Toolbox vakantiescholen Rotterdam Onderdeel doelgroep
Toolbox vakantiescholen Rotterdam – onderdeel doelgroep – pagina 1 van 10
Hoe bepalen we de doelgroep en de selectiecriteria voor de vakantieschool? Er komt heel wat kijken bij de opzet van een vakantieschool (voor welke leerlingen, met welk doel, wie geeft er les, waar vindt het plaats, hoe lang, hoe ziet het programma eruit, hoe betrekken we ouders, waar betalen we het van, etc.). Het vraagt niet alleen om het maken van organisatorische keuzes, maar juist ook om inhoudelijke beslissingen. Lastig is dan dat alles met alles samenhangt. De doelgroep en de doelen zijn uiteraard nauw met elkaar verbonden en zijn in hoge mate bepalend voor de verdere inrichting van de zomerschool. Om het extra gecompliceerd te maken, bedienen de meeste vakantiescholen leerlingen van meerdere basisscholen. Ook dat heeft uiteraard gevolgen voor besluiten over de organisatie en inrichting. Het is ingewikkeld om te bedenken in welke volgorde en op welke wijze de vakantieschool wordt vormgegeven. Dit document wil daarbij een hulpmiddel zijn. We hebben de overwegingen die een rol spelen bij het afbakenen van de doelgroep en het bepalen van de selectiecriteria inzichtelijk gemaakt en in een schema ondergebracht (zie schema). Dat wil niet zeggen dat de stappen slaafs gevolgd kunnen worden en er vervolgens een kant en klare oplossing uit komt rollen. De toolbox wil vooral behulpzaam zijn bij het uiteenrafelen van de keuzes die gemaakt moeten worden, voordat de vakantieschool van start kan. Elke school is anders, elke leerling is anders, dus er is geen vaststaand en uniform stramien voor de opzet en inrichting van elke vakantieschool. Bovendien kent iedere zomerschool andere randvoorwaarden (geld, tijd, kwaliteit leerkrachten etc.). Wel weten we uit onderzoeksliteratuur wat werkt en ook weten we welke keuzes andere vakantiescholen (meestal elders zomerscholen) hebben gemaakt in Nederland. Deze informatie hebben we verwerkt in de begeleidende teksten. We hopen dat de toolbox helpt bij het nemen van de juiste, bij de school passende, beslissingen, zodat veel leerlingen kunnen profiteren van de vakantieschool, hogere prestaties behalen en een betere start krijgen in het voortgezet onderwijs.
Karin Vaessen en Karin Hoogeveen Sardes, februari 2012
2
Vaststellen doelgroep De meer pragmatische redenering Omdat onderzoeksliteratuur geen eenduidige richtlijnen geeft over welke groepen het meest profiteren van vakantiescholen, gebruiken veel van de huidige zomerscholen pragmatische overwegingen om de doelgroep vast te stellen. De volgende vragen spelen daarbij een rol: -Bij welke groep leerlingen zijn de problemen (leerachterstanden) op dit moment het grootst? -Welke leerlingen kunnen iets extra’s gebruiken? -Hoe past de vakantieschool in andere maatregelen en interventies om leerprestaties te vergroten? Het is belangrijk om de vakantieschool niet als zelfstandig fenomeen te zien, maar als deel uitmakend van een pakket aan maatregelen die de school kan nemen, zoals taalbeleid, rekenbeleid, VVE, schakelklas, verlengde schooldag, weekendschool, brede school activiteiten e.d. De vraag is dan: welke voorzieningen heb ik al binnen mijn school en op welke groepen en doelen richten deze interventies zich? Sommige scholen kiezen er vervolgens bewust voor om voor alle groepen iets extra’s te kunnen bieden. Anderen daarentegen kiezen voor extra voorzieningen voor bepaalde groepen leerlingen, vanuit rendementsoverwegingen (waar zijn de effecten het hoogst) of vanuit overwegingen voor een totaal en integraal beleid, zodat maatregelen elkaar kunnen versterken en er voor elke specifieke groep leerlingen interventies beschikbaar zijn. De Brede School Academie uit Overvecht, die ook een zomerschool organiseert is een goed voorbeeld van de laatste categorie. De school selecteert leerlingen die (uiteindelijk) perspectief hebben op havo/vwo; leerlingen met hoge scores op rekenen, en lagere taalprestaties (onderpresteerders). Hier worden dus bewust excellente leerlingen als doelgroep genomen. Vanuit de beleidsregel Onderwijs Rotterdam 2012-2013 is het mogelijk een brede doelgroep voor de vakantiescholen te betrekken. Benadrukt wordt dat alle leerlingen aan de vakantiescholen mogen meedoen, dus ook talentvolle leerlingen. Ook voor s(b)o scholen bestaat de mogelijkheid om vakantiescholen in te richten. Onderzoek naar vakantiescholen In Nederland is nog nauwelijks onderzoek voorhanden naar de relatie tussen doelgroep en effect van de zomerschool. We weten dus niet welke leerlingen het meest kunnen profiteren van extra leertijd in de vakantie. Internationaal (met name uit de VS) zijn wel onderzoeken voorhanden naar zomerscholen en verlengde leertijd, maar de uitkomsten zijn niet altijd eenduidig. Onderzoek naar onderwijstijdverlenging aldaar laat zien dat meer uren onderwijs niet linea recta leiden tot betere schoolprestaties. Uit een meta-analyse van 93 studies naar effecten van leertijdverlenging in de VS, blijkt dat de inzet van zomerprogramma’s alleen een beperkt effect heeft. De hogere SES-leerlingen profiteren wat meer. Wel is enige winst bij achterstandsleerlingen geconstateerd als extra remedial teaching en verrijkingsactiviteiten worden aangeboden. Deze uitkomst lijkt misschien teleurstellend, maar daarbij moet bedacht worden dat de onderzochte zomerscholen dikwijls maar een beperkt aantal uur extra onderwijs aanboden en slechts in een korte tijdsduur. Er is wel effect aangetoond als leerlingen ten minste drie jaar achtereen leertijdverlenging krijgen. Hieruit blijkt dat er dus niet meteen resultaten verwacht kunnen worden, maar het een zaak is van lange adem. De onderwijsraad (2007) geeft aan dat in het Nederlandse basisonderwijs 10 tot 18 % van de leerlingen onder hun niveau presteert. Zij pleiten voor het inzetten van extra leertijd voor onderpresteerders bovenop de reguliere onderwijstijd. Dat betekent dat, als u streeft naar een zo hoog mogelijk rendement van de vakantieschool, u redenerend vanuit bestaand onderzoek, de vakantieschool niet op de meest zwakke leerlingen zou moeten richten. Ook Nederlands onderzoek naar achterstandsbestrijding laat zien dat extra inspanningen bij de zwaarste groep achterstandsleerlingen niet meteen tot betere resultaten leiden.
3
Vanuit het oogpunt van rechtvaardigheid (alle leerlingen die willen, mogen deelnemen aan de vakantieschool) of het recht op een zinvolle tijdsbesteding in de vakanties voor alle leerlingen kunt u echter tot heel andere keuzes komen. Het is belangrijk om deze overwegingen bij uw keuze voor de doelgroep te expliciteren en met alle partners te bespreken. De achterliggende visie en de profilering is een belangrijk punt van gesprek in de voorbereidingsfase van de vakantieschool. Onafhankelijk van het feit voor welke leerlingen u kiest, komen uit onderzoek naar zomerscholen en leertijdverlenging de volgende voorwaarden voor succes naar voren: een flinke tijdsinvestering over meerdere jaren, sterke betrokkenheid van de basisscholen (indien schooloverstijgend), een hoge kwaliteit van de extra benutte tijd (kenmerken van effectief onderwijs), een inhoudelijke verbinding met de activiteiten in de reguliere lestijd, een combinatie van interventies, gemotiveerde deelnemers en betrokken ouders. Keuzes voor bepaalde leeftijdsgroepen Indien u kiest voor preventie, richt u zich meer op de lagere groepen van de basisschool onder het motto ’voorkomen is beter dan genezen’. Onderzoek naar taalachterstanden geeft aan dat hoe eerder de interventies gepleegd worden, hoe beter de resultaten op langere termijn zijn. Vanuit curatief oogpunt kan een vakantieschool zich beter concentreren op de oudere leerlingen. Recent Nederlands onderzoek naar schakelklassen toont aan dat met name schakelklassen voor leerlingen in de hogere groepen van de basisschool het meest (langdurig) effect sorteren. Als mogelijke verklaring daarvoor wordt aangedragen dat een interventie als een (taal)schakelklas het meest effectief is als de leerling ouder is en de knelpunten in leren beter uitgekristalliseerd zijn, waardoor het lesaanbod gerichter ingezet kan worden. Deze redenering zou mogelijkerwijs ook doorgetrokken kunnen worden naar de vakantieschool. Hoe ouder de leerlingen, hoe gerichter u in kunt zetten op hiaten in taal en rekenen. Tot slot merken we op dat de doelen ook richtinggevend kunnen zijn voor de keuze voor een bepaalde leeftijdsgroep. Indien de vakantieschool bijvoorbeeld bedoeld is voor het verbeteren van de overgang po-vo, ligt de keuze voor de bovenbouw-leerlingen voor de hand. In zijn algemeenheid geldt dat de doelen van een vakantieschool richtinggevend zijn voor de gehele verdere opzet en uitwerking van de vakantieschool. Inventarisatie onder alle Nederlandse zomerscholen Een Nederlandse inventarisatie naar bestaande zomer- en vakantiescholen laat zien dat, als het verbeteren van de overgang po-vo géén expliciete doelstelling is, groep 8 soms ook bewust niet meegenomen wordt in de vakantieschool. Redenering is dan dat deze leerlingen echt ‘klaar’ zijn met de basisschool (na de cito-eindtoets, de definitieve keuze voor de school voor voortgezet onderwijs en de eindmusical) en niet meer te motiveren (zouden) zijn voor deelname aan een vakantieschool. Sommige zomerscholen kiezen bewust niet voor de kleuters (of groep 1) als doelgroep, omdat het voor jonge kinderen te vermoeiend zou zijn om in de vakantie naar school te gaan. Ervaring met onderwijstijdverlenging in Den Haag laat zien dat dit wel meevalt. Ook is uit literatuur niet bekend dat er een leeftijdsondergrens is. Uiteraard vraagt deze jonge doelgroep wel om een andere dagindeling, met meer rust- en ontspanningsmomenten. Tot slot Indien de keuze wordt gemaakt om alle aanmeldingen uit de eerder bepaalde groepen te honoreren, is het wel verstandig om nu alvast na te denken over hoe u later omgaat met een eventuele overaanmelding. Denk bijvoorbeeld aan plaatsing op volgorde van datum van aanmelding (wie het eerst komt, wie het eerst maalt) of toch een nadere selectie (bijvoorbeeld op basis van leerprestaties).
4
Bepalen selectiecriteria In voorgaande stap is een keuze gemaakt voor een leeftijdsgroep c.q. -groepen waar de vakantieschool zich op gaat richten. Geen selectie Sommige scholen besluiten vervolgens om niet verder te selecteren binnen deze groep; alle leerlingen die willen deelnemen, zijn welkom in de vakantieschool. Achterliggende redenering is dan bijvoorbeeld dat het een achterstandsschool of – wijk betreft, waar extra onderwijstijd in de zomer of andere (korte) vakanties voor alle leerlingen goed zou zijn. Consequentie is dan wel dat de deelnemers aan de vakantieschool sterk heterogeen kunnen zijn, wat gerichte inspanning in de vakantieklas vaak ingewikkelder maakt. Dit stelt bijvoorbeeld extra eisen aan de kwaliteit van de leerkracht. Bovendien kan het zijn dat problemen uit het reguliere onderwijs ook de vakantieschool binnenkomen. Denk aan leerlingen met specifieke leer- of gedragsproblemen. Advies is om bij de voorbereiding goed na te denken over de wenselijkheid en consequenties van geen verdere selectie. Dit heeft alles te maken met de visie op en inrichting van de vakantieschool. Vanuit Beter Presteren mogen volgens de regeling alle leerlingen meedoen aan de vakantieschool en worden geen specifieke doelgroepen uitgesloten. U bent vrij om hier zelf uw keuze in te maken. Wel selectie: selectiecriteria Andere scholen daarentegen bepalen vooraf een aantal criteria waar leerlingen aan moeten voldoen. Bij een nadere selectie van leerlingen voor de vakantieschool wordt vanzelfsprekend gekeken naar de taal- en rekenprestaties. De vakantiescholen in Rotterdam mogen zich richten op alle leerlingen, dus ook op de bovenkant, de talentvolle leerlingen. Vaak zullen echter (ook) onderpresteerders en leerlingen met leerachterstanden meedoen. Maar leerachterstand is niet het enige criterium voor de selectie. Hieronder bespreken we mogelijke andere criteria. Voor de onderbouwing hiervan is gebruik gemaakt van de ervaringen met een andere vorm van leertijdverlenging, met name de schakelklassen. U kunt zelf een keuze maken welke criteria voor uw vakantieschool van belang zijn. Bij de selectiecriteria ligt ook een duidelijke relatie naar de doelen van de vakantieschool. Taalachterstand Niet alle facetten van taalonderwijs zijn even relevant voor het schoolsucces (en schooladvies) van leerlingen. Bij taalachterstand denken we in de eerste plaats aan woordenschat, technisch lezen en begrijpend lezen. Uit de inventarisatie onder alle Nederlandse zomerscholen blijkt dat als leerlingen hun individuele leerdoelen mogen stellen, spelling ook vaak als aandachtspunt genoemd wordt. Rekenachterstand Bij de onderdelen die bepalend zijn voor rekenachterstand denken we in eerste plaats aan getalbegrip, hoofdrekenen en cijferend rekenen. Voor de hogere groepen komen hier nog breuken en procenten bij. Leerpotentieel of Intelligentie Als u de vakantieschool inricht voor onderpresteerders (latent talent), is het zinvol om ook het leerpotentieel van leerlingen te betrekken . Voor leerlingen die over de hele linie achterblijven is de vakantieschool mogelijk niet de beste aanpak. Het leerpotentieel van leerlingen kan worden vastgesteld door te meten wat kinderen leren van een korte training. Daarvoor en daarna wordt een test afgenomen. Leer- en gedragsstoornissen Sommige leerlingen hebben een specifieke leerstoornis of taal- of rekenstoornis, die om een speciale aanpak vraagt. Dit geldt bijvoorbeeld voor leerlingen met dyslexie of discalculi. Voor deze leerlingen is
5
de vakantieschool mogelijk minder geschikt, omdat zij gespecialiseerde en specifieke aandacht nodig hebben, die in de vakantieschool vaak niet geboden kan worden. Dit geldt overigens ook voor leerlingen waarvan is vastgesteld dat ze eigenlijk niet passen op een reguliere basisschool. Het is aan te raden om leerlingen met (zware) gedragsproblemen niet aan de vakantieschool te laten deelnemen. Ervaring leert dat deze leerlingen verstorend kunnen werken op de groepsvorming, die in de korte periode van de vakantieschool snel tot stand moet komen tussen leerlingen die elkaar vaak niet kennen. Ook bij het eventuele (meer recreatieve, sportieve of culturele) middagprogramma, kunnen gedragsproblemen van leerlingen een te zware belasting voor vakantieschool-leerkrachten en medeleerlingen vormen. Motivatie en werkhouding Deelnemen aan een vakantieschool, het woord zegt het al, betekent dat leerlingen in hun vrije tijd bereid zijn om onderwijs te volgen. Deelname kan nooit een verplichting zijn en de keuze om wel of niet mee te doen aan de vakantieschool zal van de kinderen zelf en de ouders moeten komen. Intrinsieke motivatie is een belangrijke voorwaarde voor het volgen en slagen van de vakantieschool. Sommige vakantiescholen kiezen ervoor om leerlingen een brief te laten schrijven of een kort gesprekje met leerlingen te houden over de vraag waarom zij mee willen doen. Op die manier zal de intrinsieke motivatie snel duidelijk worden. Belangrijk is dat kiezen voor deelname aan de vakantieschool niet vrijblijvend is. Als een leerling ervoor kiest om mee te doen, is hij ook verplicht om alle dagen van de vakantieschool aanwezig te zijn. Onderzoek wijst uit dat de effectiviteit van vakantiescholen bij individuele leerlingen sterk afneemt bij spijbelen of verzuim. Wat werkhouding betreft- en motivatie voor school in zijn algemeenheid - is het belangrijk om ook het oordeel van de groepsleerkracht mee te nemen. Dan gaat het om vragen als: maakt de betreffende leerling zijn huiswerk, heeft hij een bredere interesse, wil hij graag leren, heeft hij doorzettingsvermogen en kan hij samenwerken. Betrokkenheid ouders Onderzoek naar leertijdverlenging wijst uit dat ouderbetrokkenheid een voorwaarde voor succes is. Aanbeveling is dat ouders toestemming geven en zorgen dat hun kind alle dagen naar de vakantieschool komt. Er zijn zomerscholen die ouders vooraf een contract met afspraken (rechten en plichten in de vakantieschool) laten tekenen. Belangrijk is dat ouders vooraf, bijvoorbeeld op een informatiebijeenkomst, goede uitleg krijgen over de vakantieschool. Daarnaast zijn andere meer intensieve vormen van ouderbetrokkenheid denkbaar in de vakantieschool. Dit kan zelfs uitmonden in een eigen vakantieschoolprogramma speciaal ontwikkeld voor ouders. Voor meer informatie over ouderbetrokkenheid verwijzen we naar de toolbox onderdeel ‘Ouderbetrokkenheid’. Een veelgehoord dilemma van zomerscholen is: wat als ouders minder of niet gemotiveerd zijn? Mogen kinderen dan de dupe worden van ’onverschillige’ ouders? Hier zijn geen richtlijnen voor te geven. Sommige zomerscholen hanteren de ‘harde’ lijn richting ouders en zien daardoor een preventieve werking naar andere ouders. Andere zomerscholen gaan uiteindelijk vooral uit van de motivatie van (en het belang voor) de leerling. Contra indicaties Waar nodig kunnen aanvullende contra indicaties geformuleerd worden, zoals bijvoorbeeld gezondheidsproblemen van leerlingen.
6
Vaststellen selectie Indien besloten wordt tot een nadere selectie op basis van één of meerdere van bovenstaande criteria, moet vervolgens vooraf nagedacht worden over de vraag welke toetsen (en observaties) men wil gebruiken voor de nadere selectie en welke normeringen daarbij gehanteerd gaan worden. Met andere woorden met welke score komen leerlingen in aanmerking voor de vakantieschool? Naast toetsresultaten zijn er ook andere bronnen om leerlingen voor de vakantieschool te selecteren. Het oordeel en advies van de groepsleerkracht van de betreffende leerling is belangrijk in deze keuze, zeker als het gaat om aspecten zoals leercapaciteit en motivatie. Oordeel en advies van leerkrachten De groepsleerkracht maakt de leerlingen een heel jaar mee en kan daardoor beoordelen hoe snel een leerling zich kan ontwikkelen. De leerkracht kan verder gesprekken voeren met de leerlingen en de ouders over de vakantieschool, kan aanvullende observaties uitvoeren, indien nodig, en een nadere analyse van de toetsresultaten maken. Hier kan ook de intern begeleider een rol in spelen. Ervaring bij schakelklassen is dat deze werkzaamheden soms uitbesteed worden aan een extern deskundige. Dit heeft als voordeel dat het de reguliere leerkrachten geen extra tijd kost. Bovendien kan de deskundige een vergelijking maken met leerlingen van andere scholen die zijn aangemeld voor de vakantieschool. Gebruik van toetsen Bij de keuze voor toetsen en andere instrumenten, is het in zijn algemeenheid belangrijk dat de toetsen de goede aspecten meten en betrouwbaar zijn, bij voorkeur landelijk genormeerd. Ook het gebruikersgemak kan een overweging vormen om voor een bepaalde toets te kiezen, bijvoorbeeld of de toets in korte tijd en door de leerkracht kan worden afgenomen. Kiezen van goede taal- en rekentoetsen Het meest praktisch is om gebruik te maken van de gegevens uit het reguliere leerlingvolgsysteem voor de verschillende vakgebieden en verschillende leerjaren. De meeste scholen maken gebruik van het systeem van het Cito. Voor vakantiescholen gaat het vooral om de onderdelen technisch lezen, begrijpend lezen, woordenschat en rekenen/wiskunde. Daarnaast kunnen, waar wenselijk, ook andere taal- of rekentoetsen afgenomen worden (bijvoorbeeld uit het leerlingvolgsysteem van het DLE-LVS). De resultaten van deze toetsen kunnen overigens niet alleen gebruikt worden voor de selectie van leerlingen, maar ook voor de nulmeting en de overdracht van leerlinggegevens naar de vakantieschool- leerkracht. Meten leercapaciteit Het meten van de leercapaciteit is belangrijk bij het vermoeden van onderpresteren bij een leerling. Er zijn verschillende manieren waarop de leercapaciteit van leerlingen kan worden vastgesteld. Ten eerste de klassieke manier via intelligentietests. Voor leerlingen met grote taalachterstanden is het belangrijk om op te letten dat deze een niet te sterk verbaal karakter hebben. Ook zijn er testen die specifiek zijn ontwikkeld om het leerpotentieel van kinderen te meten. Kenmerkend voor deze tests is dat ze bestaan uit een voormeting en een nameting, met daartussen een korte training. Voor voorbeelden van enkele non-verbale intelligentietest en testen voor leercapaciteit zie de schakelklas brochure (http://www.schakel-klassen.nl/C52-Brochures.html). Een derde, minder arbeidsintensieve, manier om te bepalen of leerlingen voldoende leercapaciteit hebben, kan ook worden afgeleid uit een vergelijking tussen de scores op taal-en rekentoetsen. Als er een achterstand is op taaltoetsen, maar niet op rekentoetsen, is dat een aanwijzing dat een leerling
7
over voldoende leervermogen beschikt. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van taal, lezen en reken/wiskunde -toetsen uit het reguliere leerlingvolgsysteem. Een toets is altijd een momentopname. Als het gaat om het inzicht in de ontwikkeling van leerlingen, is het van belang om ook het oordeel van de groepsleerkracht mee te wegen bij toelating tot de vakantieschool. Meten van motivatie Het succes van deelname aan de vakantieschool hangt af van wat leerlingen kunnen, maar ook van wat ze willen. Daarom kan de motivatie ook een rol spelen bij de selectie van leerlingen. Voor voorbeelden van instrumenten voor het meten van motivatie verwijzen we naar de schakelklas brochure over selectie (zie: http://www.schakel-klassen.nl/C52-Brochures.html). Ouders De betrokkenheid van ouders is van groot belang bij de vakantieschool. Belangrijk daarbij is dat ouders de vakantieschool niet als veredelde en gratis opvang zien, maar als extra kans voor hun kind om zijn prestaties te verbeteren. De beste manier om inzicht te krijgen is een gesprek met ouders. Hierbij kan ook het oordeel van de groepsleerkracht betrokken worden. Deze kent de ouders immers al langer en beter. Zoals eerder gezegd verschillen zomerscholen in hun striktheid ten aanzien van betrokkenheid van ouders. Dit hangt ook samen met het ouderbeleid van de toeleverende school c.q. scholen. Vaststellen van normen Wanneer is besloten welke toetsen worden gebruikt voor de selectie, worden vervolgens de normen bepaald die gehanteerd worden voor de selectie van leerlingen in de vakantieschool. Met welke score komen leerlingen in aanmerking voor de vakantieschool? Voor de selectie van leerlingen voor de vakantieschool is de indeling van het Cito-leerlingvolgsysteem in vijf niveaus, van A tot en met E niveau, bruikbaar. Veel zomerscholen hanteren als norm dat leerlingen die op de verschillende onderdelen van de taalvaardigheid en/of rekenen/wiskunde op niveau D of E scoren in aanmerking komen. Sommige toetsen drukken de scores niet uit in niveaus, maar in de Didactische Leeftijds Equivalent (DLE). Dit geldt voor het DLE-LVS van Eduforce. Aan de hand daarvan kan grofweg worden bepaald hoeveel maanden achterstand een leerling heeft. Bestaande zomerscholen nemen bijvoorbeeld een achterstand van 10 maanden als norm voor de selectie van leerlingen. Er is ook een zomerschool die leerlingen selecteert met cito- rekenscores op niveau A of B en een relatief lage score op taal.
8
Uitvoeren selectie Werving van leerlingen Zeker als de vakantieschool voor de eerste keer uitgevoerd wordt, is nog onzeker hoeveel leerlingen zich zullen aanmelden. Sommige zomerscholen in Nederland hadden van begin af aan een enorme toeloop, maar in andere gevallen was het aantal aanmeldingen teleurstellend. Naast voorlichtingsavonden, voorlichtingsfilms en folders is het daarom belangrijk om ouders en leerlingen rechtstreeks en persoonlijk aan te spreken op deelname aan de vakantieschool. Hoe meer persoonlijke stimulans er vanuit de reguliere leerkracht en de intern begeleider komt, hoe groter de kans op aanmelding. Een vakantieschool zal eerst bekendheid en vertrouwen moeten krijgen. Als er een jaar gedraaid is met goede ervaringen, kan dit een positieve invloed hebben op het aantal aanmeldingen. Ook in dat geval zal er altijd aandacht moeten blijven voor pr, voorlichting en werving. We weten uit ervaringen met de kopklas dat dit nodig blijft, zelfs na tien jaar. Onder- en overcapaciteit in de vakantieschool Indien er meer aanmeldingen zijn dan plaatsen, kan de vakantieschool ervoor kiezen om te loten, leerlingen op basis van volgorde van aanmeldingen toe te laten of een nadere selectie op inhoudelijke gronden te maken. Als er sprake is van onderschrijving, dus meer plaatsen dan leerlingen, kan overwogen worden om de selectiecriteria te verruimen, bijvoorbeeld door de leeftijdsgroep te verbreden. In ieder geval is het belangrijk om vooraf na te denken over de verdere procedure, mocht één van deze twee situaties zich voordoen.
9
Geraadpleegde literatuur Appelhof, p. (2011). Onderwijstijdverlenging; waarom en hoe?. In Van de wetenschap, voor de praktijk. Tien essays over opvang en educatie van 0- tot 12-jarigen. ECO3. Appelhof, P. (2009). Zicht op zomerscholen . www.oberon.eu. Broefhof, K. ea. (2011). Tijd voor talent. Uitgebreid onderwijs voor slimme leerlingen. Utrecht: Sardes Mulder, l. (2011). Onderwijsprestaties en schoolloopbanen na de schakelklas. Nijmegen: ITS. Onderwijsraad (2007). Presteren naar vermogen. Den Haag: Onderwijsraad. Onderwijsraad (2010). Advies Uitgebreid onderwijs. Den Haag: Onderwijsraad. Sardes (2012). Inventarisatie onder Nederlandse zomerscholen (interne publicatie). Utrecht: Sardes
10