“Tot u, o mannen, roep ik, en mijne stem is tot der mensen kinderen” Spreuken 8 vers 4
Christus biedt Zichzelf aan als Zaligmaker van het gehele mensdom. I.
I. II. III.
Dit is de meest ontdekkende waarheid van de gehele Schrift. Dit is de meest troostrijkste waarheid van de gehele Schrift. Dit is de meest veroordelende waarheid van de gehele Schrift.
a) a) Dit zijn woorden van wijsheid Wie is deze Wijsheid in het boek Spreuken? Deze wijsheid is niemand anders, dan onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus. Dit blijkt ons duidelijk uit Spr. 1 : 23, waar Hij zegt: “Zie ik zal mijnen Geest ulieden overvloedig uitstorten”. Christus alleen kan immers de Heilige Geest geven. Wederom zien we dit uit Spr. 8 : 22, waar Hij zegt: “De Heere bezat mij in het beginsel Zijns weg”. En vs. 30: “Toen was ik een voedsterling bij Hem; en ik was dagelijks Zijne vermakingen, te aller tijd voor Zijn aangezicht spelende.” Deze woorden zijn alleen op Christus toepasselijk, op het Woord dat bij God was en Zelf God was en door Wien alle dingen gemaakt zijn. b) b) De plaatsen tot welke Hij Zijn nodiging richt 1) Hij komt tot het land. Hij beklimt iedere hoogte en doet ver in het rond zijn roepstem weerklinken; dan daalt Hij af op de weg, ter plaatse waar vele paden zijn, staat Hij. 2) Hij komt tot de stad. Hij begint van hare poorten, waar de mensen te samen komen om handel te drijven en recht te horen spreken, dan gaat Hij langs hare straten en roept aan de ingang der deuren. Eerst gaat Hij in de wegen en heggen, daarna in de straten en stegen van de stad om de blijde boodschap te verkondigen. c) c) Let op de wijze waarop Hij nodigt Hij roept luid, Hij verheft Zijn stem, Hij staat en roept, Hij verheft Zijn stem en roept luid (vs. 3). Hij lijkt op een koopman die zijn waren aanbiedt, eerst op de markt en daarna langs de huizen. Geen koopman was ooit begeriger om zijn waren te verkopen, dan Jezus om Zijn zaligheid aan te bieden. In vs. 10 zegt Hij: “Neemt Mijn tucht aan, en niet zilver, en wetenschap meer dan het uitgelezen uitgegraven goud”. d) d) Merk op tot wie de nodiging gericht wordt Vs. 4 “Tot u, o mannen, roep ik, en mijne stem is tot der mensen kinderen”. Kooplieden bieden hun waren alleen aan, aan een zekere klasse van mensen, welke genegen zijn om die te kopen, maar Jezus biedt de Zijne aan alle mensen aan. Waar zich ook een nakomeling van Adam bevinden moge, waar ook een mens van ene vrouw geboren wezen moge, overal komt het woord tot hem: wie oren heeft om te horen, die hore. Gevolgtrekking: Christus biedt Zichzelf aan als Zaligmaker van het gehele mensdom. I. Dit is de meest ontdekkende waarheid van de gehele Schrift. Men is algemeen van oordeel, dat de prediking van de heilige wet de meest ontdekkende waarheid van de hele Schrift is. Dat door de wet alle mond gestopt wordt en de gehele wereld verdoemelijk wordt voor God. Ik geloof ook dat dit de meest gewone weg is, die God met de mensen houdt. Maar toch is er voor mij iets veel meer overtuigends in de voorstelling van een Goddelijke Zaligmaker, die Zichzelven om niet aan ieder mens hoofd voor hoofd aanbiedt. Er is iets, dat stenen harten zou kunnen doorboren in dat geroep. “Tot u, o mannen, roep ik, en mijne stem is tot der mensen kinderen”,
a) Als u geleefd had in de dagen, toen Noach de ark bouwde, als u die grote drijvende woning had kunnen zien, geheel voltooid en gereed liggende, de gehele wereld nodigende om in zijn ruime vertrekken een schuilplaats te zoeken, zou dat gezicht niet het meest geschikt zijn geweest, om u van schuld (zonde) te overtuigen? Zou u die ark hebben kunnen aanschouwen, zonder te denken aan de vloed, die komen zou om de goddeloze wereld te verdelgen? b) Als u geleefd had in de tijd toen Jezus op aarde was, als u Hem gezien had de Olijfberg afrijdende en stil houdende als Hij nabij Jeruzalem genaakte, dat stil en sluimerend aan Zijn voeten lag; als u de Zoon van God had zien wenen over de stad zeggende: “Och, of gij bekendet, ook nog in deze uw dag, wat tot uw vrede dient! Maar nu is het verborgen voor uw ogen (Luk. 19: 41, 42). Zoudt u dan niet gevoeld hebben, dat een vreselijke verwoesting de sluimerende stad wachtte. Zou Hij deze tranen zonder reden storten? Voorzeker ziet Hij een dag van weedom naderen, waarvan niemand weet dan Hij alleen. c) Evenzo mijn geliefden, als u Jezus ziet, haastende van plaats tot plaats. Van de hoge plaatsen naar de grote wegen, van de grote wegen naar de stadspoorten, van de stadspoorten naar de deuren van de huize, als u zijn dringend geroep hoort: “Tot u, o mannen, roep ik, en mijne stem is tot der mensen kinderen”, gevoelt u dan niet, dat alle mensen in zichzelf verloren zijn, dat een afgrijselijk verderf hen wacht? Zou de Zaligmaker zo lang en zo luid roepen, als er geen eeuwig verderf dreigde? Brengt dit nu over op ontwaakte zondaren. a) a) Merkt op wie Hij is, die u roept: het is de Wijsheid! Jezus Christus, in wie al de schatten der wijsheid en der kennis verborgen zijn, “Tot u, o mannen, roep Ik.” Vaak als de predikanten uw hart treffen door hun prediking, keert u in uw woningen terug, bij uzelf zeggende: “Het was slechts het woord van een prediker, zou ik sidderen voor het woord van een mens?” Maar dit is niet het woord van een predikant, maar van Christus. Dit is het woord van Iemand, die uw ware toestand kent. Die uw hart kent en uw levensloop, die de zonden kent, welke u in het licht, in het verborgen en in de diepste schuilhoeken van uw hart bedreven hebt. Iemand die de toorn ken, die over u komen zal en het verderf dat u wacht. “Tot u, o mannen, roep Ik.” b) b) Merkt op, aan hoeveel plaatsen Hij u roept. Op de hoge plaatsen en op de grote wegen, in de poorten, op de straten en in de ingangen der deuren. Is het zo met u niet geweest? Bent u niet geroepen in de Bijbel, in uw huis en in het huis van het gebed? U bent van plaats tot plaats gegaan, maar de Zaligmaker is u steeds gevolgd. U begaf u naar plaatsen des vermaaks, naar plaatsen waar de zonde werd gediend, maar Christus is u steeds nagegaan. U lag op het ziekbed uitgestrekt, maar Christus was u nabij. Moet het schaap niet in groot gevaar verkeren, als de Herder het zolang volgt om het te zoeken? c) c) Merkt op, hoe luid Hij roept. Hij roept en verheft Zijn stem. Is het zo niet met u geweest? Heeft Hij niet luid aan uw deur geklopt, door waarschuwingen, door Zijn leidingen, door sterfgevallen? Heeft Hij niet luid geroepen in het gepredikte Woord? Was soms, als u de Bijbel voor uzelf las, de stem van Christus niet sterker dan die des donders? d) d) Hij roept tot allen. Riep Hij alleen de ouderen, dan konden de jongeren zeggen: “Ons dreigt geen gevaar, wij hebben geen Zaligmaker nodig.” Kwam Zijn roepstem alleen tot de jongeren, dan konden de bejaarden wellicht denken: “Hij is niet voor ons gekomen.” Had Hij tot de goeden of tot de slechten geroepen, dan zouden sommige onder u zich nog voor verontschuldigd houden. Maar Hij roept tot u allen. Er is niemand onder mijn hoorders, wie Jezus niet roept. Allen zijn in zichzelf verloren, ouden en jongen, rijken en armen. Hoe u ook over uzelf denkt, Jezus weet, dat u in een verloren toestand verkeert. Vandaar dat doordringend geroep: “Tot u, o mannen, roep Ik.”
II. Dit is de meest troostrijkste waarheid van de gehele Schrift. Als men aan zichzelf ontdekte zondaren voor het eerst van Jezus spreekt, vermeerdert dit doorgaans hun droefheid. Zij zien duidelijk in , dat Hij een groot en verheven Zaligmaker is, maar zij gevoelen tevens, dat zij Hem verworpen hebben en vrezen, dat Hij nooit meer hun Zaligmaker worden kan. Zeer vaak luisteren aan zichzelf ontdekte mensen met aandacht naar een levendige beschrijving van Christus en van Zijn plaatsbekledend lijden voor zondaren. Echter zij blijven steeds vragen: “Is Christus ook mijn Zaligmaker?” Welnu, op deze vraag antwoord ik: “Christus wordt aan alle mensen om niet aangeboden.” Als er geen enkele andere plaats in de Bijbel was om zondaren aan te moedigen, om vrijmoedig te Jezus te komen, dan zou deze ene alleen hen kunnen overtuigen. Er is geen onderwerp dat door onbekeerden minder begrepen wordt, dan de onvoorwaardelijke aanbieding van Christus. Zo weinig denkbeeld hebben wij van nature van een geheel vrije genade, dan wij niet kunnen geloven, dat God Zijn Zoon als onze Zaligmaker kan aanbieden, zolang wij nog boos en doemwaardig zijn voor Hem. O, het is bedroevend als men bedenkt, hoe de mensen zich verzetten tegen hun eigen geluk en Gods Woord niet willen geloven. Ook al de typen duiden aan, dat de Zaligmaker voor alle mensen komen zou. 1. 1. De koperen slang werd opgericht voor het aangezicht van geheel Israël, opdat men daarop mocht zien en blijven leven. Christus zelf verklaart de betekenis daarvan als Hij zegt: “Gelijk Mozes de slang verhoogd heeft in de woestijn, alzo moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden.” 2. 2. De vrijstad, die op een heuvel gebouwd was en van wie de poorten dag en nacht open stonden, leert ons dit duidelijk. Een ieder de wil, kan een vrijplaats vinden in de ons voorgestelde hope. 3. 3. De engelen in de velden van Bethlehem herhaalden dezelfde waarheid. “Zie ik verkondig u grote blijdschap, die al de volken wezen zal.” 4. 4. En de laatste nodiging van de Bijbel is zeker de algemeenste van allen. “Die wil, neme het water des levens om niet.” Merkt ook op, dat in de tekst, die voor ons ligt, staat: “Tot u, o mannen, roep Ik.” Hieruit zien wij, dat Christus niet voor de duivelen gekomen is, maar voor alle mensen; voor ieder, die een menselijk hart omdraagt en mens genoemd wordt, is Christus in de wereld gekomen. Het is niet om iets goeds in de mensen, noch om enige verandering in hen, dat Christus ons in Zichzelf aanbiedt, maar juist om hun verloren toestand als mensen. Hij stelt Zichzelf onder aller bereik. Maar de duivel stelt vele listige trekken in het werk, om de mensen van Christus verwijderd te houden. Ja, maar… ik heb geen hoop. Sommigen zeggen: “Voor mij is geen hoop meer. Nee, er is geen hoop meer, ik heb vreemde heren lief gehad en die wil ik blijven volgen. Ik heb zulke grote zonden begaan, ik ben zo diep in de zonden verzonken, ik heb mijn begeerlijkheden zo lang gevolgd, dat het voor mij niet meer mogelijk is om aan terugkeren te denken. Nee, voor mij is alle hoop vervlogen” U antwoord ik: “Daar is wel hoop, uw zonden kunnen vergeven worden om Jezus´wil, er is vergeving bij God. Och! waarom zou de satan u zo misleiden? Het is waar, u hebt u lang in het slijk van de zonde gewenteld, u hebt uw gezondheid verwoest en toch is er in Christus hulp te vinden. Hij is gekomen voor zulk een als u bent.” Christus spreekt deze woorden tot u, u behoort tot het menselijk geslacht en Christus is voor alle mensen in de wereld gekomen. “Tot u, o mannen, roep Ik.” Ja, maar… ik heb geen oprecht verlangen. “Ik ben in het minst niet bekommerd over het heil van mijn ziel. Tot op dit ogenblik luisterde ik nooit met aandacht naar de prediking van het Woord en gaf ik nooit acht op enig woord van de Schrift. Nooit gevoel ik enig verlangen om van Christus, van God, of van de dingen van de eeuwigheid te horen.” U antwoord ik: “Nog mag u tot Christus komen. Hoewel u niet bekommert bent over uw ziel, doet Christus het echter wel en Hij wenst die ziel te behouden. Schoon u niet om
Christus bekommert, houdt Hij toch de handen naar u uitgestrekt, om u in Zijn armen te ontvangen. Christus kwam niet op aarde, omdat de mensen bekommerd waren over het heil van hun zielen, maar omdat wij verloren waren. U bent slechts verloren, maar Christus zoekt u des te meer. Heden kunt u uw Zaligmaker vinden. “Tot u, o mannen, roep Ik.” Ja, maar… ik weet niet of ik uitverkoren bent. “Als ik verzekerd was een van de uitverkorenen te zijn, dan zou ik tot Christus komen, maar ik vrees, dat ik daar niet toe behoor”. U antwoord ik: “Niemand is ooit tot Christus gekomen, omdat hij verzekerd was tot de uitverkorenen te behoren. Het is waar. Dat God allen naar Zijn welbehagen sommige tot het eeuwige leven heeft uitverkoren, maar zij wisten dat nooit, voordat zij tot Christus gekomen waren. Christus nodig nergens de uitverkorenen om tot Hem te komen. De vraag is voor u niet: Behoor ik tot de uitverkorenen, maar behoor ik tot het menselijke geslacht?” Ja, maar… behoor ik erbij, staat mijn naam in het Woord? Sommige onder u denken wellicht bij zichzelf: “Als ik mijn naam in de Bijbel kon gespeld zien, dan zou ik geloven, dat Christus mij zalig wil maken. Toen Christus Zacheüs riep, zeide Hij: “Zacheüs, haast u en kom af”. Hij riep hem bij zijn naam en Zacheüs kwam af. Welnu, als Christus mij ook bij mijn naam riep, dan zou ik aanstonds tot Hem gaan.” Welaan, u mag ik antwoorden: “Christus roept u bij name, want Hij zegt: “Tot u, o mannen, roep Ik.” Veronderstelt dat Christus de namen opgeschreven had van al de mannen en vrouwen, die ooit op de wereld geleefd hebben of zullen leven, dan zou uw naam immers daaronder geweest zijn? Welnu, in plaats van al de namen op te schrijven, vat Hij ze allen in één woord te samen, waarin alle mannen, vrouwen en kinderen begrepen zijn: “Tot u, o mannen, roep Ik en mijn stem is tot der mensenkinderen.” Zo is dan uw naam in de Bijbel genoemd. “Gaat henen, predikt het Evangelie aan alle creaturen.” Ja, maar… ik heb geen berouw. “Als ik berouw kon hebben en geloven, dan zou ik tot Christus durven komen, maar ik kan geen berouw hebben en geloven.” Tot u zeg ik: “Bent u dan geen mens, voordat u berouw gevoelt en gelooft? Dan wordt Christus u aangeboden, voordat u gelooft. Christus wordt u niet aangeboden om uw geloof, maar omdat u een ellendig verloren zondaar bent.” “Tot u, o mannen, roep Ik.” Ja, maar… het kan niet meer. “Ik vrees dat de markt gesloten is. Ware ik aan de morgen van mij leven gekomen, toch geloof ik dat Christus mij werd aangeboden, in mijn jeugd, bij mij eerste avondmaalsviering, maar nu vrees ik dat de markttijd verstreken is.” Bent u geen mens meer, behoort u niet tot het menselijke geslacht? Het is waar u hebt jaren lang de Zaligmaker verworpen, maar nog biedt Hij Zichzelf tot behoud van uw zielen aan. Het was niet om iets goeds in u dat Hij Zichzelf eerst aan u aanbood, maar omdat u een ellendig verlaten zondaar waart. Nog bent u verloren en ellendig, nog biedt Hij zich als uw Verlosser aan. “Tot u, o mannen, roep Ik en mijn stem is tot der mensenkinderen.” Hier doet zich dus de gelegenheid als vanzelf aan mij voor om Christus met al Zijn gaven en zegeningen aan ieder in het bijzonder in deze vergadering aan te bieden. Iedere man, iedere vrouw en ieder kind bied ik dus in de naam van mijn grote Zenders onvoorwaardelijk en om niet een gekruisigde Zaligmaker aan, als uw Burcht, uw Gerechtigheid, uw Toevlucht en uw Sterkte. Ik heb het koord van het Evangelie zo diep laten neerdalen dat zelfs zondaars, die klein van persoon, zoals Zacheϋs, dat kunnen aangrijpen. Ach, zal dan niemand Christus aannemen, de enig Zaligmaker? III. Dit is de meest veroordelende waarheid van de gehele Schrift. Als Christus om niet aan alle mensen wordt aangeboden dan is het blijkbaar dat allen, die leven en sterven zonder Christus te hebben aangenomen, het oordeel zullen ondergaan degene die de Zoon van God verwerpen. “Die tegen Mij zondigt doet zijn ziel geweld aan, allen die Mij haten hebben de dood lief.” Och! Het is bedroevend, dat dezelfde waarheid, die het leven geeft aan iedere gelovige ziel, de dood werkt voor al de anderen. “Dit is het oordeel”
Wij zijn Gode ene liefelijke reuk in Christus. Als de blinde heidenen voor Gods rechterstoel staan, Hindoes, Afrikanen en Chinezen, wie Christus nooit als hun Zaligmaker gepredikt en aangeboden is, zullen zij niet veroordeeld worden gelijk degenen, die geleefd hebben en gestorven zijn zonder de hun in het Evangelie aangebodene verlossing te hebben aangenomen. Tyrus en Sidon zullen niet zulk een zwaar oordeel ontvangen als Chorazin en Bethsaida en het ongelovige Kapernaüm. O, mijn broeders! U zult geen verontschuldiging vinden voor Gods aangezicht als u heden niet behouden wordt. Het koord van het Evangelie is heden tot in u aller bereik neergelaten. Als u van hier gaat zonder het aan te grijpen, zal uw oordeel des te zwaarder zijn in de jongste dag. Als Christus niet tot u gekomen was, u had geen zonde, maar nu hebt u geen voorwendsel voor uw zonden. Tegenwerping: “Maar mijn hart is zo verhard, dat ik niet kan geloven, mijn hart is zo gehecht aan de dingen van deze wereld, dat ik mij niet tot Christus kan bekeren, dit komt door mijn verdorven natuur”. Antwoord: Dit vermeerdert slechts u schuld. Het is waar dat uw verdorven natuur dit meebrengt en uw hart is als de onderste molensteen. Maar dit is juist de reden, waarom God u strikt rechtvaardig veroordelen zal, omdat u van uw kindsheid af, verhard van hart en ongelovig bent geweest. Als een dief voor de aardse rechter ondervraagd en van zijn schuld overtuigd, zeide dat hij altijd dief geweest was, dat hij van zijn vroege jeugd af een sterke neiging tot stelen in zich ontdekt had, zou dit (dat hij van beroep en door gewoonte een dief was) niet juist zijn schuld verzwaren? Evenzo is het met u. O, mijn broeders, als u bij uw sterven kon verklaren dat Christus u nimmer was aangeboden, zoudt u in de eeuwigheid een minder rampzalig lot te wachten hebben, dan u nu wellicht tegemoet gaat. Heden moet u van hier gaan, u in Christus verblijdende of Hem verwerpende, Behouden of meer dan ooit verloren. Daar is niemand onder u, die de verantwoordelijkheid voor deze dag des Heeren op Hem gelegd niet zal gevoelen. Deze preek zal tegen u getuigen. Ziet toe, dat hij Dien, die spreekt, niet verwerpt. Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht nemen? Hebr. 2 : 3a