2014 Transvaalbuurt: Keukens Auteurs: Jasmijn Alkaf Emily Beckwith Vera Gräffner Anne Kersten Maartje Kevenaar Suzanne van Mil Minor: Publiek & Media Module: Professionaliseren en Participeren Docent: Marjelle van Hoorn Datum: 9 juni 2014
Inhoud 1. Inleiding .............................................................................................................................................. 3 2. Geschiedenis en ontwikkeling van de Transvaalbuurt........................................................................ 4 2.1 Ontstaan en ontwikkeling van de buurt ....................................................................................... 4 2.2 Joodse buurt ................................................................................................................................. 4 2.3 Afrikanerbuurt .............................................................................................................................. 4 2.4 Ontwerp ........................................................................................................................................ 5 3. Huidige situatie en demografische kenmerken .................................................................................. 7 3.1 Sociale structuur ........................................................................................................................... 7 3.2 Veiligheid en delicten.................................................................................................................... 7 3.3 Economie ...................................................................................................................................... 7 4. Historisch beeldmateriaal ................................................................................................................... 8 5. Van koken tot kookeiland: de keuken door de jaren heen............................................................... 11 5.1 Het ontstaan van de keuken ....................................................................................................... 11 5.2 Het fornuis ontstaat.................................................................................................................... 11 5.3 Industrialisme ............................................................................................................................. 11 5.4 Rationalisme ............................................................................................................................... 11 5.5 Tweede Wereldoorlog ................................................................................................................ 12 5.6 Keukendriehoek .......................................................................................................................... 12 5.7 De keuken van nu ....................................................................................................................... 13 6. Eetcultuur in Nederland tijdens de 20ste eeuw ................................................................................ 14 6.1 Keuken van rond 1890 ................................................................................................................ 16 7. Interview Wil de Brave...................................................................................................................... 17 8. Jaren ’50 Bruynzeel keuken .............................................................................................................. 18 9. Conclusie........................................................................................................................................... 19
2
1. Inleiding Als derdejaarsstudenten Cultureel Erfgoed aan de Reinwardt Academie te Amsterdam hebben wij de opdracht gekregen ,binnen de minor Publiek & Media, om onderzoek te doen in de Transvaalbuurt. Het onderzoek dat wij uitvoeren focust zich op de keukens en het dagelijks leven binnen deze historische buurt. De Transvaalbuurt is aan het begin van de 20ste eeuw ontstaan als onderdeel van Oost-‐Watergraafsmeer. Architect Berlage heeft een grote rol gespeeld bij het ontwerp van de buurt dat grotendeels is uitgevoerd in opdracht van de sociale woningbouw. Twee grote historische gebeurtenissen zijn geïntegreerd in de Transvaalbuurt namelijk: de twee Boerenoorlogen in Zuid-‐ Afrika en het Jodendom in de Tweede Wereldoorlog. Tegenwoordig is de Transvaalbuurt zeer multicultureel en lopen er verschillende projecten en initiatieven om de sociale cohesie, werkgelegenheid en uitstraling positief te belichten en of te beïnvloeden. Onder begeleiding van onder andere Daniel Metz, mede oprichter van het initiatief Museum Zonder Muren, voeren wij dit onderzoek uit en zullen wij een participatieve activiteit organiseren in de buurt. Museum Zonder Muren is een innovatief museumconcept in ontwikkeling. Het doel is om bewoners binnen Amsterdamse wijken samen te laten genieten van kunst en cultuur uit eigen buurt of wijk. De collectie wordt gevormd door de buurt of wijk zelf waarbinnen de bewoners zowel een grote rol spelen bij de programmering als bij het uiteindelijk deelnemen eraan. Dit dossier vormt het startdocument van ons onderzoek naar keukens en het dagelijks leven binnen de Transvaalbuurt. Hier vanuit zullen wij een activiteit vormgeven met ditzelfde thema. Binnen dit document zijn de resultaten te vinden van de geschiedenis en ontwikkeling van de buurt, uitwerking van een gesprek met Wil de Brave en de rol van keukens in de 20ste eeuw.
3
2. Geschiedenis en ontwikkeling van de Transvaalbuurt De Transvaalbuurt is één van de 16 buurten die Amsterdam Oost telt en is ontstaan als onderdeel van Oost-‐Watergraafsmeer. Hieronder hebben wij een verdeling gemaakt in het ontstaan van de buurt, de ontwikkeling van de buurt en demografische kenmerken binnen de buurt.
2.1 Ontstaan en ontwikkeling van de buurt “De Transvaalbuurt ligt in de Watergraafsmeer en wordt begrensd door de Linnaeusstraat in het oosten, de Transvaalkade in het zuiden, de Wibautstraat in het westen en de spoorlijn tussen Amstelstation en het Muiderpoortstation in het noorden. De Transvaalbuurt stamt uit het begin van de 20e eeuw. Voor die tijd was dit de Overamstelse Polder en de Oetewaler Polder en dit gebied behoorde aan de gemeente Nieuwer Amstel. In 1896 werd het gebied door Amsterdam geannexeerd. In deze periode kwam de georganiseerde volkswoningbouw op gang én gelijktijdig wilde de moderne Joodse arbeider, die vanwege werk in bijvoorbeeld de diamantindustrie in een betere economische situatie was gaan verkeren, weg uit de arme buurten, op naar iets nieuws, iets moderns en gezonds. Of, kort door de bocht, weg van het arme Uilenburg, dat in het begin van de 20e eeuw gesaneerd werd, op naar deze nieuwe wijk. Verhuizen was ook noodzaak want in 1910 verklaarde de gemeente Amsterdam bijna 43% van de huizen op Uilenburg onbewoonbaar. Het was dus vooral het Joodse proletariaat dat hier kwam wonen. Niet met het gezin, maar met hele families tegelijk. De beter gesitueerden uit de buurten rondom het Waterlooplein trokken naar Zuid of de Watergraafsmeer. De Algemene Woningbouw Vereniging (AWV) werd opgericht op 23 maart 1910 en de eerste 178 woningen in de Transvaalbuurt werden in 1912 aanbesteed. De andere woningbouwvereniging die in deze wijk zeer actief was was de Handwerkers Vriendenkring.
2.2 Joodse buurt In de jaren 20 van de vorige eeuw verhuisden veel Joden uit de buurten rondom het Waterlooplein naar, onder andere, deze buurt. De Transvaalbuurt werd een Joodse buurt. 80% van de bewoners was van Joodse afkomst, maar veel bewoners in die tijd zullen deze buurt niet Joods gevonden hebben. Veel van de bewoners waren namelijk nauwelijks nog religieus en zeer geassimileerd. De meeste Joodse bewoners waren alleen nog maar Joods van afkomst. De buurt had een ander karakter. Vrijwel zonder uitzondering waren de bewoners aangesloten bij de SDAP, de voorloper van de PvdA. De buurt was dus vooral socialistisch en werd gezien als een rood bolwerk. Het was een buurt waar orde en netheid belangrijk waren. Wekelijks kwam men bijeen om problemen te bespreken en problemen voor mensen die hun huur niet konden voldoen door ziekte of werkloosheid konden rekenen op hulp van buurtgenoten. De Transvaalbuurt zouden we nu prachtwijk noemen, gekenmerkt door een grote solidariteit onder de bewoners.”1
2.3 Afrikanerbuurt “De Transvaalbuurt dankt zijn naam aan de Zuid-‐Afrikaanse provincie die in de 19e eeuw een Nederlandse kolonie was. Veel straten en pleinen zijn vernoemd naar bekende Zuid-‐Afrikanen. Paul 1
Joods Amsterdam, “Straten: Transvaalbuurt” http://www.joodsamsterdam.nl/strtransvaalbuurt.htm, geraadpleegd op 3 mei 2014
4
Kruger en Andries Pretorius waren bijvoorbeeld leiders van Zuid-‐Afrikaanse boeren die om onafhankelijkheid streden. Om ook de strijd tegen Apartheid een plaats in de wijk te geven, kreeg het Pretoriusplein in 1982 een nieuwe naam: Steve Bikoplein, naar de strijder die in 1977 onder verdachte omstandigheden overleed in een Zuid-‐Afrikaanse gevangenis. ” 2 “Aan het begin van de 20-‐ste eeuw was Amsterdam in de ban van de Boerenoorlog in Zuid-‐Afrika. Aan het einde ervan bloeide de strijd tegen de apartheid. De geschiedenis van de Transvaalbuurt weerspiegelt die omslag. De anti-‐Britse spotprent is van Soranus. December 1900. Massaal gaan de Amsterdammers de straat op om een glimp van de grimmig kijkende Paul Kruger op te vangen. In Zuid-‐Afrika vechten nazaten van Nederlandse kolonisten tegen de Engelse overheersers. Hij is hun president en zoekt steun. Amsterdam is in de ban van de Boerenstrijd. Het sentiment gaat zover dat een nieuwe wijk ernaar vernoemd wordt: de Transvaalbuurt. Paardekraal, Laing’s Neck, Tugela, Vaalrivier, Spitskop, Ingogo, Afrikaner, Louis Botha, Andries Pretorius, Christiaan de Wet, Pieter Retief: de vele straatjes in de nieuwe Transvaalbuurt in Oost hadden een eeuw geleden namen nodig. Dit keer werden het geen Nederlandse staatslieden, gelauwerde schilders, schrijvers of rivieren. De tijdgeest vroeg om een politiek statement, een steunbetuiging aan verwante zielen in het ver weg gelegen Zuid-‐Afrika. In Zuid-‐Afrika was in 1899 de Tweede Boerenoorlog uitgebroken tussen blanke Afrikaanse Boeren, nazaten van Nederlandse kolonisten, en de Britse overheersers. Nederland voelde een sterke verwantschap met deze Boeren. Er waren immers grote overeenkomsten in taal, geloof, cultuur en geschiedenis (zie kader). De keuze voor straatnamen die verwezen naar hun onafhankelijkheidsstrijd had een diepe emotionele lading. De Transvaalbuurt was in 1903 op de tekentafel ontworpen door architect Hendrik Berlage en raakte langzaam maar zeker volgebouwd. Nog tijdens de ontwerpfase boog een commissie zich over de straatnamen.”3
2.4 Ontwerp In 1901 werd de Woningwet aangenomen. Die bepaalde dat woningbouwverenigingen in aanmerking konden komen voor een financiële bijdrage van het Rijk. Daardoor ontstond een groot aantal woningbouwverenigingen vanuit verschillende maatschappelijke en religieuze groeperingen. Het 'Bouwfonds Handwerkers Vriendenkring' bouwde samen met de 'Algemene Woningbouw Vereeniging' arbeiderswoningen in de Transvaalbuurt. In de praktijk woonden er in de woningen van het Bouwfonds vooral arme Joodse arbeiders.” 4 “Berlage, die het stedenbouwkundige plan voor de buurt maakte en woningen ontwierp, heeft een duidelijk stempel op de buurt gedrukt. Veel ruimte voor groen en ander grondgebruik kwam er
2
IAmsterdam, “Transvaalbuurt: Oost-‐Watergraafsmeer” http://m.iamsterdam.com/explore_locations/view/217 , geraadpleegd op 3 mei 2014 3 D. Metz, “Transvaalbuurt, tussen boerenoorlog en anti-‐apartheid”, Ons Amsterdam 4 (2012), 3, http://www.onsamsterdam.nl/tijdschrift/jaargang-‐2012/1396-‐nummer-‐4-‐april-‐2012?start=2, geraadpleegd op 3 mei 2014 4 IAmsterdam, “Transvaalbuurt: Oost-‐Watergraafsmeer” http://m.iamsterdam.com/explore_locations/view/217 , geraadpleegd op 3 mei 2014
5
uiteindelijk niet, met als gevolg dat de woondichtheid hoog is geworden. De binnenterreinen van een deel van de bouwblokken zijn vrij breed en compenseren het gebrek aan groen voor de deur.”5
5
Platform 31, “Amsterdam, Transvaalbuurt” http://kennisbank.platform31.nl/pages/27622/Amsterdam-‐Transvaalbuurt.html, geraadpleegd op 3 mei 2014
6
3. Huidige situatie en demografische kenmerken 3.1 Sociale structuur “In de Transvaalbuurt wonen 9.600 bewoners in 4.510 woningen. Hoewel het eigen woningbezit met de bouw van koopwoningen de laatste jaren is gegroeid, is zoals in de meeste aandachtswijken het aandeel sociale woningbouw groot, namelijk 70%. Het gemiddeld aantal mensen per woning ligt hoog (2,13) en dat komt omdat er veel gezinnen met kinderen wonen. In de Transvaalbuurt woont het, op één buurt na, laagste percentage autochtonen van Amsterdam: 35% tegenover gemiddeld 55%. Uit Wonen in Amsterdam 2005 blijkt dat het gemiddelde netto maandinkomen per huishouden € 1.700 is. Dit is vergeleken met het gemiddelde van Amsterdam (€ 2.058) laag.
3.2 Veiligheid en delicten De veiligheidssituatie is de afgelopen jaren verslechterd ten opzichte van het Amsterdams gemiddelde. Het veiligheidsgevoel is echter wel verbeterd. Diefstal is het meest voorkomende delict in de buurt. Het aantal aangiften van diefstal, geweld en vernieling is de afgelopen jaren gestegen. De toename van geweld uit zich ook in een toename van aangiften mishandeling en bedreiging. De buurt scoort een 11e plaats ten opzichte van andere buurten in Amsterdam.
3.3 Economie Door de hoge woondichtheid heeft de economie van het begin af aan nooit veel ruimte gekregen in de Transvaalbuurt. De werkgelegenheid vertoonde wat groei van 1996 tot 2002, maar daarna trad een lichte daling in, die zich sinds 2006 lijkt te herstellen. In 2006 werkten er ruim 750 personen in de buurt. Het aantal uitkeringen in de Transvaalbuurt en de aangrenzende Oosterparkbuurt ligt boven het gemiddelde van Amsterdam. Bijna de helft van de uitkeringen in het stadsdeel wordt in deze twee buurten uitgereikt. Het winkelarsenaal van de buurt bestaat uit verschillende onderdelen; er zijn winkels aan de Linnaeusstraat en in het oostelijk deel van de Pretoriusstraat. Daarnaast zijn er nog verspreide winkelvestigingen. Het aantal winkels loopt wel terug, met 10% in vergelijking met 6 jaar geleden. Veel bewoners doen hun boodschappen in aangrenzende buurten. Het aantal bedrijven in de buurt is in dezelfde periode wel sterk toegenomen (35%).”6
6
Platform 31, “Amsterdam, Transvaalbuurt” http://kennisbank.platform31.nl/pages/27622/Amsterdam-‐ Transvaalbuurt.html, geraadpleegd op 3 mei 2014
7
4. Historisch beeldmateriaal Het beeldmateriaal dat te vinden in dit Dossier bestaat veelal uit fotografie vanuit het Amsterdams Archief. Hieronder een aantal oude foto’s vanuit het Amsterdams Stadsarchief van historische keukens uit de Indische buurt in Amsterdam Oost. Tijdens dit onderzoek zullen wij vaker gebruik maken van ons eigen fotomateriaal in combinatie met hetgeen wij nu hebben gevonden.7
7
Gemeente Amsterdam Stadsarchief, “Beeldbank” http://beeldbank.amsterdam.nl/, geraadpleegd op 3 mei 2014.
8
9
10
5. Van koken tot kookeiland: de keuken door de jaren heen De vormgeving van de keuken is de loop der jaren flink veranderd. In dit artikel kijken we daarom naar de ontwikkeling van de keuken en welke oorzaken voor deze veranderingen te vinden zijn.
5.1 Het ontstaan van de keuken Met het ontdekken van vuur ontdekte men al snel dat gekookt en gebakken voedsel beter verteerbaar en lekkerder is. Na het vangen en/of oogsten van voedsel werd daarom de bereidingsplaats van eten, waarbij de vuurplaats het belangrijkst was, aan de woninginrichting toegevoegd. De vroegere vuurplaats is daarmee de keuken van nu geworden. Koken op een houtvuur geeft warmte maar ook rook en dat is een van de redenen voor het ontstaan van de woning met binnentuin, de Griekse patiowoning. Het koken kon dan immers buiten gebeuren terwijl het eten vervolgens binnen opgegeten werd. Het koken op vuur is sinds de Grieken vrijwel niet veranderd. Door ruimtegebrek en de behoefte aan een dak boven het hoofd, werd er naar verloop van tijd steeds vaker in huis gekookt. Ondanks dat er tegen de rook een gat in het plafond werd gemaakt, waren de keukens vaak donker en rokerig.
5.2 Het fornuis ontstaat Koken op open vuur was een gevaarlijke bezigheid en vele woningen zijn hierdoor tot as veranderd. Om het brandgevaar te verminderen zijn de brandplaatsen eerst met stenen en klei ommuurd. De rook bleef een probleem maar toen deze afgebakende brandplaatsen tegen een muur in de kamer werden gerealiseerd ontstonden de schouw en later ook de schoorsteen. Op deze gecontroleerde vuurplaats was het makkelijk een of meer pannen op het vuur te plaatsen en geleidelijk is zo het fornuis ontstaan. Het rook afvoerkanaal zou je in deze zelfs kunnen zien als de eerste vorm afzuiging en ventilatie. Vanaf het ontstaan, was het fornuis dé basis in de keuken. De grootste verandering bij het fornuis vond plaats aan het eind van de 19e eeuw: Het was mogelijk geworden om op gas te koken en daardoor kon het vuur per pit bepaald worden en de vervelende rookontwikkeling kwam tot een einde. Vanaf 1930 kon er ook elektrisch gekookt worden en aangezien elke woning toen wel een gas-‐ of elektriciteitsaansluiting had, werd het eten al snel niet meer op open vuur bereid.
5.3 Industrialisme De keuken is lange tijd niet veel meer geweest dan een vuurplaats. Zo was het ook tijdens het industrialisme. Het industrialisme wordt gekenmerkt door de opkomst van de mechanisatie en vele grote productiefabrieken. Door de verbeterde productiemogelijkheden veranderde het economisch systeem en konden meer monden gevoed worden. Gezinnen werden groter en door de fabrieken kwamen er veel mensen dicht op elkaar te wonen. De woonomstandigheden waren slecht: Het was normaal om met 10 of meer mensen 1 woning te delen. Vanwege ruimtegebrek bestond een woning toen uit slechts 1 kamer, die als keuken, badkamer, woonkamer en slaapkamer werd gebruikt.
5.4 Rationalisme Het rationalisme, dat volgt na de industrialisatie, richt zich sterk op efficiëntie en ergonomie en dat vind ook zijn weerslag in de woning. Uit hygiënisch oogpunt werden keukens weer in een aparte ruimte van het huis geplaatst waarbij het gebruik van de keuken qua ergonomie en efficiëntie steeds
11
verder werd geoptimaliseerd. In Nederland heeft Industrieel vormgever Piet Zwart in 1939 naam gemaakt met zijn vooruitstrevende keukenontwerp dat hij voor de firma Bruynzeel maakte. In deze keuken waren voor het eerst alle belangrijke apparaten praktisch geïntegreerd en de keuken voldeed aan alle toen geldende maatverhoudingen.
5.5 Tweede Wereldoorlog Na de Tweede Wereldoorlog was er met name in West-‐Europa een grote vraag naar snel te monteren keukens. De standaardisatie en losse keukensegmenten, die hier een antwoord op brachten, waren gericht op gemak en kostenreductie maar deze standaardisatie is uiteindelijk ook van groot belang geweest voor de keukenarchitectuur. Zo ontstond onder andere de theoretische keukendriehoek, die de basis legt voor de hedendaagse keukenontwerpen.
5.6 Keukendriehoek De vele inrichtingsmogelijkheden die losse keukensegmenten met zich mee brachten leverden de keukendriehoek als handig ontwerphulpmiddel. De drie belangrijkste functies van een keuken (1 opslag, 2 voorbereiding en 3 koken) dienen hierbij apart van elkaar te gebeuren maar de afstand tussen deze functies moet minimaal zijn. Volgend uit deze gedachte kwamen 5 standaard keukenindelingen naar voren: 1 Lange rechte keuken Veel gebruikt in oude huizen vanwege gebrek aan meer ruimte 2 twee parallel lopende werkbladen Bij bredere keukens efficientieverhogend 3 L-‐vormige keuken Past vaak eettafel in de keuken. 4 U-‐vormige keuken Meer werkblad als L-‐vorm 5 Blok keuken Een vrijstaand element, vaak het fornuis (kookeiland). De perceptie van koken verandert Sinds de jaren ‘80 is de mening over koken aan het veranderen en een steeds grotere groep ziet koken niet langer als een tijdrovende verplichting maar als creatieve bezigheid met een sterke sociale component. De keuken werd hierdoor al snel een prestigeobject waarbij het showen van kunde en kwaliteiten voorop stonden. Architecten zagen deze beweging en zijn zich sinds dien actief gaan bezighouden met keukenontwerp. De bovengenoemde blok keuken vormt vanaf dat moment vaak de basis om de keuken weer meer bij de rest van de woning te betrekken.
12
5.7 De keuken van nu De keuken is geboren uit de behoefte om eten te bereiden en heeft in de afgelopen jaren vele verschillende vormen aangenomen. Het is grappig om te beseffen dat de keuken vroeger een centrale rol in huis in nam, en dat vandaag de dag wéér zo is. De keuken wordt tegenwoordig feilloos geïntegreerd in de woning en steeds vaker is de keuken zelfs de basis voor het ontwerp van de gehele woning. Qua apparatuur en vormgeving is alles mogelijk en ook de keuken gaat met zijn tijd mee: zo kom je materialen als glas, kevlar, aluminium en beton steeds vaker tegen.8 De historiek van de kookplaat In 1892 ontwikkelde Ahearn de elektrische kookplaat. Toch vond deze niet meteen zijn weg naar het dagdagelijks gebruik door het lage rendement en hoge verbruik. De ontwikkeling tot een, voor de consument, gebruiksklaar instrument duurde 50 jaar. Nadien was de evolutie niet meer te stoppen. De elektrische kookplaat evolueerde van een massieve gespiraliseerde weerstand over een gietijzeren verwarmingselement tot de vitroketramische kookplaat met hoge rendementsweerstanden. Deze glazen kookplaat biedt een alternatief voor de trage en slecht regelbare klassieke elektrische plaat. De vlakke glazen kookplaat werd een designelement in elke keuken. Het principe van de inductiekookplaat – momenteel het neusje van de zalm -‐ werd al eerder dan dat van de elektrische kookplaat ontdekt. In 1831 ontdekte Faraday dat hij door twee spoelen rond een ring te plaatsen een magnetisch veld kon opwekken. Dit beginsel werd door de jaren heen steeds verder ontwikkeld en word tegenwoordig als kooktechnologie, verhardingstechniek in de staalindustrie en inductiemotor in vele alledaagse voorwerpen, zoals de elektrische tandenborstel, gebruikt. Een kookplaat die werkt met inductie is koken op het hoogste niveau: het combineert snelheid, veiligheid en flexibiliteit. Naast de elektrische kookplaat is ook de gaskookplaat niet meer weg te denken uit de gamma's van de fabrikanten. Ook hier heeft dit toestel een hele evolutie doorgemaakt, van gaspit die met een lucifer diende te worden ontstoken tot heuse zelfontstekende branders met allerlei regeltechnische en veiligheidssnufjes.9
8
Poggenpohl Keukens, “Koken tot Keuken” http://www.poggenpohl-‐keukens.nl/wie-‐zijn-‐we/koken-‐tot-‐keuken geraadpleegd op 3 mei 2014. 9 De Grote Keuken Gids, “Elektro Kookplaten Geschiedenis” http://www.degrotekeukengids.be/nl/elektro-‐kookplaten-‐geschiedenis.php geraadpleegd op 3 mei 2014.
13
6. Eetcultuur in Nederland tijdens de 20ste eeuw In de twintigste eeuw werd 's morgens meestal brood gegeten en dit gebeurde ook overal in het land. Hierin zijn echter wel regionale verschillen te onderscheiden. In Friesland, Groningen en Limburg was minstens een vijfde van al het brood dat mensen aten roggebrood, in Holland Utrecht en Zeeland kwam roggebrood echter bijna niet voor. Zowat de helft van de boeren at boter bij het brood, van de arbeiders maar een fractie (Montijn, 1991). Er bleken echter nog meer ontbijtvarianten te bestaan die een duidelijke regionale binding hadden, voornamelijk in het oosten van het land. Daarvan kwam het pannenkoekenmaal het meeste voor, in mindere mate een maaltijd van aardappelen of pap. Ook beschuit was geen onbekend ontbijtproduct. Verder at men in de slachttijd in sommige regio's in plaats van de gebruikelijke ochtendgerechten ook wel balkenbrij, bloedworst of andere restproducten van de slacht die niet lang houdbaar waren en die daarom snel op gegeten moesten worden (Jobse – van Putten, 1995). Hoewel het in ons land gangbaar is om brood met een of andere vetsoort te besmeren, is dit gebruik in de twintigste eeuw toch minder vanzelfsprekend dan men zou denken. Op het Nederlandse platteland besmeerde men het brood aan het begin van de eeuw op de doordeweekse dagen overwegend met de uit de huisslacht afkomstige vetten. Dit waren in hoofdzaak spekvet en reuzel (Jobse – van Putten, 1995). Jam vond ook in deze eeuw zijn entree. In de jaren twintig verschenen er geleidelijk meer recepten in kookboeken om zelf jam te maken. Anders dan in Engeland, dat vanaf de zestiende eeuw een ononderbroken ontwikkeling van suikerwaren (waaronder marmelade) kent, heeft jam in ons land bekendheid gekregen als industrieel product; daarna pas kreeg de huishoudelijke productie ervan enige omvang. Op het platteland vond men jam nog lange tijd te duur vanwege de hoge prijs die voor suiker betaald moest worden (Jobse – van Putten, 1995). Het gebruik van een voorgerecht in de alledaagse warme maaltijd heeft in Nederland geen lange geschiedenis. Op het platteland kreeg het waarschijnlijk pas tegen het einde van de negentiende eeuw grotere bekendheid, vrijwel altijd in de vorm van soep. Met name in Brabant en het aansluitende gebied van Limburg at men op doordeweekse dagen bij voorkeur een warme maaltijd die met soep begon. In andere delen van Nederland beperkte dit gebruik zich tot zon-‐ en feestdagen (Jobse – van Putten, 1995). Tot 1940 was de structuur van de hoofdmaaltijd in het oosten van Nederland vrijwel onveranderd. Regelmatig diende men hier nog een hoofdgang op die qua vorm en bereiding aan de vroegere ‘potspijzen' herinnerde; meestal was het een stamppot, maar het kon ook een ander eenpansgerecht zonder aardappelen zijn, te weten peulvruchten en diverse meelspijzen met inbegrip van rijst. Uiteraard kende men daarnaast ook de moderne hoofdgang bestaande uit apart gekookte en apart opgediende aardappelen, groenten en een dierlijk product met een jus of saus, maar de positie hiervan was veel minder sterk dan op het platteland van West-‐ en Zuid-‐Nederland (Jobse – van Putten, 1995). Omstreeks 1950 waren stamppot en bruine bonen met spek of erwtensoep nog steeds geliefde gerechten (Jobse – van Putten, 1995). Manger (1950) schrijft echter dat de gebruikelijk dagelijkse maaltijd bestond uit: groente, vlees of vis, aardappelen, en dan soep vooraf óf een “toetje”. Als tweede groente aten Nederlanders vaak sla of compôte. 's Zondags omvat het menu meestal soep én
14
een toespijs. Aardappelen waren nog steeds het standaard gerecht. Ze hoorden thuis in het rijtje ‘aardappelen, vlees en groente' en waren het hart van elke stamppot (Montijn, 1991). Meelspijzen – rijst uitgezonderd-‐ waren daarentegen vrijwel geheel als hoofdgerecht verdwenen (Jobse – van Putten, 1995). Vanaf 1960 eisten naast de aardappelen ook rijst, bami en diverse pasta's een plaats op. Hierdoor trad een forse daling van de aardappelconsumptie op. Bovendien worden aardappels tegenwoordig niet alleen vers gekookt, maar ook industrieel bewerkt (patat, aardappelkroketten, puree, chips etc.). Ook bij het brood werd een neerwaartse trend in de consumptie waargenomen (Jobse – van Putten, 1995). Tegenover de enorme achteruitgang in de consumptie van de meest substantiële voedingsmiddelen staat een steeds grotere variatie. De herkomst van de nu begunstigde producten moet niet op eigen bodem gezocht worden, maar in het buitenland. Internationalisering is een zeer belangrijk kenmerk van het moderne eetpatroon geworden (Jobse – van Putten, 1995). De eerste confrontatie van Nederlanders met exotische eetgewoonten op een meer omvangrijke schaal hing samen met de komst van ruim 200.000 Indische Nederlanders en repatrianten in de decennia na de oorlog. Deze mensen waren gewend aan meerdere warme maaltijden per dag, rijk gevarieerd en deskundig bereid. De Indische Nederlanders hebben zich grotendeels aangepast aan de Nederlandse manieren van doen, maar behielden hun eetgewoontes. Productie van grondstoffen en ingrediënten was nog niet mogelijk, maar import en distributie wel. Dit heeft ervoor gezorgd dat de Indische Nederlanders een netwerk van eigen voorzieningen op zijn gaan bouwen. Nadat de eerste eethuizen ontstonden gericht op de eigen etnische groep, gingen zij zich al spoedig ook op een ander publiek richten. Het Nederlandse publiek dat in een informele sfeer en voor niet al te veel geld wel eens wat anders wilde eten dan aardappelen breidde zich uit. Aangetrokken door een groeiende belangstelling van Nederlanders voor het eten ‘buiten de deur', kwamen de Chinezen in steeds grotere getale hun geluk in het restaurantbedrijf beproeven. Om aan te sluiten bij de vraag van de bevolking boden zij Chinees-‐Indische gerechten aan. De steeds groter wordende bekendheid van het Chinees-‐Indische voedsel heeft ertoe geleid dat de Nederlandse huisvrouw ook thuis begon met het experimenteren met loempia en nasi. In 1950 verschenen in Margriet de eerste recepten voor Chinees-‐Indonesische gerechten. Terwijl enige jaren later al advertenties voor bami en nasi in blik waren te vinden (Otterloo, 1990). Als gevolge van een sterk gestegen welvaart ging het maken van buitenlandse reizen na 1960 meer en meer tot het normale gedragspatroon behoren. Daardoor kwam men direct in contact met het buitenlands eten. Stonden sommigen daar aanvankelijk nog afwijzend tegenover (berucht zijn de verhalen over Nederlands met een kofferbak vol aardappelen en andere Nederlandse eetwaar), in het algemeen groeide de belangstelling voor exotisch voedsel (Jobse – van Putten, 1995) Na 1970 beperkte de belangstelling voor buitenlands eten zich niet meer tot de nasi, de bami en de loempia, en veroverden ook de pizza's en de pasta's terrein, spoedig gevolgd door een overstelpend gevarieerd aanbod producten en gerechten (met inbegrip van talloze producten op basis van aardappelen) afkomstig uit de gehele wereld (Jobse – van Putten, 1995). In de jaren zeventig vond ook het wittebrood zijn intocht, net als betaalbare margarine en worst of kaas op het brood. Een doorsnee gezin had behoefte aan de volgende artikelen: aardappelen, margarine, brood, fruit, groente, havermout, griesmeel, bakmeel, tarwebloem, gort, macaroni,
15
gedroogde witte bonen, suiker, zout, koffie, thee, eieren, bak-‐ en braadvet. Daarnaast een plankje voor specerijen zoals Maggi, mosterd en kruidnagel en natuurlijk de jam en de stroop voor op het brood. Hagelslag en koekjes, noten en frisdrank bestonden wel, maar werden door zuinige huismoeders en voedingsvoorlichters nog eensgezind beschouwd als luxe-‐artikelen (Montijn, 1991)10
6.1 Keuken van rond 1890 Op de Transvaalkade 2 zit vanaf de jaren ’70 de antiekwinkel de Droomfabriek gevestigd. Dit pand, gebouwd omstreeks 1890, is een van de oudste panden uit de Transvaalbuurt. Op de begane grond bevindt zich de winkel. Deze ruimte, in tegenstelling tot de woonruimtes ernaast en erboven, is nooit grondig verbouwd. Achterin bevindt zich dan ook nog de oorspronkelijke keuken. Het tafelblad van graniet en de tegels aan de wand zijn authentiek. De houten wanden die de muren vormden zijn echter wel deels opengebroken waardoor de keuken bij de rest van de ruimte is getrokken. Aan het plafond zijn echter nog de balken zichtbaar die de contouren van de keuken markeren. Gezien de huurwoningen in Transvaalbuurt in de jaren ’70 grondig zijn verbouwd, waarbij nieuwe keukens zijn geplaatst, is dit waarschijnlijk de oudste en meest authentieke keuken uit de Transvaalbuurt.
(Vorm van de keuken ziet er ongeveer zo uit)
10
ste
Food-‐info, “2.7 De 20 eeuw” http://www.food-‐info.net/nl/national/verslag-‐historie.htm, geraadpleegd op 10 mei 2014
16
7. Interview Wil de Brave
Spoelhok (Geheugen van Oost) Wil de Brave is in oktober ’45 in de Transvaalbuurt komen wonen. Keukens waren toen heel klein (2 meter breed en 4 meter lang) en stelden veel minder voor dan nu. Een keuken werd toen geen keuken genoemd maar een spoelhok. Er waren geen koelkasten en er kwam enkel koud water uit de kraan. In de jaren 50 kwamen de eerste geisers. Ook hadden de mensen destijds nog geen badkamer, deze werden geïntroduceerd in 1983. Wil heeft de buurt enorm zien veranderen. Tijdens de oorlog in juni 1943 werd uit veel huizen het hout gesloopt om een vuurtje te maken voor de warmte. In 1952 zag zij dat de eerste Surinaamse en Indische mensen in de Transvaalbuurt kwamen wonen. Zij mocht niet bij deze mensen eten omdat het eten te pittig was, daar werd ze ziek van. En als zij daar ziek van werd zouden de Surinaamse en Indische mensen daar de schuld van krijgen. In de jaren 60, begin 70 kwamen de eerste Italianen, Spanjaarden, Turken en Marokkanen in de buurt wonen. Dit waren mensen uit de bergen die volgens Wil kookten uit een gat in de grond en helemaal niet gewend waren met een keuken. In 1983 zat Wil de Brave in het comité die in de Transvaalbuurt op kwam voor de buurtbewoners. Vanuit de Islamitische bewoners was er de vraag of er een aparte ingang voor de mannen en de vrouwen naar de keuken gemaakt kon worden. Gelukkig, zegt Wil waren de architecten geëmancipeerd en is dit idee nooit doorgevoerd. Wel in een paar huizen waarschijnlijk op de Tugelaweg. Een ander tegenargument was van Ymere. Zij zeiden: ‘de eerste bewoner zal dan waarschijnlijk een allochtoon zijn maar dat hoeft niet te betekenen dat de volgende bewoner dat ook is’.
17
8. Jaren ’50 Bruynzeel keuken Jasmijn Alkaf, deelgenoot van deze werkgroep, heeft een korte periode in de Transvaalbuurt gewoond. Dit huis beschikt over een keuken van het merk Bruynzeel en is afkomstig, dan wel gerestaureerd, uit de jaren ’50 van de vorige eeuw. Hier onder een tweetal foto’s van deze keuken.
18
9. Conclusie Uit het onderzoek verricht in dit dossier blijkt dat de mogelijkheid tot het inzien van originele keukens erg gering is. Dit omdat er in de loop der jaren door de verschillende woningcorporaties gevestigd in de Transvaalbuurt veel verbouwingen en vernieuwingen zijn doorgevoerd. Wel is het opgevallen dat er in het huishouden van het einde van de 19e eeuw tot aan het heden veel ontwikkelingen en veranderingen in gebruik hebben plaatsgevonden. Zo nam de keuken vroeger een centrale rol in huis in. Dit veranderde sterk tijdens het rationalisme, dat volgde na de industrialisatie. In deze tijd werd efficiëntie van ruimte en gebruikersvriendelijkheid essentieel. De keuken verloor haar centrale rol en werd gescheiden van de rest van de woning. De keuken had in deze tijd alleen een functionele functie en verloor haar sociale functie. Vandaag de dag heeft de keuken opnieuw een centrale rol in het huis en vormt steeds vaker de basis voor het ontwerp van de gehele woning. Door vele technische ontwikkelingen maar ook economische en culturele ontwikkelingen als globalisatie en immigratie is ook de eetcultuur wereldwijd in een sneltreinvaart veranderd in de 20ste eeuw. Opvallend is dat de Nederlandse immigratiestromen goed terug te vinden zijn in de Transvaalbuurt. Met de komst van deze immigratiestromen veranderde ook de huishoudens, eetcultuur en daarmee de keukens in de buurt. Dit wordt ook aangegeven door Wil de Brave in haar interview. Het lijkt ons interessant om de eerder genoemde ontwikkelingen op het gebied van het huishoudelijk leven en keukens in de Transvaalbuurt in kaart te brengen en te koppelen aan een activiteit. Het feit dat er zoveel verschillende culturele groepen vertegenwoordigd zijn in de Transvaalbuurt zorgt voor een belangrijk aanknopingspunt tussen de geschiedenis van de buurt en de huidige diversiteit aan bewoners. Dit kan bijdragen aan een sterkere buurtidentiteit en historisch besef.
19
10. Literatuurlijst D. Metz, “Transvaalbuurt, tussen boerenoorlog en anti-‐apartheid”, Ons Amsterdam 4 (2012), 3, http://www.onsamsterdam.nl/tijdschrift/jaargang-‐2012/1396-‐nummer-‐4-‐april-‐2012?start=2 Food-‐info, “2.7 De 20ste eeuw” http://www.food-‐info.net/nl/national/verslag-‐historie.htm Geheugen van Oost, “Bakken” http://www.geheugenvanoost.nl/40473/nl/bakken De Grote Keuken Gids, “Elektro Kookplaten Geschiedenis” http://www.degrotekeukengids.be/nl/elektro-‐kookplaten-‐geschiedenis.php IAmsterdam, “Transvaalbuurt: Oost-‐Watergraafsmeer” http://m.iamsterdam.com/explore_locations/view/217 Jenneken, “Huisraad en meubilair: Op weg naar een nieuw comfort”, http://www.jenneken.nl/bekijk/1900nieuwcomfort.htm Joods Amsterdam, “Straten: Transvaalbuurt” http://www.joodsamsterdam.nl/strtransvaalbuurt.htm Ontwikkeling van keukens in België, http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/303/121/RUG01-‐001303121_2010_0001_AC.pdf Poggenpohl Keukens, “Koken tot Keuken” http://www.poggenpohl-‐keukens.nl/wie-‐zijn-‐we/koken-‐tot-‐keuken Stadarchief Amsterdam, “Beeldbank” http://beeldbank.amsterdam.nl/beeldbank/indeling/grid?q_searchfield=Berlage+keuken
20