TREFDAG ATTENT 2015 : werktekst woonproject Zelfs een mus vindt een huis (Ps. 84,4) Kerk, eigendom en de nood aan betaalbaar, sociaal wonen
Wonen is een basisrecht, dat veel meer inhoudt dan een dak boven het hoofd. Wie geen woning heeft, wie tijdelijk woont, wie slecht woont, boet in op levenskwaliteit en op psychologisch en sociaal welzijn. Pas wanneer je stabiel kan wonen, kan je op andere terreinen vooruitgang maken: gezondheid, financiën, tewerkstelling, onderwijs, ... In hun werkveld worden vele netwerkpartners van ATTENT geconfronteerd met een schrijnend tekort aan betaalbaar wonen voor kansarme groepen. Daaruit klinkt sterker dan ooit de vraag: hoe kan eigendom van kerkelijke/kerk-verbonden eigenaars meer voor deze groepen worden ingezet? Na de Trefdag van 28 november 2014 werd het project concreet opgestart in de Commissie ATTENT. In de commissie werden voorbeelden beluisterd en kwam een plan van aanpak tot stand. 1
Tegen de Trefdag van 2016: 1) zal een publicatie klaar zijn, een vorm van leidraad. Naast het verwoorden van de visie en de spiritualiteit, komen hierin goede voorbeelden aan bod. Dit om mensen te inspireren, en concreet op weg te zetten. 2) ontstaat een vorm van begeleidingsdienst. We sporen op welke mensen al expertise hebben opgedaan over het inzetten van kerkelijke goederen voor sociaal (woon)gebruik, en die bereid zijn om advies te verlenen. 3) wordt een bredere communicatie gevoerd, zodat het woonproject regelmatig aandacht krijgt, zowel op plaatselijk vlak als bij het ruimere publiek. De Trefdag van 4 december 2015 is een belangrijke stap in dit project. We beluisteren concrete voorbeelden en gaan met mekaar verder in gesprek. Om dit gesprek te voeden, schetsen we in deze werktekst: 1) de omvang van de woonnood, 2) het brede palet van kerkelijke en/of kerkverbonden eigenaars 3) de visie, inspiratie en motivatie.
1. Woonnood in beeld Globaal bekeken is 70,5% van de huishoudens eigenaar van een woning. Daarnaast is de private huurmarkt goed voor 20,4%. 6,7% van de huishoudens huurt een sociale woning. Vergeleken met het buitenland scoren we heel hoog op vlak van eigenaarschap en erg laag op vlak van sociale woningen. Dat blijkt uit de publicatie “Wonen in Vlaanderen anno 2013. 2
De bevindingen uit het Grote Woononderzoek 2013 gebundeld”, van Steunpunt Wonen (maart 2015). Dit onderzoek stelt verder vast dat het eigenaarschap sinds 2005 afneemt en dit voor het eerst in vele decennia. Dit heeft met meerdere factoren te maken, maar vooral met het inkomen. Wanneer je alle inkomens verdeelt in vijf groepen, dan slagen de onderste twee groepen (ofwel 40%) er veel minder in om eigenaar te worden. Een van de voornaamste doelstellingen van het Vlaamse woonbeleid is er voor zorgen dat wonen betaalbaar blijft. Een methode om dit te beoordelen is: nagaan hoeveel inkomen er overblijft na het betalen van de woonuitgaven (budgetmethode). Daaruit blijkt dat 14% van de huishoudens te weinig budget overhoudt en dus moet besparen op voeding, kleding, verplaatsing, uitstapjes, lidmaatschap van verenigingen,… Verder beantwoordt 37% van de woningen (ongeveer 1 miljoen woningen) niet meer aan de kwaliteitsnormen van de Vlaamse overheid. Voor het merendeel kunnen beperkte aanpassingen volstaan, maar voor 1/3de van woningen zijn structurele ingrepen vereist. Het gaat daarbij vooral om huurwoningen. Vergeleken met vorige onderzoeken is de woonkwaliteit er op vooruitgegaan, maar niet voor de groep van slechte en zeer slechte woningen (samen 10% van de woningen). De onderzoekers formuleren aanbevelingen. - Er moet een substantiële uitbreiding komen van de sociale huisvesting en van huursubsidies. - Tegelijk moeten eigenaars die woningen verhuren op hun verantwoordelijkheid worden gewezen, zodat ze de noodzakelijke werken doen om de huurwoningen veilig en gezond te maken. 3
- Momenteel is het zo dat meer overheidsmiddelen bij eigenaars terecht komen, dan bij mensen die aangewezen zijn op de huurmarkt.De onderzoekers stellen ook voor om de steun die de overheid geeft om eigendom te verwerven (bv. renovatiepremies, fiscale maatregelen, … ), te heroriënteren. Pas dan zal een meer neutrale behandeling van huur en eigendom ontstaan. De schaarse middelen meer laten terechtkomen bij de onderste groepen in de samenleving, die er het meest nood aan hebben, dat moet een duidelijke keuze worden van het beleid. Toch zijn er ook arme eigenaars. Ouderen met een heel laag inkomen bijvoorbeeld. Of mensen in armoede, die overgaan tot een noodkoop. Omdat dit finaal goedkoper is dan huren, kopen ze een zeer goedkope woning, maar die is dan niet afgewerkt, of dringend te renoveren. Daarvoor hebben ze geen middelen meer. Bovendien worden premies vaak pas toegekend na de uitvoering van de werken. Of ze worden permanente bewoners van een camping of een verblijf in recreatiegebied, of komen terecht in een kamer, een kraakpand, een krot. Wie beschikt over een laag inkomen zou terecht moeten kunnen op de sociale huurmarkt. Deze markt is in Vlaanderen erg klein. Bovendien hebben een aantal huisvestingsmaatschappijen een ouder patrimonium en worden onvoldoende middelen vrijgemaakt door de overheid voor renovaties en nieuwe initiatieven. Huisvestingsmaatschappijen kunnen ook maar woningen renoveren als zij de huurders tijdelijk ergens anders kunnen laten wonen. Dit verhoogt nog extra de druk op de sociale huisvestingsmarkt. De gemiddelde wachttijd bedraagt om en bij de 1.000 dagen en voor wie een bijzonder woonnood heeft - bijvoorbeeld grotere gezinnen, of mensen met beperkte mobiliteit - loopt deze wachttijd vaak nog veel 4
hoger op, bij gebrek aan een geschikte woning. Sociale huurwoningen zijn er doorgaans ook meer in de steden dan op het platteland, terwijl er in sommige gemeenten nauwelijks een aanbod is. Een model om woningen uit de private huurmarkt toch aan een sociale prijs te verhuren aan mensen met een laag inkomen, zijn de sociale verhuurkantoren. Voor de toewijzing van een woning werken zij met een prioriteit voor inkomen en woonnood. Sociale verhuurkantoren begeleiden ook de huurders en nemen de huurdersverplichtingen op. Dat geeft de eigenaar zekerheid omtrent de huurinkomsten, die wel gemiddeld 15% lager liggen dan de marktwaarde. Eigenaarsverplichtingen blijven voor de eigenaar. Hoewel het aantal woningen bij sociale verhuurkantoren is toegenomen, is ook dit model onvoldoende om de bestaande woonnood tegemoet te komen. Een heel kwetsbare groep in de samenleving zijn daklozen, mensen die op straat zijn terecht gekomen. Hier stellen zich heel bijzondere opdrachten naar ondersteuning en begeleiding. De weg naar een vaste woonplaats en het opnieuw aanleren van woonvaardigheden, is een moeizaam, langdurig proces en loopt onder meer via: plaatsen waar ze overdag terecht kunnen, winteropvang, begeleid of beschut wonen,… Om aan de basisbehoefte van wonen te voldoen, moet er meer betaalbare, goede woongelegenheid komen, aangepast aan de ontwikkelingen in de samenleving, bijvoorbeeld: de vergrijzing, de aangroei van huishoudens van kleinere omvang en de nieuw samengestelde gezinnen. De onderzoekers wijzen hierbij op het toenemende belang van renovatie en transformatie van de bestaande gebouwenvoorraad, in een geschikte woonomgeving. 5
2. Kerkelijke eigenaars en regelgeving: een divers palet Elke buitenstaander die naar de kerk kijkt, ziet de kerk als een organisatie met heel veel eigendommen: kerkgebouwen, kloosters, scholen, pastorieën, parochiezalen,… Vaak is men ook de mening toegedaan dat al deze gebouwen onderbenut worden, “leeg staan”. Inderdaad gaat het allemaal om gebouwen, die het mogelijk maken om als gelovige gemeenschap samen te komen, samen te leven, of om de werking van kerkelijke initiatieven mogelijk te maken. Wie in de praktijk begint te zoeken naar de eigenaar van zo’n kerkelijk goed, moet vaststellen dat er vele soorten van eigenaars zijn. Het is uiteindelijk ook die eigenaar, die beslist over het gebruik of de (her)bestemming van zijn bezit. GEBOUWEN Een parochiekerk kan eigendom zijn van een kerkfabriek of van een gemeente. Een kerkfabriek is een openbare instelling belast met het beheer van de goederen bestemd voor de eredienst. Zo is een parochiekerk bestemd voor de eredienst. Vormen van valorisatie, mede- of nevengebruik van de parochiekerk zijn mogelijk. Maar voor een herbestemming moet het gebouw worden onttrokken aan de eredienst, een bevoegdheid van de bisschop. De databank ODIS vermeldt momenteel 25 parochiekerken (op een totaal van zo’n 1.800 parochies) onttrokken aan de eredienst. Dit aantal zal toenemen, 6
onder meer door de kerkenplannen, die aangeven welke parochiekerken in de toekomst nodig zijn voor de eredienst, en welke dus buiten gebruik kunnen worden gesteld of vrijkomen voor ander gebruik. De gemeentes zijn al sinds het keizerlijk decreet van Napoleon uit 1809 verplicht om aan de bedienaar van de eredienst een pastorie te bezorgen, bij gebrek hieraan aan woning, of een geldelijke vergoeding. In de gemeentewet van 24 juni 1988 werd die verplichting bevestigd. In de parlementaire besprekingen van het (nieuwe) decreet op de kerkfabrieken werd expliciet verwezen naar deze verplichting uit de gemeentewet. Zij werd echter niet opgenomen in de definitieve tekst van het nieuwe decreet van 7 mei 2004, wat niet belet dat zij in de huidige stand van de wetgeving in voege blijft. Concreet betekent dit dat in heel veel gevallen de pastorij eigendom is van de gemeente. Meer en meer, zeker in stedelijke regio’s, zien we een evolutie naar het uitkeren van een woonvergoeding. Wel zijn gemeentes vaak bereid om gemeenschapsfuncties op te nemen of toe te staan in pastorijen (vergaderzalen, ....). Bewoning door mensen die niets met de eredienst te maken hebben, liggen vaak veel moeilijker. Religieuze congregaties zijn zelf eigenaar van hun gebouwen (met inbegrip van de kapel of kloosterkerk). Wel zijn er verschillende soorten van congregaties, met een eigen regelgeving. Een congregatie van diocesaan recht mag een gebouw slechts verkopen na toelating van de plaatselijke bisschop. Congregaties naar pauselijk recht hebben toelating van Rome nodig. Een kerkfabriek, en ook de parochie (via de parochiale vzw, ondergebracht in de dekenale vzw) kunnen eigenaar zijn van andere kerkelijke, onroerende goederen. Sommige eigen7
dommen zijn verworven door schenking. Soms wordt daarbij het pastoraal gebruik vastgesteld en wordt ook vastgelegd wat er moet gebeuren indien dat gebruik wordt stopgezet. PAROCHIALE EN DEKENALE VZW’s In oktober 2005 vaardigde de bisschop van Antwerpen beleidslijnen uit voor de inbedding van de globale parochiale werking in de vzw-structuur en in de herstructurering van de dekenaten. Daarmee werden de burgerlijke statuten afgestemd op de pastorale structuur. De doelstelling van de dekenale vzw wordt in de statuten verder uitgewerkt. Art. 3, 3.1: “De vereniging heeft tot doel, met uitsluiting van elk winstoogmerk, bij te dragen tot de opbouw van de christelijke gemeenschap in het dekenaat en de parochies en parochiefederaties in het werkgebied van het dekenaat. Dit houdt onder meer in en dit in breedste zin: - het bevorderen van de eredienst en de pastorale zorg voor de katholieke kerk; - het helpen en bijstaan van de personen die met de kerkelijke dienst belast zijn; - het organiseren en ondersteunen van de dekenale, parochiale en pastorale verenigingen en activiteiten van alle aard die de religieuze, culturele en sociale ontwikkeling, alsmede het algemeen welzijn van de bevolking nastreven; - vanuit een christelijke mens- en maatschappijvisie steun verlenen aan instellingen voor katholiek onderwijs, religieus leven in gemeenschap, gezondheids- en welzijnszorg.” KERKFABRIEKEN 8
Het Vlaamse gewest vaardigde op 7 mei 2004 het decreet op de werking van de kerkfabrieken uit. In 2005 gaven de Vlaamse bisschoppen het “Vademecum kerkfabrieken” uit. Hoofdstuk 5 gaat specifiek toelichting bij de decreetbepalingen over het beheer van de (roerende en onroerende) goederen. De kerkfabriek is als publieke instelling onderworpen aan de wet op de overheidsopdrachten. Het beheer en de beschikking van goederen staat onder het algemeen administratief toezicht. Naast het kerkgebouw en de pastorie kan de kerkfabriek eigenaar zijn van ander onroerend goed. Dit wordt in het decreet “privaat patrimonium” genoemd. De inkomsten uit deze goederen zorgen ervoor dat de gemeentelijke toelagen enigszins beperkt blijven. Bij het beheer moet men voor ogen houden dat men de eigen inkomsten niet blijvend vermindert, waardoor de gemeentelijke toelagen permanent hoger komen te liggen.
9
3. Diaconie: de dienst van barmhartigheid en rechtvaardigheid “Er was immers niemand onder hen die gebrek leed, want allen die grond of huizen bezaten, verkochten hun bezit, gingen met de opbrengst naar de apostelen, en legden die aan hun voeten. Daarvan werd uitgedeeld aan ieder, al naargelang hij nodig had. (Hand.4, 34-35)” Als er iemand is die de zorg voor mensen niet mag ontlopen, dan is het de kerkgemeenschap. Bij liturgie en verkondiging hoort diaconie: de werken van barmhartigheid en de inzet voor rechtvaardigheid. (J. Bonny, Een houtskoolvuur met vis erop en brood, p. 49) Diaconie, de dienst aan mensen in nood, binnen én buiten de christelijke gemeenschap, was van bij de eerste kerkgemeenschappen een opvallend kenmerk. Deze gemeenschappen toonden de diepe band tussen het breken en delen van de eucharistie en de hulp aan mekaar. Barmhartigheid en gerechtigheid zijn de twee Bijbelse grondwoorden, die ons blijvend oproepen om vorm te geven aan diaconie. Barmhartigheid is: geraakt worden door het verhaal van de ander en er door in beweging komen. “Barmhartigheid is alles behalve lauw of theoretisch. Ze is integendeel krachtdadig. Barmhartig zijn is, met de woorden van Franciscus, “de balsem van het Rijk Gods aanbrengen”. Als christenen echt de vreugde van het evangelie willen uitstralen, dan moeten ze teken worden van die verzachtende en helende liefde van God, die oog heeft voor de mens op de vlucht, voor het zieke lichaam, voor de verwarde geest en het bittere hart.” 10
In de Bijbel gaat barmhartigheid altijd samen met gerechtigheid. Gerechtigheid is: armen, weduwen en wezen - de meest kwetsbare mensen - tot hun recht laten komen, “rechtop”, op eigen benen kunnen staan. Helpen, zonder naar het verhaal van de ander te luisteren, kan louter liefdadigheid worden. Echt helpen vraagt om solidariteit, om gelijkwaardige en wederkerige verhoudingen met de ander. Maar ook dit volstaat niet om onrecht volledig tegen te gaan. Daarvoor moet de hele samenleving veranderen. Veel partners in het netwerk van ATTENT zijn solidair betrokken op mensen die geen betaalbare plek op de woonmarkt vinden: jongeren in bijzondere jeugdzorg, dank- en thuislozen, mensen in armoede, vluchtelingen / asielzoekers, exgedetineerden, ... Gezamenlijk pleiten ook zij voor structurele veranderingen in de samenleving. Barmhartigheid en rechtvaardigheid worden ook sterk uitgedaagd én gemotiveerd door de kerkelijke sociale leer over de universele bestemming van de goederen. In “Laudato Si” schrijft paus Franciscus: “De christelijke traditie erkende nooit het absolute of onaantastbare recht op privé-eigendom en onderlijnde de sociale functie van elke vorm van privébezit… De kerk verdedigt het recht op privé-eigendom, maar even sterk leert ze ook dat op elk privébezit een sociale hypotheek rust, opdat de goederen zouden dienen voor de algemene bestemming die God ervoor voorzien heeft” (nr.93). Deze visie daagt ons uit om anders te kijken naar onze omgeving. Met dezelfde blik willen we ook kijken naar kerkelijk patrimonium. Drukken wij met het gebruik ervan, met het beheer ervan, met het bezit ervan, voldoende onze diaconale opdracht uit? 11
We zien inderdaad dat binnen de kerkgemeenschap op kleine, lokale of individuele schaal naar mogelijkheden werd en wordt gezocht, om onze evangelische opdracht om mensen in nood bij te staan, “rechtop” te helpen staan, gestalte geven. Dit willen we versterken, verbreden en ondersteunen, opdat parochies, pastorale eenheden, kerkbesturen, dekenale en parochiale vzw’s, congregaties,… op dit vlak tot meer en tot concreet handelen komen. Ook al weten we dat we de enorme nood aan betaalbaar wonen niet oplossen, toch kan het barmhartig én rechtvaardig inzetten van het brede palet aan kerkelijke eigendom een niet te onderschatten, zelfs profetische invloed hebben op de samenleving, die wordt “wakker gemaakt” voor de urgentie van goed en betaalbaar wonen voor iedereen.
-------------------------------------
Gebruikte bronnen: - Steunpunt Wonen: online gepubliceerde bijdragen - Boek “Wonen in Vlaanderen” (verschijnt najaar 2015 bij Garant) - inleiding staat online - Dossiers Welzijnszorg: Een toekomst zonder armoede (2015); Armoede op den buiten (2013) - Beleidsvisie en statuten dekenale vzw’s bisdom Antwerpen: website bisdom via kerknet - CRKC – databank ODIS: gegevens kerkgebouwen - Decreet op de kerkfabrieken - Vademecum kerkfabrieken (online via kerknet) - Johan Bonny, Een houtskoolvuur met vis erop en brood, Visietekst van en voor het Bisdom Antwerpen, 2012, p. 49) - Josephine Wilschut, Oefeningen in diaconaat, in: De open Poort, 2011. - Laudato Si - Piet Raes. Erbarmen voel je in je buik (Tertio, 9 september 2015, p. 10) Werkgroep publicatie: Jan Kint, Annemie Luyten, Erik Dries, Daan Janssen, Peter Houlleberghs, Rita Boeren. 12