Toevoeging aangevraagd d.d. 13 augustus 2008 bij de Raad voor Rechtsbijstand te Amsterdam.
Heden 27 oktober 2008, ten verzoeke van : 1. Anoniem Anoniem, wonende te Anoniem, 2. de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting: Stichting Landelijk Advocaten Netwerk Zeden Slachtoffers (“LANZS”), zetelende te Utrecht, allen woonplaats kiezende op het kantooradres van Korver & Van Essen advocaten | lawyers aan de Herengracht 499 te Amsterdam van welk kantoor mrs. Richard A. Korver en Anneliek Hendriks in deze zaak als (proces)advocaat optreden; heb ik:
De Staat der Nederlanden, waarvan een zetel is gevestigd te ‟s-Gravenhage, meer in het bijzonder het Ministerie van Justitie, eveneens gevestigd te ‟s-Gravenhage, aan het Parket van de Procureur Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden te ‟s-Gravenhage, gelegen aan de Kazernestraat 52 ( 2514 CV ), op laatst vermeld adres exploot gedaan en afschrift hiervan gelaten bij /aan:
Krachtens mondeling bevel van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank te ‟s-Gravenhage in Kort Geding GEDAGVAARD: om op donderdag 6 november 2008 om 10.00 uur des voormiddags in persoon of vertegenwoordigd door een (proces)advocaat te verschijnen op de zitting van de Voorzieningenrechter van de Arrondissementsrechtbank te „s- Gravenhage, die zal worden gehouden in het Gerechtsgebouw aan de Prins Clauslaan 60 aldaar. AANGEZEGD: dat indien gedaagde niet uiterlijk op genoemde zitting in persoon of per (proces)advocaat verschijnt, de Rechtbank tegen haar verstek zal verlenen en de hierna te formuleren vordering zal toewijzen, tenzij de voor de dagvaarding voorgeschreven termijnen en formaliteiten niet in acht zijn genomen en/of de vordering haar onrechtmatig of ongegrond voorkomt;
20080350 in behandeling bij mrs. Richard A. Korver & Anneliek P. Hendriks pag. 2 van 14
dat indien gedaagde wel verschijnt deze een vastrecht verschuldigd zal zijn van € 254,00 en dat aan gedaagde als on- of minvermogende vermindering van dit bedrag kan worden verleend. Feiten en omstandigheden Eiseres Anoniem heeft aangifte gedaan van langdurig herhaald en ernstig seksueel misbruik. Naar aanleiding van die aangifte is door de politie onderzoek gedaan en heeft de Officier van Justitie te Anoniem op 7 augustus 2008 aan eiseres sub 1 mondeling medegedeeld dat zij voornemens is de zaak te seponeren omdat er naar inzicht van de Officier van Justitie onvoldoende bewijs zou zijn om tot vervolging over te gaan. Eiseres Anoniem meent dat deze beslissing van de Officier mogelijk onjuist is. De raadsman van eiseressen heeft reeds bij brief van 22 juli 2008 (aan deze dagvaarding gehecht als productie 1) aan Officier van Justitie verzocht om inzage in het strafdossier. Bij brief van 31 juli 2008 (aan deze dagvaarding gehecht als productie 2) heeft de Officier van Justitie aan de raadsman van eiseressen bericht niet te willen voldoen aan het verzoek van de raadsman. Het verzoek tot inzage in het dossier is nog eens mondeling herhaald in de bespreking die plaatsvond op 7 augustus 2008 ten parkette van de Officier. Ook toen heeft de Officier aangegeven weigerachtig te zijn om over te gaan tot afschrift van danwel inzage in het dossier. Teneinde een procedure te voorkomen heeft de raadsman van eiseressen een laatste maal, dit keer bij faxbericht van 11 augustus 2008 (aan deze dagvaarding gehecht als productie 3), verzocht om afgifte van afschrift van het dossier. Bij fax van 25 augustus 2008 heeft de Officier van Justitie aan de raadsman van eiseressen bericht het verzoek niet te kunnen inwilligen (aan deze dagvaarding gehecht als productie 4) Eiseres Anoniem meent dat zij recht en belang heeft bij primair afgifte van dat dossier aan haar zelf danwel haar raadsman, subsidiair dat zij recht en belang heeft bij inzage – al dan niet door haar raadsman - in het dossier teneinde haar raadsman in de gelegenheid te stellen te beoordelen of een art. 12 Sv procedure zinvol kan zijn. Daarnaast wenst eiseres Anoniem haar schade die zij heeft geleden door het langdurige en herhaalde seksuele misbruik te verhalen op de verdachte. Ook in dat kader is het voor eiseres van belang kennis te kunnen nemen van de stukken uit het strafdossier. Ontvankelijkheid eiseres sub 2: Eiseres 2 is een stichting met volledige rechtsbevoegdheid en treedt op ter bescherming van belangen die zij ingevolge haar statuten (productie 5) behartigt (art.3:305 a BW). Zij heeft onder andere ten doel: Het verbeteren van de (rechts)positie van slachtoffers van zedenmisdrijven. Gedaagde schendt aldus de (rechts)positie en daarmee het belang van de groep van personen die eiseres LANZS krachtens haar statuten behartigt. Eiseres LANZS moet representatief worden geacht voor de behartiging van dat belang. Eiseressen hebben getracht door het voeren van overleg met gedaagde deze laatste te bewegen om alsnog over te gaan tot afgifte van (een kopie van) het dossier.
20080350 in behandeling bij mrs. Richard A. Korver & Anneliek P. Hendriks pag. 3 van 14
Gedaagde is evenwel tot op heden niet bereid gebleken om ook maar enigszins tegemoet te komen aan de wensen van eiseressen. De onderhavige collectieve actie strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van anderen die het (vermeende) slachtoffer zijn geworden van zedenmisdrijven, voor zover deze worden getroffen door de hiervoor omschreven handelingen en gedragingen van gedaagde. Het is het bestuur van LANZS – dat grotendeels bestaat uit advocaten die gespecialiseerd zijn in het behartigen van de belangen van zedenslachtoffers – bekend dat veelal door het Openbaar Ministerie geweigerd wordt afschrift van het strafdossier te verstrekken danwel inzage te verschaffen alvorens een artikel 12 Sv procedure aanhangig wordt gemaakt. Daardoor wordt het voor slachtoffers en hun advocaten vrijwel ondoenlijk om een serieuze inschatting te maken omtrent de haalbaarheid van een dergelijke procedure alvorens deze daadwerkelijk op te starten. Daarnaast heeft te gelden dat veel zedenzaken ingewikkeld en omvangrijk zijn en daardoor de nodige studie vergen zodat ook bezwaarlijk kan worden volstaan met de beperkte inzage die de advocaat van een slachtoffer veelal van het Hof verkrijgt nadat de Advocaat-Generaal en de Officier van Justitie hun ambtsberichten hebben uitgebracht. Voornoemde betekent dat in de dagelijkse zedenpraktijk geen enkele rechtszoekende op een adequate wijze van te voren een inschatting kan maken over de haalbaarheid van een artikel 12 Sv procedure. Voorts heeft te gelden dat voornoemde handelswijze geen recht doet aan de belangen en rechten van slachtoffers. Voor zover aan eiseres LANZS bekend, heeft geen der personen die door de genoemde gedragingen van gedaagde zijn getroffen, bezwaar gemaakt tegen deze rechtsvordering. Dat LANZS niet alleen staat in haar stellingen moge blijken uit het feit dat het proefprocessenfonds Clara Wichmann zich ten aanzien van beide eiseressen garant heeft gesteld voor een eventuele kostenveroordeling in deze procedure. Grondslagen vordering Art. 843a RV Met de invoering van art. 843a Rv heeft de Minister in zijn nota naar aanleiding van een opmerking in het verslag van de Tweede Kamer nog gemeld dat het naar zijn oordeel in lijn ligt van de met het wetsvoorstel beoogde verruiming van voornoemd artikel om in elk geval voor het komende recht ook een verbintenis zoals uit onrechtmatige daad aan te merken als een rechtsbetrekking als bedoeld in art. 843a1. Indien eiseres Anoniem zou kunnen bewijzen dat de verdachte in deze strafzaak een onrechtmatige daad jegens haar heeft gepleegd, heeft zij vanzelfsprekend recht op schadevergoeding en mogelijkerwijs zelfs recht op vervolging van de verdachte. Teneinde te beoordelen of zij dat bewijs kan vergaren, is zij afhankelijk van het strafdossier. Zie ook “Art. 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ont(k)leed”, J.R. Sijmonsma, 2007 Ars Aequi Libri, Nijmegen, p.22. 1
20080350 in behandeling bij mrs. Richard A. Korver & Anneliek P. Hendriks pag. 4 van 14
Art. 843a Rv is opgenomen op basis van het recht op informatie. De ontwikkelingen voor invoering van dit wetsartikel zijn vooral op gang gebracht doordat men in het geschil bewuster op zoek ging naar de materiële waarheid. Met als uitgangspunt dat de materiële waarheid gevonden dient te worden, heeft de wetgever dan ook de stelling omarmd dat een partij verplicht kan worden om in het procesrecht bepaalde mededelingen te doen2. De eisen van een goede procesorde brengen met zich dat een procespartij ook moet letten op de belangen van de andere partij, zoals de Hoge Raad reeds uitmaakte in haar uitspraak van 19 december 2003, NJ 2005,181. In een eventuele art. 12 Sv procedure is de wederpartij de facto en de jure het Openbaar Ministerie. Het is juist het Openbaar Ministerie dat in deze onvoldoende oog heeft voor de belangen van het slachtoffer in deze zaak. Naast het feit dat het ontstaan van art. 843a Rv zijn oorsprong heeft gevonden in de noodzaak dat de materiële waarheid aan het licht dient te komen vormen ook overwegingen van efficiency, stroomleiding, versnelling en kostenbesparingen oorzaak voor de inzage plicht3. Een verzoek van een partij gegrond op art. 843a Rv behoort te worden toegewezen indien aan alle vereisten is voldaan en de beperkingen van lid 4, voor zover door de wederpartij aangevoerd, niet aan toewijzing in de weg staan4. De eisen die art. 843a Rv stelt zijn de volgende: 01. Er moet sprake zijn van een rechtmatig belang (lid 1) 02. Het moet gaan om een inzage, afschrift of uittreksel (lid 1) 03. Het moet gaan om bepaalde bescheiden (lid 1) 04. Het moet gaan om een rechtsbetrekking waarin degene die een beroep doet op art. 843a Rv partij is (lid 1) 05. Het moet geen gewichtige reden zijn die afgifte verhindert (lid 4) 06. Een behoorlijke rechtsverdeling vereist afgifte (lid 4) Alle vernoemde punten zullen hierna kort worden behandeld. Ad. 01. Er moet sprake zijn van een rechtmatig belang. Eiseres Anoniem meent dat zij rechtstreeks belang heeft en dat de wederpartij dat ook erkent, nu de Officier van Justitie in de bespreking van 7 augustus ll. al heeft aangegeven dat zij ook inziet dat eiseres in een eventuele art. 12 Sv procedure ontvankelijk zal zijn. Artikel 12 Sv eist dat klager een direct belang heeft. Daarmee is het rechtstreekse belang gegeven en tussen partijen in confesso. Zie ook “Mededelingsplichten in het burgelijk procesrecht”, W.A.J.P van den Reek, Tjeenk Willink, 1997, nr. 111 en verder. 3 Zie ook “Mededelingsplichten in het burgelijk procesrecht”, W.A.J.P van den Reek, Tjeenk Willink, 1997, nr. 111. 4 Zie ook “Art. 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ont(k)leed”, J.R. Sijmonsma, 2007 Ars Aequi Libri, Nijmegen, p.26. 2
20080350 in behandeling bij mrs. Richard A. Korver & Anneliek P. Hendriks pag. 5 van 14
Eiseres sub 2 sluit zich aan bij alle argumenten van eiseres sub 1 en heeft in het kader van de belangenbehartiging in deze ook een te respecteren (direct) belang. Dat beide belangen rechtmatig zijn moge wel blijken uit het feit dat eiseres sub 1 betreffende stukken nodig heeft ter bepaling van het feitencomplex op grond waarvan de rechtsbetrekking kan worden vastgesteld. Eiseres Anoniem heeft derhalve een rechtmatig belang bij haar vordering tot exhibitie. Haar belang is niet alleen rechtmatig, maar daarnaast ook nog eens direct en concreet. Nu eiseres sub 2 voor de belangen van alle slachtoffers van zedenzaken opkomt heeft eiseres sub 2 tevens belang bij een principiële uitspraak in deze zaak, opdat die gebruikt kan worden in alle andere zedenzaken. Ad 02. Het moet gaan om een inzage, afschrift of uittreksel Eiseressen vorderen nadrukkelijk primair afschrift van het dossier. Het door eiseressen gewenste onderzoek van hun raadsman naar de haalbaarheid van een eventuele civiele claim, alsmede een art. 12 Sv procedure is niet mogelijk met enkel inzage. Beginselen van een goede procesorde brengen met zich dat eiseres sub 1 afschrift verkrijgt van het gehele strafdossier. Eiseres sub 2 onderschrijft voornoemd standpunt. Subsidiair vorderen eiseressen dat onverwijld inzage wordt verleend in het strafdossier en wel aan eiseres sub 1, danwel haar raadsman. Ad. 03. Het moet gaan om bepaalde bescheiden De Rechtbank Arnhem heeft op 12 april 2006, LJN AY0152, uitspraak gedaan over een vordering gebaseerd op art. 843a Rv waarbij werd gevorderd dat het complete strafdossier in het geding werd gebracht. De Rechtbank Arnhem oordeelde dat een compleet strafdossier te algemeen en onbepaald van aard zou zijn. Wellicht dat daar in die zaak wat voor valt te zeggen, omdat een strafdossier nu eenmaal zeer veel kan omvatten. Anderzijds is het strafdossier in een bepaalde casus wel zéér bepaalbaar. Eiseressen menen dat hun vordering als hiervoor omschreven wel degelijk voldoende bepaald is, doch voor zover de Voorzieningenrechter deze onvoldoende bepaald mocht achten, zijn voor eiseres Anoniem in ieder geval afgifte van afschriften van de navolgende stukken uit het strafdossier van belang: 01. De justitiële documentatie van de verdachte 02. Verklaringen en vastleggingen van proces-verbalen die betrekking hebben op de verdachte 03. Verklaringen en proces-verbalen die betrekking hebben op getuigen die in deze zaak zijn gehoord 04. Verklaringen van deskundigen c.q. proces-verbalen van verhoren van deskundigen die in deze zaak zijn gehoord, danwel zijn benaderd 05. Afschrift van haar eigen verklaringen
20080350 in behandeling bij mrs. Richard A. Korver & Anneliek P. Hendriks pag. 6 van 14
06. Afschrift van eventuele correspondentie gevoerd met de advocaat van de verdachte in deze zaak, alsmede correspondentie gevoerd met deskundigen Eiseressen menen, gelijk auteur Sijmonsma,5 dat het erom gaat dat in het licht van de vordering voldoende duidelijk is om welke bescheiden het gaat en om welke redenen die bescheiden van belang zijn. Eiseressen menen dat zij dat met dat voorgaande voldoende duidelijk hebben gemaakt. Ad. 04. Het moet gaan om een rechtsbetrekking waarin degene die een beroep doet op art. 843a Rv partij is. Bij de vraag wat nu precies de rechtsbetrekking is, dient geen enkele rekening worden gehouden met een eventuele inbreuk op de privacy van derden. De vraag of een inbreuk op de privacy van derden toelaatbaar is, dient pas in het licht van de woorden (gewichtige reden) in lid 4 van art. 843a Rv beantwoord te worden. Dat er sprake is van een rechtsbetrekking waarbij eiseres sub 1 partij is moge wel duidelijk zijn uit het feit dat eiseres sub 1 stelt slachtoffer te zijn van langdurig seksueel misbruik, hetgeen niet alleen strafbaar is, maar bovendien ook daardoor onrechtmatig. Nu de Officier van Justitie te Anoniem heeft bepaald dat zij niet zal overgaan tot vervolging heeft eiseres Anoniem zowel een rechtsbetrekking met het Openbaar Ministerie als met de verdachte in deze zaak. Een eventueel verweer van het Openbaar Ministerie, c.q. de Staat der Nederlanden dat zij geen partij zou zijn, dient dan ook verworpen te worden.6 Ten aanzien van eiseres sub 2 menen eiseressen met voorgaande het collectieve karakter voldoende te hebben aangeduid en merken zij nog op dat eiseres sub 2 niet meer en niet minder verlangt dan primair afgifte van het dossier aan eiseres sub 1, secundair inzage. Met die principiële uitspraak kan eiseres sub 2 ook de belangen van andere slachtoffers beter (doen) behartigen. In de art. 12 Sv procedure is het te doen gebruikelijk dat aan klager slechts inzage in dat dossier wordt verschaft, nadat het klaagschrift is ingediend en de Advocaat-Generaal daarop heeft gereageerd. Gelijk Hof Den Bosch7 zijn eiseressen van oordeel dat met in achtneming van de ratio van art. 843a Rv de beginselen van een procesorde met zich brengen dat inzage ook afgifte kan betekenen. Daarnaast wijzen eiseressen erop dat er bij een beroep op art. 843a Rv slechts weinig gevallen bekend zijn waarin volstaan wordt met het ter inzage leggen.8 De Staat der Nederlanden kan in deze kwestie geen beroep doen op een verschoningsrecht, zodat Staat der Nederlanden in deze niet verplicht is tot geheimhouding. Zo bezien meent eiseres dat lid 3 van art. 843a Rv in deze zaak niet van toepassing is.
Zie ook “Art. 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ont(k)leed”, J.R. Sijmonsma, 2007 Ars Aequi Libri, Nijmegen, p.38. 6 Zie ook Voorzieningenrechter Rotterdam, Rechtbank Rotterdam 25 november 2004, N.J.F. 2005. 7 Hof Den Bosch, 4 april 2006, L.J.N. AW 4335. 8 Zie ook “Art. 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ont(k)leed”, J.R. Sijmonsma, 2007 Ars Aequi Libri, Nijmegen, p.45. 5
20080350 in behandeling bij mrs. Richard A. Korver & Anneliek P. Hendriks pag. 7 van 14
Daarnaast wijst eiseres op de overwegende tendens in de rechtspraak dat er voldoende gemotiveerd verzoek om inzage te verkrijgen wordt toegewezen.9 Ad. 05. Het moet gaan om een zwaarwichtige reden die afgifte verhindert Het Openbaar Ministerie, c.q. de Staat der Nederlanden zal mogelijkerwijs als verweer aanvoeren dat er sprake is van een gewichtige reden om niet over te gaan tot afgifte van afschrift het dossier. De stelling van het Openbaar Ministerie dat het verstrekken van informatie over personen die een rol spelen in het strafdossier een zware inbreuk van de privacy van die personen oplevert is, naar bescheiden inzicht van eiseressen, analoog aan de uitspraken van Hof Den Bosch 14 oktober 2003, LJN AM7927 en Rechtbank Breda 15 februari 2006, N.J.F. 2006, 21, géén zwaarwichtige reden in de zin van lid 4 van art. 843a Rv. Ad. 06. Een behoorlijke rechtsverdeling vereist afgifte Eiseressen hebben in de inleiding van deze dagvaarding reeds uiteengezet waarom een behoorlijke rechtspleging vereist dat eiseres sub 1 inzage en afschrift van het gevorderde dossier verkrijgt. Daarnaast worden die gronden in het hiernavolgende omtrent beginselen van een behoorlijke procesorde en Europees recht nog eens aangevuld. Europees recht & beginselen van een behoorlijke procesorde Eiseressen wijzen er op dat zij haar vordering tot primair afgifte, secundair inzage van een kopie van het dossier niet alleen stoelt op een art. 843a Rv, maar ook meer in het algemeen op beginselen van een behoorlijke procesorde en meer specifiek op art. 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. Gelijk de Vicepresident van het Gerechtshof Amsterdam, de Edelgrootachtbare heer mr. D.J.C. Aben heeft gesteld in het boek van de Prinsengrachtreeks: “Artikel 12 Sv” 10 “Artikel 6 EVRM vormt dan ook geen rechtstreekse basis voor de toetsing van de artikel-12procedure aan de beginselen die in artikel 6 besloten liggen. Dat neemt m.i. niet weg dat de normen die de verdragspartijen in artikel 6 EVRM hebben neergelegd ook buiten het bereik van dat verdrag zelfevident een zekere gelding hebben. In de procedure ex artikel 12 kan het hof er in elk geval niet geheel aan voorbij gaan.” zijn eiseressen van mening dat art. 6 EVRM, of althans de beginselen van een eerlijk proces die daaruit volgen, gelding heeft c.q. hebben in de art. 12 procedure.
Zie ondermeer “Ter beschikkingstellen van de patiëntenkaart: aan wie?”, Chr. H. van Dijk, 2006, TVP, pagina 8-17 en de jurisprudentie zoals besproken in TVP 2006, pagina 87-94. 10 “Artikel 12 Sv”, PrinsengrachtReeks 2004 2, S.J.A.M. van Gend & G.J. Visser (red.), 2004 Ars Aequi Libri, Nijmegen, p. 53. 9
20080350 in behandeling bij mrs. Richard A. Korver & Anneliek P. Hendriks pag. 8 van 14
Gelijkheid der wapenen / Recht op gelijke proceskansen / Equality of arms Van een recht op gelijke proceskansen (een evident beginsel van een eerlijk proces) is geen sprake nu eisers sub 1, zoals gebruikelijk in de art. 12 Sv procedure, in het beste geval slechts inzage in dat dossier wordt verschaft, nadat het klaagschrift door eiseres is ingediend en de Advocaat-Generaal daarop heeft gereageerd. Indien het Hof onbevoegd is (art. 12b Sv), de klager kennelijk niet ontvankelijk of het beklag kennelijk ongegrond (art. 12c Sv) dan verkrijgt de klager in het geheel geen inzage in het dossier. De Vicepresident van het Gerechtshof Amsterdam, de Edelgrootachtbare heer mr. D.J.C. Aben stelt in het boek “Artikel 12 Sv” dat zich daar de “spreekwoordelijke adder onder het gras”11 ontpopt. Hij stelt dat: “Van een waarborg is geen sprake. Hierboven is duidelijk geworden dat het gros van de klachten (ongeveer 80%) wordt afgedaan als (kennelijk) ongegrond, en dus zonder nader onderzoek (op een hoorzitting). Klagers en degenen wier vervolging wordt verlangd hebben in dat geval geen enkele gelegenheid gehad ook maar het dossier in te zien en kennis te nemen van hetgeen de politie op basis van de aangifte heeft verricht.”12 Een elementair beginsel van een goede procesorde is dat de partijen over dezelfde stukken beschikken en dat partijen daarnaast over dezelfde stukken beschikken als dat de Rechter beschikt. In dit verband staat in: “Theory and Practice of the European Convention on Human Rights”13 te lezen: “The principle of „equality of arms‟, that is closely connected to the right to adversarial proceedings, entails that the parties must have the same access to the records and other documents pertaining to the case, at least insofar as these may play a part in the formation of the court‟s opinion.14 However, the access to the file may be restricted to an accused‟s lawyer.15 A particular way in which the information from the file must be given or be available does not follow from this principle, provided that no insuperable obstacles are created which in fact amount to witholding information.16 The parties should in principle have the opportunity to make copies of the relevant documents belonging to the case-file.”17 In geval van een art. 12 Sv procedure is het wel duidelijk dat eiseres Anoniem niet over dezelfde stukken beschikt als het Openbaar Ministerie. Eiseres sub 1 wordt daardoor per definitie in een achtergestelde positie gesteld. In de visie van eiseressen is dit onrechtmatig.
“Artikel 12 Sv”, Prinsengracht Reeks 2004 2, S.J.A.M. van Gend & G.J. Visser (red.), 2004 Ars Aequi Libri, Nijmegen, p. 62. 12 “Artikel 12 Sv”, Prinsengracht Reeks 2004 2, S.J.A.M. van Gend & G.J. Visser (red.), 2004 Ars Aequi Libri, Nijmegen, p. 62. 13 “Theory and Practice of the European Convention on Human Rights”, Pieter van Dijk, Fired van Hoof, Arjen van Rijn, Leo Zwaak (eds.), 2006 Intersentia, Antwerpen – Oxford. 14 Judgement of 15 July 2003, Ernst and Others, paras. 60-61. 15 Judgment of 19 December 1989, Kamasinski, para. 88; Judgment of 21 September 1993, Kremzow, para. 52. 16 Appl. 8289/78, X v. Austria, D & R 18 (1980), p. 160 (167-168). 17 “Theory and Practice of the European Convention on Human Rights”, Pieter van Dijk, Fired van Hoof, Arjen van Rijn, Leo Zwaak (eds.), 2006 Intersentia, Antwerpen – Oxford, p. 580-581. Arceringen aangebracht door raadsman. 11
20080350 in behandeling bij mrs. Richard A. Korver & Anneliek P. Hendriks pag. 9 van 14
Het is daarnaast in strijd met de thans vigerende gedachte bij de wetgever dat aan het slachtoffer een net zo sterke rechtspositie behoort toe te komen als aan de verdachte. Eiseressen doen dan ook naast art. 843a Rv mede een beroep op het EVRM en meer in bijzonder art. 6 EVRM, of althans op de zelfevidente beginselen van een eerlijk proces die daaruit volgen. Behoorlijke rechtsbedeling / effectieve bijdrage Mogelijkerwijs zal de Officier van Justitie stellen dat in het kader van een art. 12 Sv procedure alsnog inzage kan worden verkregen in het strafrechtdossier, waardoor een behoorlijke rechtsbedeling gewaarborgd zou zijn, quod non! Eiseressen weerspreken ten stelligste dat daarmee een behoorlijke rechtsbedeling is gewaarborgd. Immers doordat eiseres sub 1 in een art. 12 Sv procedure enkel en alleen stukken kan inzien, heeft zij nog geen afschrift van die stukken verkregen. Daarnaast wordt dan verlangd dat de raadsman van eiseres sub 1 c.q. eiseres zelf over een fenomenaal geheugen beschikt nu geen kopie mag worden gemaakt - in het kader van art. 12 Sv procedure - van het strafdossier. In de klaagschriftuur wordt klager geacht zijn klachten te concretiseren en te motiveren, hetgeen eveneens in de praktijk onmogelijk is omdat klager op dat moment nog geen kennis draagt van het dossier, op basis waarvan Officier van Justitie de gewraakte beslissing heeft genomen. De zogenaamde “rechtswaarborgen” die de art. 12 Sv procedure op zichzelf biedt, zijn dan ook volstrekt onvoldoende om te kunnen spreken van een behoorlijke rechtsbedeling. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft in dit kader in de zaak “Ramsahai and others v. The Netherlands” gesteld dat: “the applicants had been granted access to the information yielded by the investigation to a degree sufficient for them to participate effectively in proceedings aimed at challenging the decision not to prosecute Officer Brons.”18 Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens stelt nadrukkelijk dat een klager ex art. 12 Sv effectief moet kunnen deelnemen, “participate effectively”, in een art. 12 Sv procedure. Nu eiseres sub 1, noch haar raadsman in deze zaak inzage of afschrift hebben gekregen van een deel van het dossier, is er derhalve geen sprake van effectieve deelname aan de art. 12 Sv procedure, zoals door het Europese Hof in de zaak Ramsahai and others v. The Netherlands”, van belang wordt geacht. In de visie van eiseressen is dit onrechtmatig. Eiseressen doen dan ook naast art. 843a Rv mede een beroep op het EVRM.
Judgement of 15 May 2007, Case of Ramsahai and others v. The Netherlands, para. 349. Arceringen aangebracht door raadsman. 18
20080350 in behandeling bij mrs. Richard A. Korver & Anneliek P. Hendriks pag. 10 van 14
SPOEDEISEND BELANG Hoewel eiseres sub 1 de formele kennisgeving niet verdere vervolging na 7 augustus 2008 (productie 6) heeft ontvangen is dit haar wel reeds mondeling medegedeeld op 7 augustus 2008 en is dit daarnaast ook vermeld in de brief van de Officier van Justitie d.d. 25 augustus 2008 (productie 4). Teneinde haar belangen veilig te stellen dient zij derhalve vóór 7 november 2008 een klaagschrift ex art. 12 Sv in te dienen. Derhalve heeft eiseres recht en belang bij een spoedeisende voorziening. Daarnaast is het zo dat eiseres grote psychische schade heeft door het haar overkomen seksueel misbruik en dat het een feit van algemene bekendheid is dat langdurige procedures rondom zaken die te maken hebben met dat misbruik het herstel bepaaldelijk niet bespoedigen. Daarnaast ondervindt eiseres Anoniem nog dagelijks dusdanige fysieke hinder van het haar overkomen seksueel misbruik dat zij daarvoor nog immer onder medische behandeling staat en indien dat niet afdoende blijkt zelfs operaties zal moeten ondergaan. BEWIJSAANBOD Eiseressen bieden, voor zover daartoe gehouden te zijn, nadrukkelijk bewijs aan van al hun stellingen met alle middelen rechtens. VERWEER GEDAAGDE EN WEERLEGGING DAARVAN Uit de brieven van de Officier van Justitie moge duidelijk zijn op welk standpunt gedaagde zich heeft gesteld. Om redenen van procesefficiency verzoeken eiseressen de inhoud van die brief als hier woordelijk herhaald en ingelast te beschouwen. Het College van Procureurs-Generaal heeft krachtens de Wet Justitiële en Strafvorderlijke Gegevens (hierna tevens: WJSG) wel degelijk de bevoegdheid gegevens te verstrekken aan de advocaat van slachtoffers van enig misdrijf. In haar brief van 31 juli 2008 (productie 2) stelt de Officier van Justitie ten onrechte dat het feit dat er wordt geseponeerd een contra-indicatie is om gegevens te verstrekken. De Officier wijst simpelweg op het bestaan van de artikel 12 Sv procedure en wijst er daarbij op dat er in die procedure inzage kan worden gevraagd. Op 31 juli 2008 zijn dat de redenen voor gedaagde om inzage en/of afschrift van het dossier te weigeren. De weerlegging daarvan is vrij simpel. Het is niet alleen wenselijk, maar zelfs noodzakelijk dat een slachtoffer zich alvorens te beslissen of hij/zij een artikel 12 Sv procedure aanhangig maakt kennis kan nemen van het dossier teneinde te beoordelen of de beslissing klachtwaardig is en zijn/haar kansen op succes te kunnen (laten) inschatten. De huidige praktijk zorgt voor een onaanvaardbare wachttijd bij de Hoven in den lande. Immers thans zijn slachtoffers genoodzaakt “in den blinde”een klacht ex art. 12 Sv in te dienen, worden ambtsberichten opgevraagd bij de zaaksofficier, Hoofdofficier van Justitie en de AdvocaatGeneraal, alvorens het slachtoffer, en dan nog alleen indien de Voorzitter van de behandelende Kamer van het desbetreffende Hof daar toestemming voor verleent, alvorens zij het dossier eventueel kunnen inzien.
20080350 in behandeling bij mrs. Richard A. Korver & Anneliek P. Hendriks pag. 11 van 14
De huidige wachttijd alvorens wordt gekomen tot inhoudelijk behandeling van de klacht is meer dan een jaar19 (zie Prinsengrachtreeks, de artikel 12 Sv procedure). Door aldus te handelen is sprake van een onaanvaardbaar beslag op de beperkte middelen die de rechterlijke macht en Openbaar Ministerie ter beschikking staan en moeten slachtoffers onnodig lang wachten alvorens zij eindelijk daadwerkelijk kunnen beoordelen of hun klacht zinvol is en doorgezet dient te worden. De maatschappij wordt door deze wijze van opereren onnodig op kosten gejaagd. Slachtoffers worden daardoor eveneens onnodig op kosten gejaagd daar het gemiddelde slachtoffer niet zelf in staat is dit te beoordelen en derhalve een advocaat zal inschakelen teneinde dit voor hem/haar te laten beoordelen. Niet onvermeldenswaardig is dat ook beklaagden onnodig lang in onzekerheid verkeren over de vraag nu wel of niet tot vervolging zal worden overgegaan. Indien wel tot vervolging wordt overgegaan heeft het slachtoffer krachtens diverse artikelen uit het Wetboek van Strafrecht overigens wel recht op afschrift van bepaalde stukken uit het dossier teneinde zijn/haar vordering benadeelde partij nader te kunnen onderbouwen. Niet volgehouden kan worden dat juist bij de sepotgrond onvoldoende wettig en/of overtuigend bewijs sprake is van een contra indicatie voor het verstrekken van de stukken. Dit zou juist eerder een indicatie moeten zijn de stukken wel te verstrekken indien overwogen wordt over te gaan tot het indienen van een klacht ex art. 12 Sv. Eiseressen wijzen er daarbij op dat er ex art. 9 lid 1, tweede volzin juncto art. 39f lid 2 sub b WJSG voorwaarden kunnen worden verbonden aan verstrekking van de stukken, bijvoorbeeld dat deze enkel mogen worden gebruikt voor de beoordeling of een artikel 12 Sv procedure aanhangig wordt gemaakt en de procedure zelve. Ook zou als voorwaarde kunnen worden gesteld dat enkel een advocaat afschrift van de stukken kan krijgen, waarbij die advocaat dan geen tot personen herleidbare gegevens aan zijn cliënt zou mogen verstrekken. Uitspraak van de Hoge Raad d.d. 21 december 2007. Bij brief van 25 augustus 2008 (productie 4) vult de Officier haar argumentatie voor de weigering afschrift danwel inzage te verstrekken nader aan. Aldaar stelt zij dat het haar op basis van de Wet Justitiële en Strafvorderlijke Gegevens niet zou zijn toegestaan afschrift van het dossier te verstrekken. Zij beroept zich daarbij tevens op de uitspraak van de Hoge Raad d.d. 21 december 2007. In die uitspraak overwoog de Hoge Raad in r.o. 3.2 onder meer: “Dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen afgifte of teruggave,” daarvan is in casu echter geen sprake.
19“Artikel
12 Sv”, Prinsengracht Reeks 2004 2, S.J.A.M. van Gend & G.J. Visser (red.), 2004 Ars Aequi Libri, Nijmegen, pp. 56-57.
20080350 in behandeling bij mrs. Richard A. Korver & Anneliek P. Hendriks pag. 12 van 14
Verder werd in r.o. 3.2 overwogen: “ICS derde is als bedoeld in art. 39e e.v. van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (verder: Wjsg) en in verband met het voeren van een civiele procedure over schade die het gevolg is van strafbare feiten, een zwaarwegend algemeen belang heeft in de zin van art. 39f lid 1 Wjsg” Eiseressen concluderen hieruit dat eiseres sub 1 en meer in het algemeen slachtoffers van een misdrijf die daardoor schade hebben geleden, eveneens een zwaarwegend algemeen belang heeft c.q. hebben in de zin van art. 39f lid 1 WJSG. Voorts overweegt de Hoge Raad: “Omdat naar het - in cassatie op dit punt niet bestreden - oordeel van het hof de Staat niet verplicht kan worden op grond van art. 843a Rv. gegevens te verstrekken die hij ingevolge de Wjsg niet mag verstrekken, is de vordering niet op grond van deze laatste bepaling toewijsbaar”. Ten onrechte trekt de Officier van Justitie hieruit de conclusie dat een verzoek gebaseerd op art. 843aRv en artikel 6 EVRM eveneens niet toewijsbaar zouden zijn. Voornoemde overweging geeft immers slechts aan dat die overweging, van het Hof, in cassatie niet is bestreden zodat de Hoge Raad zich daar niet over uitlaat. Daarnaast heeft het Hof zich helemaal niet uitgelaten over artikel 6 EVRM, laat staan dat de Hoge Raad zulks heeft gedaan. Eiseressen handhaven dan ook nadrukkelijk al hetgeen zij omtrent de exhibitieplicht als een van de grondslagen van hun vordering hebben gesteld. De Hoge Raad overwoog, eveneens onder r.o. 3.2: “het College van procureurs-generaal (hierna: het College), dat in art. 39a Wjsg als "de verantwoordelijke" is aangewezen, de mate van schending van privacy die door verstrekking van de gegevens optreedt, moet afwegen tegen het belang van ICS bij het verkrijgen van de gegevens, en (iv) het College in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat dit belang niet opweegt tegen de daardoor veroorzaakte schending van de privacy” Eiseressen volgen de Hoge Raad in haar gedachtegang dat het college van PG voornoemde afweging dient te maken op basis van de WJSG, doch menen dat die afweging in casu in het voordeel van eiseres sub 1 en meer in het algemeen in het voordeel van slachtoffers van misdrijven zou moeten uitvallen. De Officier van Justitie gaat ten onrechte voorbij aan art. 39 lid 1 sub f WJSG. Dit artikel stelt dat het college van PG wel degelijk over kan gaan tot het verstrekken van gegevens aan personen of instanties met als doel het verlenen van hulp aan slachtoffers en anderen die bij een strafbaar feit betrokken zijn. Het slachtoffer heeft in casu (en overigens ook in het algemeen) die hulp nodig en heeft bovendien een zwaarwegend en algemeen belang. Niet alleen op de gronden voornoemd, maar ook op grond van het feit dat zij ernstig beschadigd is in haar vertrouwen. Dit zowel ten aanzien van politie en justitie, als ten aanzien van de verdachte.
20080350 in behandeling bij mrs. Richard A. Korver & Anneliek P. Hendriks pag. 13 van 14
Dat vertrouwen zou hersteld kunnen worden indien na bestudering van het dossier blijkt dat de Officier van Justitie een terechte beslissing heeft genomen. Die mogelijkheid wordt eiseres sub 1 thans onthouden. Zij kan misschien inzage krijgen in het dossier als de artikel 12 Sv procedure daadwerkelijk wordt gestart. Zij wordt gedwongen daar thans reeds een aanvang mee te maken hetgeen niet alleen financieel maar ook emotioneel belastend is. Daarnaast behoeft eiseres sub 1 (en meer in het algemeen ieder slachtoffer dat overweegt gebruik te maken van zijn/haar beklagrecht ex art. 12 Sv ) afschrift danwel inzage van het dossier, immers bij het indienen van een klaagschrift moeten voldoende feiten worden gesteld. Deze voorwaarde lijkt noodzakelijk in verband met het verslag dat de Advocaat-Generaal conform art. 12a lid 2 Sv naar aanleiding van de klaagschriftuur uitbrengt, zo is de communis opinio in de doctrine20. Door het voorgaande is sprake van de uitoefening en vaststelling van een recht als bedoeld in artikel 39f lid 2 sub a WJSG, hetgeen in casu een recht op afschrift creëert, of althans een situatie schept waarin gedaagde in redelijkheid niet tot haar afwijzing had kunnen komen. Indien er vrees zou bestaan voor de schending van de privacy van de verdachte en/of andere betrokkenen kunnen bepaalde stukken eenvoudigweg worden geanonimiseerd zodat ook dit geen reden kan zijn voor weigering de stukken te verstrekken. Immers art. 39f lid 2 sub b WJSG biedt die mogelijkheid. Eiseressen menen dat zij met het voorgaande, en overigens met al hetgeen zij in deze dagvaarding hebben aangevoerd ,hebben aangetoond dat het verweer van gedaagde als verwoord in de brieven van de Officier van justitie niet opgaat en daarmee het verweer van gedaagde afdoende hebben weerlegd. MOGELIJK VERWEER EN WEERLEGGING DAARVAN: Voor zover gedaagde mocht gaan betogen dat Uw Rechtbank reeds eerder, te weten op 21 september 2004 in een soortgelijke kwestie negatief heeft beslist, welke uitspraak is gepubliceerd op rechtspraak.nl21, voeren eiseressen daaromtrent nog het navolgende aan. De raadsman in die zaak was mr. Richard A. Korver, die thans tevens eiseressen bijstaat. Het wezenlijke verschil tussen die zaak en de onderhavige is er enerzijds besloten dat in die zaak de artikel 12 Sv procedure reeds aanhangig was gemaakt en anderzijds de grondslag van de vordering destijds enkel het beroep op equality of arms besloeg, terwijl de grondslagen van de onderhavige vordering veel uitgebreider zijn. Juist omdat de vordering die thans wordt ingesteld met name ziet op het kunnen beoordelen van de haalbaarheid van een artikel 12 Sv procedure zijn deze twee zaken wezenlijk verschillend, noch daargelaten dat inmiddels niet alleen het maatschappelijk denken maar ook de jurisprudentie, met name van het Europese Hof zich verder heeft ontwikkeld en ook in de doctrine verbazing wordt uitgesproken over het feit dat advocaten niet veel vaker klagen over de ongelijke positie waarin zij komen te verkeren22. Zie Tekst en Commentaar Strafvordering, 7e druk, p 25, aantekening 1 b. LJN: AR2462, Rechtbank 's-Gravenhage , KG 04/1001 22 Vergelijk: “Artikel 12 Sv”, Prinsengracht Reeks 2004 2, S.J.A.M. van Gend & G.J. Visser (red.), 2004 Ars Aequi Libri, Nijmegen, p. 64. 20 21
20080350 in behandeling bij mrs. Richard A. Korver & Anneliek P. Hendriks pag. 14 van 14
VERZOEK OGENBLIKKELIJKE UITSPRAAK Gezien het feit dat een klaagschrift uiterlijk 7 november 2008 dient te worden ingediend verzoeken eiseressen de Voorzieningenrechter dringend nog op de dag van de mondelinge behandeling van dit Kort Geding, zijnde 6 november 2008, uitspraak te doen. EIS: Gedaagde bij vonnis, voor zover de wet dit toelaat, uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen: primair tot afgifte van afschrift van het complete strafdossier in de zaak van het seksueel misbruik van eiseres waarvan zij aangifte heeft gedaan bij de politie Hoogeveen, direct na bekendmaking van het door u in deze te wijzen vonnis; subsidiair tot afgifte van afschrift die stukken uit het strafdossier zoals U Edelachtbare Voorzieningenrechter in goede justitie zult vermenen behoren in de zaak van het seksueel misbruik van eiseres sub 1 waarvan zij aangifte heeft gedaan bij de politie Hoogeveen, binnen 4 uren – of een andere periode zoals U E.A. heer/Vrouwe Voorzieningenrechter in goede justitie zult vermenen te behoren, na bekendmaking van het door u in deze te wijzen vonnis; meer subsidiair tot inzage van het complete strafdossier in de zaak van het seksueel misbruik van eiseres waarvan zij aangifte heeft gedaan bij de politie Hoogeveen, direct na bekendmaking van het door u in deze te wijzen vonnis; uiterst subsidiair tot inzage van die stukken uit het strafdossier zoals U Edelachtbare Voorzieningenrechter in goede justitie zult vermenen behoren in de zaak van het seksueel misbruik van eiseres sub 1 waarvan zij aangifte heeft gedaan bij de politie Hoogeveen, binnen 4 uren – of een andere periode zoals U E.A. heer/Vrouwe Voorzieningenrechter in goede justitie zult vermenen te behoren, na bekendmaking van het door u in deze te wijzen vonnis. een en ander met verwijzing van gedaagde in de kosten van dit geding, het nasalaris van de procesadvocaat daarin begrepen; en uitvoerbaar op de minuut en op alle dagen en uren. Kosten exploot:
Deurwaarder DEZE ZAAK IS IN BEHANDELING BIJ MRS. KORVER & HENDRIKS VAN KORVER & VAN ESSEN ADVOCATEN LAWYERS TE AMSTERDAM, HERENGRACHT 499 (1017 BT) TE AMSTERDAM, BEREIKBAAR VIA 020-5357565.