cliënten met grondslag SOM ieder jaar instromen, doorstromen en uitstromen. In 2013 bijvoorbeeld is de instroom 102.645 cliënten, de doorstroom 234.760 cliënten en de uitstroom 98.275 cliënten. De instroom neemt in 2012 af en de uitstroom neemt dan toe, waardoor de groei van de cliëntenpopulatie afzwakt. In 2013 neemt de instroom weer toe en neemt de uitstroom af ten opzichte van 2012, maar de instroom in 2013 is lager dan in 2010 en 2011. De toename van het aantal extramurale cliënten met grondslag SOM in de periode 2010-2013 met 16% (zie paragraaf 4.1) is te herleiden tot het feit dat ieder jaar meer extramurale cliënten met grondslag SOM instromen dan uitstromen (Figuur 4.4.2). Zoals we eerder zagen, daalt het aantal intramurale cliënten met grondslag SOM in de periode 2010-2013 met 25%. De daling is het sterkst in 2012. In 2011 is de intramurale instroom groter dan de intramurale uitstroom. Dat leidt tot een groei van het aantal intramurale cliënten met grondslag SOM. In 2012 en 2013 is daarentegen de intramurale instroom lager dan de intramurale uitstroom. Dit leidt tot een daling van het aantal intramurale cliënten met grondslag SOM (Figuur 4.4.3). Al met al is de dynamiek van de intramurale cliëntenpopulatie het grootst voor grondslag SOM. De intramurale instroom en uitstroom voor SOM is verhoudingsgewijs groter en de intramurale doorstroom is verhoudingsgewijs kleiner dan voor andere grondslagen (zie paragraaf 3.2). Figuur 4.4.1
De totale instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten met grondslag SOM.
Totaal 1-1-2011: 334.530
Totaal 1-1-2010: 332.690
Totaal 1-1-2012: 343.465
Totaal 1-1-2013: 333.035
Totaal 1-1-2014: 337.400
114.045 Instroom
115.090 Instroom
100.095 Instroom
102.645 Instroom
220.480 Doorstroom
228.375 Doorstroom
232.935 Doorstroom
234.760 Doorstroom
-112.210
-106.155
-110.525
-98.275
Uitstroom
Uitstroom
Uitstroom
Uitstroom
2010
2011
2012
2013
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 47
Figuur 4.4.2
De extramurale instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten met grondslag SOM.
Totaal 1-1-2010: 215.915
Totaal 1-1-2012: 229.130
Totaal 1-1-2011: 221.285
92.280 Instroom
Totaal 1-1-2014: 249.620
92.005 Instroom
146.690
157.610
Doorstroom
Doorstroom
-83.755 Uitstroom
-82.440 Uitstroom
-78.930 Uitstroom
2011
2012
2013
137.525
Doorstroom
Doorstroom
-86.910
2010
Figuur 4.4.3
89.855 Instroom
91.600 Instroom
129.005
Uitstroom
Totaal 1-1-2013: 236.545
De intramurale instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten met grondslag SOM.
Totaal 1-1-2010: 116.775
38.380 Instroom
Totaal 1-1-2011: 113.245
Totaal 1-1-2012: 114.335
Totaal 1-1-2013: 96.490
42.005
Totaal 1-1-2014: 87.785
Instroom
26.800 Instroom
74.865
72.330
69.690
67.010
Doorstroom
Doorstroom
Doorstroom
Doorstroom
-41.910
-40.915
-44.645
-29.480 Uitstroom
Uitstroom
Uitstroom
Uitstroom
2010
2011
2012
20.775 Instroom
2013
Stroomdynamiek van cliënten met grondslag PG De toename van het aantal cliënten met grondslag PG in de periode 2010-2013 met 13% is te herleiden tot het feit dat ieder jaar meer cliënten instromen dan uitstromen. De uitstroom is in de periode 2010-2013 per jaar respectievelijk 86%, 87%, 90% en 93% van de instroom. Figuur 4.4.4
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 48
toont hoeveel cliënten met grondslag PG ieder jaar instromen, doorstromen en uitstromen. In 2013 bijvoorbeeld is de instroom 27.660 cliënten, de doorstroom 73.545 cliënten en de uitstroom 25.275 cliënten. Opvallend is de grote dynamiek van de sector PG. In vergelijking met andere grondslagen heeft grondslag PG een weinig stabiele cliëntenpopulatie. Figuur 4.4.4
De totale instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten met grondslag PG.
Totaal 1-1-2010: 89.200
27.080 Instroom
Totaal 1-1-2013: 99.270
Totaal 1-1-2012: 96.540
Totaal 1-1-2011: 93.120
26.695 Instroom
Totaal 1-1-2014: 101.205
27.910 Instroom
27.660 Instroom
66.040 Doorstroom
69.845
71.355
Doorstroom
Doorstroom
73.545 Doorstroom
-23.160 Uitstroom
-23.275 Uitstroom
-25.180 Uitstroom
-25.725 Uitstroom
2010
2011
2012
2013
Figuur 4.4.5 De extramurale instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten met grondslag PG.
Totaal 1-1-2010: 16.165
Totaal 1-1-2011: 17.195
Totaal 1-1-2012: 17.810
Totaal 1-1-2013: 18.165
Totaal 1-1-2014: 20.485
10.220 9.235
Instroom
8.905 Instroom
Instroom
8.130 Doorstroom
8.905 Doorstroom
9.380 Doorstroom
10.265 Doorstroom
-8.035 Uitstroom
-8.290 Uitstroom
-8.430 Uitstroom
-8.345 Uitstroom
2010
2011
2012
2013
9.065 Instroom
De dynamiek van de extramurale cliëntenpopulatie is groter dan van de intramurale cliëntenpopulatie (Figuren 4.4.5 en 4.4.6). De extramurale instroom en uitstroom is naar
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 49
verhouding groter dan de intramurale instroom en de doorstroom is extramuraal naar verhouding kleiner dan intramuraal. De toename van het aantal extramurale cliënten met grondslag PG in de periode 2010-2013 met 27% is te herleiden tot het feit dat er ieder jaar meer extramurale cliënten instromen dan uitstromen, waardoor het aantal extramurale cliënten met grondslag PG elk jaar toeneemt (Figuur 4.4.5). De dynamiek van de extramurale cliëntenpopulatie is voor grondslag PG groter dan voor andere grondslagen in de periode 2010-2013. De instroom en uitstroom van extramurale cliënten is naar verhouding hoog en de doorstroom is naar verhouding laag (zie paragraaf 3.2). Zoals we eerder zagen neemt het aantal intramurale cliënten met grondslag PG met 11% toe in de periode 2010-2013. Deze stijging vindt vooral plaats in de periode 2010-2012. In 2010, 2011 en 2012 is de intramurale instroom groter dan de intramurale uitstroom. Dat leidt tot een groei van het aantal intramurale cliënten met grondslag PG. In 2013 is de uitstroom nagenoeg gelijk aan de instroom, waardoor het aantal intramurale cliënten vrijwel gelijk blijft (Figuur 4.4.6). Figuur 4.4.6
De intramurale instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten met grondslag PG.
Totaal 1-1-2010: 73.035 Instroom
Totaal 1-1-2011: 75.925 Instroom
Totaal 1-1-2013: Instroom 80.665
Totaal 1-1-2014: 80.720
23.400 Instroom
24.495 Instroom
22.965 Instroom
55.325
56.160
57.755
Doorstroom
Doorstroom
Doorstroom
Doorstroom
-20.310 Uitstroom
-20.600 Uitstroom
-22.570 Uitstroom
-22.900 Uitstroom
2010
2011
2012
2013
23.200 Instroom
52.725
4.5
Totaal 1-1-2012: Instroom 78.730
Zorgzwaarte
Zorgzwaarte van cliënten met grondslag SOM De totale zorgzwaarte van de cliënten met grondslag SOM stijgt in de periode 2010-2013 met 0,6% (Figuur 4.5.1). Deze stijging is het grootst in 2011 met zeven procentpunten. In 2012 is daarentegen sprake van een daling van 11 procentpunten. In 2013 stijgt de totale zorgzwaarte weer met drie procentpunten ten opzichte van het jaar daarvoor. De stijging van de totale zorgzwaarte is vrijwel gelijk aan de stijging van het aantal cliënten met grondslag SOM (0,6% versus 1,4%) in dezelfde periode. Hun gemiddelde zorgzwaarte blijft in deze periode dan ook vrijwel gelijk (afname van 0,8%).
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 50
Figuur 4.5.1
Geïndexeerde ontwikkeling van het aantal cliënten met grondslag SOM en hun totale en gemiddelde zorgzwaarte per peildatum (ijkpunt 1 januari 2010).
120 109,0 100
100
102,4
97,9
100,6
100
101,9
105,5 97,8
100
99,2
100,6
103,2
100,1 101,4
80
60
40
20
0 Index totale zorgzwaarte
Index gemiddelde zorgzwaarte
1-1-2010
1-1-2011
1-1-2012
1-1-2013
Index aantal cliënten
1-1-2014
De toename van de totale zorgzwaarte van cliënten met grondslag SOM in de periode 2010-2013 (0,6%) komt voor rekening van de toename van de totale extramurale zorgzwaarte met 24% (Figuur 4.5.2). De totale extramurale zorgzwaarte groeit in 2010, 2011 en 2012 vrij geleidelijk met respectievelijk zes, vijf en drie procentpunten per jaar. In 2013 is met een stijging van 10 procentpunten sprake van een aanzienlijke snellere groei dan in de jaren daarvoor. De groei van de totale extramurale zorgzwaarte (24%) in deze periode kan voor het belangrijkste deel verklaard worden door de groei van het aantal extramurale cliënten met 16%. Daarnaast neemt ook hun gemiddelde zorgzwaarte met 7% toe. Figuur 4.5.2
Geïndexeerde ontwikkeling van het aantal extramurale cliënten met grondslag SOM en hun totale en gemiddelde zorgzwaarte per peildatum (ijkpunt 1 januari 2010).
140 124 120
111
116
114
106 100
100
100
103
105
104
107 100
102
106
110
80
60
40
20
0 Index totale extramurale zorgzwaarte
1-1-2010
Index gemiddelde extramurale zorgzwaarte
1-1-2011
1-1-2012
1-1-2013
Index aantal extramurale cliënten
1-1-2014
De totale intramurale zorgzwaarte neemt juist met 19% af (Figuur 4.5.3). Net als het totaal aantal intramurale cliënten, daalt de totale intramurale zorgzwaarte het hardst in 2012 met 23 procentpunten. De daling van de totale intramurale zorgzwaarte met 19% kan verklaard worden door de nog snellere afname van het aantal intramurale cliënten met grondslag SOM met 25% in combinatie met de stijging van hun gemiddelde zorgzwaarte met 8%.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 51
Figuur 4.5.3
Geïndexeerde ontwikkeling van het aantal intramurale cliënten met grondslag SOM en hun totale en gemiddelde zorgzwaarte per peildatum (ijkpunt 1 januari 2010).
120 109
107 100
100
100
100
84
103
108
102
100
97
98
83
81
80
75
60
40
20
0 Index totale intramurale zorgzwaarte
Index gemiddelde intramurale zorgzwaarte
1-1-2010
1-1-2011
1-1-2012
1-1-2013
Index aantal intramurale cliënten
1-1-2014
Zorgzwaarte van cliënten met grondslag PG De totale zorgzwaarte van de cliënten met grondslag PG stijgt in de periode 2010-2013 met 21% (Figuur4.5.4). Deze stijging is het grootst in 2010 en 2011, met respectievelijk zes en acht procentpunten. De toename van de totale zorgzwaarte wordt voor het belangrijkste deel verklaard door de toename van het aantal cliënten in de periode 2010–2013 met 13% en voor een kleiner deel door de toename van hun gemiddelde zorgzwaarte met 7%. Figuur 4.5.4
Geïndexeerde ontwikkeling van het aantal cliënten met grondslag PG en hun totale en gemiddelde zorgzwaarte per peildatum (ijkpunt 1 januari 2010).
140
120
100
114 100
119
121
106
100
101
105
107
107 100
104
108
111
113
80
60
40
20
0
Index totale zorgzwaarte
Index gemiddelde zorgzwaarte 1-1-2010
1-1-2011
1-1-2012
1-1-2013
Index aantal cliënten 1-1-2014
De toename van de totale zorgzwaarte van cliënten met grondslag PG in de periode 2010-2013 (21%) komt voor rekening van zowel de toename van de totale extramurale zorgzwaarte met 25% (Figuur 4.5.5) als van de totale intramurale zorgzwaarte met 21% (Figuur 4.5.6). De groei van de totale extramurale zorgzwaarte (25%) in deze periode kan verklaard worden door de nog snellere groei van het aantal extramurale cliënten met 27%. Hun gemiddelde zorgzwaarte neemt daarentegen met 2% af.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 52
Figuur 4.5.5
Geïndexeerde ontwikkeling van het aantal extramurale cliënten met grondslag PG en hun totale en gemiddelde zorgzwaarte per peildatum (ijkpunt 1 januari 2010).
140 127
125
120 106 100
111
113 106
100
100
100
100
98
110
115
100
98
80
60
40
20
0
Index totale extramurale zorgzwaarte
Index gemiddelde extramurale zorgzwaarte 1-1-2010
1-1-2011
1-1-2012
Index aantal extramurale cliënten
1-1-2013
1-1-2014
De groei van de totale intramurale zorgzwaarte (21%) kan verklaard worden door de groei van het aantal intramurale cliënten met 11% en voor een iets kleiner deel door de groei van hun gemiddelde zorgzwaarte met 9%. Figuur 4.5.6
Geïndexeerde ontwikkeling van het aantal intramurale cliënten met grondslag PG en hun totale en gemiddelde zorgzwaarte per peildatum (ijkpunt 1 januari 2010).
140
120
114
119
121
105 100
100
100
101
106
108
109 100
104
108
110
111
80
60
40
20
0 Index totale intramurale zorgzwaarte
Index gemiddelde intramurale zorgzwaarte
1-1-2010
1-1-2011
1-1-2012
1-1-2013
Index aantal intramurale cliënten
1-1-2014
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 53
5 Psychiatrische problematiek 5.1
Extramurale en intramurale omvang30
Het aantal intramurale cliënten met grondslag PSY neemt in de periode 2010–2013 toe met 34% en het aantal en extramurale cliënten met 40% (Figuur 5.1.1). De groei van zowel het aantal intramurale als extramurale cliënten is in 2013 aanmerkelijk lager dan de jaren daarvoor (Figuur 5.1.2). Vooral de toename van het aantal extramurale cliënten in 2010 valt op. De groei van het aantal extramurale cliënten neemt vanaf 2011 ieder jaar iets af. Het patroon van afnemende groei geldt in iets mindere mate ook voor het aantal intramurale cliënten met grondslag PSY. Figuur 5.1.1
Aantal cliënten met grondslag PSY, uitgesplitst naar intra- en extramurale zorg.
90.000 76.055
80.000 70.000
60.000
79.740
81.795
68.690
58.425
50.000 40.000
35.950
46.755
42.985
39.770
48.085
30.000
20.000 10.000 0 1-1-2010
1-1-2011
1-1-2012
extramuraal Figuur 5.1.2
1-1-2013
1-1-2014
intramuraal
Relatieve toe- of afname van aantal cliënten met grondslag PSY ten opzichte van voorgaande peildatum, uitgesplitst naar intra- en extramurale zorg.
45%
40% 35% 30% 25% 20%
15% 10% 5% 0%
extramuraal
30
intramuraal
Omdat deze Trendrapportage de ontwikkelingen in de geïndiceerde AWBZ-zorg op grote lijnen behandelt, is geen onderscheid gemaakt in B- en C-pakketten.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 54
Ontwikkeling aantal extramurale cliënten per zorgfunctiecategorieën31 De aanspraak op extramurale zorg die op basis van grondslag PSY is toegekend, ligt vooral bij de zorgfunctie BGI, al dan niet in combinatie met PV/VP/BH/KVB (Figuur 5.1.3). Indicaties voor BGG of BGG+BGI (al dan niet met overige zorgfuncties) komen duidelijk minder vaak voor bij grondslag PSY. Jeugdige cliënten met grondslag PSY blijven buiten beeld bij het CIZ, omdat zij door Bureau Jeugdzorg worden geïndiceerd. Figuur 5.1.3
Aantal extramurale cliënten met grondslag PSY per geïndiceerde zorgfunctiecategorie.
1-jan-14
11.775 15.040
1-jan-13
11.480 14.805
1-jan-12
11.135 14.340
1-jan-11
54.985 53.460 50.585 45.490
9.965 13.235
1-jan-10
39.025
8.170 11.235 0
10.000
20.000
30.000
BGI (+PV/VP/BH/KVB)
40.000
50.000
60.000
BGG (+PV/VP/BH/KVB)
BGI+BGG (+PV/VP/BH/KVB)
Ontwikkeling aantal intramurale cliënten per zorgzwaartepakket In de vorige paragraaf constateerden we, dat het aantal intramurale cliënten met grondslag PSY in de periode 2010–2013 met 34% toeneemt (Figuur 5.1.1). Figuur 5.1.4 geeft de meest opvallende verschuivingen per zorgzwaartepakket weer: Het aantal cliënten met een ZZP GGZ-B neemt toe van 8.020 tot 9.735. Hun aandeel is verhoudingsgewijs laag en neemt iets af (van 22% tot 20%); Het aantal cliënten met een lagere ZZP GGZ-C (GGZ01C en GGZ02C) neemt af van 8.430 tot 4.320. Hun aandeel neemt af van 23% tot 9%; Het aantal cliënten met een ZZP GGZ03C neemt toe van 7.515 tot 17.820. Hun aandeel neemt toe van 21% tot 37%; Het aantal cliënten met een ZZP GGZ04C neemt toe van 3.225 tot 8.470. Hun aandeel neemt toe van 9% tot 18%; Het aantal cliënten met een ZZP GGZ05C neemt toe van 1.780 tot 5.970. Hun aandeel neemt toe van 5% tot 12%; Het aandeel intramurale cliënten zonder ZZP (oude verblijfsindicaties) daalt van 18% tot 0%.
31
Op basis van de grondslag PSY is er geen toegang tot de functies VP en BH. Deze functies kunnen mogelijk wel op grond van een andere bijkomende grondslag zijn geïndiceerd.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 55
Figuur 5.1.4
Ontwikkeling aantal en aandeel intramurale cliënten met grondslag PSY per ZZP.
1-1-2014
20%
1-1-2013
21%
1-1-2012
22%
17%
1-1-2011
23%
20%
1-1-2010
5.2
9%
37%
13%
22%
36%
23%
0
5.000
10.000
GGZB
GGZ01C/GGZ02C
18%
15.000 GGZ03C
14%
28%
12%
21%
9%
20.000
25.000
GGZ04C
10%
16%
34%
GGZ05C
5% 1%
7%
8%
2%
4%
12%
2%
3%
2%
8%
18%
30.000
35.000
40.000
GGZ06C/VV09/9b en overige ZZP's
45.000
50.000
Geen ZZP
Leeftijdsverdeling
Zowel bij extramurale als intramurale cliënten met grondslag PSY ligt het zwaartepunt in de leeftijdscategorie 18-64 jaar (Figuren 5.2.1 en 5.2.2). Leeftijden onder de 18 jaar komen bij CIZcliënten met grondslag PSY niet voor. Deze jeugdige cliënten worden namelijk door Bureau Jeugdzorg (BJZ) geïndiceerd. Het aantal extramurale 65-plussers neemt in de periode 2010-2013 iets toe. Het aantal intramurale 65-plussers neemt in 2010 en 2011 juist iets af en in 2012 en 2013 weer iets toe. Hierdoor is op 1 januari 2014 het aantal intramurale 65-plussers nagenoeg gelijk aan het aantal op 1 januari 2010. De gemiddelde leeftijd van alle AWBZ-cliënten met grondslag PSY (extramuraal en intramuraal) daalt in de periode 2010–2013 van 47 naar 46 jaar. Dit komt doordat de gemiddelde leeftijd van intramurale psychiatrische cliënten daalt. Doordat het aantal intramurale psychiatrische cliënten van 18-64 jaar sneller toeneemt dan het aantal intramurale psychiatrische 65-plussers, daalt hun gemiddelde leeftijd van 49 naar 46 jaar. De gemiddelde leeftijd van extramurale psychiatrische cliënten blijft gedurende de gehele periode 2010-2013 45 jaar. Figuur 5.2.1
Aantal extramurale cliënten met grondslag PSY naar leeftijdscategorie.
1-1-2014
72.210
9.590
1-1-2013
70.875
8.865
1-1-2012
67.875
8.180
1-1-2011
61.510
7.175
1-1-2010
52.130
6.295 0
20.000 0-17 jr
40.000 18-64 jr
60.000
80.000
65jr e.o.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 56
Figuur 5.2.2
Aantal intramurale cliënten met grondslag PSY naar leeftijdscategorie.
1-1-2014
40.025
8.060
1-1-2013
38.660
8.095
1-1-2012
35.045
7.940
1-1-2011
31.775
7.990
1-1-2010
27.820
8.130 0
10.000
20.000
0-17 jr
5.3
30.000
18-64 jr
40.000
50.000
65jr e.o.
Stroomdynamiek
Zoals we reeds hebben gezien, stijgt het aantal cliënten met grondslag PSY in de periode 20102013 met 38%. Deze jaarlijkse toename is te herleiden tot het feit, dat in ieder jaar meer cliënten instromen dan uitstromen. De uitstroom is in de periode 2010-2013 per jaar respectievelijk 53%, 60%, 66% en 81% van de instroom. Figuur 5.3.1 toont hoeveel cliënten met grondslag PSY ieder jaar instromen, doorstromen en uitstromen. In 2013 bijvoorbeeld is de instroom 18.245 cliënten, de doorstroom 111.635 cliënten en de uitstroom 14.860 cliënten. Figuur 5.3.1
De totale instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten met grondslag PSY.
Totaal 1-1-2010: 94.375
Totaal 1-1-2011: 108.460
29.955 Instroom
Totaal 1-1-2012: 119.045
26.680 Instroom
Totaal 1-1-2013: 126.495
22.005 Instroom
Totaal 1-1-2014: 129.880
18.245 Instroom
104.490
111.635
Doorstroom
Doorstroom
Doorstroom
-15.875
-16.095
-14.550
-14.860
Uitstroom 2010
Uitstroom 2011
Uitstroom 2012
78.500 Doorstroom
UITSTROOM
92.365
UITSTROOM
Uitstroom 2013 UITSTROOM
De dynamiek van de extramurale cliëntenpopulatie is groter dan van de intramurale cliëntenpopulatie (Figuren 5.3.2 en 5.3.3). De extramurale instroom en uitstroom is naar
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 57
verhouding groter dan de intramurale instroom en uitstroom, en de doorstroom is extramuraal naar verhouding kleiner dan intramuraal. De stijging van het aantal extramurale cliënten met grondslag PSY in de periode 2010-2013 met 40% is te herleiden tot het feit dat de extramurale instroom ieder jaar groter is dan de extramurale uitstroom. Hierdoor neemt het aantal extramurale cliënten met grondslag PSY elk jaar toe (Figuur 5.3.2). Figuur 5.3.2
De extramurale instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten met grondslag PSY.
Totaal 1-1-2011: 68.690
Totaal 1-1-2010: 58.425
23.590 Instroom
Figuur 5.3.3
21.175 Instroom
54.880
Totaal 1-1-2014: 81.795
Totaal 1-1-2013: 79.740
Totaal 1-1-2012: 76.055
14.455 Instroom
16.545 Instroom
63.200
67.345
Doorstroom
Doorstroom
-12.395 Uitstroom
45.100 Doorstroom
Doorstroom
-13.325 Uitstroom
-13.810 Uitstroom
-12.860 Uitstroom
UITSTROOM 2010
2011
2012
UITSTROOM 2013
De intramurale instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten met grondslag PSY.
Totaal 1-1-2012: 42.985
Totaal 1-1-2011: 39.770
Totaal 1-1-2010: 35.950
9.085 Instroom
30.685 Doorstroom
8.340 Instroom
34.650 Doorstroom
Totaal 1-1-2014: 48.085
Totaal 1-1-2013: 46.755
8.350 Instroom
38.405 Doorstroom
6.495 Instroom
41.590 Doorstroom
-5.265 Uitstroom
-5.120 Uitstroom
-4.585 Uitstroom
-5.165 Uitstroom
2010
2011
2012
2013
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 58
De toename van het aantal intramurale cliënten met grondslag PSY met 34% is te herleiden tot het feit dat de intramurale uitstroom ieder jaar groter is dan de intramurale instroom. Hierdoor neemt het aantal intramurale cliënten met grondslag PSY elk jaar toe (Figuur 5.4.2). 5.4
Zorgzwaarte
De totale zorgzwaarte van de cliënten met grondslag PSY stijgt in de periode 2010-2013 met 48% (Figuur 5.4.1). Deze stijging is het grootst in de periode 2010-2012 en zwakt in 2013 af. De toename van de totale zorgzwaarte wordt voor het belangrijkste deel verklaard door de toename van het aantal cliënten in de periode 2010–2013 met 38%. Voor een kleiner deel is deze toename te herleiden tot een stijging van de gemiddelde zorgzwaarte van alle cliënten met 7%. Figuur 5.4.1
Geïndexeerde ontwikkeling van het aantal cliënten met grondslag PSY en van hun totale en gemiddelde zorgzwaarte per peildatum (ijkpunt 1 januari 2010).
160 142 140
134
129
138
126
115
120
100
148
115
100
100
100
106
103
107 100
80
60
40
20
0 Index totale zorgzwaarte
Index gemiddelde zorgzwaarte
1-1-2010
Figuur 5.4.2
1-1-2011
1-1-2012
Index aantal cliënten
1-1-2013
1-1-2014
Geïndexeerde ontwikkeling van het aantal extramurale cliënten met grondslag PSY en van hun totale en gemiddelde zorgzwaarte per peildatum (ijkpunt 1 januari 2010).
160 137
140
136
100
140
130
118
120
100
142
131 118 100
100
100
101
101
100
80
60
40
20
0 Index totale extramurale zorgzwaarte
Index gemiddelde extramurale zorgzwaarte 1-1-2010
1-1-2011
1-1-2012
1-1-2013
Index aantal extramurale cliënten 1-1-2014
De toename van de totale zorgzwaarte van cliënten met grondslag PSY in de periode 2010-2013 met 48% komt voor rekening van de totale extramurale zorgzwaarte met 42% (Figuur 5.4.2) en de totale intramurale zorgzwaarte met 50% (Figuur 5.4.3).
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 59
De stijging van de totale extramurale zorgzwaarte is het grootst in 2010 en 2011 en zwakt daarna iets af. De groei van de totale extramurale zorgzwaarte (42%) in deze periode kan voor het belangrijkste deel verklaard worden door de groei van het aantal extramurale cliënten met 40%. Daarnaast neemt hun gemiddelde zorgzwaarte met 1% toe. De totale intramurale zorgzwaarte stijgt in de periode 2010–2013 met 50%. De stijging is het grootst in de periode 2010-2012 en zwakt in 2013 iets af. De groei van de totale intramurale zorgzwaarte in deze periode kan voor het belangrijkste deel verklaard worden door de groei van het aantal intramurale cliënten met 34%. Voor een kleiner deel komt dit door de groei van hun gemiddelde zorgzwaarte met 12%. Figuur 5.4.3
Geïndexeerde ontwikkeling van het aantal intramurale cliënten met grondslag PSY en van hun totale en gemiddelde zorgzwaarte per peildatum (ijkpunt 1 januari 2010).
160
150 144
140
120
100
130
129 120
114 100
134
100
103
108
110
112
111 100
80
60
40
20
0 Index totale intramurale zorgzwaarte
Index gemiddelde intramurale zorgzwaarte 1-1-2010
1-1-2011
1-1-2012
1-1-2013
Index aantal intramurale cliënten 1-1-2014
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 60
6 Lichamelijke Handicap 6.1
Extramurale en intramurale omvang
Het aantal intramurale en extramurale cliënten met grondslag LG neemt in de periode 2010-2013 met respectievelijk 84% en 69% flink toe (Figuur 6.1.1). De groei is het sterkst in 2010 en zwakt daarna duidelijk af; dit geldt vooral voor intramurale cliënten (Figuur 6.1.2). Eerder hebben we in tabel 4.2.2 gezien, dat een toename van intramurale cliënten met grondslag LG voor een deel verklaard kan worden door de instroom vanuit grondslag SOM (over de periode 2012-2013 gemiddeld 35%). Deze instroom is eveneens het grootst in 2010 en zwakt daarna af. (Zie ook de analyse van de overgang van grondslag SOM naar grondslag LG in hoofdstuk 4). Figuur 6.1.1
Aantal cliënten met grondslag LG, uitgesplitst naar intra- en extramurale zorg.
40.000
35.410
35.000 29.470
30.000 25.000
26.145 20.925
20.000 15.000
10.000
32.065
20.835
20.375
17.490
20.055
10.910
5.000 0 1-1-2010
1-1-2011
1-1-2012
extramuraal Figuur 6.1.2
1-1-2013
1-1-2014
intramuraal
Relatieve toe- of afname van aantal cliënten met grondslag LG ten opzichte van voorgaande peildatum, uitgesplitst naar intra- en extramurale zorg.
90% 80%
70% 60% 50% 40% 30% 20% 10%
0% -10%
extramuraal
intramuraal
Ontwikkeling aantal extramurale cliënten per zorgfunctiecategorie De aanspraak op extramurale zorg van cliënten met grondslag LG is redelijk gelijk verspreid over de verschillende zorgfuncties en de functiecategorieën (Figuur 6.1.3). In de periode 2010-2013 groeit het aantal cliënten met aanspraak op alleen de zorgfuncties PV en/of VP (zorg thuis) naar verhouding het sterkst. Het zwaartepunt voor LG ligt in 2010 en 2011 op combinaties met BGG
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 61
en/of KVB. Voor cliënten met grondslag LG die jonger zijn dan 65 jaar, kan BGG dienen als vervanging van een betaalde baan. In 2012 en 2013 verschuift het zwaartepunt echter naar combinaties met PV/VP. Figuur 6.1.3
Aantal extramurale cliënten met grondslag LG per geïndiceerde zorgfunctiecategorie.
1-1-2014
13.985
8.940
1-1-2013
11.720
8.345
1-1-2012
7.715
11.995 10.010 11.740
7.910 6.620
1-1-2011
4.980 5.885
1-1-2010 0
BGI/BH(+PV/VP)
11.610 10.060
5.000
PV/VP
12.490
10.000
15.000
BGG/KVB(+PV/VP/BH/BGI)
Ontwikkeling aantal intramurale cliënten per zorgzwaartepakket In de vorige paragraaf constateerden we, dat het aantal intramurale cliënten met grondslag LG in de periode 2010–2013 met 84% stijgt (Figuur 6.1.1). Figuur 6.1.4 geeft de meest opvallende verschuivingen per zorgzwaartepakket weer: Figuur 6.1.4
1-1-2014
3%
1-1-2013
4%
1-1-2012
5%
1-1-2011
6%
1-1-2010
8%
Ontwikkeling aantal en aandeel intramurale cliënten met grondslag LG per ZZP.
8%
9%
8%
11%
9%
19%
0
39%
5.000 LG01
LG02
LG03
LG04
6%
9%
7%
1%
1% 2%
41%
1% 8%
10.000 LG05/06/07
8%
39%
21%
10%
11%
38%
21%
17%
15%
39%
21%
14%
10%
11%
21%
VV06
15.000 Overige ZZP's
20.000
25.000
Geen ZZP
Het aantal cliënten met een ZZP LG01 neemt af van 870 tot 595. Hun aandeel daalt van 8% tot 3%; Het aantal cliënten met een ZZP LG02 neemt toe van 1.225 tot 1.665. Hun aandeel daalt echter van 11% tot 8%; Het aantal cliënten met een ZZP LG03 stijgt in 2010 van 1.675 tot 3.025 en daalt vervolgens in de periode 2011-2013 van 3.025 tot 1.835. Hun aandeel stijgt in 2010 van 15% naar 17% en daalt in de periode 2011-2013 van 17% naar 9%; Het aantal cliënten met een ZZP LG04 stijgt van 2.055 tot 4.125. De grootste stijging doet zich voor in 2010 (van 2.055 tot 3.760). Hun aandeel stijgt van 19% naar 21%; Het aantal cliënten met de hogere ZZP’s (LG05, LG06 en LG07) stijgt in 2010 van 4.200 tot 7.210 en in de periode 2011-2013 van 7.210 tot 7.745. Hun aandeel stijgt in 2010 van 39% naar 41% en daalt in de periode 2011-2013 van 41% naar 39%;
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 62
Het aantal cliënten met een ZZP VV06 neemt in 2010 toe van 0 tot 20. In de periode 2011-2013 stijgt het aantal cliënten met een ZZP VV06 van 20 tot 2.165. Hun aandeel neemt in de periode 2010-2013 van 0% tot 11%; Dit is verklaarbaar doordat sinds 1 januari 2011 een cliënt met grondslag LG gemakkelijker dan voorheen een ZZP uit een VV-reeks kan kiezen met behoud van grondslag LG. Als dit voor 1 januari 2011 gebeurde werd grondslag LG veranderd in grondslag SOM. Het aantal cliënten met overige ZZP’s (meestal ZZP VV02, 03, 04, 07 of 08) neemt in 2010 toe van 60 tot 185. In de periode 2011-2013 stijgt dit aantal van 185 tot 1.915. Hun aandeel stijgt in de periode 2010-2013 van 0% tot 10%; Het aandeel intramurale cliënten zonder ZZP (oude verblijfsindicaties) daalt van 8% tot 0%. 6.2
Leeftijdsverdeling
Bij extramurale cliënten met grondslag LG zijn alle leeftijdscategorieën vertegenwoordigd (Figuur 6.2.1). De grootste leeftijdscategorie is de categorie 18-64 jaar. In de periode 2010–2013 stijgt het aantal extramurale cliënten van 18-64 jaar en met name van 65 jaar en ouder flink, terwijl het aantal cliënten jonger dan 18 in deze periode juist daalt. Figuur 6.2.1
Aantal extramurale cliënten met grondslag LG naar leeftijdscategorie.
2.525
1-1-2014
16.800 16.085
2.690
1-1-2013
15.835 13.535
3.060
1-1-2012
11.385 3.245
1-1-2011
3.490
11.345
6.090 0
5.000 0-17 jr
Figuur 6.2.2
13.635
9.260
1-1-2010
15.020
10.000 18-64 jr
15.000
20.000
65jr e.o.
Aantal intramurale cliënten met grondslag LG naar leeftijdscategorie.
155
1-1-2014
7.740
185
1-1-2013
7.445
200
1-1-2012
0
2.000
13.300
6.210
240
1-1-2010
13.200
6.875
230
1-1-2011
12.160
11.050
5.320 5.345 4.000 0-17 jr
6.000 18-64 jr
8.000
10.000 12.000 14.000
65jr e.o.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 63
Bij intramurale cliënten met grondslag LG vormen 65-plussers de grootste leeftijdscategorie (Figuur 6.2.2). Hun aantal stijgt hard in de periode 2010–2013 en deze stijging is vooral in 2010. Deze stijging kan voor een deel verklaard kan worden door de toestroom vanuit grondslag SOM. Deze toestroom is eveneens het grootst in 2010 en betreft relatief veel 65-plussers. De gemiddelde leeftijd van alle cliënten met grondslag LG (extramuraal en intramuraal) stijgt in de periode 2010–2013 van 53 naar 62 jaar. De gemiddelde leeftijd van intramurale cliënten stijgt in deze periode van 61 naar 67 jaar en van extramurale cliënten van 49 naar 59 jaar. 6.3
Stroomdynamiek
Zoals we reeds hebben gezien, stijgt het aantal cliënten met grondslag LG in de periode 2010-2013 met 74%. Deze jaarlijkse toename is te herleiden tot het feit, dat in ieder jaar meer cliënten instromen dan uitstromen. De stijging van het aantal cliënten is het grootst in 2010 en 2011. Het relatieve verschil tussen instroom en uitstroom is in 2010 en 2011 dan ook aanzienlijk groter dan in 2012 en 2013. De uitstroom is in de periode 2010-2013 per jaar respectievelijk 32%, 55%, 74% en 78% van de instroom. Figuur 6.3.1 toont hoeveel cliënten met grondslag LG ieder jaar instromen, doorstromen en uitstromen. In 2013 bijvoorbeeld is de instroom 11.525 cliënten, de doorstroom 43.940 cliënten en de uitstroom 8.960 cliënten. Figuur 6.3.1
De totale instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten met grondslag LG.
Totaal 1-1-2010: 31.835
Totaal 1-1-2011: 43.630
Totaal 1-1-2012: 49.840
13.705 Instroom
Totaal 1-1-2014: 55.465
Totaal 1-1-2013: 52.900
11.725 Instroom
11.525 Instroom
17.425 Instroom
26.210 Doorstroom -5.625 Uitstroom 2010
41.170
43.940
36.140 Doorstroom
Doorstroom
Doorstroom
-7.495 Uitstroom
-8.670 Uitstroom
-8.960 Uitstroom
2011
2012
2013
De toename van het aantal extramurale cliënten met grondslag LG in de periode 2010-2013 met 69% is te herleiden tot het feit dat ieder jaar meer extramurale cliënten instromen dan uitstromen. Hierdoor neemt het aantal extramurale cliënten met grondslag LG elk jaar toe (Figuur 6.3.2). Zoals we eerder zagen, neemt het aantal intramurale cliënten met grondslag LG in de periode 2010-2013 toe met 84%. De stijging van het aantal intramurale cliënten is het grootst in 2010 en zwakt daarna flink af. In 2013 is zelfs sprake van een lichte afname van het aantal intramurale cliënten met grondslag LG. Figuur 6.3.3 laat zien, dat vooral in 2010, maar ook in 2011 en 2012, de intramurale instroom groter is dan de intramurale uitstroom. Dat leidt tot een groei van het aantal intramurale cliënten met grondslag LG. In 2013 is daarentegen de intramurale instroom lager dan de intramurale uitstroom. Dit leidt tot een daling van het aantal intramurale cliënten met grondslag LG.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 64
Figuur 6.3.2
De extramurale instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten met grondslag LG.
Totaal 1-1-2011: 26.145
Totaal 1-1-2010: 20.925
9.680 Instroom
8.370 Instroom
Totaal 1-1-2013: 32.065
7.855 Instroom
24.210
8.785 Instroom
26.630 Doorstroom
21.095 Doorstroom
Doorstroom
-4.465 Uitstroom
-5.045 Uitstroom
-5.260 Uitstroom
-5.435 Uitstroom
2010
2011
2012
2013
16.460 Doorstroom
Figuur 6.3.3
Totaal 1-1-2012: 29.470
Totaal 1-1-2014: 35.410
De intramurale instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten met grondslag LG.
Totaal 1-1-2010: 10.910
Totaal 1-1-2011: 17.490
Totaal 1-1-2012: 20.375
6.235 Instroom
Totaal 1-1-2013: 20.835
Totaal 1-1-2014: 20.055
4.790 Instroom
3.600 Instroom
16.045
16.455
Doorstroom
Doorstroom
8.400 Instroom
14.140 9.090 Doorstroom
-1.820 Uitstroom 2010
6.4
Doorstroom
-3.350 Uitstroom
-4.330
-4.380
Uitstroom
Uitstroom
2011
2012
2013
Zorgzwaarte
De totale zorgzwaarte van de cliënten met grondslag LG stijgt in de periode 2010-2013 met 73% (Figuur 6.4.1). De stijging is het grootst in 2010 en zwakt daarna sterk af. Dit patroon zagen we ook in de vorige paragraaf bij de groei van het aantal cliënten met grondslag LG. De stijging van
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 65
de totale zorgzwaarte kan dan ook vrijwel volledig worden verklaard door de toename van het aantal cliënten met grondslag LG (74%). Want de gemiddelde zorgzwaarte fluctueert slechts licht; deze stijgt in eerste instantie licht, maar daalt in 2012 en 2013 weer naar het niveau van 2010. Figuur 6.4.1
Geïndexeerde ontwikkeling van het aantal cliënten met grondslag LG en van hun totale en gemiddelde zorgzwaarte per peildatum (ijkpunt 1 januari 2010).
200 180 161
168
174
173
166 157
160
141
137
140 120 100
100
100
103
103
102
100
100
80 60 40 20 0 Index totale zorgzwaarte
Index gemiddelde zorgzwaarte
1-1-2010
1-1-2011
1-1-2012
1-1-2013
Index aantal cliënten
1-1-2014
De toename van de totale zorgzwaarte van cliënten met grondslag LG in de periode 2010-2013 (73%) komt door de toename van de totale extramurale zorgzwaarte met 58% (Figuur 6.4.2) en de totale intramurale zorgzwaarte met 89% (Figuur 6.4.3). De totale extramurale zorgzwaarte stijgt in de periode 2010-2013 met 58%. De stijging is het grootst in 2010 en neemt daarna af. De toename van de totale extramurale zorgzwaarte kan worden verklaard door de toename van het aantal extramurale cliënten met grondslag LG met 69%. Hun gemiddelde zorgzwaarte daalt juist met 6%. Figuur 6.4.2
Geïndexeerde ontwikkeling van het aantal extramurale cliënten met grondslag LG en van hun totale en gemiddelde zorgzwaarte per peildatum (ijkpunt 1 januari 2010).
180
169 158
160
153
145
141
137
140
125
122 120 100
100
100
98
98
95
94
100
80 60
40 20 0 Index totale extramurale zorgzwaarte
Index gemiddelde extramurale zorgzwaarte 1-1-2010
1-1-2011
1-1-2012
1-1-2013
Index aantal extramurale cliënten 1-1-2014
De totale intramurale zorgzwaarte stijgt in de periode 2010-2013 met 89%. De stijging is het hoogst in 2010 en neemt daarna elk jaar af. In 2013 is zelfs sprake van een daling van vier procentpunten ten opzichte van het jaar daarvoor. De toename van de totale intramurale
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 66
zorgzwaarte wordt voor het belangrijkste deel verklaard door de toename van het aantal intramurale cliënten in de periode 2010–2013 met 84%. Voor een kleiner deel is deze toename te herleiden tot een stijging van hun gemiddelde zorgzwaarte met 3%. Figuur 6.4.3
Geïndexeerde ontwikkeling van het aantal intramurale cliënten met grondslag LG en van hun totale en gemiddelde zorgzwaarte per peildatum (ijkpunt 1 januari 2010).
200
188
193
189
187
191
184
180 162
160
160
140 120 100
100
100
101
101
101
103
100
80 60 40 20 0 Index totale intramurale zorgzwaarte
Index gemiddelde intramurale zorgzwaarte
1-1-2010
1-1-2011
1-1-2012
1-1-2013
Index aantal intramurale cliënten
1-1-2014
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 67
7 Verstandelijke Handicap 7.1
Extramurale en intramurale omvang
Het aantal intramurale en extramurale cliënten met grondslag VG neemt in de periode 2010-2013 toe met respectievelijk 24% en 18% (Figuur 7.1.1). Opvallend is de groei van het aantal extramurale cliënten in 2010. Deze groei halveert echter bijna in 2011 en zwakt daarna verder af. (Figuur 7.1.2). Figuur 7.1.1
Aantal cliënten met grondslag VG, uitgesplitst naar intra- en extramurale zorg.
120.000
100.000 80.000 60.000
91.895
86.560 81.885 76.030 69.615 70.550 66.100 60.055
94.480
70.825
40.000 20.000 0 1-1-2010
1-1-2011 extramuraal
Figuur 7.1.2
1-1-2012
1-1-2013
1-1-2014
intramuraal
Relatieve toe- of afname van aantal cliënten met grondslag VG ten opzichte van voorgaande peildatum, uitgesplitst naar intra- en extramurale zorg.
30% 25%
20% 15% 10% 5% 0%
extramuraal
intramuraal
Ontwikkeling aantal extramurale cliënten per zorgfunctiecategorie De aanspraak op extramurale zorg van cliënten met grondslag VG is tot en met januari 2011 vrij gelijk verspreid over de verschillende zorgfunctiecategorieën. (Figuur 7.1.3). Het aantal cliënten met functiecategorie BGG/BH groeit in de periode 2010–2013 relatief het sterkst. Het aandeel van cliënten met BGI groeit daarentegen nauwelijks in deze periode. Het aandeel cliënten dat aanspraak maakt op KVB (eventueel met andere functies) neemt na januari 2011 ongeveer even sterk af als dat het aandeel cliënten met BGG/BHI toeneemt. Dit hangt samen met de vervanging per 1 januari 2011 van de functie Verblijf Tijdelijk (VBT) door de functie KVB. Indicaties voor VBT
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 68
met een geldigheidsduur tot na 1 januari 2011, behielden hun geldigheid. De criteria voor KVB zijn veel scherper, dit verklaart de gestage daling van KVB vanaf januari 2011. Figuur 7.1.3
Aantal extramurale cliënten met grondslag VG per geïndiceerde zorgfunctiecategorie.
27.540
1-jan-14
34.255
9.030 26.575
1-jan-13
33.090
10.890
25.920 30.310
1-jan-12 13.385
24.015 25.035
1-jan-11 17.050
21.630 21.375 17.050
1-jan-10 0
10.000
BGI (+PV/VP)
20.000
BGG/BH (+PV/VP/BGI)
30.000
40.000
KVB (+PV/VP/BH/BGI/BGG)
Ontwikkeling aantal intramurale cliënten per zorgzwaartepakket In de vorige paragraaf constateerden we, dat het aantal intramurale cliënten met grondslag VG in de periode 2010–2013 stijgt met 24% (Figuur 7.1.1). Figuur 7.1.4 geeft de meest opvallende verschuivingen per zorgzwaartepakket weer: Figuur 7.1.4
Ontwikkeling aantal en aandeel intramurale cliënten met grondslag VG per ZZP.
1-1-2014
8%
1-1-2013
10%
22%
1-1-2012
11%
21%
1-1-2011
12%
1-1-2010
22%
VG03
20.000 VG04
Het aantal cliënten met daalt van 12% tot 8%; Het aantal cliënten met 17% tot 22%; Het aantal cliënten met 11% tot 12%; Het aantal cliënten met 16% tot 11%;
16%
30.000 VG05
16%
16%
VG06
14%
12%
40.000 VG07
50.000 VG08
10%
60.000 LVG01-02
12%
11%
11%
3%
6%
12%
18%
15%
12%
11%
21%
14%
12%
17%
10.000 VG01/02
11%
12%
19%
12%
0
12%
5%
3% 6%
2%
3% 2%
1%2% 6%
7%
7%
2%
16%
13%
70.000 LVG03-LVG05
80.000 Overige ZZP's
90.000
100.000
Geen ZZP
lagere ZZP’s (VG01 of VG02) neemt af van 9.235 tot 8.020. Hun aandeel een ZZP VG03 neemt toe van 12.885 tot 20.505. Hun aandeel stijgt van een ZZP VG04 neemt toe van 8.160 tot 11.105. Hun aandeel stijgt van een ZZP VG05 neemt af van 12.180 tot 9.665. Hun aandeel daalt van
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 69
Het aantal cliënten met een ZZP VG06 neemt toe van 9.175 tot 19.415. Hun aandeel daalt van 12% tot 21%; Het aantal cliënten met een ZZP VG07 neemt toe van 7.405 tot 11.395. Hun aandeel daalt van 10% tot 12%; Het aantal cliënten met een ZZP VG08 neemt in 2010 toe van 0 tot 30. In de periode 2011-2013 stijgt het aantal cliënten van 30 tot 5.430. Hun aandeel neemt in de periode 2010-2013 toe van 0% tot 6%; Het aandeel intramurale cliënten zonder ZZP (oude verblijfsindicaties) daalt van 13% tot 0%. 7.2
Leeftijdsverdeling
Er zijn relatief weinig intramurale en extramurale 65-plussers met grondslag VG (Figuren 7.2.1 en 7.2.2). De meeste intramurale en extramurale cliënten vallen binnen de leeftijdscategorie 18-64 jaar. Het aantal extramurale cliënten jonger dan 18 jaar neemt in 2010 en 2011 iets af en neemt in 2012 en 2013 iets toe. Per saldo verandert hun aantal nauwelijks in de periode 2010-2013. Het aantal extramurale cliënten van 18 jaar en ouder neemt echter toe in de periode 2010-2013. Dit leidt ertoe, dat de gemiddelde leeftijd van de totale groep extramurale cliënten met grondslag VG in deze periode stijgt van 25 naar 28 jaar. Figuur 7.2.1
Aantal extramurale cliënten met grondslag VG naar leeftijdscategorie.
27.785
1-1-2014
29.255
1-1-2013
39.545
1.755 30.100
1-1-2012
37.905
1.610
1-1-2011
29.795 34.865
1.440
1-1-2010
28.425 30.385
1.240 0
10.000
20.000
0-17 jr
Figuur 7.2.2
41.100
1.940
18-64 jr
30.000
40.000
50.000
65jr e.o.
Aantal intramurale cliënten met grondslag VG naar leeftijdscategorie.
9.195
1-1-2014
76.510
8.775 9.630
1-1-2013
73.950
8.315 9.455
1-1-2012
69.390
7.715 9.370
1-1-2011
65.465
7.050 9.040
1-1-2010
60.350
6.640 0
20.000
40.000
0-17 jr
18-64 jr
60.000
80.000
100.000
65jr e.o.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 70
Het aantal intramurale cliënten jonger dan 18 jaar neemt in de periode 2010-2013 toe. Hetzelfde geldt voor het aantal intramurale cliënten van 18 jaar en ouder. De gemiddelde leeftijd van de totale groep intramurale cliënten met grondslag VG daalt in deze periode licht, van 39 naar 38 jaar. Al met al stijgt de gemiddelde leeftijd van de totale groep AWBZ-cliënten met grondslag VG (extramuraal en intramuraal) in de periode 2010–2013 licht, van 33 jaar naar 34 jaar. Dat intramurale cliënten gemiddeld ouder zijn dan extramurale cliënten, past in het overwegend biografisch verloop van extramuraal (wonen bij de ouders) naar intramuraal. 7.3
Stroomdynamiek
De toename van het aantal cliënten met grondslag VG in de periode 2010-2013 met 21% is te herleiden tot het feit dat ieder jaar meer cliënten instromen dan uitstromen. De stijging van het aantal cliënten is in 2013 aanmerkelijk lager dan in voorgaande jaren. Het relatieve verschil tussen instroom en uitstroom is in 2010, 2011 en 2012 dan ook aanzienlijk groter dan in 2013. De uitstroom is in de periode 2010-2013 per jaar respectievelijk 44%, 52%, 56% en 75% van de instroom. Figuur 7.3.1 toont hoeveel cliënten met grondslag VG ieder jaar instromen, doorstromen en uitstromen. In 2013 bijvoorbeeld is de instroom 11.435 cliënten, de doorstroom 153.870 cliënten en de uitstroom 8.575 cliënten. Figuur 7.3.1
De totale instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten met grondslag VG.
Totaal 1-1-2011: 147.985
Totaal 1-1-2010: 136.080
21.205 Instroom
126.780 Doorstroom
-9.305 Uitstroom 2010
Totaal 1-1-2012: 156.175
Totaal 1-1-2013: 162.445
Totaal 1-1-2014: 165.300
14.265 Instroom
11.435 Instroom
139.240
148.180
153.870
Doorstroom
Doorstroom
Doorstroom
-8.740 Uitstroom
-7.995 Uitstroom
-8.575 Uitstroom 2013
16.930 Instroom
2011
2012
De dynamiek van de extramurale cliëntenpopulatie is groter dan van de intramurale cliëntenpopulatie (Figuren 7.3.2 en 7.3.3). De extramurale instroom en uitstroom is naar verhouding groter dan de intramurale instroom en uitstroom en de doorstroom is extramuraal naar verhouding kleiner dan intramuraal. Grondslag VG heeft van alle grondslagen de meest stabiele extramurale cliëntenpopulatie. In vergelijking met andere grondslagen is er weinig dynamiek (zie paragraaf 3.2). De toename van het aantal extramurale cliënten met grondslag VG in de periode 2010-2013 met 18% is te herleiden tot het feit dat ieder jaar meer extramurale cliënten instromen dan uitstromen. Hierdoor neemt het aantal extramurale cliënten met grondslag VG elk jaar toe (Figuur 7.3.2). Ook is zichtbaar dat het verschil tussen de instroom en uitstroom in 2012 en 2013 kleiner is dan in 2010 en 2011. Hierdoor vlakt de groei van het aantal extramurale cliënten af.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 71
Figuur 7.3.2
De extramurale instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten met grondslag VG.
Totaal 1-1-2010: 60.055
16.195 Instroom
49.905 Doorstroom
-10.150 Uitstroom 2010
Figuur 7.3.3
Totaal 1-1-2012: 69.615
Totaal 1-1-2011: 66.100
13.085 Instroom
56.530 Doorstroom
-9.570 Uitstroom 2011
Totaal 1-1-2014: 70.825
Totaal 1-1-2013: 70.550
10.695 Instroom
9.145 Instroom
59.860 Doorstroom
61.675 Doorstroom
-9.755 Uitstroom
-8.875 Uitstroom
2012
2013
De intramurale instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten met grondslag VG.
Totaal 1-1-2010: 76.030
Totaal 1-1-2011: 81.885
9.925 Instroom
71.960 Doorstroom
-4.070 Uitstroom 2010
Totaal 1-1-2012: 86.560
8.755 Instroom
77.805 Doorstroom
-4.080 Uitstroom 2011
Totaal 1-1-2013: 91.895
8.940 Instroom
Totaal 1-1-2014: 94.480
6.500 Instroom
82.955
87.980
Doorstroom
Doorstroom
-3.605 Uitstroom 2012
-3.915 Uitstroom 2013
De toename van het aantal intramurale cliënten met grondslag VG in de periode 2010-2013 met 24% is te herleiden tot het feit dat ieder jaar meer intramurale cliënten instromen dan uitstromen. Hierdoor neemt het aantal intramurale cliënten met grondslag VG elk jaar toe (Figuur 7.3.3).
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 72
Grondslag VG heeft behalve de meest stabiele extramurale cliëntenpopulatie ook de meest stabiele intramurale cliëntenpopulatie. In vergelijking met andere grondslagen is er weinig dynamiek (zie paragraaf 3.2). 7.4
Zorgzwaarte
De totale zorgzwaarte van de cliënten met grondslag VG stijgt in de periode 2010-2013 met 28% (Figuur 7.4.1). Deze toename wordt voor het belangrijkste deel verklaard door de toename van het aantal cliënten in de periode 2010–2013 met 21%. Voor een kleiner deel is deze toename te herleiden tot een stijging van hun gemiddelde zorgzwaarte met 6%. De toename van de totale zorgzwaarte van cliënten met grondslag VG in de periode 2010-2013 met 28% komt door de toename van de totale extramurale zorgzwaarte met 15% (Figuur 7.4.2) en de totale intramurale zorgzwaarte met 31% (Figuur 7.4.3). Figuur 7.4.1
Geïndexeerde ontwikkeling van het aantal cliënten met grondslag VG en van hun totale en gemiddelde zorgzwaarte per peildatum (ijkpunt 1 januari 2010).
140 123
128
116
120
115
106 100
100
100
99
101
104
119
121
109
106 100
80
60
40
20
0 Index totale zorgzwaarte
Index gemiddelde zorgzwaarte
1-1-2010
Figuur 7.4.2
1-1-2011
1-1-2012
1-1-2013
Index aantal cliënten
1-1-2014
Geïndexeerde ontwikkeling van het aantal extramurale cliënten met grondslag VG en van hun totale en gemiddelde zorgzwaarte per peildatum (ijkpunt 1 januari 2010).
140
120
114
115
116
115
105 100
100
117
118
110 100
98
99
99
99
100
80
60
40
20
0 Index totale extramurale zorgzwaarte
Index gemiddelde extramurale zorgzwaarte
1-1-2010
1-1-2011
1-1-2012
Index aantal extramurale cliënten
1-1-2013
1-1-2014
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 73
De totale extramurale zorgzwaarte stijgt in 2010 en 2011 en stabiliseert daarna. De toename van de totale extramurale zorgzwaarte met 15% in de periode 2010-2013 kan worden verklaard door de toename van het aantal extramurale cliënten met grondslag VG met 18%. Hun gemiddelde zorgzwaarte daalt juist met 1%. De groei van de totale intramurale zorgzwaarte (31%) in de periode 2010-2013 kan voor het belangrijkste deel verklaard worden door de groei van het aantal intramurale cliënten met 24% en voor een kleiner deel door de groei van hun gemiddelde zorgzwaarte met 5%. Figuur 7.4.3
Geïndexeerde ontwikkeling van het aantal intramurale cliënten met grondslag VG en van hun totale en gemiddelde zorgzwaarte per peildatum (ijkpunt 1 januari 2010).
140
131 125
121
116
120 106
100
100
124
114 100
99
102
104
108
105 100
80
60
40
20
0 Index totale intramurale zorgzwaarte
Index gemiddelde intramurale zorgzwaarte
1-1-2010
1-1-2011
1-1-2012
1-1-2013
Index aantal intramurale cliënten
1-1-2014
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 74
8 Zintuigelijke Handicap 8.1
Extramurale en intramurale omvang
Het aantal extramurale cliënten met grondslag ZG neemt in de periode 2010–2013 af met 73% (Figuren 8.1.1 en 8.1.2). Deze afname wordt vooral veroorzaakt doordat de CIZ-indicatie voor de functie Behandeling (BHI en BHG) vanaf 18 april 2011 is komen te vervallen voor cliënten met grondslag ZG. Het aantal intramurale cliënten met grondslag ZG daalt licht met 6% in de periode 2010-2013. Dit kan samenhangen met het feit, dat geen CIZ-indicatie meer wordt afgegeven wanneer een cliënt verblijf nodig heeft voor het volgen van aangepast onderwijs ver van huis32. Het aantal extramurale cliënten met grondslag ZG daalt in de periode 2010-2013 met 73%. Deze afname houdt verband met de grote afname van de functiecategorie Behandeling (BHI en BHG), die sinds 18 april 2011 indicatievrij is. Figuur 8.1.1
Aantal cliënten met grondslag ZG, uitgesplitst naar intra- en extramurale zorg.
25.000 20.000
17.205
15.000
11.640
10.000 5.000
6.880
3.540
5.230
3.485
3.315
3.345
4.655 3.340
0 1-1-2010
1-1-2011
1-1-2012
extramuraal Figuur 8.1.2
1-1-2013
1-1-2014
intramuraal
Relatieve toe- of afname van aantal cliënten met grondslag ZG ten opzichte van voorgaande peildatum, uitgesplitst naar intra- en extramurale zorg.
10% 0%
-10% -20% -30% -40% -50%
-60% -70% -80% extramuraal
32
intramuraal
Dit geldt voor nieuwe instroom in het schooljaar 2010-2011. Voor cliënten met indicatie afgegeven voor 1 juli 2009 geldt een overgangsrecht totdat zij hun school hebben afgerond.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 75
Ontwikkeling aantal extramurale cliënten per zorgfunctiecategorie Extramurale cliënten met grondslag ZG maken vooral aanspraak op de extramurale zorgfuncties BGI en/of BH, al dan niet in combinatie met andere functies (Figuur 8.1.3). De functie Behandeling (BHI en BHG) is sinds 18 april 2011 indicatievrij voor cliënten met grondslag ZG. Dit is zichtbaar in de grote afname van deze functiecategorie. Deze afname is al in 2010, dus voorafgaand aan deze datum. Waarschijnlijk hebben veel zorgvragers, anticiperend op de nieuwe beleidsregels, hun aanvraag voor dit type zorg enige tijd uitgesteld. Figuur 8.1.3
Aantal extramurale cliënten met grondslag ZG per geïndiceerde zorgfunctiecategorie.
500
1-jan-14
2.455 1.700
585
1-jan-13
2.790 1.850
775
1-jan-12
3.980 2.125
900
1-jan-11
8.400
2.340
595
1-jan-10
14.365
2.250 0
5.000
PV/VP
10.000
BGI/BH(+PV/VP)
15.000
20.000
BGG/KVB(+PV/VP/BH/BGI)
Ontwikkeling aantal intramurale cliënten per zorgzwaartepakket In de vorige paragraaf constateerden we, dat het aantal intramurale cliënten met grondslag ZG in de periode 2010–2013 daalt met 6% (Figuur 8.1.1). Figuur 8.1.4 geeft de meest opvallende verschuivingen per zorgzwaartepakket weer: Figuur 8.1.4 1-1-2014
Ontwikkeling aantal en aandeel intramurale cliënten met grondslag ZG per ZZP.
5%
1-1-2013
12%
9%
1-1-2012
45%
12%
11%
1-1-2011
13%
1-1-2010
12%
0 ZGVIS01
3%
43%
13%
ZGVIS02
30%
1.000 ZGVIS03-05
1.500 ZGAUD01
2.000 ZGAUD02
6%
17%
9%
5%
6%
6%
18%
9%
5%
36%
11%
500
4%
40%
15%
10%
5%
16%
8%
4% 2%
14%
11%
2.500 ZGAUD03-04
1%
10%
24%
3.000 Overige ZZP's
3.500
4.000
Geen ZZP
Het aantal cliënten met een ZZP voor ZGVIS01 neemt af van 420 tot 180. Hun aandeel daalt van 12% naar 5%; Het aantal cliënten met een ZZP voor ZGVIS02 neemt in 2010 toen van 390 tot 515 en neemt in de periode 2011-2013 af van 515 tot 400. Hun aandeel stijgt in 2010 van 11% naar 15% en daalt in de periode 2011-2013 van 15% naar 12%; Het aantal cliënten met een hogere ZZP ZGVIS (ZGVIS03, ZGVIS04, ZGVIS05) stijgt van 1.045 tot 1.515. Hun aandeel stijgt van 30% naar 45%;
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 76
Het aantal cliënten met een ZZP voor ZGAUD01 neemt af van 200 tot 110. Hun aandeel daalt van 6% naar 3%; Het aantal cliënten met een ZZP voor ZGAUD02 neemt toe van 225 tot 330. Hun aandeel neemt toe van 6% tot 10%; Het aantal cliënten met een ZZP ZGAUD03 of ZGAUD04 stijgt van 390 tot 615. Hun aandeel stijgt van 11% naar 18%; Het aandeel intramurale cliënten zonder ZZP (oude verblijfsindicaties) daalt van 24% tot 0%. 8.2
Leeftijdsverdeling
Intramurale cliënten met grondslag ZG zijn meestal 18 jaar of ouder, terwijl extramurale cliënten relatief vaak jonger dan 18 jaar zijn (Figuren 8.2.1 en 8.2.2). Opvallend is de sterke daling van het aantal extramurale cliënten met grondslag ZG voor alle leeftijdscategorieën. Figuur 8.2.1
Aantal extramurale cliënten met grondslag ZG naar leeftijdscategorie.
580
1-1-2014
2.085 1.990
910
1-1-2013
2.165 2.155 1.840 2.495 2.545
1-1-2012 1-1-2011
3.440 3.515
4.680
1-1-2010
5.110 0
2.000 0-17 jr
Figuur 8.2.2
4.000 18-64 jr
6.150 5.950
6.000
8.000
65jr e.o.
Aantal intramurale cliënten met grondslag ZG naar leeftijdscategorie.
260
1-1-2014
1.730
1.350 280
1-1-2013
1.400 295
1-1-2012
1.600 1.425
320
1-1-2011
1.630 1.535
325
1-1-2010 0
1.665
500 0-17 jr
1.545 1.675 1.000 18-64 jr
1.500
2.000
65jr e.o.
Als we kijken naar het aandeel van extramurale cliënten jonger dan 18 jaar, zien we dat deze in de periode 2010–2013 eveneens flink afneemt. Dit terwijl het aandeel van extramurale cliënten van 18-64 jaar en het aandeel 65-plussers in deze periode toeneemt. Dit leidt voor extramurale cliënten tot een stijging van de gemiddelde leeftijd van 44 naar 56 jaar. De afname van extramurale cliënten jonger dan 18 jaar hangt samen met de grote afname van de functiecategorie
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 77
Behandeling (BHI en BHG), waarin jongeren relatief vaak vallen. Deze functie is sinds 18 april 2011 indicatievrij. Binnen de intramurale sector is de ontwikkeling van de leeftijdsverdeling stabieler dan binnen de extramurale sector. Het aandeel 18-64 jarigen neemt in de periode 2010–2013 iets toe, het aandeel 65-plussers iets af. Dit leidt voor intramurale cliënten tot een daling van de gemiddelde leeftijd van 59 naar 56 jaar. De gemiddelde leeftijd van alle cliënten met grondslag ZG (extramuraal en intramuraal) stijgt in de periode 2010–2013 van 46 jaar naar 56 jaar. De gemiddelde leeftijd is daarmee op 1 januari 2014 gelijk voor intramurale en extramurale cliënten. Dit terwijl op 1 januari 2010 nog sprake was van een vrij groot leeftijdsverschil (59 versus 44 jaar). 8.3
Stroomdynamiek
Zoals we reeds hebben gezien, neemt het aantal cliënten met grondslag ZG in de periode 20102013 af met 61%. In elk jaar is sprake van een daling, deze is het grootst in 2011. De afname van het aantal cliënten is te herleiden is tot het feit, dat in ieder jaar meer cliënten uitstromen dan instromen. Vooral in 2010 en 2011 is het verschil tussen de instroom en uitstroom relatief groot. De uitstroom is in de jaren 2010-2013 respectievelijk 194%, 322%, 267% en 168% van de instroom. Figuur 8.3.1 toont hoeveel cliënten ieder jaar instromen, doorstromen en uitstromen. In 2013 bijvoorbeeld is de instroom 850 cliënten, de doorstroom 7.145 cliënten en de uitstroom 1.425 cliënten. Figuur 8.3.1
De totale instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten met grondslag ZG.
Totaal 1-1-2011: 15.125
Totaal 1-1-2010: 20.750
5.955 Instroom
9.170 Doorstroom
Doorstroom
Totaal 1-1-2012: 10.200
2.225 Instroom 7.970 Doorstroom
Doorstroom
Totaal 1-1-2013: 8.750
975 Instroom
850 Instroom
7.600 Doorstroom
7.145 Doorstroom
-2.600 -11.580 Uitstroom
2010
-7.155 Uitstroom
2011
Totaal 1-1-2014: 7.995
-1.425 Uitstroom
Uitstroom
2012
2013
De dynamiek van de extramurale cliëntenpopulatie is aanmerkelijk groter dan van de intramurale cliëntenpopulatie (Figuren 8.3.2 en 8.3.3). De extramurale uitstroom is naar verhouding groter dan de uitstroom en de doorstroom is extramuraal naar verhouding kleiner dan intramuraal. De extramurale instroom is naar verhouding ongeveer even groot als de intramurale instroom. De afname van het aantal extramurale cliënten met grondslag ZG in de periode 2010-2013 met 73% is te herleiden tot het feit dat dat ieder jaar meer extramurale cliënten uitstromen dan instromen. Hierdoor neemt het aantal extramurale cliënten met grondslag ZG elk jaar af (Figuur 8.3.2).
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 78
Figuur 8.3.2
De extramurale instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten met grondslag ZG.
Totaal 1-1-2010: 17.205
Totaal 1-1-2011: 11.640 Totaal 1-1-2012: 6.880
5.435 Instroom
1.835 Instroom 6.205 Doorstroom
5.050 Doorstroom
Totaal 1-1-2013: 5.230
Totaal 1-1-2014: 4.655
610 Instroom
550 Instroom
4.620 Doorstroom
4.105 Doorstroom
-2.260 Uitstroom
-1.125 Uitstroom
-6.590 Uitstroom -11.000 Uitstroom
2010
Figuur 8.3.3
2011
2012
2013
De intramurale instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten met grondslag ZG.
Totaal 1-1-2010: 3.540
Totaal 1-1-2011: 3.485
Totaal 1-1-2012: 3.315
Totaal 1-1-2013: 3.345
Totaal 1-1-2014: 3.340
690 Instroom
550 Instroom
505 Instroom
375 Instroom
2.800 Doorstroom
2.770 Doorstroom
2.840 Doorstroom
2.965 Doorstroom
-745 Uitstroom
-720 Uitstroom
-480 Uitstroom
-380
2010
2011
2012
Uitstroom 2013
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 79
We zagen eerder, dat het aantal intramurale cliënten met grondslag ZG met 6% afneemt in de periode 2010-2013. De uitstroom van het aantal intramurale cliënten met grondslag ZG is in 2010 en 2011 iets groter is dan de instroom (Figuur 8.3.3). Hierdoor neemt het aantal intramurale cliënten af. In 2012 en 2013 is de instroom nagenoeg gelijk aan de uitstroom, waardoor het aantal intramurale cliënten stabiliseert.
8.4
Zorgzwaarte
De totale zorgzwaarte van de cliënten met grondslag ZG daalt in de periode 2010-2013 met 2% (Figuur 8.4.1). Aanvankelijk stijgt de totale zorgzwaarte, maar vanaf 2011 is sprake van een daling. De daling van de totale zorgzwaarte is beduidend minder sterk dan de daling van het aantal cliënten met grondslag ZG met 61% in de periode 2010-2013. Dit hangt samen met de gelijktijdige stijging van hun gemiddelde zorgzwaarte met 16%. Figuur 8.4.1
Geïndexeerde ontwikkeling van het aantal cliënten met grondslag ZG en van hun totale en gemiddelde zorgzwaarte per peildatum (ijkpunt 1 januari 2010). 116
120 110
100
100
103
100
98
98
100
100
103
100
80
73
60
49 41 40
39
20
0 Index totale zorgzwaarte
Index gemiddelde zorgzwaarte
1-1-2010
1-1-2011
1-1-2012
1-1-2013
Index aantal cliënten
1-1-2014
De daling van de totale zorgzwaarte van cliënten met grondslag ZG in de periode 2010-2013 met 2% komt door de daling van de totale extramurale zorgzwaarte met 25% (Figuur 8.4.2). De totale intramurale zorgzwaarte stijgt in deze periode juist met 9% (Figuur 8.4.3). De totale extramurale zorgzwaarte daalt in de periode 2010-2013 met 25%. Aanvankelijk stijgt de totale extramurale zorgzwaarte in 2010, maar deze stijging wordt in 2011 omgezet in een daling. De totale extramurale zorgzwaarte daalt in de periode 2010-2013 minder snel dan het aantal extramurale cliënten met grondslag ZG (25% versus 73%). Tegen verwachting stijgt hun gemiddelde zorgzwaarte niet, maar daalt deze juist met 5%. Dit valt te verklaren doordat in 2010 en begin 2011 extramurale cliënten met grondslag ZG vooral aanspraak maakten op de extramurale zorgfuncties BGI en/of BH, al dan niet in combinatie met andere functies. Doordat de functie Behandeling (BHI en BHG) sinds 18 april 2011 indicatievrij is voor cliënten met grondslag ZG, is dit zichtbaar in de grote afname van het aantal extramurale cliënten met grondslag ZG. Maar omdat deze cliënten geen zorgzwaarte hadden, is dit niet zichtbaar in de afname van de totale extramurale zorgzwaarte.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 80
Figuur 8.4.2
Geïndexeerde ontwikkeling van het aantal extramurale cliënten met grondslag ZG en van hun totale en gemiddelde zorgzwaarte per peildatum (ijkpunt 1 januari 2010).
120 107 100
100
100
97
100
97
96
100
95
83 80
75 68
60
40
40
30
27
20
0 Index totale extramurale zorgzwaarte
1-1-2010
Index gemiddelde extramurale zorgzwaarte
1-1-2011
1-1-2012
1-1-2013
Index aantal extramurale cliënten
1-1-2014
De intramurale zorgzwaarte stijgt in de periode 2010–2013 met 9%. Deze stijging is vooral in 2012 en 2013. De stijging van de totale intramurale zorgzwaarte kan worden verklaard door de stijging van hun gemiddelde zorgzwaarte met 15%. Het aantal intramurale cliënten met grondslag ZG daalt in deze periode juist met 6%. Figuur 8.4.3
Geïndexeerde ontwikkeling van het aantal intramurale cliënten met grondslag ZG en van hun totale en gemiddelde zorgzwaarte per peildatum (ijkpunt 1 januari 2010).
140
120
100
100
102
101
105
109 100
103
108
112
115 100
98
94
94
94
80
60
40
20
0 Index totale intramurale zorgzwaarte
1-1-2010
Index gemiddelde intramurale zorgzwaarte
1-1-2011
1-1-2012
1-1-2013
Index aantal intramurale cliënten
1-1-2014
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 81
Bijlage 1 Berekening zorgzwaarte-index De zorgzwaarte is een gecombineerde maat voor de geïndiceerde zorgomvang (of –volume) per week en de zwaarte van de geïndiceerde zorgsoort. De verschillende extramurale functies en alle ZZP’s zijn verschillende zorgsoorten. De zorgzwaarte kan toenemen door een toename van de zorgomvang, maar ook door een verzwaring van de zorgsoort. De functie Verpleging is bijvoorbeeld een zwaardere zorgsoort dan de functie Persoonlijke Verzorging. Door de op een peildatum geldige indicaties van cliënten met verschillend zorgomvang en verschillende zorgsoorten uit te drukken in hun zorgzwaarte, kunnen zij met elkaar vergeleken worden en hun zorgzwaartes worden opgeteld. Als maat voor de zwaarte van de zorgsoort geldt het zorgtarief: hoe hoger het zorgtarief, hoe zwaarder de zorgsoort. Dit zorgtarief is afhankelijk van een aantal zorgkenmerken (zoals: mate van beschikbaarheid, deskundigheid) of zorgcomponenten (zoals: woonzorg, dagbesteding, verblijf). Uitgangspunt hierbij zijn de door de NZa vastgestelde zorgtarieven voor specifieke ZZP’s en AWBZ-zorgfuncties. De zorgzwaarte wordt berekend aan de hand van het product van de geïndiceerde zorgomvang33 en het zorgtarief van de geïndiceerde zorgsoorten34. Voor het zorgtarief worden de gewogen gemiddelde functie- of ZZP-tarieven gebruikt, zoals die door de NZa zijn berekend. Bij deze wijze van berekening van de zorgzwaarte wordt een aantal factoren buiten beschouwing gelaten die van invloed zijn op de zorgzwaarte¬berekening35. Voor het in kaart brengen van de verandering in de zorgzwaarte wordt voor verschillende peildata de zorgzwaarte berekend. Door op elke peildatum uit te gaan van de NZa-tarieven 2011 is een vergelijking tussen de peildata mogelijk. Veranderingen in zorgzwaarte die we in deze rapportage presenteren zijn dus exclusief tariefstijgingen. De verandering van zorgzwaarte wordt uitgedrukt aan de hand van een zorgzwaarte-index. Deze index laat per peildatum zien, wat de relatieve verandering is van de totale zorgzwaarte van de cliëntenpopulatie en hun gemiddelde zorgzwaarte), afgezet tegen een ijkpunt. Het ijkpunt kent de waarde 100. Een functie of ZZP kent meerdere tarieven, omdat dit tarief afhankelijk is van de prestatie die wordt geleverd binnen het kader van de functie of ZZP. Deze prestatie wordt bepaald door een aantal zorgkenmerken, zoals mate van beschikbaarheid en deskundigheid, of door zorgcomponenten zoals woonzorg, dagbesteding, verblijf. Gehanteerd worden de tarieven die door de NZa zijn vastgesteld voor specifieke prestaties, gekoppeld aan een ZZP of de AWBZ-zorgfunctie VBT/KVB, PV, VP, BGI, BGG en BHG. De functie BHA of BHI wordt buiten beschouwing gelaten, omdat hier geen uren voor worden geïndiceerd. Deze tarieven hebben voor functies betrekking op een uur, voor dagbesteding (BGG of BHG) op een dagdeel en voor een ZZP op een dag. Omdat de ene prestatie binnen een functie of ZZP meer wordt geleverd dan de andere, heeft de NZa een gewogen gemiddeld tarief voor een bepaalde functie of ZZP berekend. De berekening hiervan gaat als volgt:
33
De geïndiceerde zorgomvang van de extramurale functies PV, VP, BGI wordt in uren per week uitgedrukt, de zorgomvang van de extramurale functie BGG en BHG in dagdelen per week (1 dagdeel komt overeen met 4 uur) en de zorgomvang van de extramurale functie KVB in dagen per week, evenals alle ZZP’s.
34
Het zorgtarief wordt, analoog aan de eenheid van de zorgomvang, uitgedrukt in euro’s per uur/dagdeel/dag.
35
Op de eerste plaats kan er bovenop de ZZP-tarieven nog sprake zijn van toeslagen voor specifieke doelgroepen, opslag kapitaallasten dagbesteding en vervoerskosten. Die zijn buiten beschouwing gelaten, omdat daar aan de hand van de geïndiceerde zorg geen zicht op is. Hierdoor valt de berekende zorgzwaarte lager uit dan de werkelijke zorgzwaarte. Verder worden de functies BHI en BHA bij de berekening van de zorgzwaarte buiten beschouwing gelaten, omdat hier geen uren voor worden geïndiceerd. Bovendien zijn vanaf 18 april 2011 de functies BHI en BHG voor de grondslag ZG indicatievrij gemaakt, waardoor geïndiceerde dagdelen voor BHG voor ZG-cliënten vanaf dan niet meer worden meegenomen bij de zorgzwaarteberekening. Ook hierdoor valt de berekende zorgzwaarte lager uit. Tenslotte wordt de gewenste leveringsvorm (persoonsgebonden budget (Pgb) of zorg in natura (ZIN)) buiten beschouwing gelaten. Een indicatie in de vorm van een Pgb is qua zorgzwaarte echter lager dan een indicatie in de vorm van ZIN, want de tarieven voor een Pgb zijn lager, waardoor de totale zorgzwaarte hoger uitvalt.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 82
Van ZZP- en functietarief…… Voor de ZZP’s worden de betreffende tarieven bepaald op basis van de componenten woonzorg, dagbesteding, behandelaars en verblijf, een gemiddelde tijdsduur per week voor functies, een bedrag per dag en een vast bedrag voor de functie Verblijf. Daarnaast is het tarief onder meer afhankelijk van de specifieke toelating van de zorgaanbieder, de toelating in- of exclusief behandeling en/of dagbesteding en vervoer. Omdat het tarief voor bepaalde ZZP’s varieert naargelang er wel of geen toelating is voor behandeling en/of dagbesteding, komt het voor dat een ZZP twee of zelfs vier verschillende prestaties met bijbehorende tarieven kent. Ook voor de indiceerbare extramurale functies PV, VP, BGI, BGG en BHG heeft de NZa tarieven bepaald. Ook hier geldt, dat onder een bepaalde functie verschillende prestaties vallen die zijn opgebouwd uit een basisprestatie, eventueel aangevuld met een module beschikbaarheid en een doelgroepspecifieke module waarvoor specifieke deskundigheid is vereist, ieder met een eigen tarief. De tarieven voor de functie KVB dan wel VBT voor maximaal 3 dagen zijn berekend door de tarieven voor de Verblijfscomponenten voor V&V, GGZ, VG en LG respectievelijk ZG te vermenigvuldigen met het aantal verblijfsdagen per week. Het betreft hier uitsluitend het tarief voor Verblijf36, dus exclusief zorgfuncties. In deze rapportage wordt voor elke peildatum gebruik gemaakt van de tarieven zoals deze door de NZa zijn vastgesteld in de Beleidsregels voor 201137. Hierdoor is een vergelijking tussen de peildata mogelijk en zijn veranderingen niet toe te schrijven aan tariefstijgingen. ……naar gewogen ZZP- en functietarief….. Intramuraal In de berekening van de zorgzwaarte-index wordt voor de intramurale zorg gebruik gemaakt van gewogen ZZP-tarieven. De NZa heeft voor ieder ZZP een gewogen ZZP-tarief berekend. Hiertoe zijn per ZZP (bijvoorbeeld VV03) de verschillende ZZP-tarieven per prestatie vermenigvuldigd met het aantal afgesproken dagen voor deze prestatie. Na sommatie van deze producten ontstaat per ZZP een totaalbedrag. Dit totaalbedrag wordt gedeeld door het totaal aantal afgesproken dagen voor het desbetreffende ZZP. Het resultaat is het gewogen ZZP-tarief (per dag). Hieronder een fictief rekenvoorbeeld van gewogen ZZP-tarief. ZZP VG03 Prestatie Excl. BH, excl. dagbest. Excl. BH, incl. dagbest. Incl. BH, excl. dagbest. Incl. BH, incl. dagbest. Totaal
Prestatiecode Z430 Z431 Z432 Z433
ZZPdagtarief € 9,€13,€ 11,€15,-
Afgesproken dagen 20 18 12 30 80
ZZP-dagtarief x afgesproken dagen €180,€234,€132,€450,€996,-
Gewogen ZZP-dagtarief voor VG03 = € 996,- / 80 = € 12,45
De kosten van oude verblijfsindicaties die nog uitgedrukt zijn in functies (indicaties van voor 1-72007 weergegeven als Verblijf Langdurig (VBL) of Verblijf Tijdelijk (VBT) voor minimaal 4 dagen per week) zijn ook meegenomen in deze berekening. Op 1 januari 2010 betrof dit nog 17% van
36
Deze verblijfscomponenten hebben betrekking op de huishoudelijke verzorging, keukenpersoneel, facilitaire dienst, dagelijkse welzijnsactiviteiten en voedings- en hotelmatige kosten.
37
Gekozen is voor de tarieven uit 2011, omdat deze ook gebruikt zijn voor de Kwartaalmonitor Indicatiemelding. Voor de ZZP’s en KVB / VBT ≤ 3 dagen betreft dit Beleidsregel CA-452, voor de extramurale functies PV, VP en BGI betreft het de Beleidsregel CA-300-469 en voor de functies BGG en BHG wordt gebruik gemaakt van de Beleidsregel CA-300-489 (Dagbesteding).
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 83
alle verblijfsindicaties. Dit percentage daalt vervolgens naar 7% op 1 januari 2011 en naar 0 % op 1 januari 2013 en 1 januari 2014 (Tabel B1.1). Tabel B1.1
1 1 1 1 1
januari januari januari januari januari
Tabel B1.2
Aantal verblijfsindicaties geïndiceerd in de functies VBL of VBT voor 4 dagen of meer per week per peildatum.
2010 2011 2012 2013 2014
VBL/VBT
ZZP
Totaal
VBL/VBT
ZZP
Totaal
52.205 23.460 5.300 200 105
264.110 308.370 341.010 339.770 334.360
316.315 331.830 346.310 339.970 334.465
17% 7% 2% 0% 0%
83% 93% 98% 100% 100%
100% 100% 100% 100% 100%
Vertaaltabel waarmee verblijfsindicaties uitgedrukt in functies vertaald zijn naar een overeenkomstig ZZP (bron: HHM in APE 38)
Grondslag
SOM
PG
VG
ZZP
1 2 3 4 6 7 8 9 10 1 2 4 5 7 9 10 1 2 3 4 5 6 7 8
Bandbreedte uren voor OBA, PV, VP en ABA 0-11 11-14 17,5-21 14-17,5 25-27,5 23-25 23-25 21-23 27,5 en hoger 0-11 11-14 14-18,5 18,5-23 23-26,5 18,5-23 26,5 en hoger 0-11 0-11 11-13 15-19,5 19,5-24 13-15 24 en hoger 19,5-24
Landelijke verdeling gebruiken
Grondslag
LG ja ja
ZG ja ja ja ja
ja
PSY zonder BH
ja PSY met BH
ZZP
1 2 3 4 5 6 7 aud1 aud2 aud3 aud4 vis1 vis2 vis3 vis4 vis5 GGZ 1C GGZ 2C GGZ 3C GGZ 4C GGZ 5C GGZ 6C GGZ 1B GGZ 2B GGZ 3B GGZ 4B GGZ 5B GGZ 6B GGZ 7B
Bandbreedte Landelijke uren voor verdeling OBA, PV, VP gebruiken en ABA 0-11 11-14,5 14,5-18,5 18,5-23 23-28,5 ja 23-28,5 ja 28,5 en hoger 0-13,5 ja 13,5-23,5 ja 13,5-23,5 ja 13,5-23,5 ja 0-13,5 ja 0-13,5 ja 13,5-23,5 ja 33,5 en hoger 23,5-33,5 0-10 13-16 10-13 ja 10-13 ja 19,5 en hoger 16-19,5 0-10 13-16 10-13 ja 10-13 ja 19,5-24 16-19,5 24 en hoger
Omdat hiervoor geen tarieven voor 2011 bekend zijn, zijn deze tarieven bepaald op basis van een vertaaltabel waarmee de verblijfsindicaties uitgedrukt in functies herleid kan worden tot een overeenkomstig ZZP (Tabel B1.2). Op basis van de dominante grondslag van de cliënt en de bandbreedte van het totaal aantal geïndiceerde uren zorg per week voor de functies OBA, PV, VP 38
Van Asselt, Mazzola, van Egmond, Thiel en Goudriaan (2012) Verdeelmodel AWBZ 2013 en een toekomstig verdeelmodel voor de zorgverzekeraars. Den Haag: APE.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 84
en ABA, is een indicatie dan herleid tot een bepaald ZZP. Vervolgens is bekeken, of de cliënt ook een indicatie had voor de functie Behandeling (BHA of BHV) en/of Dagbesteding (ABD/OBD). Op basis hiervan kon het ZZP herleid worden tot een specifieke prestatie binnen het ZPP met overeenkomstig tarief, dat gebruikt kon worden voor de berekening van de zorgzwaarte. Een gewogen tarief hoefde voor deze indicaties dus niet berekend te worden. In sommige gevallen discrimineert een verblijfsindicatie voor VBL en VBT van 4 dagen of meer per week op basis van de bandbreedte van de zorgomvang voor OBA, PV, VP en ABA echter niet naar één ZZP, maar naar een cluster van twee, drie of zelfs vier ZZP’s. In dat geval is wel een gewogen tarief voor deze verblijfsindicaties berekend, en wel op basis van de landelijke verdeling van afgesproken dagen over de verschillende prestaties die vallen binnen het betreffende ZZP-cluster (Tabel B1.2, laatste kolom). Deze verdeling over de verschillende prestaties wordt bepaald op basis van wel of geen indicatie voor behandeling en/of dagbesteding. De eigenschappen van cliënten met deze vertaalde ZZP’s wijken licht af van de ZZP’s die al ingedeeld zijn. Dat komt, doordat alleen de cliënten met een lange indicatieduur nog niet in een ZZP zijn ingedeeld. Extramuraal In de berekening van de zorgzwaarte-index wordt voor de extramurale zorg gebruik gemaakt van gewogen functietarieven. De NZa heeft voor de functies PV, VP en BGI een gewogen functietarief berekend. Hiertoe zijn voor elke prestatie die bij een functie horen de betreffende uurtarieven vermenigvuldigd met het aantal afgesproken dagen voor deze prestatie. Na het optellen van deze producten per prestatie ontstaat een totaalbedrag. Dit bedrag wordt gedeeld door het totaal aantal afgesproken dagen voor de desbetreffende functie. Het resultaat is het gewogen functietarief per uur. Omdat functies worden geïndiceerd in klassen met bandbreedtes, wordt in berekeningen het midden van de bandbreedte aangehouden. Voor Dagbesteding heeft een deel van de prestaties met bijbehorende tarieven betrekking op de functies BGG en BHG, terwijl een deel alleen betrekking heeft op BGG en een deel alleen op BHG 39. Op basis hiervan is voor de functies BGG en BHG apart de gewogen tarieven berekend, ook weer uitgaand van het aantal afgesproken dagdelen. Hieronder een fictief rekenvoorbeeld van het gewogen uurtarief voor de functie Persoonlijke Verzorging. Persoonlijke verzorging Prestatie PV basis PV extra (beschikbaarheid) PV speciaal (doelgroepspecifiek) Totaal
Prestatie code H126 H127 H120
Uurtarief € 9,€10,€14,-
Afgesproken uren 3.500 500 400 4.400
Uurtarief x afgesproken uren €31.500 €5.000 €5.600 €42.100
Gewogen uurtarief voor PV = €42.100 / 4.400 = €9,57
……naar zorgzwaarte-index De verandering in de zorgzwaarte wordt in kaart gebracht met een zorgzwaarte-index. Die laat zien, wat de relatieve verandering per peildatum van de zorgzwaarte is, voor de totale en gemiddelde zorgzwaarte van alle cliënten, afgezet tegen de peildatum 1 januari 2010 als ijkpunt. Allereerst wordt de gemiddelde zorgzwaarte berekend, door het gewogen gemiddelde tarief (in euro’s per uur, dagdeel of dag) te vermenigvuldigen met de geïndiceerde zorgomvang (in uren, dagdelen of dagen per week).
39
Zie NZa Beleidsregel CA-300-489.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 85
De totale zorgzwaarte van een functie of ZZP (in euro’s per week) wordt dan berekend door de gemiddelde zorgzwaarte met een specifieke functie of ZZP te vermenigvuldigen met het betreffende aantal cliënten, en dit product te sommeren voor alle cliënten met diezelfde functie of ZZP. Door de totale zorgzwaarte van alle extramurale functies samen te sommeren kan dan de totale extramurale zorgzwaarte berekend worden. Op dezelfde wijze kan door sommatie van de totale zorgzwaarte van alle ZZP’s (binnen een sector), de totale intramurale zorgzwaarte (per sector) berekend worden. Omdat zowel de intramurale als de extramurale zorgzwaarte in dezelfde eenheid wordt gemeten (euro’s per week), kan door het optellen van de intramurale en extramurale zorgzwaarte de totale zorgzwaarte berekend worden. De verandering in deze intramurale, extramurale en totale zorgzwaarte wordt in kaart gebracht door middel van de indexering van deze zorgzwaarten op een bepaalde peildatum: de zorgzwaarteindex. Deze laat per peildatum zien wat de relatieve verandering van de zorgzwaarte is, afgezet tegen een bepaald ijkpunt. Intramuraal Zo wordt voor een bepaalde peildatum de gemiddelde intramurale zorgzwaarte berekend, door voor elke cliënt het gewogen ZZP-tarief (in euro’s per dag) te vermenigvuldigen met de geïndiceerde zorgomvang (in dagen per week)40. Deze intramurale zorgzwaarte per cliënt (in euro’s per week) wordt vermenigvuldigd met het aantal cliënten met een overeenkomstig ZZP, resulterend in de intramurale zorgzwaarte per ZZP. De sommatie hiervan voor alle ZZP’s resulteert dan in de totale intramurale zorgzwaarte. Als dit gedeeld wordt door het totaal aantal geïndiceerde intramurale cliënten, resulteert de gemiddelde zorgzwaarte van de intramurale cliënten op een bepaalde peildatum. De waarde van de totale intramurale zorgzwaarte op peildatum 1 januari 2010 wordt in onderstaand voorbeeld als ijkpunt genomen en geïndexeerd op 100. De waarden op de andere peildata worden hiermee vergeleken, om zo de relatieve verandering in de totale intramurale zorgzwaarte in kaart te brengen. Op dezelfde wijze wordt de gemiddelde intramurale zorgzwaarte geïndexeerd. Hieronder een fictief rekenvoorbeeld van de totale intramurale zorgzwaarte en de gemiddelde intramurale zorgzwaarte op ijkpunt 1 januari 2010, inclusief de indexering hiervan. IJkpunt 1 januari 2010 Zorgzwaarte per cliënt: 1x2 ZZP-nr 1. Gewogen 2. Zorgomvang ZZP-tarief (dgn/week) (€/dag) VV01 € 7,50 7 VV02 € 9,7 VV03 €10,26 7 … … … Totaal alle ZZP’s Som van zorgzwaarte van alle ZZP’s Totaal aantal cliënten
3. Aantal cliënten met dit ZZP 20 10 10 … 40 =
€ 2.398,20 40
Totale intramurale zorgzwaarte: 1x2x3 (€/week) €1.050,€ 630,€ 718,20 … €2.398,20 = €59,96 per week
Totale intramurale zorgzwaarte is €2.398,20 per week en wordt voor 1 januari 2010 geïndexeerd op 100. Gemiddelde intramurale zorgzwaarte is € 59,96 per week en wordt voor 1 januari 2010 geïndexeerd op 100.
Op overeenkomstige wijze wordt in het fictief rekenvoorbeeld hieronder ook voor peildatum 1 januari 2012 de totale intramurale zorgzwaarte en de gemiddelde intramurale zorgzwaarte
40
Het aantal geïndiceerde dagen per week voor een ZZP bedraagt meestal zeven, maar niet altijd.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 86
berekend. Verder wordt hier getoond waarop de indexering hiervan voor peildatum 1 januari 2012 wordt berekend. Peildatum 1 januari 2012 Zorgzwaarte per cliënt: 1x2 ZZP-nr 1. Gewogen 2. Zorgomvang ZZP-tarief (dgn/week) (€/dag) VV01 € 7,50 7 VV02 € 9,7 VV03 €10,26 7 … … … Totaal alle ZZP’s Som van zorgzwaarte van alle ZZP’s Totaal aantal cliënten
3. Aantal cliënten met dit ZZP 10 20 15 … 45 =
€2.862,30 45
Totale intramurale zorgzwaarte: 1x2x3 (€/week) € 525,€ 1.260,€ 1.077,30 … €2.862,30 = €63,61 per week
Totale intramurale zorgzwaarte is €2.862,30 per week. De indexering hiervan voor 1 januari 2012 laat de relatieve verandering zien ten opzichte van het ijkpunt: (€2.862,30 / € 2.398,20) x 100 = 119. Gemiddelde intramurale zorgzwaarte is € 63,61 per week. De indexering hiervan voor 1 januari 2012 laat de relatieve verandering zien ten opzichte van het ijkpunt: (€63,61 / €59,96) x 100 = 106.
Extramuraal Op overeenkomstige wijze wordt voor een bepaalde peildatum ook de extramurale zorgzwaarte per cliënt berekend, door voor elke cliënt het gewogen functietarief (in euro’s per uur) te vermenigvuldigen met de geïndiceerde zorgomvang (in uren per week op basis van het klassenmidden). Deze extramurale zorgzwaarte per cliënt (in euro’s per week) wordt vermenigvuldigd met het aantal cliënten met een overeenkomstige zorgomvang voor de betreffende functie. Dit product wordt voor elke specifieke zorgomvangwaarde voor de betreffende functie berekend en alle deze producten worden vervolgens gesommeerd, resulterend in de extramurale zorgzwaarte per functie (in euro’s per week). Voor alle functies (PV, VP, BGI, BGG en BHG) wordt de zorgzwaarte op deze wijze berekend en vervolgens gesommeerd, wat resulteert in de totale extramurale zorgzwaarte (in euro’s per week). Als dit dan gedeeld wordt door het totaal aantal cliënten met een geldige extramurale indicatie op een bepaalde peildatum, resulteert de gemiddelde extramurale zorgzwaarte (in euro’s per week) op die bepaalde peildatum. De waarde van de totale extramurale zorgzwaarte op peildatum 1 januari 2010 wordt ook nu als ijkpunt genomen en geïndexeerd op 100. De waarden op de andere peildata worden hiermee vergeleken, om zo de relatieve verandering in de totale zorgzwaarte in kaart te brengen. Op dezelfde wijze wordt de gemiddelde extramurale zorgzwaarte geïndexeerd. Hieronder een fictief rekenvoorbeeld van de totale en de gemiddelde extramurale zorgzwaarte op ijkpunt 1 januari 2010, inclusief de indexering hiervan.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 87
IJkpunt 1 januari 2010 Zorgzwaarte per cliënt: 1x2 Functie 1. Gewogen 2. Zorgomvang functietarief (uur/week) (€/uur) PV €9,57 1 PV €9,57 3 PV €9,57 5 … … … VP €14,1 VP €14,2 VP €14,3 … … … BGI … … BGG … … BHG … … Totaal alle functies Som van zorgzwaarte van alle functies Totaal aantal cliënten
3. Aantal cliënten met deze indicatie 50 70 70 … 20 30 35 … … … … 275 =
€ 8.427,70 275
Totale extramurale zorgzwaarte: 1x2x3 (€/week) € 478,50 €2.009,70 €3.349,50 … € 280,€ 840,€ 1.470,… … … … € 8.427,70 = €30,65
Totale extramurale zorgzwaarte is € 8.427,70 per week en wordt voor 1 januari 2010 geïndexeerd op 100. Gemiddelde extramurale zorgzwaarte is € 30,65 per week en wordt voor 1 januari 2010 geïndexeerd op 100. Op overeenkomstige wijze wordt in het fictief rekenvoorbeeld hieronder ook voor peildatum 1 januari 2012 de totale en gemiddelde extramurale zorgzwaarte berekend. Verder wordt hier bovendien de wijze getoond waarop de indexering hiervan voor peildatum 1 januari 2012 wordt berekend. IJkpunt 1 januari 2012 Zorgzwaarte per cliënt: 1x2 Functie 1. Gewogen 2. Zorgomvang functietarief (uur/week) (€/uur) PV € 9,57 PV € 9,57 PV € 9,57 … … VP € 14,00 VP € 14,00 VP € 14,00 … … … … Totaal alle functies
3. Aantal cliënten met deze indicatie
1 3 5 … 1 2 3 … …
Som van zorgzwaarte van alle functies Totaal aantal cliënten
60 70 40 … 15 50 15 … … 250 =
Totale extramurale zorgzwaarte: 1x2x3 (€/week) € 574,20 € 2.009,70 € 1.914,00 € 210,00 € 1.400,00 € 630,00 … … € 6.737,90
€ 6.737,90 = € 26,95 250
Totale extramurale zorgzwaarte is € 6.737,90 per week. De indexering hiervan voor 1 januari 2012 laat de relatieve verandering zien ten opzichte van het ijkpunt: (€ 6.737,90/€ 8.427,70) x 100 = 80. Gemiddelde extramurale zorgzwaarte is € 26,95 per week. De indexering hiervan voor 1 januari 2012 laat de relatieve verandering zien ten opzichte van het ijkpunt: (€26,95 / €30,65) x 100 = 88.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 88
Door de totale intramurale en extramurale zorgzwaarte op een bepaalde peildatum te sommeren resulteert de totale zorgzwaarte. Door deze te delen door het totaal aantal cliënten met een geldige indicatie op de betreffende peildatum, resulteert de gemiddelde zorgzwaarte. Beide zorgzwaarten kunnen vervolgens worden geïndexeerd.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 89
Bijlage 2 Jaarlijkse toename aantal cliënten met grondslag SOM of PG In hoofdstuk 4 is voor de periode 2010-2013 inzichtelijk gemaakt in hoeverre de vergrijzing van de samenleving ook leidt tot een evenredig omvangrijkere ouderenzorg. In deze bijlage wordt per jaar de omvang van het aantal 70-plussers in de bevolking met de omvang van de deelpopulatie cliënten van 70 jaar en ouder met een grondslag SOM en PG vergeleken. Uit Tabel B2.2, B2.3 en B2.4 valt af te leiden, dat de ontwikkelingen binnen de ouderenzorg in de periode 2010–2013 niet uitsluitend verklaard kunnen worden op basis van leeftijd. In Tabel B2.1 is zichtbaar, dat in 2010 de cliëntenpopulatie van 70-plussers met grondslag SOM iets toeneemt (0,6%). Maar als we de toename van deze cliëntenpopulatie afzetten tegen de bevolkingstoename van 70-plussers in 2010 (2,4%), moeten we concluderen dat deze cliëntenpopulatie eigenlijk afneemt in plaats van toeneemt (geen toename van 0,6% maar een afname van 1,8%). Dit betekent, dat indien deze cliëntenpopulatie evenredig zou zijn gegroeid met de groep 70-plussers in Nederland, er sprake zou zijn van een grotere toename (6.495 i.p.v. 1.625). In Tabel B2.1 is daarentegen eveneens te zien, dat de cliëntenpopulatie 70-plussers met grondslag PG in 2010 twee keer sterker groeit (4,4%) dan het aantal 70-plussers (2,4%). De toename na verdiscontering met de bevolkingstoename valt lager uit (2,0%). Dit betekent, dat in 2010 verhoudingsgewijs meer ouderen met een psychogeriatrische aandoening toegang krijgen tot de AWBZ-zorg dan er vanuit de groei van deze leeftijdscategorie in de bevolking verklaard kan worden. Tabel B2.1
Toename 2010 aantal cliënten met grondslag SOM of PG ten opzichte van de bevolking (70 jaar en ouder).
Totaal SOM Totaal PG Totaal SOM+PG Bevolking 70+
Feitelijk aantal 1 jan 2010
Feitelijk aantal 1 jan 2011
Feitelijke absolute toename
Feitelijke relatieve toename
0,6% 4,4%
Hypothetisch evenredige absolute toename t.o.v. totaal 6.495 1.995
Groei na verdiscontering toename totaal -1,8% 2,0%
272.445 83.665
274.070 87.320
1.625 3.655
356.115
361.395
5.280
1,5%
8.490
-0,9%
1.762.380
1.804.385
42.005
2,4%
Uit Tabel B2.2 valt op te maken, dat in 2011 de cliëntenpopulatie van 70-plussers met grondslag SOM sterker groeit dan de toename van het aantal 70-plussers (2,5% versus 2,1%). Na verdiscontering van de bevolkingstoename blijkt, dat dan eigenlijk sprake is van een lagere groei (0,4%). Dit betekent, dat indien deze cliëntenpopulatie evenredig zou zijn gegroeid met de groep 70-plussers, de absolute toename een stuk lager zou zijn (niet 6.845, maar 5.760). Ook voor de cliëntenpopulatie 70-plussers met grondslag PG geldt, dat deze in 2011 sterker groeit (3,6%) dan het aantal 70-plussers (2,1%). De toename na verdiscontering met de bevolkingstoename valt lager uit (1,5%). Dit betekent, dat ook in 2011 verhoudingsgewijs meer ouderen met een psychogeriatrische aandoening toegang krijgen tot de AWBZ-zorg dan vanuit de groei van deze leeftijdscategorie in de bevolking verklaard kan worden.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 90
Tabel B2.2
Toename 2011 aantal cliënten met grondslag SOM of PG t.o.v. de bevolking (70 jaar en ouder).
Totaal SOM Totaal PG Totaal SOM+PG Bevolking 70+
Feitelijk aantal 1 jan 2011
Feitelijk aantal 1 jan 2012
Feitelijke absolute toename
Feitelijke relatieve toename
2,5% 3,6%
Hypothetisch evenredige absolute toename t.o.v. totaal 5.760 1.835
Groei na verdiscontering toename totaal 0,4% 1,5%
274.070 87.320
280.915 90.430
6.845 3.105
361.395
371.345
9.950
2,8%
7.595
0,7%
1.804.385
1.842.310
37.925
2,1%
In Tabel B2.3 is zichtbaar dat in 2012 de cliëntenpopulatie van 70-plussers met grondslag SOM in tegenstelling tot in 2010 en 2011 niet meer groeit, maar met 2,1% daalt. Na verdiscontering van de bevolkingstoename blijkt, dat dan eigenlijk sprake is van een nog sterkere daling van -4,3%. Dit betekent, dat indien deze cliëntenpopulatie evenredig zou zijn gegroeid met de groep 70plussers, juist sprake van een toename zou zijn (een toename van 6.135, in plaats van een afname van 6.005). Voor de cliëntenpopulatie 70-plussers met grondslag PG geldt, dat deze ook in 2012 weer sterker groeit (2,8%) dan het aantal 70-plussers (2,2%). De toename na verdiscontering met de bevolkingstoename valt lager uit (0,6%). Dit betekent, dat ook in 2012 verhoudingsgewijs meer ouderen met een psychogeriatrische aandoening toegang krijgen tot de AWBZ-zorg dan vanuit de groei van deze leeftijdscategorie in de bevolking verklaard kan worden. Tabel B2.3
Toename 2012 aantal cliënten met grondslag SOM of PG t.o.v. de bevolking (70 jaar en ouder).
Totaal SOM Totaal PG Totaal SOM+PG Bevolking 70+
Feitelijk aantal 1 jan 2012
Feitelijk aantal 1 jan 2013
Feitelijke absolute toename
Feitelijke relatieve toename
-2,1% 2,8%
Hypothetisch evenredige absolute toename t.o.v. totaal 6.135 1.975
Groei na verdiscontering toename totaal -4,3% 0,6%
280.915 90.430
274.910 92.950
-6.005 2.520
371.345
367.855
-3.485
-0,9%
8.105
-3,1%
1.842.310
1.882.530
40.220
2,2%
In 2013 neemt de cliëntenpopulatie van 70-plussers met grondslag SOM, na een daling in 2012, weer toe met 1,6% (Tabel B2.4). Na verdiscontering van de bevolkingstoename blijkt, dat dan eigenlijk sprake is van een daling van 1,1%. Dit betekent, dat indien deze cliëntenpopulatie evenredig zou zijn gegroeid met de groep 70-plussers, de absolute groei groter zou zijn (niet 7.340, maar 4.415). Voor de cliëntenpopulatie 70-plussers met grondslag PG geldt, dat deze ook in 2013 minder sterk groeit (1,9%) dan het aantal 70-plussers (2,7%). De toename na verdiscontering met de bevolkingstoename valt lager uit (-0,8%). Dit betekent, dat in 2013 verhoudingsgewijs minder ouderen met een psychogeriatrische aandoening toegang krijgen tot de AWBZ-zorg dan vanuit de groei van deze leeftijdscategorie in de bevolking verklaard kan worden.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 91
Tabel B2.4
Toename 2013 aantal cliënten met grondslag SOM of PG t.o.v. de bevolking (70 jaar en ouder).
Totaal SOM Totaal PG Totaal SOM+PG Bevolking 70+
Feitelijk aantal 1 jan 2013
Feitelijk aantal 1 jan 2014
Feitelijke absolute toename
Feitelijke relatieve toename
1,6% 1,9%
Hypothetisch evenredige absolute toename t.o.v. totaal 7.340 2.480
Groei na verdiscontering toename totaal -1,1% -0,8%
274.910 92.950
279.325 94.725
4.415 1.775
367.855
374.050
6.190
1,7%
9.825
-1,0%
1.882.530
1.932.805
50.275
2,7%
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 92
Bijlage 3 Invloed VV09, VV09a op stroomschema 2012 en 2013 Cliënten die aanspraak maakten op een vorm van revalidatiezorg, kregen tot 2012 een ZZP VV09. Per 1 januari 2012 wordt in de indicatiestelling onderscheid gemaakt tussen VV09a (Geriatrische revalidatiezorg) en VV09b (Herstelgerichte behandeling). VV09a is bedoeld voor cliënten die voorafgaand aan revalidatiezorg geen Behandeling in combinatie met Verblijf ontvingen. VV09b wordt geïndiceerd als wel al sprake is van een indicatie met Behandeling in combinatie met Verblijf. Indicaties voor een ZZP VV09 bleven geldig gedurende 2012. Vanaf 1 januari 2013 is de zorg die onder ZZP VV09a viel niet langer AWBZ-zorg, maar zorg die vergoed wordt vanuit de Zvw. Vanaf die datum zijn besluiten met een ZZP VV09 of VV09a ambtshalve komen te vervallen. Op 1 januari 2013 hadden in de CIZ-databases respectievelijk 25 en 14.420 cliënten ten onrechte nog een indicatie voor VV09 of VV09a. Hiervoor is een correctie toegepast, zodat deze cliënten niet meetellen in het aantal cliënten op peildatum 1-1-2013. De instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten in een jaar wordt volgens de gangbare CIZsystematiek bepaald aan de hand van twee peildata: de eerste peildatum is de eerste datum van het stroomjaar waarover wordt gerapporteerd; de tweede peildatum is de eerste datum van het volgende jaar (bijvoorbeeld 1-1-2012 respectievelijk 1-1-2013 voor stroomjaar 2012). Doordat voor 1 januari 2013 gecorrigeerd is voor VV09 en VV09a, ontstaat een vertekening van de instroom, doorstroom en uitstroom voor de jaren 2012 en 2013. De 3.935 cliënten met VV09 of VV09a die door deze correctie op 1 januari 2013 uitstromen, worden bij de uitstroom van 2012 meegeteld en niet bij de uitstroom van 2013. Hierdoor wordt de uitstroom in 2012 te hoog en in 2013 te laag ingeschat. Ook wordt door de gehanteerde correctiemethode de instroom voor 2012 te laag en de instroom voor 2013 te hoog ingeschat. De 10.505 cliënten met VV09 of VV09a die in 2012 zijn ingestroomd worden namelijk na correctie niet bij de instroom van 2012 meegerekend, omdat als tweede peildatum voor 2012 1-1-2013 is aangehouden. De 6.550 cliënten met VV09 of VV09a die op 1 januari 2013 VV09 of VV09a hadden en in de loop van 2013 een andere indicatie hebben gekregen worden na correctie als instroom van 2013 meegerekend terwijl zij feitelijk niet uit de AWBZ zijn verdwenen. Verder wordt na correctie zowel in 2012 als 2013 de doorstroom te laag ingeschat. De 3.935 cliënten die op 1 januari 2012 een geldige indicatie hebben en op 1 januari 2013 VV09 of VV09a hebben, worden na correctie niet bij de doorstroom van 2012 gerekend maar bij de uitstroom van 2012. En de 6.550 cliënten die op 1 januari 2013 VV09 of VV09a hebben en op 1 januari 2014 een andere geldige indicatie worden na correctie niet als doorstroom van 2013 meegerekend, maar als instroom van 2013. Voor de volledigheid wordt daarom in figuur B3.1 en B3.2 het stroomschema weergegeven voor respectievelijk het totaal aantal cliënten en alleen voor de intramurale cliënten, zoals dat er zou uitzien als de correctie niet was toegepast. Cliënten die op 1 januari 2013 ten onrechte een indicatie voor VV09 of VV09a hebben gekregen, tellen hier gewoon mee in het aantal cliënten op peildatum 1-1-2013. Het stroomschema voor de extramurale cliënten hoeft niet te worden weergegeven. De correctie voor VV09 en VV09a heeft immers alleen betrekking op intramurale cliënten en heeft geen invloed op het stroomschema voor extramurale cliënten zoals weergegeven in Figuur 2.4.2.
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 93
Figuur B3.1
De totale instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten als geen correctie wordt gedaan op 1 januari 2013.
Doorstroom
Totaal 1-1-2011: 742.930
Totaal 1-1-2010: 705.205
Totaal 1-1-2013: 797.165
Totaal 1-1-2014: 797.275
166.120 Instroom
154.765 Instroom
135.965 Instroom
567.030 Doorstroom
609.170 Doorstroom
642.395 Doorstroom
661.310 Doorstroom
-138.175 Uitstroom
-133.765 Uitstroom
-132.890 Uitstroom
-135.850 Uitstroom
2010
2011
2012
2013
175.905 Instroom
Figuur B3.2
Totaal 1-1-2012: 775.290
De intramurale instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten als geen correctie wordt gedaan op 1 januari 2013.
Doorstroom
Totaal 1-1-2013: 354.410
Totaal 1-1-2012: 346.310
Totaal 1-1-2011: 331.830
Totaal 1-1-2010: 316.315
Totaal 1-1-2014: 334.480
76.525 Instroom
77.485 Instroom
76.435 Instroom
49.115 Instroom
255.305
268.825
277.975
285.365 Doorstroom
Doorstroom
Doorstroom
Doorstroom
-61.010 Uitstroom
-63.005 Uitstroom
-68.335 Uitstroom
2010
2011
2012
-69.040 Uitstroom 2013
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 94
Bijlage 4 Lijst van afkortingen Op alfabetische volgorde:
ABA
Activerende Begeleiding Algemeen
AWBZ
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
BG
Begeleiding (overkoepelende functiegroep)
BGG
Begeleiding Groep (in groepsverband)
BGI
Begeleiding Individueel
BH
Behandeling (functie)
BHG
Behandeling Groep (m.i.v. 1 januari 2011)
BHI
Behandeling Individueel (m.i.v. 1 januari 2011)
KVB
Kortdurend Verblijf (m.i.v. 1 januari 2011)
LG
Lichamelijke handicap (grondslag)
OBA
Ondersteunende Begeleiding Algemeen
PG
Psychogeriatrische aandoening/ziekte (grondslag)
Pgb
Persoonsgebonden budget
PSY
Psychiatrische aandoening/ziekte (grondslag)
PV
Persoonlijke Verzorging (functie)
SOM
Somatische aandoening/ziekte (grondslag)
VB
Verblijf (overkoepelende functiegroep)
VBT
Verblijf Tijdelijk (functie, tot 1 januari 2011))
VG
Verstandelijke handicap (grondslag)
VP
Verpleging (functie)
ZG
Zintuiglijke handicap (grondslag)
ZIN
Zorg in natura
ZZP
Zorgzwaartepakket
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 95
Trendrapportage 2013 Ontwikkelingen in de aanspraak op AWBZ-zorg 2010-2013 – 96
Trendrapportage 2013 Dit is een uitgave van het Centrum indicatiestelling zorg Juli 2014
Foto omslag Mike Bink
De verantwoordelijkheid voor de inhoud van deze publicatie berust bij het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ). Het gebruik van cijfers en/of teksten uit deze publicatie, alsmede de naam van de publicatie als toelichting of ondersteuning of benaming in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Het CIZ aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden. Voortschrijdend inzicht en informatiewensen vanuit het ministerie van VWS en de AWBZ-ketenpartners kunnen leiden tot aanpassing van de vorm en inhoud van deze publicatie.
Princenhof Park 3 3972 NG Driebergen Postbus 232 3970 AE Driebergen T 088 - 789 67 00 F 088 - 789 67 01 E
[email protected] www.ciz.nl
Princenhof Park 3 3972 NG Driebergen Postbus 232 3970 AE Driebergen T 088 - 789 67 00 F 088 - 789 67 01 E
[email protected] www.ciz.nl