TOETREDINGSOVEREENKOMST ONDERWIJS- en EXAMENREGLEMENT
ACADEMIEJAAR 2007 – 2008
I. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Algemene bepalingen Dit onderwijs- en examenreglement is opgesteld in uitvoering van de artikelen 76, 77, 78 en 79 van het decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen van 4 april 2003, hierna structuurdecreet genoemd, zoals gewijzigd, het bijzonder decreet betreffende de rechtspositieregeling van de student van 19 maart 2004, hierna participatiedecreet
genoemd,
het
decreet
op
de
studiefinanciering
en
studentenvoorzieningen van 30 april 2004 en artikels 70 en 71 van het decreet betreffende de flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen en houdende dringende hogeronderwijsmaatregelen van 30 april 2004, hierna flexibiliseringsdecreet genoemd, zoals gewijzigd. Dit onderwijs- en examenreglement is van toepassing op alle departementen die onder de bevoegdheid vallen van de raad van bestuur van de Hogeschool West-Vlaanderen. Dit onderwijs- en examenreglement is tevens de toetredingsovereenkomst van de Hogeschool West-Vlaanderen met alle abituriënten die zich registreren met het oog om zich als regelmatig student in te schrijven. Conform art. 76 van het structuurdecreet wordt dit onderwijs- en examenreglement vanaf haar goedkeuring en ten laatste vanaf het ogenblik van de inschrijving via www.howest.be te allen tijde raadpleegbaar. Als een student er uitdrukkelijk om vraagt wordt aan de student een papieren kopie overhandigd.. Bij inschrijving verklaart de student zich akkoord met deze toetredingsovereenkomst, zijnde het algemeen onderwijs- en examenreglement en haar departementale aanvullingen.
2
II. ONDERWIJSREGLEMENT II.1. DEFINITIES EN ALGEMENE TERMINOLOGIE Artikel 2 Begrippen Er wordt verstaan onder: 1. abituriënt: een potentiële student, al dan niet reeds geregistreerd; 2. academiejaar: een periode van één jaar die ten vroegste op 1 september en uiterlijk op 1 oktober begint en eindigt op de dag voor het begin van het volgende academiejaar; van de vaste duur van één academiejaar kan uitzonderlijk afgeweken worden indien het instellingsbestuur beslist de start van het academiejaar ofwel te vervroegen ofwel te verlaten; 3. academische gerichtheid: gericht zijn op de algemene vorming en op de verwerving van academische of artistieke kennis en competenties eigen aan het functioneren in een domein van de wetenschappen of van de kunsten; academisch gerichte opleidingen zijn op wetenschappelijk onderzoek gebaseerd; 4. academische kalender: een jaarplan van het academiejaar, goedgekeurd door de Raad van Bestuur, waarin de weken genummerd zijn, de mogelijke activiteiten per week en de vakantieperiodes benoemd zijn; 5. accreditatie: de formele erkenning van een opleiding op grond van een beslissing van een onafhankelijk orgaan waarin vastgesteld wordt dat de opleiding voldoet aan vooraf vastgestelde minimale kwaliteits- en niveauvereisten; 6. actualiseringsprogramma : een programma dat kan worden opgelegd aan studenten die in het hoger onderwijs wensen door te stromen op grond van een creditbewijs, EVK’s of een bewijs van bekwaamheid dat ten minste 5 kalenderjaren eerder werd behaald; 7. afstudeerrichting: een differentiatie in een opleidingsprogramma met een studieomvang van ten minste 30 studiepunten en die als doel heeft het verwerven van specifieke, afstudeerrichtingsgebonden competenties binnen de opleiding; 8.
afstandsonderwijs: het onderwijs dat hoofdzakelijk met behulp van ICT wordt verstrekt,
waardoor de student niet aan een bepaalde plaats van onderwijsverstrekking gebonden is; 9. associatie : de rechtspersoonlijkheid waarin minstens één hogeschool en één universiteit geassocieerd zijn conform het structuurdecreet; de Hogeschool West-Vlaanderen is partner van de VZW Associatie Universiteit Gent met als partnerinstellingen de Universiteit Gent, de Hogeschool Gent en de Arteveldehogeschool; 10. attest: een officieel bewijs uitgereikt door de Hogeschool West-Vlaanderen dat de persoon een opleidingstraject in het kader van permanente vorming volgde met het oog op bij- en nascholing of aanwezig was op een studieactiviteit in hetzelfde kader;
3
11. bacheloropleiding: een opleiding die aansluit op het secundair onderwijs, waarvan de studieomvang ten minste 180 studiepunten bedraagt en ofwel professioneel gericht is ofwel academisch gericht. Een professioneel gerichte bacheloropleiding heeft tot doel de studenten te brengen tot een niveau van algemene en specifieke kennis en competenties nodig voor de zelfstandige uitoefening van een beroep of groep van beroepen. Een academisch gerichte bacheloropleiding heeft tot doel de studenten te brengen tot een niveau van kennis en competenties eigen aan het wetenschappelijk of artistiek functioneren in het algemeen en aan een specifiek domein van de wetenschappen of de kunsten in het bijzonder met als doelstelling het doorstromen naar een masteropleiding; 12. bachelor-na-bacheloropleiding: een bacheloropleiding die aansluit op (een) andere bacheloropleiding(en) in het hoger professioneel onderwijs en waarvan de studieomvang tenminste 60 studiepunten omvat; 13. bekwaamheidsonderzoek: het onderzoek van de competentie(s) van een persoon, voorafgaand aan het afleveren van een bewijs van bekwaamheid; 14. beursstudent: een student die: a) voldoet aan de voorwaarden bepaald in art. 12 van het decreet van 30 april 2004 betreffende de studiefinanciering en studentenvoorzieningen in het hoger onderwijs en aan de financiële voorwaarden om een studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap te ontvangen, of b) onderdaan is van een lidstaat behorende tot de Europese Economische Ruimte en beantwoordt aan de financiële criteria voor het verkrijgen van een studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, of c) een DGOS-bursaal, een BTC-bursaal of een bursaal in de programma’s van de ontwikkelingssamenwerking van de Vlaamse Interuniversitaire Raad is; 15. bewijs van bekwaamheid: het bewijs dat een student op grond van EVC’s of EVK’s de competenties heeft verworven eigen aan: a) het niveau van bachelor in het hoger professioneel onderwijs of het academisch onderwijs, of b) het masterniveau, of c) een welomschreven opleiding, module, opleidingsonderdeel, cluster van opleidingsonderdelen of partim. Het bedoeld bewijs betreft een document of een registratie; 16. bijna-beursstudent: een student die geen studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap ontvangt, maar waarvan het referentie-inkomen ten hoogste 1.336,71 euro boven
de
financiële
maximumgrens
bepaald
in
de
regelgeving
betreffende
de
studiefinanciering ligt; 17. competentie: het vermogen om adequaat te handelen in een professionele en/of persoonlijke context door de integratie van kennis, inzicht, vaardigheden en houdingen of
4
attitudes; 18. contactuur: uur waarin onderwijs gegeven wordt in rechtstreeks contact tussen de onderwijsverstrekker en de student, en op grond daarvan gebonden aan een bepaalde uren van onderwijsverstrekking. Contactonderwijs kan dus zowel hoorcolleges als werkcolleges, begeleide seminaries of workshops, ter plaatse begeleide zelfstudie, enz. omvatten als verplichte aanwezigheid via ICT; 19. credit: een studiepunt verbonden aan een module/opleidingsonderdeel of een deel daarvan en verworven via een evaluatie waaruit blijkt dat de student de competenties verbonden aan de module/het opleidingsonderdeel en/of het partim in voldoende mate verworven heeft; 20. creditbewijs: de erkenning van het feit dat een student blijkens een evaluatie de competenties verbonden aan een module/opleidingsonderdeel,heeft verworven. Deze erkenning wordt vastgelegd in een document of een registratie; 21. creditcontract: een contract, aangegaan door een instellingsbestuur met de student die zich inschrijft met het oog op het behalen van (een) creditbewij(s)(zen) voor één of meer opleidingsonderdelen; 22. c.q.: casu quo (Lat.), in welk geval, in het zich voordoende geval; 23. deelexamen: elk examen over een welbepaald en vooraf aangekondigd deel van de leerstof van een module/opleidingsonderdeel of een deel ervan dat volgens een vooraf aangekondigde weging in het uiteindelijke examencijfer van het module/opleidingsonderdeel verrekend wordt; 24. departement: een organisatorisch deel van de Hogeschool West-Vlaanderen dat geleid wordt door een departementshoofd en bestuurd door een departementsraad; 25. diploma: officieel bewijs uitgereikt door een erkende onderwijsinstelling dat bewijst dat de student met succes zijn opleiding afgerond heeft of de betrokkene over de nodige eerder verworven kwalificaties en/of het nodige bewijs van bekwaamheid beschikt. Het diploma vermeldt na de graad de studieomvang van de opleiding; de Vlaamse regering bepaalt de vorm van het diploma; 26. diplomacontract: een contract, aangegaan door een instellingsbestuur met de student die zich inschrijft met het oog op het behalen van een graad of diploma van een opleiding of die
zich
inschrijft
voor
een
schakel-
of
voorbereidingsprogramma
of
van
een
postgraduaatsopleiding wanneer die verbonden is aan een overeenstemmende beroepstitel; 27. diplomasupplement: een supplement bij het diploma dat aanduiding geeft van de aard van de opleiding, de duur van de opleiding, het voltooide opleidingsprogramma en de behaalde
creditbewijzen,
vooropleiding
en
de
de
eventueel
vermelding
van
verleende de
vrijstellingen
instelling(en)
en
waaraan
eventueel de
student
de de
opleidingsonderdelen/modules heeft gevolgd als die verschillend is (zijn) van de uitreikende instelling of in het geval van gezamenlijke diplomering. De vorm van het diplomasupplement wordt bepaald door de Vlaamse regering;
5
28. ECTS: “European Credit Transfer System”, Europees erkend systeem om de studiepunten en de score van de student door objectieve vergelijking internationaal over te hevelen en te accumuleren; 29. evaluatie: elke beoordeling van de voortgang van de student op het vlak van (deel)competenties of kennis, inzicht, vaardigheden en/of attitudes die resulteert in een score; 30. EVC: een eerder verworven competentie, zijnde het geheel van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes verworven door middel van leerprocessen die niet met een studiebewijs werden bekrachtigd; 31. EVK: een eerder verworven kwalificatie, zijnde elk binnenlands of buitenlands studiebewijs dat aangeeft dat een formeel studietraject, al dan niet binnen onderwijs, met goed gevolg werd doorlopen, voor zover het niet gaat om het slagen voor een module/opleidingsonderdeel of creditbewijs dat werd behaald binnen dezelfde instelling en opleiding waarbinnen men de kwalificatie wenst te laten gelden; 32. examen: elke evaluatie van de mate waarin een student op grond van zijn studie de competenties, verbonden aan een module/opleidingsonderdeel of een deel ervan, heeft verworven, uitgedrukt in een examencijfer op 20; 33. examencijfer: de cijfermatige beoordeling van een student per opgelegd examen; 34. examencontract: een contract, aangegaan door een instellingsbestuur met de student die zich onder de door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden inschrijft voor het afleggen van examens met het oog op het behalen van: a) een graad of een diploma van een opleiding, of b) een creditbewijs voor één of meer opleidingsonderdelen. Via de studiegids kunnen bepaalde modules/opleidingsonderdelen mits bijkomende motivatie niet in aanmerking komen voor een examencontract. 35. examensecretariaat: de departementale meldings- en informatiecel voor alle bij de examens betrokken partijen; 36. examentuchtbeslissing: elke sanctie opgelegd naar aanleiding van examenfeiten; 37. geïndividualiseerd studietraject: een studietraject dat voor een bepaalde student afwijkt van het modeltraject; 38. getuigschrift: bewijs uitgereikt door de Hogeschool dat een student een postgraduaat volgde; 39. graad: de aanduiding van bachelor of master verleend op het einde van een opleiding c.q. na promotie met de uitreiking van een diploma in de bachelor- en masteropleidingen; in de basisopleidingen van de 2de cyclus in afbouw de aanduiding van de titel toegekend op het einde van een cyclus en vastgelegd in een diploma 40. jokerkrediet: deel van het studiefinancieringskrediet dat onder welbepaalde voorwaarden kan worden opgenomen conform het decreet betreffende de studiefinanciering en de studentenvoorzieningen van 30 april 2004;
6
41. hogescholendecreet: het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, zoals gewijzigd; 42. Hogeschool: Hogeschool West-Vlaanderen; 43. hogeschoolbestuur: de decretale bestuursorganen van een hogeschool, c.q. deze van de Hogeschool West-Vlaanderen; 44. kwalificatie: een afgerond en gevalideerd geheel van competenties, met als bewijsstuk een officieel getuigschrift of diploma uitgereikt na het met goed gevolg voltooien van een studie- of scholingstraject of via EVC- en/of EVK-procedure; 46. kwalificatie van een graad: toevoeging die verwijst naar de voltooide opleiding; 47. masteropleiding: een academisch gerichte opleiding die rechtstreeks aansluit op minstens één academisch gerichte bacheloropleiding, waarvan de studieomvang ten minste 60 studiepunten bedraagt en tot doel heeft de studenten te brengen tot een gevorderd niveau van kennis en competenties eigen aan het wetenschappelijk of artistiek functioneren in het algemeen en aan een specifiek domein van wetenschappen of de kunsten in het bijzonder, noodzakelijk voor de autonome beoefening van de wetenschappen of de kunsten of voor de aanwending van wetenschappelijke of artistieke kennis in de zelfstandige uitoefening van een beroep of groep van beroepen en afgesloten met een masterproef; 48.
master-na-masteropleiding:
een
masteropleiding
die
volgt
op
(een)
andere
masteropleiding(en) en waarvan de studieomvang ten minste 60 studiepunten bedraagt; 49. masterproef: werkstuk waarmee een masteropleiding wordt voltooid en waardoor de student blijk geeft van een analytisch en synthetisch vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of van het vermogen tot kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de onderzoeksingesteldheid van de betrokken student. De studieomvang van de masterproef uitgedrukt in studiepunten is gelijk aan ten minste één vijfde van het totaal aantal studiepunten van het opleidingsprogramma, met een minimum van 15 studiepunten en een maximum van 30 studiepunten. 50. mentor: lid van de studiebegeleiding in een opleiding die een deel van de studenten van een opleiding toegewezen krijgt om structureel gesprekken inzake hun studievoortgang te voeren en na de eerste examens een gesprek voert met de probleemstudenten uit zijn/haar groep op basis van de resultaten van het zelfonderzoek studieattitude (ZOSA); 51. modeltraject: het studietraject dat voorgeschreven wordt voor een groep studenten; 52. module: een opleidingsonderdeel in een modulair opgebouwd opleidingsprogramma, kan al dan niet bestaan uit verschillende partims; 53. monitor: elk lid van het onderwijzend personeel die betrokken is bij onderwijs- en/of leeren/of evaluatieactiviteiten met als opdracht de studievoortgang inzake zijn/haar eigen activiteiten bij de studenten te bevorderen, o.a. via remediëring; 54. niet-contactuur: uur van onderwijs-, studie- en/of toetsactiviteiten niet gebonden aan een zelfde tijd van onderwijsverstrekking van student en onderwijsverstrekker, maar wel met
7
mogelijk geïndividualiseerd onderwijs, begeleiding en/of communicatie op afstand; 55. niveau: het niveau van een module/opleidingsonderdeel zoals aangegeven op de studiefiche; er worden 3 niveaus onderscheiden: inleidend (eerste kennismaking met de leerstof en vertaald in brede competenties verwant aan die leerstof), uitdiepend (verdere verdieping na een eerste kennismaking met de leerstof en vertaald in (een) competentie(s) verfijnd in specifieke kennis, inzicht, vaardigheden en/of houdingen in (een) specifiek(e) context(en)) en gespecialiseerd (uitmondend in competenties die enkel aan specialisten kunnen toegewezen worden); 56. onderwijsactiviteit: elke activiteit die georganiseerd wordt om de competenties van de opleiding/modules/opleidingsonderdelen en/of partims te verwerven; 57. opleiding: de structurerende eenheid van het onderwijsaanbod; 58. opleidingskenmerken: de profielafbakening van een opleiding, voortvloeiend uit: a)
de kwalificatie en/of specificatie van de graad verleend op het einde van de
opleiding, en/of b)
de studieomvang van de opleiding, en/of de instelling waar de opleiding wordt
georganiseerd;
59.
c)
een specifieke afstudeerrichting binnen een opleiding;
d)
andere, specifieke keuzetrajecten of keuzepakketten die worden aangeboden; opleidingsonderdeel:
een
afgebakend
geheel
van
onderwijs-,
leer-
en
evaluatieactiviteiten dat gericht is op het verwerven van welomschreven competenties inzake kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, in een modulaire opleiding wordt een opleidingsonderdeel module genoemd; 60. optie: een differentiatie binnen een opleiding van de 2de cyclus in afbouw die leidt tot een afzonderlijke vermelding op het diploma; 61. overdracht: het overdragen van een examencijfer vanaf 10/20 bij herinschrijving in dezelfde module in een volgend academiejaar. Aan de Hogeschool West-Vlaanderen worden bij niet-geslaagde modules dergelijke examencijfers op partims overgedragen. 62. participatiedecreet: het decreet betreffende de rechtspositieregeling van de student, de participatie in het hoger onderwijs, de integratie van bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen en de begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, goedgekeurd op 19 maart 2004, zoals gewijzigd; 63. partim: een afgebakend deel van een module/opleidingsonderdeel met een studieomvang van gehele studiepunten; 64. postgraduaat: opleidingstraject met een studieomvang van ten minste 20 studiepunten in het kader van de verdere professionele vorming, verbreding en/of verdieping van de competenties verworven bij de voltooiing van een bachelor- of masteropleiding; 65. professionele gerichtheid: gericht zijn op de algemene vorming en de verwerving van professionele kennis en competenties, gestoeld op de toepassing van wetenschappelijke of
8
artistieke kennis, creativiteit en praktijkkennis; 66. Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen: administratief college van extern beroep inzake examenbeslissingen, examentuchtbeslissingen, de al dan niet toekenning van een bewijs van bekwaamheid op grond van EVC of EVK, vrijstellingen, het opleggen van schakel- en/of voorbereidingsprogramma’s, bindende studievoorwaarden voor en
weigering
van
inschrijving;
adres:
Raad
voor
betwistingen
inzake
studievoortgangsbeslissingen, Departement Onderwijs, Administratie Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, Hendrik Consciencegebouw 7A, Koning Albert II-laan 15, 1210 Brussel. Meer info op www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/raad. 67. schakelprogramma: een programma dat kan worden opgelegd aan een abituriënt die zich wenst in te schrijven voor een masteropleiding op grond van een in het professioneel hoger
onderwijs
uitgereikt
bachelordiploma
en
de
algemene
wetenschappelijke
competenties en wetenschappelijk-disciplinaire basiskennis beoogt bij te brengen; 65. specificatie van een graad: de toevoeging van de woorden “of science” of “of arts” aan een graad; 68. structuurdecreet: het decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen van 4 april 2003, zoals gewijzigd; 69. student: de persoon ingeschreven aan een instelling van hoger onderwijs; 70. studentensecretariaat: de instantie binnen een departement waar de student zich inschrijft, attesten kan verkrijgen, enz…. 71. studiebegeleiding: begeleidingsstructuur en begeleidingssysteem aangeboden door de Hogeschool om de student te helpen zijn studie te optimaliseren via departementale studiebegeleiding naar studiemethode, trajectbegeleiding, mentoraat en monitoraat; 72. studiecontract: het contract dat bij de inschrijving van de student afgesloten wordt tussen de hogeschool enerzijds en de betrokken student anderzijds. Het studiecontract is ofwel een diplomacontract, een creditcontract of een examencontract; 73. studiegebied: een van de decretale gebieden waarin opleidingen zijn samengebracht; 74. studiegeld: het bedrag te betalen door de student voor de deelname aan onderwijsactiviteiten en/of examens; 75. studieomvang: het aantal studiepunten toegekend aan een module/opleidingsonderdeel, partim, opleidingsprogramma of opleiding; 76. studieomvangvermindering: vermindering van de voorgeschreven studieomvang via vrijstelling(en) toegekend op basis van een eerder met goed gevolg afgelegd examen(s), EVC- en/of EVK-procedure; 77. studiepunt: een binnen de Vlaamse Gemeenschap aanvaarde internationale eenheid die overeenstemt met ten minste 25 en ten hoogste 30 uren voorgeschreven onderwijs-, leer- en evaluatieactiviteiten en waarmee de studieomvang van elke opleiding of elke module/ opleidingsonderdeel wordt uitgedrukt; 78. opgenomen studiepunten: studiepunten van het deel van de opleiding waarvoor een
9
student zich aan een hogeronderwijsinstelling heeft ingeschreven; 79. verworven studiepunten: studiepunten toegekend aan de module/opleidingsonderdeel/ partim waarin de student slaagt en waarvoor aan de student een creditbewijs of een vrijstelling wordt verleend; 80. studietijd: de in uren weergegeven tijd die van de normstudent wordt gevergd om de voorgeschreven
onderwijs-,
leer-
en
evaluatieactiviteiten
van
een
module/
opleidingsonderdeel, een opleidingsprogramma of een opleiding succesvol af te ronden; 81 studietraject: de wijze waarop de studie wordt geordend; 82 studievoortgangsbeslissing: één van volgende beslissingen genomen door de examencommissie (diploma- of examencontract), het departementshoofd (EVC, EVK en vrijstellingen) of de evaluator(en) (creditcontract): - een examenbeslissing, zijnde elke beslissing die, al dan niet op grond van een deliberatie, een eindoordeel inhoudt over het voldoen voor een of meerdere opleidingsonderdelen/modules, partim(s) of een opleiding als geheel; - een examentuchtbeslissing, zijnde een sanctie opgelegd naar aanleiding van examenfeiten; - de toekenning van een bewijs van bekwaamheid, dat aangeeft dat een student op grond van eerder verworven competenties of eerder verworven kwalificaties bepaalde competenties heeft verworven; - de toekenning van een vrijstelling, zijnde de opheffing van de verplichting om over een module/opleidingsonderdeel of een partim, examen af te leggen; - een beslissing waarbij het volgen van een schakel- en/of voorbereidingsprogramma wordt opgelegd en waarbij de studieomvang van dergelijk programma wordt vastgesteld; -
het
gemotiveerd
opleggen
van
het
volgen
van
bijkomende
opleidings-
onderdelen/modules en/of partims voor het toekennen van een diploma zonder dat een inschrijving voor de betrokken opleiding vereist is op grond van een bewijs van bekwaamheid; 83. toetredingsovereenkomst: de overeenkomst tussen bestuur en student, waarbij de laatste aangeeft de algemene voorwaarden te aanvaarden; 84. trajectbegeleider: aanspreek- en overlegpersoon van de opleiding voor de individuele student om zijn/haar studietraject en/of EVC- en/of EVK-procedure uit te stippelen en te begeleiden; 85. type: aanduiding in de studiefiche van ofwel “verplicht” ofwel “keuzemodule/ opleidingsonderdeel/partim”; 86.
uitschrijven: het vroegtijdig beëindigen van dat deel van de opleiding waarvoor de
student zich voor het betrokken academiejaar heeft ingeschreven, op schriftelijk verzoek van de student; 87. volgtijdelijkheid: de door het instellingsbestuur bepaalde regels terug te vinden in de studiegids
over
het
gevolgd
hebben
10
van
of
geslaagd
zijn
voor
een
module/opleidingsonderdeel of opleiding vooraleer een student een examen kan doen over een andere module/opleidingsonderdeel of een andere opleiding; 88. voorbereidingsprogramma: een programma dat kan worden opgelegd aan een student die niet in het bezit is van een diploma dat op rechtstreekse wijze toelating verleent tot de opleiding waarvoor hij/zij zich wenst in te schrijven; 89. vrijstelling: de opheffing van de verplichting om over een module/opleidingsonderdeel, of een deel ervan, examen af te leggen; 90. werkstudent: een student die beschikt over een arbeidscontract met minimum 50% prestaties op permanente basis; 91. ZOSA: zelfonderzoek studieattitude, een elektronische vragenlijst waardoor de student beter zicht krijgt op zijn/haar eigen studieattitude.
II.2. STUDENTEN Artikel 3 Statuut van de student 1. Een student aan de Hogeschool West-Vlaanderen is iemand die aan de decretale toelatingsvoorwaarden voldoet, zich op een regelmatige manier ingeschreven heeft, conform artikels 15, 16 & 17 en het volledig verschuldigde studiegeld betaald heeft. Als bewijs van het student zijn krijgt hij/zij een studentenkaart en geniet hij/zij van de rechten en plichten uitgeschreven in de toetredingsovereenkomst en het studiecontract. 2. Een abituriënt die zich als potentieel student aan de Hogeschool West-Vlaanderen registreerde krijgt reeds de toetredingsovereenkomst en alle bewijsstukken, met uitzondering van de bewijsstukken voor kinderbijslag, studiefinanciering en buspas indien van toepassing, die pas na afsluiting van de inschrijving via het studiecontract en de betaling van het verschuldigd studiegeld, gegeven worden. 3. Gaststudent Een gaststudent is een student die is ingeschreven in een andere instelling van hoger onderwijs in het binnen- of buitenland en die in het kader van zijn opleiding één of meerdere opleidingsonderdelen volgt aan de Hogeschool West-Vlaanderen. De gaststudent wordt gedekt door een bilaterale overeenkomst tussen de Hogeschool West-Vlaanderen en de andere instelling van hoger onderwijs. De gaststudent geniet van de rechten en plichten van de toetredingsovereenkomst, maar krijgt geen studiecontract. De gaststudent krijgt wel een studentenkaart geldig voor de periode waarin hij/zij opleidingsonderdelen volgt aan de Hogeschool West-Vlaanderen.
11
II.3. TOELATINGSVOORWAARDEN Artikel 4. Toepassingsgebied De toelatingsvoorwaarden die in dit hoofdstuk worden bepaald, gelden zowel voor de inschrijving voor een opleiding als voor de inschrijving voor een of meerdere opleidingsonderdelen.
II.3.1. Algemene toelatingsvoorwaarden Artikel 5. Algemene toelatingsvoorwaarden Als algemene toelatingsvoorwaarden voor een bacheloropleiding gelden: a. vanuit de Vlaamse Gemeenschap: 1° een diploma van het secundair onderwijs uitgereikt door de Vlaamse Gemeenschap; 2° een diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan; 3° een diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie, met uitzondering van het Getuigschrift Pedagogische Bekwaamheid. b. met een Belgisch diploma of getuigschrift: •
diploma van het secundair onderwijs uitgereikt door de Franstalige of Duitstalige Gemeenschap;
•
brevet van het aanvullend secundair beroepsonderwijs;
•
diploma van eerste prijs, uitgereikt door een muziekconservatorium of het Lemmensinstituut, met uitzondering van een diploma eerste prijs notenleer;
•
diploma van technisch ingenieur;
•
diploma van het hoger muziekonderwijs van de eerste graad met volledig leerplan, uitgereikt door een conservatorium;
•
diploma van de hogere technische school van de derde graad;
•
een getuigschrift waaruit blijkt dat men geslaagd is in ten minste twee studiejaren in eenzelfde studierichting van het hoger onderwijs voor sociale promotie;
•
een getuigschrift waaruit blijkt dat men geslaagd is in ten minste twee studiejaren met volledig leerplan van een opleiding die leidt tot het diploma van het hoger kunstonderwijs met volledig leerplan van de tweede graad, diploma van het hoger kunstonderwijs met volledig leerplan van de derde graad, diploma van de hogere technische school van de derde graad of diploma van binnenhuisarchitect.
12
2. Toelating via buitenlandse diploma’s of getuigschriften •
een einddiploma van het hoger onderwijs met volledig leerplan;
•
een buitenlands diploma of getuigschrift dat niveaugelijkwaardigheid gekregen heeft met een diploma van het Vlaams hoger onderwijs;
•
een Europees “Baccalaureaat Diploma”, uitgereikt door de Europese scholen in België of het buitenland;
•
een “Diplôme du baccalauréat international”, uitgereikt door het Office du Baccalauréat International te Genève
•
een diploma uitgereikt door de SHAPE-school (NAVO)
•
een Luxemburgs «diplôme de Fin d’Etudes secondaires » of « diplôme de Fin d’Etudes secondaires techniques » ;
•
een Nederlands diploma “Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs” (VWO);
•
een Nederlands diploma “Middelbaar beroepsonderwijs” (MBO) van ten minste 3-4 jaar met kwalificatieniveau 4;
•
een Nederlands “Getuigschrift van met goed gevolg afgelegd propedeutisch examen”;
•
een Frans diploma « Baccalauréat » (minimum score 10/20) ;
•
een Duits diploma “Zeugnis der allgemeinen Hochschulreife/Abitur”;
•
een “High school diploma” (USA) met een ‘transcript of records’ (puntenlijst), dat ten minste 4 AP’s (Advanced Placements) vermeldt.
De student bezorgt daartoe het origineel van diploma of getuigschrift, waarvan ter plaatse een kopie gemaakt wordt.
Artikel 6 Algemene toelatingsvoorwaarden bacheloropleidingen bij ontstentenis van bewijsstukken Bij ontstentenis van een in het eerste lid bedoeld diploma of getuigschrift kan het departementshoofd een student voorlopig inschrijven voor een bacheloropleiding indien de betrokken student een bewijs van inschrijving kan voorleggen bij de Examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap tot het behalen van een diploma van secundair onderwijs. De inschrijving wordt definitief bij het voorleggen van bewijs van slagen voor de aanvang van de examenperiode van de eerste semester.
Artikel 7. Algemene toelatingsvoorwaarde masteropleiding 1. Als algemene toelatingsvoorwaarde voor een masteropleiding geldt het bezit van een diploma van een bacheloropleiding.
13
2. Het instellingsbestuur kan de toelating tot een masteropleiding beperken tot afgestudeerden van bacheloropleidingen met specifieke opleidingskenmerken. 3. Op grond van 2. wijst het instellingsbestuur voor elke masteropleiding alleszins één bacheloropleiding in het academisch onderwijs als algemene toelatingsvoorwaarde aan. Het instellingsbestuur kan bepalen dat de inschrijving voor een masteropleiding ook openstaat voor afgestudeerden van bacheloropleidingen met andere opleidingskenmerken, indien zij een voorbereidingsprogramma met succes voltooien. Het instellingsbestuur kan de inhoud en studieomvang van dergelijk voorbereidingsprogramma differentiëren naar gelang van de graad van inhoudelijke verwantschap tussen deze andere bacheloropleidingen en de in het eerste lid bedoelde bacheloropleiding. 4. Een universiteit en één of meer hogescho(o)l(en) kunnen in de schoot van een associatie gezamenlijk
(een)
masteropleiding(en)
aanbieden
waarvoor
als
algemene
toelatingsvoorwaarde het bezit geldt van een diploma van een bacheloropleiding in het hoger professioneel onderwijs. De universiteit en hogescho(o)l(en) reiken bij de voltooiing van de masteropleiding(en) een gezamenlijk diploma uit. Zij verlenen de gezamenlijke graad van master.
Artikel 8 Overgang van professioneel gerichte bachelor naar masteropleiding 1. De inschrijving van een afgestudeerde van een bacheloropleiding in het hoger professioneel onderwijs voor een masteropleiding is afhankelijk van de succesvolle voltooiing van een schakelprogramma met een studieomvang van ten minste 45 en ten hoogste 90 studiepunten. 2. Het instellingsbestuur kan voorafgaand aan de inschrijving een bekwaamheidsonderzoek voorschrijven. Het bekwaamheidsonderzoek gaat na of de in artikel 58, § 2, 2°, van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen bedoelde algemene wetenschappelijke competenties en wetenschappelijkdisciplinaire basiskennis aanwezig zijn. Het
instellingsbestuur
kan
op
grond
van
EVK’s
of
bekwaamheidsonderzoek: 1° de studieomvang van een schakelprogramma differentiëren;
14
de
resultaten
van
een
2° de minimale studieomvang van een schakelprogramma onder de 45 studiepunten vaststellen; 3° de student vrijstellen van de verplichting om een schakelprogramma te volgen..
II.3.2. Bijzondere toelatingsvoorwaarden Artikel 9 Inschrijving in een bachelor-na-bacheloropleiding 1. De betrokken departementsraad kan de rechtstreekse toegang tot een bachelor-nabacheloropleiding beperken tot afgestudeerden van bacheloropleidingen met specifieke opleidingskenmerken. Dit moet duidelijk vermeld staan in de studiegids. 2. De betrokken departementsraad wijst voor elke bachelor-na-bacheloropleiding ten minste één bacheloropleiding in het professioneel hoger onderwijs aan waarop die bachelor-nabacheloropleiding rechtstreeks volgt. Dit moet duidelijk vermeld staan in de studiegids De betrokken departementsraad kan bepalen dat de inschrijving voor een bachelor-nabacheloropleiding ook openstaat voor afgestudeerden van andere bacheloropleidingen dan deze die rechtstreeks toegang geven tot de bachelor-na-bacheloropleiding, indien zij een voorbereidingsprogramma met succes voltooien. De betrokken departementsraad kan de inhoud en studieomvang van dergelijk voorbereidingsprogramma differentiëren naar gelang van de graad van inhoudelijke verwantschap tussen deze andere bacheloropleidingen en de in het eerste lid bedoelde bacheloropleiding. Artikel 10 Inschrijving in een master-na-masteropleiding 1. De betrokken departementsraad kan bepalen dat de inschrijving voor sommige masteropleidingen, verder "master-na-masteropleidingen" genoemd, enkel rechtstreeks openstaat voor personen die reeds in het bezit zijn van een diploma van een masteropleiding. De betrokken departementsraad kan de toelating tot een master-na-masteropleiding beperken tot afgestudeerden van masteropleidingen met specifieke opleidingskenmerken. 2. Op grond van § 1, tweede lid, wijst de betrokken departementsraad voor elke master-namasteropleiding ten minste één masteropleiding aan waarop die master-na-masteropleiding rechtstreeks volgt.
15
De betrokken departementsraad kan bepalen dat de inschrijving voor een master-namasteropleiding ook openstaat voor afgestudeerden van andere masteropleidingen dan deze die rechtstreeks toegang geven tot de master-na-masteropleiding, indien zij een voorbereidingsprogramma met succes voltooien. De betrokken departementsraad kan de inhoud en studieomvang van dergelijk voorbereidingsprogramma differentiëren naar gelang van de graad van inhoudelijke verwantschap tussen deze andere masteropleidingen en de in het eerste lid bedoelde masteropleiding.
II.3.3. Afwijkende toelatingsvoorwaarden Artikel 11 Afwijkende toelatingsvoorwaarden Kandidaat-studenten die niet voldoen aan de hierboven vermelde algemene of bijzondere toelatingsvoorwaarden kunnen toelating verkrijgen om zich in te schrijven voor een bacheloropleiding van een AUGent-instelling indien ze slagen in een toelatingsonderzoek. Het toelatingsonderzoek kan worden aangevraagd door: •
vluchtelingen en ontheemden, zonder leeftijdsbeperking;
•
virtuozen, zijnde personen die een bepaalde discipline op een bijzondere wijze beheersen, zonder leeftijdsbeperking;
•
overige kandidaat-studenten die niet aan de voormelde toelatingsvoorwaarden voldoen op voorwaarde dat ze minimaal de leeftijd van 21 jaar bereikt hebben.
Kandidaat-vluchtelingen van wie de asielaanvraag ontvankelijk is verklaard, alsook hun kinderen, bewijzen dit door middel van: - de bijlage 25 afgegeven aan de grens aan een asielzoeker of de bijlage 26 afgegeven in het Rijk aan een asielzoeker, en - een attest van immatriculatie, en - het attest van ontvankelijkheid van de asielaanvraag, uitgereikt door het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Bovenvermelde stukken zijn overeenkomstig het K.B. van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Om zich uiteindelijk te kunnen inschrijven dient de kandidaat ook te voldoen aan de geldende taalvoorwaarden en de eventuele bijkomende toelatingsvoorwaarden voor de opleiding waarvoor de kandidaat wenst in te schrijven. De
kandidaat
richt
een
schriftelijke
aanvraag
voor
afwijkende
toelating
tot
de
bacheloropleidingen van de AUGent-instellingen aan de Validerende Instantie van de AUGent. De kandidaat wordt meegedeeld:
16
•
dat het toelatingsonderzoek gebeurt in de decretale onderwijstaal van de opleiding;
•
dat voor virtuozen internationale experts bij het onderzoek betrokken kunnen worden;
•
wat de overige specifieke modaliteiten van het onderzoek zijn (op welke manier, waar, wanneer,…).
De beslissing van de Validerende Instantie, gebaseerd op het resultaat van het toelatingsonderzoek, wordt schriftelijk meegedeeld aan de kandidaat. De toelating geldt voor alle bacheloropleidingen van de AUGent-instellingen. Als bijkomende voorwaarde om te kunnen inschrijven vindt een gesprek plaats van de kandidaat met een medewerker van de opleiding waarvoor of de instelling waar de kandidaat wenst in te schrijven.
Artikel 12 Toelatingsvoorwaarden voor vreemde studenten 1. Vreemde studenten moeten steeds de toelating of machtiging voor een verblijf in België kunnen voorleggen, zoals bepaald door de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Zij kunnen dit doen door een van onderstaande middelen: - de identiteitskaart van een lidstaat van de Europese Unie; - de verblijfskaart van een lidstaat van de Europese Unie; - de identiteitskaart voor vreemdeling; - het bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister. Alle stukken verwijzen naar artikel 31 van het K.B. van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. 2. Europese studenten voldoen aan de toelatingsvoorwaarden met een studiebewijs dat krachtens een wettelijke norm, een Europese richtlijn of een internationale overeenkomst als gelijkwaardig met één van de diploma’s uit artikel 5 en 11 wordt erkend. Europese studenten zijn studenten met de nationaliteit van een staat behorende tot de Europese Hogeronderwijsruimte, zoals bedoeld in de Gezamenlijke verklaring van de Europese ministers van Onderwijs in Bologna op 19 juni 1999. De student bezorgt daartoe het origineel van het diploma of getuigschrift, waarvan een kopie genomen en bewaard wordt.
17
3. Niet-Europese studenten voldoen aan de toelatingsvoorwaarden met een studiebewijs dat krachtens een internationale overeenkomst als gelijkwaardig met één van de diploma’s uit artikel 5 en 11 wordt erkend. De student bezorgt daartoe een kopie van het diploma of getuigschrift. Chinese staatsburgers bezorgen daarbij een APS-certificaat. Bij ontstentenis van een dergelijke erkenning kan het departementshoofd personen die in een land buiten de Europese Unie een diploma of getuigschrift hebben behaald dat toelating verleent tot het hoger professioneel en/of het hoger academisch onderwijs toelaten tot de inschrijving voor eenzelfde gerichte bacheloropleiding. De student bezorgt het departementshoofd hiertoe een schriftelijk gemotiveerde aanvraag. De aanvraag moet bevatten: 1° de kopieën van diploma’s van secundair en/of hoger onderwijs; 2° een verklaring van de betrokken ambassade of consulaat die de opleidingen en/of de niveaus vermeldt waartoe de houder in het land waar het diploma of getuigschrift uitgereikt werd, toegang heeft; 3° bij ontstentenis van 1° en 2° moet het getuigschrift van een buitenlands studiejaar hoger onderwijs door de bevoegde Vlaamse administratie gelijkwaardig verklaard worden; 4°opleidingsgebonden bijkomende vereisten omschreven in het aanvullend departementaal onderwijsreglement. De documenten vermeld onder 1° en 2° moeten uitgereikt worden hetzij door de schooldirectie of officiële instanties van het land waar de (voor)opleiding(en) gevolgd werd(en) of hetzij door de instanties die de documenten officieel erkend hebben. Bovendien moeten zij echt verklaard worden door een bevoegd diplomatiek agent. Voor de diploma's of getuigschriften die niet opgesteld zijn in het Nederlands, het Frans, het Engels of het Duits, dient een vertaling door een Belgisch beëdigd vertaler bijgevoegd. 5. Studenten zonder wettelijke verblijfsvergunning of studentenvisum kunnen niet ingeschreven worden. Zij kunnen eventueel wel een bewijs van registratie krijgen. Na verloop
van
hun
verblijfsvergunning
worden
zij,
na
verwittiging
door
de
studentenadministratie, automatisch van de studentenlijsten geschrapt en kunnen dus geen onderwijsactiviteiten meer bijwonen, noch examen afleggen. Het initiatief tot het indienen van
een
kopie
van
een
verlenging
of
een
studentenadministratie ligt bij de vreemde student.
18
nieuwe
verblijfsvergunning
bij
de
6. In elk geval moeten ook vreemde studenten, net zoals Vlaamse studenten, zich persoonlijk komen aanmelden en moet hun studentendossier volledig zijn tot en met de betaling van het studiegeld om volwaardig ingeschreven te zijn.
II.3.4. Taalvoorwaarden Artikel 13. Taalvoorwaarden De toelating tot de eerste inschrijving in een Nederlandstalige opleiding wordt op algemene wijze voor niet-Nederlandstaligen afhankelijk gesteld van het bewijs dat de student: 1° geslaagd is voor een toets over de voldoende kennis van het Nederlands, of 2° ten minste één leerjaar in het Nederlandstalig secundair onderwijs met vrucht heeft voltooid, of 3° geslaagd is verklaard voor een opleiding, of één of meer opleidingsonderdelen, met een totale studieomvang van ten minste 60 studiepunten in het Nederlandstalig hoger onderwijs. De bijkomende proef over de kennis van het Nederlands is opleidingsgebonden en wordt dus opgesteld om te meten of de graad van het beheersen van het Nederlands voldoende is om de opleiding en/of modules/opleidingsonderdelen waarin de student zich wenst in te schrijven
te
volgen
en
erin
te
slagen.
De
toets
wordt
afgenomen
door
het
departementshoofd en een vertegenwoordiger van de opleiding, eventueel bijgestaan door een externe taaldeskundige. Bij verandering van inschrijving conform artikel 22 van dit reglement dient de student een nieuwe toets af te leggen, indien de nieuwe opleiding een hogere kennis van en/of taalvaardigheid in het Nederlands veronderstelt. Een opleiding kan de instantie die de proef over de kennis van en vaardigheid in het Nederlands afneemt en het niveau van slagen expliciteren in het departementaal aanvullend onderwijsreglement.
Artikel 14
Bijzondere toelatingsvoorwaarden inzake gelijktijdige inschrijvingen
1. Voor de inschrijving voor de tweede cyclus van een basisopleiding in afbouw geldt als toelatingsvoorwaarde het bezit van een diploma van de eerste cyclus van deze of een aansluitende basisopleiding. 2. Een gaststudent wordt toegelaten mits een schriftelijke overeenkomst tussen de Hogeschool West-Vlaanderen en de instelling van hoger onderwijs waar de student is ingeschreven, of volgens de bepalingen inzake de Europese internationale projecten.
19
3. De inschrijving voor een posthogeschoolvorming, een bachelor-na-bachelor,een masterna-master en een postgraduaat is onderworpen aan de voorwaarden bepaald door het hogescholendecreet, dit algemene onderwijsreglement of het eventuele onderwijs- en examenreglement specifiek voor het aanbieden
van
dergelijke
opleidingen
in
samenwerking met andere instellingen, de eventuele specifieke bepalingen krachtens de beslissing van de hogeschool tot
organisatie van dergelijke opleidingen, en het aanvullend
departementaal onderwijsreglement indien het bepalingen inhoudt over de dergelijke opleidingen. Een student die in het laatste traject van een bacheloropleiding aan een hogeschool vrijstellingen op basis van slagen in opleidingsonderdelen en/of partims kreeg van minstens 30 studiepunten, kan nog voor het behalen van het diploma van de bacheloropleiding, eveneens ingeschreven worden in een aansluitend postgraduaat, posthogeschoolvorming en/of bachelor-na-bacheloropleiding aan de Hogeschool West-Vlaanderen. Een student van het tweede traject van de tweede cyclus van een academische 2cyclusopleiding of een 2-cyclusopleiding van academisch niveau die enkel nog het eindwerk moet afleveren of vrijstellingen op basis van slagen in opleidingsonderdelen en/of partims kreeg van minstens 30 studiepunten, kan nog voor het behalen van het diploma van de 2de cyclus,
eveneens
ingeschreven
worden
in
een
aansluitende
postgraduaat,
posthogeschoolvorming en/of master-na-masteropleiding aan de Hogeschool WestVlaanderen. In beide bovenstaande gevallen kan de student evenwel slechts het diploma of getuigschrift van de vermelde, postinitiële opleiding halen na het behalen van het diploma van de betreffende bacheloropleiding of het slagen in het tweede jaar van de betreffende tweede cyclus. 4. Een student die nog modules/opleidingsonderdelen van een academische bachelor of een schakelprogramma moet volgen kan reeds inschrijven in modules/opleidingsonderdelen van de aansluitende masteropleiding. Hij/zij kan echter slechts slagen in de laatstgenoemde indien hij/zij slaagt in de eerstgenoemde bij consecutief delibereren.
II.4. INSCHRIJVING VAN DE STUDENT
20
Artikel 15
Inschrijving als regelmatig student
1. Een abituriënt kan zich als student inschrijven voor zover hij/zij voldoet aan de decretale en reglementaire toelatingsvoorwaarden. 2. Een abituriënt kan zich als student inschrijven voor: 2.1. één opleiding of meer opleidingen tegelijk, en/of 2.2. één module/opleidingsonderdeel of meer opleidingsonderdelen, die behoren tot één of meer opleidingen, en/of 2.3. een schakel- of voorbereidingsprogramma. 3. Bij inschrijving krijgt de student de keuze tussen een diplomacontract, een creditcontract en een examencontract. Bij het studiecontract wordt rekening gehouden met de organisatorische mogelijkheid van het volgen van onderwijsactiviteiten en deelname aan de evaluatie in relatie tot de inschrijvingsdatum en de volgtijdelijkheid van het studietraject. Via inschrijving
en
motivatie
in
de
studiegids
kunnen
welbepaalde
modules/opleidingsonderdelen niet in aanmerking komen voor een examencontract. 4. De kleinste eenheid van inschrijving is de module/het opleidingsonderdeel.
Artikel 16 Stappen in de inschrijvingsprocedure De inschrijving heeft volgende stappen: 1. de registratie : de abituriënt registreert zich als potentiële student door zijn/haar wil tot inschrijving voor een of meerdere opleidingen, opleidingsonderdelen en/of schakel- of voorbereidingsprogramma bekend te maken met de volgende gegevens: - voornaam, familienaam, adres; - naam of namen van de opleiding(en), opleidingsonderde(e)l(en) en/of schakelprogramma waarin hij/zij zich wil inschrijven; - de nodige bewijsstukken om uit te maken of hij/zij voldoet aan de toelatingsvoorwaarden; - het studiecontract waarvoor hij/zij opteert; - of hij/zij gebruik wil maken van de EVC-procedure en/of EVK-procedure. Elke student dient zich persoonlijk aan te melden voor de inschrijving. Voor de student die opteert voor een modeltraject in een diplomacontract wordt de registratie onmiddellijk gekoppeld aan de inschrijving. De student wordt dan ook meteen
21
gevraagd het verschuldigde studiegeld te betalen. De student krijgt dan alle nodige documenten en een studentenkaart. Het studiecontract wordt de student bij het begin van het academiejaar of na 15 werkdagen na latere inschrijving of contractherziening bezorgd. De student verklaart zich bij inschrijving akkoord met de toetredingsovereenkomst, de departementale aanvullingen en het studiecontract. Het studiecontract wordt de student ter ondertekening voorgelegd. De student die opteert voor een geïndividualiseerd studietraject op basis van EVC- en/of EVK-procedure vertaald in vrijstellingen en/of een examen- en/of creditcontract registreert zich voor de kostprijs van € 60 vooraleer de inschrijvingsprocedure verdergezet wordt. De student kan vrijstellingen aanvragen tot eind oktober of bij latere inschrijving of contractherziening tot 15 werkdagen nadien. De student krijgt daarbij alle nodige bewijsstukken en een registratiepas, met uitzondering van het bewijs voor kinderbijslag, voor studiefinanciering en de buspas indien van toepassing. De student geniet reeds van alle rechten en plichten opgenomen in de toetredingsovereenkomst en kan reeds aan de onderwijsactiviteiten deelnemen. 2. Het onderzoek : op basis van bovenstaande gegevens wordt door de Hogeschool WestVlaanderen een onderzoek gevoerd naar het geïndividualiseerd studietraject, en/of studiecontract door de trajectbegeleider van de opleiding in samenwerking met het studentensecretariaat. Dit onderzoek moet na maximaal 15 werkdagen na het indienen van de EVK-aanvraag resulteren in : - aanraden van het studietraject; - aanraden van het studiecontract; - melding van noodzakelijkheid van EVC- en/of EVK-procedure; - opvragen van bijkomende bewijsstukken indien nodig. 3. Mogelijke opstart van de EVC- en/of EVK-procedure conform artikels 42, 43 en 44 na betaling van registratiekost. 4. De vastlegging van het geïndividualiseerd studietraject en studiecontract : na overleg tussen de student en de trajectbegeleider worden het studietraject en het studiecontract aan de student aangeboden en het uiteindelijk verschuldigd studiegeld vastgelegd. Het departementshoofd beslist over de geïndividualiseerde studietrajecten na raadpleging van de opleidingscoördinator en de trajectbegeleider en binnen de 15 werkdagen, waarna beide partijen het dossier ondertekenen. 5. Afsluiting van de inschrijving : de student ondertekent het studiecontract, inclusief het studietraject en het eventueel bindend studieadvies. Na volledige betaling van het
22
verschuldigde studiegeld krijgt de student het statuut van regelmatig ingeschreven student, de studentenkaart en alle verdere bewijsstukken voor kinderbijslag en studiefinanciering. 6. Opleidingen kunnen de student na registratie en voor inschrijving doorverwijzen naar een mogelijke adviserings- of instaptoets(en). De deelname aan en de uitslag van de adviserings- of instaptoets(en) kunnen louter adviserend zijn en geen bindend studieadvies inhouden.
Artikel 17 Bijkomende en afzonderlijke inschrijving 1. Een bijkomende inschrijving is een inschrijving in (modules/opleidingsonderdelen van) een andere opleiding van de Hogeschool West-Vlaanderen die niet als keuzevakken gelden. Ten aanzien van de bijkomende inschrijving voor een bachelor- of masteropleiding waarvan de student reeds het diploma bezit, geldt de voorwaarde dat de student nog opleidingsonderdelen/modules en/of partims moet volgen voor een studieomvang van ten minste 30 studiepunten. Conform artikel 25 moet bijkomend studiegeld betaald worden vanaf meer dan een totaal van 66 studiepunten. 2. In afwijking van paragraaf 1 worden inschrijvingen van beursstudenten en inschrijvingen voor
bachelor-na-bacheloropleidingen
of
master-na-masteropleidingen
steeds
als
afzonderlijke inschrijvingen beschouwd.
Artikel 18 Weigering van inschrijving Het departementshoofd kan de inschrijving van welbepaalde studenten weigeren in het kader van studievoortgangsbewaking. Van deze mogelijkheid kan slechts gebruik gemaakt worden indien de student niet voldaan heeft aan het bindend studieadvies geformuleerd bij een
vorige
inschrijving
na
niet
slagen
in
4
slaagkansen
voor
een
module/opleidingsonderdeel gespreid over 2 academiejaren. De student dient in bovenstaande gevallen een schriftelijke en gemotiveerde aanvraag om inschrijving te richten aan het departementshoofd via de studentenadministratie. De trajectbegeleider bereidt in samenspraak met de opleidingscoördinator de beslissing voor. Het departementshoofd meldt de gemotiveerde beslissing uiterlijk 15 werkdagen na de aanvraag schriftelijk aan de student, de opleidingscoördinator en de trajectbegeleider.
23
Intern beroep is mogelijk via een gedateerd, gemotiveerd en aangetekend schrijven aan de algemeen directeur binnen de 5 werkdagen. De algemeen directeur neemt een beslissing van ontvankelijkheid op formele gronden of een beslissing ten gronde na onderzoek van het dossier en het horen van het betrokken departementshoofd en de student. Hij/zij kan daartoe bijkomende informatie en/of documenten opvragen. De algemeen directeur neemt een schriftelijke, gemotiveerde beslissing uiterlijk 15 werkdagen na de aanvraag en meldt die aan het betrokken departementshoofd en de student. Extern beroep inzake weigering van inschrijving is mogelijk na uitputting van het intern beroep bij de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen.
Artikel 19
Rechtsgeldigheid van de inschrijving
Elke inschrijving is pas rechtsgeldig na de vervulling van de vereiste formaliteiten en de betaling van het studiegeld.
II.5. TOETREDINGSOVEREENKOMST EN STUDIECONTRACT Artikel 20 Toetredingsovereenkomst De toetredingsovereenkomst is de overeenkomst tussen bestuur en student, waarbij de laatste aangeeft de algemene voorwaarden te aanvaarden;. De toetredingsovereenkomst is dit algemene onderwijs- en examenreglement waarin de algemene rechten en plichten van student en de Hogeschool West-Vlaanderen opgenomen zijn. Bij inschrijving verklaart de student zich akkoord met deze toetredingsovereenkomst. De toetredingsovereenkomst wordt toegelicht in het begin van het academiejaar.
Artikel 21 Studiecontracten 1. Het studiecontract bestaat uit het diploma-, credit- of examencontract, samen met de studiegids en het eventueel aanvullend departementaal onderwijs- en examenreglement. De student tekent voor ontvangst na de inschrijving. Het studiecontract wordt toegelicht op de onthaaldagen. De studiegids wordt overhandigd bij aanvang van het academiejaar. 2. Het diplomacontract wordt aangegaan tussen het instellingsbestuur en de student die zich inschrijft met het oog op het behalen van een graad of diploma van een opleiding of die zich inschrijft voor een schakel- of voorbereidingsprogramma. en omvat volgende vermeldingen:
24
1° het
diploma
dat
de
student
wil
behalen
en
de
doelstellingen
van
het
opleidingsprogramma; 2° de studieomvang en begrote studietijd van de opleiding; 3° de modules/opleidingsonderdelen en onderliggende partims die in het traject moeten of kunnen worden opgenomen en de studieomvang, studietijd en volgtijdelijkheid van deze opleidingsonderdelen/modules en onderliggende partims; 4° de tijdsperiode waarop de inschrijving betrekking heeft; 5° de
voorwaarden
voor
het
behalen
van
een
creditbewijs
per
module/opleidingsonderdeel; 6° in voorkomend geval: de verkregen studieomvangvermindering ten gevolge van (een) vrijstelling(en); 7° het aantal examenkansen; 8° de evaluatieregels; 9° de mogelijke maatregelen van studievoortgangbewaking; 10° in voorkomend geval: de bindende voorwaarden voor inschrijving. 3. Het creditcontract wordt aangegaan tussen het instellingsbestuur en de student die zich inschrijft met het oog op het behalen van (een) creditbewij(s)(zen) voor één of meer opleidingsonderdelen/modules en omvat volgende vermeldingen: 1° het/de opleidingsonderde(e)l(en)/module(s) en onderliggende partims waarvoor de student een inschrijving neemt; 2° de
studieomvang
en
begrote
studietijd
per
module/opleidingsonderdeel
en
onderliggende partim; 3° in voorkomend geval: de toelatingsvereisten voor de inschrijving voor het betrokken module/opleidingsonderdeel; 4° de tijdsperiode waarop de inschrijving betrekking heeft; 5° de
voorwaarden
voor
het
behalen
van
een
creditbewijs
per
module/opleidingsonderdeel; 6° in voorkomend geval: de verkregen studieomvangvermindering ten gevolge van (een) vrijstelling(en); 7° het aantal examenkansen; 8° de evaluatieregels; 9° de mogelijke maatregelen van studievoortgangbewaking bedoeld in artikel 38; 10° in voorkomend geval: de bindende voorwaarden bedoeld in artikel 38.
25
4. Het examencontract wordt aangegaan door het instellingsbestuur en de student die zich onder de door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden inschrijft voor het afleggen van examens met het oog op het behalen van een graad of diploma van een opleiding of creditbewij(s)(zen)
voor
één
of
meerdere
modules/opleidingsonderdelen.
Het
examencontract omvat volgende vermeldingen: 1° de in de eerste of tweede bovenstaande paragraaf bedoelde elementen, naar gelang het gaat om een contract met het oog op het behalen van een graad of een diploma dan wel een contract met het oog op het behalen van een creditbewijs; 2° de
voorwaarde
die
stelt
dat
de
student
slechts
deel
mag
nemen
aan
onderwijsactiviteiten en gebruik mag maken van onderwijsondersteunende faciliteiten voor die opleidingsonderdelen/modules en/of partims waarvoor hij/zij het studiegeld voor het diploma- of creditcontract betaalt. 3°
welke
opleidingsonderdelen/modules
en
hun
onderwijsactiviteiten
en
onderwijsondersteunende faciliteiten niet in een examencontract kunnen opgenomen worden,
gelet
op
hun
aard
en/of
de
evaluatiemethoden
van
deze
opleidingsonderdelen/modules en/of partims. Dit wordt in de studiegids van deze modules/opleidingsonderdelen vermeld.
II.6. WIJZIGBAARHEID Artikel 22
Verandering van inschrijving
Binnen de Hogeschool West-Vlaanderen kan een regelmatig ingeschreven student tot uiterlijk 15 werkdagen na de feedback van de eerste examenperiode in hetzelfde academiejaar: 1. overgaan van een voltijdse naar een deeltijdse opleiding of omgekeerd; 2. veranderen van opleiding, afstudeerrichting of optie. De student dient hiertoe een schriftelijke en gemotiveerde aanvraag in bij het studentensecretariaat, gericht aan het departementshoofd van de betreffende, nieuwe opleiding. Indien het een andere opleiding betreft moet de student tevens voldoen aan de eventuele specifieke toelatingsvoorwaarden. De toestemming van het departementshoofd van de nieuwe opleiding is vereist. Het departementshoofd beslist over de al dan niet toelating na consultatie van de opleidingscoördinator en de trajectbegeleider van de betrokken opleidingen. Het departementshoofd stelt de betrokken student binnen de 15 werkdagen met een gemotiveerd schrijven op de hoogte. Indien het een opleiding aan een ander departement betreft, stuurt het ontvangend departementshoofd een kopie van zijn aanvraag naar het departementshoofd van de opleiding die hij/zij wenst te verlaten.
26
Artikel 23
Uitschrijving
Een student die de studies in de loop van het academiejaar stopzet, moet dit schriftelijk per post melden aan het studentensecretariaat of zich persoonlijk aanmelden en een attest van uitschrijving en een uitvalenquête invullen. De datum van uitschrijving is de postdatum van de brief waarin melding wordt gemaakt van de uitschrijving bij het studentensecretariaat. Bij persoonlijke aanmelding geldt als de datum van uitschrijving de datum ingevuld op het attest van uitschrijving, dat op dezelfde dag ondertekend wordt door de student en het departementshoofd.
Artikel 24 Wijziging studiecontract 1. De keuze voor een bepaald type contract in de zin van artikel 22 kan slechts na afloop van een semester, tot uiterlijk 15 werkdagen na de feedback, worden gewijzigd. Tijdens dit semester zijn wijzigingen van de inhoud van het contract mogelijk. 2. De keuze voor een in artikel 21 vermeld contract wordt gewijzigd door het instellingsbestuur en de student gezamenlijk. De wijziging van de inhoud van de in artikel 22 bedoelde contracten gebeurt: 1° door het instellingsbestuur, indien de wijziging betrekking heeft op een modeltraject; 2° door het instellingsbestuur en de student gezamenlijk, indien de wijziging betrekking heeft op een geïndividualiseerd traject. 3. Wijziging van een studiecontract tijdens een academiejaar moet schriftelijk en gemotiveerd aangevraagd worden door de student aan het departementshoofd via de trajectbegeleider van de opleiding die de student op dit moment nog volgt. De trajectbegeleider licht de opleidingscoördinator en het departementshoofd in en pleegt overleg over de wijziging met de student. Het departementshoofd beslist over de al dan niet wijziging na consultatie van de opleidingscoördinator en de trajectbegeleider van de betrokken opleidingen. Het departementshoofd stelt de betrokken student binnen de 15 werkdagen met een gemotiveerd schrijven op de hoogte. De beslissing wordt opgenomen in het studentendossier.
II.7. STUDIEGELD
27
Artikel 25 Het
Studiegeld voor het academiejaar 2007-2008
studiegeld
voor
de
bachelor-
en
masteropleidingen,
voorbereidings-
en
schakelprogramma’s is opgenomen in onderstaande tabel. Zij gelden zowel voor diplomaals creditcontracten, behalve waar anders vermeld en de afwijkingen conform artikel 22. Een bevoorrechte niet-Europese student is een niet-Europese student die ofwel reeds in minimum 30 studiepunten aan de Hogeschool West-Vlaanderen slaagde, ofwel het statuut van vluchteling of ontheemde heeft, ofwel student was of is aan een instelling die een bilaterale overeenkomst met de Hogeschool West-Vlaanderen heeft, ofwel uit een door de OESO erkend ontwikkelingsland komt. Aantal
Inschrijving voor één
Inschrijving
Bijkomende
studiept.
of meerdere
voor één
inschrijving
opleidingen en/of
opleiding
opleidingsonderdelen Niet-beurs-student
Bijna-
beursstudent
beursstudent Diploma- en/of
- 54
creditcontract
€ 58 + € 7,5
€ 30 + € 5
per studiepunt
per
€ 55
€ 55
studiepunt 54 t.e.m.
€ 510
€ 350
€ 100
€ 55
66 + 66
€ 510 + € 3 per
€ 350 + € 2
studiepunt boven 66
per studiepunt boven 66
examencontract Europese
€ 52 + € 3 per studiepunt Idem als Belgische student
Student Bevoorrechte
Idem als Belgische student
€ 1000
Idem als
niet-Europese
Belgische
student
student
Niet-
€ 5000
bevoorrechte niet-Europese student
28
€ 1000
Ongeacht het aantal inschrijvingen tijdens een academiejaar aan de Hogeschool WestVlaanderen is het vast gedeelte van € 58 slechts éénmaal verschuldigd, behalve bij afzonderlijke inschrijvingen conform artikel 17. Het
studiegeld
van
de
bachelor-na-bacheloropleidingen,
posthogeschoolvorming,
postgraduaten en master-na-masteropleidingen wordt per opleiding en/of vorming goedgekeurd door het bestuurscollege bij de goedkeuring van het aanbod en de programma’s.
Artikel 26 Modaliteiten van betaling en terugbetaling 1. Het studiegeld moet gestort worden vóór 1 oktober van het lopend academiejaar op de bankrekening van het departement. Wie zich na de opening van het academiejaar inschrijft, moet uiterlijk 10 werkdagen na de vaststelling van studiecontract en studietraject betalen. De betaling is een noodzakelijke voorwaarde om de onderwijs- en studieactiviteiten te kunnen blijven volgen en te kunnen (blijven) deelnemen aan de evaluaties. De betaling is tevens de noodzakelijke voorwaarde voor ontvangst van de bewijsstukken voor kinderbijslag, studiefinanciering en buspas indien van toepassing. 2. Bij inschrijving betaalt de student het bedrag van een beursstudent, met uitzondering van: - eerstejaarsstudenten die in het laatste jaar van het secundair onderwijs geen studiefinanciering hadden; - niet-eerstejaarsstudenten die vorig academiejaar geen beursstudent waren. De eerstejaarsstudenten en de nieuwe studenten dienen een bewijs van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, afdeling studietoelagen bij inschrijving voor te leggen. De daadwerkelijke terugbetaling aan de beursstudenten en bijna-beursstudenten gebeurt automatisch op basis van de lijsten toegeleverd door het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, afdeling
studietoelagen tot
en
met
31
augustus
van
hetzelfde
academiejaar en gebeurt op het rekeningnummer gegeven door de student. Indien de goedkeuring door de afdeling studietoelagen na 31 augustus gebeurt kunnen deze studenten via het studentensecretariaat met de brief waarin het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, afdeling studietoelagen hen bevestigt dat zij een studiefinanciering hebben, terugbetaling vragen tot 1 december van het volgend academiejaar. De beursstudenten die zich uitschrijven voor de datum van terugbetaling van het studiegeld naar het beursbedrag, moeten zelf het initiatief nemen om contact op te nemen met het
29
studentensecretariaat. Zij dienen dit te doen met de brief van de erkenning als beursstudent van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, afdeling studietoelagen binnen de maand na ontvangst van deze brief. Zoniet wordt niets terugbetaald. 3. De inning tot bijbetaling aan de studenten die in tegenstelling met vorig academiejaar van geen studiefinanciering meer genieten gebeurt eveneens op basis van de lijsten toegeleverd
door het
Ministerie
van
de
Vlaamse
Gemeenschap,
afdeling
studietoelagen. 4. Beursstudenten zonder studiefinanciering kunnen op het studentensecretariaat een aanvraagformulier voor gedeeltelijke terugbetaling van het studiegeld krijgen.
Artikel 27
Modaliteiten terugbetaling bij stoppen van de studie (uitschrijvingen)
Conform artikel 23 dient de student die wenst te stoppen met de studie het studentensecretariaat te verwittigen. De postdatum of de datum ingevuld op het ondertekende
attest
van
uitschrijving
bij
persoonlijke
aanmelding
geldt
als
uitschrijvingsdatum. De terugbetaling van het studiegeld is afhankelijk van het studiecontract, de duur en de datum van uitschrijving. Bij stopzetting van een examencontract: terugbetaling studiegeld min € 52. Bij stopzetting van een diploma- en/of creditcontract voor een volledig academiejaar:
DATUM
TERUGBETALING
tot en met 31 oktober het volledig studiegeld min € 58 tussen 1 november het studiegeld min 100 € en 1 januari na 1 januari
geen terugbetaling
Bij stopzetting van een diploma- en/of creditcontract enkel voor het 2de semester:
DATUM
TERUGBETALING
30
voor 1 april tijdens
de
het volledig studiegeld min € 58 maand het studiegeld min 100 €
april vanaf 1 mei
De
studenten
geen terugbetaling
van
een
bachelor-na-bacheloropleiding,
master-na-masteropleiding,
postgraduaat en/of kort opleidingstraject met het oog op na- of bijscholing kunnen niet genieten van enige terugbetaling bij uitschrijving. Bij wijziging van studiecontract of overschakeling van voltijdse naar deeltijdse studietrajecten conform artikel 24 worden dezelfde data gehanteerd en dezelfde principes. Bij de verrekening wordt echter onmiddellijk het verschil tussen het oude en het nieuwe studiegeld berekend. De niet-bevoorrechte niet-Europese studenten kunnen van geen terugbetaling genieten.
Artikel 28 Wanbetaling Wie het studiegeld ook na schriftelijke aanmaning vanuit de centrale diensten niet voor de gestelde datum betaalt, wordt na een week geschrapt als student en kan dus niet verder deelnemen aan de onderwijsleeractiviteiten en de evaluaties. Bij eventuele herinschrijving blijven de verschuldigde bedragen voor de afgewerkte periode vorderbaar. Zolang deze verschuldigde bedragen niet betaald zijn worden geen nieuwe studieattesten afgeleverd.
II.8. VERZEKERINGEN Artikel 29 Ongevallenverzekering 1. Alle rechtsgeldig ingeschreven studenten zijn voor de duur van het academiejaar en volgens de afgesloten polisvoorwaarden verzekerd tegen lichamelijke ongevallen: - op de gewone, rechtstreekse weg van en naar de Hogeschool; - tijdens de onderwijs- en toetsactiviteiten; - in alle lokalen van de Hogeschool waar zij zich in verband met hun studies bevinden; - tijdens reizen en verblijven in het binnen- en buitenland, georganiseerd door de Hogeschool en/of in het kader van uitwisselingsprogramma’s, al of niet tijdens vakanties, vanaf het vertrek tot en met de terugkeer;
31
- in de uitvoering van alle opdrachten van de Hogeschool. De polisvoorwaarden verzekeren niet de wagen. 2. Burgerlijke aansprakelijkheid De burgerlijke aansprakelijkheid van de rechtsgeldig ingeschreven studenten is volgens de afgesloten polisvoorwaarden verzekerd tijdens de onderwijsactiviteiten en de reizen, excursies en stages in opdracht van de hogeschool.
II.9. STUDIEOMVANG, OPLEIDINGSPROGRAMMA EN STUDIETRAJECT Artikel 30 De opleiding De opleiding blijft de structurerende eenheid van het onderwijsaanbod. Zij wordt bij succesvolle voltooiing bekroond met een diploma. Een opleiding heeft een studieomvang van 60 studiepunten of een veelvoud daarvan. Het bestuurscollege bepaalt voor elke bachelor- en masteropleiding de studieomvang voor de aanvang van het academiejaar.
Artikel 31 Studieomvang van bacheloropleidingen Alle bacheloropleidingen, met uitzondering van de bachelor-na-bacheloropleiding, tellen minimum 180 studiepunten.
Artikel 32 Studieomvang van masteropleidingen in opbouw en basisopleidingen van academisch niveau in afbouw Elke voltijdse masteropleiding in opbouw telt minstens 60 studiepunten en wordt afgesloten met een masterproef, waarvan de studieomvang uitgedrukt in studiepunten gelijk is aan ten minste één vijfde van het totaal aantal studiepunten van het opleidingsprogramma, met een minimum van 15 studiepunten en een maximum van 30 studiepunten. De voltijdse 2de cyclus van de basisopleidingen van academisch niveau in afbouw telt 120 studiepunten.
Artikel 33 Studieomvang modeltrajecten per academiejaar Voor alle bachelor- en masteropleidingen worden ten minste twee verschillende
32
modeltrajecten qua studieomvang per academiejaar aangeboden, waarvan ten minste één modeltraject met een studieomvang van 54 tot 66 studiepunten.
Artikel 34 Studieomvang van bachelor-na-bacheloropleidingen, master-namasteropleidingen en postgraduaten Elke
bachelor-na-bacheloropleiding
en
master-na-masteropleiding
hebben
een
studieomvang van ten minste 60 studiepunten. Postgraduaten hebben een opleidingstraject met een studieomvang van ten minste 20 studiepunten.
Artikel 35 Opleidingsprogramma De
Hogeschool
stelt
voor
elke
opleiding
een
opleidingsprogramma
vast.
Dit
opleidingsprogramma bestaat uit een samenhangend geheel van opleidingsonderdelen gericht
op
het
verwezenlijken
van
welomschreven
doelstellingen
uitgedrukt
in
basiscompetenties die een combinatie van kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes inhouden. Bij de vaststelling houdt de Hogeschool rekening met de bij of krachtens wet, decreet of Europese richtlijn vastgelegde voorwaarden die de toegang tot bepaalde ambten of beroepen of andere voorschriften inhouden met betrekking tot de opleiding. De studieomvang van elk module in een modulair opleidingsprogramma bedraagt normaal minimaal 6 gehele studiepunten. Afwijkingen kunnen enkel goedgekeurd worden indien inhoudelijk, pedagogisch en/of didactisch gemotiveerd. Uitzonderlijke restmodules kunnen minimaal 3 gehele studiepunten omvatten. Elke partim onderliggend aan een module telt enkel gehele studiepunten met een minimum van 1. De studieomvang van elk opleidingsonderdeel in de niet-modulaire opleidingen bedraagt minimaal 3 gehele studiepunten. Elk opleidingsprogramma wordt verdeeld in volgtijdelijke modeltrajecten van 54 tot 66 gehele studiepunten per academiejaar. De modulaire opleidingsprogramma’s worden daarenboven nog eens verdeeld in twee semesters van minimum 27 en maximum 33 gehele studiepunten.
33
Elk opleidingsprogramma en elke wijziging eraan wordt goedgekeurd door de betrokken departementsraad of raden en bekrachtigd door het bestuurscollege voor de aanvang van het academiejaar waarin de opleiding aangeboden wordt.
Artikel 36 Studietraject 1. Een studietraject bepaalt de modaliteiten inzake studieomvang, deliberatie en studievoortgangbewaking bij wijze van modeltraject voor een groep studenten of bij wijze van geïndividualiseerd traject voor een welbepaalde student. 2. Een studietraject wordt voltijds en deeltijds aangeboden. Een studietraject voor een master-na-masteropleiding wordt ten minste deeltijds aangeboden.
Artikel 37 Studiegids In de studiegids van elke opleiding is opgenomen: 1. een algemene beschrijving van de opleiding, waarin: - de graad en de kwalificatie waartoe de opleiding leidt en desgevallend de specificatie van de graad; - in voorkomend geval de afstudeerrichting of optie; -
de toelatingsvoorwaarden, eventueel verwijzend naar de betreffende artikels uit dit
onderwijs- en examenreglement; - de korte inhoud en de doelstellingen van de opleiding uitgedrukt in eindcompetenties; - het volgtijdelijk modeltraject van het opleidingsprogramma met vermelding van het aantal contacturen en niet-contacturen per semester, de studieomvang en de studiepunten per module/opleidingsonderdeel; - de organisatie van de opleiding in de vorm van voltijds of deeltijdse modeltrajecten; - de organisatie van al dan niet het eindexamen met eindcriteria - voor elke professioneel gerichte bachelor: de bacheloropleidingen en masteropleidingen die erop volgen, hetzij rechtstreeks, hetzij met bijkomende vermelding
voorwaarden,
of
de
“geen vervolgopleiding”;
- voor elke academisch gerichte bachelor: de masteropleiding(en) die er rechtstreeks op aansluiten, de masteropleidingen die erop aansluiten via een geïndividualiseerd opleidingsprogramma van maximum 15 studiepunten; - voor elke masteropleiding: de bacheloropleiding(en) waarop de masteropleiding rechtstreeks aansluit, de bacheloropleidingen die er via een schakelprogramma of gestructureerd
voorbereidingsprogramma
op
aansluiten,
de
master-na-
masteropleidingen die al dan niet via een voorbereidingsprogramma op volgen;
34
- voor elke bachelor-na-bacheloropleiding de bacheloropleidingen waarop deze al dan niet met bijkomende voorwaarden volgt; - voor elke master-na-masteropleiding de masteropleiding waarop deze al dan niet met bijkomende voorwaarden volgt; - de opleidingscoördinator en de trajectbegeleider van de opleiding; 2. de studiefiches van alle modules/opleidingsonderdelen, waarin per studiefiche: - de titel van de module/het opleidingsonderdeel; - de code toegekend door de centrale diensten; -
het
niveau
van
de
module/het
opleidingsonderdeel:
beginnen,
uitdiepend
of
gespecialiseerd; - het type van de module/het opleidingsonderdeel: verplicht of keuze - de onderwijstaal eventueel per partim indien verschillend; - de begin- en eindcompetenties per module/opleidingsonderdeel en partim; - de korte inhoud; - de aanbevolen literatuur; - de onderwijsvormen zoals hoorcollege, werkcollege, seminarie, laboratorium, projectwerk, al dan niet begeleide zelfstudie, taak- of opdrachtgerichte werkvorm, enz. - de evaluatiewijze, de periode(s) van evaluatie en de onderlinge verhouding van de verschillende wijzen en periodes van evaluatie; - de
modulecoördinator
en
de
lesgevers
en
begeleiders
per
module/
opleidingsonderdeel/partim; - of de module/opleidingsonderdeel in aanmerking komt voor een 2de examenkans in hetzelfde academiejaar en/of een examencontract. De departementen zorgen ervoor dat de studenten bij het begin van het academiejaar voor elke opleiding en elk voltijds en deeltijds modeltraject de studiegids ontvangen of op Dokeos kunnen consulteren. De student tekent voor ontvangst en kennisname. De studiegids van de opleiding en de voltijdse en deeltijdse modeltrajecten van het academiejaar waarin de student ingeschreven is maken immers integraal deel uit van het studiecontract. Dit studiecontract wordt, evenals de toetredingsovereenkomst, toegelicht in het begin van het academiejaar.
Artikel 38 Studiepunten Eén studiepunt wordt begroot op een geheel getal vanaf 25 tot en met 30 uren studietijd. Het hogeschoolbestuur gaat, in samenwerking met de studenten, regelmatig de overeenstemming na tussen de begrote en de werkelijke studietijd.
35
II.10. VRIJSTELLINGEN, OVERDRACHT VAN EXAMENCIJFERS, STUDIEVOORTGANG EN STUDIEVOORTGANGSBEWAKING Artikel 39 Vrijstelling 1. Een vrijstelling is de opheffing van de verplichting om over een module/ opleidingsonderdeel of partim geëvalueerd te worden..Vrijstellingen gelden enkel voor studenten uit een andere opleiding binnen HOWEST en/of voor studenten uit andere instellingen. 2. De omvang van een vrijstelling wordt steeds uitgedrukt in gehele en ondeelbare studiepunten. De omvang van een vrijstelling is gelijkgesteld met de studieomvang van het corresponderende module/opleidingsonderdeel of partim. 3. Vrijstellingen kunnen behaald worden op grond van: - een score van 10/20 per module/opleidingsonderdeel of partim; -
een
geslaagd
verklaren
via
deliberatie
van
de
examencommissie
per
module/opleidingsonderdeel; - creditbewijzen; - een bewijs van bekwaamheid na een bekwaamheidsonderzoek volgens de EVC- en/of EVK-procedure.
Artikel 40 Procedure toekenning vrijstelling en overdracht 1. Binnen eenzelfde opleiding aan de Hogeschool West-Vlaanderen wordt het slagen in een module/opleidingsonderdeel c.q. partim vertaald in een creditbewijs, deliberatie c.q een overdracht
en
niet
in
vrijstellingen.
Op
basis
daarvan
moet
de
student
de
module/opleidingsonderdeel/partim niet meer herkansen, behalve bij verzaking aan een gedelibeerd onderdeel of bij een actualiseringsprogramma na 5 jaar.
36
2.
Indien
de
vrijstelling
op
grond
van
een
score
van
10/20
op
een
module/opleidingsonderdeel (creditbewijs) of partim is die aan Hogeschool West-Vlaanderen in een andere opleiding behaald werd en de module/opleidingsonderdeel of partim nog steeds in het opleidingsprogramma van opleiding waarvoor ingeschreven voorkomt, is de vrijstelling een recht van de student. Het departementshoofd kan evenwel na raadpleging van minimaal de opleidingscoördinator en de trajectbegeleider beslissen tot een actualiseringsprogramma indien het creditbewijs en/of de score ouder dan 5 jaar is. De termijn van 5 kalenderjaren wordt berekend vanaf de eerste dag van de maand oktober die volgt
op
de
maand
waarin
het
creditbewijs
of
de
score
werd
behaald.
Het
departementshoofd meldt deze eventuele beslissing schriftelijk en gemotiveerd binnen de 15 werkdagen na de eerste vaststelling van het studietraject door de trajectbegeleider en/of de opleidingscoördinator aan de student. 3. Indien de vrijstelling op grond van een score van 10/20 (creditbewijs) op of verklaring van geslaagd voor een module/opleidingsonderdeel is die in aan een andere instelling behaald werd, moet de student de vrijstelling aanvragen aan het departementshoofd via de trajectbegeleider van de betrokken opleiding voor eind oktober of bij registratie indien later dan
oktober.
Het
departementshoofd
beslist
na
raadpleging
van
minimaal
de
opleidingscoördinator en de trajectbegeleider op grond van een vergelijking van onderwijsen evaluatieinhoud en vorm of de vrijstelling toegekend wordt. Het departementshoofd kan ook beslissen tot een actualiseringsprogramma indien het creditbewijs en/of de score ouder dan 5 jaar is. Het departementshoofd meldt de beslissing schriftelijk en gemotiveerd binnen de 15 werkdagen na de aanvraag aan de student. 4. Indien de vrijstelling op grond van een bewijs van bekwaamheid is na een EVK-procedure door de Hogeschool West-Vlaanderen of een andere instelling van hoger onderwijs, moet de student met dit bewijs de vrijstelling(en) schriftelijk en gedateerd aanvragen aan het departementshoofd via de trajectbegeleider. Het departementshoofd beslist over de vrijstelling(en)
na
raadpleging
van
minimaal
de
opleidingscoördinator
en
de
trajectbegeleider. Het departementshoofd meldt de beslissing schriftelijk en gemotiveerd binnen de 15 werkdagen na de aanvraag aan de student. 5. Indien de vrijstelling op grond van een bewijs van bekwaamheid is na een EVC-procedure door de Associatie Universiteit Gent of een andere associatie, moet de student met dit bewijs de vrijstelling(en) schriftelijk en gedateerd aanvragen aan het departementshoofd via de trajectbegeleider. Het departementshoofd beslist over de vrijstelling(en) na raadpleging van minimaal de opleidingscoördinator en de trajectbegeleider. Het departementshoofd meldt de beslissing schriftelijk en gemotiveerd binnen de 15 werkdagen na de aanvraag aan de student.
37
6. Bij niet slagen op het niveau van module/opleidingsonderdeel aan de Hogeschool WestVlaanderen worden de scores vanaf 10/20 op onderliggende partims automatisch overgedragen naar het academiejaar waarin de student zich opnieuw in dezelfde module/opleidingsonderdeel inschrijft binnen de 5 jaar. Indien langer dan 5 jaar kan het departementshoofd na consultatie van de trajectbegeleider een actualiseringsprogramma opleggen. Bij het niet slagen op het niveau van module/opleidingsonderdeel aan een andere instelling van hoger onderwijs kunnen de scores vanaf 10/20 op onderliggende delen overgedragen worden. De student dient daartoe de procedure zoals in geval 2 te volgen. 7. De student kan schriftelijk en gedateerd in beroep gaan bij de algemeen directeur via het diensthoofd onderwijs en onderzoek. De algemeen directeur neemt een gemotiveerde beslissing na het horen van het diensthoofd onderwijs en onderzoek, het betrokken departementshoofd, de betrokken opleidingscoördinator en/of de betrokken trajectbegeleider en de student. De student mag zich laten bijstaan door een studentenvertegenwoordiger in een van de bestuursorganen en/of een raadsman. De algemeen directeur kan het beroep om formele en/of procedurele redenen ook niet ontvankelijk verklaren. Hij meldt de uitspraak in beroep aan de student met een gemotiveerd schrijven binnen de 15 werkdagen na de aanvraag tot beroep. 8. In afwachting van de goedkeuring wordt de student verondersteld deel te nemen aan alle onderwijs-, leer- en evaluatieactiviteiten waarvan hij/zij formeel nog niet is vrijgesteld. Een aanvraag impliceert immers geen automatische goedkeuring.
Artikel 41 Studievoortgangsbewaking 1.De studievoortgang is de wijze waarop de student voortgang maakt in het studietraject via de deelname aan onderwijs-, leer- en evaluatieactiviteiten. 2. Elke examinator volgt de studievoortgang per student op, al dan niet aan de hand van permanente
evaluatie.
Bij
modules/opleidingsonderdelen
die
intensieve
opvolging
veronderstellen, zoals stage en/of eindwerk, krijgt deze opvolging een schriftelijke weerslag die door de student ter kennisname ondertekend wordt. 3. De studievoortgang wordt gemeten door het verwerven van studiepunten. De studiepunten worden verworven via het succesvol slagen in de evaluaties, waaruit blijkt dat de student de competenties verbonden aan het geëvalueerde module/opleidingsonderdeel en/of partim voldoende heeft verworven. De verworven studiepunten verbonden aan het
38
module/opleidingsonderdeel en/of partim worden credits genoemd. 4. Een creditbewijs is een document dat bewijst dat de competenties, verbonden aan het betrokken module/opleidingsonderdeel, en dus de daaraan verbonden studiepunten verworven zijn. 5. De verworven studiepunten en de creditbewijzen worden geregistreerd in de studentenadministratie en via elk rapport openbaar gemaakt. De creditbewijzen worden na de diplomaproclamatie of na vroegere uitschrijving aan de student op zijn/haar vraag afgeleverd. 6. De trajectbegeleider volgt de verwerving van de studiepunten en creditbewijzen op. Hij/zij volgt de registratie en gebruikt ze in zijn/haar uitstippeling van het studietraject en bij de voorbereiding van het dossier voor vrijstellingen. De trajectbegeleider bewaakt de studievoortgang, samen met de andere leden van de studiebegeleiding en het opleidingsteam. 7. Indien de student met een creditcontract studeerde, worden de creditbewijzen na verloop van het contract afgeleverd. 8. Indien de student via het modeltraject niet alle studiepunten en/of creditbewijzen verwerft, vormen zij de basis voor een geïndividualiseerd traject. 9. De opportuniteit van het doorlopen van een geïndividualiseerd traject wordt op zorgvuldige wijze door de trajectbegeleider getoetst op grond van het dossier van de student, waarin de verworven en niet-verworven studiepunten door de trajectbegeleider geregistreerd worden. 10. De student moet een geïndividualiseerd studietraject en de vertaling in het passende studiecontract schriftelijk en gemotiveerd met de nodige bewijsstukken aanvragen aan het departementshoofd via de trajectbegeleider. De laatstgenoemde doet een voorstel, na overleg minimaal met de student, de opleidingscoördinator en het departementshoofd. De minimale bewijsstukken zijn het rapport van de student, de creditbewijzen en de beslissing over de eventuele vrijstellingen. De trajectbegeleider, de opleidingscoördinator en het departementshoofd kunnen bijkomende bewijsstukken opvragen. 11. Het departementshoofd beslist over de geïndividualiseerde studietrajecten en het passend studiecontract. Hij/zij deelt de beslissing schriftelijk en gemotiveerd mee binnen de 15 werkdagen aan de betrokken student. De beslissing wordt opgenomen in het dossier van
39
de betrokken student. 12. Het departementshoofd kan beslissen de inschrijving van de student met een bindend advies inzake de studievoortgang en het passend studiecontract te verbinden slechts nadat de student reeds tweemaal voor een bepaalde module/opleidingsonderdeel aan een hogeschool of universiteit in de Vlaamse Gemeenschap werd ingeschreven, zonder dat hij/zij daarvoor een creditbewijs behaalde. 13. Bindende voorwaarden voor de inschrijving betreffen in beginsel geen evaluatie- en/of deliberatiecriteria die strenger zijn dan de regels die in de instelling algemeen gelden. Het instellingsbestuur kan de studievoortgang van de student wel afhankelijk maken van een deliberatie door een examencommissie. Van de mogelijkheid tot weigeren van de inschrijving van een student wordt slechts gebruik gemaakt indien voorheen zonder positief resultaat bindende voorwaarden voor de inschrijving werden opgelegd of indien uit de gegevens van het dossier manifest blijkt dat het opleggen van dergelijke bindende voorwaarden geen positief resultaat zal opleveren.
14. De student kan schriftelijk en gemotiveerd intern beroep tegen de beslissing inzake het geïndividualiseerd studietraject en het passend studiecontract tekenen aan de algemeen directeur via het diensthoofd onderwijs en onderzoek. De algemeen directeur neemt een gemotiveerde beslissing na het horen van het diensthoofd onderwijs en onderzoek, het betrokken departementshoofd, de betrokken opleidingscoördinator en/of de betrokken trajectbegeleider en de student. De student mag zich laten bijstaan door een studentenvertegenwoordiger in één van de bestuursorganen en/of een raadsman. De algemeen directeur kan het beroep om formele en/of procedurele redenen ook niet ontvankelijk verklaren. Hij meldt de uitspraak in beroep aan de student met een gemotiveerd schrijven binnen de 15 werkdagen na de aanvraag tot beroep. 15. De student kan extern in beroep gaan tegen de al dan niet toekenning van een vrijstelling, de oplegging van een bindende voorwaarde en/of de weigering van de inschrijving bij de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen na uitputting van het intern beroep.
II.11. DE EVC- EN EVK-PROCEDURE Artikel 42 De EVC-procedure Associatie Universiteit Gent 40
Een geregistreerde abituriënt kan aan de validerende instantie van de Associatie Universiteit Gent, een attest van bekwaamheid vragen voor één of meerdere eerder verworven competenties (EVC). Dit gebeurt aan de hand van een bekwaamheidsonderzoek. Op basis van dit attest kan de student dan vrijstellingen aanvragen voor één of meerdere of delen van opleidingsonderdelen van een bepaalde opleiding. De EVC-procedure bestaat uit 4 opeenvolgende fasen: de begeleidingsfase (facultatief), de aanmeldingsfase, het bekwaamheidsonderzoek en de erkenningsfase, zoals omschreven in de EVC-Gids voor de Student van de Associatie Universiteit Gent. Informatie hieromtrent is te bekomen op www.augent.be en/of bij de trajectbegeleiders. Ook de interne en externe beroepsprocedure worden daarin omschreven.. Op basis van opleidingsonderdelen uit het secundair onderwijs kan geen EVC-procedure aangevraagd worden, enkel op basis van ervaring en/of opleidingsonderdelen die additioneel, dus buiten het verplichte curriculum van het secundair onderwijs, met succes opgedaan werd en/of gevolgd werden.
Artikel 43 De EVC-procedure van andere Vlaamse associaties De Hogeschool West-Vlaanderen erkent de bekwaamheidsbewijzen afgeleverd via een EVC-procedure in de andere Vlaamse associaties, voorzover zij de decretale en andere voorschriften
inzake
procedure
en
kwaliteitsborging
volgen.
Op
basis
van
die
bekwaamheidsbewijzen kan een student de procedure voor vrijstellingen aan de Hogeschool West-Vlaanderen starten, zoals beschreven in artikel 37.
Artikel 44 De EVK-procedure 1. Het bekwaamheidsonderzoek betreffende EVK’s die voortvloeien uit een studiebewijs afgeleverd binnen het onderwijs erkend door de Vlaamse Gemeenschap verloopt op stukken via de portfolioconstructie. Op basis van opleidingsonderdelen uit het secundair onderwijs kan geen EVK-procedure aangevraagd worden, enkel op basis van ervaring en/of opleidingsonderdelen die additioneel, dus buiten het verplichte curriculum van het secundair onderwijs, met succes opgedaan werd en/of gevolgd werden. In uitzonderlijke gevallen, waarvan het departementshoofd de noodzakelijkheid motiveert, kan naast een onderzoek op stukken een beperkte bijkomende proef worden georganiseerd.
41
2. De geregistreerde abituriënt vraagt met een gemotiveerd en gedateerd schrijven een EVK-procedure aan bij het departementshoofd via de trajectbegeleider van de opleiding waarvoor de abituriënt zich wil inschrijven. De abituriënt laat zich daartoe in een welbepaalde opleiding registreren, conform artikel 16. De trajectbegeleider van de opleiding begeleidt de geregistreerde abituriënt in de samenstelling van zijn/haar portfolio. Hij/zij licht de procedure toe en waakt erover dat in de portfolio
zoveel
en
zo
juist
mogelijke
bewijsstukken
opgenomen
worden.
De
trajectbegeleider geeft schriftelijk verslag van de begeleiding van de EVK-aanvrager. De trajectbegeleider dateert de afsluiting van het portfolio. De
trajectbegeleider
departementshoofd
in
en de
bekwaamheidsonderzoek.
de
betrokken
beslissing Zij
voeren
naar ook
opleidingscoördinator het het
adviseren
bekwaamheidsbewijs
c.q.
bekwaamheidsonderzoek
het verder
uit.
Het
departementshoofd beslist over het bekwaamheidsbewijs met een gemotiveerd schrijven uiterlijk 15 werkdagen nadat de trajectbegeleider de portfolio als afgesloten beschouwde. 3.
De
EVK-aanvrager
kan
beroep
aantekenen
tegen
de
beslissing
van
het
departementshoofd bij de algemeen directeur. Hij/zij dient daartoe een gemotiveerd en gedateerd schrijven te richten binnen de werkdagen volgend op de beslissing van het departementshoofd met als bijlagen het aanvraagdossier en de beslissing van het departementshoofd. De algemeen directeur beslist binnen de 15 werkdagen minimaal na studie van het dossier en het aanhoren van het betrokken departementshoofd, de trajectbegeleider en de student. 4. De EVK-aanvrager kan na uitputting van intern beroep in extern beroep gaan bij de Raad voor betwistingen inzake studievoorgangsbeslissingen.
II.12. STUDIEBEGELEIDING Artikel 45 Studiebegeleiding 1. Elke regelmatig ingeschreven student heeft recht op studiebegeleiding. De structuur en werking worden toegelicht in het begin van het academiejaar. 2. De studiebegeleiding aan de Hogeschool West-Vlaanderen kent volgende structuur: - monitoraat : alle individuele lesgevers en begeleiders die betrokken zijn bij de onderwijs-,
42
leer- en evaluatieactiviteiten van het module/opleidingsonderdeel en/of partim zijn monitor. Zij lichten hun activiteiten spontaan en op vraag toe en werken er remediëringen voor uit bij de studenten die problemen ondervinden. Zij kunnen ook doorverwijzen naar de andere leden van de studiebegeleiding en bekwame externen. Het monitoraat wordt departementaal georganiseerd en duidelijk ad valvas gecommuniceerd. - mentor: lid van het opleidingsteam die deze opdracht toegewezen kregen. De mentor begeleidt de studenten gedurende het hele academiejaar i.v.m. niet-vakinhoudelijke studieproblemen en bespreekt de probleemstudenten in een vergadering van het opleidingsteam na de eerste semester. Zij verwijzen de student naar het zelfonderzoek studieattitude (ZOSA). De mentor kan ook doorverwijzen naar de andere leden van de studiebegeleiding en/of externen. De namen van de mentoren en zijn/haar spreekuren worden duidelijk en openbaar gecommuniceerd. - trajectbegeleiding: per opleiding fungeert een trajectbegeleider. Hij/zij is de eerste aanspreekpersoon en begeleider in de EVC- en EVK-procedures, de vrijstellingen en de studievoortgangsbewaking. De trajectbegeleider kan ook doorverwijzen naar de andere leden van de studiebegeleiding. De naam en de consultatieuren van de trajectbegeleider worden duidelijk aan de studenten gecommuniceerd. - departementale studiebegeleiding: per departement fungeert een studiebegeleider die de studenten begeleidt indien rechtsreeks en/of via het monitoraat en/of het mentoraat een probleem gesignaleerd wordt met de studiemethode van de student. De studiebegeleider kan ook doorverwijzen naar andere leden van de studiebegeleiding en bekwame externen. -
interdepartementale
coördineert
de
studiebegeleiding:
studiebegeleiding
op
de
interdepartementale
hogeschoolniveau
en
studiebegeleider
vertegenwoordigt
de
studiebegeleiding extern. 3. Elk jaar wordt de kwaliteit van de studiebegeleiding aan een kwaliteitscontrole vanuit de Hogeschool onderworpen. De consensusvergadering hieromtrent wordt voorgezeten door het diensthoofd onderwijs en onderzoek. De resultaten zijn onderwerp van verbeterdoelen en actieplannen waarover in het jaarverslag van de Hogeschool West-Vlaanderen gerapporteerd wordt.
II.13. OMBUDSPERSOON EN KLACHTENBEHANDELING Artikel 46 Taakomschrijving De ombudspersoon treedt, op hun mondeling en/of schriftelijk verzoek, op als bemiddelaar voor de studenten bij alle geschillen inzake het onderwijs- en examenreglement en als onbillijk ervaren handelingen en toestanden. De ombudspersoon ontvangt, onderzoekt en
43
behandelt de klachten en tracht een oplossing te bereiken in het belang van alle partijen. De ombudspersoon is tot discretie verplicht.
Artikel 47 Aanstelling De departementsraad stelt op het einde van vorig academiejaar één of meer departementale ombudspersonen aan. Vermits de ombudspersoon bemiddelt over alle geschillen inzake het studiecontract wordt hij/zij aangesteld voor een heel academiejaar. Voor elke ombudspersoon wordt voorzien in een plaatsvervanger, voor het geval de ombudspersoon onvoorzien zijn taak niet kan waarnemen of zelf als examinator optreedt. De ombudspersoon en de plaatsvervanger mogen geen lesgever en/of examinator zijn van de student waarvoor hij/zij als ombudspersoon of plaatsvervanger aangesteld is. De ombudspersonen en de plaatsvervangers, hun functie en bereikbaarheid worden duidelijk medegedeeld bij het begin van het academiejaar.
Artikel 48 Beschikbaarheid De departementale ombudspersoon is gemakkelijk bereikbaar voor de studenten.
De
ombudspersoon is rechtstreeks door de studenten aanspreekbaar en kan eveneens benaderd worden via het studenten- en/of examensecretariaat. De ombudspersonen en de plaatsvervangers, hun beschikbaarheid en opdracht worden in het begin van het academiejaar voorgesteld en toegelicht.
Artikel 49 Recht op informatie Teneinde zijn taak behoorlijk te kunnen vervullen, heeft de ombudspersoon recht op alle nuttige informatie en kan hij/zij deelnemen aan de deliberaties met raadgevende stem. De ombudspersoon is tot discretie verplicht.
Artikel 50 Klachtenbehandeling Conform artikel 46 van dit reglement kunnen de studenten met alle klachten omtrent de toepassing van het studiecontract terecht bij de ombudspersoon van het betrokken departement.
44
Met een klacht inzake de onderwijsverzorging kan de student terecht bij het betrokken departementshoofd, de betrokken opleidingscoördinator , de ombudspersoon en/of de departementale
kwaliteitscoördinator.
Het
departementshoofd
kan
bij
een
klachtenbehandeling een intern onderzoek instellen en/of bijkomende informatie opvragen. Klachten die schriftelijk en niet-anoniem geformuleerd worden, moeten een formeel vervolg krijgen binnen de 15 werkdagen en door een van bovenstaande aanspreekpersonen of de bevoegde persoon aan de klachtindiener gerapporteerd worden. Indien de klacht geen aanleiding was tot een of andere actie kan de student de klacht schriftelijk herhalen naar de algemeen directeur.
II.14. ORGANISATIE VAN HET ACADEMIEJAAR Artikel 51 Organisatie van het academiejaar Het academiejaar vangt aan in september. Het academiejaar wordt georganiseerd volgens een academische kalender. De academische kalender omvat: a. de begin- en einddatum van het academiejaar; b. de 24 à 26 weken onderwijs- en evaluatieactiviteiten, inclusief de onthaaldagen, de studie- en examenperiodes, de verplichte stages, de deliberatie, feedback en proclamatie, met de inhaalweken gespreid over 26 à 30 weken; c. begin- en einddatum van de 2 semesters; d. de 4 weken winter- en lentevakantie; e. minimum 6 weken zomervakantie. Deze academische kalender wordt goedgekeurd door de raad van bestuur. De departementen mogen van deze interdepartementale kalender niet afwijken, behalve voor de organisatie van de periodieke examenkansen op individuele basis. De departementale aanvulling bevat ten minste een eventueel semesterplan, de planning voor de studenten i.v.m. de organisatie van de stages en de eindwerken. Naast de departementale aanvulling gelden volgende regels: 1. contacturen worden uitgedrukt in eenheden van 60 minuten; 2. wanneer de titularis van de onderwijsactiviteit, of zijn vervanger, zich na 15 minuten niet heeft aangeboden,
vraagt
een
afgevaardigde
van
de
studenten
bij
studentensecretariaat inlichtingen of instructies; 3. wijzigingen van onderwijsactiviteiten, lesgevers, uurroosters of leslokalen (occasioneel of
45
langdurig) worden ad valvas via aankondigingsborden, lichtkrant of enige andere drager bekendgemaakt; 4. de studenten hebben recht op het aantal uren dat volgens de studiegids aan de opleidingsonderdelen besteed wordt. De academische kalender en de departementale aanvullingen maken deel uit van het studiecontract en moeten dus eveneens ter ondertekening voor ontvangst aan de studenten overhandigd worden bij het begin van het academiejaar of bij latere inschrijving.
II.15. TAALCODE EN TAALREGELING Artikel 52 De taalcode : opdracht Deze taalcode regelt de taal waarin de onderwijs-, leer- en evaluatieactiviteiten aan de Hogeschool West-Vlaanderen worden georganiseerd in uitvoering van artikels 77 en 91 van het structuurdecreet. Zij heeft tot doel bij te dragen tot de Nederlandse taal van onze gemeenschap, in haar verdere ontwikkeling zowel als communicatiemiddel als in het gebruik van het Nederlands in het hoger onderwijs en de wetenschappen in hun breedste betekenis. Dit sluit echter niet uit dat de Hogeschool West-Vlaanderen en het hoger onderwijs in haar geheel
aangepast
moet
kunnen
reageren
op
de
globalisering
van
het
gehele
maatschappelijke gebeuren, de sterk toegenomen internationalisering van het hoger onderwijs en de steeds toenemende mondialisering van het maatschappelijk en professioneel leven waarin onze afgestudeerden zullen functioneren.
Artikel 53 Taalregeling in de basisopleidingen in afbouw De onderwijs- en bestuurstaal in de Hogeschool West-Vlaanderen is het Nederlands. De volgende onderwijsactiviteiten kunnen in een andere taal worden gedoceerd en geëxamineerd: 1. die welke, geheel of gedeeltelijk, een vreemde taal tot onderwerp hebben, in deze taal; 2. die welke in de tweede cyclus van de basisopleidingen van academisch niveau en in het laatste studiejaar van de basisopleidingen bestaande uit één cyclus worden verzorgd door anderstalige gastprofessoren. Deze
onderwijsactiviteiten
vormen
ten
hoogste
twintig procent van het programma; 3. de anderstalige opleidingsonderdelen die, met instemming van het instellingsbestuur,
46
worden gevolgd aan een andere instelling voor hoger onderwijs; 4. die met betrekking tot opleidingsonderdelen ingevuld of uitgewerkt specifiek ten behoeve van buitenlandse studenten, op voorwaarde dat er een equivalente opleiding in het Nederlands, eventueel in samenwerking met een andere instelling, wordt aangeboden; De Vlaamse studenten behouden altijd het recht om een volledige basisopleiding in het Nederlands te volgen en over een in een vreemde taal gevolgde onderwijsactiviteit in het Nederlands geëxamineerd te worden, de onderwijsactiviteiten die een vreemde taal tot onderwerp hebben uitgezonderd. De studenten tekenen voor akkoord wanneer zij, in het kader van een anderstalige lesgever of een internationale en/of meertalige opdracht of project, al dan niet gedeeltelijk onderwijs- en leeractiviteiten volgen in een vreemde taal en daarin, al dan niet gedeeltelijk, geëvalueerd worden.
Artikel 54 Taalregeling in de bachelor- en masteropleidingen in opbouw De onderwijs- en bestuurstaal in de Hogeschool West-Vlaanderen is het Nederlands. In de bachelor- en masteropleidingen kan evenwel een andere taal gebruikt worden voor de onderwijs-, studie- en toetsactiviteiten van de volgende opleidingsonderdelen: 1. De opleidingsonderdelen die een vreemde taal tot onderwerp hebben en die in die taal worden gedoceerd; 2. De opleidingsonderdelen die gedoceerd worden door anderstalige gasthoogleraren of gastprofessoren; 3. De anderstalige opleidingsonderdelen die, met instemming van het instellingsbestuur en conform artikel 56 van dit reglement, worden gevolgd aan een andere instelling voor hoger onderwijs. De departementsraad en het bestuurscollege kunnen via de resp. goedkeuring en bekrachtiging van de opleidingsprogramma’s beslissen in beperkte mate delen van opleidingsonderdelen in een andere taal dan het Nederlands aan te bieden, indien de meerwaarde voor de studenten en de functionaliteit voor de opleiding blijkt uit de expliciete motivatie bij de beslissing en op voorwaarde dat de hiervoor aangewezen lesgever de andere taal op adequate wijze beheerst. Voor bacheloropleidingen wordt deze bijkomende mogelijkheid beperkt tot 10% van de omvang van het opleidingsprogramma, de opleidingsonderdelen die ressorteren onder het tweede lid 1 en 3 van dit artikel niet meegerekend. In de professioneel gerichte bacheloropleidingen geldt bovendien de beperking dat over de leerstof die in een andere taal wordt aangeboden, behalve in de gevallen vermeld in het
47
tweede lid, 1° en 3°, nooit een examen afgenomen kan worden, tenzij dezelfde leerstof ook in het Nederlands werd aangebracht of gedoceerd. In dit geval hebben de studenten het recht om over een module/opleidingsonderdeel/partim waarin een andere onderwijstaal dan het Nederlands gebruikt werd, examen in het Nederlands af te leggen. De departementsraad en het bestuurscollege kunnen via de resp. goedkeuring en bekrachtiging
van
de
opleidingsprogramma’s
evenwel
beslissen
bachelor-
en
masteropleidingen volledig in een andere taal dan het Nederlands aan te bieden specifiek ten behoeve van buitenlandse studenten, op voorwaarde dat er in dezelfde instelling of via een samenwerkingsovereenkomst in een bevoegde instelling binnen dezelfde provincie, een equivalente opleiding in het Nederlands wordt aangeboden. De departementsraad en het bestuurscollege kunnen via de resp. goedkeuring en bekrachtiging van de opleidingsprogramma’s evenwel masteropleidingen volledig en enkel in een andere taal aanbieden, indien die opleidingsprogramma’s specifiek in het kader van het International Course Programme van ontwikkelingssamenwerking ten behoeve van buitenlandse studenten zijn ontworpen. De departementsraad en het bestuurscollege kunnen via de resp. goedkeuring en bekrachtiging van de opleidingsprogramma’s beslissen de bachelor-na-bacheloropleidingen, de master-na-masteropleidingen en kortere nascholing of bijscholing in het kader van permanente vorming volledig en enkel in een andere taal dan het Nederlands aan te bieden
Artikel 55 De kwaliteitscontrole over de taalbeheersing van medewerkers De kwaliteitscontrole over de taalbeheersing van de medewerkers verloopt via het goedgekeurde selectie- en evaluatiereglement van de Hogeschool.
Artikel 56 Rapportering De rapportering over de taalcode, de taalregeling en haar toepassingen gebeurt jaarlijks conform het Besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004.
II.16. BIJZONDERE BEPALINGEN Artikel 57 Bijzondere bepalingen inzake studeren aan een andere instelling hoger onderwijs Regelmatig ingeschreven studenten kunnen onderwijs-, studie- en toetsactiviteiten over
48
opleidingsonderdelen aan andere instellingen voor hoger onderwijs in binnen- en buitenland volgen, voor zover zij deel uitmaken van officieel erkende, bilaterale en/of multilaterale samenwerkings- of uitwisselingsprogramma’s. De basis voor de erkenning van de onderwijsactiviteiten en de overhevelingen van de evaluatie is de bilaterale “learning agreement” in het kader van het ECTS. De selectie van de studenten gebeurt na duidelijke voorstelling van de mogelijkheden, zowel praktisch als inhoudelijk, en na een gemotiveerde schriftelijke aanvraag van de student aan de
opleidingscoördinator
of
de
coördinator
internationalisering
van
de
opleiding/afstudeerrichting/optie in afbouw. Het opleidingsteam beslist over de rangschikking van de kandidaten rekening houdend met de persoonlijke motivatie, het rapport van vorig studiejaar en de nodige kennis van de vreemde taal. De coördinator internationalisering van de opleiding maakt het dossier van de student op en speelt het door aan de centrale dienst internationalisering via de departementale coördinator internationalisering.
Dezelfde coördinator internationalisering van de opleiding begeleidt
zowel de uitgaande als de binnenkomende studenten. De coördinator internationalisering op de centrale diensten communiceert met de bevoegde en/of desbetreffende onderwijsen/of beursinstanties. De student krijgt via de centrale diensten pas 80% van de beurs uitbetaald nadat het dossier volledig is. Het resterend bedrag wordt uitgekeerd nadat de student alle verplichte formaliteiten inzake rapportering afgerond heeft.
49
III. TUCHTREGLEMENT Artikel 58 Tuchtreglement 1. In de hogeschool geven de studenten blijk van een verzorgd voorkomen, een onberispelijk gedrag en een correcte houding. De studenten laten zich bovendien in hun gedragingen, zowel binnen als buiten de Hogeschool, leiden door eerbied voor de menselijke persoon en stellen geen handelingen, ook niet op digitale wijze,
die
onverenigbaar zijn met de doelstellingen en waarden van de Hogeschool. 2. Vermits de Hogeschool West-Vlaanderen vanuit haar missie actief staat voor pluralisme, verdraagzaamheid en respect voor andere meningen, laat zij het dragen van religieuze symbolen en/of kledij toe, wanneer zij door een erkende religie voorgeschreven zijn. Studenten die dergelijke symbolen en/of kledij dragen moeten echter als HOWEST-student blijven getuigen van een openheid tot dialoog en actief pluralisme. De kledij moet altijd voldoen aan de eisen van netheid, hygiëne, identificatie en veiligheid van de Hogeschool West-Vlaanderen en eventuele bijkomende verplichtingen opgelegd op de stageplaats. 3. Vanuit dezelfde missie en waarden is het aan de Hogeschool West-Vlaanderen verboden partijpolitieke tekens te dragen. 4. De student is verantwoordelijk voor zijn persoonlijke bezittingen, zelfs wanneer deze zijn opgeborgen. 5. Elke beschadiging van gebouwen, meubilair of materiaal, moedwillig of door grove onachtzaamheid, zal het voorwerp uitmaken van een tuchtprocedure, eventueel een gerechtelijke vervolging. 6. Elke student kan hoofdelijk financieel verantwoordelijk gesteld worden. Ieder is aansprakelijk niet alleen voor de schade die hij/zij door zijn/haar daad veroorzaakt, maar ook
voor
de
schade
die
hij/zij
door
zijn/haar
nalatigheid
of
door
zijn/haar
onvoorzichtigheid heeft veroorzaakt. 7. Een student die tijdens of buiten de onderwijsactiviteiten materiaal van de school stuk maakt, verliest en/of ontvreemdt, is, behoudens als hij/zij overmacht of schuld van derden kan bewijzen, aansprakelijk. Bij betwisting kan de rechtbank hierover een uitspraak
vellen.
8. Een student kan bij niet-naleving van dit tucht- en volgend ICT-reglement de volgende,
50
algemene tuchtmaatregelen oplopen: a. de terechtwijzing; b. de berisping; c. de schorsing; d. de uitsluiting uit de hogeschool. De terechtwijzing en de berisping worden door het departementshoofd uitgesproken. Het departementshoofd kan bij wijze van dringende en voorlopige maatregel ook tot schorsing van de student overgaan. De schorsing en de uitsluiting uit de Hogeschool worden door de algemeen directeur uitgesproken, op voorstel van het departementshoofd. De algemeen directeur moet de dringende en voorlopige schorsing door het departementshoofd binnen de 15 werkdagen al dan niet bevestigen. De student moet voor de uitspraak medegedeeld worden welke maatregel overwogen wordt en op welke gronden, 5 werkdagen voor de maatregel uitgesproken wordt. Elke uitspraak moet schriftelijk met redenen omkleed zijn. De student moet steeds gehoord worden door de bevoegde instanties en inzage hebben in het volledig dossier. student heeft het recht zich te
laten
bijstaan
tuchtmaatregel kan de student in beroep
door
een
raadsman.
Voor
De
iedere
gaan bij de hogere bestuursoverheid, voor
het departementshoofd is dat de departementsraad, voor de algemeen directeur is dat het bestuurscollege. In geval van definitieve uitsluiting kan de betrokken student binnen een termijn van 10 werkdagen beroep aantekenen bij de voorzitter van de raad van bestuur. Voor de administratieve opvolging bezorgt de student hiervan tevens een kopie aan het departementshoofd en de algemeen directeur. 9. In geval er tuchtmaatregelen genomen worden, dienen alleszins volgende regels te worden gerespecteerd: a. een proces-verbaal wordt opgemaakt; b. elke genomen beslissing wordt schriftelijk gemotiveerd; c. elke beslissing wordt schriftelijk ter kennis gebracht aan de student voordat de tuchtmaatregel van kracht wordt; d. er is geen mogelijkheid om tot collectieve uitsluiting over te gaan; e. de tuchtstraf moet in overeenstemming zijn met de ernst van de feiten. 10. De interne en externe beroepsprocedure inzake examentuchtbeslissingen zijn
51
opgenomen in het examenreglement, artikel 110.
IV. Aanvaardbaar gebruik van de ICT-infrastructuur aan de Associatie Universiteit Gent & partnerinstellingen Artikel 59 Algemeen De computernetwerken van de partnerinstellingen van de Associatie Universiteit Gent (AUGent) zijn bestemd voor onderwijs en onderzoek en voor activiteiten ter ondersteuning daarvan. Het netwerk van de AUGent & partnerinstellingen is aangesloten op BELNET, het Belgische onderzoeksnetwerk. Er is een Acceptable Use Policy (AUP) die bepaalt wat wel en niet toegelaten is op BELNET. Deze AUP is beschreven in het document AUP Belnet (Aanvaardbaar gebruik van de BELNET toegang, zie bijlage). Wanneer men het netwerk gebruikt, dient men dus niet alleen rekening te houden met de regels voor goed gebruik van het netwerk van de AUGent & partnerinstellingen, maar ook met de AUP van BELNET.
Artikel 60 Definities 1. Gebruiker: Elke persoon en organisatie die op een of andere manier gebruik maakt van de ICT-infrastructuur van de AUGent & partnerinstellingen, in het bijzonder studenten en personeelsleden. 2. ICT-infrastructuur: hiermee wordt zowel de fysieke apparatuur
als de ICT-diensten
(inclusief thuisgebruik via VPN) bedoeld. 3. ICT-beheerder(s): verantwoordelijken voor het onderhoud en het goed functioneren van de ICT-infrastructuur.
Artikel 61 Ongeoorloofd gebruik 1 De ICT-infrastructuur mag niet gebruikt worden om ongeoorloofde informatie te verwerven, te verwerken, te verspreiden of op te slaan. Hieronder wordt onder meer verstaan: 1.1 Informatie die in strijd is met de wet, in het bijzonder (doch niet beperkt tot): •
Informatie die in strijd is met de wetgeving op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
•
Informatie die in strijd is met de wetgeving over het auteursrecht en andere intellectuele rechten;
52
•
Informatie die in strijd is met de wetgeving ter bestrijding van racisme of die beledigend of lasterlijk is voor anderen;
•
Informatie die in strijd is met de wetgeving over de bescherming van de goede zeden.
1.2 Informatie die de AUGent & partnerinstellingen schaadt, in het bijzonder (doch niet beperkt tot): •
Informatie die het imago van de AUGent & partnerinstellingen schendt, of haar moreel of economisch kan schaden;
•
Informatie die vertrouwelijk is of die wegens de aard ervan als vertrouwelijk moet beschouwd worden.
1.3 Informatie die hinderlijk is voor anderen, in het bijzonder (doch niet beperkt tot): •
Informatie die aanstootgevend is voor anderen omdat ze tegen de algemeen geldende fatsoenregels indruist;
•
Aan grote groepen personen ongewenste elektronische post, berichten of kettingbrieven sturen.
2 Volgende handelingen zijn expliciet verboden: 2.1 Software installeren en/of te gebruiken waarvoor men geen licentie heeft of op een wijze die in strijd is met de licentievoorwaarden van die software. Dit is van toepassing op de apparatuur die deel uitmaakt van de ICT-infrastructuur van de AUGent & partnerinstellingen. Software die ter beschikking gesteld wordt door de AUGent & partnerinstellingen mag niet getransfereerd worden naar eigen apparatuur zonder expliciete toestemming van een ICTbeheerder. De partnerinstellingen van de AUGent kunnen autonoom optreden tegen gebruikers waarvan vermoed wordt dat zij illegale software gebruiken en/of verspreiden. 2.2 Het installeren van software op apparatuur die deel uitmaakt van de ICT-infrastructuur van de AUGent & partnerinstellingen, zonder voorafgaandelijke toestemming van de ICTbeheerder, verantwoordelijk voor het betreffende deel van de ICT-infrastructuur. 2.3 Wijzigen van de structuur of de configuratie van de ICT-infrastructuur zonder voorafgaandelijke toestemming van de ICT-beheerder, verantwoordelijk voor het betreffende deel van de ICT-infrastructuur. 2.4 Acties ondernemen die strafbaar zijn in het kader van de wet van 28 november 2000 inzake informaticacriminaliteit. Onder andere vallen hieronder: ¾ Het omzeilen van interne en externe systeem- en netwerkbeveiligingen;
53
¾ Het ontwerpen en/of het installeren van schadelijke software op apparatuur die
deel
uitmaakt
van
de
ICT-infrastructuur
van
de
AUGent
&
partnerinstellingen; ¾ Willens en wetens ongeëigende en ongeoorloofde toegang forceren tot systemen waartoe men niet geautoriseerd is; ¾ Informatie onderscheppen (of pogingen daartoe) die niet voor zichzelf bedoeld is; ¾ Een valse identiteit aannemen op het netwerk. 2.5 De ICT-infrastructuur van de AUGent & partnerinstellingen gebruiken voor commerciële of politieke activiteiten. 2.6 Het actief opsporen van zwakheden in de beveiliging of het testen van de maximum capaciteit van gelijk welk onderdeel van de ICT-infrastructuur van de AUGent & partnerinstellingen. In het algemeen, het opzettelijk genereren van extreme belastingen zonder functionele noodzaak. 2.7 Systeeminformatie, systeemconfiguratie, toepassingsprogramma’s of bestanden wijzigen of doorgeven aan derden indien men daarvoor vanwege de aard van zijn functie niet is gerechtigd. 3. Verantwoordelijkheden van de gebruiker 3.1 Het in goede toestand bewaren van de ICT-infrastructuur die ter beschikking wordt gesteld, inclusief een actieve deelname aan de beveiliging van deze ICT-infrastructuur. 3.1.1 Wanneer een gebruiker meent een defect of slecht functionerend onderdeel van de ICT-infrastructuur van de AUGent & partnerinstellingen te kennen, moet hij dit zo snel mogelijk melden aan de ICT-beheerder verantwoordelijk voor het betreffende deel van de ICT-infrastructuur . Hetzelfde geldt als een gebruiker een tekortkoming in de beveiliging van de ICT-infrastructuur van de AUGent & partnerinstellingen ontdekt. Anderen mogen hiervan niet op de hoogte gebracht worden. Het uitbuiten van deze zwakheden wordt beschouwd als ongeoorloofd gebruik. 3.1.2 Het niet onbeheerd achterlaten van de ter beschikking gestelde ICT middelen en het nemen van voldoende veiligheidsmaatregelen om diefstal ervan maximaal te verhinderen. Bij het verlaten van apparatuur waarop men ingelogd is, moet de gebruiker uitloggen of de apparatuur op zodanige manier vergrendelen dat enkel de gebruiker zelf of een ICTbeheerder er terug kan op inloggen. Dit om te voorkomen dat anderen zijn/haar identiteit
54
kunnen aannemen. 3.1.3 Het steeds werken met een operationele recente virusscanner. 3.1.4 Het respecteren van de limieten vastgelegd op mailbox of file-server waarbij er, op regelmatig basis door de gebruiker, overbodige mails/files opgeruimd of gearchiveerd worden. 3.2 Bij communicatie zal de gebruiker altijd duidelijk zijn naam vermelden. Tevens moet de gebruiker, die beschikt over een e-mail adres van de AUGent & partnerinstellingen, dit adres gebruiken bij communicatie en de corresponderende postbus op een regelmatige basis controleren. 3.3 Indien gegevens op lokale harde schijven geplaatst worden, moet zelf gezorgd worden voor de noodzakelijke reservecopie (backup) en beveiliging. 4. Gebruikersnamen en wachtwoorden Toegang tot de ICT-infrastructuur wordt verleend op basis van een gebruikersnaam en een wachtwoord. Hierbij moeten volgende regels in acht genomen worden: 4.1 Het wachtwoord mag niet eenvoudig te achterhalen zijn en moet regelmatig veranderd worden. 4.2 Verspreiding van het wachtwoord is verboden. Wie onvoorzichtig omspringt met zijn paswoord, kan voor de misbruiken verantwoordelijk gesteld worden. 4.3 Niemand mag zijn wachtwoord aan derden doorgeven en/of door derden laten gebruiken. Het is verboden wachtwoorden van anderen te proberen achterhalen. 5. Toezicht, controle en sancties De ICT-infrastructuur van de AUGent & partnerinstellingen wordt gecontroleerd om de goede werking ervan te kunnen verzekeren en om misbruik op te sporen en te voorkomen. Elke partnerinstelling kan autonoom controle uitoefenen en mogelijke sancties bepalen. Het toezicht en controles gebeuren conform CAO81. Mogelijke sancties bij vaststelling van een inbreuk op dit reglement zijn: •
Al dan niet tijdelijke beperking van de toegang tot bepaalde delen van de ICTinfrastructuur;
•
Tijdelijk of definitief verbod tot het gebruik van de ICT-infrastructuur;
55
•
Betaling van de kosten voortvloeiend uit het misbruik.;
•
Indien het misbruik een strafrechtelijk feit betreft, kunnen de betrokkenen voor die feiten
tevens
gerechtelijk
worden
vervolgd,
ongeacht
eventuele
schadevorderingen; •
Gegevens, onder gelijk welke vorm (bestanden, e-mails, gegevensdragers, databases,…) die toehoren aan de betreffende gebruiker kunnen worden geïnspecteerd en in beslag genomen;
•
Alle andere sancties zoals vermeld in reglementeringen van de AUGent & partnerinstellingen.
Artikel 62 Aanvaardbaar gebruik van de belnet-toegang 1. De student verbindt er zich toe conform de normen en protocols van Internet te handelen. 2. De student mag het BELNET-netwerk uitsluitend met strikt wettelijke bedoelingen gebruiken. Ieder gebruik dat de Belgische of internationale wetgeving schendt, is verboden. Als lid van de categorie A van ISPA België (Vereniging van de Internet Service Providers), onderschrijft BELNET het «Samenwerkingsprotocol ter bestrijding van ongeoorloofde handelingen op Internet» volledig. Indien er vermoedens bestaan van een onwettelijke actie door de student, zal BELNET binnen het strikte kader dat door de wet wordt voorgeschreven, met de gerechtelijke macht samenwerken om haar onderzoeksplicht te vergemakkelijken. 3. Het is verboden om van de diensten van BELNET gebruik te maken voor iedere activiteit die : •
niet-geoorloofde toegang tot de gegevens van een derde mogelijk maakt;
•
schade toebrengt aan de activiteit van BELNET of het Internet in het algemeen,
•
het gebruik of de performantie van de internetdienst voor andere gebruikers in gevaar brengt;
•
kan leiden tot de verspilling van middelen (personeel, netwerken, informatica);
•
kan leiden tot de gedeeltelijke of complete vernietiging van de integriteit van de informaticagegevens;
•
die de privacy van de gebruikers kan aantasten;
•
die tot doel heeft om berichten over het netwerk te versturen die onder de categorie “lastigvallen” of “ongewenste post” vallen.
4. Het gebruik van BELNET is voorbehouden voor de openbare diensten, voor het onderwijs en voor onderzoeksdoeleinden. Het gebruik met commerciële bedoelingen en het intensieve gebruik voor persoonlijke doeleinden zijn verboden.
56
5. De student is verantwoordelijk voor de levering van de Internet-dienst aan zijn eigen gebruikers, en dan meer bepaald voor de opstelling van interne toegangsprocedures tot BELNET via zijn lokaal netwerk. Het beheer van dit lokaal netwerk valt eveneens onder de bevoegdheid van de KLANT. In dit kader moet de student zichzelf beschermen tegen pogingen tot inbraak door een derde via BELNET. 6. De student neemt de nodige maatregelen om ieder misbruik van BELNET door zijn eigen gebruikers tegen te gaan. Hiertoe brengt hij hen op de hoogte van deze regels van aanvaardbaar gebruik. Indien het BELNET-netwerk op een verkeerde manier wordt gebruikt, zal de student op een actieve manier en zo snel mogelijk met BELNET samenwerken om de oorzaak van dit misbruik op te sporen en er een einde aan te stellen. Indien het misbruik blijft voortduren, zullen er nadien acties worden ondernomen die kunnen leiden tot de schorsing van de dienstverlening aan de student. De schorsing eindigt op het moment
dat
de
voorgeschreven
gebruikersregels
57
terug
worden
gerespecteerd
V. INSPRAAKREGELING, KWALITEITSZORG
PARTICIPATIE
EN
Artikel 63 Decretale vertegenwoordiging en bevoegdheid De studenten genieten van een studentenvertegenwoordiging in de bestuursorganen en adviesorganen van de Hogeschool West-Vlaanderen, de bevoegdheden en de organisatie van de verkiezingen conform de decretale bepalingen van het hogescholendecreet en het participatiedecreet.
De
bestuursorganen
van
de
Hogeschool
waarin
studenten
vertegenwoordigd zijn, zijn de raad van bestuur en de departementsraden, met elk 3 studentenvertegenwoordigers. De studentenraad is een adviesorgaan bestaande uit 13 studentenvertegenwoordigers.
Artikel 64 Participatiecommissies en punten van overleg 1. Op het niveau van de opleiding c.q. afstudeerrichting/optie Op dit niveau functioneert de opleidingsparticipatiecommissie als overlegorgaan tussen enerzijds elke klas- c.q.
modulegroep van studenten, vertegenwoordigd door minimaal
één regelmatig ingeschreven student en anderzijds de opleidingscoördinator, de afstudeerrichtings- of optiecoördinatoren
en
de
mogelijke
jaarcoördinatoren.
De
studenten duiden hun vertegenwoordigers op dit niveau op een informele manier aan in de maand oktober. Bij ontslag van een studentenvertegenwoordiger wordt een nieuwe aangeduid in dezelfde maand. De voorzitter is de opleidingscoördinator c.q. afstudeerrichtings- of optiecoördinator. Alle namen van de personen die in de opleidingsparticipatiecommissie zetelen worden ad valvas geafficheerd, zodat iedereen weet wie aan te spreken. Elk overleg heeft een agenda. Punten mogen door elk lid van het
overleg aangebracht worden. Van elk overleg wordt een verslag gemaakt dat aan
de leden bezorgd wordt. Beide partijen kunnen betrokkenen en technici per topic dat besproken wordt en/of ad hoc vragen. De opleidingsparticipatiecommissie komt ten minste tweemaal per academiejaar samen. Het
studentenoverleg
kan
ook
per
studiejaar
georganiseerd
worden.
Het
studentenoverleg overlegt over opleidingsgebonden studentenaangelegenheden, in het bijzonder over roosters van de onderwijs- en toetsactiviteiten, de spreiding van taken en opdrachten over het academiejaar/semester, extra-murosactiviteiten, studiebegeleiding, internationalisering, studiekost, sociale materies en kwaliteitszorg. Het studentenoverleg kan advies uitbrengen aan de bevoegde personen en/of organen. De voorzitter roept de opleidingsparticipatiecommissie samen op eigen initiatief of op
58
vraag van 3 leden. 2. Op het niveau van het departement Op
dit
niveau
functioneert
een
departementale
participatiecommissie
studentenoverlegorgaan waarin enerzijds alle studentenvertegenwoordigers
van
als het
studentenoverleg op opleidings- c.q. afstudeerrichtings- of optieniveau en alle departementale studentenvertegenwoordigers in de departementsraad, de studentenraad en de raad van bestuur van de Hogeschool zetelen en anderzijds het departementshoofd, alle opleidings- en afstudeerrichtings- of optiecoördinatoren. De voorzitter is het departementshoofd,
de
ondervoorzitter
is
een
student.
Beide
partijen
kunnen
betrokkenen en technici per topic dat besproken wordt en ad hoc vragen. Elk departementaal overleg heeft een agenda, één week bij voorbaat mee te delen op de uitnodiging aan alle leden. De voorzitter beslist over de agenda. Alle leden mogen agendapunten voorstellen. Het verslag wordt bezorgd aan alle leden. De departementale participatiecommissie komt ten minste tweemaal per academiejaar samen. Deze commissie overlegt over alle departementale studentenaangelegenheden, in het bijzonder over
het aanvullend departementaal onderwijs- en examenreglement,
de departementale invulling van de academische kalender, de ombudsdienst, de departementale studiebegeleiding, de kwaliteitszorg op departementaal niveau en de werking van het studentenoverleg. De departementale participatiecommissie kan advies uitbrengen aan de bevoegde personen en/of organen. 3. Op hogeschoolniveau Op
interdepartementaal
participatiecommissie. Die
hogeschoolniveau
functioneert
een
studentenforum
als
bestaat uit de verkozen studentenvertegenwoordigers in de
studentenraad, de raad van bestuur van de Hogeschool en de departementsraden. De voorzitter is de
voorzitter van de studentenraad, de secretaris is de secretaris van de
studentenraad. Voor
elke vergadering is er een uitnodiging met agenda naar alle leden
en ter kennisgeving aan de algemeen directeur, de departementshoofden en het diensthoofd onderwijs en onderzoek. Deze
laatsten
beslissen
aanwezigheid nodig is. Zij ontvangen zoals elk lid de uitnodiging en
individueel het
of
hun
verslag.
Het
studentenforum mag ook technici ad hoc uitnodigen. De voorzitter van het studentenforum beslist over de vergaderfrequentie en de agenda. Ieder lid en de algemeen directeur, de departementshoofden en het diensthoofd onderwijs en onderzoek mogen agendapunten aanbrengen. Het interdepartementaal studentenforum vergadert over de interdepartementale studenten-aangelegenheden in het algemeen, in het bijzonder over de werking en de agendapunten van de
59
studentenraad en de
studentenvertegenwoordiging in en de agendapunten van de raad
van bestuur van de Hogeschool. Het studentenforum mag advies uitbrengen aan de bevoegde personen en/of organen.
Artikel 65 Kwaliteitszorg : gedeelde verantwoordelijkheid 1. De Hogeschool West-Vlaanderen beschouwt de studenten als haar belangrijkste klanten en participanten voor de onderwijsactiviteiten. Via de jaarlijkse studentenenquêtes en de participatiecommissies en bestuursorganen, en ander informele en formele communicatie is het belangrijk de stem van de studenten te kennen. 2. De studenten hebben recht op kwaliteitsvolle opleidingen en diensten. De kwaliteitszorg daarop is een gedeelde verantwoordelijkheid. De studenten hebben dan ook als morele plicht actief deel te nemen aan de kwaliteitszorg op de Hogeschool West-Vlaanderen. De studentenvertegenwoordigers
in
de
participatiecommissies,
overlegorganen
en
bestuursorganen roepen hun medestudenten op om actief deel te nemen in de kwaliteitszorg bij die activiteiten en werking van de Hogeschool West-Vlaanderen waarbij de student belanghebbende is.
60
VI. ALGEMEEN EXAMENREGLEMENT VI.1. Algemene bepalingen Artikel 66 Definities en toepasbaarheid Het examenreglement omvat de vertaling van de decretale en andere regelgeving naar de instelling. Een examenregeling regelt de praktische organisatie van de examens. Onder evaluatie worden alle activiteiten verstaan die tot doel hebben na te gaan in hoeverre de student de te verwerven competenties verworven heeft. Onder examen wordt verstaan elke evaluatie waarvan de score meegerekend wordt in het examencijfer van het module/opleidingsonderdeel dat het al dan niet slagen voor het module/opleidingsonderdeel en de mate daarin uitdrukt. Een deelexamen is een examen over een deel van de te verwerven competenties van het module/opleidingsonderdeel. Het algemeen examenreglement is van toepassing op alle evaluaties die mede de eindscore bepalen aan de Hogeschool West-Vlaanderen, ook op semester- en vooruitgeschoven examens, al dan niet deelexamens. Belangrijk daarbij is dat de evaluaties die ressorteren onder de permanente evaluatie en op een of andere wijze verrekend worden in een uiteindelijk examencijfer eveneens onderhevig zijn aan dit algemeen examenreglement en haar departementale aanvulling.
Artikel 67 Wijzigingen Aan het algemeen examenreglement kunnen slechts wijzigingen aangebracht worden bij beslissing van de raad van bestuur.
Artikel 68 Departementale aanvullingen De departementsraden kunnen, binnen de krijtlijnen van dit algemeen examenreglement, specifieke departementale aanvullingen goedkeuren. De bedoeling van de departementale aanvullingen is te specifiëren naar de opleidingen. Deze departementale aanvullende reglementen mogen geen tegenstellingen en/of wijzigingen inhouden met dit algemeen reglement. Zo zijn wijzigingen van minima en voorwaarden creditbewijzen, geldend voor de hele Hogeschool, zoals geformuleerd in artikel 85 en 100, onmogelijk.
Artikel 69 Bekendmaking 61
Het algemeen onderwijs- en examenreglement en de departementale aanvullingen zijn vanaf de inschrijving ten alle tijde raadpleegbaar op www.howest.be. Op vraag van de student overhandigt HOWEST er een papieren kopie van. Zich inschrijven aan de Hogeschool betekent dat de student zich akkoord verklaart met deze reglementen. Het onderwijs- en examenreglement wordt toegelicht in het begin van het academiejaar.
VI.2. Organisatie van de examens Artikel 70 Examenregeling 1. Het departementshoofd stelt, op advies van de opleidings- en afstudeerrichtings/ optiecoördinatoren, voor elk modeltraject van elke opleiding/afstudeerrichting/optie de examenregeling op. Deze regeling omvat het rooster van de examens, de plaats en het tijdstip van het examen tijdens de 3 examenperiodes opgenomen in de academische kalender. De examenregeling omvat daarenboven per examenrooster: - per examen naam en categorie van de onderwijsactiviteit; - taak, zetel, telefoonnummer en verantwoordelijke van het examensecretariaat; - naam van de voorzitter van de examencommissie; - naam van de secretaris van de examencommissie; - taak, naam, zetel, telefoonnummer en bereikbaarheid van de ombudspersoon. 2. Het examenrooster wordt na samenspraak met de studentenvertegenwoordiging in de opleidingsparticipatiecommissie zodanig opgesteld dat, in de mate van het mogelijke, een behoorlijke spreiding van de examens over de totaliteit van een examenperiode wordt bekomen. Het definitieve examenrooster wordt goedgekeurd door de voorzitter van de examencommissie. 3. In ieder departement, en zo nodig per opleiding, wordt gedurende elke examenperiode een permanent examensecretariaat ingericht. Het examensecretariaat fungeert als centrale meldings- en informatiecel voor alle bij de examens betrokken partijen.
Aan het examensecretariaat moeten door alle betrokken
partijen onder meer volgende zaken onmiddellijk gemeld worden: - adreswijzigingen tijdens de examens; - wijzigingen in de examenregeling; - stopzetten van de reeks van examens;
62
- niet deelnemen aan één of meer examens; - afwezigheden door overmacht, met schriftelijk bewijs van overmacht binnen de 3 werkdagen,
beginnend bij de examendag zelf, zoniet haalt de student voor de te
behalen score van dit examendeel 0; - alle feiten die de examenregeling in het gedrang kunnen brengen of een vlot verloop van de examens kunnen verhinderen, behalve de feiten in vertrouwen aangekaart bij de ombudspersoon. Iedere melding over feiten die de examenregeling in het gedrang kunnen brengen, een vlot verloop van de examens kunnen verhinderen en/of van invloed kunnen zijn op de deliberatie moeten opgenomen worden in het studentendossier voor de deliberatie van de examencommissie, ten einde ze te kunnen opnemen in de motivatie van de beslissing terug te vinden in het proces verbaal van de deliberatie. Het examensecretariaat staat tijdens de examenperiode in voor het zo vlug mogelijk, en dit zeker voor de deliberatie, informeren van de belanghebbenden over gemelde zaken
Artikel 71 Mededeling van de definitieve examenregeling Ten minste één maand vóór de aanvang van de examens wordt de definitieve examenregeling ad valvas aan de studenten bekend gemaakt. De bij het examen betrokken partijen houden zich stipt aan de definitieve examenregeling.
Artikel 72 Afwijkingen van de examenregeling Binnen eenzelfde examenperiode van eenzelfde academiejaar kan het departementshoofd, na overleg met de betrokken opleidings/afstudeerrichtings/optiecoördinator, de betrokken examinator en eventueel de klastitularis en de ombudspersoon en mits rapportage aan de examencommissie, om gegronde redenen een student op zijn schriftelijk, gemotiveerd verzoek de toelating verlenen om voor bepaalde opleidingsonderdelen examen af te leggen buiten de vastgestelde examenregeling binnen of buiten dezelfde examenperiode en/of in een andere evaluatievorm. Overmacht ingeroepen door de student en/of de evaluator en aanvaard conform artikel 79, is een gegronde reden. Bovenstaande toelating kan enkel toegekend worden op individuele basis. Iedere verandering moet opgenomen worden in het proces-verbaal van de werkzaamheden van de examencommissie.
Artikel 73 Examenperiodes 1. De Hogeschool organiseert ieder academiejaar per studiejaar en per opleiding drie
63
examenperiodes, te weten op het einde van het eerste en het tweede semester en na de zomervakantie. Deze worden jaarlijks vastgelegd in de academische kalender. De tweede examenperiode eindigt uiterlijk op 7 juli. De derde examenperiode begint ten vroegste op 16 augustus en eindigt uiterlijk op de werkdag vóór de aanvang van het nieuwe academiejaar. 2. Om uitzonderlijke redenen, zoals overmacht of de geschillenregeling conform artikels 72, 79 en 110, kan een examenperiode heropend worden. Voor de eerste en tweede examenperiode is dit uiterlijk tot het begin van de derde examenperiode of een latere afhandeling van een geschillenregeling. Voor de derde examenperiode is dit uiterlijk tot 1 oktober of een latere afhandeling van een geschillenregeling.
Artikel 74 Deelname aan de examens Om deel te kunnen nemen aan de (deel)examens moeten de studenten voldoen aan de volgende voorwaarden: - regelmatig ingeschreven zijn; - het studiegeld betaald hebben; - een administratief dossier hebben dat volledig in orde is. Permanente evaluatie die meetelt voor het examencijfer wordt gelijkgesteld met een gedeelte van het examen. Dit examenreglement is dus, ook qua aanwezigheid, deelname en frequentie, integraal van toepassing op deze permanente evaluatie, met uitzondering van de opmaak van een examenregeling conform artikel 70 en de aanwezigheidslijst conform artikel 78. Het tijdstip van organisatie van permanente evaluatie die meetelt voor het examencijfer gebeurt in overleg met de betrokken studentengroep. Vermits de stage als (een deel van) module/opleidingsonderdeel benoemd is, kan de gewettigde afwezigheid, de afwezigheid door overmacht of de evaluatie van de stage geen aanleiding zijn tot het niet toelaten tot andere examens. Het examensecretariaat houdt een lijst van de deelnemers aan de examens van de drie examenperiodes bij. Een student die niet geslaagd is in modules/opleidingsonderdelen/partims in de eerste en/of tweede examenperiode wordt voor deze automatisch ook ingeschreven in de derde examenperiode, behalve wanneer hij/zij het examensecretariaat voor 16 augustus verwittigt dat hij/zij niet wil deelnemen.
Artikel 75 Aantal examenkansen 64
Een student heeft voor ieder module/opleidingsonderdeel en partim waarvoor hij/zij ingeschreven is, recht op twee examenkansen binnen hetzelfde academiejaar. Binnen eenzelfde examenperiode kan een student slechts éénmaal geëvalueerd worden over eenzelfde module/opleidingsonderdeel of deel ervan, behalve bij overmacht of op basis van een toegelaten afwijking. Proefevaluaties worden als dusdanig ook aangekondigd en kunnen onder geen beding effectief deel uitmaken van examens. Indien de aard van de module/opleidingsonderdeel en/of partim niet toelaat dat tijdens hetzelfde academiejaar tweemaal wordt geëxamineerd, kan het recht van twee examenkansen tijdens hetzelfde academiejaar niet worden uitgeoefend. De studiegids geeft per module/opleidingsonderdeel en partim aan als er geen tweede kans kan georganiseerd worden. Het recht op twee examenkansen kan komen te vervallen indien de student inschrijft na de start van de examens van het eerste semesters. Het studiecontract wordt dan beslist door het departementshoofd conform de procedure van artikels 16, 21, 22 en 24.
Artikel 76 Evaluatie 1. Er
worden
twee
systemen
van
evaluatie
onderscheiden:
permanente
en
periodegebonden evaluatie. Onder permanente evaluatie wordt begrepen: een regelmatige evaluatie van de studieprestaties van een student tijdens de periode van onderwijs- en leeractiviteiten, zoals voorzien in de academische kalender, en die meetelt in de uiteindelijke examenscore op dezelfde module of hetzelfde opleidingsonderdeel. Onder periodegebonden evaluatie wordt begrepen: een evaluatie van de studieprestaties van een student tijdens de examenperiodes, zoals voorzien in de academische kalender, met speciaal daartoe georganiseerde examens. Permanente en periodegebonden evaluaties kunnen gecombineerd worden gebruikt. De onderlinge verhouding in de totale evaluatie wordt in de studiegids van de opleiding uitdrukkelijk vermeld. 2. De studiegids omschrijft per examen de examenvorm(en). 3. Voor
het
afleggen
van
examens
door
65
studenten
die
onderwijs-
en
andere
studieactiviteiten volgen aan andere instellingen voor hoger onderwijs in binnen- en buitenland, gelden volgende principes: a) de studenten leggen in principe in de eigen instelling examens af over alle opleidingsonderdelen en/of delen ervan die volledig afgewerkt zijn vóór hun vertrek naar de andere instelling; b) de studenten kiezen de opleidingsonderdelen die zij aan de gastinstelling zullen volgen in samenspraak met het opleidingsteam of de opleidingscoördinator, rekening houdend met de persoonlijke motivatie, de band met het opleidingsprogramma aan de thuisinstelling, de verplichtingen gesteld door de gastinstelling, de afspraken in het bilateraal of multilateraal contract met de betrokken gastinstelling, de “learning agreement” volgens ECTS-principes en de voorschriften van de betrokken (inter)nationale of regionale onderwijs- en/of beursinstanties; c) de lijst van de te volgen en te evalueren opleidingsonderdelen die in de gastinstelling gevolgd zullen worden staat duidelijk omschreven in de “learning agreement” en wordt voor het vertrek van de student schriftelijk opgesteld en door de departementshoofden of de departementale internationale coördinatoren en/of opleidings/afstudeerrichtings/optiecoördinatoren van beide instellingen en de betrokken student ondertekend. Het document wordt toegevoegd aan het individueel studentendossier voor de deliberatie door de examencommissie en het opmaken van het diplomasupplement.
Het proces-verbaal van de
werkzaamheden van de deliberatiecommissie en de motivatie van de beslissing van de examencommisie maken melding van de afspraken met de student en de gebeurlijke overheveling van de examencijfers volgens bovenstaande ECTSprincipes. d) Een kopie van elke learning agreement gaat eveneens naar de centrale dienst internationalisering.
VI.3. Het verloop van de examens Artikel 77 Voorbereiding van de examens 1. Bij het begin van het academiejaar, bij latere inschrijving of bij de aanvang van de onderwijsactiviteit verschaft elke lesgever de studenten conform de studiefiche in de studiegids, gedetailleerde informatie over de doelstellingen en de inhoud van de module/opleidingsonderdeel of partim, de systemen van evaluatie, de vorm(en) en tijdstip(pen) van de examens, de onderlinge
verhouding van de verschillende delen in
de totale evaluatie en of er een tweede examenkans voor georganiseerd wordt.
66
2. Elke
lesgever
en/of
begeleider
die
ook
als
evaluator
fungeert,
legt
per
module/opleidingsonderdeel of partim de leerstof waarover zal geëxamineerd worden tijdig vast in een syllabus of in aangepast
studiemateriaal. Alle studiemateriaal wordt
verkocht via de departementale cursusdiensten. Digitaal studiemateriaal wordt bij voorkeur verspreid via het elektronisch leerplatform Dokeos. 3. Elke lesgever en/of begeleider schakelt in zijn onderwijs- en leeractiviteiten vragen en/of oefeningen in, die de concrete eisen weerspiegelen die op de evaluatie gesteld worden. 4. Per opleiding, afstudeerrichting of optie wordt elk academiejaar een examenbank bijgewerkt waarin per examen typevragen en/of opdrachten ter beschikking staan van de betrokken studenten. De evaluatoren actualiseren regelmatig hun typevragen en/of opdrachten
Artikel 78 Vormen van evalueren 1. Het evalueren kan verscheidene vormen aannemen: schriftelijke, mondelinge en praktische examens. Evaluaties die op digitale wijze afgenomen worden, worden gelijkgesteld aan een schriftelijke vorm van evalueren. Bij een schriftelijk (deel van een) examen tekent de student bij afgifte van het schriftelijk deel op een afgiftelijst. De evaluator(en) en/of toezichter(s) van dienst bezorgen de gecontroleerde lijst(en) aan het examensecretariaat. Elk examen kan ook georganiseerd worden als een combinatie van mondelinge, schriftelijke en praktische proeven. 2. Bij mondelinge ondervraging wordt gewerkt met een vragenreeks en ondertekent de student een aanwezigheidslijst. 3. Bij mondelinge ondervraging krijgt de student een voorbereidingstijd om het antwoord op de vra(a)g(en) schriftelijk te kunnen structureren. Die schriftelijke voorbereiding mag door de examinator bijgehouden worden.
Artikel 79 Afwezigheden tijdens de examenevaluatie door overmacht 1. Afwezigheid van de student a. Indien de student door overmacht afwezig is op een examenevaluatie moet hij/zij, conform art. 70, 3, een schriftelijk bewijs van overmacht binnen de 3 werkdagen
67
aan het examensecretariaat bezorgen. b. Bij bewezen overmacht wordt met de betrokken evaluator bij voorkeur tijdens dezelfde examenperiode, eventueel heropend conform artikel 73, een ander tijdstip van evaluatie afgesproken. c. In geen geval kan een gewettigde afwezigheid op een examenevaluatie een reden zijn om de betrokken student toelating te weigeren tot de examens van andere modules/ opleidingsonderdelen. d. Elke afwezigheid en de reden moeten vermeld staan in het proces verbaal van de examencommissie. 2. Afwezigheid van de examinator a. Indien de examinator afwezig is op het tijdstip en/of de plaats zoals gesteld op het lessenrooster in geval van permanente evaluatie of de examenregeling in geval van periodegebonden evaluatie, begeeft een afvaardiging van de studenten zich na één kwartier naar het examensecretariaat. b. Het examensecretariaat tracht de betrokken studenten te informeren over de wijziging die zich al dan niet aandient na contact met de betrokken examinator of na uitspraak van de voorzitter van de examencommissie.
Artikel 80 Onregelmatigheden tijdens examens, examentuchtbeslissingen en beroep 1. Iedere vaststelling van een onregelmatigheid, zoals plagiaat, fraude of enige andere vorm van bedrog tijdens een examen wordt door de examinator of toezichter onmiddellijk gemeld aan de betrokken student en aan de voorzitter van de examencommissie die, na raadpleging van
de
betrokken
examinator
en/of
toezichter,
de
betrokken
student,
de
opleidingscoördinator en/of de ombudspersoon en/of in onderstaand geval 3 de examencommissie, een beslissing neemt terzake, en deze schriftelijk gemotiveerd en gedateerd meedeelt aan de betrokken student. Mobiele telefoons en andere elektronische toestellen zijn, behalve gespecifieerd door de evaluatoren, verboden op examens en moeten dus verplicht afgegeven worden. Bij vaststelling van het tegengestelde wordt de onregelmatigheid gelijkgesteld met bedrog. 2. In afwachting van een beslissing terzake kan iedere student die verdacht wordt van onregelmatigheden zijn reeks van examens in dezelfde examenperiode verder zetten. 3. Op grond van de onregelmatige feiten kan door de voorzitter van de examencommissie, in overleg met de betrokken examinator(en) en de ombudspersoon, een nulscore voor de
68
betrokken module/opleidingsonderdeel aan de examencommissie voorstellen, waardoor de student mogelijks het zicht verliest op slagen en/of het verwerven van een creditbewijs voor de betreffende module/opleidingsonderdeel, behalve bij reeds verworven creditbewijzen. De nulscore als gevolg van een onregelmatigheid tijdens een examen dient beslist te worden door de betrokken deliberatiecommissie. 4. Studenten kunnen intern in beroep gaan tegen sancties uitgesproken naar aanleiding van onregelmatigheden tijdens examens. Zij dienen daartoe een gemotiveerd schrijven te richten aan de algemeen directeur via het diensthoofd onderwijs en onderzoek. De algemeen directeur neemt een beslissing na het horen van het diensthoofd onderwijs en onderzoek, het betrokken departementshoofd, de betrokken ombudspersoon en examinator(en) en/of toezichter(s), en de betrokken student(en), die zich kunnen laten bijstaan door een studentenvertegenwoordiger verkozen in een bestuurs- of adviesorgaan en/of een raadsman. De algemeen directeur meldt zijn beslissing in een gemotiveerd schrijven uiterlijk 7 werkdagen na het indienen van het schriftelijk beroep. In alle gevallen geldt de poststempel als datum. 5. Na bovenstaande interne beroepsprocedure kan de student een verzoekschrift tot beroep indienen
bij
de
Raad
van
betwistingen
(www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/raad)
inzake
binnen
studievoortgangsbeslissingen een
vervaltermijn
van
5
kalenderdagen die ingaat na de schriftelijke kennisname van de beslissing van de interne beroepsprocedure, of na het verlopen het verlopen van een termijn van 15 kalenderdagen na het instellen van het interne beroep. Wanneer de laatste dag van de vervaltermijn een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag waarop de postdiensten open zijn. Een kopie van het verzoekschrift dient terzelfder tijd bij aangetekend schrijven aan het instellingsbestuur bezorgd te worden.
Artikel 81 Openbaarheid De examens zijn openbaar en worden afgenomen in de lokalen vastgelegd in de examenregeling of voor wat betreft de permanente evaluatie, in de lokalen aangeduid door het departement. Bij schriftelijke examens veronderstelt de openbaarheid dat de proeven kunnen worden ingezien door de student in aanwezigheid van de betrokken examinator en/of de opleidingscoördinator en desgewenst de ombudspersoon conform artikel 46, in de daartoe voorziene feedbackperiode. Bij digitaal afgenomen examen moet de student zijn antwoorden kunnen inzien op een print
69
van zijn examen of op scherm. Niet aan een plaats en/of tijd gebonden evaluaties in het kader van open en afstandsonderwijs, worden beschouwd als digitaal afgenomen evaluaties.
Artikel 82 Aanwezigheid van derden 1. Iedere student en examinator heeft het recht voor ieder examen de aanwezigheid te vragen van een tweede lid behorend tot het onderwijzend personeel, maar behorend tot een andere examencommissie, of van de ombudspersoon. De student en/of examinator richt dit verzoek schriftelijk tot de voorzitter van de examencommissie minstens 5 werkdagen voor de aanvang van het studieverlof gekoppeld aan de examenperiode. De gevraagde derde is louter toehoorder en kan onder geen beding betrokken worden bij de beoordeling. 2. Examinatoren kunnen tevens externen uitnodigen om deel uit te maken van een beoordelingsjury. De externen moeten op een of andere manier betrokken zijn bij de geëxamineerde module/opleidingsonderdeel/partim, maar mogen niet verwant zijn aan de student tot de 4de graad. Deze externen kunnen betrokken worden bij de beoordeling van het opleidingsonderdeel/module/partim, maar maken geen deel uit van de examencommissie.
VI.4. Studievoortgang op grond van examens Artikel 83 Vaststelling van het examencijfer Individuele
examinatoren
en
examencommissies
treden
bij
het
vaststellen
van
examenresultaten op onder de verantwoordelijkheid van het instellingsbestuur.
Artikel 84 Beoordeling in een examencijfer De beoordeling van de leerprestaties wordt uitgedrukt in één examencijfer. Dit examencijfer wordt uitgedrukt op een totaal van twintig punten en geeft de beheersingsgraad van de te verwerven competenties aan. Het examencijfer wordt steeds uitgedrukt in een geheel getal. Dit geldt eveneens voor alle deel- en/of semesterexamens. De beoordeling wordt op die wijze tijdig volgens de departementale afspraken aan het examensecretariaat doorgegeven.
70
Afhankelijk van het opleidingsprogramma worden examencijfers doorgegeven per kleinste eenheid, zijnde het partim of de module/opleidingsonderdeel indien er geen onderliggende partims zijn. Bij de niet-modulaire opleidingsprogramma’s kunnen ook examencijfers van deelexamens doorgegeven worden voor het rapport over de vooruitgeschoven examens. Het examencijfer per module/opleidingsonderdeel of partim drukt de beheersingsgraad van de beoogde competentie(s) op een totaal van 20 uit volgens onderstaande, kwalitatieve schaal: competentiebeheersing
Examencijfer
De student beheerst de competentie(s) in
16 +
een uitzonderlijk hoge mate De student beheerst de competentie(s)
14 – 15
dermate dat hij/zij zich onderscheidt De student beheerst ruim en vlot de
12 – 13
competentie(s) De
student
heeft
de
10 – 11
competentie(s)
verworven in een mate die hem/haar in staat stelt voldoende te functioneren en/of verder te studeren 7–9
De student heeft de competenties nog niet in een voldoende mate verworven om te functioneren en/of verder te studeren De student heeft de competenties helemaal
0–6
niet in voldoende mate verworven Het examencijfer van studenten met diplomacontracten en/of examencontracten is slechts definitief na de deliberatie door de examencommissie. Het examencijfer op het niveau van module/opleidingsonderdeel is niet noodzakelijk de rekenkundige, gewogen som van de cijfers op partim- of deelniveau. Bij afwijking van die rekenkundige, gewogen som stelt het moduleteam via haar voorzitter een cijfer en een motivatie voor.
Artikel 85 Creditbewijs Een student behaalt een creditbewijs voor elke module/opleidingsonderdeel waarvoor hij/zij ten minste 10 op 20 behaalt. Dit betekent dat de student de beoogde competentie(s) van de module/opleidingsonderdeel verworven heeft in een mate die hem/haar in staat stelt op zijn minst voldoende te functioneren en/of verder te studeren.
71
Deze cijfers worden definitief gegeven door: 1° de individuele examinator(en) bij een creditcontract, of 2° de examencommissie in alle andere contractuele verbanden. Een creditbewijs blijft onbeperkt geldig binnen de betrokken opleiding aan de instelling waar dit werd behaald. Conform artikel 38 is het creditbewijs tevens grond voor het geven van vrijstellingen. Een actualiseringsprogramma kan slechts worden opgelegd wanneer ten minste 5 kalenderjaren verstreken zijn sedert het behalen van het creditbewijs. De termijn van 5 kalenderjaren wordt berekend vanaf de eerste dag van de maand oktober die volgt op de maand waarin het creditbewijs werd behaald. Creditbewijzen worden aan de Hogeschool West-Vlaanderen enkel behaald zonder een bepaalde graad van verdienste.
VI.5. De examencommissie Artikel 86 Verantwoordelijkheid Individuele
examinatoren
en
examencommissies
treden
bij
het
vaststellen
van
examenresultaten op onder de verantwoordelijkheid van het instellingsbestuur. De individuele examinatoren zijn verantwoordelijk voor het correct kwalitatief beoordelen, kwantitatief
berekenen
en
doorgeven
van
de
juiste
examencijfers
aan
het
examensecretariaat conform dit examenreglement. Het departementshoofd is verantwoordelijk voor een deontologisch juist en correct verloop van, en beraadslaging en beslissing door de onder zijn/haar voorzitterschap georganiseerde examencommissies conform dit examenreglement.
Artikel 87 Soorten examencommissies Aan de Hogeschool West-Vlaanderen worden volgende examencommissies ingesteld en onderscheiden : 1. de examencommissie voor het eerste academiejaar van een bacheloropleiding voor de studenten die zich voor het eerst inschreven voor modules/opleidingsonderdelen van een bacheloropleiding;
72
2. de examencommissie per academiejaar volgend op het eerste academiejaar van een bachelor- of masteropleiding, een bachelor-na-bachelor- of master-na-masteropleiding of een voorbereidings- of schakelprogramma; 3. de examencommissie voor het geheel van de opleiding, in functie van de deliberatie met het oog op de toekenning van een graad of diploma en de graad van verdienste, hierna “diplomaexamencommissie” genoemd. Alle examencommissies beraadslagen en beslissen slechts over studenten met een diplomacontract of een examencontract.
Artikel 88 Bevoegdheden examencommissie eerste academiejaar De examencommissie voor het eerste academiejaar van een bacheloropleiding voor de studenten die zich voor het eerst inschreven voor opleidingsonderdelen/modules van een bacheloropleiding heeft volgende bevoegdheden: 1. het definitief vaststellen van de examencijfers van de modules/opleidingsonderdelen en partims waarvoor de student dit academiejaar ingeschreven is; 2. het geslaagd verklaren voor modules/opleidingsonderdelen en partims waarvoor de student dit academiejaar ingeschreven is, rekening houdend met de beheersingsgraad van de te verwerven competenties en de evolutie daarin; 3. het bepalen van de modules/opleidingsonderdelen en/of partims die hernomen moeten worden met het oog op het later behalen van een creditbewijs en/of diploma; 4. het uitbrengen van een niet-bindend studieadvies op grond van de examenresultaten.
Artikel 89 Bevoegdheden examencommissie per academiejaar volgend op het eerste academiejaar De examencommissie per academiejaar volgend op het eerste academiejaar heeft volgende bevoegdheden: 1. het definitief vaststellen van de examencijfers van de modules/opleidingsonderdelen en partims waarvoor de student dit academiejaar ingeschreven is; 2. het geslaagd verklaren voor modules/opleidingsonderdelen en partims waarvoor de student dit academiejaar ingeschreven is, rekening houdend met de beheersingsgraad van de te verwerven competenties en de evolutie daarin; 3. het bepalen van de modules/opleidingsonderdelen en/of partims die hernomen moeten worden met het oog op het later behalen van een creditbewijs en/of diploma; 4. het uitbrengen van een niet-bindend studieadvies op grond van de examenresultaten; 5.
het
uitbrengen
van
een
bindend
studievoortgangsbewaking conform artikel 40.
73
studieadvies
in
het
kader
van
de
Artikel 90 Bevoegdheden diplomaexamencommissie De diplomaexamencommissie volgt onmiddellijk na de examencommissie over hetzelfde academiejaar
waarin
de
student
volgens
de
studievoortgang
de
laatste
opleidingsonderdelen/modules en/of partims volgde in het geheel van de opleiding. De diplomaexamencommissie wordt ook georganiseerd bij registratie van personen met het oog op het behalen van een diploma of graad op grond van bekwaamheidsbewijs(zen). De diplomaexamencommissie heeft volgende bevoegdheden: 1. het verklaren dat de student al dan niet geslaagd is voor het geheel van de opleiding op grond van het feit dat alle examens geleid hebben tot een creditbewijs of de examencommissie op gemotiveerde wijze van oordeel is dat de doelstellingen van het opleidingsprogramma globaal verwezenlijkt zijn; 2. het bepalen van de opleidingsonderdelen/modules en/of partims die desgevallend moeten hernomen worden met het oog op het behalen van een diploma; 3. het vaststellen van de graad van verdienste waarmee het diploma wordt toegekend. Het feit dat een student of een persoon geregistreerd met het oog op het rechtstreeks behalen van een diploma of graad globaal geslaagd wordt verklaard, betekent niet dat hij/zij in aanmerking komt voor een creditbewijs voor die modules/opleidingsonderdelen waarvoor hij/zij niet is geslaagd. Indien de diplomaexamencommissie niet overgaat tot het uitreiken van het betrokken diploma, doch het volgen van bijkomende opleidingsonderdelen/modules en/of partims voorschrijft, geldt een bijzondere motiveringsplicht. De diplomaexamencommissie dient in dit geval een substantieel verschil aan te tonen tussen de door het bewijs of bewijzen van bekwaamheid gevalideerde competenties en de in de schoot van de instelling gehanteerde eindcompetenties voor de opleiding.
Artikel 91 Registratie bij de examencommissie Een student die ingeschreven is met een diplomacontract en/of een examencontract wordt geacht automatisch geregistreerd te zijn voor de betrokken examencommissie(s) via de studentenadministratie. De registratie van die studenten is inbegrepen in het studiegeld. Een student die ingeschreven is met een creditcontract van maximum 30 studiepunten of een student die via EVC en/of EVK over (een) bekwaamheidsbewij(s)zen beschikt waarvan
74
hij/zij meent dat het(zij) alle competenties van het geheel van een opleiding dek(t)(ken), registreert zich bij de diplomaexamencommissie via een gemotiveerd schrijven aan de voorzitter van de betrokken diplomaexamencommissie vergezeld van alle creditbewijzen, bekwaamheidsbewijzen en alle mogelijke andere bewijsstukken via de trajectbegeleider of het
studentensecretariaat
uiterlijk
eind
december
resp.
eind
mei
voor
de
diplomaexamencommissies van de eerste resp. tweede examenperiode of uiterlijk 16 augustus voor de diplomaexamencommissie van de derde examenperiode. De datum van afgifte of de poststempel geldt als datum. Het dossier bij de registratie wordt samengesteld en voorbereid door de trajectbegeleider in samenspraak met de geregistreerde, de voorzitter van de betrokken diplomaexamencommissie en de betrokken opleidingscoördinator. Een registratie voor een diplomaexamencommissie voor een student met een creditcontract van maximum 30 studiepunten of iemand zonder contract kost € 58.
Artikel 92 Frequentie van de examencommissies Alle soorten examencommissies komen in principe tweemaal per academiejaar samen, nl. na de tweede en de derde examenperiode.. De examencommissie per academiejaar volgend op het eerste academiejaar gevolgd door de diplomaexamencommissie van dezelfde opleiding komen indien nodig ook samen na de eerste semester van het academiejaar om zich uit te spreken over de examencijfers van of het al dan niet geslaagd zijn voor de laatste modules/opleidingsonderdelen en partims van de opleiding resp. over het al dan niet behalen van een diploma en over de graad van verdienste door die studenten of personen die zich voor deze examencommissie registreren en die gedurende de eerste semester de volledige opleiding beëindigd kunnen hebben.
Artikel 93 Aanstelling van de examencommissie Vóór 1 mei stelt de departementsraad per opleiding alle examencommissies aan. De examencommissie per academiejaar volgend op het eerste academiejaar en de aansluitende diplomaexamencommissie van dezelfde opleiding, zoals bedoeld in artikel 91, tweede paragraaf, worden aangesteld voor eind januari van hetzelfde academiejaar.
Artikel 94 Samenstelling van de examencommissie 1. Het departementshoofd is voorzitter van de examencommissies van het desbetreffende departement en als dusdanig lid van de examencommissie.
75
2. De examencommissie bestaat verder uit alle examinatoren zoals hierna omschreven in 3 en 4, indien zij geen bloed- of aanverwantschap tot en met de vierde graad met de student hebben.. 3. De statutair aangestelde leden van het onderwijzend personeel voor (een) welbepaald(e) module(s)/opleidingsonderde(e)l(en) en partim(s) per academiejaar zijn de examinatoren. Zij kunnen zich voor kleinere delen dan de module/opleidingsonderdeel laten bijstaan door derden, al of niet behorend tot het onderwijzend personeel, maar zij blijven verantwoordelijk voor het examen. Deze examinatoren zijn lid van de examencommissie van dat academiejaar. Gastprofessoren zijn lid van de examencommissie indien zij ook een examen hebben afgenomen. 4. Het departementshoofd stelt per examencommissie een secretaris aan. De secretaris kan een lid zijn van het onderwijzend personeel of het administratief personeel. 5. Bij
examens
van
een
opleiding
die
onderwerp
zijn
van
instellings-
of
departementsoverschrijdende samenwerking bestaat de examencommissie uit alle examinatoren uit betrokken opleiding en omschrijft het gezamenlijk onderwijs- en/of examenreglement wie voorzitter is van de examencommissie, behalve indien anders in een
betreffende
samenwerkingsovereenkomst
goedgekeurd.
Het
desbetreffend
onderwijs- en/of examenreglement wordt door de bevoegde bestuursorganen van alle samenwerkende partners goedgekeurd. 6. De leden van een diplomaexamencommissie zijn alle examinatoren van de Hogeschool die het laatste academiejaar de betrokken student geëxamineerd hebben, ook indien een student zich laat registreren bij de diplomaexamencommissie die hetzelfde academiejaar minder dan 30 studiepunten aan de Hogeschool West-Vlaanderen gevolgd heeft en daarover geëxamineerd werd.
Artikel 95 Vervanging van leden In geval van bloed- of aanverwantschap tot en met de vierde graad tussen een lid van de examencommissie en een door dezelfde commissie te beoordelen student, verwittigt het lid tijdig de voorzitter van de examencommissie, die een plaatsvervanger aanduidt voor het afnemen van het examen.
Artikel 96 Aanwezigheid leden examencommissie 1. De leden van de examencommissie hebben de plicht de beraadslaging bij te wonen en de aanwezigheidslijst te ondertekenen. 2. Een lid kan enkel door overmacht wettig verhinderd zijn om de beraadslaging bij te wonen. Hij/zij meldt dit onverwijld aan de voorzitter van de examencommissie.
76
3. Wie geen lid is van de examencommissie kan niet deelnemen aan de beraadslaging van die examencommissie, met uitzondering van de trajectbegeleider en de ombudspersoon. 4.
De trajectbegeleider van de opleiding neemt deel aan de beraadslaging van de
examencommissies van de opleiding zonder stemrecht. 5. De departementale ombudspersoon kan, op uitnodiging van de examencommissie, haar voorzitter of zichzelf, aan de beraadslagingen van de examencommissies deelnemen zonder stemrecht. 6. Het departementshoofd beslist welke examencommissies samen vergaderen. Alle leden van die examencommissies kunnen die vergaderingen bijwonen, onverminderd het bepaalde onder artikel 94 en 97 van deze examenregeling.
Artikel 97 Stemgerechtigden Stemgerechtigd zijn enkel de leden van de examencommissie zoals omschreven in artikels 93 en 94. Elk stemgerechtigd lid van de examencommissie heeft slechts één stem, ongeacht het aantal opleidingsonderdelen/modules en/of partims dat hij/zij geëxamineerd heeft. Indien het examencijfer van een module/opleidingsonderdeel een som is van delen die door verschillende evaluatoren gegeven en geëxamineerd zijn, zijn zij allen lid van de examencommissie.
Artikel 98 De beraadslaging van de examencommissie De examencommissie beraadslaagt gezamenlijk en beslist bij consensus. Tenzij een lid van de examencommissie en/of de ombudspersoon een stemming vraagt, wordt het voorstel van de voorzitter als een consensus aanvaard. De examencommissie beraadslaagt gezamenlijk en beslist op dezelfde manier over de studenten die overmacht inroepen bij het onderbreken van een examenreeks en/of over de studenten bij wie zich onregelmatigheden hebben voorgedaan, zoals bepaald in artikels 78 en 79. De beraadslagingen van de examencommissie zijn geheim.
Artikel 99 Regels bij het stemmen in de examencommissie
77
Bij stemmingen beslist de examencommissie autonoom bij gewone meerderheid van de stemmen. Onthoudingen en ongeldige stemmen worden niet in aanmerking genomen. Bij staking van stemmen beslist de voorzitter. De stemming gebeurt bij handopsteking, tenzij expliciet anders gevraagd.
Artikel 100 Definitieve vaststelling van de examencijfers De
examencommissie
delibereert
en
beslist
over
de
examencijfers
van
alle
modules/opleidingsonderdelen en partims die de student hetzelfde academiejaar volgde op basis van de voorlopige examencijfers en het geheel van de cijfers. Het examencijfer op het niveau van de module/ opleidingsonderdeel en partim is de kwantitatieve uitdrukking van de beheersingsgraad van de beoogde competenties. Voor de studenten die, conform artikel 56, aan een gastinstelling voor hoger onderwijs in binnen- en/of buitenland onderwijs- en/of leeractiviteiten gevolgd hebben spreekt de examencommissie zich uit over de resultaten van de lijst van geëvalueerde onderwijs- en studieactiviteiten aan de gastinstelling, opgesteld conform de bepalingen in artikel 56. Een eventuele aanpassing van de resultaten gebeurt op basis van de ECTS-principes (“grading scales”) en de bepalingen opgenomen in de bilaterale en/of multilaterale contracten en/of “learning agreement” met de gastinstelling. Een student wordt in een module/opleidingsonderdeel c.q. partim geslaagd verklaard vanaf 10/20. Een student kan per module/opleidingsonderdeel en partim gedelibereerd en dus geslaagd verklaard met minder dan 10/20. In dit geval ontvangt de student echter geen creditbewijs voor het gedelibereerd module/opleidingsonderdeel. De student krijgt in dit geval wel een vrijstelling op het niveau van module/opleidingsonderdeel. Indien de deliberatie zich bevindt op partimniveau wordt dit resultaat overgedragen naar een volgend academiejaar. De gemotiveerde beslissing van de examencomissie wordt opgenomen in het procesverbaal van de werkzaamheden van de examencommissie.
Artikel 101 Criteria bij het bepalen van de graad van verdienste van het diploma De principiële niveaus die de diplomaexamencommissies hanteren bij het bepalen van het de graad van verdienste waarmee het diploma wordt toegekend zijn gebaseerd op het percentage dat de student haalde in de modules/opleidingsonderdelen van de laatste 60 studiepunten voor de registratie in de diplomaexamencommissie. Indien de student voor minder dan 60 studiepunten aan HOWEST geëvalueerd werd voor de diploma-
78
examencommissie, bereidt de trajectbegeleider de berekening voor op basis van de scores aan de andere instelling(en) vergelijkbaar met die modules/opleidingsonderdelen van het modeltraject van de laatste 60 studiepunten aan HOWEST. Het
percentage
wordt
berekend
op
de
gewogen
som
van
alle
betrokken
modules/opleidingsonderdelen, gewogen volgens de wegingscoëfficiënt gelijk aan het aantal studiepunten van het module/opleidingsonderdeel. De principiële niveaus zijn de volgende : - diploma met de grootste onderscheiding vanaf 85%; - diploma met grote onderscheiding vanaf 80%; - diploma met onderscheiding vanaf 70%; - diploma op voldoende wijze vanaf 50%; De voor het geheel van de opleiding geslaagde student krijgt automatisch bovenstaande vermeldingen op het diploma. Indien de voor het geheel van de opleiding geslaagde student die bovenstaande percentages niet haalt, beslist de examencommissie over de toe te kennen vermelding.
Artikel 102
Het proces-verbaal van de beslissingen van de examencommissie
De beslissingen van de examencommissie worden opgenomen in een proces-verbaal, waarin op uitdrukkelijke wijze melding wordt gemaakt van zowel de reglementaire als de feitelijke redenen waarop de beslissingen per student zijn gesteund. In
dit
document
wordt
per
student
en
per
beslissing
op
zijn
minst
op
module/opleidingsniveau uitdrukkelijk gemotiveerd. Deze motivatie wordt voorbereid door het moduleteam. De motivatie verwijst naar de beheersingsgraad van de te verwerven competenties, conform artikel 84, en verwijst naar elk bestaande tussentijdse schriftelijke neerslag waarin de studievoortgang becommentarieerd wordt en die door de student ter kennisname ondertekend is, conform artikel 41, 2. In
dit
document
wordt
tevens
minstens
opgenomen
de
verwijzing
naar:
de
aanwezigheidslijst, de vrijstellingen, de examencijfers, de afwezigheden van de student tijdens de examens, de studievoortgangsbeslissingen, de onregelmatigheden tijdens de examens en de gemotiveerde examentuchtbeslissingen, de schriftelijke verzoeken van de student en de motivaties van afwijkingen op de algemene principes, het verschil tussen de eindcompetenties van de opleiding en de competenties van een persoon geregistreerd met het oog op het rechtstreeks behalen van het betrokken diploma gevalideerd door het bewijs
79
of de bewijzen van bekwaamheid.
Artikel 103 Openbaarheid van bestuur en motivering De openbaarheid van de beslissingen van de examencommissie en de motiveringsplicht worden gewaarborgd door de bekendmaking van de examenresultaten via het rapport, het recht op bespreking, de proclamatie bij diplomaexamencommissie en de mogelijkheid het proces verbaal op te vragen bij intentie tot beroep, conform artikel 110.
Artikel 104 Proclamatie Na de beraadslaging proclameert de voorzitter van de diplomaexamencommissie of zijn afgevaardigde in een openbare zitting binnen de 5 werkdagen volgend op de beraadslaging en beslissingen van de examencommissie.
Artikel 105 Bekendmaking van de examenresultaten De bekendmaking van de examenresultaten gebeurt minimaal via een door de voorzitter van de examencommissie ondertekend en gestempeld rapport binnen de 5 werkdagen na de beraadslaging door de betrokken examencommissie door het uitdelen van rapporten. Het rapport bevat minimaal volgende gegevens: - de studiepunten per module/opleidingsonderdeel en de onderliggende partims. - de namen van de modules/opleidingsonderdelen en de onderliggende partims; - het examencijfer op 20 per module/opleidingsonderdeel en partim, behalve indien gedelibereerd, dan wordt het examencijfer gemaskeerd door “GD” - uitleg van de codes; - het bindend studieadvies indien van toepassing..
Artikel 106 Recht op kennis van de examencijfers Over alle evaluaties van volledige en/of delen van opleidingsonderdelen en gehele modules en partims, heeft de geëvalueerde student recht op feedback binnen een organisatorisch aannemelijke periode na de examenperiodes. Wat de tweede en derde examenperiode betreft is dit ook na de deliberatie. Bij modules/opleidingsonderdelen die intensieve opvolging in het kader van studievoortgangsbewaking veronderstellen, gebeurt dit tijdens de betrokken onderwijsactiviteiten zelf. Bij permanente evaluatie gebeurt dit zo kort mogelijk na de betreffende evaluatie.
80
De examencijfers worden op het einde van de eerste semester van het academiejaar niet medegedeeld. Wel worden de examenresultaten door de betrokken lesgevers of examinatoren
of
een
verantwoordelijk
lid
van
het
opleidings/optieteam
voor
de
feedbackperiode gegeven aan de hand van volgende lettercodes: A: 14 of meer; B: 12 – 13; C: 10 – 11; D: 7 – 9; E: 0 – 6..
Artikel 107 Recht op feedback In de feedbackperiode voorzien in de academische kalender wordt door het departement een bespreking van de (deel)examenresultaten georganiseerd op een organisatorisch aannemelijk tijdstip na elke examenperiode. De betrokken lesgevers of examinatoren of een verantwoordelijk lid van het opleidings/optieteam, allen leden van de examencommissie, staan dan ter beschikking van de studenten om de evaluaties individueel te bespreken. Het is de bedoeling dat hierbij aan de student aanwijzingen verstrekt worden om zijn leerprestaties te verbeteren en/of bij te sturen. In het kader van de bespreking van de examenresultaten hebben de studenten het recht inzage te krijgen in hun kopij. Dit gebeurt echter steeds in aanwezigheid van de betrokken lesgever en/of de examinator en/of, zeker bij afwezigheid van de betrokken examinator, de opleidings/optiecoördinator, en eventueel de ombudspersoon op vraag van de student. Kopijen van schriftelijke examens worden op het departement minstens 1 jaar na de proclamatie bewaard. Een representatief deel van de kopijen van de geslaagde studenten wordt 9 jaar op het departement bewaard omwille van de visitatie en accreditatie.
Artikel 108 Verzaken aan examencijfers De
student
kan
enkel
verzaken
aan
examencijfers
van
gedelibereerde
modules/opleidingsonderdelen en/of partims door de examencommissies na de tweede examenperiode. Bij dergelijke verzaking komt het cijfer volledig te vervallen en zal dus enkel het cijfer behaald in de derde examenperiode gelden. De student kan niet verzaken examencijfers van geslaagde modules/opleidingsonderdelen/partims.
81
VI.6 . Regeling van geschillen over de examencommissies Artikel 109 Geschillenregeling vóór de beraadslaging Wanneer een correct verloop van de examens in het gedrang wordt of werd gebracht door ernstige onregelmatigheden of door conflicten tussen examinatoren en studenten, brengen de betrokkenen of de ombudspersoon de voorzitter van de examencommissie onverwijld op de hoogte. Het departementshoofd bemiddelt en neemt maatregelen om een correct verloop van de examens of de beraadslaging te waarborgen.
Artikel 110 Geschillenregeling na de beraadslaging 1. Materiële vergissingen of onregelmatigheden die niet van die aard zijn dat ze de beslissing van de examencommissie zouden kunnen beïnvloed hebben, moeten door de examinator, de student en/of de ombudspersoon onverwijld aan de voorzitter van de examencommissie gemeld worden. De voorzitter van de examencommissie onmiddellijk
de
nodige
maatregelen
om
deze
materiële
neemt
vergissingen
of
onregelmatigheden te herstellen. Deze herstellingen worden door de voorzitter van de examencommissie
onmiddellijk
opleidingscoördinator,
de
bij
het
proces-verbaal
trajectbegeleider,
de
gevoegd
betrokken
en
aan
lesgever(s)
de en/of
examinator(en) en de student gemeld. 2. Materiële vergissingen die examenbeslissingen zo kunnen aangetast hebben dat ze aanleiding
zijn
tot
mogelijke
herziening
van
deze
examenbeslissing
moeten
vastgesteld worden binnen een vervaltermijn van 10 kalenderdagen na de datum van deliberatie. Zowel de student als de examinator en/of de ombudspersoon kan dit melden aan de voorzitter van de examencommissie die onverwijld de passende maatregelen treft. 3. Materiële vergissingen of onregelmatigheden, die van die aard zijn dat zij een of meerdere beslissingen van de examencommissie zouden kunnen beïnvloeden of die de geldigheid van een door de examencommissie genomen beslissing(en) in het gedrang kunnen brengen, leiden tot het heropenen van de examenperiode voor de betrokken student. De voorzitter van de examencommissie roept daartoe de examencommissie samen in een bijzondere zitting, binnen de 10 werkdagen volgend op de deliberatie en voor het
82
begin van de volgende examenperiode. De examencommissie kan de oorspronkelijke beslissing op gemotiveerde wijze bevestigen of herzien. De examencommissie, bijeen in bijzondere zitting, beraadslaagt geldig indien ten minste de betrokken examinator(en) en een ander lid van de examencommissie aanwezig is , behoudens gevallen van overmacht. 4. De
student
kan
intern
beroep
aantekenen
tegen
een
beslissing
van
de
examencommissie. Indien hij/zij de intentie daartoe heeft, vraagt hij/zij daartoe eerst de motivatie van de beslissing van de examencommissie zoals opgenomen in het procesverbaal bij de voorzitter van de examencommissie. Om ontvankelijk te zijn moet de klacht gemotiveerd en schriftelijk ingediend worden door de betrokken student bij de algemeen directeur binnen een vervaltermijn van vijf kalenderdagen, die ingaat op: a. in het geval van een examenbeslissing: de dag na de bekendmaking van de resultaten; b. in het geval van een examentuchtbeslissing: de dag na deze waarop de student kennis heeft genomen van de genomen beslissing. De algemeen directeur kan het beroep op een gemotiveerde schriftelijke manier afwijzen op grond van de onontvankelijkheid ervan, na het aanhoren van de student, de betrokken voorzitter van de examencommissie en eventueel andere personen. Hij/zij kan daartoe bijkomende documenten opvragen. De algemeen directeur onderzoekt de klacht en beslist over de gevolgen ervan ten aanzien van de genomen beslissing van de examencommissie binnen de 15 werkdagen. 5. Elk verzoek tot herziening en elke beslissing worden gemeld in een proces-verbaal en bekendgemaakt aan de student en de voorzitter van de betrokken examencommissie. De stukken worden opgenomen in het dossier. Elke gemotiveerde beslissing van de algemeen directeur of de beslissing van de examencommissie genomen in bijzondere zitting wordt aan de student aangetekend ter kennis gebracht binnen een termijn van vijftien kalenderdagen, die ingaat op de dag na deze waarop het intern beroep is ingesteld. Dit schrijven meldt tevens onderstaande mogelijkheid tot extern beroep. 6. Bij uitputting van de interne beroepsprocedure kan de student extern beroep aantekenen bij
de
Raad
van
betwistingen
inzake
studievoortgangsbeslissingen,
Hendrik
Consciencegebouw 7A, Koning Albert II-laan 15, 1210 Brussel. Dit beroep dient de student te verzenden bij per post aaangetekende brief, uiterlijk de vijfde dag na de dag van de kennisname van deze beslissing. Een kopie van dit schrijven moet terzelfdertijd bij aangetekend schrijven bezorgd worden aan de algemeen directeur en de voorzitter van de betrokken examencommissie. Meer info op www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/ raad.
83
VII.7. Faciliteiten voor studenten Artikel 111 Faciliteiten voor studenten 1. Studenten kunnen faciliteiten aanvragen in het kader van medische of psychische problemen of leerstoornissen, sociaal-economische omstandigheden en/of het beoefenen van topsport. Deze faciliteiten kunnen aangeboden worden onder de vorm van ondersteuningsmaatregelen, compensatiemaatregelen, (technische) hulpmiddelen, spreiding en/of vormverandering van onderwijsactiviteiten, examens en evaluaties. 2.
Faciliteiten
moeten
schriftelijk
aangevraagd
worden.
Alle
informatie
over
de
aanvraagprocedure, de onderbouw en de mogelijke faciliteiten is terug te vinden in de “Wegwijzer aanvraag faciliteiten voor studenten”, die gratis ter beschikking is voor alle studenten op www.howest.be, de studentensecretariaten, de studiebegeleiding en SOVOWES. Het departementshoofd geeft schriftelijk uitsluitsel over het al dan niet toekennen van de faciliteiten. 3. De toekenning van faciliteiten kan enkel indien de student voldoet aan de voorwaarden, en dus op basis van het voorleggen van attesten die de specifieke omstandigheden die aanleiding geven tot de aanvraag bewijzen. Alle informatie in verband met de nodige attesten is terug te vinden in de “Wegwijzer aanvraag faciliteiten voor studenten”..
Artikel 112 Gewettigde langdurige afwezigheid wegens ziekte Plotse, en dus onvoorziene, en/of langdurige ziekte kan aanleiding zijn tot de procedures van afwijking en/of overmacht zoals omschreven in artikels 72 en 79.
84
VII. SLOTBEPALINGEN Artikel 113 Slotbepalingen Alle aangelegenheden die niet in dit onderwijs- en examenreglement zijn opgenomen en die de hele Hogeschool aanbelangen, worden geregeld door aanvullende reglementen van het hogeschoolbestuur. Alle aangelegenheden die niet in dit onderwijs- en examenreglement zijn opgenomen en die één departement aanbelangen, worden geregeld door aanvullende reglementen van de departementsraad. Aangelegenheden die niet in dit onderwijs- en examenreglement zijn opgenomen en die opleidingen aanbelangen die aan verschillende departementen aangeboden worden, worden
geregeld
door
gelijke
aanvullende
reglementen
van
alle
betrokken
departementsraden. Aanvullende, departementale reglementen mogen geen tegenstellingen en/of wijzigingen inhouden met dit algemene onderwijs- en examenreglement
85
INDEX OP ARTIKELNUMMERS academiejaar............................................ 2, 51 afwezigheid tijdens de examens .................. 79 begrippen ....................................................... 2 beurs .............................................................. 2 creditbewijs................................................... 85 evaluatie ....................................................... 76 EVC-procedure....................................... 42, 43 EVK-procedure............................................. 44 examencommissie......................... 86 t.e.m. 99 examendeelname……………………………..74 examenevaluatie………………………………76 examenperiodes........................................... 73 examenreglement........................... 66 t.e.m 69 examenregeling…………………… 70 t.e.m.72 examenresultaat............. 83, 84, 100, 105, 106 faciliteiten……………………………….111, 112 feedback…………………………………… 107 geschillenregeling............................... 109, 110 graad van verdienste………………………...101 ICT..………………..…………………59 t.e.m 62 inschrijving................................ 15 t.e.m.19, 22 inspraakregeling ................................…..63, 64 kwaliteitzorg.............................................…..65 ombudspersoon.............................. 46 t.e.m 50 ongevallenverzekering………………………..29 onregelmatigheden tijdens examens............ 80 opleiding………………..……………………....30 opleidingsprogramma................................... 35 overmacht............................................... 72, 79 participatie .........................................…..63, 64 proclamatie................................................. 104 statuut van de student .................................... 3 studeren in het buitenland .........................…57 studiebegeleiding………………………………45 studiecontract ......................................... 21, 24 studie stoppen ........................................ 23, 27 studiegeld ....................................... 25 t.e.m 28
studiegids ..................................................... 37 studieomvang ................................. 31 t.e.m 34 studiepunten................................................. 38 studietraject .................................................. 36 studievoortgangsbewaking........................... 41 taalregeling..................................... 52 t.e.m 56 taalvoorwaarden........................................... 13 toelatingsvoorwaarden ............... 5 t.e.m.12, 14 toetredingsovereenkomst……………...……..20 trajectbegeleider ……………………………….2 tuchtreglement.............................................. 58 uitschrijving............................................. 23, 27 verzaken aan examencijfers………………..108 verzekering................................................... 29 vrijstelling................................................ 39, 40
2