Toezicht op de waterschappen in de provincie Noord-Brabant Herijking aan de Agenda van Brabant en Bestuursakkoord Water 2011
Gedeputeerde Staten, 6 november 2012
Inhoudsopgave §1 Aanleiding voor de herijking §2 Toezicht in relatie tot de horizontale verantwoording §3 Samenwerking in relatie tot toezicht §4 Onderwerpen voor toezicht §5 Speerpunten toezicht (periode 2013-2015) ·
voortgang GGOR-proces en provinciale Kaders voor GGOR
·
hoogwaterbescherming en calamiteiten- & rampenbestrijding
·
bescherming en voorkomen van onherstelbare schade Natte Natuurparels/N2000 (strikt beschermingsbeleid PWP)
§6 Werkwijze §7 De belangrijkste veranderingen in de werkwijze en informatieverstrekking samengevat
Bijlagen Bijlage 1 Onderwerpen wettelijk toezicht op de waterschappen Bijlage 2 Leidraad voortgangsoverleg Bijlage 3 Overzicht rollen en verantwoordelijkheden hoogwaterbescherming en calamiteitenbestrijding
2
§1 Aanleiding voor de herijking
Agenda van Brabant Het toezicht op de waterschappen is een wettelijke taak van Gedeputeerde Staten. De Agenda van Brabant (2010) geeft aan dat het toezicht sober en risicogericht wordt ingevuld en waar mogelijk de vorm heeft van systeemtoezicht. De provincie als toezichthouder draagt een procesverantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het openbaar bestuur op lokaal niveau. Vooraf moet aan de waterschappen duidelijkheid worden gegeven over speerpunten en werkwijze van provinciaal toezicht. De bevindingen vanuit het toezicht worden achteraf teruggekoppeld. Bijzonderheden toezicht op waterschappen Een bijzonder kenmerk van het toezicht op de waterschappen is dat het mede tot doel heeft de functionele bestuurslaag in te passen in het algemeen bestuur. Dit sluit aan bij de provinciale rol van kadersteller en regisseur over het integraal gebiedsgericht beleid. Het belang van de functionele inpassing leidt ertoe dat er (in vergelijking met het toezicht op de gemeenten) sprake is van specifieke accenten. Wijzigingen door de Waterwet Vóór 2010 bevatte de waterwetgeving verschillende specifieke toezichtsinstrumenten. Daarmee gaf de wetgever op voorhand aan op welke besluiten in het bijzonder toezicht diende plaats te vinden. De algemene trend bij het interbestuurlijk toezicht is echter dat de specifieke toezichtsinstrumenten (zoals goedkeuring) zoveel mogelijk worden afgeschaft om het toezicht te vereenvoudigen en bestuurlijke drukte en administratieve lasten te verminderen. Het toezicht dient zoveel mogelijk plaats te vinden door inzet van generieke instrumenten. Gelet op deze trend zijn ook bij inwerkingtreding van de Waterwet diverse specifieke (goedkeurings-)bevoegdheden (bijv. voor peilbesluiten) vervallen en vervangen door een algemene aanwijzingsbevoegdheid. De aanwijzing kan zowel proactief als reactief door GS worden ingezet op alle terreinen van het waterbeheer wanneer het belang van een samenhangend en doelmatig waterbeheer in het geding is. Hieronder wordt ook het belang van de functionele inpassing begrepen. De nieuwe, generiek toepasbare aanwijzingsbevoegdheid geeft GS de nodige beleidsruimte bij de invulling van de toezichtstaak. Dit onderstreept nogmaals het belang om prioriteiten te stellen en deze kenbaar te maken aan de waterschappen zoals de Agenda van Brabant heeft aangegeven. Bestuursakkoord Water (2011) In het Bestuursakkoord Water (2011) is een verdere afschaffing van de nog resterende specifieke toezichtsinstrumenten aangekondigd, met name de provinciale goedkeuring over het waterbeheerplan. Hiervoor is eerst wetswijziging vereist. Een jaarlijks voortgangsoverleg per individueel waterschap, en gezamenlijke afspraken over de te realiseren regionale wateropgaven komen voor de goedkeuring in de plaats. Dit voortgangsoverleg wordt ook in Brabant ingericht, naast de reeds bestaande overleggen die in de regel met alle waterschappen gezamenlijk plaatsvinden. De goedkeuring over vaststelling en wijziging van het waterbeheerplan vormt in de huidige praktijk een belangrijk toezichtsinstrument om de functionele inpassing en samenhang binnen het regionale waterbeheer te verzekeren. Het instrument van de aanwijzing blijft beschikbaar om de kaders van het regionale waterbeleid voor een samenhangend regionaal waterbeheer te borgen. In het Bestuursakkoord Water zijn verder op het gebied van de hoogwaterbescherming een aantal afspraken gemaakt die veranderingen op toezichtsgebied met zich mee zullen brengen. Het 3
toezicht op de toetsing en rapportage over de veiligheid van de primaire waterkeringen gaat over van GS naar het Rijk. Ook deze afspraken treden pas na wetswijziging in werking. De coördinatie en goedkeuring over dijkverbeteringsprojecten blijft bij GS, evenals de toezichtsverantwoordelijkheid in situaties van dreigend gevaar ( aanwijzings- en ‘in de plaatstredingsbevoegdheid’ bij rampen en calamiteitenbestrijding; art. 5.31 Waterwet). Om de laatstgenoemde taak naar behoren uit te kunnen oefenen dienen GS te beschikken over actuele toezichtsinformatie over de veiligheid van primaire en regionale keringen, al zal de inzet van de toezichtsbevoegdheden slechts in hoogst uitzonderlijke gevallen als ultimum remedium aan de orde zijn. § 2 Toezicht in relatie tot de horizontale verantwoording
Een algemeen uitgangspunt voor het interbestuurlijk toezicht is dat het horizontaal toezicht binnen de bestuurslaag zelf voorop staat en moet worden versterkt. Het toezicht door GS sluit hier op aan. Dit betekent dat de informatie die het dagelijks bestuur van een waterschap intern aan het algemeen bestuur (AB) verstrekt in principe ook het uitgangpunt vormt voor het toezicht door GS. Tegelijkertijd kan worden vastgesteld dat het toezicht op de inpassing van het functionele waterschapsbestuur (bewaking provinciale kaders) een taak is waarbij niet het AB het voortouw neemt, maar GS. Ook de hierboven omschreven in de plaatstredingsbevoegdheid van GS bij de feitelijke calamiteiten- en rampenbestrijding (toezicht op het feitelijk optreden van het waterschapsbestuur bij dreigend gevaar) staat, naar zijn (acute) aard, los van de horizontale verantwoording richting het AB. Gelet hierop is aanvullende toezichtsinformatie nodig (hierover meer in paragraaf 5). Daarbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van reeds bestaande informatie. Er wordt terughoudend omgegaan met nieuwe informatieverplichtingen, ook omdat in de huidige situatie al veel informatie tussen provincie en waterschap wordt gedeeld (zie ook hierna §3, samenwerking). §3 Samenwerking in relatie tot toezicht
Provincie en waterschappen werken in Noord-Brabant nauw samen. Er zijn twee bestuursovereenkomsten gesloten om samen de wateropgave in de provincie Noord-Brabant te realiseren (Eerste en Tweede Bestuursovereenkomst). Er wordt in het kader van de samenwerking veel overlegd en informatie uitgewisseld, ook informatie die vanuit de toezichtsrol relevant is of kan zijn. De nauwe samenwerking roept de vraag op welke plaats het toezicht inneemt binnen de bestuurlijke verhoudingen in Noord-Brabant. Deze samenwerking wordt zeer gewaardeerd en dient te worden behouden. Het komt de samenwerking ten goede als duidelijk is voor welke onderwerpen wettelijk toezicht aan de orde is, en op welke wijze de provincie dat toezicht concreet in wil vullen. Dit voorkomt dat onduidelijkheid ontstaat vanwege de dubbele pet van de provincie (samenwerkingspartner in een relatie gebaseerd op gelijkwaardigheid, en de meer hiërarchische relatie vanuit het toezicht). De provincie en de waterschappen hechten er groot belang aan dat de werkwijze bij het toezicht recht doet aan de goede samenwerking die in Brabant op watergebied bestaat. De provincie geeft als toezichthouder aan waar de prioriteiten voor het toezicht liggen door het benoemen van de speerpunten.
4
De veranderde werkwijze komt in overleg met de waterschappen tot stand vanwege de consequenties die de nieuwe informatieverplichtingen voor het waterschap hebben. Deze uitgangspunten uit deze notitie worden praktisch uitgewerkt in een leidraad voor de voortgangsoverleggen (zie ook hierna §6, werkwijze). Voor de onderwerpen waarover samenwerkingsafspraken in de Tweede Bestuursovereenkomst zijn gemaakt wordt het halen van de doelstellingen binnen die afspraken bewaakt en geborgd. Voor die thema’s ligt het primaat daarom bij de samenwerkingsafspraken, niet bij beleidsgericht toezicht. Vanuit het oogpunt van toezicht kan worden vastgesteld dat de bestuursovereenkomst voldoende waarborgen bevat voor een bewaking van de voortgang; voorziet in een uitgebreide informatie-uitwisseling, en een regeling treft voor situaties waarin de doelstellingen niet worden gerealiseerd. Toezicht komt slechts in beeld als vangnet, wanneer de samenwerking faalt en niet bijdraagt aan de realisatie van wettelijk verplichtingen1. § 4 Onderwerpen voor toezicht (‘wat’)
Overzicht onderwerpen voor toezicht In bijlage I bij deze notitie is een overzicht opgenomen van alle onderwerpen waarbij sprake is van toezicht vanuit de bestaande kaders van wet- en regelgeving en het Provinciaal Waterplan 2010-2015 (hierna ‘PWP’). Aan de hand van dit overzicht wordt de toezichtspraktijk inzichtelijk gemaakt en gekoppeld aan een transparant werkproces, herijkt aan de nieuwe ontwikkelingen. Wettelijke vereisten voor de taakuitoefening door de waterbeheerder zijn met name gesteld in de Waterwet, Kaderrichtlijn Water (geïmplementeerd in het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water) en provinciale Verordening water Noord-Brabant. De regelgeving voor de waterschapsorganisatie en financiën is met name neergelegd in de Waterschapswet, Wet financiering decentrale overheden (‘Fido’) en de provinciale waterschapsreglementen. De onderwerpen, waarvoor kaders gelden vanuit het PWP, zijn in het overzicht opgenomen met een verwijzing naar de betreffende paragraaf uit dat plan. Het overzicht heeft betrekking op de waterschapstaak in de volle breedte. Aan het toezicht op deze onderwerpen zijn de volgende belangen verbonden: · Inpassing van functioneel bestuur/deelbelang waterbeheer in het integraal gebiedsgericht beleid; toezien op normering en kaderstelling PWP aan de uitvoering door het waterschap · Toezien op basics voor hoogwaterbescherming (veiligheid) en het waterkwantiteitsbeheer, zodat geen grote en onherstelbare schade optreedt aan de volksgezondheid, de economie en de bijzondere, hydrologisch kwetsbare onderdelen van de EHS (NNP en Natura 2000); · Toezien op de basics rond het waterkwaliteitsbeheer, als randvoorwaarde voor een gezond leefmilieu en ecologisch gezonde watersystemen; · Financiële basics op orde, gezien de met het waterbeheer gepaard gaande kosten en investeringen.
Ook bij samenwerkingsafspraken moeten de wettelijke kaders niet uit het oog worden verloren. Afspraken over doelen waarbij wettelijke resultaatsverplichtingen gelden worden dwingender naarmate de termijn voor realisatie nadert (bijv. beekherstel, KRWopgave 2027). De provincie heeft als toezichthouder de verantwoordelijkheid om het halen van die wettelijke termijnen te bewaken. Hieruit blijkt de vangnetfunctie van het toezicht 1
5
Over de verhouding tussen het totaaloverzicht en de speerpunten (toezichtsprioriteiten); zie hierna §5. § 5 Speerpunten toezicht (periode 2013-2015)
Speerpunten in relatie tot het totaaloverzicht Uit het totaaloverzicht van onderwerpen voor toezicht zijn een aantal speerpunten benoemd. Deze krijgen prioriteit bij het toezicht. Het gaat om de onderwerpen die het belangrijkst zijn voor een samenhangend en doelmatig waterbeheer (‘functionele inpassing’), of in aanmerking komen vanwege de risico-gerichte invulling van het toezicht. De speerpunten krijgen specifiek de aandacht in de jaarlijkse toezichtcyclus en het voortgangsgesprek zoals hierna geschetst in §6 en bijlage 2 (werkwijze). De overige onderwerpen uit het overzicht komen ‘regulier’ aan de orde, dat wil zeggen op de momenten waarop de desbetreffende waterschapsbesluitvorming zich voordoet. Soms geeft de Waterwet of provinciale Verordening water aan dat de waterbeheerder voor een bepaalde datum een bepaald besluit moet nemen of over de toestand van het watersysteem moet rapporteren aan de provincie. In dat geval zijn die wettelijke termijnen leidend voor het moment waarop toezicht wordt uitgeoefend. Speerpunt in verband met het belang van een samenhangend en doelmatig waterbeheer (inpassing van het functioneel bestuur) · Voortgang op het GGOR-proces en ‘Kaders voor GGOR (Provinciale Staten, 2005)’. Het PWP benadrukt het belang dat de integrale gebiedsontwikkeling evenwichtig plaatsvindt, gelet op de economische, ecologische en sociaal-maatschappelijke pijlers van de Telosdriehoek. Het PWP geeft de kaders en doelstellingen aan, maar benadrukt dat het aan het waterschapsbestuur is om bij de uitwerking van de plannen per gebied een zorgvuldige belangenafweging te maken voor de betrokken gebruikers en functies, om te voorkomen dat gevolgen worden afgewenteld op het sociaal cultureel of economisch kapitaal. Hiermee is het belang van een samenhangend waterbeheer gemoeid. Voor het waterkwantiteitsbeheer zijn de provinciale kaders voor deze belangenafweging neergelegd in ‘Kaders voor GGOR’ (Provinciale Staten, 2005), waarnaar het PWP in hoofdstuk 10 verwijst. Dit beleidskader geeft aan op welke manier de belangenafweging moet worden gemaakt (via het GGOR-proces). De regierol van de provincie over de totstandkoming van het GGOR is met de verankering van de GGOR op hoofdlijnen in de waterbeheerplannen beeïndigd. De uitwerking verschilt per waterschap (maatwerkoplossing). De provinciale rol is verschoven naar een algemene voortgangsbewaking op hoofdlijnen over de uitwerking van het GGOR. De provincie richt zich niet op individuele besluiten zoals peilbesluiten en inrichtingsplannen, maar bewaakt de voortgang van het proces en de provinciale kaders voor een samenhangend waterbeheer, met respect voor ieders rol en verantwoordelijkheid, uitgaande van het maatwerk zoals beschreven in de voortgangsrapportage aan Provinciale Staten eind 2008. Het GGOR heeft zowel betrekking op de Natuur, Landbouw als Stedelijk gebied. Als zodanig omvat dit toezichtsonderwerp het brede waterkwantiteitsbeheer. Een beperkte overlap met de samenwerkingsafspraken (BO2) is hier een aandachtspunt. De GGOR-natuur heeft zowel betrekking op de natte natuurparels als de overige EHS. 6
Voor zover de GGOR-natuur wordt uitgewerkt in inrichtingsplannen voor de natte natuurparels (zgn. TOP-gebieden voor verdrogingsbestrijding) is er een relatie met de afspraken in de BO2, waarbinnen die specifieke voortgang wordt bewaakt. De overige en algemene voortgangsbewaking over het GGOR op hoofdlijnen wordt ingevuld als speerpunt van beleidsgericht toezicht. Verder wordt over GGOR-Stedelijk opgemerkt dat een belangrijke rol voor de realisatie van de stedelijke wateropgave bij de gemeenten ligt. Het waterschap kan de provincie tijdens het voortgangsoverleg wel informeren over hoe de gemeenten de wateropgave oppakken, hoe de samenwerking in zijn beheergebied loopt en of er knelpunten zijn. Speerpunten op basis van de risico-gerichte benadering Om de speerpunten te benoemen is naast het belang van de functionele inpassing tevens de risicogerichte benadering als uitgangspunt genomen. Een sober toezicht op de waterschappen, ingezet waar het werkelijk ertoe doet, richt zich op het beheersen en voorkomen van de grootste risico’s binnen het waterbeheer in de provincie Noord-Brabant. Naast de wettelijke vormen van specifiek toezicht focust het toezicht in Noord-Brabant zich op de terreinen waar er risico’s zijn voor de volksgezondheid van mensen of kans op onherstelbare schade (uitgangspunt van GS, 1 november 2011). Dat betekent voor het waterdomein aandacht voor de hoogwaterbescherming, calamiteitenen rampenbestrijding en de bescherming van de belangrijkste, hydrologisch kwetsbare natuurgebieden (Natte Natuurparels en Natura 2000). Deze onderwerpen worden daarom ook tot speerpunt voor toezicht in de periode 2013-2015 benoemd. · hoogwaterbescherming en calamiteiten- & rampenbestrijding De hoge waterstanden in Groningen begin 2012 zijn voor de provincie aanleiding geweest voor een analyse van het regionale toezichtsinstrumentarium en de rol van GS en CdK in situaties van dreigend gevaar (calamiteiten- en rampenbestrijding). Met de Wet veiligheidsregio’s (medio 2010) is de provinciale coördinerende rol bij de rampenbestrijding komen te vervallen. De toezichtsverantwoordelijkheid in situaties waar daadwerkelijk een ramp of calamiteit dreigt op te treden met ernstige gevolgen voor waterstaatswerken ligt nog steeds bij GS op grond van hoofdstuk 5 van de Waterwet. Geconstateerd is dat de informatieverschaffing op grond van de Wet veiligheidsregio’s wettelijk alleen richting veiligheidsregio plaatsvindt; een formele toezending aan GS van bijvoorbeeld een calamiteitenplan is niet voorgeschreven. In de praktijk wordt een deel van de informatie wel aan de provincie toegezonden. De landelijk gebruikte Bestuurlijke Netwerkkaarten Crisisbeheersing (2012-4) gaan ervan uit dat de voorzitter van de veiligheidsregio ook een beroep kan doen op GS (bij spoed, de CdK) als het optreden van de waterbeheerder onvoldoende is en er moet worden ingegrepen. De voorzitter van de veiligheidsregio maakt dan in principe geen gebruik van zijn wettelijke noodbevelsbevoegdheid richting een waterschap op grond van de Wet veiligheidsregio’s, maar vraagt eerst GS (toezichthouder in de functionele waterkolom) om in te grijpen. Om de toezichtsverantwoordelijkheid (in uitzonderlijke gevallen, de bevoegdheid om in de plaats te treden van het waterschapsbestuur) naar behoren in te kunnen vullen is noodzakelijk dat de bestaande informatie voor de veiligheidsregio ook aan GS beschikbaar wordt gesteld.
7
Aanvullend daarop is er voor de hoogwaterbescherming behoefte aan jaarlijkse toezending van een actueel overzicht voor 1 oktober, de aanvang van het hoogwaterseizoen. Dit overzicht bevat geconstateerde aandachtspunten/tekortkomingen in het stelsel van keringen bij dreigende hoogwatersituaties (hoofd- en regionaal systeem) en de te nemen maatregelen totdat de verbeteringswerken zijn afgerond. De 6-jaarlijkse toetsingsverslagen (na implementatie van het Bestuursakkoord Water, 12-jaarlijks) kunnen daarvoor onder andere als basis dienen. De actuele informatie voorafgaand aan elk hoogwaterseizoen in combinatie met de informatie van het waterschap in dreigende rampsituaties geeft aan of het waterschap ‘in control’ is. De provincie kan dan verder betrokken op afstand zijn. Het waterschap en de veiligheidsregio zijn eerstverantwoordelijk voor de calamiteiten- en rampenbestrijding. Het is niet de bedoeling de aandachtspunten in de keringen als provincie te gaan controleren. Ter uitwerking van deze notitie wordt aan PS voorgesteld de nodige informatiebepalingen op te nemen in de Verordening water Noord-Brabant. De leemte in de informatieverstrekking die de landelijke wetgeving op dit punt laat is onwenselijk. De praktische uitwerking van het zogeheten informatiearrangement zal nauw aansluiten bij de voorziening die voor de veiligheidsregio is getroffen en komt in overleg met de waterschappen tot stand. De informatieverstrekking is vormvrij zodat aangesloten kan worden bij bestaande documenten waarin de waterschappen deze informatie vastleggen. Overig toezicht m.b.t. het speerpunt hoogwaterbescherming (‘beheerfase’): Het toezicht op de toetsing en rapportage over de primaire keringen ligt nog bij GS. Zodra de Waterwet is aangepast aan het Bestuursakkoord Water gaat deze bevoegdheid over naar het Rijk. De exacte uitwerking hiervan is nog onderwerp van overleg. In afwachting daarvan wordt de toezichtstaak zoals gebruikelijk uitgevoerd volgens de specifieke toezichtsbepalingen van de Waterwet. Overigens stuurt het Rijk in de nieuwe situatie de resultaten van de toetsing aan de provincie en keurt de provincie dijkverbeteringsplannen goed. Rollen en verantwoordelijkheden (Bijlage 3) In bijlage 3 bij deze notitie is een overzicht uitgewerkt waarin de rollen en verantwoordelijkheden van het waterschapsbestuur, de dijkgraaf, GS, de CdK en de veiligheidsregio bij de hoogwaterbescherming en calamiteitenbestrijding overzichtelijk worden aangegeven. ·
Prioriteit bescherming en voorkomen van onherstelbare schade Natte Natuurparels/Natura 2000 Het voorkomen van onherstelbare schade aan de voor het waterbeleid belangrijkste en hydrologische kwetsbare natuurgebieden (Natte natuurparels en Natura 2000) wordt verzekerd door de kaders van het strikte beschermingsbeleid uit het PWP. Dit wordt daarom in de notitie tot speerpunt benoemd van beleidsgericht toezicht. Met het strikte beschermingsbeleid is bovendien het belang van de functionele inpassing gemoeid (afstemming waterbeleid op integraal gebiedsgericht beleid, met name natuurbeleid). Het provinciale toezicht richt zich op ontwerp-besluiten tot (wijzigingen van) het waterbeheerplan, vaststelling of wijziging van de keur of beleidsregels of –nota’s, voor zover deze de waterhuishouding van de NNP/Natura 2000 gebieden raken.
8
Er is geen toezicht op individuele uitvoeringsbesluiten meer zoals voor de Waterwet gebruikelijk (peilbesluiten en administratief beroep tegen inrichtingsplannen bij GS). Hiervoor komt –gelet op de eerdergenoemde procesverantwoordelijkheid- het algemene toezicht op de voortgang van het GGOR-proces en ‘Kaders voor GGOR’ (hfdst. 10 PWP) in de plaats (reeds genoemd speerpunt in verband met de functionele inpassing). Evaluatie werkwijze en bijstelling prioriteiten Per waterschap kan de jaarlijkse toezichtsagenda zich naar gelang de opgave van het specifieke waterschap verder ontwikkelen (zie §6, werkwijze). De afloop van de PWP-planperiode in december 2015 (tevens het moment waarop veel van de regionale wateropgaven dienen te zijn gerealiseerd) is een natuurlijk moment om deze notitie te evalueren, de werkwijze waar nodig aan te passen en prioriteiten al dan niet bij te stellen door het benoemen van nieuwe speerpunten. §6 Werkwijze (‘hoe’); jaarlijks voortgangsoverleg
Ook in Noord-Brabant wordt een jaarlijks voortgangsoverleg per waterschap ingericht. In paragraaf 1 is deze verandering van werkwijze voor het beleidsgericht toezicht in verband met het Bestuursakkoord Water al toegelicht. Jaarlijks zal een één op één voortgangsoverleg plaatsvinden per waterschap op basis van een voortgangsrapportage. Een dergelijke voortgangsrapportage of individueel overleg per waterschap is in Noord-Brabant nog niet gebruikelijk. Gekeken is in hoeverre de toezichtcyclus en -afspraken van andere provincies waar dit wel geregeld is kan worden aangepast naar een Brabants model. De werkwijze moet recht doen aan de samenwerking en informatieuitwisseling die in NoordBrabant op watergebied reeds bestaat. Onnodige bestuurlijke drukte wordt vermeden, bestuurlijk overleg vindt slechts plaats voor zover de resultaten van het toezicht daar aanleiding toe geven. Het algemene (landelijke en Brabantse) uitgangspunt voor toezicht is dat het horizontale toezicht binnen de bestuurslaag zelf dient te worden versterkt en voorop staat (zie ook paragraaf 2). Het toezicht door GS sluit hier op aan. Gelet op de relatie die moet kunnen worden gelegd met de horizontale verantwoording binnen het waterschap zelf, sluit het jaarlijkse voortgangsoverleg voor zowel de planning als de informatieverschaffing daarom zoveel mogelijk aan op de bestuursrapportage aan het Algemeen Bestuur (AB). Voor het financieel toezicht is dit reeds de werkwijze aangezien begroting en jaarrekening waarop toezicht plaatsvindt door het AB worden vastgesteld. Daarnaast blijven er toezichtsonderwerpen waar het AB geen controlerende taak heeft en het toezicht primair bij GS ligt (inpassing van functioneel bestuur; bewaking provinciale kaders, tweedelijns toezichtverantwoordelijkheid bij calamiteiten- en rampenbestrijding). In bijlage 2 zijn de uitgangspunten voor de werkwijze in de Leidraad voor het voortgangsoverleg opgenomen en schematisch in beeld gebracht. Verhouding totaaloverzicht bijlage 1 en de speerpunten De onderwerpen voor het jaarlijkse voortgangsoverleg worden vooraf na overleg met het waterschap bepaald (toezichtsafspraak). De in paragraaf 5 benoemde speerpunten vormen het voor de provincie het vertrekpunt. Per waterschap kan de agenda voor het voortgangsoverleg zich naar gelang de opgave van het specifieke waterschap verder ontwikkelen. 9
Bij het maken van de jaarlijkse toezichtsafspraak kunnen nadere afspraken over de te verstrekken informatie worden gemaakt. De toezichthouder kan gedurende het jaar een item aan de toezichtsafspraak toevoegen als daar een bijzondere aanleiding voor is (bijvoorbeeld de resultaten van het toezicht op de overige onderwerpen van bijlage 1). Zoals aangegeven in §5 vindt het wettelijk toezicht op overige onderwerpen van bijlage 1 in principe niet plaats binnen de in bijlage 2 omschreven cyclus, maar op de momenten dat de betreffende waterschapsbesluiten worden genomen of de wettelijke rapportagemomenten zich aandienen. Voor de realisatie van de regionale wateropgaven waarover afspraken in de Tweede Bestuursovereenkomst (BO2) zijn gemaakt ligt het primaat bij de samenwerkingsafspraken, niet bij het toezicht. Ook dit uitgangspunt is in de Leidraad voor het voortgangsoverleg verwoord. In het overzicht van bijlage 1 is aangegeven welke onderwerpen onder BO2 vallen. § 7 Belangrijkste veranderingen in de werkwijze en informatieverstrekking samengevat
Het vernieuwde toezicht op de waterschappen is sober en terughoudend, wordt meer risicogericht ingevuld en sluit zoveel mogelijk aan bij de resultaten van de interne horizontale verantwoording binnen het waterschapsbestuur zelf. Het richt zich niet op de individuele waterschapsbesluiten maar op de voortgang en kaders (is het waterschap in control; ‘systeemtoezicht’). Gedeputeerde Staten hebben de speerpunten voor het toezicht benoemd en de werkwijze vastgelegd in een leidraad voor een jaarlijks voortgangsoverleg. Dit jaarlijks overleg per waterschap op basis van een voortgangsrapportage is nieuw (afgesproken in het Bestuursakkoord Water 2011). Administratieve lasten in verband met het verstrekken van toezichtgegevens blijven zoveel mogelijk beperkt en verbonden aan de provinciale speerpunten voor het toezicht. In de Verordening water Noord-Brabant worden nieuwe informatiebepalingen voor het toezicht opgenomen. Per aandachtsgebied van het toezicht leidt de herijking tot de volgende wijzigingen: 1. Financieel toezicht Is het waterschap financieel gezond en wordt voldaan aan de wettelijke vereisten aan de financiën en aan de belastingverordening voor de kostentoedeling (wettelijk opgedragen toezichtstaken Waterschapswet en FIDO) Geen wezenlijke verandering. Intern wordt organisatorisch samenhang gezocht met de directie ROH om een meer uniforme benadering in het financieel toezicht naar zowel gemeenten als waterschappen te bewerkstelligen. 2. Toezicht op de bestuurlijke inrichting (‘institutioneel toezicht’) De waterschappen worden door PS ingesteld bij reglement (provinciale verordening), waarin de functionele taak van het waterschap is vastgelegd en regels voor de inrichting en samenstelling van het waterschapsbestuur. Dit is een wezenlijk verschil met het toezicht op de gemeenten, waar de provincie geen enkele betrokkenheid heeft bij de inrichting en samenstelling van de besturen. Blijft ongewijzigd. Verwijzingen in de reglementen naar inmiddels vervallen wetgeving (bijv. Wet op de waterhuishouding) worden verwijderd. 10
3.Beleidsgericht toezicht a) Toezicht op de normering Waterwet (hoofdstuk 2) en provinciale Verordening water Veiligheidsnormen primaire keringen, normering regionale keringen en wateroverlast: geen wijzigingen. In de toekomst gaat de toetsing en rapportage over de veiligheid van de primaire waterkeringen over naar het Rijk (Bestuursakkoord Water). b) Toezicht op de kaderstelling vanuit het PWP aan de uitvoering door het waterschap ·
wettelijke goedkeuring waterbeheerplan: vervalt na wetswijziging i.v.m. Bestuursakkoord Wetswijziging Waterwet/Omgevingswet regelt het beheerprogramma
·
toezicht op waterschapsverordeningen (keuren) blijft ongewijzigd; informatiearrangement aangevuld (ontwerpkeur in de inspraakfase ook toezenden aan provincie, art. 80 Waterschapswet)
·
toezicht op vastgesteld beleid/beleidsregels in aanvulling op het waterbeheerplan met relevantie voor de waterhuishouding in de natte natuurparels en Natura 2000: wijzigt, wordt expliciet benoemd als onderwerp voor toezicht en daarmee wijzigt ook het informatiearrangement (toezenden betreffende beleidsvoornemens/ ontwerp-beleidsregel in de inspraakfase).
·
Toezicht op de voortgang van het GGOR-proces en Kaders voor GGOR (hfdst. 10 PWP): wijzigt, wordt expliciet benoemd als onderwerp voor toezicht. Geen toezicht op individuele uitvoeringsbesluiten (meer) zoals vóór de Waterwet gebruikelijk (peilbesluiten).
c) Toezicht op de beleidsrealisatie (realisatie regionale wateropgave BO2) blijft ongewijzigd; loopt primair via de samenwerkingsafspraken, niet via lijn van toezicht. d) Toezicht op operationeel waterbeheer ·
Wettelijke goedkeuring dijkverbeteringsplannen primaire keringen: blijft ongewijzigd.
·
Toezicht op calamiteiten- en rampenbestrijding Waterwet - Wet veiligheidsregio’s: aanvulling van het informatiearrangement ten behoeve van toezicht bij (dreigende) calamiteiten en rampen (aanwijzings- en indeplaatstredingsbevoegdheid GS): Bestaande informatieverstrekking aan de veiligheidsregio ook naar GS; aanvullend toezenden actuele informatie vóór aanvang het hoogwaterseizoen over de bekende tekortkomingen in het stelsel van de primaire en regionale keringen en de genomen tijdelijke maatregelen.
11
Bijlage 1 onderwerpen voor toezicht Thema en subthema’s
Belang van toezicht
Toetsingskader ‘basics op orde’?
Info-arrangement
Samenwerkingsafspraken
opmerking
BO2 Waterveiligheid en
Bescherming tegen
Beheer: toetsing en rapportages elke 6 jaar
waterkeringszorg
overstromingen, veiligheid,
(art 2.12 lid 1 en 4 Waterwet)
Toegezonden rapportages
Nee
Toetsing en rapportages primaire keringen gaan
(primaire keringen)
voorkomen van slachtoffers en
Legger prim. keringen (art .5.1 Waterwet)
over naar Rijk (Bestuursakkoord Water 2011) en
economische schade ruimtelijke inpassing
beheerfase:
wordt 12 jaarlijks Verberingswerken/Programmering (art. 2.12, vijfde lid Wtw)
Toegezonden rapportages
Nee Programmering en projectprocedure blijft bij provincie
Verbeteringswerken/Uitvoering
Informatie i.k.v. gecoörd.
(projectplannen primaire waterkeringen, art. 5.5 e.v. Wtw)
projectprocedure en goedkeuring
Nee
Waterveiligheid; rampen-
Veiligheid, volksgezondheid,
Goed verloop voorkomende calamiteitenbestrijding
Melding en evaluatie
en calamiteitenbestrijding
voorkomen van slachtoffers en
(artikel 5.30 Waterwet)
art 5.30 tweede en vierde lid Wtw
op orde: toetsing via bestuur veiligheidsregio’s
Verordening waterNBr:
fase feitelijke calamiteiten/rampenbestrijding:
informatie bekende tekortkomingen
GS tweedelijns toezichtverantwoordelijkheid;
dijken en maatregelen vóór
in uitzonderlijke gevallen aanwijzings- en
aanvang hoogwaterseizoen
indeplaatstredingsbevoegdheid GS of CdK bij
toezenden
spoed
info voor Veiligheidsregio (met
nieuw informatiearrangement VW NBr
Nee
beheerfase: calamiteitenplan en rampenoefening
economische schade
name sitraps en calamiteitenplan) gelijktijdig toezenden aan GS Waterkeringszorg
Voorkomen van wateroverlast
regionaal watersysteem
en economische schade
Beheer:toetsing en rapportages (art 2.4, eerste lid VW NBr)
Toegezonden rapportages
Nee
·
aanvangsdatum nog te bepalen Legger regionale keringen (art. 5.1 Wtw)
Geen technische leidraad vastgesteld, eerste maal rapportage 2013 (o.v.)
door GS (art. 2.4, zesde lid VW)
·
Verbeteringswerken/Programmering (art.2.4, vijfde lid VW NBr)
Gecoörd. projectprocedure en goedkeuring voor reg. keringen alleen op verzoek (geen toezicht)
resultaatsverplichting norm VW: 31 december 2015 Waterkwantiteit*
Voldoende water (niet teveel,
Normering wateroverlast (art 2.3 VWNBr)
Periodiek verslag art. 2.3 VWNBr,
indirect: inrichting ha waterberging
Waterbeheerplan
niet te weinig) voor de
Inspanningsverplichting, tijdstip normen voldoen na overleg, lid 7
ruimtelijke functies: landbouw, natuur,
Beheer: Bergings- en afvoercapaciteit watersysteem vastgelegd?
bedrijvigheid, infrastructuur,
Legger art. 5.1 Wtw vastgesteld?
Via periodiek verslag
Nee
Implementatietermijn legger Waterwet volgens Invoeringswet: 22 december 2012
wonen Stand van zaken GGOR-proces (GGOR Natuur, Landbouw, Stedelijk)
Bestuursrapportage AB
Nee
beleidsevaluatie
toezichtsprioriteit voor individuele projectplannen/GGOR-studies of peilbesluiten
(incl. verplichting peilbesluiten vaststellen
NB,
art.5.2 Wtw jo art. 5.4 VWNBr)
alleen GGOR-natuur voor TOP-gebieden via BO2
‘Kaders voor GGOR’ 2005 Verbeteringswerken: streven inrichtingsplannen NNP/N2000 gereed 2015
Algemene voortgangsbewaking; geen
Bestuursrapportage AB
Ja (uitgedrukt in hectare
geen toezicht, via BO2
beleidsevaluatie
verdrogingsbestrijding TOP-
§ 10.3 PWP: bestuurlijk ijkmoment 2012 benut om
lijstgebied, waarvan 75% VHR
stavaza verdrogingsbestrijding te evalueren
(§10.3.2. PWP) % GGOR voor NNP vastgesteld?
gebied, één klasse verbetering bereikt)
Voorkomen van droogteschade/wettelijke belangenafweging bij waterschaarste
Verdringingsreeks in Waterwet/Waterbesluit en waterbeheerplan
Waterbeheerplan, beleidsregel/draaiboek of besluit in geval van waterschaarste
Nee
Voor zover feitelijk aan de orde geweest in het betreffende jaar
Thema en subthema’s
Belang van toezicht
Toetsingskader ‘basics op orde’?
Info-arrangement
Samenwerkingsafspraken
opmerking
BO2 Verdrogingsbestrijding*;
Voorkomen van schade aan
(grondwater)beschermings-
de natuur
beleid beschermde gebieden whh en attentiegebieden (PWP/bijlage 3 VW Nbr) Inrichting van watersystemen
Waterschapsbeleid binnen PWP kaders strikt beschermingsbeleid?
prioriteit voor natte natuurparels/N2000
Waterbeheerplan,
> nieuw informatiearrangement VW NBr
Verordening Water NBr:
(afspraken overdracht operationeel
toezenden ontwerp-keur en
grondwaterbeheer: beleidsvrijheid binnen provinciaal
relevante beleidsregels
beleidskader)
Bereiken goed ecologisch
Monitoring doelbereik KRW (resultaatsverplichting 2027)
Bestuursrapportage AB,
Ja, in km beek- en kreekherstel,
potentieel
stavaza realisatie Evz /natuurvriendelijke oevers?
Beleidsevaluatie
Km evz ingericht
Stavaza Vispasseerbaarheid? Waterkwaliteit*
Nee
geen toezicht, via BO2
Aantal gerealiseerde vispassages
Biodiversiteit/ecologie en
Monitoring doelbereik KRW (resultaatsverplichting 2027)
Bestuursrapportage AB,
Afgeleide: ha Milieukwaliteit
Bij gevaar (onmiddelijke/ernstige bedreiging water-
volksgezondheid
(goed ecologisch potentieel (GEP), m.u.v. ‘t Merkske (GET)
Beleidsevaluatie
EHS
staatswerken)
met
grote/onherstelbare
risico’s econ.
volksgezondheid of
natuurschade
of >
via calamiteitenbestrijding 5.30 Wtw (zie p. 1) Zwemwater
volksgezondheid
Beheer: zwemwaterprofielen tijdig vastgesteld (eind 2011)?
Beleidsevaluatie
Nee
profielen vastgesteld Waterketen/Zuiveringsbeheer: geen (nalevings-) toezicht op lozingsnormen rwzi (geen prov. taak) of toezicht op gebiedsrendement (geen prov. toezichtsprioriteit)
Vaarwegbeheer en
Voorkomen van economische
Watersysteem voldoet aan de vereisten voor de beroepsmatige
Voortgangsinformatie op basis
Nee
Betreft waterschap Brabantse Delta
scheepvaartverkeersbeheer
schade, Verkeersveiligheid
en/of recreatieve scheepvaartfunctie PWP
van de financiële overeenkomst
(wel een financ. overeenkomst)
(ambtelijk overleg vaarwegen)
Wettelijk toegezonden stukken
Nee
provinciale vaarwegen Financiën
(Norm: artikel 3.3 j°9.3 eerste lid VW N-Br) Financieel gezond
financiële inrichting en informatieverstrekking DB aan AB voldoet
waterschap, voldoende
aan vereisten van rechtmatigheid (horizontale controle/
toegerust om beheertaken en
systeem toezicht)
wateropgaven uit te voeren, Voldoet aan wettelijke vereisten
financiële structuur: toezicht op de financiële verordeningen (Waterschapswet hoofdstuk XV), Wet Financiering decentrale overheden (FIDO)
horizontale verantwoordingsinformatie AB (vergaderstukken AB op de websites)
begroting, jaarrekening en jaarverslag: Waterschapswet (hoofdstukken XIII en XIV), Waterschapsbesluit 2007 (hoofdstuk 4), Besluit beleidsvoorbereiding en verantwoording waterschappen (BBVW) Tijdig toezenden van financiële gegevens volgens de gestelde
melding door CBS dat
eisen aan het CBS (98a derde lid Waterschapswet)
informatieverstrekking tekortschiet
Kostentoedelingsverordening (Waterschapswet art. 120, lid 5) Kasgeldlimiet (art. 4 FIDO) Renterisiconorm (art 6 FIDO) Deelnemingen (Reglement waterschap) Gemeenschappelijke regelingen (WGR) Archiefzorg Adequate uitvoering ‘VTH’; vergunningverlening, toezicht-
> zie landelijk toezichtskader archiefinspectie en handhavingstaken
> zie toezichtskader vergunningverlening/handhaving
VROM taken overgedragen van Rijk naar provincie per 1 oktober 2012
13
Bijlage 2 Leidraad voortgangsoverleg
1. Het toezicht kent een jaarlijkse cyclus en is per individueel waterschap geregeld. 2. Door Gedeputeerde Staten zijn een aantal algemene speerpunten voor toezicht vastgesteld. 3. In het begin van de jaarcyclus wordt ambtelijk door de toezichthouder met (een delegatie
4.
5. 6.
7.
8.
van het) management van het waterschap besproken aan welke thema’s en subthema’s in het kader van het toezicht aandacht zal worden geschonken (toezichtafspraak). De door GS benoemde speerpunten komen altijd aan bod. Afspraken tussen GS en het waterschap, die op een aparte basis zijn gemaakt (bijv. een bestuursovereenkomst), worden niet in de toezichtafspraak opgenomen, maar volgens de in de overeenkomst vastgelegde merites beoordeeld. De toezichthouder heeft het recht om gedurende het jaar een item aan de toezichtafspraak toe te voegen als daar een bijzondere aanleiding voor is. Informatiearrangement a) Gedurende het jaar worden de voor de toezichtafspraak relevante documenten en informatie ambtelijk in goed overleg aan de toezichthouder verstrekt. b) Het jaarlijkse voortgangsoverleg vindt plaats op basis van een voortgangsrapportage. Hiervoor kan bijvoorbeeld een stoplichtmodel worden gebruikt of de eigen interne horizontale bestuursrapportage aan het AB, voorzien van een begeleidende toelichting voor de toezichthouder. In deze toelichting kan ook worden verwezen naar andere documenten in bezit van de provincie waarin de gevraagde gegevens reeds eerder formeel zijn gerapporteerd. De bevindingen en vragen van de toezichthouder op basis van de rapportage worden ambtelijk besproken tussen waterschap en provincie. Daarna worden de bevindingen vastgelegd door de provincie. Tevens wordt na afsluiting van het toezichtsjaar een nieuwe cyclus opgestart, zie punt 3. De resultaten van het voortgangsoverleg worden ter kennisgeving aangeboden aan GS en het waterschapsbestuur. Bestuurlijk overleg tussen GS* (*gedeputeerde verantwoordelijk voor toezicht) en het dagelijks bestuur van het waterschap vindt plaats voor zover er bestuurlijk te bespreken punten zijn. Tijdens dit overleg per waterschap wordt gesproken over zaken die specifiek in het betreffende waterschap spelen en gezien de toezichtafspraak en bevindingen aandacht behoeven. Indien uit de resultaten blijkt dat de onderwerpen uit de toezichtsafspraak op orde zijn blijft bestuurlijk toezichtsoverleg achterwege.
Vanuit de sobere, risicogerichte benadering en procesverantwoordelijkheid van de toezichthouder zal er vooral aandacht zijn voor de manier waarop het waterschap met de geconstateerde vraag/verbeterpunten omgaat, de eventuele risico’s beheerst en maatregelen heeft geformuleerd en de uitvoering ervan heeft gepland en geborgd. (plan do check act; systeemtoezicht). Er wordt ook aandacht besteed aan de provinciale speerpunten die ‘op orde zijn’ (en verder geen inhoudelijke bespreking behoeven). Het bovenstaande wordt hierna schematisch weergegeven:
VOOR ALLE WATERSCHAPPEN Notitie Toezicht waterschappen
Toezicht op de waterschappen: uitgangspunten
BIJLAGE I Wettelijk toezicht waterschappen
Hoe regelen we dit in Noord-Brabant met elkaar:
Leidraad Voortgangsoverleg Ambtelijk overleg: - beleidsinhoudelijk - financieel/bestuurlijk Bestuurlijk overleg
Welke algemene speerpunten hanteren we:
SPEERPUNTEN Toezicht 2013-2015 - Voortgang GGOR-proces (Natuur en Landbouw), Kaders voor GGOR (PS, 2005) - Hoogwaterbescherming, calamiteitenen rampenbestrijding - Verankering beschermingsbeleid PWP voor NNP/N2000 (bij beleidswijziging)
================================================ PER WATERSCHAP
Afspraken maken per waterschap
Leidraad Voortgangsoverleg - algemene speerpunten (GS) - met waterschap bespreken welke items dit jaar onder toezicht vallen (ambtelijk).
planning toezichtcyclus N-Br
Bestuurlijk overleg (wanneer gewenst of nodig) mei/juni/juli
Ambtelijke toezichtslijn beleidsinhoudelijk (jan) april juli ‘1okt’ (hoogwaterbescherming) Ambtelijke toezichtslijn financieel(PCC)/bestuurlijk apr/mei nov/dec (jaarrekening/voorjaarsnota/ begroting meerjarenbeleid)
16
Bijlage 3 Overzicht rollen en verantwoordelijkheden hoogwaterbescherming en calamiteitenbestrijding
Functionele waterkolom
Algemeen bestuurlijke kolom
Minister van I&M/Rijksoverheid
Minister van V&J/Rijksoverheid
Provincie/Gedeputeerde Staten of Commissaris van de Koningin (bij spoed)
Provincie/Commissaris van de Koningin op
Waterschap/Dagelijks Bestuur of Dijkgraaf tevens adviseur VR >>>
verzoek* Burgemeester/voorzitter veiligheidsregio
: aanwijzing : bevel i.v.m. maatregelen gericht op de bevolking en bedrijven; evacuatie en ontruiming, openbare orde en veiligheid : * aanwijzing door GS op verzoek Burgemeester/voorzitter veiligheidsregio voor wat betreft te nemen waterstaatskundige maatregelen op basis van het beginsel van subsidiariteit. subsidiariteit : interventie in de functionele keten vindt in eerste instantie plaats door het hoger gezag in die betreffende keten (zie Bestuurlijke Netwerkkaarten Crisisbestrijding, p. 24/25) Toelichting
De bovenstaande figuur is een vereenvoudigde weergave van de rollen en verantwoordelijkheden bij gevaar voor waterstaatswerken, met name bij hoogwater. Het overzicht is gebaseerd op de landelijk gebruikte Bestuurlijke Netwerkkaarten Crisisbeheersing (versie 2012-4) met toelichtende teksten. http://www.veiligheidsberaad.nl/veiligheidsberaad/publicaties/2012/bestuurlijkenetwerkkaarten.pdf Deze bieden een volledig overzicht van de bestuurlijke partijen en de rollen die zij vervullen ten tijde van een (dreigende) calamiteit of ramp, ook in relatie tot de veiligheidsregio. De netwerkkaarten geven aan welke sectoren door een bepaalde gebeurtenis (kunnen) worden geraakt; wie voor welk onderwerp formeel verantwoordelijk is en wat de instrumenten zijn; wat de verhouding is tussen de functionele (water)keten en de algemene keten (oftewel ‘kolom’ in bovenstaande figuur) en benoemt de bestuurlijke aandachtspunten. Binnen de algemene keten of kolom vallen de minister van Veiligheid en Justitie, de CdK, de Burgemeester en de voorzitter van de veiligheidsregio. De waterkolom wordt gevormd door de minister van Infrastructuur en Milieu, Gedeputeerde Staten en het waterschapsbestuur (DB, de Dijkgraaf/watergraaf). De waterkolom houdt de waterstaatskundige toestand in de gaten, informeert de algemene kolom hierover en neemt waterstaatkundige maatregelen om een overstromingsdreiging te verminderen. Eerstverantwoordelijk zijn de waterbeheerders. 17
De algemene kolom is verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid en is gericht op de algemene bevolkingszorg. Alleen de burgemeester (of voorzitter van de veiligheidsregio) treft maatregelen jegens de bevolking voor wat betreft evacuatie; partijen in de functionele keten niet (m.u.v. eventuele vorderingen in verband met het herstel van een waterkering). Voor wat betreft de verhouding tussen de algemene en functionele keten geven de netwerkkaarten aan dat de algemene bevolkingszorg in laatste instantie het primaat heeft. Ook de coördinatie en verantwoordelijkheid voor de samenwerking tussen alle betrokken organisaties ligt bij de algemene keten. Rol van de provincie De provincie fungeert nadrukkelijk niet als operationeel tussenstation voor de bovenregionale coördinatie (Hoofdstuk 1, p. 12 Bestuurlijke Netwerkkaarten). Coördinatie ligt bij de veiligheidsregio. De CdK is bestuurlijk toezichthouder in de algemene keten in de hoedanigheid van rijksorgaan namens de minister van V&J volgens regels in de ambtsinstructie, en kan een aanwijzing geven ten aanzien van de samenwerking. Gedeputeerde Staten zijn bestuurlijk toezichthouder in de waterketen (de CdK i.p.v. GS bij spoed). Rol van het Rijk Bij de crisis- en rampenbestrijding blijft het opperbevel bij de minister van I&M en is dus in de waterkolom nog steeds sprake van twee toezichthoudende lagen. De minister van I&M is aan zet indien GS onvoldoende invulling geven aan hun toezichthoudende rol, en kan de regie naar zich toetrekken als er sprake is van grootschalige overstroming en activiteiten (ook in verband met internationale en grensoverschrijdende aspecten). De minister van V&J kan het gezag overnemen in de algemene kolom bij rampen en specifiek met het oog op grootschalige evacuatie. Primaat algemene kolom; inzet van noodbevoegdheden De burgemeester (voorzitter veiligheidsregio) kan gebruik maken van noodbevoegheden indien hij van mening is dat het optreden in een functionele keten onverantwoord is. Hij kan door middel van zijn opperbevel op grond van de Wet veiligheidsregio’s opdrachten uitvaardigen aan organen waarmee hij normaal gesproken geen hiërarchische relatie heeft. Omdat dit de normale (horizontale) verhoudingen tussen het gemeente- en waterschapsbestuur doorbreekt, dient sprake te zijn van proportionaliteit en subsidiariteit, aldus de beschrijving bij de Bestuurlijke Netwerkkaarten. Subsidiariteit houdt in dat interventie in de functionele waterketen in eerste instantie bij het hoger gezag in die betreffende keten ligt. De burgemeester of voorzitter veiligheidsregio kan een hoger (toezicht-) gezag in de keten verzoeken om interveniërend op te treden, en past dan dus in beginsel zijn (nood-) bevoegdheden niet toe. In het geval van de waterketen zal het verzoek gericht zijn tot GS als algemeen toezichthoudend orgaan op de waterschappen in situaties van (dreigend) gevaar op grond van artikel 5.31 Waterwet. Ook voor verzoeken om interventie vanuit de algemene kolom zijn GS dus in beeld. Tot slot past hier de kanttekening dat het geven van een aanwijzing slechts in zeer uitzonderlijke situaties aan de orde zal zijn; als het eerstverantwoordelijke waterschap niet/ niet voldoende optreedt. Er vindt de nodige informele afstemming plaats in aanvulling op de formele relaties. Daarnaast wordt ook gewezen op de rol van het landelijk Watermanagementcentrum Nederland (WMCN) van RWS. Het informeert de regionale waterbeheerders dagelijks en bij extreme situaties zoals overstromingsdreiging, watertekort en -verontreiniging. Op basis van de actualiteit en de verwachtingen ten aanzien van het weer, het bedreigde gebied en de toestand van de waterkeringen adviseert het WMCN over te nemen maatregelen. Informatie en advies van het WMCN vormen samen het ‘waterbeeld’ dat de waterschappen mede in staat stelt hun taak goed in te vullen.
18