MER-nieuws | Nummer 72 73 | April 2011 2010 December
Méér doen met minder Toetsen Inhoud
Siebevan Riedstra: is de markt die méér moet doen! Uiterwaarden: | NMIJ experimenteert met en contracten Raad State:Het De toets der toetsen | Heesseltsche het succes vanmoerassen de voortoets Hoe de N50 het simpel en compact houdt | A2 Passage Maastricht: winst in meerdere opzichten Kwaliteit in planstudieproducten | Kwaliteitstoets bij natte projecten krijgt vaste vorm ZEB: eenvoudig waar het kan, gedetailleerd waar het|moet | Nieuwe Tracéwet maakt besluitvorming sneller Coördinatie verkenningen en planstudies naar DVS Systeemgerichte Contractbeheersing A12 Ede – Grijsoord en beter | Programmatische Aanpak Stikstof trekt economie vlot | SWUNG | Juridisch denken en handelen Opleveringstoets: Veel geschreeuw en weinig wol? | Méér doen met minder Een kijkje over de grens
Siebe Riedstra: Het is de markt die méér moet doen! Minder geld uitgeven, méér doen met hetzelfde geld, danwel méér doen met minder mensen. Kan dat? Rijkswaterstaat streeft er al jaren naar en zoekt de oplossingen vooral buiten de deur: het is de markt die méér moet doen. Niet alleen uit efficiency-overwegingen, maar ook om producten met een hogere kwaliteit te krijgen en het werk slimmer te organiseren.
Een werkwijze waarbij Rijkswaterstaat zich permanent blijft ontwikkelen. Dat is noodzaak en dat gebeurt overal: bij de overheid, het bedrijfsleven en in elke succesvolle branche, stelt Siebe Riedstra Secretaris-Generaal van het nieuwe Ministerie van IenM. Hoe ziet hij de ontwikkelingen in de organisatie? Hoe typeert u het werk van Rijkswaterstaat van dit moment? Rijkswaterstaat is in de afgelopen vijf jaar een agentschap geworden en in die periode zijn we anders gaan werken. De resultaten zijn erg goed. Rijkswaterstaat scoorde in 2010 bijvoorbeeld geweldig als werkgever. Zowel aan de marktkant, de gebruikerskant als aan de medewerkerskant zijn er goede ontwikkelingen. Maar het is nooit klaar. Tegelijkertijd veranderen de maatschappij en de problemen. Je moet je dus blijven ontwikkelen, anders hol je achteruit. Ons perspectief is 2015. Dan zouden de nieuwe ontwikkelingen bij het agentschap ook in de haarvaten van de organisatie moeten zitten. Wie er voorop loopt? Nee, dat zal ik niet zeggen. Hebben de medewerkers dit dan ook helder op hun netvlies? Begin 2010 heb ik alle diensten, inclusief staf bezocht. Mijn insteek was om medewerkers te horen, de mensen van de systeemgerichte contracten, de waterslagkrachtmensen. Allemaal. Mensen geven aan dat ze weten dat we op deze 2 | Rijkswaterstaat
manier moeten werken. Maar tegelijkertijd vinden ze het ook ingewikkeld. Het moet nog beter. Maar hoe? In de rapportages zie je dat sommige onderdelen voorop lopen en andere minder ver zijn. Dat is niet zo gek, want een verandering heb je niet in één dag klaar. In de planvorming wordt al veel samengewerkt met de markt. Hoe bouwen we dit verder uit? Je ziet dat veel onderzoeken al door de markt worden uitgevoerd, dit leidt tot een compactere overheid. Maar we moeten nog wel meer inzetten op financieringsconstructies als PPS (Publiek-private samenwerking) en DBFMcontracten (Design Build Finance Maintain). Marktpartijen zullen actiever betrokken moeten worden, slimmer, of integraler. We moeten gewoon nóg meer het gesprek aangaan, vooral als het gaat om financieringsconstructies. En ik vind het jammer dat PPS – waarbij juist banken en pensioenfondsen prima betrokken zouden kunnen worden – nog zo moeizaam verloopt. Dat uitbouwen staat hoog op onze agenda. Verder is belangrijk dat hoe meer we met de markt doen, hoe minder verschillen we moeten maken: je kunt een contract niet op zes verschillende manieren in de markt zetten. Uniformiteit en steeds betere kwaliteit zijn belangrijk. Lenen alle projecten zich voor marktbenadering? Als we een eenvoudig traject doen van A naar B dan is dat een heel ander type ontwikkeling dan een planontwikkeling
Kunnen wij – met de markt aan zet - nog wel de meest publieksgerichte overheid blijven? Nou, je mag rustig stellen dat Rijkswaterstaat grote stappen heeft gezet. Zo was ik onlangs op de Westrandweg, waar alle contacten tussen overheden en burgers door de consortia zelf worden geregeld. En daar gaat het prima. Je ziet dat het omgevingsmanagement in toenemende mate door de markt ingevuld wordt. Ik denk dat bij DBFM- en PPSconstructies dit werk steeds meer naar de markt zal verschuiven. Tegelijkertijd is het belangrijk om ook zelf te blijven excelleren. Een mooi voorbeeld is Eindhoven, waar het werk zo is uitgevoerd dat de omgeving er zo min mogelijk last van ondervond. Dat betekent flexibel zijn en omgevingsfactoren benutten. En het betekent dat je het in contracten goed moet opnemen. De markt kan het steeds beter. Als wij het vragen zullen zij het aanbieden. Blijft er voldoende kennis binnen boord? Als eerste moet je als goed opdrachtgever de kennis ontwikkelen die past bij de huidige contracten. Bestekken controleren doen we allang niet meer. Verder moeten we niet alleen ónze kennis ontwikkelen, maar ook de kennis aan de marktkant, we moeten onze kennis delen. Laatst heb ik bijvoorbeeld oorkondes uitgedeeld aan de rijksprojectenacademie. Het gaat het daar om dat ook kennis, attitude en vaardigheden met de bouwwereld worden gedeeld. Het belang van permanent bijscholen heb ik benadrukt. Daar waar je de kennis niet hebt of kennis verouderd is hebben wij zelf ook de opdracht om de kennisbasis op orde te houden en de juiste kennis te ontwikkelen. Een mooi voorbeeld daarvan is de samenwerking van Dienst Verkeer en Scheepvaart (DVS) met TNO en de TU Delft over verkeersmanagement. Waar valt er volgens u nog veel te winnen? Het is helder dat dit kabinet kiest voor een compacte overheid. De vraag is dan ook, of wij iets wel of niet moeten doen? Misschien moeten anderen maar het initiatief nemen om een probleem op te lossen. Andere overheden, burgers en bedrijven zullen vaker het karretje moeten trekken om iets gerealiseerd te krijgen. Maar sommige ontwikkelingen zullen ook bij de overheid weggaan door de ontwikkelingen van techniek. Bijvoorbeeld reis- en verkeersinformatie zal op termijn helemaal worden gedekt door ‘in car’ informatie. Zowel voor wegen als voor vaarwegen. Alleen weten we niet wanneer. Daar komt dan geen overheid in uitvoerende zin meer aan te pas.
PPS in het regeerakkoord In het regeerakkoord wordt als volgt ingezet op publiek-private samenwerking: Bij de aanleg en het onderhoud van de infrastructuur van wegen en openbaar vervoer worden meer voordelen bereikt door het aangaan van nauwere samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven. • Er start landelijk een groot aantal publiek-private infrastructuurprojecten. • De regel dat publiek-private samenwerking in een keer ten laste van de begroting komt, wordt bezien. • Aanleg en gebruik van additionele infrastructuur, zoals supersnelwegen, kunnen worden gefinancierd door investeringen van bijvoorbeeld pensioenfondsen en tolheffing. Er komt geen tolheffing voor het gewone wegennet.
Is het samenvoegen van de voormalige ministeries VROM en VenW een kans? Samenvoegen betekent in ieder geval voor RWS dat aspecten van ruimte en milieu van meet af aan binnen één ministerie blijven en op uitvoering georganiseerd zijn. Vroeger waren VROM en VenW samen Bevoegd Gezag. Nu is er nog één BG. Alles binnen dezelfde organisatie. Nee, geen eigen vlees keuren, maar een kwestie van checks en balances. Het betekent dat waar je ook werkt binnen IenM - of het nou uitvoering, toezicht of beleid is – van meet af aan aandacht moet zijn voor milieu, ruimte en markwerking. Dat geeft niet alleen meer efficiency, maar vooral ook meer kwaliteit. foto: Rijkswaterstaat
rondom Almere. Een voorbeeld van hoe moeizaam het kan gaan is de westelijke oeververbinding rondom Rotterdam. De intenties zijn er wel om de markt vroeg in te schakelen, maar het valt niet mee. Dat komt ook doordat niet altijd helder is wat we van de markt moeten verwachten.
Méér doen met minder mensen | 3
foto: Rijkswaterstaat
4 | Rijkswaterstaat
NMIJ experimenteert met moerassen en contracten Tot 2015 werkt RWS aan een advies voor een ecologisch bestendig systeem voor het Natuurlijker Markermeer IJmeer (NMIJ). Maar eigenlijk is het de markt die het werk doet. Via Managing Contracting (MC) is het werk - inclusief realisatie - volledig overgedragen aan een ingenieursbureau. Een vergaande contractvorm waarbij RWS nauwelijks nog iets hoeft te doen. “We zijn wel koplopers, maar we merken dat we ook de kinderziektes hebben,” stelt Projectmanager Vera van Engen van RWS IJsselmeergebied. Kortom, een project om van te leren. Voor het Markermeer- IJmeer is in 2009 een toekomstbeeld opgesteld. Hierin zijn verschillende maatregelen verwoord om de ecologie een impuls te geven. Het project Markermeer-IJmeer is een onderzoeksprogramma, waarmee via (onder andere) veldexperimenten aangetoond moet worden in hoeverre de beoogde maatregelen uit het toekomstbeeld effectief zijn. Op grond van het advies NMIJ zou dan uiterlijk in 2015 onderbouwde besluitvorming plaatsvinden. Een voorbeeld van een veldexperiment is de pilot ‘moeras’. Omgevingsmanager Rob Termaat legt uit: “We willen minder slib in het Markermeer en meer land/waterovergangen. Een moeras van 4000 ha in het Markermeer is een voorgestelde oplossing. Maar we beginnen niet met een grootschalige ingreep. Eerst willen we toetsen voordat we los gaan. Daarom voeren we nu eerst op relatief kleine schaal experimenten uit om de effectiviteit van de voorgenomen grootschalige maatregel vooraf te toetsen en een goede aanlegstrategie te vinden.” Naast veldexperimenten is de manier van uitbesteding zelf ook een experiment. Het werk is middels Managing Contracting (MC) uitbesteed aan een ingenieursbureau. Ten opzichte van de gangbare DBF-contracten (Design Build en Finance) is het verschil dat naast de bureaustudies, de experimenten en de aanbestedingsvoorbereiding ook de realisatie mee is uitbesteed. Binnen RWS zijn wel alle vijf IPM-rollen (Integraal Project Management) ingevuld, zij het met minimale inzet om het werk van de MC te
kunnen begeleiden via Systeemgerichte Contract Beheersing (SCB). Daaraan gespiegeld zit er een uitgebreid team bij het ingenieursbureau dat het werk doet en dat helemaal werkt volgens IPM. Aan het doel om al het werk bij het ingenieursbureau neer te leggen kleven wel praktische bezwaren. Rob Termaat: “Het feitelijk aanbesteden moeten we zelf blijven doen, omdat de financiële risico’s voor het ingenieursbureau niet te dragen waren. Wel bereiden zij de hele aanbesteding grondig voor, inclusief het toetsen van de uitvoering door de uiteindelijke aannemer.” Ook aan het uit handen geven van de contacten met de omgeving (omgevingsmanagement) kleven in de praktijk bezwaren. Rob is als RWS-er nadrukkelijk aanwezig bij de gesprekken met bestuurders: “Ik zie mezelf als het smeermiddel tussen het omgevingsmanagement van de MC en de omgeving.” Ook Vera ziet het relaties opbouwen met de omgeving nog als een belangrijke taak voor RWS. “Ingenieursbureaus komen en gaan, maar wij als RWS komen dezelfde watersportvereniging in meerdere projecten tegen. Wij worden daar wel op afgerekend en het ingenieursbureau niet. Zij hebben andere drijfveren en wij moeten wel méér dan hen naar de grote lijnen kijken.” Het is dan ook de vraag om via NMIJ te toetsen hoe omgevingsmanagement het best kan worden vormgegeven en welke taken bij de overheid moeten blijven liggen en welke taken aan de markt kunnen Méér doen met minde | 5
worden overgelaten. NMIJ moet dus op meerder vlakken nieuwe inzichten gaan opleveren. Zowel voor de uitvoering als voor de werkwijze van RWS. Puzzelstukjes Secretaris-Generaal Siebe Riedstra stelt elders in dit nummer dat de markt veel meer zou moeten doen, ook naar de omgeving. Vera constateert echter dat als het gaat om bestuurlijke gevoeligheden en communicatiestrategieën van de overheid de ingenieursbureaus daarvoor nog niet het gevoel hebben. “Maar ook de zichtbaarheid van de overheid is nog steeds een issue. Ik wil niet zeggen dat een ingenieursbureau het niet zou kunnen. Maar in ons geval is dat wel de beperking waar we tegenaan lopen. Wij als overheid zitten veel meer op het proces/totaal overzicht dan zij. Het ingenieursbureau is vanuit het verleden goed in de productie, het maken van de puzzelstukjes, maar ze verwachten van de opdrachtgever dat deze de puzzel maakt, terwijl wij eigenlijk al verwachten dat de markt dat al kan. Helaas blijkt die puzzel soms nog te moeilijk.” Niet ontzorgen Rob merkt dat het soms ook een kwestie van interpretatie is. “Ik riep bijvoorbeeld in het begin dat wij willen dat zij ons ‘ontzorgen’. Ik dacht daarmee de boodschap duidelijk te maken. Maar het ´ontzorgen´ bracht ons juist zorgen. Zij interpreteerden dat wij vooral niet gebeld mochten worden als zij ergens tegenaan liepen. Hadden ze dat maar meer gedaan, want wij raakten de binding met het project kwijt, maar werden ondertussen wel gebeld door de omgeving. Die term hebben we maar snel weer geschrapt
6 | Rijkswaterstaat
en we hebben aangegeven dat we wel willen weten wat er speelt. Zo blijft het een kwestie van zoeken naar de goed vorm van samenwerken.” Ook het schrijven van het uitvoeringscontract loopt in de startfase nog niet echt gesmeerd. Rob: “Het bureau zou volgens afspraak het contract voor de moerasaanleg moeten maken, we vragen namelijk het hele deel van inkoopplan tot realisatie. Dat proces hebben ze nog niet goed in de vingers.” Achteraf hadden we dat misschien ook niet mogen verwachten aangezien het bureau zich de processen van RWS volledig eigen moet maken. Dit blijkt meer tijd en overleg te vergen dan aanvankelijk was aangenomen. We hebben er alle vertrouwen in dat dit aspect binnen de MC-constructie op termijn veel beter zal gaan lopen.” Ook Vera beaamt dat op onderdelen zaken nog niet goed lopen. “Zij willen een ontwerp maken en dat aan de omgeving presenteren, maar wij willen dat ze de inbreng van de omgeving alvast meenemen in het gemaakte product.” Of een dergelijke uitgebreide opgave op termijn weer bij de markt neergelegd kan worden is gelet op de gesignaleerde aandachtspunten volgens hen nog spannend. Vera: “Dat zal dan de komende jaren nog ontwikkeld moeten worden. Wij zien het nu nog niet, maar eerlijkheidshalve moet ik wel zeggen dat wij 10 jaar geleden ook niet hadden kunnen denken dat de markt raad zou weten met de huidige contractvormen. En dat is nu gesneden koek, vooral binnen droge projecten en grote infraprojecten. Wij zullen duidelijker onze verwachting uit moeten spreken dat de markt het hele proces op moet gaan pakken.” Aan de andere kant stelt Vera dat er inderdaad wel heel
foto: Rijkswaterstaat
Meer informatie
weinig RWS-mensen nodig zijn om het project gaande te houden. En nu investeren is straks rendement, hoopt ze. “We hebben een gigaklus voor de komende zes jaar uitbesteed. Dat betekent dat dingen die nu misschien nog niet goed gaan straks beter lopen, omdat we met elkaar in het schuitje zitten. Een gewenningsperiode mag, zal ik maar zeggen.” Tevreden is ze over de grote betrokkenheid en de technische inhoud. “Echt prima. Maar dat deden ze al jaren goed. Wat wij beter moeten doen is uitleggen hoe de processen binnen RWS lopen. Voor ons is het vanzelfsprekend dat memo´s via bepaalde kanalen naar de opdrachtgever gaan. Maar voor een externe is dat geen gesneden koek.” Terugkijkend op een jaar gemengde gevoelens blijkt dat de efficiëntie nog niet groot is. “Maar de inzet en de wil is er wel. Als wij maar blijven communiceren en elkaar proberen te begrijpen dan kan flink verbeteren.” Rob vindt het wel een geweldige leerervaring, helaas zonder extra leergeld en leertijd. “Ik hoop dat ons budget en planning niet te veel deuken oploopt.” Zowel Vera als Rob zijn onder de indruk van de durf van het ingenieursbureau om – ondanks de aanloopproblemen - voor deze nieuwe aanpak te gaan.
Vera van Engen (RDIJ),
[email protected], tel. 0623225289, Rob Termaat (RDIJ),
[email protected], tel. 0651367598
“Slechts 3 van de 11 contractpartijen schreven in. Binnen RWS zouden meer projecten van deze aanpak kunnen leren. Kom gerust bij ons langs voor tips mocht je een dergelijke contractvorm overwegen,” nodigt Vera uit.
Titel van de publicatie | 7
Hoe de N50 het simpel en compact houdt Bij de verkenning N50 tussen Emmeloord en Ens is slechts één hoofdoplossing denkbaar. Bovendien liggen er al studies en zorgt de provincie met de vrijgevallen Zuiderzeelijngelden voor realisatiegeld. “Wat we nu nog nodig hebben is een snelle voorkeursbeslissing en dan kunnen we snel aan de slag met de planuitwerking,” stelt Herman Roem van DG-Mo. Hoe houden we een eenvoudig project simpel en compact?
Vergeleken met andere infrastructuurprojecten is de N50 Emmeloord – Ens een tamelijk klein wegenproject. Het gaat om een ombouw van 6,5 km weg van 2x1 naar 2x2 rijstroken. In 2006 en 2007 zijn alle studies al verricht, maar toen ontbrak het geld voor de uitvoering. Nu de provincie Flevoland 16,5 miljoen euro beschikbaar heeft gesteld staat niets meer de verbreding in de weg. Een snelle procedure is hier dus op z’n plek. Maar hoe? De nieuwe Tracéwet biedt de mogelijkheid van een fast lane verkenning, oftewel een verkenningenprocedure die direct naar een planuitwerking toewerkt. Herman Roem: “De fast lane verkenning leent zich bij uitstek voor projecten waar logischerwijze maar één oplossing denkbaar is. Maar omdat de nieuwe Tracéwet nog niet geldt, hebben we gekozen voor een tussenvorm. We gebruiken de mogelijkheden in de huidige procedure om ontbrekende onderdelen te repareren. In ons geval betekent dit vooral dat we de omgeving consulteren. Daarmee hopen we tijd te winnen in de planuitwerking.” Een cruciaal onderdeel van de verkenning is de (brede) inspraak. Deze startte in februari met twee participatieavonden. Daar kwamen een paar vragen aan de orde over de wegverdubbeling. Bijvoorbeeld, moet een bepaalde aansluiting komen te vervallen of juist ook geschikt worden voor autoverkeer vanuit Emmeloord richting Ens? Kunnen de huidige verkeerslichten blijven staan of moet er een ongelijkvloerse kruising komen? Dit soort vragen 8 | Rijkswaterstaat
worden in de verkenning aangekaart. “We laten de bestuurlijke omgeving, belangengroepen en andere betrokkenen meepraten over hoe het voorkeursalternatief ingevuld zou moeten worden,” vertelt Herman. In deze fase is nog veel bespreekbaar. “Dus willen we ook graag praten met de omgeving.” Tweerichtingsverkeer De participatie-avonden, die door de provincie zijn opgezet als invulling van de methodiek uit Sneller & Beter hadden het karakter van tweerichtingsverkeer. “Het is dus niet alleen een informatieavond, waar de overheid vertelt hoe het gaat worden.” Het leidde tot constructieve bijeenkomsten, waarin vooral veel ruimte was voor vragen. “Soms kun je geen antwoorden geven, bijvoorbeeld op het niveau van boutjes en moertjes, maar ook dat kun je uitleggen. Het leverde ook boeiende gesprekken op met burgers over waarom varianten niet in beeld zijn. In dit stadium kunnen we dit gefundeerd uitleggen en nog luisteren naar alle argumenten. We zouden zelfs nog terug kunnen naar onze opdrachtgever als de participatie daartoe aanleiding geeft. Maar dat was niet het geval. Wat we merken is dat onze aanpak wordt geaccepteerd. Men voelt zich erkend.” Herman Roem vindt de N50 Emmeloord – Ens een mooi voorbeeld waar meer gedaan wordt met minder: een supersnelle verkenning waar goed gebruik wordt gemaakt
Snel naar een voorkeursoplossing N50 Emmeloord Ens
van huiswerk uit het verleden. Zelf is hij vanuit DGMo bij het project betrokken en Tim Schiereck vanuit de regionale dienst van Rijkswaterstaat“De provincie Flevoland doet het uitvoerende werk van de verkenning. Het wordt aan de provincie overgelaten; mede omdat Rijkwaterstaat op korte termijn zelf de menskracht niet in huis had, maar ook omdat de provincie zelf het geld beschikbaar stelt”, stelt Herman. Wel blijft DG-Mo verantwoordelijk voor de verkenning. De bestuurlijke keuzes worden door de minister gemaakt. Dat betekent dat Herman nadrukkelijk bij de overleggen betrokken blijft. “Wij blijven de kaders aangeven.”
In 2012 wordt het gedeelte van de N50 tussen Ens en Ramspol dubbelbaans met twee rijstroken in elke richting. Voor het aansluitende gedeelte tussen Ens en Emmeloord is 16,5 miljoen euro beschikbaar gekomen, o.a. vanuit de vrijgevallen middelen vanwege het niet doorgaan van de Zuiderzeelijn. Minister van Infrastructuur en Milieu Melanie Schultz van Haegen heeft de provincie gevraagd om een snelle verkenning naar de ombouw van de N50 tussen Emmeloord en Ens. De provincie voert de verkenning in opdracht van DG-Mo uit samen met Rijkswaterstaat en de gemeente Noordoostpolder. In april van dit jaar wordt de voorkeursoplossing verwacht en vervolgens wordt de planuitwerking in de zomer gestart.
Meer informatie Herman Roem, DGMo,
[email protected] tel. 06-1153 1399
foto: Rijkswaterstaat
Méér doen met minde | 9
A2 Passage Maastricht: winst in meerdere opzichten De vernieuwing van de A2 Passage en de directe omgeving in Maastricht is een opvallend project. Niet alleen vanwege de omvang en de locatie, maar ook door de innovatieve aanpak bij het aanbesteden. Via een concurrentiegerichte dialoog met een drietal geselecteerde consortia ontstond het plan de Groene Loper, een plan waarin veel aan de markt wordt overgelaten. Levert dat tijdswinst op en wat zijn de ervaringen tot nog toe? In het begin van de jaren ‘60 is de A2-passage in Maastricht als stadsboulevard aangelegd. Nu is het een flessenhals in de internationale rijksweg naar het zuiden. Omgeven door betonnen muren tegen geluidsoverlast vormt de A2 ook een barricade in de stad. Al begin jaren ‘80 onderzocht Rijkswaterstaat de mogelijkheden voor aanpassing van die stadsboulevard in de tracéstudie A2/E9 in en om Maastricht.
Jeroen Maas
Jeroen Maas werkt sinds 2004 voor het project A2 Passage Maastricht als manager planologie. “Ik ben vanuit Rijkswaterstaat Limburg gedetacheerd als een soort van omgevingsmanager. De aanpak A2 Passage Maastricht is in meerdere opzichten vernieuwend. In de Projectorganisatie A2 Maastricht werken Rijkswaterstaat, de Provincie Limburg en de gemeenten Maastricht en Meerssen samen aan een betere doorstroming, leefomgeving en bereikbaarheid van stad en regio. Rijk en regio werken fysiek samen op hetzelfde projectbureau, dat is uniek en levert voordelen op in termen van draagvlak en efficiency. En dan was er ook de gecombineerde aanpak van tracéwet, bestemmingsplan- en aanbestedingsprocedure. Door het totaaltraject van zowel planvorming als realisatie bij de markt neer te leggen, hebben we niet alleen verantwoordelijkheden overgedragen, maar zijn ook slimme oplossingen ontstaan.” Zo ontstond het plan de Groene Loper, het consortium Strukton en Ballast Nedam kreeg in 2009 de opdracht het plan uit te werken in een Ontwerp-Tracébesluit, milieueffectrapport en in Ontwerp-Bestemmingsplannen. In de eerste fase van de m.e.r.-procedure werd trouwens al in 2005, in de geest van Sneller & Beter, vergeleken op een passend detailniveau. Dat trechteren leidde tot het voorkeursalternatief: ondertunneling van de N2, in combinatie met uitgebreide gebiedsontwikkeling. Maas: “we hebben op een innovatieve manier aanbesteed. De kwaliteit van het plan is echt hoger dan normaal.
10 | Rijkswaterstaat
Bron:Projectbureau A2 Maastricht
Meer informatie Jeroen Maas, projectbureau A2, tel: 043-3516313,
[email protected]
De plannen van de drie strijdende consortia werden tijdens de aanbestedingsprocedure publiekelijk gepresenteerd aan de omgeving. Ook is er duidelijkheid over financiële risico’s en mogelijkheden. Het gaat per slot van rekening om heel veel geld en dan speelt toch het dilemma van zekerheid een rol. Krijg ik wel een gunbaar plan? Stel dat je tijdens de realisatie meer geluidschermen moet plaatsen dan voorzien, dan levert dat vertraging op en een enorme kostenpost. Dat wil je van te voren uitsluiten. De accenten in het project liggen nu vooral bij de aansturing van de aannemer. Door de ‘hardheid’ van het contract zijn tot nu toe alle deadlines gehaald, dat is redelijk uniek en levert tijdswinst op.” Tijdwinst Het project A2 Passage Maastricht valt onder de Crisis- en herstelwet. Dit betekent ondermeer dat het niet meer verplicht is de commissie m.e.r. te raadplegen of een meest milieuvriendelijk alternatief (MMA) op te stellen. In het milieueffectrapport (MER) worden alleen de effecten van het plan vergeleken met als er niets gebeurt in 2026 (de autonome situatie). Eind vorig jaar werd het Tracébesluit vastgesteld en eind 2016 moet de tunnel klaar zijn. Bedoeling is dat 10 jaar later het hele project, inclusief nieuwe gebouwen bovengronds, is afgerond. Door het vernieuwende karakter van dit project, ontvangt de projectorganisatie Europese subsidie uit het TEN fonds (Trans European Network).
Is er achteraf gezien nu echt tijdswinst geboekt? Maas: “ja en nee, we hebben 4 jaar nodig gehad om van van het voorkeursalternatief in 2006 naar een Tracébesluit te komen. Dat is misschien langer dan normaal. Maar we hebben nu wel een plan dat de eindstreep ook haalt. Sterker nog, zonder marktpartijen hadden we denk ik helemaal geen Tracébesluit gehad. Er liggen nu 21 beroepen en de voorzichtige inschatting is dat deze beroepen de toets van kritiek van de Raad van State wel kunnen doorstaan. Per saldo hebben we dus tijdswinst. De voorbereidende werkzaamheden zijn al gestart! Heeft het minder menskracht gekost? Dat denk ik uiteindelijk niet. De kwaliteit van je team moet hoog zijn. Je moet een stevige sparringpartner van de aannemer zijn. Als je het plan de Groene Loper vergelijkt met het oorspronkelijke plan van Rijkswaterstaat, dan kan je niet anders concluderen dan dat de kwaliteit van het plan vele malen hoger ligt. We hebben kennis kunnen gebruiken die we binnen Rijkswaterstaat niet hebben. Andere projecten kijken nu wat ze van onze aanpak kunnen leren, zoals de A6/A9 en de Zuidelijke Ringweg Groningen. Die zijn allemaal bij ons in het Informatiecentrum geweest om hun licht op te steken. Eigenlijk hoop ik dat er nog meer vergelijkbare projecten komen zoals in Maastricht, wie weet kan ik daar nog een rol in spelen.” Méér doen met minder mensen | 11
ZEB: eenvoudig waar het kan, gedetailleerd waar het moet Effectberekeningen in planstudies leidden vaak tot veel vertragingen in de planstudies. De Commissie Elverding pleitte voor berekeningen met minder variabelen, meer kengetallen en vuistregels. Op het niveau van beoordeling moet niet meer onderzocht worden dan noodzakelijk is voor de besluitvorming in die fase. De Dienst Verkeer en Scheepvaart (DVS) kreeg de opdracht Zinvolle Effectbepaling (ZEB) nader uit te werken.
Werenfried Spit (DVS) was o.a. betrokken bij ZEB voor lucht. “Voor lucht werkt het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) al twee jaar. Voor projecten die in het NSL zijn opgenomen, vervalt de individuele toetsing aan de luchtkwaliteitsnormen. In zeef 1 voldoen NSL gegevens. Voor geluid heb je naar analogie van NSL, Schwung (Samen werken aan de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid) dat in de loop van 2011 van kracht wordt. Verheldering leidt tot versimpeling. In het begin van een verkenning gaat het over vragen op hoofdlijnen beantwoorden en meer uniformiteit van de gegevens. Zinvolle Effectbepaling verbetert het besluitvormingsproces, kost minder werk en dus minder geld.”
Bas Turpijn (DVS) was verantwoordelijk voor ZEB Verkeer. Turpijn: ”De centrale vraag was hoe we de onderzoekslast konden verminderen. De verkenning nieuwe stijl kent twee beslis- oftewel zeefmomenten. Zeef 1 levert 3 of 4 meest kansrijke oplossingen op. In zeef 2 trechter je naar een voorkeursalternatief. In zeef 1 zijn berekeningen met het verkeersmodel NRM (Nederlands Regionaal Model) nog niet nodig. Het is eenvoudiger en sneller om gebruik te maken van beschikbare prognoses en toekomstbeelden. In zeef 1 voldoen ‘expert judgments’ en quick scan tools. Pas in zeef 2 ga je rekenen met het verkeersmodel NRM. ZEB draait om de vraag hoe je een longlist van alternatieven goed én efficiënt met elkaar kunt vergelijken. In de praktijk vraagt dat om een andere manier van werken. De verleiding is groot om zeef 2 naar voren te halen en maar vast te gaan rekenen. Heb maar eens het lef om een eenvoudig proces te doorlopen.” 12 | Rijkswaterstaat
Bas Hoogeboom (DGMO) ziet voor zinvolle effectbepaling natuur nog wel wat obstakels. “Bij natuur is het toetskader vaak heel onduidelijk. Om zekerheid te creëren is de verleiding groot om veel aspecten te berekenen. Maar niet alles kan en hoeft onderzocht te worden, zeker niet in zeef 1. OOk wordt al snel een plan-m.e.r. ingezet uit angst om iets over het hoofd te zien. Voor begin 2010 treedt de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) in werking. Net zoals bij het NSL vervalt dan de individuele toetsing voor de effecten van stikstof.”
Meer informatie Bas Turpijn:
[email protected], Bas Hoogeboom:
[email protected], Werenfried Spit:
[email protected]
Nieuwe Tracéwet maakt besluitvorming sneller en beter De Tweede Kamer behandelt dit voorjaar een structurele wijziging van de Tracéwet. Een wetsvoorstel dat bedoeld is om de besluitvorming ook sneller en beter te maken voor onder andere wegenprojecten en voor aanleg of wijziging van spoorwegen en vaarwegen. Als het parlement instemt, draagt de Tracéwet eraan bij dat er meer gedaan kan worden met minder.
Méér aandacht dan voorheen gaat naar de gezamenlijke verkenning van het probleem en de mogelijke oplossingen. Tegelijkertijd kan dan met minder onderzoek en onzekerheid het voorkeursalternatief worden uitgewerkt in de planuitwerkingsfase. Het is ook nu al mogelijk om meer in de verkenningsfase te doen; maar de winst daarvan is beperkt omdat de huidige wetgeving daarop niet is berekend. De wetswijziging zorgt ervoor dat een goede verkenningsfase wettelijk strak wordt geregeld en de planuitwerking ook echt stabieler wordt. Dat draagt bij aan het verhelpen van trage besluitvorming die het gevolg was van onvoldoende goede verkenningen en instabiele planprocedures. Het wetsvoorstel implementeert het advies Sneller en Beter van de Commissie versnelling besluitvorming infrastructurele projecten (ook bekend als Commissie Elverding). Nieuw is bijvoorbeeld dat voor verkenningen met een structuurvisie, de regels voor die structuurvisie gestroomlijnd worden. Nu kent de Wet ruimtelijke ordening eisen voor een rijksstructuurvisies die niet op een soepele verkenning en
voorkeursbeslissing zijn berekend. Dat gaat schelen ten opzichte van de huidige situatie waarin het vooruitlopen op het wetsvoorstel wordt bemoeilijkt door die eisen. Het is moeilijk te voorspellen wanneer de wet in werking treedt, omdat de Kamers haar eigen agenda bepalen. Het parlement is nu dus aan zet. De verwachting is dat de behandeling door beide Kamers nog dit jaar wordt afgerond. Er is voorzien in soepel overgangsrecht. Als er vóór inwerkingtreding van de nieuwe wet al een aanvangsbeslissing op basis van de huidige Tracéwet is genomen, dan geldt het hoofdstuk over de nieuwe verkenningsfase, en de daaraan verbonden termijnen voor de planuitwerking nog niet voor dat project. Ook is geregeld dat de minister binnen een jaar na inwerkingtreding nog projecten kan aanwijzen waarvoor hetzelfde geldt, omdat de verkenning daarvan al zo ver is gevorderd, dat daarop de nieuwe regels tot averechtse gevolgen zouden leiden. In hoeverre projectleiders het beste kunnen anticiperen op de nieuwe wet binnen de grenzen van de huidige regels, zal per project moeten worden bekeken.
Programmabureau Verkenningen en planstudies en de CDR zullen een rol vervullen voor de implementatie van de nieuwe Tracéwet binnen RWS.
Meer informatie Olaf Kwast,
[email protected] HDJBZ, tel: 06-15879287
Méér doen met minder mensen | 13
Programmatische Aanpak Stikstof gaat economie vlot trekken Stikstof veroorzaakt schade aan natuurgebieden en bedreigt de biodiversiteit. Geen wonder dat stikstofdepositie een hot item is in planstudies. Aan de overheid de taak om de depositie drastisch omlaag te brengen en economische ontwikkelingen mogelijk te blijven maken. De Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) regelt voor Natura 2000-gebieden de aanpak van de stikstofproblemen. Wat betekent het voor de natuuraanpak in infrastructuurprojecten. De Programmatisch Aanpak Stikstof (PAS) is van toepassing op Natura 2000 gebieden, oftewel 166 gebieden die aan Europees beleid moeten voldoen. Probleemgebieden voor de instandhoudingsdoelstellingen uit Natura 2000 liggen o.a. in Noord-Brabant, Limburg, Gelderland, Overijssel en Drenthe. Als in deze gebieden geen maatregelen getroffen worden kunnen vergunningen voor nieuwe activiteiten nauwelijks nog worden afgegeven. Belangrijk gegeven is dat de PAS een wettelijke verankering heeft in de Crisis- en herstelwet. In deze wet zijn projecten genoemd die versneld mogelijk gemaakt moeten worden. Stikstofdepositie is het probleem van meerdere overheden en sectoren (landbouw, industrie, verkeer en vervoer). Samen werken zij aan de PAS en spreken hun bijdrage aan de oplossingen af. Stikstofdepositie is bij planstudies ook sterk onder de aandacht gekomen sinds het inzicht dat naast de landbouw als grootste veroorzaker (50 – 60 %) ook wegen 20 % van de totale stikstofbelasting veroorzaken. Bronbeleid heeft dus wel degelijk zin. Hiervoor zijn inmiddels internationale richtlijnen vastgesteld en afspraken gemaakt over o.a. schonere motoren. Tot 2020 zal er daarom een flinke reductie van stikstofuitstoot optreden door bestaand beleid in de verkeerssector. Extra maatregelen om de doelstellingen uit de PAS te halen moeten met name voortkomen uit de landbouw, zoals stalwassers en reinigingsinstallaties. De afspraken tussen 14 | Rijkswaterstaat
partijen over ieders grootte van de reductie van stikstof worden gebundeld in de PAS. Voor activiteiten die leiden tot significant negatief effect op Natura 2000-gebieden, kunnen volgens de Natuurbeschermingswet geen vergunningen worden gegeven. Dat is ook het geval bij activiteiten buiten de Natura 2000gebieden, waarvan de stikstofemissie wel terecht komt in de gebieden zelf. Het is de bedoeling om deze situatie met behulp van de PAS vlot te trekken. In de PAS wordt de ruimte aangegeven voor economische ontwikkeling. Deze ruimte wordt gebaseerd op de hoeveelheid stikstof die een natuurgebied aan kan om ecologisch nog goed te blijven functioneren. Indien nodig moeten extra maatregelen getroffen worden. Zodra de PAS van toepassing is – dat wil zeggen bij Natura 2000 gebieden – kan de stikstofparagraaf van het betreffende Natura 2000-gebied worden ingevuld. Nu is het zo dat bij elk MIRT-project afzonderlijk in MER, (Ontwerp) Tracébesluit en (Ontwerp)Wegaanpassingsbesluit geborgd moet worden dat er goed met Natura 2000 is omgegaan. Bij een mogelijk significant effect moet nu een Passende beoordeling gedaan worden. Voor de ontwikkelruimte en de ecologische onderbouwing (wordt naar verwachting vanaf 2012) verwezen naar de PAS.
Meer informatie Chrisjan Leermakers, DVS, tel. 06-21649941; Richard Jonker, tel. 06-15837323.
Zuurstofarm vennen zijn gevoelig voor stikstofdepositie: Achterlandse Veen, Dwingelderveld Foto: Alje Zandt
Schematische weergave hoe om te gaan met opgave in het Natura2000 gebied
Méér doen met minder mensen | 15
Samen Werken aan de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid (SWUNG) Het ziet er naar uit dat vanaf 1 januari 2012 SWUNG-1 de huidige Wet geluidhinder gaat vervangen. Naast meer eenvoud brengt SWUNG ook een flinke modernisering van de 30 jaar oude Wet geluidhinder. Zo wordt eindelijk afgerekend met enkele moeilijk uit te leggen zaken in de oude wet.
Wiebe Alberts van DVS heeft vanuit de uitvoeringskant geadviseerd over de invulling van de nieuwe wet. “Ik heb vooral gekeken naar de inhoud en dan met name of er mee te werken valt.” De basis is scheiding van verantwoordelijkheden, die terug wordt gelegd bij de bron. In de nieuwe wet wordt RWS alleen verantwoordelijk voor de geluidsproductie van verkeer op rijkswegen en niet meer voor de geluidsbelasting bij woningen. Deze scheiding loopt als rode draad door het nieuwe geluidbeleid.
In SWUNG wordt het geluidproductieplafond als nieuwe norm geïntroduceerd. Waar normen onder de huidige wet nog overal gelijk waren, is dat juist bij plafonds verschillend. Het is maar net hoeveel geluid het verkeer op de weg produceert op het moment dat de nieuwe wet van kracht wordt. Het plafond hoort bij de weg en heeft niets te maken met de omgeving waarin de weg ligt. Sterker nog: bij het naleven van de plafonds zijn woningen niet meer in beeld, deze vallen onder de verantwoordelijkheid van gemeenten. Een andere, grote verbetering is dat met de naleving van plafonds ook maatregelen nodig kunnen zijn op plekken waar dit onder de huidige wet niet werd gedaan. Een ander positief punt van de nieuwe wet is het efficiënt toepassen van geluidsmaatregelen. Volgens Wiebe Alberts wordt bij het saneren van geluidsknelpunten de trap van bovenaf schoon geveegd. De nieuwe wet biedt hiervoor betere mogelijkheden dan de huidige wet. De DVS zorgt voor de implementatie van de nieuwe wet en gaat adviseren over de latere toepassing. Volgens Wiebe Alberts zullen de feitelijke veranderingen door het hanteren van geluidsplafonds niet groot zijn. Wel zal de nieuwe aanpak veel akoestische onderzoeken onnodig maken. “Het is een vorm van deregulering. Met SWUNG is geluid overzichtelijker gemaakt. Het valt straks in een half uur uit te leggen en dat lukt me niet met de huidige wet.” Als de nieuwe geluidwetgeving van kracht is, hoeven geluidsonderzoeken niet altijd meer zo omvangrijk te zijn
16 | Rijkswaterstaat
Buizengeluidsscherm A2 De Hogt Bron: Van Campen Industries
Meer informatie
als onder de nu nog geldende wet. Maar bij lopende projecten wordt op de huidige voet verder gegaan. Er komt overgangsrecht waarin geregeld wordt welke projecten volgens de nieuwe wet gaan werken. Vanaf 1 januari 2012 wordt de nieuwe geluidwetgeving van kracht. Vanaf dat moment hoeven geluidsonderzoeken niet altijd meer zo omvangrijk te zijn als onder de huidige wet. Toch is wachten op de nieuwe wet volgens Wiebe Alberts zinloos. Beter is om in de overgangsperiode bij lopende projecten op de huidige voet verder te gaan.
Wiebe Alberts, DVS,
[email protected], tel: 06-10172081
Samen Werken aan de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid (SWUNG) SWUNG-1 gaat over geluid langs rijkswegen en spoorwegen. In de toekomst komt er ook een SWUNG-2, dat gaat vooral over provinciale en gemeentelijke wegen. Elementen uit SWUNG: • vereenvoudiging van de normen; • verbetering van de naleving; • versterking van het bronbeleid.
Méér doen met minder mensen | 17
Column Henk Gierveld Juridisch denken en handelen Bij alle IenM-projecten die in dit tijdschrift aan de orde komen zijn vele disciplines betrokken. Het zijn niet meer alleen ingenieurs en juristen als in de oude waterstaatstijd. Ingenieurs zijn techneuten, trots op hun vak. Laten niet na er op te wijzen dat in hun beroepsnaam het woord “genie” centraal staat en zien het bijvoeglijk naamwoord technisch-begaafd als een onlosmakelijk geheel.
Juristen zijn wat bescheidener ook al mogen ze zich zelfs meester in de rechten noemen als de studententijd voorbij is. Maar zij beroepen zich niet op hun titel, waarschijnlijk omdat ze weten na hoeveel bier en hoeveel studietijd dat papiertje is verkregen. En zijn ook voldoende van deze wereld om te beseffen dat zeggen dat je meester in de rechten bent ook betekent, dat je vindt dat je een ervaren automobilist bent zodra je je rijbewijs hebt gehaald. Het hele werkzame leven van een meester in de rechten zal dan ook in het teken staan van het te allen tijde juist jurist willen zijn, hetgeen iets zegt over de kwaliteit van het werk. Zelf werk ik bij een club hardcore “juristen” en het valt niet mee om je dag-in-dag-uit staande te houden in de beleids- en politieke wereld. Om nette juridisch verantwoorde wetteksten te maken, klinkende pleidooien te houden en gedegen juridische adviezen te schrijven waar ook iets mee gedaan wordt. Je wilt de verdediger zijn, die ondanks alle schijnbewegingen, altijd de bal in de gaten houdt om te voorkomen dat de tegenpartij kan scoren. Het kon dan ook niet uitblijven: het is een keer goed fout gegaan en om u te behoeden voor een zelfde fiasco, zie hier mijn verhaal. Ik kan het nu pas vertellen, omdat inmiddels alle slachtoffers van dit familiedrama zijn overleden. Mijn oudste dochter heeft in januari 2004 een vrouwtjes-cavia gekregen, die zij Dottie heeft genoemd. Jaloezie alom, want ook mijn tweede dochter wilde een cavia, liefst een mannetje, want dan komen er kleine caviaatjes van. We kwamen tot een compromis: Mijn tweede dochter kreeg ook een cavia maar het (of beter gezegd: zij) moest wel een vrouwtje zijn. 18 | Rijkswaterstaat
Uiteindelijk kregen wij in september bericht van de dierenhandel dat er een allerliefst caviavrouwtje was binnengekomen. En zo kwam het dat Hedwig bij Dottie in de kooi werd geplaatst. Het vrij grove postuur van Hedwig, het niet eenvoudig kunnen achterhalen van het geslacht op jonge leeftijd en haar buitengewoon agressieve gedrag baarden mijn vrouw en mij toch enige zorgen. Maar ondanks het feit dat mijn oudste dochter schouwbewegingen zag (paarden zijn nog meer haar ding) bleef het bij toenadering op afstand. Op 12 december was het zover. Mijn oudste dochter schreeuwde het uit, toen zij bemerkte dat er muizen in de kooi zaten. De schrik maakte plaats voor blijdschap (althans bij mijn dochters) toen werd geconstateerd dat dat geen muizen waren, maar … vier jonge caviaatjes. Aangezien caviamoeders al vrij snel na de geboorte weer vruchtbaar zijn, heb ik na raadpleging van de grotecavia.nl Hedwig in een andere kooi gezet. De kleintjes groeiden snel. Ik heb mijn beklag bij de dierenwinkel gedaan die echter Hedwig niet terug wilde nemen. Ik sprak over de levering van een gebrekkige zaak, het Burgerlijk Wetboek en verwees de dierenhandelaar naar wat relevante jurisprudentie. Het mocht allemaal niet baten. Uiteindelijk hebben we besloten om het zestal maar bij elkaar te houden en om, zodra de jonge cavia’s groot genoeg zijn, die een ander tehuis te geven en Hedwig te laten castreren, zodat hij (of beter gezegd: het) alsnog bij Dottie in de kooi kon. Met die ingreep zou - zo las ik op de website - het agressieve gedrag ook wel ingetoomd worden. Half januari zijn we naar de dierenarts gegaan om zeker te weten wat het geslacht was van Tuffy, Zwabbertje, Rakker en Vlekje. Ook
Meer informatie Henk Gierveld, HKJZ,
[email protected] tel. 070-3519023
Hedwig werd onderzocht om te zien of hij oud genoeg was voor de voorgenomen ingreep. De conclusie van de dierenarts was duidelijk: Hedwig kon niet gecastreerd worden, omdat hij (beter gezegd zij) een vrouwtje was. Ook al gaat het over cavia’s, ik heb als jurist een grote fout gemaakt. Doordat ik op basis van a) Dottie is een vrouwtje en b) er zijn vier caviaatjes geboren, simpelweg de conclusie heb getrokken dat Hedwig dus toch een mannetje was. Op dat moment had ik het hoofd koel moeten houden en alle mogelijkheden op een rijtje moeten zetten, waaronder de mogelijkheid dat Hedwig wel een vrouwtje was maar dan een reeds zwanger vrouwtje. Om bij de voetbalvergelijking te blijven. Ik heb verzaakt om naar de bal (wat bedoel ik nu te zeggen?) te blijven kijken en zodoende ben ik gepasseerd. De gevolgen waren ernstig: de “jurist” heeft ingegrepen in de natuur, door direkt na de geboorte van haar kinderen moeder Hedwig uit de kooi te halen met als gevolg dat tante Dottie voortdurend werd belaagd door vier hongerige cavia’s, die niet van haar waren.
Wie werkten mee aan dit nummer? MER-nieuws wordt gemaakt door het Tracé/m.e.r.-centrum bij DVS. Redactieraad: Krijn Drijvers (DNB) Alan Hoekstra (DI) Gerard Koot (DON) Ria van der Helm (WD) Bart Stolte (DVS) Josan Tielen (PDR)
Charlotte Defesche (PDPD) Hans Kila (DNB) Patricia Hol - (DuT) Henk van Mourik - DG Mo Leonie Zeestraten (PDPD)
Eindredactie: Bart Stolte (DVS) Communicatiebureau Geke Kiers
De moraal:
Tekst: Saskia Best, Redmond Communicatiebureau Geke Kiers
1) Wees te allen tijde jurist. 2) Neem nooit cavia”s. 3) Spreek in het bijzijn van vrouwelijke collega’s niet in termen van een gebrekkige zaak als het gaat om een zwangere cavia.
Opmaak en productie: Jubels B.V. Amsterdam www.jubels.nl
Ben benieuwd hoe de ingenieur had gehandeld.
Abonneren: www.tracemer.nl
Titel van de publicatie | 19
Een kijkje over de grens Het juninummer van MER-nieuws heeft een internationaal karakter. Van tijd tot tijd kijken we eens over onze (lands)grenzen. Hebben andere landen dezelfde problemen op te lossen? En welke oplossingen bedenkt men voor vergelijkbare problemen? Waar wordt goed samengewerkt. Natuurlijk is er ook weer aandacht voor grensoverschrijdende projecten. Bijzonder in dit verband is het eerste grensoverschrijdende ecoduct. Hoe gaat de uitwisseling tussen buurlanden? In nummer 73 besteden we aandacht aan de verschillen in modaliteiten: luchtvaart, spoor, vaarwegen, wegen. En daarmee komen we al snel weer in contact met onze buurlanden. Internationaal zijn we goed bezig?
Dit is een uitgave van
Rijkswaterstaat Kijk voor meer informatie op www.rijkswaterstaat.nl of bel 0800 - 8002 (ma t/m zo 06.00 - 22.30 uur, gratis) april 2011 | dvs0411ju023