Transnational Forces and Corporate Governance Regulation in Postsocialist Europe
reading committee: prof. dr. B. Greskovits dr. O.H Holman prof. dr. J.E. Keman dr. S. Shields prof. dr. R. Van Tulder
© Arjan Vliegenthart
All rights reserved. Save exceptions stated by law, no part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system of any nature, or transmitted in any form by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, including a complete or partial transcription, without the prior written permission of the proprietor.
Cover design by Len Munnik
VRIJE UNIVERSITEIT
Transnational Forces and Corporate Governance Regulation in Postsocialist Europe
ACADEMISCH PROEFSCHRIFT
ter verkrijging van de graad Doctor aan de Vrije Universiteit Amsterdam, op gezag van de rector magnificus prof.dr. L.M.Bouter, in het openbaar te verdedigen ten overstaan van de promotiecommissie van de faculteit der Sociale Wetenschappen op donderdag 17 september 2009 om 10.45 uur in de aula van de universiteit, De Boelelaan 1105
door Arjan Vliegenthart geboren te Heerhugowaard
promotoren:
prof.dr. H.W. Overbeek prof.dr. A. Nölke
Voorwoord/ Acknowledgements Wie zegt dat het schrijven van een proefschrift een eenzame aangelegenheid is, is waarschijnlijk vergeten dat een groot deel van de promotietijd, zo niet het grootste gedeelte ervan, op gaat aan koffie drinken, praten en mailen met collega’s en vrienden. Dit vaak onder het mom van inspiratie zoeken en met het excuus dat dit laatste zich niet laat dwingen. In zulke omstandigheden is het maar goed dat er mensen om je heen zijn met wie je je dan plezierig kunt onderhouden. Dat gold ook voor mijn periode als promovendus. Dat deze mensen ook degenen zijn die de afgelopen vijf jaar bijgedragen hebben aan de ontwikkeling van dit proefschrift is wellicht toeval, maar dan wel van het allerfijnste soort. Een aantal van hen wil ik in dit dankwoord wil noemen.
Allereerst zijn daar mijn begeleiders, Henk Overbeek en Andreas Nölke. Zij hebben mij de ruimte gegeven om mijn onderzoek zo vorm te geven als ik dat prettig vond. Hun input en commentaar op mijn werk was voor mij van onschatbare waarde. Het samen schrijven met beiden heeft mijn denken waarschijnlijk meer gevormd dan ik me bewust ben. Dat ik daarbij me bijzonder vertrouwd voel bij Henk’s kijk op het leven, de wereld, de voetballerij en de politiek was meegenomen. Zelfs zijn soms wat cynische uitlatingen over deze onderwerpen heb ik –op mijn manier- kunnen waarderen. Voor Andreas geldt dat het delen van werkkamer altijd een waar genoegen is geweest. Het label ‘de kamer van de lachende mannen’ geeft al aan dat het in zijn nabijheid altijd goed toeven is, hoewel ik nog steeds denk dat Andreas meer verstand van politicologie heeft dan van WK- en EK-pooltjes. Maar goed, ieder zo zijn specialiteit.
De afdeling politicologie en de ARCCGOR onderzoeksgroep in het bijzonder vormde een inspirerende omgeving om in te werken. Met James Perry, Angela Wigger en later Naná de Graaff was het werken niet alleen gezellig, maar ook bijzonder productief. Voor Laura Horn geldt dat in bijzondere mate. Haar inhoudelijke feedback op mijn werk was altijd een reden om er nog een schepje bovenop te doen. Er zijn slechts weinig mensen die zo loyaal, eerlijk en scherp commentaar kunnen geven als zij. Jasper de Raadt hoort daar ook bij. Dat wij na het vertrek van Andreas ook nog een
v
tijd samen een kamer hebben gedeeld, was een zegen. Met twee man kun je de tijdsdruk die ontstaat aan het einde van het proefschrift toch beter de baas. Bastiaan van Apeldoorn was al derde ‘opperhoofd’ van het ARCCGOR-programma altijd bereid mee te denken met mijn onderzoek. En als we het daarover niet hadden, dan kon de staat van het land en de wereld nog genoeg geanimeerde gesprekstof opleveren.
Ook buiten de Vrije Universiteit waren er verschillende mensen die bijgedragen hebben aan de totstandkoming van mijn proefschrift. Met David Hollanders deelde ik –zoals wij zoveel interesses delen- de interesse voor de ontwikkelingen op het gebied van corporate governance, zowel in Nederland als daarbuiten. Met Jan Drahokoupil, mijn brother in crime als het gaat om de analyse van het postsocialistisch kapitalisme, ben ik menig conferentie af geweest waarbij ik me ook zijn ontwikkelende inzichten heb kunnen laven. Mijn broer Rens Vliegenthart was daarnaast altijd goed voor twee koppen koffie en gestructureerd commentaar op opzet en insteek van papers en hoofdstukken. Eline van Straalen ben ik bijzonder erkentelijk voor het corrigeren van mijn Engels, want dat bleef steeds nodig.
Groot is mijn dank Nicoline, die meestal bijzonder goed doorhad dat ik een groot deel van mijn tijd zat te verdoen en me daar ook altijd op wist aan te spreken. Dat is soms pijnlijk, maar vaak ook fijn en geeft je een extra zetje om nu toch echt zaken op papier te zetten. Zo gaat dat met mensen die je van haver tot gort kennen, omdat ze zo goed bij je passen. Tot slot kan ik niet om Tamar heen, wier aangekondigde komst uiteindelijk vele malen interessanter was dan welk proefschrift dan ook en me uiteindelijk het laatste zetje gaf om het mijne zo snel mogelijk af te ronden.
Arjan Vliegenthart Amsterdam Juli 2009
vi