“Let’s Speak Dutch” – Een programma van St. Ghanatta i.s.m. Gemeenten Den Haag & Amsterdam Vertaling nieuw worden / Translation new words Nederlands
English
Achternaam, de Adres, het Afspraak, de Afspreken Agenda, de Allemaal Apparaat, het Arbeidsovereenkomst, de Assistente, de
The family name / Surname The address The appointment To agree / Agreement The agenda / Appointment book All of you / Everybody / Entirely The device / Equipment The contract of employment / Employment agreement The assistant (female assistant)
Baantje, het Bal, de Bank, de Bedrag, het Been, het Betalen Bewaren Bezem, de Bibliotheek, de Blauw Blij Blouse, de Boete, de Boven Briefje, het Broek, de Brommer, de Broodje, het Buren, de Buurt, de Buurtcomité, het Buurvrouw, de
The job The ball The bank The amount The leg / Bone To payment To store The sweeping brush / Broom The library Blue Glad / Happy The blouse The fine Above / At the top The short letter The trousers The motor-cycle The bread (A piece of bread) The neighbours The neighbourhood The neighbourhood committee The lady neighbour
Nederlands
English
Cd-rom, de Centraal Collega, de Controle, de
The cd-rom Central The colleague The control
Datum, de Denken Deur, de Dicht Dichtbij Dik Direct Dochter, de Dokter, de Dom Doos, de Douche, de Draad, de
The date To think The door Close Nearby Thick Direct The daughter The doctor Stupid / Fool The box The shower The wire
Eerder Elke Extra Feest, het Fijn Fruit, het
Previous / Earlier Every Extra The party / The feast Fine The fruit
Gaatje, het Gang, de Gas, het Geboren Geel Gemeente, de Genoeg Gevaarlijk Gewoon Gisteren Goedkoop Graag Gratis Groen
The hole (a small hole) The doorway / Corridor The gas Birth / Born Yellow The local council / The city council Enough Dangerous Common Yesterday Cheap With pleasure / Please Free Green
Nederlands
English
Groente, de Groot Gymnastiek, de
The vegetable Big The gymnastic
Halen Half Hand, de Handdoek, de Handtekening, de Hard Helaas Helemaal Helm, de Helpen Herfst, de Hoek, de Hoesten Huilen Huisbaas, de Huur, de Huursubsidie, de Ieder Inkomen, het Inschrijven
Take / Bring Halve The hand The towel The signature Hard At last All of it / Everything Helmet Help Autum The corner Cough Cry The landlord The rent The rent Subsidy Someone / Somebody The income Registration
Jaar, het Jas, de Juf, de
The year The jacket The female teacher
Kaart, de Kaas, de Kamer, de Kantine, de Kantoor, het Kapot Kast, de
The ticket / The card The cheese The room The canteen The office Damage / Spoil The cabinet
Nederlands
English
Keer, een Kennismaken Kerstmis Keuken, de Kies, de Kilo, een Kind, het Kinderdagverblijf, het Kip, de Kleding, de Knie, de Koopavond, de Koorts, de Kopje, het Kou, het Krant, de Krop sla, de
One time To meet Christmas The kitchen The back tooth A kilo A child / The child The child nursery / The child day care center Chicken Clothing The knee The Shopping night The fever The cup The cold The newspaper The lettuce
Laat Later Lawaai, het Legitimatie Lenen Licht, het Lief Links Lopen Lunch, de
Late Later The noise Identification To lend The light Dear Left Walk The lunch
Maand, de Machine, de Magazijn, het Manager, de Meenemen Meester, de Melk, de Mens, de Miljoen,een Minder
The month The machine The warehouse The manager Take along The master The milk The people A million Less
Minstens
At least
Nederlands
English
Misschien Mooi Morgen
Perhaps Beautiful Tomorrow
Naam, de Netjes Niets Nodig hebben Nooit Normaal
The name Clean / Neat Nothing Necessary to have / to need Never Normally
Oefening, de Onder Ongeveer Ons, een Open Ophangen Oplossing, de Opruimen Opvang, de Oud Ouders, de Overblijf, de Overmorgen Overwerken
The exercise Under Approximately An ounce Open Hang up The solution To clear The relief Old The parents To remain / left-over The Day after tomorrow Work overtime
Pakken Pan, de Paprika, de Pasje, het Pauze, de Peuterspeelzaal, de Pijn, de Plekje, het Procent Product, het
To catch / To get / Pakages The saucepan Paprika The pass The break The day-nursery The pain The spot The percent The product
Recht Rechts Regel, de
The right Right The rule
Nederlands
English
Regen, de Rennen Rente,de Restaurant, het Rijbewijs Rok, de Rommel, de Rood Rooster, het Rug, de Rustig plekje
The rain To run The interest rate The restaurant The driving license The skirt The thrash Red The schedule Back The quiet place
Schilderen Schoolgids,de Schoonmaak, de Schoonmaken Soms Sparen Spelen Spoelen Staan Stilstaan Stoel, de Stoep, de Storing, de Suiker, de
To paint The school guide To clean up Cleaning Sometimes To save To play To flush / Rinse Stand Stand still The chair The pavement The intrusion / The disturbance The sugar
Tandarts, de Te klein Tekenen Terugbrengen Tomaat, de Trui, de
The dentist Too small To draw Bring back Tomato The pullover
Ui, de Urgentiebewijs, het
The onion The urgency proof
Vandaag
Today
Nederlands
English
Vanmiddag Vegen Veilig Veranderen Verdergaan Verdienen Verhuizen Verkeer, het Verkoopmedewerker, de Verkoopster, de Verkoper, de Verlegen Vers Vertellen Vervelend Verwijzing ,de Video, de Vinden Vloer, de Voet, de Voordelig Voorlezen Voornaam, de Voorstellen Vragen Vrij
This afternoon To sweep Safe To change Continue Deserve To move The trafic The salesagent The saleswoman Salesman, Shy Fresh To tell Boring Reference The video, To find The floor The foot Cheap Read to The first name To introduce Questions Free
Waar Wachtlijst, de Wanneer? Wasserette, de Week, de Weekend, het Weggaan Wennen Werknemer, de Weten Woning, de
Where The waiting List When? The laundry The week The weekend To leave Get use to Employee To know The house / Residence
Woningbouwvereniging, de
The building society
Nederlands
English
Zak, de Ziek Ziekenhuis, het Zolder, de Zout, het Zwart
The pocket Sick The hospital The attic The salt Black