Thomas More
Onderwijs- en examenreglement
Academiejaar 2013-2014
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ................................................................................................... 2 Vooraf ............................................................................................................... 4 TITEL I. BEGRIPSBEPALINGEN.............................................................................. 5 TITEL II. ONDERWIJSREGLEMENT ........................................................................12 Afdeling 1. Inschrijving via toetredingsovereenkomsten .......................................12 1.1
Diplomacontract, creditcontract en examencontract ................................12
1.2 Modeltraject: standaardtraject, flexibel traject en geïndividualiseerd traject ...13 1.3 Wijziging van studiecontract ....................................................................14 Afdeling 2. Inschrijvingsregels en studiegelden ...................................................16 2.1 Inschrijvingsregels ..................................................................................16 2.2 Studiegeld .............................................................................................18 Afdeling 3. Toelatingsvoorwaarden ....................................................................22 3.1 Bepalingen die gelden voor alle opleidingen en opleidingsonderdelen ............22 3.2 Toelatingsvoorwaarden voor een initiële professionele bacheloropleiding .......23 3.3 Algemene diplomavoorwaarden voor een inschrijving in een bachelor-nabacheloropleiding .........................................................................................25 3.4 Specifieke voorwaarden voor de toelating tot andere opleidingen..................25 Afdeling 4. Opbouw van de opleidingen..............................................................26 4.1 Opleidingen en programma’s: aanbod en structuur .....................................26 4.2 Vermeldingen met betrekking tot een opleiding in de programmagids ...........26 4.3 Opleidingsmodel; semesterexamensysteem; studietijd en studiepunten ........27 4.4 Gedragscode met betrekking tot de taalregeling .........................................28 Afdeling 5. Elementen voor de vaststelling van het ISP van de student ..................29 5.1 Samenstelling van het jaarprogramma voor de individuele student ...............29 5.2 Creditbewijzen, bewijzen van bekwaamheid en vrijstellingen........................30 5.3 Regels voor samenstellen van een individueel jaarprogramma......................34 5.4 Volgen van opleidingsonderdelen en afleggen van examens in een andere opleiding of aan andere instellingen ................................................................35 5.5 Maatregelen van studievoortgang .............................................................36 Afdeling 6. Rechten en plichten, rechtsbescherming en tuchtreglement..................38 6.1 Rechten en plichten van de student ..........................................................38 6.2 Behandeling van klachten in verband met de onderwijsverzorging ................42 6.3 Tuchtreglement ......................................................................................42 TITEL III. EXAMENREGLEMENT ............................................................................45 Afdeling 1. Algemeen examenreglement ............................................................45 1.1 Algemene bepalingen ..............................................................................45 1.2 Organisatie van de examens ....................................................................45 1.3 Afwijkende examenregelingen (vóór de start van een examenperiode) ..........47
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 2 van 71
1.4 Deelname aan de examens ......................................................................48 1.5 Examens over opleidingsonderdelen bij combinaties van inschrijvingen .........49 1.6 Examens afgelegd in een andere opleiding of instelling ................................49 1.7 Examenombuds ......................................................................................50 1.8 Verloop van de examens .........................................................................51 1.9 De examencommissies en hun bevoegdheid ...............................................53 1.10 Beraadslaging.......................................................................................54 1.11 Mededeling en bespreking van de examenresultaten .................................57 1.12 Hernemen van (examens over) opleidingsonderdelen en het inzetten van toleranties ...................................................................................................59 1.13 Examenfraude ......................................................................................62 1.14 Geschillenregeling en materiële vergissingen ............................................63 Afdeling 2: Overgangsbepalingen ......................................................................64 TITEL IV. INTERNE BEROEPSPROCEDURES ...........................................................67 TITEL V. STUDIEGELDEN VOOR BACHELOROPLEIDINGEN IN ACADEMIEJAAR 20132014 ................................................................................................................70 TITEL VI. DE ACADEMISCHE KALENDER 2013-2014 ...............................................71
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 3 van 71
Vooraf Alle verwijzigingen in dit reglement naar personen en functies slaan zowel op vrouwelijke als op mannelijke personen. Dit reglement is van toepassing op studenten die aan Thomas More zijn ingeschreven met een diplomacontract, een creditcontract, een examencontract en op inkomende uitwisselingsstudenten. Indien andere personen geregistreerd worden, worden hun rechten ad hoc gedefinieerd. Onder de algemene noemer “internationale studenten” kunnen o.a. volgende studenten bedoeld worden: een EER-student die een andere nationaliteit heeft dan de Belgische en die in het kader van zijn studies tijdelijk verblijft in België; een niet-EER-student die in het kader van zijn studies tijdelijk verblijft in België; een niet-EER-student met een precair verblijfsrecht in België, o.a. kandidaatvluchtelingen; een student met een niet-Belgische nationaliteit die beschikt over onbeperkt verblijf in België. Tenzij anders vermeld in dit reglement wordt deze student voor alle toepassingen gelijkgesteld met een EER-student; een student met een niet-Belgische nationaliteit die beschikt over onbeperkt verblijf in de EER. Tenzij anders vermeld in dit reglement wordt deze student voor alle toepassingen gelijkgesteld met een EER-student; een student die niet beschikt over een diploma van de Vlaamse Gemeenschap (of een Nederlands VWO-attest). Bijzondere bepaling in verband met studenten met een functiebeperking Voor studenten met een functiebeperking die volgende aanvragen doen als redelijke aanpassing overeenkomstig art. 79 OR, geldt een voorafgaande erkennings- en adviesprocedure: een geïndividualiseerd studietraject; een wijziging van contract; een afwijking van de algemene regels rond de samenstelling van het individueel jaarprogramma. Aanvullingen, afwijkingen en wijzigingen §1. Wanneer dit algemene reglement het vereist, moet het opleidingshoofd het aanvullen met bijzondere bepalingen en criteria. Hij zorgt in elk geval voor een reglement m.b.t. de bachelorproef en de stage. Ook daarbuiten kan elke opleiding het reglement aanvullen. Opleidingsspecifieke aanvullingen mogen niet strijdig zijn met de bepalingen van dit reglement. §2. De aanvullingen bij dit reglement treden pas in werking nadat via de gemandateerde van het hogeschoolbestuur en de Academische raad bevestigd is dat zij juridisch conform de wetgeving en de reglementen zijn opgesteld. De aanvullingen worden vóór de start van het nieuwe academiejaar aan de studenten van de betrokken opleiding bekendgemaakt. §3. Enkel het opleidingshoofd resp. de voorzitter van de examencommissie kan gemotiveerd én in het voordeel van de student afwijken van het onderwijs- en examenreglement, inclusief de opleidingsgebonden aanvullingen. §4. Enkel de Academische raad kan wijzigingen van het onderwijs- en examenreglement toestaan. Hij bepaalt tevens de geldigheidsduur van de toegestane wijzigingen.
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 4 van 71
TITEL I. BEGRIPSBEPALINGEN Voor de toepassing van het onderwijs- en examenreglement wordt, tenzij expliciet anders bepaald in de verdere reglementering, verstaan onder: aansluitende opleidingen: opleidingen die volgens de toelatingsvoorwaarden in de programmagids rechtstreeks op elkaar kunnen aansluiten zonder bijzondere toelatingen; academiejaar: een periode van één jaar die ten vroegste op 1 september en uiterlijk op 1 oktober begint en eindigt op de dag vóór het begin van het volgende academiejaar; actualiseringsprogramma: een programma dat omwille van substantiële wijzigingen kan worden opgelegd aan een student die een creditbewijs, een ander studiebewijs of een bewijs van bekwaamheid meer dan vijf kalenderjaren tevoren heeft verworven, en dat wil valoriseren in de context van een nog niet afgeronde of een andere opleiding; afstudeerder: een student die in de eerstvolgende examenperiode kan afstuderen (zie ook ‘starter’ en ‘onderwegger’); afstudeerrichting: een differentiatie in een opleidingsprogramma die ten minste 30 studiepunten verschilt van een andere differentiatie in de opleiding en die op het diploma vermeld wordt; assessmentcommissie: een commissie binnen Thomas More die evalueert of - een student die niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, toch kan worden toegelaten tot een initiële bacheloropleiding; - eerder verworven competenties erkend kunnen worden, conform de richtlijnen van de validerende instantie van de Associatie KU Leuven; Associatie KU Leuven: een samenwerkingsverband tussen de KU Leuven, Thomas More en andere hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap. De samenstelling van het samenwerkingsverband en de beschrijving van de organen en de werkingsterreinen zijn te vinden op www.associatie.kuleuven.be; attest van deelname: aanwezigheidsattest dat bewijst dat iemand participeerde aan een activiteit van permanente vorming, zonder aan een evaluatie of examen deel te nemen; bachelorproef: werkstuk waarmee een bacheloropleiding wordt afgesloten en waarmee een student aantoont dat hij beschikt over de domeinspecifieke leerresultaten of het competentieprofiel van een opleiding; bekwaamheidsonderzoek: het onderzoek van de competenties van een persoon, met het oog op het afleveren van een bewijs van bekwaamheid; beraadslaging: de samenkomst van een examencommissie die de resultaten van de examens over de opleidingsonderdelen vastlegt, die vaststelt of de student geslaagd is voor het geheel van een opleiding en hiervoor het eindresultaat vastlegt. Een beraadslaging kan ook ad hoc worden gehouden wanneer er zich betwistingen voordoen ten aanzien van een examenresultaat of om een onregelmatigheid te beslechten; beurstariefstudent: een student die a) studiefinanciering ontvangt van de Vlaamse Gemeenschap, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, of b) voldoet aan de voorwaarden bepaald in art. 12 van het decreet van 30 april 2004 betreffende de studiefinanciering en studentenvoorzieningen in het hoger onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap en beantwoordt aan de financiële criteria voor het verkrijgen van een studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap; of c) onderdaan is van een staat behorende tot de Europese Economische Ruimte en beantwoordt aan de financiële criteria voor het verkrijgen van een studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap; of d) een DGOS-bursaal, een BTC-bursaal of een bursaal in de programma's van de ontwikkelingssamenwerking van de Vlaamse Interuniversitaire Raad is.
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 5 van 71
Een bijna-beurstariefstudent is een student die geen studietoelage van de Vlaamse Gemeenschap ontvangt, maar een begrensd inkomen heeft, namelijk maximaal een bepaald bedrag boven de inkomensgrens voor een toelage; bewijs van bekwaamheid: het bewijs dat een student op grond van eerder opgedane ervaring of een eerder gevolgde opleiding waarin geen evaluatie plaatsvond, de competenties heeft verworven die eigen zijn aan het niveau van bachelor, van een welomschreven opleiding, opleidingsonderdeel of cluster van opleidingsonderdelen. Dit bewijs bestaat uit een papieren document of een registratie in een gegevensbank; competentie: de bekwaamheid om kennis, vaardigheden en attitudes in het handelen geïntegreerd aan te wenden voor maatschappelijke activiteiten. In het hoger onderwijs worden competenties domeinspecifieke leerresultaten genoemd; coördinator van een opleidingsonderdeel: de medewerker van Thomas More die eindverantwoordelijke is voor een opleidingsonderdeel. De coördinator van het opleidingsonderdeel is de medewerker die “de verantwoordelijkheid [draagt] voor de kwaliteit van het opleidingsonderdeel”1; contracttype: de contractvorm die de student kiest om het opleidingsaanbod geheel of gedeeltelijk te doorlopen. De student kiest: - een diplomacontract; - een creditcontract; - een examencontract (om een diploma of een credit te behalen); creditbewijs: de erkenning van het feit dat een student aan een instelling van hoger onderwijs op grond van een examen de competenties, verbonden aan een opleidingsonderdeel, heeft verworven. Deze erkenning wordt vastgelegd in een papieren document of een registratie in een gegevensbank; creditcontract: een toetredingscontract, aangegaan tussen de hogeschool en de student die zich inschrijft met het oog op het behalen van een creditbewijs voor één of meer opleidingsonderdelen; differentiatie binnen opleidingen: een onderscheid binnen opleidingen dat de vorm kan aannemen van: - aparte afstudeerrichtingen, vermeld op het diploma; - keuzetrajecten, opties, major-minorcombinaties of andere duidelijke vormen van onderscheid, die eventueel op het diplomasupplement worden vermeld; diploma: het document dat op het einde van een bacheloropleiding wordt afgeleverd aan een student die voor het geheel van de opleiding geslaagd is, en waarin de belangrijkste identificatiegegevens van de student en de opleiding zijn opgenomen; diplomacontract: een toetredingscontract, aangegaan tussen Thomas More en de student die zich inschrijft met het oog op het behalen van een diploma of een getuigschrift van een opleiding; diplomasupplement: het overeenkomstig Europese standaarden opgestelde document dat de bijzondere karakteristieken van de opleiding en van de studieresultaten bevat die niet in het diploma worden vermeld. Dit document bevat in het bijzonder de creditbewijzen voor de geslaagde student; ECTS-fiche: beknopte beschrijving van de belangrijkste elementen van een opleidingsonderdeel, volgens de internationale ECTS-standaard; Europese Economische Ruimte (EER): samenwerkingsverband tussen Europese landen. De samenstelling is te vinden op europa.eu/abc/index_en.htm; evaluatieactiviteit (EVA): evaluatie-entiteit waarin wordt nagegaan in welke mate een student de competenties gekoppeld aan een (deel van een) onderwijsleeractiviteit of opleidingsonderdeel bereikt heeft. Aan een opleidingsonderdeel is minstens één evaluatieactiviteit gekoppeld; 1 Richtlijnen aan de commissarissen van de Vlaamse Regering in verband met de implementatie van de taalregeling hoger onderwijs.
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 6 van 71
EVC: een ‘eerder verworven competentie’, d.i. het geheel van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes verworven door middel van leerprocessen die niet met een studiebewijs werden bekrachtigd; EVK: een ‘eerder verworven kwalificatie’, d.i. elk binnenlands of buitenlands studiebewijs dat aangeeft dat een formeel leertraject, al dan niet binnen het reguliere onderwijs, met goed gevolg werd doorlopen, met uitzondering van creditbewijzen die binnen eenzelfde opleiding en instelling worden gevaloriseerd; examen: een beoordelingssituatie waarin wordt nagegaan of een student op grond van zijn studie (deel)competenties, verbonden aan een opleidingsonderdeel, heeft verworven. Een examen kan plaatsvinden op één bepaald moment, maar kan ook verlopen onder de vorm van een in de tijd gespreide reeks activiteiten; examencontract: een toetredingscontract, aangegaan tussen Thomas More en de student die zich inschrijft voor het deelnemen aan een examen met het oog op het behalen van een diploma of getuigschrift van een opleiding of een creditbewijs voor één of meer opleidingsonderdelen; examenfraude: elk gedrag van een student in het kader van een examen waardoor deze het vormen van een juist oordeel omtrent de kennis, het inzicht en/of de vaardigheden van hemzelf dan wel van andere studenten geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt of poogt te maken; (zie ook plagiaat) examenperiode: een periode in het academiejaar specifiek voorbehouden voor de organisatie van examens; flexibel traject: een traject waarbij de student opleidingsonderdelen opneemt uit meerdere opleidingsfasen van het modeltraject van een opleiding, met een minimum van 25 en een maximum van 66 studiepunten; functiebeperking: een blijvende of langdurige functie-uitval die erkend wordt volgens de registratieprocedure die Thomas More hanteert. Volgende subgroepen worden onder meer onderscheiden: motorische functiebeperking, auditieve functiebeperking, visuele functiebeperking, chronische ziekte, psychiatrische functiebeperking, meervoudige functiebeperking, leerstoornis; geïndividualiseerd studietraject: een traject dat afwijkt van de regels voor het samenstellen van een standaardtraject of flexibel traject met betrekking tot de omvang en dat kan worden toegestaan aan een student op zijn gemotiveerd verzoek; gemandateerde van het hogeschoolbestuur: het directielid van Thomas More dat door het hogeschoolbestuur gemandateerd is om de functies uit te oefenen die in het onderwijs- en examenreglement aan hem worden toegewezen. De groepsvoorzitter treedt op als gemandateerde voor de opleidingen in de groepen Mens en Maatschappij, Gezondheid en Welzijn, Technologie en Design. De groepsvoorzitter-gemandateerde kan functies delegeren aan een medewerker van zijn groep. Indien de groepsvoorzitter belet is, wordt hij vervangen door de algemeen directeur; graad: de aanduiding van bachelor, verleend op het einde van een opleiding; graad van verdienste: bijzondere vermelding die wordt gegeven op het einde van een bacheloropleiding; hoofdinschrijving: de opleiding die de student zelf heeft aangegeven als zijn hoofdopleiding wanneer hij voor meerdere opleidingen is ingeschreven, behalve in het geval van aansluitende opleidingen. In dat laatste geval is de opleiding die aan de aansluitende opleiding voorafgaat altijd de hoofdinschrijving; individueel jaarprogramma (IJP): het geheel van opleidingsonderdelen dat een individuele student binnen één opleiding opneemt in één academiejaar; individueel studieprogramma (ISP): de som van de jaarprogramma’s die een individuele student opneemt om een diploma, een getuigschrift of één of meer creditbewijzen te verwerven, met inbegrip van de toegekende vrijstellingen; inschrijving: de registratie van een student voor een opleiding of opleidingsonderdeel
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 7 van 71
onder de vorm van een specifiek contract. De inschrijving wordt verbijzonderd in het ISP; kwalificatie van de graad: het onderdeel van de opleidingsbenaming dat de specifieke oriëntatie van die opleiding aangeeft; leerkrediet: krediet dat de Vlaamse Gemeenschap aan een student toekent om één of meerdere opleidingen of opleidingsonderdelen te volgen. Het leerkrediet wordt uitgedrukt in studiepunten; leerresultaat: de bepaling van wat van de student moet weten, kennen, begrijpen en toepassen na voltooiing van een onderwijsgerelateerd leerproces. Leerresultaten worden gedefinieerd in termen van competenties eigen aan een opleiding, een opleidingsonderdeel of een cluster van opleidingsonderdelen; materiële vergissing: elke samenstelling van een individueel jaar- of studieprogramma waarbij niet aan de wettelijke of reglementaire voorwaarden is voldaan; elke materiële daad waardoor een verkeerd examencijfer als resultaat voor de student is doorgegeven; modeltraject: een traject dat bestaat uit een door de instelling opgesteld opleidingsprogramma, waarbij wordt verduidelijkt hoe een student binnen een vooropgestelde duur het aan de opleiding verbonden diploma of getuigschrift kan behalen. Een modeltraject is opgedeeld in opleidingsfasen waarvan de omvang wordt uitgedrukt in studiepunten. Een opleiding kan meerdere modeltrajecten aanbieden. Een student kan een modeltraject volgen onder de vorm van een standaardtraject, een flexibel traject of een geïndividualiseerd traject; onderwegger: een student die al 60 studiepunten of meer verworven heeft via credits, vrijstellingen en/of toleranties, maar in de eerstvolgende examenperiode niet kan afstuderen (zie ook ‘starter’ en ‘afstudeerder’); onderwijsleeractiviteit (OLA): verdere opdeling van een opleidingsonderdeel in termen van een specifiek samenhangend geheel van onderwijs- en leeractiviteiten, en met een aantal studiepunten hieraan verbonden; opleiding: de structurerende eenheid van het onderwijsaanbod. Zij wordt bij succesvolle voltooiing bekroond met een diploma of getuigschrift; opleidingsfase: coherent gedeelte van een opleiding, met het oog op de structurering van het studietraject en de bewaking van studievoortgang; opleidingskenmerken: elementen voor de afbakening van het profiel van een opleiding, met name: de kwalificatie van de graad en de eventuele specificatie van de graad; de afstudeerrichting of een andere vorm van differentiatie; de studieomvang; de instelling waar de opleiding wordt georganiseerd; opleidingsonderdeel (OPO): een afgebakend geheel van onderwijs-, leer- en examenactiviteiten dat gericht is op het verwerven van welomschreven competenties. Een opleidingsonderdeel omvat ten minste drie gehele studiepunten en leidt tot één afzonderlijke beoordeling. Het kan verder opgedeeld zijn in onderwijsleeractiviteiten waaraan een aantal studiepunten verbonden zijn; overdracht: de overdracht van een examencijfer naar een latere deliberatieperiode; overmacht: een onverwachte en ernstige situatie die zich voordoet onafhankelijk van de wil van de student, de medewerker of de hogeschool; permanente vorming: onderwijsprogramma's van (meestal) beperkte omvang ter specialisatie, ter actualisatie van de wetenschappelijke kennis, ter verbreding of verdieping van competenties; plagiaat: een vorm van examenfraude die bestaat uit elke overname zonder adequate bronvermelding van het werk (ideeën, teksten, structuren, beelden, plannen,…) van anderen, op identieke wijze of onder licht gewijzigde vorm;
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 8 van 71
postgraduaatgetuigschrift: document dat bewijst dat iemand geslaagd is voor een postgraduaatopleiding; postgraduaatopleiding: opleiding van permanente vorming, waarbij een consistent geheel van ten minste 20 studiepunten wordt aangeboden. Na een positieve evaluatie ontvangt de student een postgraduaatgetuigschrift; programmagids: een volledig overzicht van de specifieke opleidingsinformatie, aangevuld met het onderwijs- en examenreglement; Raad van Europa: samenwerkingsverband tussen landen van binnen en buiten Europa; schriftelijke mededeling: ondubbelzinnige mededeling van een verzoek(schrift), intentie of beslissing op een andere dan mondelinge wijze (per brief, per e-mail, per fax, via het elektronisch leerplatform, het KU Loket...); specificatie van de graad: het onderdeel van een opleidingsbenaming dat bestaat uit een toevoeging "of arts" of "of science" of gelijkaardige toevoegingen bij decreet vastgelegd; standaardtraject: een traject waarbij de student opleidingsonderdelen volgt uit slechts één opleidingsfase van het door de instelling opgestelde modeltraject van een opleiding, met een minimum van 25 en een maximum van 66 studiepunten; starter: een student die nog geen 60 studiepunten verworven heeft via credits, vrijstellingen en/of toleranties (zie ook ‘onderwegger’ en ‘afstudeerder’); studiebewijs: diploma of getuigschrift dat aangeeft dat een student bepaalde competenties heeft behaald via een opleiding(sonderdeel) waarover een examen is afgelegd; studie-efficiëntie: de verhouding tussen het aantal verworven en het aantal feitelijk opgenomen studiepunten in een academiejaar binnen eenzelfde bacheloropleiding aan Thomas More, uitgedrukt als een percentage. De cumulatieve studie-efficiëntie is dezelfde verhouding, maar dan over alle voorgaande academiejaren binnen dezelfde opleiding, tot en met de meest recente examenperiode, waarbij een opleidingsonderdeel dat in meerdere jaren werd opgenomen, evenveel keren meetelt bij de opgenomen studiepunten. Voor de berekening van studie-efficiëntie wordt geen rekening gehouden met vrijstellingen; studiegeld: het bedrag dat de student betaalt voor deelname aan onderwijsleeractiviteiten en/of examens; studieomvang: het aantal studiepunten toegekend aan een opleiding, een opleidingsonderdeel of aan onderwijsleeractiviteiten; studiepunt: een binnen de Vlaamse Gemeenschap aanvaarde internationale eenheid die overeenstemt met ten minste 25 en ten hoogste 30 uren voorgeschreven onderwijs-, leeren examenactiviteiten (de studietijd) en waarmee de studieomvang van elke opleiding of elk opleidingsonderdeel wordt uitgedrukt. Er worden enkel gehele studiepunten toegekend; - opgenomen studiepunten zijn de studiepunten waarvoor een student zich inschrijft, inclusief diegene waarvoor hij vrijstelling verkrijgt; - feitelijk opgenomen studiepunten zijn de studiepunten waarvoor een student zich inschrijft, exclusief diegene waarvoor hij vrijstelling verkrijgt; - verworven studiepunten zijn de studiepunten waarvoor een student een creditbewijs verworven heeft; studietijd: de totale tijdsinvestering die van een student verwacht mag worden met betrekking tot een afzonderlijk opleidingsonderdeel of een studieprogramma als geheel. De berekening gebeurt op grond van de zogenaamde 'normstudent', d.i. de student die precies beschikt over de voorkennis, begaafdheid, motivatie en het studiegedrag van de doelgroep waarop een opleiding zich richt. De studietijd bestaat uit twee componenten. De eerste component is het aantal uren aanwezigheid dat in principe van elke student verwacht wordt (de zogenaamde 'contacturen') en het aantal uren evaluatie. De tweede component is de 'verwerkingstijd',
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 9 van 71
d.i. de tijd die de normstudent moet investeren in de voorbereiding van een college of practicum, het uitvoeren van opdrachten, de eventuele stage, de voorbereiding op het examen enz. Deze verwachte (of begrote) studietijd is slechts een indicatie voor de reëel bestede studietijd, die immers afhankelijk is van kenmerken van de individuele student; studietraject: een studietraject bepaalt voor een diplomacontract of een examencontract met het oog op het behalen van een diploma of getuigschrift de essentiële elementen voor het volgen van een opleidingsprogramma, waaronder alleszins de opleidingsonderdelen, de studieomvang, de examen- en beraadslagingsregels en de studievoortgangsbewaking. Een studietraject neemt de vorm aan van een modeltraject of een geïndividualiseerd traject; studietrajectbegeleider: een medewerker van Thomas More die de totstandkoming en evolutie van het IJP/ISP van een student opvolgt; studievoortgangsdossier: het (elektronisch) document dat op elk moment van de studie een overzicht geeft van de stand van zaken met betrekking tot de studievoortgang van een individuele student; Thomas More: ‘Thomas More’ omvat Thomas More Antwerpen vzw, Thomas More Kempen vzw en Thomas More Mechelen vzw; titularis van een opleidingsonderdeel: een medewerker van Thomas More, aangesteld als (mede)opdrachthouder voor een opleidingsonderdeel; toetredingsovereenkomst: de overeenkomst tussen Thomas More en de student waarin de rechten en plichten van beide partijen worden vastgelegd. De overeenkomst wordt gesloten door de inschrijving van de student. Het onderwijs- en examenreglement van Thomas More maakt integraal deel uit van de toetredingsovereenkomst; tolerantie: de keuze die een student of de examencommissie maakt om een tolereerbaar resultaat effectief te behouden. Een tolerantie inzetten impliceert dat het tolereerbaar resultaat behouden blijft. Een tolerantie verwerpen betekent dat de student het tolereerbaar resultaat niet wenst te behouden en er een nieuw examen voor aflegt in het lopende of het volgende academiejaar; tolerantiedossier: deel van het studievoortgangsdossier dat alle informatie bevat met betrekking tot mogelijke toleranties en het recht op toleranties; binnen vastgestelde termijnen moet de student in dit dossier zelf beslissingen nemen; tolerantiekrediet: het totaal aantal studiepunten waarvoor een student gedurende zijn opleiding een tolereerbaar resultaat kan behouden; uitwisselingsstudent: een student die een onderdeel van de opleiding in een andere instelling volgt. Een uitgaande uitwisselingsstudent is een student van Thomas More die een gedeelte van een opleiding aan een andere instelling volgt. Een inkomende uitwisselingsstudent is een student die aan Thomas More een aantal opleidingsonderdelen volgt ter valorisatie in een andere instelling; validerende instantie: synoniem voor een associatie met het oog op het uitreiken van een bewijs van bekwaamheid; vervolgopleiding: de opleiding(en) die als meest logische aansluitende opleiding(en) worden beschouwd; volgtijdelijkheid: de volgorde waarin een student zich mag inschrijven voor opleidingsonderdelen in functie van het gevolgd hebben van resp. geslaagd zijn voor één of meerdere andere opleidingsonderdelen. Er worden vier mogelijke vormen van volgtijdelijkheid onderscheiden: strenge volgtijdelijkheid: de student moet het creditbewijs hebben behaald of ten minste een tolerantie hebben ingezet om een hierop aansluitend opleidingsonderdeel te mogen volgen; soepele volgtijdelijkheid: de student moet het opleidingsonderdeel vroeger hebben gevolgd, zonder noodzakelijkerwijs het creditbewijs te hebben behaald; gelijktijdigheid: de student moet het opleidingsonderdeel vroeger gevolgd heb-
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 10 van 71
-
ben of gelijktijdig opnemen met een ander; diplomavolgtijdelijkheid: de student moet het diploma of getuigschrift behaald hebben van de vooropleiding voorafgaand aan de opleiding waarin het opleidingsonderdeel zich situeert;
voortgangsvereiste: de vereiste dat een student een bepaald opleidingsonderdeel slechts mag opnemen wanneer hij nog maximum het bepaalde aantal studiepunten moet verwerven om het diploma te behalen; vrijstelling: de opheffing van de verplichting om over een opleidingsonderdeel of een onderwijsleeractiviteit een examen af te leggen, op grond van een creditbewijs, een ander studiebewijs of een bewijs van bekwaamheid.
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 11 van 71
TITEL II. ONDERWIJSREGLEMENT Afdeling 1. Inschrijving via toetredingsovereenkomsten 1.1
Diplomacontract, creditcontract en examencontract
Art. 1 OR Keuzemogelijkheden Bij de inschrijving schrijft een student in voor één of een combinatie van de volgende types van contracten: een diplomacontract; een creditcontract; een examencontract. De student kan zijn contracttype enkel wijzigen op de tijdstippen en onder de voorwaarden in art. 9 OR. Art. 2 OR Diplomacontract Bij een diplomacontract schrijft een student zich in om het diploma of getuigschrift van een opleiding te behalen. Een student schrijft zich ook in voor een diplomacontract als hij meent vrijstellingen te kunnen krijgen voor alle opleidingsonderdelen van een opleiding. Art. 3 OR Creditcontract Bij een creditcontract schrijft een student zich in om een creditbewijs te behalen van een specifiek opleidingsonderdeel. Bijzondere bepaling in verband met internationale studenten Een niet-EER-student die tijdelijk als student in België verblijft, kan enkel inschrijven voor een creditcontract als hij gelijktijdig een inschrijving heeft voor een diplomacontract. Bijzondere bepaling in verband met laatstejaars secundair onderwijs Een student die het laatste jaar secundair onderwijs volgt, kan zich enkel inschrijven met een creditcontract. Hij kan voor maximaal 10 studiepunten opleidingsonderdelen opnemen. Art. 4 OR Examencontract Een student schrijft zich met een examencontract in om een diploma of getuigschrift te behalen of om een creditbewijs voor één of meer opleidingsonderdelen te behalen. De student heeft in deze formule enkel recht op het afleggen van examens. Hij kan geen beroep doen op de ondersteunende diensten van Thomas More. Per academiejaar betaalt hij de eenmalige som van 50 euro voor het gebruik van het elektronische leerplatform (Toledo). Indien hij nalaat deze som te betalen, kan hij geen beroep doen op informatievoorziening via Toledo. Een student met een examencontract krijgt geen statuut van student met de daaraan verbonden sociaalrechtelijke gevolgen.
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 12 van 71
Bijzondere bepaling in verband met internationale studenten Een niet-EER-student die tijdelijk als student in België verblijft, kan niet inschrijven met een examencontract. Art. 5 OR Combinatiemogelijkheden van contracten In eenzelfde academiejaar kan een student inschrijven voor: meerdere opleidingen onder de vorm van aparte diplomacontracten en/of examencontracten met het oog op het behalen van een diploma; meerdere opleidingsonderdelen onder de vorm van aparte creditcontracten of examencontracten met het oog op het behalen van een creditbewijs; een opleiding onder de vorm van een diploma- of examencontract met het oog op het behalen van een diploma, en opleidingsonderdelen die niet behoren tot die opleiding onder de vorm van een creditcontract of examencontract met het oog op het behalen van een creditbewijs. Combinaties van contracten voor eenzelfde opleiding of voor een opleiding en opleidingsonderdelen van die opleiding zijn enkel toegestaan in volgende gevallen: Indien een student een opleidingsonderdeel niet kan volgen met een examencontract, kan hij hiervoor inschrijven onder de vorm van een creditcontract; Indien een student een opleiding volgt met een diplomacontract en in dat jaar kan afstuderen, kan hij ook voor opleidingsonderdelen uit dezelfde opleiding inschrijven onder de vorm van een creditcontract. Een student kan tweemaal hetzelfde diploma behalen door minstens voor 30 studiepunten verschillende opleidingsonderdelen op te nemen in twee diplomacontracten of in een combinatie van een diplomacontract en een examencontract met het oog op het behalen van een diploma. Een combinatie van contracten voor een opleiding en (opleidingsonderdelen van) haar vervolgopleiding(en) is enkel mogelijk in de gevallen bepaald in art. 64 OR.
1.2 Modeltraject: standaardtraject, flexibel traject en geïndividualiseerd traject Art. 6 OR Modeltrajecten en opleidingsfasen Elke initiële bacheloropleiding heeft ten minste twee modeltrajecten, opgedeeld in opleidingsfasen. Minstens één van deze modeltrajecten bestaat uit drie opleidingsfasen van 54 à 66 studiepunten. Bachelor-na-bacheloropleidingen, programma’s met vermindering van studieomvang en postgraduaten hebben minstens één modeltraject. Het opleidingshoofd bepaalt de omvang van een opleidingsfase. Art. 7 OR Standaardtraject, flexibel of geïndividualiseerd traject Een student kan een modeltraject volgen onder de vorm van een standaardtraject, een flexibel traject of een geïndividualiseerd traject. §1 Standaardtraject Een standaardtraject is een traject waarbij het IJP van de student enkel bestaat uit opleidingsonderdelen uit één opleidingsfase van het modeltraject, met een minimum van 25 en een maximum van 66 studiepunten. De student die een opleiding volgt onder de vorm van een standaardtraject, krijgt de garantie dat hij voor alle plichtopleidingsonderdelen van de opleiding een volgbare uurroos-
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 13 van 71
terregeling en een evenwichtig gespreide examenregeling zonder overlappingen krijgt. §2 Flexibel traject Een flexibel traject is een traject waarbij het IJP van de student bestaat uit opleidingsonderdelen uit meerdere opleidingsfasen van het modeltraject van een opleiding, met een minimum van 25 en een maximum van 66 studiepunten. §3 Geïndividualiseerd traject Een geïndividualiseerd traject is een traject dat afwijkt van de regels voor het samenstellen van een standaardtraject of flexibel traject met betrekking tot het aantal opgenomen studiepunten. Het opleidingshoofd kan een geïndividualiseerd traject uitzonderlijk toestaan aan een student: met een ernstige functiebeperking of een ernstige medische redenen; die erkend is als topsporter of kunstenaar; die ten minste 80 uur per maand werkt of aan het werk is voor ten minste de helft van wat binnen de arbeidssector als een voltijdse tewerkstelling geldt. Een geïndividualiseerd traject kan ook worden toegestaan: bij curriculumwijzigingen; aan een student die heroriënteert; aan een studenten die laattijdig inschrijft. Voor deze categorieën studenten omvat het traject minder studiepunten dan volgens art. 7 OR §1-2 wordt toegestaan. Een geïndividualiseerd traject kan ook worden toegestaan aan een hoogbegaafde student. Zijn traject kan meer dan 66 en maximaal 72 studiepunten per academiejaar omvatten (zie art. 63-64 OR). Een geïndividualiseerd studietraject geeft niet automatisch recht op examenspreiding zoals beschreven in art. 8 ER. Procedure: Een student die een geïndividualiseerd traject wil volgen, richt een gemotiveerde schriftelijke aanvraag aan het opleidingshoofd, uiterlijk: de derde woensdag van het academiejaar; de derde woensdag van het tweede semester: er kunnen dan enkel wijzigingen aangebracht worden aan opleidingsonderdelen die volledig in het tweede semester zijn geprogrammeerd. Het opleidingshoofd bepaalt of een student voldoet aan de voorwaarden om een geïndividualiseerd traject te doorlopen en bepaalt de opbouw van het jaarprogramma en de studievoortgangsbewaking voor de student. Bijzondere bepaling m.b.t. ‘afstudeerders’ Een ‘afstudeerder’ die een programma van minder dan 25 studiepunten moet afwerken, volgt niettemin een standaardtraject of een flexibel traject. Indien hij een geïndividualiseerd traject wenst, moet hij voldoen aan de voorwaarden die hierboven beschreven zijn. Bijzondere bepaling in verband met internationale studenten Een niet-EER-student die tijdelijk als student in België verblijft, moet ten minste 54 studiepunten opnemen. Hij komt dus niet in aanmerking voor een geïndividualiseerd traject.
1.3 Wijziging van studiecontract Art. 8 OR Algemeen Indien een student van contracttype verandert, gelden de regels van het contracttype
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 14 van 71
waarnaar hij overstapt. Art. 9 OR Wijzigingen op verzoek van de student §1. Wijzigingen van het contracttype Na afloop van het eerste semester kan een student aan het opleidingshoofd vragen om zijn contracttype te wijzigen. Een afgelegd examen telt als een gebruikte examenkans, ook wanneer de student van contract verandert. Een student kan door contractverandering binnen het academiejaar of over academiejaren heen niet meer examenkansen verwerven. Procedure: De student richt uiterlijk de derde woensdag van het tweede semester een gemotiveerde schriftelijke aanvraag aan het opleidingshoofd. Bij verandering van studiecontract wordt de inschrijving aangepast. Reeds betaalde studiegelden worden verrekend bij de omzetting. §2. Wijzigingen van de contractinhoud De wijziging van de contractinhoud kan betrekking hebben op: de overgang tussen een geïndividualiseerd traject en een standaardtraject; een wijziging in de samenstelling van het pakket opleidingsonderdelen binnen een modeltraject, een geïndividualiseerd traject of een creditcontract (zie hiervoor art. 49 OR). Procedure: De student richt een gemotiveerde aanvraag aan het opleidingshoofd: uiterlijk de derde woensdag van het academiejaar met betrekking tot opleidingsonderdelen die georganiseerd worden in het eerste semester of verspreid over beide semesters; uiterlijk de derde woensdag van het tweede semester met betrekking tot het tweede semester. Het opleidingshoofd neemt, in overleg met de studietrajectbegeleider, een beslissing vóór 1 november met betrekking tot aanvragen in het eerste semester, vóór 1 maart met betrekking tot aanvragen in het tweede semester. Na die data wordt een wijziging nog slechts uitzonderlijk toegestaan. Wijzigingen na 1 december en 15 maart hebben geen gevolg meer voor het aantal opgenomen studiepunten. §3. Wijziging van opleiding en heroriëntatie vanuit een andere instelling Een student die zich in de loop van het eerste semester uitschrijft voor een opleiding, kan zich in het tweede semester niet meer voor dezelfde opleiding aan Thomas More herinschrijven. Een student die tijdens het academiejaar van instelling of opleiding wenst te veranderen, vraagt hiervoor toestemming aan het opleidingshoofd van de nieuwe opleiding. De student doet zijn aanvraag vóór 25 november in het eerste semester en vóór 1 maart in het tweede semester. Het opleidingshoofd beslist vóór 1 december resp. 15 maart. Als de student vóór 1 december heroriënteert, wordt hij uitgeschreven uit de oude opleiding en ingeschreven in de nieuwe opleiding. De opleidingsonderdelen uit het oude programma worden geannuleerd. Als de student tussen 1 december en 15 maart heroriënteert, wordt hij uitgeschreven uit de oude opleiding en ingeschreven in de nieuwe opleiding: Tussen 1 december en het einde van de colleges van het eerste semester: Hij wordt uitgeschreven voor de oude opleidingsonderdelen van het eerste semester en de opleidingsonderdelen van de oude opleiding die over het hele jaar gespreid zijn; Tussen het einde van de colleges van het eerste semester en 15 maart: De oude
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 15 van 71
opleidingsonderdelen uit het eerste semester en de opleidingsonderdelen van de oude opleiding die over het hele jaar gespreid zijn blijven staan in het individueel jaarprogramma en krijgen een beoordeling. In beide gevallen worden de opleidingsonderdelen die enkel betrekking hebben op het tweede semester geannuleerd. De student kan in het individueel jaarprogramma van de nieuwe opleiding volgende opleidingsonderdelen opnemen: de opleidingsonderdelen van het eerste semester of opleidingsonderdelen die gespreid zijn over beide semesters waarvoor hij reeds ingeschreven was in de oude opleiding en die ook in de nieuwe opleiding voorkomen; de opleidingsonderdelen van het tweede semester. Volgende opleidingsonderdelen kan hij enkel met toelating van het opleidingshoofd opnemen: de opleidingsonderdelen uit het eerste semester van de nieuwe opleiding die hij op eigen verantwoordelijkheid en via zelfstudie wenst af te leggen, hoewel hij ze noch geheel noch deels heeft gevolgd; de opleidingsonderdelen uit de nieuwe opleiding die over beide semesters gespreid zijn. Bijzondere bepaling in verband met internationale studenten Alle kandidaten met een diploma dat buiten België behaald is, moeten toestemming tot heroriëntering vragen via de studentenadministratie, met uitzondering van houders van een VWO-attest, een diploma MBO-4 of kandidaten die slaagden voor een propedeuse uit Nederland (zie art. 29 OR). Art. 10 OR Wijzigingen van het programma-aanbod door Thomas More Wijzigingen van het programma-aanbod door Thomas More hebben, behoudens overmacht, voor de bestaande toetredingsovereenkomsten ten vroegste uitwerking bij de aanvang van het academiejaar volgend op dat waarin de wijziging is goedgekeurd. De hogeschool zorgt voor passende overgangsbepalingen.
Afdeling 2. Inschrijvingsregels en studiegelden 2.1 Inschrijvingsregels Art. 11 OR Inschrijven is een overeenkomst tot stand brengen Door de inschrijving aan Thomas More wordt een overeenkomst gesloten met rechten en plichten voor beide partijen. De rechten en plichten worden verder beschreven in art. 7987 OR. Een student die voor het eerst inschrijft aan Thomas More, is definitief ingeschreven wanneer hij: geregistreerd is op de studentenadministratie; en hij het contract dat hij bij de registratie ontvangt, ondertekend heeft. Voor een student die herinschrijft, is de inschrijving definitief zodra hij zijn IJP ter goedkeuring doorgestuurd heeft. Voor informatie over het inschrijvingsproces: www.thomasmore.be Thomas More kan de overeenkomst ontbinden tot en met 30 november indien blijkt dat de
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 16 van 71
student niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoet. Bij fraude met toelatingsdocumenten worden de inschrijving en alle reeds genomen beslissingen die uit deze inschrijving resulteren, als onbestaande beschouwd, ongeacht het moment waarop de fraude wordt vastgesteld. De resultaten die de student eventueel al behaald heeft, zijn nietig. De afgeleverde creditbewijzen, getuigschriften en diploma’s worden teruggevorderd. Bijzondere bepaling in verband met internationale studenten Een student met een buitenlands diploma kan pas ingeschreven worden nadat hij alle vereiste attesten ingeleverd heeft. Art. 12 OR Duur van de overeenkomst Een inschrijving geldt voor één academiejaar, tenzij de duur in het contract anders bepaald wordt. Art. 13 OR Ogenblik van inschrijven Een student schrijft zich bij voorkeur in vóór het begin van het academiejaar en uiterlijk tegen volgende data: uiterlijk de derde woensdag van het academiejaar voor: o een diplomacontract of een examencontract met het oog op het behalen van een diploma of getuigschrift als de opleiding waarvoor de student inschrijft volgens het academiejaar georganiseerd wordt; of voor o een creditcontract of een examencontract met het oog op het behalen van een creditbewijs voor opleidingsonderdelen die in het eerste semester of over het hele academiejaar worden georganiseerd; uiterlijk de derde woensdag van het tweede semester: o voor een diplomacontract of een examencontract met het oog op het behalen van een diploma; o voor een creditcontract of een examencontract met het oog op het behalen van een creditbewijs voor opleidingsonderdelen die uitsluitend in het tweede semester worden georganiseerd. uiterlijk drie weken na de aanvang van de opleiding voor een diplomacontract of een examencontract met het oog op het behalen van een diploma of getuigschrift voor een opleiding met opleidingsfasen die niet samenvallen met een academiejaar. Na deze data is inschrijving enkel mogelijk met toestemming van het opleidingshoofd. Een student die vóór het begin van het academiejaar inschrijft, kan tijdig beschikken over alle faciliteiten (zie art. 85 OR). Een student die na de start van het academiejaar inschrijft, kan beschikken over de faciliteiten vanaf het ogenblik dat zijn inschrijving definitief is. Art. 14 OR Toelating voor inschrijving Een kandidaat moet voldoen aan de algemene en bijzondere voorwaarden zoals beschreven in afdeling 3 OR. Bijzondere bepaling in verband met internationale studenten Alle kandidaten met een diploma dat buiten België behaald is, moeten toestemming tot inschrijving vragen via de studentenadministratie, met uitzondering van houders van een VWO-attest, een diploma MBO-4 of kandidaten die slaagden voor een propedeuse uit Nederland (zie art. 29 OR).
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 17 van 71
Art. 15 OR Herinschrijving na een onderbreking van vijf jaar Een student die omwille van studievoortgangsbewakingsmaatregelen verdere inschrijving in een opleiding geweigerd werd, herwint na vijf academiejaren het recht op inschrijving voor die opleiding en de opleidingsonderdelen ervan. Voor de geldigheid van de creditbewijzen die hij verworven heeft: zie art. 52 OR en art. 66 OR.
2.2 Studiegeld Art. 16 OR Algemeen §1. Het studiegeld omvat ook het examengeld en de aansluiting bij de studentenongevallenverzekering, de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid voor studiegerelateerde activiteiten en de arbeidsongevallenverzekering tijdens de uitvoering van de stage. Voor studenten met een examencontract omvat het studiegeld enkel het examengeld. Bijzondere bepaling in verband met internationale studenten Een niet-EER-student die tijdelijk als student in België verblijft, moet verplicht toetreden tot de polis burgerlijke aansprakelijkheid privéleven. §2. Bij inschrijving betaalt elke student een vast bedrag. In de loop van het academiejaar wordt een herbepaling van het studiegeld uitgevoerd op basis van het feitelijk aantal opgenomen studiepunten van een student en/of van de evoluties binnen zijn leerkrediet. Als de herbepaling aanleiding geeft tot een saldo in het voordeel van de student, wordt dit teruggestort op het rekeningnummer dat hij opgegeven heeft. Is het saldo in het voordeel van Thomas More, dan wordt de student aangemaand tot bijkomende betaling. Hij behoudt zijn rechten in elk geval tot de vervaltermijn voor de betaling die in de aanmaning vermeld is. De bedragen voor studiegelden kunnen aangepast worden overeenkomstig de afspraken binnen de Associatie en tussen de instellingen van hoger onderwijs - maar binnen de decretale regels-, zonder dat dit reglement als geheel moet aangepast worden. §3. Voor de berekening van de studiegelden worden inschrijvingen in de volgende categorieën samengenomen: alle diploma- en creditcontracten in een initiële bacheloropleiding; alle examencontracten in een initiële bacheloropleiding; alle bachelor-na-bacheloropleidingen; alle postgraduaatopleidingen en andere trajecten van permanente vorming die leiden tot een getuigschrift. Het aantal studiepunten wordt berekend op basis van opleidingsonderdelen die de student opneemt. De bijhorende studiepunten worden steeds volledig in rekening gebracht, ongeacht eventuele deelvrijstellingen op onderwijsactiviteiten. §4. Inschrijvingen voor beurstariefstudenten worden altijd als afzonderlijke inschrijvingen beschouwd. Voor beurstariefstudenten gelden vaste studiegelden. De bepalingen voor beurstariefstudenten gelden niet voor bachelor-na-bacheloropleidingen en postgraduaatopleidingen. Art. 17 OR Het studiegeld bij diploma- en creditcontracten in initiële bacheloropleidingen (zie Titel V) §1. Voor niet-beurstariefstudenten en bijna-beurstariefstudenten is het studiegeld samengesteld uit een vast gedeelte, dat slechts eenmaal per academiejaar verschuldigd is, en
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 18 van 71
een variabel gedeelte per studiepunt. Voor de berekening van het variabel gedeelte worden alle studiepunten samengeteld van alle opleidingsonderdelen die de student in de loop van het academiejaar in Thomas More opneemt in alle opleidingen en contractvormen. Als een student inschrijft voor ten minste 54 en ten hoogste 66 studiepunten, wordt hem een forfait aangerekend. §2. Als de berekening van het studiegeld leidt tot een resultaat met decimalen, wordt het verkregen bedrag afgerond tot op één cijfer na de komma (minder dan 0,05: 0,0 euro; 0,05 of meer: 0,1 euro). §3. Een student uit het laatste jaar secundair onderwijs die met een creditcontract voor maximaal 10 studiepunten inschrijft, betaalt 50% van het studiegeld van een beurstariefstudent. Bijzondere bepaling in verband met internationale studenten Een buitenlandse student die niet behoort tot de decretaal bepaalde categorieën van financierbare studenten, betaalt een hoger studiegeld. Indien de student kan aantonen dat hij reeds in hoger onderwijs een cumulatieve studieefficiëntie van 50% behaalde (of een equivalent daarvan), kan Thomas More hem in de praktijk een korting van 85% op het studiegeld toestaan. Art. 18 OR Het studiegeld bij examencontracten (zie Titel V) Art. 19 OR Het studiegeld bij combinaties van examencontracten met een diploma- en/of creditcontract Een student die gelijktijdig een inschrijving neemt onder een diploma- en/of creditcontract en onder een examencontract, betaalt: indien het aantal studiepunten minder dan 54 bedraagt: o het vast gedeelte voor het diploma- en/of creditcontract en het vast gedeelte voor het examencontract; o een variabel gedeelte per studiepunt ingeschreven onder diploma- en/of creditcontract en een variabel gedeelte per studiepunt ingeschreven onder examencontract; indien het aantal studiepunten meer dan 54 en ten hoogste 66 bedraagt: o het forfaitair studiegeld voor het diploma- en/of creditcontract zoals vastgesteld voor niet-beurstariefstudenten of voor bijna-beurstariefstudenten; o het vast gedeelte voor het examencontract; o een variabel gedeelte per studiepunt ingeschreven onder examencontract. Art. 20 OR Het studiegeld bij bachelor-na-bacheloropleidingen Het studiegeld voor bachelor-na-bacheloropleidingen bestaat uit een vast gedeelte van 133 euro en een variabel gedeelte van 18,1 euro per studiepunt. Bij bachelor-na-bacheloropleidingen in de studiegebieden Gezondheidszorg, Onderwijs en Sociaal-agogisch werk die in aanmerking komen voor volledige financiering en als dusdanig zijn opgenomen op de lijst goedgekeurd door de Vlaamse Regering, bestaat het studiegeld uit een vast gedeelte van 66,5 euro en een variabel gedeelte van 9,1 euro per studiepunt. Art. 21 OR Studiegelden voor postgraduaatopleidingen en andere trajecten van permanente vorming. Voor postgraduaatopleidingen wordt het studiegeld per opleiding bepaald.
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 19 van 71
De opleiding bepaalt eveneens of een deel van een postgraduaat gevolgd kan worden en hoeveel een student hiervoor betaalt. De bedragen zijn terug te vinden op www.thomasmore.be. Art. 22 OR Het studiegeld bij ontoereikend leerkrediet Een student met onvoldoende leerkrediet, een negatief leerkrediet of een leerkrediet gelijk aan nul die toelating krijgt om zich in te schrijven, betaalt een bijzonder studiegeld voor het deel van de inschrijving waarvoor hij onvoldoende leerkrediet heeft. De toeslag per studiepunt bedraagt: voor niet-beurstariefstudenten: 9,1 euro voor bijna-beurstariefstudenten: 5,9 euro De student kan voor het bijkomende studiegeld geen beroep doen op een financiële tussenkomst van Stip. Voor beursstudenten met ontoereikend leerkrediet is er geen bijkomend studiegeld. Art. 23 OR Aanrekening van extra studiekosten Per academiejaar betaalt een student met een examencontract bovenop het studiegeld de eenmalige som van 50 euro voor het gebruik van Toledo. Specifieke en in omvang beperkte kosten voor gebruik van goederen en organisatie van specifieke evenementen kunnen worden doorgerekend aan de student voor zover zij rechtstreeks verband houden met de organisatie van de opleiding. Indien dit het geval is, wordt daarover in de specifieke aanvullende reglementering voor de opleiding voor aanvang van het academiejaar duidelijkheid verschaft. De aanrekening en inning van extrastudiekosten gebeurt door de opleiding. Art. 24 OR Wanbetaling Indien een student het studiegeld ook na aanmaning niet betaalt vóór de gestelde datum, wordt zijn studentenaccount uitgeschakeld, waardoor hij geen toegang meer heeft tot email, Toledo, KU Loket e.d. Hij heeft geen recht op onderwijs en kan niet deelnemen aan de examens. De schorsing wordt slechts teniet gedaan wanneer de student de verschuldigde bedragen voor de reeds afgewerkte periode betaald heeft. Conform art. 12 ER worden geen studieattesten noch creditbewijzen afgeleverd. Art. 25 OR Terugbetaling of herberekening van studiegeld bij uitschrijving of heroriëntering Voor een student die zijn studie stopzet of verandert van opleiding kan een terugbetaling of herberekening van het studiegeld gebeuren. Bij vroegtijdige uitschrijving uit een postgraduaat wordt geen studiegeld terugbetaald. Tarieven:
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 20 van 71
Niet-beursstudent
Bijna-beursstudent
Beurstariefstudent
66,5 euro
55,0 euro
Diploma- en creditcontracten: Bij uitschrijving vóór 1 november 2013 Inschrijving t.e.m. 53 stp.
66,5 euro
Inschrijving voor ten minste 54 en ten hoogste 66 stp.
66,5 euro
Inschrijving voor meer dan 66 stp Bij uitschrijving tussen 1 november 2013 tot en met eind februari 2014 Inschrijving t.e.m. 53 stp.
66,5 euro + 4,6 euro per opgenomen stp
66,5 euro + 3 euro per opgenomen stp
55,0 euro
Inschrijving voor ten minste 54 en ten hoogste 66 stp.
338,6 euro
212,6 euro
77,5 euro
Inschrijving voor meer dan 66 stp
338,6 euro + 1,8 euro per stp boven 66
212,6 euro + 1 euro per stp boven 66
77,5 euro
Examencontracten: Bij uitschrijving vóór 1 november 2013
66,5 euro
Bij uitschrijving tussen 1 november 2013 tot en met eind februari 2014
66,5 euro + 1,8 euro per opgenomen stp
Art. 26 OR Aanvraag van studiebeurs (studiefinanciering) Een uitvoerige beschrijving van het systeem van studiefinanciering, het jokerkrediet en een aanvraagformulier is te vinden op www.ond.vlaanderen.be/studietoelagen. De student moet de aanvraag voor studietoelagen rechtstreeks en zonder tussenkomst van de hogeschool naar de dienst Studietoelagen in Brussel opsturen. Hij kan de aanvraag ook indienen via de webtoepassing van de dienst Studietoelagen. Dit kan reeds in de zomervakantie gebeuren. De dienst Studietoelagen beschikt via de centrale databank van het departement Onderwijs in Brussel over de nodige pedagogische gegevens van de student. Deze gegevens kan Thomas More echter pas aanleveren nadat het individueel studieprogramma van de student is goedgekeurd. Beursstudenten hebben er dus alle belang bij om bij aanvang van het academiejaar zo snel mogelijk hun individueel studieprogramma ter goedkeuring door te sturen. Enkel diplomacontracten komen in aanmerking voor studietoelagen van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Art. 27 OR Attest voor aanvraag kinderbijslag De aanvraag tot het uitbetalen van kindergeld moet gebeuren zonder tussenkomst van de hogeschool bij het kinderbijslagfonds van de werkgever van de aanvrager. De kinderbijslagfondsen vragen de nodige gegevens op via de centrale databank van het departement Onderwijs in Brussel. Om recht te hebben op kinderbijslag moet de student ingeschreven zijn voor minstens 27 studiepunten, ongeacht het type contract (diplomacontract, creditcontract en/of examencontract). Om het hele academiejaar kinderbijslag te krijgen, moet hij ten laatste op 30 november ingeschreven zijn. Indien zijn individueel studieprogramma op 15 november niet is goedgekeurd, loopt de student het risico dat de kinderbijslag na 30 november wordt stopgezet. Meer gedetailleerde informatie is terug te vinden op de website van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (www.rkw.be/Nl/index.php).
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 21 van 71
Afdeling 3. Toelatingsvoorwaarden 3.1 Bepalingen die gelden voor alle opleidingen en opleidingsonderdelen Art. 28 OR Algemeen Een kandidaat wordt enkel toegelaten tot een opleiding of opleidingsonderdelen aan Thomas More als hij bij aanvang van het academiejaar voldoet aan de decretale voorwaarden met de hierna bepaalde aanvullingen. De specifieke diplomavoorwaarden voor elke afzonderlijke opleiding (en de daarin opgenomen opleidingsonderdelen) staan vermeld in de programmagids. Voor de toelating tot een opleiding of opleidingsonderdeel mag de student niet beschikken over een leerkrediet lager dan of gelijk met nul. Overeenkomstig art. 76 OR kunnen hierop afwijkingen worden toegestaan. Bijzondere bepaling in verband met internationale studenten De elementen die een rol spelen in de toelating van internationale studenten tot studies aan Thomas More zijn: de plaats waar het diploma werd behaald (binnen of buiten de Raad van Europa); de al of niet gelijkwaardigheid van het behaalde diploma met de Vlaamse diploma’s die toelating verschaffen tot de betrokken opleiding; de nationaliteit en de hiermee samenhangende financierbaarheid van de kandidaat; het verblijfsstatuut en de plaats waar de kandidaat beschikt over onbeperkt verblijf; de taalvaardigheid. Een (kandidaat)-vluchteling die in het buitenland diploma’s behaalde die als gelijkwaardig beschouwd zouden kunnen worden, maar die omwille van zijn bijzondere situatie de behaalde diploma’s niet kan voorleggen, kan met alle middelen van recht bewijzen dat hij over het vereiste diploma beschikt. Indien Thomas More met voldoende zekerheid kan vaststellen dat het diploma wel degelijk is behaald, wordt de kandidaat tot inschrijving toegelaten. Als het onmogelijk blijkt om afdoende bewijzen voor te leggen, kan Thomas More alsnog beslissen om de kandidaat in te schrijven op grond van bijkomende testen. Deze test omvat de taalproef, en bij het slagen ervoor, een specifieke test. Art. 29 OR Specifieke toelatingen In een aantal gevallen is een specifieke toelating vereist, zoals omschreven in de procedure. Procedure: Een specifieke toelating is vereist voor volgende studenten en via de volgende instanties. De student stuurt een gemotiveerde schriftelijke aanvraag aan: het opleidingshoofd: o EER-studenten in een bacheloropleiding die reeds twee academiejaren niet slaagden voor een opleidingsonderdeel en die geen 50% cumulatieve studieefficiëntie behaalden; o EER-studenten in een bacheloropleiding die omwille van een bindend studieadvies niet opnieuw mogen inschrijven; o EER-studenten in een bacheloropleiding die reeds drie academiejaren niet slaagden voor een opleidingsonderdeel en op grond van bijzondere individuele omstandigheden toch nog toelating willen krijgen om te worden ingeschreven; o Kandidaten die willen inschrijven voor een creditcontract of een examencontract met het oog op het behalen van een creditbewijs; o Kandidaten die niet beschikken over een diploma dat toelating verleent voor
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 22 van 71
-
-
het hoger onderwijs en willen inschrijven voor een creditcontract of een examencontract met het oog op het behalen van een creditbewijs; o EER-kandidaten die nog laattijdig willen inschrijven; o EER-kandidaten met onvoldoende of een negatief leerkrediet. de voorzitter van de assessmentcommissie: o kandidaten die niet beschikken over een diploma dat toelating verleent tot het hoger onderwijs en een diplomacontract wensen te behalen. De studentenadministratie: o alle kandidaten met een diploma dat buiten België behaald is, met uitzondering van houders van een VWO-attest, een diploma MBO-4 of kandidaten die slaagden voor een propedeuse uit Nederland.
Art. 30 OR Taalvoorwaarden §1. Taalvoorwaarden voor Nederlandstalige opleidingen Een kandidaat met een diploma van buiten de Vlaamse gemeenschap wordt tot een in het Nederlands georganiseerde opleiding toegelaten als hij aan één van de volgende voorwaarden voldoet: a) Hij kan bewijzen dat hij de examens van ten minste één studiejaar in het secundair onderwijs of een geheel van ten minste 60 studiepunten in het hoger onderwijs met succes in het Nederlands heeft afgelegd; b) Hij is geslaagd voor een examen Nederlands dat volgens de Nederlandse Taalunie een voldoende niveau biedt voor toelating tot het hoger onderwijs; c) Hij kan één van volgende attesten voorleggen: o een voldoende hoog attest kunnen voorleggen van een erkend taalcentrum (niveau 5 - ILT-KU Leuven, KUB/HUB, UGent; niveau 4 (Linguapolis Antwerpen); o een attest van richtgraad 3 van een CVO-instelling; o een attest PTHO of PAT van het CNaVT; o een attest van ITNA (Interuniversitaire Taaltest Nederlands voor Anderstaligen, www.itna.be). d) Hij kan een certificaat voorleggen: o van een opleiding Nederlands die door Thomas More als gelijkwaardig beschouwd wordt met de voorgaande; o waaruit blijkt dat hij ten minste over het niveau B2 van het Europees referentiekader voor de talen beschikt. §2. Taalvoorwaarden voor anderstalige opleidingen Een kandidaat wordt toegelaten tot een opleiding die wordt georganiseerd in een andere taal dan het Nederlands als hij aan één van de volgende voorwaarden voldoet: a) Hij bewijst dat hij de examens van ten minste één studiejaar in het secundair onderwijs of een geheel van ten minste 60 studiepunten in het hoger onderwijs met succes in de taal van de opleiding heeft afgelegd; b) Hij legt een certificaat voor waaruit blijkt dat hij ten minste over het niveau B2 van het Europees referentiekader voor de talen beschikt voor de taal van de opleiding.
3.2 Toelatingsvoorwaarden voor een initiële professionele bacheloropleiding Art. 31 OR Algemene diplomavoorwaarden voor een inschrijving in een initiële bacheloropleiding Een kandidaat wordt toegelaten tot een bacheloropleiding als hij beschikt over:
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 23 van 71
a) een Belgisch diploma van het secundair onderwijs; b) een Belgisch diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan; c) een Belgisch diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie, met uitzondering van het getuigschrift voor pedagogische bekwaamheid; d) een diploma of certificaat, uitgereikt in het kader van het Vlaams hoger beroepsonderwijs; e) een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig met de diploma’s uit de vorige categorieën wordt erkend. Art. 32 OR Bijzondere bepaling in verband met buitenlandse studenten Een kandidaat-student met een diploma behaald in een land van de Raad van Europa en dat in dat land toelating verleent tot een gelijksoortige opleiding, heeft het recht op toelating. Een kandidaat-student met een diploma behaald in een land dat niet behoort tot de Raad van Europa en dat in het land waar het werd behaald toelating verleent tot hogere studies in het algemeen, kan worden toegelaten. De toelating is in dit geval afhankelijk van een bijkomende toetsing. Art. 33 OR Specifieke toelatingsvoorwaarden Een kandidaat die niet in het bezit is van de hoger vermelde diploma's of getuigschriften kan worden toegelaten indien hij voldoet aan de volgende voorwaarden: Hij heeft de leeftijd van 21 jaar bereikt op 31 december van het eerstvolgende academiejaar. Van deze voorwaarde kan worden afgeweken als de kandidaat bewijst over een uitzonderlijke begaafdheid te beschikken; en Hij is geslaagd voor een toelatingsassessment. Procedure: De kandidaat richt zijn vraag per e-mail aan de voorzitter van de assessmentcommissie. Hij dient een dossier in met een verzoek tot toelating aan Thomas More tegen 10 januari, 1 mei of 1 september. Dit dossier bevat minstens: o een schriftelijke aanvraag, met motivatie waarom de kandidaat meent in aanmerking te komen voor een afwijking van de algemene toelatingsvoorwaarden o een portfolio met alle noodzakelijke bewijsstukken om het voorgaande te staven. Een assessmentcommissie onderzoekt of de kandidaat over het gemiddelde geschiktheidsniveau van de instromende student voor de toelating tot een bacheloropleiding beschikt, aan de hand van: o een analyse van het aanvraagdossier o een intakegesprek o een bekwaamheidsproef hoger onderwijs. De assessmentcommissie deelt zijn beslissing mee ten laatste één maand nadat de kandidaat voor de assessmentcommissie is verschenen. Zij kan de toelating tot inschrijving afhankelijk maken van een voorbereidingsprogramma of remediëringstraject. Wie slaagt in de toelatingsprocedure, krijgt een toelatingsbewijs dat vijf jaar geldig blijft. Wie niet slaagt voor de toelatingsprocedure, kan pas na 1 jaar herkansen, als hij kan aantonen dat er significante nieuwe elementen zijn in het aanvraagdossier.
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 24 van 71
-
Indien de kandidaat dit niet kan, wordt de procedure niet heropgestart. Er wordt geen kostprijs aangerekend voor de deelname aan de toelatingsprocedure. Elke instelling van de Associatie KU Leuven erkent voor de toelating tot het hoger onderwijs de beslissing genomen in de context van de assessmentprocedure van een ander Associatielid.
Bijzondere bepaling in verband met internationale studenten Studenten met een niet-EER-nationaliteit die tijdelijk willen verblijven als student in België, en die niet beschikken over een diploma van het secundair onderwijs of gelijkwaardig, worden niet toegelaten tot een bacheloropleiding op grond van assessment.
3.3 Algemene diplomavoorwaarden voor een inschrijving in een bachelor-nabacheloropleiding Art. 34 OR Algemene toelatingsvoorwaarde Als algemene toelatingsvoorwaarde voor een bachelor-na-bacheloropleiding geldt een bachelordiploma of hiermee gelijkwaardig geacht diploma van een hogeschoolopleiding. De toelating tot inschrijving kan bovendien afhankelijk worden gesteld van een geschiktheidsonderzoek. De programmagids vermeldt welke specifieke diploma’s rechtstreeks toegang verlenen tot een bachelor-na-bacheloropleiding.
3.4 Specifieke voorwaarden voor de toelating tot andere opleidingen Art. 35 OR Bacheloropleidingen met verminderde studieomvang Voor studenten met een welbepaalde vooropleiding worden opleidingen met vermindering van studieomvang ingericht. De programmagids vermeldt welke vooropleidingen rechtstreeks toegang geven tot een opleiding met vermindering van studieomvang. Als een student recht meent te hebben op een programma met vermindering van studieomvang, zonder dat dit expliciet staat beschreven in de programmagids, richt hij een verzoek tot het volgen van dergelijk programma tot het opleidingshoofd. Een student met een diploma dat gelijkgesteld kan worden met één van de diploma’s vermeld in de programmagids, richt in elk geval een verzoek tot het opleidingshoofd. Art. 36 OR Postgraduaatopleidingen en andere trajecten van permanente vorming §1. Om tot een postgraduaatopleiding te worden toegelaten, moet een kandidaat beschikken over een diploma van bachelor of master of een hiermee gelijkgesteld diploma. In afwijking hiervan kan een student toegelaten worden als hij via een assessment bewijst te voldoen aan de begintermen van de opleiding. Bijkomende toelatingsvereisten zijn te vinden in de programmagids. Een kandidaat die niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden en/of het getuigschrift niet wenst te behalen, kan deelnemen aan het postgraduaat, maar verwerft enkel een attest van deelname. Hij wordt niet centraal ingeschreven. §2. De toelatingsvoorwaarden voor andere trajecten van permanente vorming worden vrij bepaald door de organisatoren.
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 25 van 71
Afdeling 4. Opbouw van de opleidingen 4.1 Opleidingen en programma’s: aanbod en structuur Art. 37 OR De soorten opleidingen aan Thomas More Thomas More organiseert volgende opleidingen: professionele bacheloropleidingen met een studieomvang van ten minste 180 studiepunten; bachelor-na-bachelor-opleidingen met een studieomvang van ten minste 60 studiepunten; postgraduaatopleidingen met een studieomvang van ten minste 20 studiepunten. De programmagids preciseert de omvang en de samenstelling ervan. Het volledige opleidingenaanbod van Thomas More is te vinden op www.thomasmore.be. Thomas More organiseert eveneens andere trajecten van permanente vorming. Zij leiden tot een getuigschrift of een attest van deelname. De detailgegevens met betrekking tot de omvang en samenstelling worden gepreciseerd in de programmagids en in mededelingen ad hoc. Art. 38 OR Opleidingsprogramma's met vermindering van studieomvang Informatie over deze vormen van studieduurverkorting staat beschreven in de programmagids. Een student kan een bachelordiploma dat hij reeds verwierf, voor een tweede maal behalen, op voorwaarde dat hij een programma opneemt dat ten minste 30 studiepunten verschilt van de eerste opleiding.
4.2 Vermeldingen met betrekking tot een opleiding in de programmagids Art. 39 OR Algemeen De programmagids is definitief en beschikbaar vóór de start van het academiejaar. Na de start van het academiejaar kunnen wijzigingen in de programmagids enkel nog aangebracht worden met toestemming van het opleidingshoofd. Art. 40 OR Vermeldingen per opleiding Bij elke opleiding wordt in de programmagids ten minste aangegeven: 1. de graad waartoe de opleiding leidt, de kwalificatie van de graad en eventueel de specificatie ervan; 2. de inhoud en de doelstellingen van de opleiding, het opleidingsprogramma en de indeling in opleidingsonderdelen; 3. in voorkomend geval de afstudeerrichtingen of andere vormen van differentiatie; 4. de onderwijstaal gebruikt in de opleiding; 5. de studieomvang uitgedrukt in studiepunten; 6. de volgtijdelijkheid van de opleidingsonderdelen of de voortgangsvereisten; 7. de voorafgaande opleidingen die toegang geven tot de opleiding en de opleidingen die erop aansluiten; 8. de organisatie van de opleiding in de vorm van voltijds of anders opgebouwd onderwijs en in de vorm van contact- of afstandsonderwijs; 9. de organisatie van de opleiding in de vorm van modeltrajecten en/of geïndividualiseerde studietrajecten;
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 26 van 71
10. de begintermen en leerresultaten. Art. 41 OR Vermeldingen per opleidingsonderdeel Bij elk opleidingsonderdeel wordt in de ECTS-fiche, in de programmagids ten minste aangegeven: 1. het nummer en de titel van het opleidingsonderdeel; 2. de gebruikte onderwijstaal en de toelatingsvoorwaarden met betrekking tot de kennis van de onderwijstaal als het opleidingsonderdeel wordt aangeboden in een andere taal dan het Nederlands; 3. de studieomvang uitgedrukt in studiepunten en de omvang van de contactmomenten; 4. de programmering over de semesters; 5. de coördinator en andere onderwijsverstrekkers; 6. het statuut van het opleidingsonderdeel in de opleiding (plichtvak, keuzevak, ...); 7. de begintermen en leerresultaten van het opleidingsonderdeel; 8. eventuele volgtijdelijkheidsvoorwaarden c.q. voortgangsvereisten in relatie tot andere opleidingsonderdelen; 9. de inhoud van het opleidingsonderdeel; 10. leer-, onderwijs- en begeleidingsactiviteiten; 11. examens en het aantal examenkansen per opleidingsonderdeel; de vorm van de examens (eventueel gedifferentieerd per examenperiode) (zie ook art. 26 ER); 12. het studiemateriaal; 13. de voorwaarden voor het behalen van een creditbewijs, als deze afhankelijk zijn van een oordeel geslaagd/niet-geslaagd; 14. of het opleidingsonderdeel in aanmerking komt voor een creditcontract of een examencontract; 15. de specifieke regels van toepassing voor een student met een examencontract.
4.3 Opleidingsmodel; semesterexamensysteem; studietijd en studiepunten Art. 42 OR Opleidingsmodel Na elke examenperiode wordt beraadslaagd over de opleidingsonderdelen waarover de student examens aflegde en worden de resultaten ervan vastgelegd. Over de opleiding als geheel wordt pas beraadslaagd nadat de student over alle opleidingsonderdelen van de opleiding examens heeft afgelegd of vrijstellingen heeft verkregen. Art. 43 OR Structuur van het academiejaar Thomas More organiseert zijn opleidingen onder de vorm van een semestersysteem. Opleidingsonderdelen worden slechts over meer dan één semester gespreid wanneer dit onderwijskundig verantwoord is. In de jaarindeling omvat elk semester onderwijs- en studie-activiteiten. Aansluitend bij elk semester wordt een examenperiode voorzien. Na een zomeronderbreking volgt de derde examenperiode. Voor de academische kalender: zie Titel VI. Art. 44 OR Studietijd en studiepunten Een studiepunt geeft een aanduiding van de omvang van een opleidingsonderdeel. Het
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 27 van 71
geeft een student bij wijziging van opleiding of instelling niet zonder meer recht op een vrijstelling in de nieuwe context, zelfs al is de omvang van de studietijd identiek aan of groter dan de studietijd van een opleidingsonderdeel dat ogenschijnlijk gelijkaardig is. Thomas More onderneemt een geregelde evaluatie van knelpunten met betrekking tot studietijd en studiepunten, om indien nodig de inhoud van een opleidingsonderdeel in overeenstemming te brengen met de veronderstelde studietijd. Het is echter uitzonderlijk mogelijk dat op een bepaald moment de studiepunten per opleidingsonderdeel op grond van exactere berekeningen worden herverdeeld, met ingang vanaf een volgend academiejaar. Dit geeft geen aanleiding tot vermelding van de nieuwe studiepunten op het uiteindelijke diplomasupplement voor die studenten die het opleidingsonderdeel vóór die wijziging volgden. Binnen elk opleidingsonderdeel bepalen de titularissen onder toezicht van het opleidingshoofd hoe de beschikbare studietijd verdeeld wordt over contacturen en verwerkingsactiviteiten.
4.4 Gedragscode met betrekking tot de taalregeling Art. 45 OR Onderwijs- en bestuurstaal De onderwijstaal van Thomas More is het Nederlands. Om specifieke redenen kunnen, met inachtneming van de wettelijke en decretale voorschriften, andere talen gebruikt worden. Waar dit het geval is, wordt dit expliciet aangegeven. Opleidingsonderdelen die in het Nederlands worden georganiseerd, worden ook in het Nederlands geëvalueerd. Als bestuurstaal hanteert Thomas More het Nederlands. Met het oog op een vlotte communicatie met studenten, academici, diensten of instellingen kan ook een internationale forumtaal gebruikt worden. Art. 46 OR Opleidingsonderdelen die in een andere taal worden georganiseerd §1. De volgende opleidingsonderdelen worden in elk geval grotendeels of geheel georganiseerd in een andere taal dan het Nederlands: de opleidingsonderdelen die een vreemde levende taal tot onderwerp hebben; de opleidingsonderdelen die gedoceerd worden door anderstalige gastdocenten; de opleidingsonderdelen die in onderlinge overeenstemming tussen de student en de opleiding, in de context van een anderstalige universiteit in België of in het buitenland worden gevolgd. Deze opleidingsonderdelen worden geëvalueerd in de taal waarin ze worden onderwezen. §2. Thomas More biedt in haar Nederlandstalige opleidingen de mogelijkheid aan om andere dan de hierboven vermelde opleidingsonderdelen ook in een andere taal dan het Nederlands te volgen. Deze mogelijkheid wordt verantwoord op basis van de meerwaarde voor de student en de functionaliteit van het gebruik van een vreemde taal voor dat opleidingsonderdeel of de opleiding als geheel. De opleidingsonderdelen waarvan delen worden gedoceerd in een andere taal dan het Nederlands, staan als zodanig aangegeven in de programmagids. Conform de decretale bepalingen wordt het aantal van deze mogelijkheden in het modeltraject van een bacheloropleiding beperkt tot maximum 33 studiepunten. In een bachelor-na-bachelor- en postgraduaatopleiding staat het de opleiding vrij om het aantal anderstalige opleidingsonderdelen te bepalen. De student heeft het recht om de examens over deze anderstalige opleidingsonderdelen in het Nederlands af te leggen. Hij richt hiertoe een aanvraag tot het opleidingshoofd van de opleiding waarin het opleidingsonderdeel zich situeert, uiterlijk drie weken vóór het begin
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 28 van 71
van de betrokken examenperiode. Dit recht geldt niet voor de bachelor-na-bachelor- en postgraduaatopleidingen. §3. De ECTS-fiche vermeldt de taalbegeleidingsmaatregelen die in een opleidingsonderdeel dat in een andere taal dan het Nederlands gegeven wordt, genomen worden. Art. 47 OR Opleidingen volledig in een andere taal Voor anderstalige bachelor-na-bachelor- en postgraduaatopleidingen wordt in principe geen Nederlandstalige taalvariant uitgebouwd. Deze opleidingen kunnen zowel door anderstalige studenten als door Nederlandstaligen gevolgd worden. Alle studenten, ook de Nederlandstaligen die deze opleidingen volgen, leggen het examen af in de taal van de opleiding of in de taal van het opleidingsonderdeel als de taal hiervan verschilt van die van de gehele opleiding. Art. 48 OR Kwaliteitsbewaking De hogeschool staat bij de aanstelling van haar personeel ervoor garant dat een voldoende kennis van de voor het onderwijs noodzakelijk internationale standaardtaal aanwezig is. Bij de interne kwaliteitsbewaking van opleidingen wordt dit aspect bewaakt.
Afdeling 5. Elementen voor de vaststelling van het ISP van de student 5.1 Samenstelling van het jaarprogramma voor de individuele student Art. 49 OR Algemene informatie §1. Afhankelijk van zijn contracttype en zijn studietraject stelt de student zijn individueel jaarprogramma samen. Hij doet dit conform de algemene regels in dit reglement en conform de specifieke regels die gelden voor de opleiding en/of opleidingsonderdelen die hij gekozen heeft, zoals beschreven in de programmagids. Hij houdt hierbij rekening met de data die bepaald zijn in de procedure. Wanneer een student nalaat zijn individueel jaarprogramma samen te stellen, kan de opleiding de samenstelling ervan opleggen. Procedure: 1) Een student die in een voorgaand academiejaar reeds was ingeschreven in de opleiding, neemt in zijn tolerantiedossier beslissingen met betrekking tot het behoud van tolereerbare onvoldoendes (zie art. 57-59 ER); 2) Elke student legt uiterlijk de derde woensdag van het academiejaar zijn individueel jaarprogramma vast conform de regels die voor de opleiding gelden. Na die datum kan hij op eigen initiatief geen aanpassingen meer doen. 3) Vóór 1 december keurt het opleidingshoofd dit voorstel goed of legt hij een ander individueel jaarprogramma vast. Vanaf 1 december zijn de gemaakte keuzes definitief. De student die de toelating krijgt tot laattijdige inschrijving, legt zijn jaarprogramma vast binnen de week na de toelating tot inschrijving. Het opleidingshoofd keurt zo spoedig mogelijk het individueel jaarprogramma goed of legt in overleg met de student een ander programma vast. §2. Na 1 december kan een student zijn individueel jaarprogramma enkel nog wijzigen met betrekking tot opleidingsonderdelen die gedoceerd worden in het tweede semester. Procedure: 1) Een student dient zijn aanvraag in bij het opleidingshoofd, uiterlijk de derde
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 29 van 71
woensdag van het tweede semester. 2) Het opleidingshoofd beslist hierover vóór 15 maart. §3. Een student die wenst af te wijken van de algemene regelgeving rond de samenstelling van het individueel jaarprogramma dient een gemotiveerd schriftelijk voorstel in bij het opleidingshoofd. Procedure: Hij dient zijn gemotiveerd verzoek in uiterlijk: de derde woensdag van het academiejaar; de derde woensdag van het tweede semester (voor de opleidingsonderdelen uit het tweede semester). Het opleidingshoofd beslist over de gevraagde afwijking(en).
5.2 Creditbewijzen, bewijzen van bekwaamheid en vrijstellingen Art. 50 OR Verwerven van een creditbewijs Een student verwerft een creditbewijs voor elk opleidingsonderdeel waarvoor hij overeenkomstig art. 39 ER geslaagd is, nadat de examencommissie het resultaat ervan definitief heeft vastgelegd. Dit gebeurt na elke examenperiode. Art. 51 OR Procedure voor het verwerven van een bewijs van bekwaamheid op basis van eerder verworven competenties (EVC) §1. Vorm van de aanvraag: Een student die meent te beschikken over bepaalde competenties die hij niet kan attesteren via een creditbewijs of een andere vorm van studiebewijs waaruit blijkt dat een evaluatie van zijn prestaties plaatsvond, richt een aanvraag tot erkenning van zijn competenties aan de door de hogeschool aangestelde assessmentcommissie, via de studietrajectbegeleider van de opleiding. Indien de hogeschool geen opleiding of opleidingsonderdelen organiseert waarin de te beoordelen competenties worden aangeleerd en bijgevolg niet over de mogelijkheden beschikt om bepaalde competenties te onderzoeken, deelt zij dit mee aan de aanvrager en kan zij de aanvrager verwijzen naar een andere instelling binnen de Associatie KU Leuven. In alle andere gevallen onderzoekt zij de aanvraag volgens de hieronder vermelde regels. De student documenteert zijn aanvraag met een portfolio. Hij volgt hierbij de richtlijnen die de assessmentcommissie hem meedeelt. De assessmentcommissie duidt een portfoliobegeleider aan. §2. Ontvankelijkheidsvoorwaarden: Voor een bewijs van bekwaamheid kunnen alleen vormen van competenties, kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes worden erkend die ten minste aan de volgende voorwaarden voldoen: authentiek: ze geven het presteren van de kandidaat zelf weer; actueel: ze weerspiegelen het huidige competentieniveau van de kandidaat; relevant: ze zijn voldoende toereikend om relevante elementen van een opleiding te dekken; kwantiteit: ze verwijzen naar een voldoende omvang van activiteiten; variatie in contexten: ze verwijzen naar een voldoende variatie in handelings- en opleidingscontexten. §3. Beoordeling: Op grond van de gemeenschappelijk binnen de Associatie KU Leuven afgesproken procedures en kwaliteitscriteria verricht de hogeschool een formeel bekwaamheidsonderzoek en stelt ze vast over welke competenties de aanvrager beschikt. Het onderzoek wordt opgestart met een intakegesprek waarbij wordt nagegaan of er een voldoende brede en relevante ervaring aanwezig is om een verder bekwaamheidsonderzoek op zinvolle wijze te ondernemen. Als blijkt dat dit niet het geval is, kan het intakegesprek het einde van de procedure betekenen. De assessmentcommissie onderzoekt verder de competenties en verzoekt de onderwijsverstrekkers van relevante opleidingsonderdelen
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 30 van 71
hierbij om advies. §4. Financiële bijdrage: Vooraleer een aanvraag onderzocht wordt, betaalt de aanvrager een instapkost van 55 euro. Na het intakegesprek betaalt de aanvrager voorafgaand aan de verdere afhandeling van de procedure de volgende bijkomende kosten: Voor een hele opleiding: 590 euro als hij in algemene termen competenties op het niveau van een bachelor of de specifieke competenties van een welomschreven bacheloropleiding laat onderzoeken; Voor specifieke competenties i.f.v. een opleidingsonderdeel of cluster van opleidingsonderdelen ten hoogste 590 euro, gedifferentieerd in verhouding tot de complexiteit van het bekwaamheidsonderzoek. Er wordt een tweedeling gemaakt tussen o eenvoudige toetsen (in grote groep, gestandaardiseerd) waarvoor 50 euro per toets wordt aangerekend; en o meer uitgebreide toetsen (individueel, meer omkadering) waarvoor 150 euro per toets wordt aangerekend. Indien een combinatie van assessmentinstrumenten wordt gebruikt, worden de bedragen opgeteld, zonder dat zij de plafonds voor een gehele opleiding kunnen overschrijden. De hierboven bepaalde bedragen gelden voor het academiejaar 2009-2010 en kunnen met ingang van 1 september 2010 en vanaf dan jaarlijks worden aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex. Een student die zich naderhand inschrijft voor een vervolgopleiding op grond van de EVCbeoordeling, krijgt 20% van de hoger beschreven bedragen terugbetaald onder de vorm van een vermindering van het studiegeld voor de vervolgopleiding. §5. Attestering: Namens de Associatie KU Leuven levert de hogeschool een bewijs van bekwaamheid af voor de competenties waarvan zij vaststelt dat de student ze effectief verworven heeft. §6. Tijdstip aanvraag: Aanvragen voor erkenning van competenties kunnen het hele jaar door gebeuren. Aanvragen die worden gedaan met het oog op vrijstellingen, moeten gedaan worden: uiterlijk 1 september, indien de kandidaat in het eerste semester van het volgende academiejaar wil starten; uiterlijk 15 januari, indien de kandidaat in het tweede semester van het lopende academiejaar wil starten. Van deze data kan enkel worden afgeweken als de assessmentcommissie met de opleiding waarin de vrijstellingen zouden verleend worden een ander mogelijk tijdspad heeft afgesproken. Of dit het geval is, kan bij de assessmentcommissie opgevraagd worden. Art. 52 OR Geldigheidsduur van creditbewijzen, andere studiebewijzen en bewijzen van bekwaamheid Alle creditbewijzen, andere studiebewijzen of bewijzen van bekwaamheid zijn in principe onbeperkt geldig. Art. 53 OR Gronden voor een vrijstelling Een student verwerft een vrijstelling op grond van: een creditbewijs behaald in de eigen of een andere instelling; een bewijs van bekwaamheid uitgereikt door een validerende instantie; een EVK die via een ander studiebewijs werd bekrachtigd. Voor een vrijstelling worden alleen vormen van competenties erkend die ten minste aan de volgende voorwaarden voldoen: authentiek: ze geven het presteren van de kandidaat zelf weer; actueel: ze weerspiegelen het huidige competentieniveau van de kandidaat; relevant: ze zijn voldoende toereikend om relevante elementen van een opleiding
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 31 van 71
te dekken. Art. 54 OR Tijdstip van de aanvraag §1. Een student vraagt vrijstellingen aan bij zijn eerste inschrijving voor een opleiding uiterlijk op de derde woensdag van het academiejaar. De student die nog de toelating krijgt tot inschrijving na de derde woensdag van het academiejaar, vraagt uiterlijk een week erna eventuele vrijstellingen aan. §2. Een student die vrijstelling aanvraagt voor een hele opleiding, doet dit uiterlijk op 1 juli. §3. Nadat het individueel jaarprogramma voor een student definitief is vastgelegd, worden geen vrijstellingen meer toegekend. In het verdere studietraject van de student kunnen bijkomende vrijstellingen enkel worden toegekend indien er zich sinds zijn eerste inschrijving nieuwe elementen aandienen. Art. 55 OR Procedure voor het aanvragen en toekennen van een vrijstelling 1) Een student die meent vrijstelling te kunnen krijgen voor één of meerdere opleidingsonderdelen en/of onderwijsleeractiviteiten op basis van een creditbewijs of ander studiebewijs, richt een aanvraag tot het opleidingshoofd. In zijn aanvraag geeft de student aan voor welk opleidingsonderdeel of onderwijsleeractiviteit hij vrijstelling wenst te verkrijgen en voegt ter verantwoording een dossier toe met de eerder behaalde creditbewijzen, bewijzen van bekwaamheid of andere studiebewijzen. 2) Het opleidingshoofd wint het advies in van de coördinator van het opleidingsonderdeel waarvoor de student vrijstelling aanvraagt en, indien nodig, van de studietrajectbegeleider van de student. Als de aanvraag tot vrijstelling gebaseerd is op een ander studiebewijs dan een creditbewijs, kan hij ook het advies inwinnen van de validerende instantie van de Associatie KU Leuven. 3) De coördinator baseert zijn advies op het ingediende dossier en gaat na welke de overeenstemming is tussen het opleidingsonderdeel waarvoor vrijstelling wordt gevraagd en het vroeger gevolgde opleidingsonderdeel, het studiebewijs of het bewijs van bekwaamheid. Daarbij is de benaming en de omvang van behaalde creditbewijzen slechts indicatief. 4) Bij voldoende overeenstemming formuleert de coördinator van het opleidingsonderdeel een positief advies met het oog op een vrijstelling voor het gehele opleidingsonderdeel. Bij gedeeltelijke overeenstemming kan hij adviseren vrijstelling te verlenen voor een onderwijsleeractiviteit. 5) Het opleidingshoofd beslist over de toekenning van de vrijstelling en over de omvang ervan. Hij deelt de gemotiveerde beslissing mee aan de student, de studietrajectbegeleider en aan de studentenadministratie. Art. 56 OR Procedure voor het aanvragen en toekennen van een vrijstelling voor een hele opleiding Stappen 1 t.e.m. 4: cf. art. 55 OR 5) Het opleidingshoofd maakt het dossier over aan de voorzitter van de examencommissie van de opleiding. 6) De examencommissie beslist tijdens de eerstvolgende beraadslaging na het indienen van de aanvraag over de toekenning van vrijstelling voor de hele opleiding. In het geval van een negatieve beslissing bepaalt zij welke opleidingsonderdelen de student nog moet volgen om het diploma of getuigschrift te kunnen behalen. De voorzitter van de examencommissie deelt de gemotiveerde beslissing mee aan de student en aan de studentenadministratie.
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 32 van 71
Art. 57 OR Omvang van een vrijstelling De studieomvang van de verleende vrijstelling is in beginsel gelijk aan het aantal studiepunten verbonden met dat opleidingsonderdeel, tenzij het opleidingshoofd de omvang anders bepaalt. De omvang van een vrijstelling wordt uitgedrukt in gehele studiepunten. Dit geldt eveneens voor een deelvrijstelling. Art. 58 OR Vrijstelling: Gevolgen §1. Een toegekende vrijstelling is definitief. Een student kan niet terugkomen op zijn aangevraagde en toegekende vrijstelling. §2. Een student moet zich voor opleidingsonderdelen met deelvrijstellingen of deeloverdrachten nog voor het gehele opleidingsonderdeel inschrijven. §3. Bij een verleende vrijstelling wordt het behaalde examencijfer voor het equivalente opleidingsonderdeel niet meer opnieuw in rekening gebracht. In afwijking hiervan worden eerder behaalde examencijfers wel overgenomen en dus in rekening gebracht in de volgende gevallen: a) creditbewijzen behaald in de context van een creditcontract voor identieke opleidingsonderdelen die voorkomen in een opleiding waarvoor men daarna met een diplomacontract inschrijft; b) creditbewijzen voor identieke opleidingsonderdelen die gemeenschappelijk zijn voor meerdere opleidingen die gelijktijdig of consecutief worden gevolgd. §4. Een student die vrijstelling vraagt voor de gehele opleiding, verwerft bij positieve beslissing het overeenstemmende diploma of getuigschrift. Art. 59 OR Bewaren van vrijstellingsbeslissingen Het opleidingshoofd houdt een lijst bij van de genomen vrijstellingsbeslissingen en van de bijbehorende adviezen. Art. 60 OR Beroepsmogelijkheid Tegen beslissingen met betrekking tot het verlenen van en de omvang van een bewijs van bekwaamheid of een (deel)vrijstelling kan een student beroep instellen zoals bepaald in art. 2 IB. Art. 61 OR Actualiseringsprogramma’s Wanneer een student een vrijstelling vraagt op basis van een vroeger behaald creditbewijs, ander studiebewijs of bewijs van bekwaamheid, kan het opleidingshoofd een actualiseringsprogramma opleggen: indien het bewijs meer dan vijf kalenderjaren oud is; indien de student de opleiding in het zesde kalenderjaar na het behalen van het bewijs nog niet afgerond heeft. Deze termijn begint te lopen vanaf de eerste dag van de maand oktober die volgt op de maand waarin het bewijs werd behaald. De opleiding bepaalt voor welke bewijzen dit geldt en op welke manier het actualiseringsprogramma zal gerealiseerd en beoordeeld worden.
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 33 van 71
5.3 Regels voor samenstellen van een individueel jaarprogramma Art. 62 OR Regels voor studenten die zich voor het eerst in een bacheloropleiding inschrijven §1. Een student die zich voor het eerst in een welbepaalde bacheloropleiding inschrijft, moet een standaardtraject volgen, tenzij: hij op grond van EVK of EVC vrijstellingen verworven heeft; het niet om zijn hoofdinschrijving gaat; hij de toelating hebben voor een geïndividualiseerd traject. §2. Een ‘starter’ moet eerst alle studiepunten van de eerste opleidingsfase opnemen, vooraleer hij andere opleidingsonderdelen mag opnemen. Art. 63 OR Regels voor alle andere studenten §1. Volgtijdelijkheid Een student houdt bij het opnemen van opleidingsonderdelen rekening met de vastgelegde volgtijdelijkheidsvoorwaarden en voortgangsvereisten. §2. Aantal studiepunten Een student in een bacheloropleiding die een standaardtraject of flexibel traject volgt, neemt een individueel jaarprogramma van 25 tot 66 studiepunten per academiejaar. Hij mag van deze grenzen afwijken in de volgende gevallen: 1. Hij kan in een bacheloropleiding meer dan 66 studiepunten en maximaal 72 studiepunten opnemen • hij voldoet aan de voorwaarden voor een geïndividualiseerd studietraject zoals bepaald in artikel 8 van dit reglement en zich inschrijft volgens de daarin bepaalde procedure; of • als hij ‘afstudeerder’ is en zijn cumulatieve studie-efficiëntie over de voorafgaande academiejaren voor eenzelfde bacheloropleiding ten minste 50% bedraagt. 2. Hij kan voor minder dan 25 studiepunten opnemen in eenzelfde inschrijving voor een diplomacontract of examencontract met het oog op het verwerven van een diploma of getuigschrift als • deze opleiding niet zijn hoofdinschrijving uitmaakt; of • de omvang van het jaarprogramma dat hij nog moet afwerken met het oog op het behalen van een diploma of getuigschrift kleiner is dan 25 studiepunten; of • hij voldoet aan de voorwaarden voor een geïndividualiseerd studietraject zoals bepaald in artikel 8 van dit reglement en zich inschrijft volgens de daarin bepaalde procedure. Voor een student in een bachelor-na-bachelor- of postgraduaatopleiding geldt geen beperking op het aantal studiepunten dat hij per academiejaar in die opleiding opneemt. §3. Hernemen van plichtopleidingsonderdelen De student neemt steeds eerst plichtopleidingsonderdelen op uit de opleiding waarvoor hij in een vorig academiejaar was ingeschreven maar waarvoor hij geen creditbewijs heeft behaald of tolerantie heeft ingezet, alvorens andere opleidingsonderdelen op te nemen. Art. 64 OR Regels voor studenten in aansluitende opleidingen Een student die bij het begin van het academiejaar nog minder dan 60 studiepunten van een opleiding moet afwerken, mag zich ook al inschrijven voor een aansluitende opleiding
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 34 van 71
waarvan hij al opleidingsonderdelen kan opnemen, uitzonderlijk zelfs de volledige opleiding. Hij moet in elk geval eerst zijn individueel studieprogramma voor de eerste opleiding volboeken vooraleer het individueel jaarprogramma van de aansluitende opleiding kan goedgekeurd worden.
5.4 Volgen van opleidingsonderdelen en afleggen van examens in een andere opleiding of aan andere instellingen Art. 65 OR Opleidingsprogramma als uitgangspunt Elk opleidingsprogramma bepaalt, rekening houdend met de bestaande regelgeving en afspraken met andere instellingen van hoger onderwijs, in hoeverre de student als onderdeel van zijn diplomacontract of examencontract met het oog op het behalen van een diploma ook opleidingsonderdelen kan volgen in een andere opleiding of aan een andere binnen- of buitenlandse instelling voor hoger onderwijs. Art. 66 OR Keuze-opleidingsonderdelen aan een andere Vlaamse instelling van hoger onderwijs In toepassing van de overeenkomsten gesloten tussen de Vlaamse universiteiten en tussen de instellingen van hoger onderwijs binnen de Associatie KU Leuven, kan een student als een keuze-opleidingsonderdeel voor zijn programma een opleidingsonderdeel volgen dat voorkomt aan een andere Vlaamse universiteit of een associatiepartner van Thomas More. Daartoe is vereist dat de student in Thomas More ingeschreven is met een diplomacontract of examencontract met het oog op het verwerven van een diploma, dat het betrokken opleidingsonderdeel niet voorkomt als plichtvak binnen de opleiding aan Thomas More en dat hij de toelating heeft van het opleidingshoofd van de eigen opleiding en van de verantwoordelijke voor het opleidingsonderdeel aan de andere instelling. Als hij toestemming heeft voor het volgen van een keuze-opleidingsonderdeel, hoeft de student geen bijkomend studiegeld te betalen. Thomas More staat in voor zijn verzekering tegen ongevallen. De andere Vlaamse instelling van hoger onderwijs verbindt zich ertoe de student toegang te verlenen tot het opleidingsonderdeel, de daarbij aansluitende examens en noodzakelijke infrastructuur. De andere Vlaamse instelling deelt aan Thomas More de examenresultaten van de student mee. Art. 67 OR Inschrijving voor opleidingsonderdelen in een aansluitende opleiding aan een andere Vlaamse instelling van hoger onderwijs Een student die nog minder dan 60 studiepunten van een opleiding moet voltooien en zijn studie onder de vorm van een diplomacontract of een examencontract met het oog op het verwerven van een diploma wenst voort te zetten in een aansluitende opleiding aan een andere instelling, kan steeds opleidingsonderdelen opnemen uit die andere instelling. Dat geldt ook voor een student uit andere instellingen die wenst vooraf te nemen aan Thomas More. De student die zo opleidingsonderdelen opneemt, wordt reeds als een volwaardig student beschouwd voor alle faciliteiten. Hij betaalt studiegeld overeenkomstig het aantal studiepunten van de opgenomen opleidingsonderdelen. Art. 68 OR Andere algemene afspraken rond mobiliteit Indien een opleiding met andere instellingen van hoger onderwijs in het binnen- of buitenland bijkomende afspraken maakt in het kader van de studentenmobiliteit, maken deze
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 35 van 71
deel uit van het opleidingsgebonden onderwijs- en examenreglement. Art. 69 OR Bijzondere procedure op individuele aanvraag Voor zover de bovenstaande regeling in art. 66-68 OR daarin nog niet voorziet, kan een student op gemotiveerde wijze aan het opleidingshoofd voorstellen om opleidingsonderdelen van een opleiding te vervangen door andere die voorkomen in opleidingen van de hogeschool of van andere binnen- of buitenlandse universiteiten of hogescholen. Bij een positieve beslissing kan de student de voorgestelde vervangende opleidingsonderdelen elders volgen en daar de examens afleggen. In dat geval zal het opleidingshoofd samen met de beslissing aangeven op welke manier de examenresultaten voor de vervangende opleidingsonderdelen worden verrekend in het kader van het behalen van een diploma. Behalve als het opleidingshoofd op gemotiveerde wijze anders beslist, wordt het aantal studiepunten van de andere instelling overgenomen in het individueel jaarprogramma van de student. Procedure: Een aanvraag om een opleidingsonderdeel uit een andere opleiding of aan een andere instelling van hoger onderwijs te volgen wordt beoordeeld volgens de aanvraagprocedure voor vrijstellingen (zie art. 55 OR).
5.5 Maatregelen van studievoortgang Art. 70 OR Aantal inschrijvingskansen Elke student heeft recht op een tweede inschrijving voor dezelfde opleidingsonderdelen als waarvoor hij in een voorafgaand academiejaar was ingeschreven en waarvoor hij geen creditbewijs behaalde. Art. 71 OR Studieadvies ten aanzien van alle studenten Elke student heeft recht op studieadvies door medewerkers van Thomas More, met uitzondering van studenten die zijn ingeschreven onder de vorm van een examencontract. Art. 72 OR Niet-bindend studieadvies Een ‘starter’ die na de eerste examenperiode een cumulatieve studie-efficiëntie heeft die lager ligt dan 60%, krijgt na het bekendmaken van de resultaten een niet-bindend studieadvies. Art. 73 OR Bindend studieadvies De examencommissie legt een ‘starter’ die na de tweede of derde examenperiode een cumulatieve studie-efficiëntie heeft die lager ligt dan 50%, een bindend studieadvies op. Dit houdt in dat de student in het volgende academiejaar waarin hij zich inschrijft voor dezelfde opleiding, een cumulatieve studie-efficiëntie moet behalen van ten minste 50%. Art. 74 OR Weigering van verdere inschrijving voor een opleiding op grond van een bindend studieadvies De inschrijving voor een bacheloropleiding en voor opleidingsonderdelen eruit wordt geweigerd als een ‘starter’ in het academiejaar volgend op het bindend studieadvies niet ten minste 50% cumulatieve studie-efficiëntie heeft behaald. Een weigering tot inschrijving geldt voor dezelfde opleiding, voor alle contracttypes en
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 36 van 71
enkel voor het eerstvolgende academiejaar. Indien een student aan wie een verdere inschrijving voor een opleiding geweigerd is wil inschrijven in een andere opleiding aan de hogeschool, neemt hij eerst contact op met het opleidingshoofd van de nieuwe opleiding. Zijn inschrijving voor die opleiding kan geweigerd worden op basis van ontoereikende resultaten voor vergelijkbare opleidingsonderdelen en/of een lage cumulatieve studieefficiëntie. Art. 75 OR Weigering van verdere inschrijving op grond van niet-slagen na voldoende examenkansen voor een bepaald opleidingsonderdeel §1. Algemene principes Aan een student die gedurende twee academiejaren niet slaagt voor eenzelfde opleidingsonderdeel uit een bacheloropleiding, wordt een derde inschrijving geweigerd wanneer hij: niet ten minste 50% cumulatieve studie-efficiëntie heeft behaald voor de individuele jaarprogramma’s wanneer hij was ingeschreven voor de opleiding; of twee academiejaren na elkaar niet geslaagd is wanneer hij enkel was ingeschreven voor dat opleidingsonderdeel; of twee successieve academiejaren niet is geslaagd in resp. het ene jaar met een inschrijving voor een opleiding en slechts een cumulatieve studie-efficiëntie van minder dan 50% en het andere jaar met een inschrijving onder de vorm van een creditcontract. De weigering geldt niet indien het een keuze-opleidingsonderdeel betreft. Voor een postgraduaatopleiding kan een student wel drie keer inschrijven voor een opleidingsonderdeel. §2. Duur van de weigering Een weigering op basis van de voorgaande paragraaf geldt voor het eerstvolgende academiejaar. Indien een student drie academiejaren voor eenzelfde opleidingsonderdeel was ingeschreven en er niet voor slaagt, geldt de weigering voor de daaropvolgende vijf academiejaren. §3. Omvang van de weigering Elke weigering op grond van voldoende examenkansen voor een bepaald opleidingsonderdeel geldt voor een inschrijving voor het opleidingsonderdeel en voor elke opleiding waarin het opleidingsonderdeel is opgenomen, onder welk contracttype ook. Deze weigering geldt ook voor opleidingen die tot hetzelfde diploma leiden evenals de vervolgopleidingen. Voor de opleidingsonderdelen in al deze opleidingen kan de student evenmin inschrijven onder de vorm van creditcontract of examencontract. In het geval van programmawijzigingen waarbij het opleidingsonderdeel dat aanleiding vormt tot de weigering, is geschrapt en niet wordt vervangen door opleidingsonderdelen met vergelijkbare leerdoelstellingen, kan op verzoek van de student de weigering worden opgeheven. Indien het opleidingsonderdeel wordt vervangen door een ander opleidingsonderdeel met identieke leerdoelstellingen, geldt de weigering ook verder voor dit opleidingsonderdeel en de opleidingen waarin het voorkomt. §4. Herwinning van het recht op herinschrijving Na een onderbreking van inschrijving van ten minste 5 academiejaren voor de opleiding en opleidingsonderdelen waarvoor de student geweigerd was, herwint een student steeds het recht op inschrijving voor die opleidingen en opleidingsonderdelen.
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 37 van 71
Art. 76 OR Weigering op grond van een onvoldoende leerkrediet Een student die beschikt over een onvoldoende leerkrediet om een opleiding of opleidingsonderdeel onder welk contracttype ook aan te vangen of af te werken wordt niet toegelaten tot (her)inschrijving voor een opleiding als zijn leerkrediet lager dan of gelijk aan nul is. In afwijking hiervan wordt een student die zonder onderbreking in de twee voorafgaande academiejaren was ingeschreven en nog ten hoogste 30 studiepunten moet afwerken toegelaten die opleiding verder af te werken gedurende één academiejaar. Hij wordt wel toegelaten tot (her)inschrijving als zijn leerkrediet hoger dan nul is. Art. 77 OR Afwijking op de weigering Uitzonderlijk kan de student op grond van bijzondere individuele omstandigheden in afwijking van art. 74-76 OR toch worden toegelaten tot (her)inschrijving. Uitzonderlijk kan hij ook worden toegelaten tot een vierde inschrijving voor eenzelfde opleidingsonderdeel. Hij dient hiervoor een gemotiveerd verzoek in bij het opleidingshoofd. Het opleidingshoofd evalueert het reeds afgelegde studieparcours en de mogelijke kansen om de opleiding aan te vatten of succesvol af te ronden. Art. 78 OR Beroepsmogelijkheid Tegen een maatregel van studievoortgangsbewaking kan een student beroep instellen zoals bepaald in art. 2 IB.
Afdeling 6. Rechten en plichten, rechtsbescherming en tuchtreglement 6.1 Rechten en plichten van de student Art. 79 OR Gelijke behandeling De studenten van Thomas More hebben recht op een gelijke behandeling. Voor een ongelijke behandeling is een objectieve grondslag vereist en moet het verschil in behandeling in verhouding staan tot een rechtmatig na te streven doel. Thomas More neemt algemene maatregelen om de gelijkheid van kansen te waarborgen en de toegankelijkheid van de hogeschool in materiële en immateriële zin te garanderen voor studenten met een functiebeperking en voor erkende groepen binnen het diversiteitsbeleid. Redelijke aanpassingen, zoals onderwijs- of examenfaciliteiten, worden aangevraagd volgens de in het onderwijs- en examenreglement vastgelegde procedures. Bijzondere bepalingen in verband met studenten met een functiebeperking Telkens een student de hoedanigheid van student met functiebeperking inroept als motivatie om af te wijken of iets te verkrijgen, is dit een vraag naar een redelijke aanpassing. Voor studenten met een functiebeperking geldt bij de aanvraag van alle redelijke aanpassingen een voorafgaande erkennings- en adviesprocedure.
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 38 van 71
Art. 80 OR Openbaarheid van bestuur Overeenkomstig de bepalingen van het Participatiedecreet krijgen de vertegenwoordigers van de studenten op hun verzoek inzage in de verslagen van de beleidsorganen. In uitvoering van art. 77-78 van het Structuurdecreet wordt de openbaarheid van bestuur ten aanzien van elke individuele student als volgt verbijzonderd. Elke student kan inzage krijgen in de documenten die ten grondslag lagen aan beslissingen ten aanzien van hem genomen, zonder dat hij recht heeft op inzage in gegevens die betrekking hebben op andere studenten. Hij volgt hiervoor de volgende procedure. Procedure: Een student kan tot uiterlijk een maand na de genomen beslissing hiertoe een aanvraag indienen bij het opleidingshoofd. Binnen de 20 werkdagen na de aanvraag krijgt de student inzage in de betrokken documenten. Deze periode wordt opgeschort tijdens de sluitingsperiode van de hogeschool. Kopieën van documenten worden enkel verleend met onherkenbaarmaking van gegevens die niet op de student betrekking hebben. Thomas More vraagt een vergoeding van 1 euro administratieve kost per gekopieerde bladzijde. Het examenreglement bepaalt in art. 45 ER en 48 ER het inzagerecht ten aanzien van examens en beraadslagingsverslagen. Art. 81 OR Onpartijdigheid Thomas More behandelt elke student zonder vooringenomenheid. Eender wie een persoonlijk belang heeft bij een beslissing ten aanzien van een bepaalde student, kan niet deelnemen aan de advisering of de beslissing van het betrokken beleidsorgaan. Art. 82 OR Motiveringsplicht Eenzijdige beslissingen van Thomas More ten aanzien van een individuele student of groepen van studenten die tot doel hebben rechtsgevolgen tot stand te brengen, worden door het bevoegde orgaan afdoende gemotiveerd. De beslissing vermeldt de juridische en de feitelijke gronden waarop zij gegrond is. Art. 83 OR Bewaartermijn van documenten Documenten, andere dan examenkopijen, die betrekking hebben op beslissingen ten aanzien van een student, worden bewaard tot ten minste drie jaar nadat de student voor het laatst aan de instelling ingeschreven was voor de betrokken opleiding of opleidingsonderdeel. Art. 84 OR Recht van verdediging Elke student heeft in het kader van het recht op verdediging toegang tot een ombudsdienst zoals bepaald onder art. 88 OR. Specifieke vormen van bescherming van het recht van verdediging zijn opgenomen in het examenreglement en het tuchtreglement. Art. 85 OR Specifieke rechten en plichten §1. Een student heeft in het bijzonder recht op: ondersteuning vanwege de studentenvoorzieningen van Thomas More (Stip), volgens de vestigingsgebonden criteria; studie- en studietrajectbegeleiding; gebruik van de gebouwen en de onderwijsinfrastructuur volgens de reglementen;
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 39 van 71
-
onderwijsondersteuning via Toledo;
Een student met een examencontract kan enkel gebruik maken van de onderwijsondersteuning via Toledo, op voorwaarde dat hij hiervoor betaald heeft. §2. Een student heeft de plicht om de onroerende en roerende goederen van Thomas More te gebruiken ‘als een goede huisvader’ en zich respectvol te gedragen conform de binnen de hogeschool geldende leefregels en reglementen; een student die hier strijdig mee handelt, kan onderworpen worden aan sancties zoals bepaald in het tuchtreglement. §3. De officiële communicatie tussen Thomas More en een student verloopt via het hogeschoolmailadres, via Toledo of via het KU Loket. Van de student wordt verwacht dat hij frequent zijn mails op het hogeschoolmailadres checkt. De student kan zich niet beroepen op het niet-lezen van mails en mededelingen om aan verplichtingen / wijzigingen te ontkomen. §4. Een student heeft geen recht op het maken van geluids- of beeldopnamen van de onderwijsactiviteiten en evaluaties, tenzij: hierover vooraf een specifieke afspraak is gemaakt met een titularis van het opleidingsonderdeel; dit een redelijke aanpassing is voor een student met functiebeperking. De student mag het opnamemateriaal enkel gebruiken voor didactische doeleinden ten behoeve van zichzelf of de studentengroep van het lopende academiejaar. Commercieel gebruik is in elk geval uitgesloten. Een student die deze afspraken niet opvolgt, wordt onderworpen aan de sancties zoals bepaald in het tuchtreglement. Een student kan zich niet verzetten tegen het maken van opnamen van onderwijsactiviteiten die de docent gebruikt voor simultane uitzending en/of plaatsing op leerplatformen. Hij kan wel vragen niet persoonlijk in beeld te worden gebracht. §5. Een student mag in geen geval studiemateriaal dat hem tegen betaling of kosteloos ter beschikking werd gesteld door Thomas More vermenigvuldigen en verspreiden voor commerciële doeleinden. Dit geldt eveneens voor examenkopieën die hem ingevolge het inzagerecht ter beschikking zijn gesteld. Een student die het materiaal in deze zin gebruikt, wordt onderworpen aan sancties zoals bepaald in het tuchtreglement. De student stelt zich daarenboven ook bloot aan vervolging wegens inbreuken op de wetgeving inzake auteursrechten. §6. Personen die frauduleus documenten van Thomas More namaken zullen gerechtelijk vervolgd worden. Als het gaat om een student van Thomas More, zal bovendien het tuchtreglement worden toegepast. Art. 86 OR Faciliteiten voor sporters, kunstenaars en studentenvertegenwoordigers Thomas More geeft faciliteiten aan bepaalde groepen van studenten. §1. Sporters en kunstenaars Om in aanmerking te komen voor de faciliteiten moet een student voldoen aan één van volgende voorwaarden: hij beoefent zijn sport minstens op niveau van de tweede hoogste afdeling van zijn sportbond; voor sporten die niet in afdelingen ingedeeld zijn: hij is door zijn federatie voor een nationale of internationale manifestatie of training geselecteerd; hij is door de sportcoördinator van Thomas More opgeroepen voor deelname aan een competitie; hij heeft het statuut van kunstenaar; hij kan aan de hand van een portfolio de kwaliteit en het bovenregionale belang van zijn werk aantonen.
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 40 van 71
Procedure: De student doet bij het begin van het academiejaar een aanvraag tot faciliteiten bij de sport- resp. cultuurcoördinator van Thomas More. Hij motiveert zijn aanvraag met documenten die bevestigen dat hij voldoet aan de bovenstaande voorwaarden en voegt een overzicht toe van de activiteiten waarop hij verwacht wordt. Het opleidingshoofd werkt in de mate van het mogelijke een regeling uit, waardoor de student kan deelnemen aan de sportieve / artistieke activiteiten. Faciliteiten: De student wordt niet vrijgesteld van onderwijsactiviteiten, maar krijgt naar gelang van de onderwijsactiviteit een vervangingsopdracht of de gelegenheid de activiteit op een ander moment uit te voeren of bij te wonen. De student kan geen aanspraak maken op (examen)resultaten als hij hiervoor de nodige oefeningen, practica of stages niet heeft uitgevoerd. Examens kunnen verplaatst worden, weliswaar binnen de voorziene examenperiodes, en de vorm ervan kan verschillen van de voorgeschreven examenvorm. De student neemt zelf het initiatief voor het inhalen van evaluaties en het opvolgen van gemiste opleidingsactiviteiten. §2. Studentenvertegenwoordigers Om in aanmerking te komen voor de faciliteiten moet een student verkozen zijn als studentenvertegenwoordiger in één of meerdere decretaal bepaalde medezeggenschapsorganen. Faciliteiten: Bij de planning van vergaderingen wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de agenda’s van de studentenvertegenwoordigers; De student wordt in principe niet vrijgesteld van onderwijsactiviteiten. Wanneer activiteiten waarop de studentenvertegenwoordiger aanwezig moet zijn (zoals vergaderingen, werkgroepen, studiedagen) interfereren met onderwijsactiviteiten, is de studentenvertegenwoordiger gewettigd afwezig. Hij krijgt naargelang van de onderwijsactiviteit een vervangingsopdracht of de gelegenheid de activiteit op een ander moment uit te voeren of bij te wonen. De student kan geen aanspraak maken op (examen)resultaten als hij hiervoor de nodige oefeningen, practica of stages niet heeft uitgevoerd. Wanneer activiteiten van de student interfereren met een evaluatie, kan de evaluatie verplaatst worden, weliswaar binnen de voorziene examenperiodes, en de vorm ervan kan verschillen van de voorgeschreven examenvorm. De studentenvertegenwoordiger neemt zelf het initiatief voor het inhalen van evaluaties en het opvolgen van gemiste opleidingsactiviteiten. Art. 87 OR Bescherming van de persoonsgegevens §1. Elke student kan conform de wetgeving op de bescherming van de persoonsgegevens éénmaal per jaar inzage en eventueel correctie vragen van de persoonsgegevens die Thomas More over hem elektronisch bewaart. Door zijn inschrijving geeft de student de toestemming aan Thomas More om : a) door hem voorgelegde documenten op hun authenticiteit en waarachtigheid te laten controleren bij de uitreikende instanties; b) de echtheid van (zogenaamd) door Thomas More aan hen uitgereikte documenten te bevestigen wanneer derden hierom verzoeken. §2. In uitvoering van de bepalingen van de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, zoals gewijzigd en haar uitvoeringsbesluiten, en de Wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht, zoals gewijzigd en de naburige rechten en haar uitvoeringsbesluiten, volgt Thomas More de volgende werkwijze:
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 41 van 71
De persoonsgegevens van de studenten worden verzameld en gebruikt voor de interne studentenadministratie. Daarnaast kunnen de persoonsgegevens van de studenten gebruikt worden voor de eigen publicaties zoals vademecum, fotoboek en dergelijke. Thomas More behoudt zich het recht voor om de persoonsgegevens van de studenten ter beschikking te stellen voor commerciële activiteiten van onderwijsinstellingen, organisaties, verenigingen, bedrijven, enz… waarmee de hogeschool vriendschappelijke of professionele relaties onderhoudt. In dit geval zal er met de begunstigde steeds een schriftelijke overeenkomst afgesloten worden over het gebruik van de persoonsgegevens van de studenten. Dergelijke overeenkomsten zullen ter informatie aan de Algemene Studentenraad van Thomas More overhandigd worden. Bij het begin van het academiejaar worden alle studenten gefotografeerd. Deze foto’s worden gebruikt voor de individuele studentenkaart van de studenten en voor interne publicaties (zoals vademecum, fotoboek,…). Andere foto’s van studenten gemaakt tijdens activiteiten binnen de hogeschool of in functie van de hogeschool kunnen gebruikt worden voor interne en externe publicaties, zoals schooltijdschriften, publiciteit, promotiemateriaal, website, persmededelingen, enz… Thomas More behoudt zich eveneens het recht voor om de persoonsgegevens en foto’s van de studenten, zoals hierboven aangeduid, te gebruiken nadat de studenten de hogeschool verlaten hebben.
6.2 Behandeling van klachten in verband met de onderwijsverzorging Art. 88 OR Ombudsdienst in verband met de onderwijsverzorging Het opleidingshoofd wijst een personeelslid aan als onderwijsombuds. Bij deze vertrouwenspersoon kan de student tijdens het academiejaar terecht met betrekking tot aspecten van onderwijsverzorging die, omwille van hun persoonsgebondenheid, niet afdoende kunnen worden behandeld door de reguliere opleidingsinstanties. De onderwijsombuds bemiddelt tussen de betrokken student(en), de docent(en) en de beleidsinstanties. Art. 89 OR Behandeling van formele klachten in verband met de onderwijsverzorging §1. Een student dient een formele klacht met betrekking tot de onderwijsverzorging door een docent schriftelijk in bij het opleidingshoofd. Indien het opleidingshoofd betrokken partij is, richt de student zijn klacht tot de gemandateerde van het hogeschoolbestuur voor zijn opleiding. §2. De termijn voor de klachtenprocedure start op de dag waarop het opleidingshoofd resp. de gemandateerde van het hogeschoolbestuur de klacht ontvangen heeft. Het opleidingshoofd resp. de gemandateerde van het hogeschoolbestuur doet een gemotiveerde uitspraak binnen de 30 werkdagen na de ontvangst van de klacht. §3. De uitspraak bestaat uit een beslissing over de gegrondheid van de klacht en kan leiden tot de herziening van onderwijsopdrachten en programma’s. §4. Voor klachten m.b.t. genomen beslissingen volgt een student de interne beroepsprocedure (zie titel IV).
6.3 Tuchtreglement Art. 90 OR Dringende maatregelen De bepalingen van dit tuchtreglement doen geen afbreuk aan de bevoegdheid van de algemeen directeur, de leden van het directiecomité, de directeurs en opleidingshoofden om
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 42 van 71
in alle omstandigheden en met onmiddellijke werking alle nodige maatregelen te treffen die de orde en de veiligheid van de hogeschool vrijwaren. Dit kan onder meer inhouden dat een student tijdelijk de toegang tot bepaalde ruimtes of gebruik van bepaalde faciliteiten wordt ontzegd. Art. 91 OR Tuchtcommissie Het hogeschoolbestuur delegeert de behandeling van tuchtproblemen naar de tuchtcommissie. De tuchtcommissie bestaat uit 6 leden: de directeur Onderwijs- en studentenbeleid (voorzitter); de jurist van Thomas More; de groepsvoorzitter van de betrokken groep; een docent van de betrokken opleiding; de voorzitter en één lid van de studentenraad of hun vervangers. De tuchtcommissie neemt binnen de zes maanden een beslissing. Art. 92 OR Rechten van de student De student tegen wie een tuchtsanctie wordt overwogen, heeft recht op: de mededeling door de voorzitter van de tuchtcommissie van de aard van de jegens hem overwogen maatregel en van de gronden waarop die is gebaseerd; inzage in het volledig dossier; een redelijke termijn om een mondeling en schriftelijk verweer voor te bereiden en naar voor te brengen. Hij kan zich in elke fase van de procedure door een persoon naar keuze laten bijstaan. Art. 93 OR Sancties De sancties zijn: a) de verwittiging: deze sanctie kan slechts éénmaal worden opgelegd voor een analoog feit. Een volgende sanctie zal automatisch zwaarder zijn; b) de ontzegging van het recht om aanwezig te zijn bij één of meerdere onderwijscontactmomenten; c) de voorlopige schorsing en/of tijdelijke wegzending; d) de weigering van de toestemming om zich te laten inschrijven; e) de weigering van deelname aan examens; f) de weigering van toestemming tot inschrijving; g) de definitieve uitsluiting. De voorzitter van de tuchtcommissie deelt de sanctie en de motivering ervan schriftelijk mee. Art. 94 OR Beroep tegen een beslissing van de tuchtcommissie De student kan binnen de vijf kalenderdagen volgend op de mededeling van een sanctie schriftelijk en gemotiveerd beroep aantekenen bij de algemeen directeur. De termijn begint te lopen de dag na de mededeling. Indien de termijn eindigt op een zonof feestdag, wordt de eerstvolgende kalenderdag nog meegeteld voor de ontvankelijkheid van het beroep. De interne beroepsprocedure leidt tot: de gemotiveerde afwijzing van het beroep op grond van onontvankelijkheid of ongegrondheid. Deze beslissing wordt aan de student schriftelijk meegedeeld binnen een termijn van vijftien kalenderdagen die ingaat op de dag na deze waarop het beroep is ingesteld;
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 43 van 71
-
een nieuwe beslissing door de bevoegde instantie. De nieuwe beslissing moet genomen worden binnen een termijn van vijftien kalenderdagen, die ingaat op de dag na deze waarop het beroep is ingesteld en wordt ook binnen die termijn aan de student ter kennis gebracht.
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 44 van 71
TITEL III. EXAMENREGLEMENT Afdeling 1. Algemeen examenreglement 1.1 Algemene bepalingen Art. 1 ER Toepassingsgebied §1. Dit reglement legt de regels vast die een vlot en correct verloop van de examens aan Thomas More waarborgen. §2. Het algemeen examenreglement geldt voor alle bacheloropleidingen aan Thomas More en is van toepassing op alle examens waarvoor geen afwijkende bepalingen zijn vastgelegd overeenkomstig art. 2 ER. §3. Het geldt tevens voor alle postgraduaatopleidingen, tenzij er voor een postgraduaat een opleidingsgebonden examenreglement is opgesteld. Art. 2 ER Afwijkingen De voorzitter van de examencommissie kan in uitzonderlijke omstandigheden en enkel in het voordeel van de student afwijken van dit examenreglement. De motivatie van de afwijking wordt toegevoegd aan het beraadslagingsverslag. Art. 3 ER Afrondingsregels Tenzij anders aangeven gelden de gewone afrondingsregels voor decimalen voor alle artikels in dit algemene examenreglement (vanaf ,5 wordt afgerond naar boven).
1.2 Organisatie van de examens Art. 4 ER Examenperiodes §1. Er zijn drie examenperiodes in een academiejaar: de eerste examenperiode aan het einde van het eerste semester, voor examens over de opleidingsonderdelen die in dat semester zijn afgewerkt. Deze examens gelden als eerste examenkans, ook wanneer een student zich pas na de eerste examenperiode inschrijft en op eigen verantwoordelijkheid opleidingsonderdelen uit het eerste semester opneemt in zijn IJP; de tweede examenperiode aan het einde van het tweede semester, voor examens over de opleidingsonderdelen die in dat semester zijn afgewerkt; de derde examenperiode in augustus / september, waarin een student zijn tweede examenkans kan opnemen. Voor verkorte opleidingen, bachelor-na-bacheloropleidingen en postgraduaten kan de organisatie van de examens afwijken van deze regeling. §2. Voor opleidingsonderdelen die over het hele academiejaar doorlopen, valt de eerste examenkans in de tweede examenperiode. §3. Indien een evaluatie buiten de examenperiodes wordt georganiseerd, wordt dit vermeld in de programmagids. Een examen dat buiten de examenperiodes of de examentijdstippen vermeld in de programmagids wordt georganiseerd, is enkel geldig wanneer er sprake is van overmacht. §4. In uitzonderlijke individuele gevallen kan de voorzitter van de examencommissie een examenperiode openhouden. Voor de derde examenperiode kan dat tot 30 september.
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 45 van 71
Voor studenten in uitwisselingsprogramma's van wie de resultaten voor het afgelopen academiejaar nog niet bekend zijn, kan een examencommissie uitzonderlijk tot 15 oktober een beslissing nemen. §5. Een student is automatisch ingeschreven voor de eerste en de tweede examenperiode. Voor de opleidingsonderdelen die hij in de derde examenperiode wenst af te leggen, moet hij zich via het KU Loket inschrijven, uiterlijk op 6 juli. Art. 5 ER Deelexamens Voor opleidingsonderdelen die over het hele academiejaar doorlopen, kan in de eerste examenperiode een examen worden ingericht over de afgewerkte leerstof. Indien een opleidingsonderdeel of onderwijsleeractiviteit verscheidene evaluatieactiviteiten omvat, worden deze evaluaties afzonderlijk georganiseerd. Art. 6 ER Plaats van het examen Alle examens worden afgenomen in een lokaal van Thomas More, behalve bij specifieke werkvormen of overmacht, vastgesteld door de voorzitter van de examencommissie. Art. 7 ER Examenregeling §1. De studentenvertegenwoordigers kunnen voorstellen met betrekking tot de opstelling van de examenregeling indienen tot de datum die de voorzitter van de examencommissie bepaalt. §2. De examenombuds en, in de mate van het mogelijke, de studentenvertegenwoordigers, worden betrokken bij de definitieve opstelling van de examenregeling. §3. De definitieve examenregeling wordt via Toledo bekendgemaakt. Dit gebeurt ten minste vijf weken vóór het begin van de eerste resp. tweede examenperiode en twee weken vóór het begin van de derde examenperiode. §4. Enkel een student in een standaardtraject heeft gegarandeerd een evenwichtig gespreide examenregeling zonder overlappingen (zie ook art. 7 OR). §5. De examenregeling vermeldt voor elke examenperiode de naam van de voorzitter en de secretaris van de bevoegde examencommissie, de naam van de examenombuds, de datum van beraadslaging en de datum waarop de resultaten bekendgemaakt zullen worden. §6. Examinatoren en studenten houden zich strikt aan de vastgelegde examenregeling. Examens kunnen enkel om een grondige reden verplaatst worden. Voor de studenten oordeelt de examenombuds daarover soeverein. Hij treft ook een nieuwe regeling. Examinatoren bespreken een verplaatsing van een examen met de voorzitter van de examencommissie. §7. Omwille van een religieuze feestdag van de in België erkende godsdiensten, kan een student met de examenombuds afspraken maken over het verplaatsen van evaluatieactiviteiten. De mogelijkheid tot verplaatsing is beperkt tot dezelfde examenperiode. Thomas More gebruikt volgende kalender voor het toekennen van een examenfaciliteit: Islam: o Ramadanfeest (Eid ul-Fitr): 8 augustus 2013 en 28 juli 2014 (Naargelang het land van herkomst kan de feestdag één dag verschillen met de aangegeven datum) o Offerfeest (Eid al-Adha) 15 oktober 2013 Orthodox christendom: o Kerstmis: 7 en 8 januari 2014 Jodendom:
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 46 van 71
o Joods Nieuwjaar: 5 en 6 september 2013 o Yom Kippoer: 14 september 2013 o Loofhuttenfeest: 19 en 20 september 2013 o Slotfeest: 26 september 2013 o Vreugde van het Wetfeest: 27 september 2013 o Pesach: 15, 16, 21 en 22 april 2014 Wekenfeest: 4 en 5 juni 2014
1.3 Afwijkende examenregelingen (vóór de start van een examenperiode) Art. 8 ER Examenspreiding buiten de examenperiodes §1. Op grond van uitzonderlijke individuele omstandigheden kan de voorzitter van de examencommissie aan een student een spreiding van examens tussen de gewone examenperiodes toestaan. De voorzitter legt de marges voor deze spreidingsmogelijkheden concreet vast. De student kan van deze regeling niet op eigen initiatief afwijken. De spreiding kan onder meer: voor een student met een door Thomas More erkende functiebeperking; omwille van ernstige medische of sociale redenen; voor een student die erkend is als topsporter of kunstenaar; voor een student die ten minste 80 uur per maand werkt of aan het werk is voor ten minste de helft van wat binnen de arbeidssector als een voltijdse tewerkstelling geldt; voor een student die twee voltijdse opleidingen combineert (waarbij hij voor elk van de opleidingen nog ten minste 54 studiepunten effectief in zijn ISP opneemt); voor een studentenvertegenwoordiger, voor zover het vertegenwoordigend werk rechtstreeks interfereert met deelname aan de normale examenreeks of de examenmodaliteiten. Het toestaan van examenspreiding impliceert niet automatisch de mogelijkheid voor afwijkingen van vastgestelde indiendata, van verplichte aanwezigheden of van de gebruikte werk- en examenvormen. Indien nodig werken de onderwijsombuds en de voorzitter van de examencommissie hierrond een aparte regeling uit. Procedure: De student dient een gemotiveerde schriftelijke aanvraag tot examenspreiding in bij de voorzitter van de examencommissie, uiterlijk vier weken voor het examen plaatsvindt. §2. Voor examens die hij voor het eerst aflegt na de tweede examenperiode, verneemt de student het resultaat zo snel mogelijk na het examen zelf. De student beslist aansluitend zelf of hij deze examens herneemt vóór de beraadslaging van de derde examenperiode. §3. Een student die omwille van examenspreiding nog niet voor alle opleidingsonderdelen examen heeft afgelegd in de tweede examenperiode, kan reeds toleranties inzetten voor zijn andere opleidingsonderdelen, indien hij voldoet aan de voorwaarden. Art. 9 ER Bijzondere examenregeling voor individuele studenten Als een student om een grondige reden de geplande examenregeling niet kan naleven, meldt hij dit aan de examenombuds. Op advies van de examenombuds kan voorzitter van de examencommissie de student toestemming geven om de examens volgens een andere regeling af te leggen. Art. 10 ER Bijzondere regeling voor ‘afstudeerders’ Een student die wenst af te studeren na de eerste examenperiode, dient hiervoor een
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 47 van 71
schriftelijke aanvraag in bij het opleidingshoofd, samen met de aanvraag tot goedkeuring van zijn individueel studieprogramma. Het opleidingshoofd deelt de beslissing hierover mee, samen met de beslissing aangaande het individueel studieprogramma van de student. Een positieve beslissing impliceert dat een student examens over opleidingsonderdelen die geprogrammeerd zijn in het tweede semester of gespreid zijn over het academiejaar, vervroegd in de eerste examenperiode aflegt. Indien hij het examen toch niet aflegt in de eerste examenperiode, impliceert dit een verloren examenkans. Art. 11 ER Uitstellen van examens tot de tweede examenperiode De voorzitter van de examencommissie kan op gemotiveerd verzoek aan een individuele student toestaan om een examen van de eerste examenperiode uit te stellen tot de tweede examenperiode. Deze mogelijkheid geldt niet voor studenten die de eerste examenperiode missen omwille van een laattijdige inschrijving.
1.4 Deelname aan de examens Art. 12 ER Voorwaarden om aan examens deel te nemen Een student kan enkel deelnemen aan een examen als hij het studiegeld betaald heeft of daarover een regeling heeft getroffen via STIP. Als hij niet aan de voorwaarden voldoet, wordt zijn studentenaccount uitgeschakeld, waardoor hij geen toegang meer heeft tot email, Toledo, KU Loket e.d. Zolang dit niet herroepen wordt, geeft de examencommissie zijn resultaten niet vrij in SAP en ontvangt de student geen creditbewijs voor de betrokken opleidingsonderdelen. De toegang tot een examen kan gekoppeld zijn aan voorwaarden, zoals een aanwezigheidsplicht met betrekking tot praktische onderdelen, voldoende deelname aan groepsverplichtingen of het tijdig indienen van werkstukken. In de programmagids wordt aangegeven voor welke opleidingsonderdelen dit het geval is en wat de weerslag van het niet naleven van deze voorwaarden is op de examenbeoordeling. De examencommissie kan bepalen dat de student die niet voldoet aan de gestelde voorwaarden een nulscore of een "niet geslaagd" krijgt voor het betrokken opleidingsonderdeel of deel ervan. Art. 13 ER Identiteitsbewijs Op het examen moet de student zijn identiteit kunnen bewijzen. Art. 14 ER Afwezigheid bij examens en inhaalexamens §1. Een student die niet deelneemt aan een examen, kan het gemiste examen in dezelfde examenperiode inhalen, op voorwaarde dat dit organisatorisch haalbaar is, de student de examenombuds verwittigt, de student de examenombuds binnen de 24u. de documenten bezorgt, die zijn afwezigheid wettigen. Bij fraude met afwezigheidsattesten gelden de procedure en de sancties van examenfraude. Uitzonderlijk kan een inhaalexamen voor de eerste examenperiode ook in de tweede examenperiode georganiseerd worden.
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 48 van 71
Indien het organisatorisch niet haalbaar is om een inhaalexamen in de eerste en/of tweede examenperiode te plannen, verliest de student zijn eerste examenkans. §2. De examenombuds beslist, na overleg met de student en met de voorzitter van de examencommissie, over het tijdstip van het inhaalexamen. §3. Indien een student ongewettigd afwezig is op een inhaalexamen, heeft hij voor de volgende examenperiodes van het lopende academiejaar geen recht op inhaalexamens. Art. 15 ER Stopzetten van de examens Een student die in een examenperiode niet aan een examen deelneemt, deelt dat onmiddellijk aan de examenombuds mee. De examenombuds informeert zo spoedig mogelijk de betrokken examinatoren.
1.5 Examens over opleidingsonderdelen bij combinaties van inschrijvingen Art. 16 ER Gevolgen ten aanzien van gemeenschappelijke opleidingsonderdelen Als in een combinatie van inschrijvingen opleidingsonderdelen voorkomen die voor meerdere contracten in aanmerking komen, dan gelden volgende regels: a) Indien de opleidingsonderdelen geprogrammeerd zijn voor dezelfde examenperiode: De student legt slechts éénmaal een examen af. Het behaalde cijfer geldt als eerste examencijfer voor de verschillende contracten; b) De inschrijving is van toepassing op verschillende examenperiodes: Als de student een creditbewijs behaalt in de context van het ene contract, krijgt hij automatisch een vrijstelling met overname van het examencijfer voor de opleidingsonderdeel binnen het tweede contract. c) De inschrijving is van toepassing op examenperiodes van opeenvolgende academiejaren: Als de student een creditbewijs behaalde in de context van het eerste contract, krijgt hij automatisch een vrijstelling met overname van het examencijfer voor dat opleidingsonderdeel binnen het tweede contract, ongeacht of het om een plicht- dan wel een keuzeopleidingsonderdeel gaat. Een tolereerbare onvoldoende kan niet overgezet worden naar een andere opleiding over academiejaren heen. De voorwaarden met betrekking tot toleranties worden bij een volgende inschrijving toegepast binnen elk contract afzonderlijk. Art. 17 ER Valorisatie van examens uit vervolgopleidingen Een examencommissie kan pas beraadslagen met betrekking tot het slagen en de graad van verdienste van een student die zich ingeschreven heeft voor een volledige vervolgopleiding, nadat hij geslaagd is voor de voorafgaande opleiding.
1.6 Examens afgelegd in een andere opleiding of instelling Art. 18 ER Tijdstip en plaats van examens Wanneer een student opleidingsonderdelen volgt in een andere opleiding of aan een andere binnen- of buitenlandse instelling van hoger onderwijs, bepaalt die opleiding of instelling het tijdstip, de plaats en de voorwaarden van het examen over deze opleidingsonderdelen.
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 49 van 71
Art. 19 ER Beraadslaging Indien nodig wordt het resultaat van een examen afgelegd aan een andere instelling van hoger onderwijs, onder toezicht van de beperkte examencommissie omgezet overeenkomstig de ECTS-richtlijnen. De student is vóór zijn vertrek geïnformeerd over de omzettingsregels. Art. 20 ER Vervanging door een equivalent opleidingsonderdeel De voorzitter van de examencommissie kan een uitgaande uitwisselingsstudent die geen creditbewijs behaalde voor een opleidingsonderdeel in het kader van zijn internationaal programma, toestemming verlenen om in een volgende examenperiode van hetzelfde academiejaar aan Thomas More examen af te leggen over een equivalent opleidingsonderdeel. De examencommissie kiest hiervoor uit de opleidingsonderdelen die de student inwisselde in het kader van zijn internationaal programma.
1.7 Examenombuds Art. 21 ER Opdracht, aanstelling en beschikbaarheid De examenombuds is een vertrouwenspersoon die bemiddelt tussen examinator en student. Hij vervult zijn bemiddelingsrol in volle onafhankelijkheid. Elk academiejaar stelt het opleidingshoofd vóór 30 juni per groep van studenten een lid van het personeel tot examenombuds en een ander tot plaatsvervangend examenombuds aan. Dit gebeurt op voorstel van of in overleg met de studentenvertegenwoordigers. De (plaatsvervangend) examenombuds oefent deze functie uit ten aanzien van alle examens en evaluaties van dat academiejaar. De examenombuds maakt aan de studenten kenbaar waar en wanneer hij beschikbaar is en op welke tijdstippen de plaatsvervanger in zijn plaats treedt. Art. 22 ER Bevoegdheden en betwistingen Waar nodig bemiddelt de examenombuds over de datum, plaats, vormen en voorwaarden waarin een examen wordt afgelegd. Om zijn taak naar behoren te kunnen vervullen, heeft de examenombuds vanuit zijn bemiddelingsrol op elk moment recht op inlichtingen betreffende elk examen. De examenombuds is tot geheimhouding verplicht. Betwistingen omtrent de bevoegdheid van de examenombuds of omtrent zijn onafhankelijkheid kunnen op elk moment door de examenombuds en door elke examinator worden voorgelegd aan de gemandateerde van het hogeschoolbestuur. Art. 23 ER Onverenigbaarheid De examenombuds mag in geen geval de studenten voor wie hij optreedt, zelf evalueren. Indien dit toch het geval is, treedt de plaatsvervangende examenombuds voor deze studenten in zijn plaats. Art. 24 ER Ombudsverslag Na de derde examenperiode van elk academiejaar bezorgt de examenombuds een syntheseverslag over zijn werkzaamheden aan de voorzitter van de examencommissie. Deze verslagen worden bij het begin van het volgende academiejaar en uiterlijk op 15 novem-
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 50 van 71
ber besproken met de studentenvertegenwoordigers.
1.8 Verloop van de examens Art. 25 ER Examinator Elk examen of deel van een examen wordt afgenomen door de titularis(sen) van het opleidingsonderdeel of door degene(n) die de titularis officieel vervangen heeft (hebben). Examens kunnen afgenomen worden door examinatoren die geen titularis zijn, op voorwaarde dat zij inhoudelijk mee instonden voor de organisatie van de onderwijsleeractiviteit. Examens over (opleidings)onderdelen die gedoceerd werden door externen, worden bij hun afwezigheid afgenomen door een andere examinator, aangewezen door de voorzitter van de examencommissie. Indien een opleidingsonderdeel meerdere titularissen heeft en een student wordt slechts door één of enkele van hen beoordeeld, vermeldt de examenregeling welke titularissen welke studenten examineren. In geval van overmacht of bloed- of aanverwantschap tot en met de vierde graad tussen een student en een examinator, duidt de voorzitter van de examencommissie een plaatsvervanger aan. Een externe deskundige die deelneemt aan de beoordeling van een student, kan nooit als verantwoordelijke voor het eindcijfer een opleidingsonderdeel optreden. Art. 26 ER Informatie met betrekking tot de examens De programmagids geeft per opleidingsonderdeel gedetailleerde informatie over: de inhoud en de doelstellingen ervan, de examenmaterie en de wijze van evalueren voor alle examenperiodes, de weging van eventuele onderdelen waarvoor een deelcijfer wordt toegekend, de inleveringstermijn van werkstukken en de gevolgen van het niet respecteren ervan, de gevolgen van het niet deelnemen aan een onderdeel van het examen. Art. 27 ER Examenvorm Het opleidingshoofd legt de examenvorm vast, op voorstel van de coördinator van het opleidingsonderdeel. Van de examenvorm die vermeld is in de programmagids kan enkel bij overmacht en met toestemming van de voorzitter van de examencommissie afgeweken worden. Een inhaalexamen, een verplaatst examen, de tweede examenkans of een examen dat opnieuw afgelegd moet worden als sanctie bij examenfraude, kunnen onder een andere examenvorm plaatsvinden. Een student kan tot uiterlijk drie weken vóór de start van een examenperiode aan de voorzitter van de examencommissie toestemming vragen om examens op een andere dan de vastgelegde wijze af te leggen of gebruik te maken van bijzondere technische hulpmiddelen. Algemene regels voor examens De student mag op het examen enkel materialen, hulpmiddelen en elektronische toestellen gebruiken die hem vooraf zijn meegedeeld en die vermeld staan op de examenopgave.
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 51 van 71
Hij mag geen mobiele telefoon bij zich hebben. De student die zijn examenvragen heeft ontvangen, mag het examenlokaal niet verlaten, tenzij onder toezicht van een personeelslid. De student registreert zijn aanwezigheid bij het examen vóór hij het examenlokaal verlaat. De student mag examenopgaven en –antwoorden niet meenemen of versturen vanuit het examenlokaal, tenzij dit anders wordt gespecificeerd in de opgave. Overtredingen worden gesanctioneerd zoals examenfraude. Voor erkende studenten met een functiebeperking worden de faciliteiten individueel bepaald. Mondelinge examens De student beschikt over een schriftelijke voorbereidingstijd van ten minste 15 minuten. Indien een mondeling examen een schriftelijke voorbereiding vereist, zijn de regels voor schriftelijke examens hierop van toepassing. Openbaarheid van het mondeling examen §1. Een examinator kan in overleg met de voorzitter van de examencommissie aan een lid van het onderwijzend personeel vragen een examen bij te wonen. §2. Een student die dit wenst, kan een waarnemer een mondeling examen laten bijwonen. Deze waarnemer is: geen student in dezelfde opleiding; geen student in een opleiding waarin het opleidingsonderdeel als plicht- of keuzeopleidingsonderdeel voorkomt; geen student die in hetzelfde academiejaar door de betrokken examinator moet worden ondervraagd; geen bloed- of aanverwant tot in de vierde graad. De waarnemer mag enkel notities nemen. Procedure: De student verwittigt ten minste zeven kalenderdagen vóór het examen de voorzitter van de examencommissie. De voorzitter brengt de betrokken examinator tijdig op de hoogte. Schriftelijke examens Een examen dat bestaat uit een beoordeling op één bepaald moment mag maximaal een halve dag (ca. 4 uur) in beslag nemen. Indien er twee schriftelijke examens plaatsvinden op eenzelfde voor- of namiddag, wordt tussen beide examens een pauze van minimum 15 minuten voorzien. Bij examens via de computer dient de student zeer regelmatig zijn gegevens te bewaren. De student mag het examenlokaal pas na 30 minuten na de aanvang van het examen verlaten. Een student die meer dan 30 minuten te laat is, ontvangt de examenvragen niet meer. Art. 28 ER Beoordeling §1. Voor elk opleidingsonderdeel wordt op de beraadslaging slechts één examencijfer voorgelegd. Elk examen wordt op twintig punten beoordeeld. Het eindcijfer voor een opleidingsonderdeel wordt uitsluitend in gehele getallen uitgedrukt. De coördinator van het opleidingsonderdeel is verantwoordelijk voor de eindbeoordeling en zet eventuele deelcijfers die niet gekoppeld zijn aan evaluatieactiviteiten, vóór de beraadslaging om in een eindcijfer op twintig punten.
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 52 van 71
§2. De opleiding kan beslissen dat voor een opleidingsonderdeel of een deel ervan een beoordeling plaatsvindt onder de vorm van een geslaagd/niet-geslaagd-beslissing. Een beoordeling onder de vorm van niet-geslaagd wordt in dit reglement gelijkgesteld met een niet-tolereerbare onvoldoende (zie art. 42 ER). §3. Als een student niet deelneemt aan een (deel)examen, wordt het (deel)examen beoordeeld als ‘niet-afgelegd’ (NA). Een NA wordt verrekend als een 0-score. Als een opleidingsonderdeel bestaat uit meerdere onderdelen: wordt voor het NA-gedeelte een 0-score ingebracht en is het eindresultaat het gewogen gemiddelde van alle onderdelen; wordt voor het geheel opleidingsonderdeel NA ingevoerd, als is bepaald dat de student moet geslaagd zijn voor alle onderdelen of als is bepaald dat deelname aan alle onderdelen verplicht is en een student een onderdeel niet aflegde. §4. In de loop van een examenperiode worden er geen resultaten meegedeeld. Art. 29 ER Afrondingsregels met betrekking tot examenresultaten §1. Voor de afronding van het eindcijfer op een opleidingsonderdeel is de coördinator van het opleidingsonderdeel verantwoordelijk. §2. Wanneer het eindcijfer op het opleidingsonderdeel tussen 7 en 8 of tussen 9 en 10 ligt, beslissen de titularissen van het opleidingsonderdeel hoe er afgerond wordt. Hiervoor gelden geen automatismen.
1.9 De examencommissies en hun bevoegdheid Art. 30 ER Samenstelling §1. De gemandateerde van het hogeschoolbestuur duidt vóór 30 juni voor elke opleiding per vestigingsplaats een voorzitter en een secretaris van de examencommissie aan. Deze personen kunnen ook niet-examinator zijn. De overige leden van de examencommissie zijn in elk geval examinatoren. De voorzitter van de examencommissie duidt vóór de start van het academiejaar de effectieve leden en plaatsvervangers van de examencommissie aan. §2. De examencommissie is representatief samengesteld en bestaat uit ten minste zes leden, behalve in opleidingen waar alle examinatoren samengenomen, met inbegrip van de voorzitter en de secretaris van de commissie, dat aantal niet halen. Indien de examencommissie bestaat uit een vertegenwoordiger van elk opleidingsonderdeel, is enkel de coördinator of zijn officiële plaatsvervanger lid van de examencommissie. Met betrekking tot de bachelorproef kan enkel een titularis optreden als lid van de examencommissie. §3. De examenombuds is geen lid van de examencommissie, maar neemt met raadgevende stem deel aan alle samenkomsten ervan. §4. De voorzitter, de secretaris van de examencommissie en de examenombuds vormen de beperkte examencommissie van een opleiding. Art. 31 ER Bevoegdheden van de beperkte examencommissie van een opleiding §1. De beperkte examencommissie: bereidt de beraadslaging door de examencommissie als geheel voor; legt na elke examenperiode de examencijfers van de ‘starters’ en de ‘onderweggers' definitief vast; legt voor een student met een creditcontract of een examencontract met het oog
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 53 van 71
-
op het verwerven van individuele creditbewijzen, de resultaten definitief vast; legt de resultaten vast van uitgaande uitwisselingsstudenten waarvoor de resultaten laattijdig Thomas More bereiken; beslist over de toekenning van vrijstellingen aan een student die vrijstelling voor een hele opleiding vraagt en legt het eventueel resterende studieprogramma vast.
§2. Als een examinator sterk afwijkende resultaten vaststelt, bekijkt hij samen met de beperkte examencommissie de oorzaken en de eventueel te nemen maatregelen. §3. Als de examencommissie beslist dat het door de examinator voorgestelde cijfer of oordeel voor individuele of een groep van ‘afstudeerders’ kennelijk onredelijk is, kan zij uitzonderlijk het voorstel van de examinator aanpassen. §4. De beperkte examencommissie treedt op in de gevallen bepaald in art. 63 ER met betrekking tot de hoorplicht en het hoorrecht van studenten en examinatoren. §5. De beperkte examencommissie corrigeert materiële vergissingen die geen invloed hebben op slagen voor een opleidingsonderdeel of een opleiding of de graad van verdienste, zoals bepaald in art. 66 ER. Art. 32 ER Bevoegdheden van de examencommissie van een opleiding §1. De examencommissie: legt na elke examenperiode de examencijfers van de ‘afstudeerders’ definitief vast; bepaalt of een student geslaagd is voor een opleiding en met welke graad van verdienste. §2. Als de examencommissie beslist dat het door de examinator voorgestelde cijfer of oordeel voor individuele of een groep van ‘afstudeerders’ kennelijk onredelijk is, kan zij uitzonderlijk het voorstel van de examinator aanpassen. §3. De examencommissie kan voor studenten voor wie overmacht of bijzondere omstandigheden in rekening kunnen worden gebracht, uitzonderlijk beslissen: om één of meerdere niet tolereerbare onvoldoendes toch als tolereerbaar te beschouwen en ook als zodanig te verrekenen binnen het tolerantiekrediet van een student. Zij kan ook beslissen om in dergelijk geval positief af te wijken van het tolerantiekrediet; om een student waarvan zij oordeelt dat hij de vooropgestelde leerresultaten voor het geheel van de opleiding heeft behaald, toch geslaagd verklaren als hij niet voldoet aan de voorwaarden om te slagen voor de opleiding. §4. Na elke examenperiode beslecht de examencommissie mogelijke betwistingen. Zij neemt beslissingen in gevallen van vastgestelde examenfraude conform art. 63-64 ER. §5. De examencommissie spreekt in de tweede en derde examenperiode een bindend studieadvies uit voor ‘starters’ die geen 50% cumulatieve studie-efficiëntie behaalden. Uitzonderlijk kan zij beslissen om geen bindend studieadvies uit te brengen of de student één academiejaar bijkomend de kans bieden om te voldoen aan de bindende voorwaarde. De examencommissie heeft het recht om ten aanzien van individuele studenten adviezen te geven en/of om aan individuele studenten bijzondere maatregelen van studievoortgang op te leggen. §6. Na de beraadslaging kunnen resultaten enkel worden gewijzigd als examenfraude of een materiële vergissing is vastgesteld.
1.10 Beraadslaging Art. 33 ER Aantal beraadslagingen Aan het einde van elke examenperiode vindt een beraadslaging plaats.
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 54 van 71
De voorzitter van de examencommissie kan beslissen om per examenperiode meer dan één beraadslaging te organiseren. Art. 34 ER Aanwezigheid Alle leden van de (beperkte) examencommissie en de examenombuds nemen aan de beraadslaging deel. De examencommissie beslist geldig wanneer ten minste de helft van de leden aanwezig is. Een lid dat wettig verhinderd is, deelt dit zo spoedig mogelijk aan de voorzitter van de examencommissie mee. Een student is tijdens de beraadslaging telefonisch bereikbaar. Art. 35 ER Geheimhouding De leden van de examencommissie en alle personen die aanwezig zijn, zijn tot geheimhouding over de beraadslaging en de stemmingen verplicht. Art. 36 ER Stemgerechtigden Alle leden van de examencommissie hebben een beslissende stem. Een lid van de examencommissie neemt geen deel aan de beraadslaging over een student of groep studenten indien: er beslissingen genomen worden ten aanzien van bloed- en aanverwanten tot en met de vierde graad; er voorgesteld wordt dat een door hem toegekend cijfer kennelijk onredelijk is. Art. 37 ER Consultatie van niet-leden door de examencommissie Elke examinator die geen lid is van de examencommissie, kan op zijn verzoek gehoord worden. Dit gebeurt in elk geval vóór een examencommissie een beslissing neemt met betrekking tot: examenfraude; kennelijk onredelijke examencijfers; de interne beroepsprocedure. Elke student kan verzoeken gehoord te worden door een examencommissie die over hem een beslissing zal nemen. Art. 38 ER Beslis- en stemregels Een beslissing over een student wordt door een examencommissie bij gewone meerderheid (i.e. meer dan de helft van de aanwezige leden) vastgesteld. Op voorstel van de voorzitter of als een lid van de commissie of de examenombuds erom verzoekt, wordt er over een beslissing geheim gestemd. Bij de stemmingen worden ongeldige stemmen en onthoudingen niet meegerekend. Bij staking van stemmen geldt het voor de student meest gunstige voorstel als beslissing van de commissie. Art. 39 ER Criteria voor het slagen voor een opleidingsonderdeel §1. De student slaagt voor een opleidingsonderdeel als hij ten minste 10/20 of de beoordeling “geslaagd” behaalt. §2. Als er binnen een opleidingsonderdeel meerdere onderwijsleeractiviteiten zijn geprogrammeerd en de student haalt op één van deze onderwijsleeractiviteiten minder dan 6/20, dan kunnen de titularissen beslissen dat een student voor de totaliteit van het oplei-
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 55 van 71
dingsonderdeel nog maximaal 9/20 kan behalen. Deze regel geldt enkel indien hij expliciet vermeld staat in de ECTS-fiche van het opleidingsonderdeel. §3. Indien de student geslaagd is voor een opleidingsonderdeel, verwerft hij een creditbewijs, tenzij hij het studiegeld niet tijdig betaald heeft of als sanctie bij een vastgestelde onregelmatigheid. Art. 40 ER Omvang van een creditbewijs Als een student een vrijstelling heeft gekregen voor een deel van een opleidingsonderdeel, verwerft hij een creditbewijs voor het geheel als hij voor het examen van het resterende deel ten minste 10/20 heeft behaald, of geslaagd is verklaard volgens de criteria waaraan hij moet voldoen bij niet-numerieke beoordeling. Een creditbewijs kan niet worden afgeleverd voor een deel van een opleidingsonderdeel. Art. 41 ER Weging en percentageberekening §1. De percentageberekening gebeurt op het geheel van de feitelijk opgenomen studiepunten van de opleiding. Worden niet meegeteld in de berekening van het percentage: behaalde vrijstellingen, opleidingsonderdelen die beoordeeld worden volgens het model geslaagd/nietgeslaagd, studiepunten die een student opneemt bovenop het aantal studiepunten van het modeltraject voor de opleiding. §2. Voor het vaststellen van een behaald percentage worden de punten die de student behaalt voor elk opleidingsonderdeel, gewogen volgens het aantal studiepunten dat ermee verbonden is. Een opleiding kan bepalen dat op de resultaten voor opleidingsonderdelen of groepen van opleidingsonderdelen nog een bijkomende weging wordt toegepast. Deze regeling wordt schriftelijk bekendgemaakt vóór het begin van het academiejaar. Zij kan, voor een student die de opleiding doorloopt in de minimaal vastgelegde nominale tijd, niet aangepast worden. Art. 42 ER Criteria voor het slagen voor een bacheloropleiding §1. Een student slaagt voor een bacheloropleiding als hij examens heeft afgelegd over alle opleidingsonderdelen, behoudens vrijstellingen en curriculumwijzigingen, en a) ofwel voor alle opgenomen opleidingsonderdelen geslaagd is; b) ofwel voldoet aan de drie volgende voorwaarden: - hij behaalt voor de opleiding als geheel ten minste 50% als gewogen percentage; - hij behaalt geen niet tolereerbare onvoldoendes; - hij behaalt maximaal 10% tolereerbare onvoldoendes. §2. Tolereerbare onvoldoendes zijn beoordelingen van 8 of 9 op 20. Alle andere onvoldoendes zijn niet-tolereerbaar. De beoordeling ‘niet geslaagd’ is eveneens niet-tolereerbaar. §3. Het tolerantiekrediet is beperkt tot 10% van het modeltraject. De berekening van het tolerantiekrediet waarop de student recht heeft, gebeurt op het geheel van de feitelijk opgenomen studiepunten, zonder rekening te houden met de studiepunten die de student opneemt bovenop het aantal studiepunten van het modeltraject voor de opleiding. (Deel)vrijstellingen worden evenmin meegerekend. Voor de opbouw van de toleranties, zie ook art. 57-59 ER. In afwijking van wat hierboven in b) wordt bepaald, kan het opleidingshoofd beslissen dat:
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 56 van 71
-
slechts een beperkt volume tolereerbare onvoldoendes, uitgedrukt in studiepunten, mag voorkomen in een bepaalde groep opleidingsonderdelen; en/of voor bepaalde opleidingsonderdelen een onvoldoende niet-tolereerbaar is en dus steeds leidt tot het niet-slagen.
Art. 43 ER Criteria voor het slagen in een postgraduaatopleiding Een student slaagt voor een postgraduaatopleiding indien hij voor alle opleidingsonderdelen geslaagd is (10/20 of “geslaagd”). Art. 44 ER Criteria voor het behalen van een diploma of getuigschrift en een graad van verdienste §1. Een student die geslaagd is voor een opleiding, behaalt het diploma of getuigschrift van de opleiding. §2. Aan een student die het diploma van bachelor behaalt, wordt de volgende graad van verdienste toegekend: op voldoende wijze, als hij minder dan 68% als gewogen percentage behaalt; onderscheiding, als hij ten minste 68% als gewogen percentage behaalt; grote onderscheiding, als hij ten minste 77% als gewogen percentage behaalt; grootste onderscheiding, als hij ten minste 85% als gewogen percentage behaalt; grootste onderscheiding en de gelukwensen van de examencommissie, als hij ten minste 90% als gewogen percentage behaalt. De berekening van het percentage gebeurt op basis van het geheel van de opleiding. De examencommissie kan beslissen een graad van verdienste toch toe te kennen aan een student die niet voldoet aan de criteria. Er wordt geen graad van verdienste toegekend: voor een postgraduaat; aan een student van wie het feitelijk opgenomen studieprogramma minder dan 20 studiepunten bedraagt. Art. 45 ER Beraadslagingsverslag Het beraadslagingsverslag wordt opgesteld en ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie. Het bevat de presentielijst en vermeldt voor elke student de beslissing of de vaststelling zoals bepaald in art. 39 ER, 42-44 ER en eventueel de naleving van de procedurevoorschriften van art. 31-38 ER. Het verslag bevat de examencijfers of verwijst naar de examencijfers die als bijlage aan het verslag worden toegevoegd of in een beveiligd elektronisch bestand zijn opgenomen. Het beraadslagingsverslag bevat in voorkomend geval ook de gemotiveerde beslissingen genomen op grond van onderafdeling 11 ER, 64 ER, 57 ER, 57-62 ER, 65-66 ER, titel IV. De voorzitter van de examencommissie verleent aan de student die zijn belang daartoe aantoont en voor zover het hem betreft, inzage in het beraadslagingsverslag tot uiterlijk één maand na ingang van het volgende academiejaar.
1.11 Mededeling en bespreking van de examenresultaten Art. 46 ER Mededeling van beslissingen van de examencommissie De voorzitter van de examencommissie bepaalt het tijdstip en de wijze waarop, na elke examenperiode, de examenresultaten voor alle opleidingsonderdelen aan de studenten schriftelijk worden gemeld. De mededeling verwijst ook naar de interne beroepsprocedure.
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 57 van 71
Een student die ingeschreven is voor een diplomacontract of een examencontract met het oog op het behalen van een diploma of getuigschrift, krijgt een geactualiseerd overzicht van de stand van zaken van zijn studievoortgangsdossier. Een student met een creditcontract en met een examencontract met het oog op het verwerven van creditbewijzen ontvangt enkel een mededeling van de resultaten op de opleidingsonderdelen waarover hij in de betrokken examenperiode examen aflegde en eventueel de mededeling dat hij geweigerd zal worden voor een volgende inschrijving van één of meer opleidingsonderdelen. De studenten hebben de mogelijkheid kennis te nemen van veralgemeende examenresultaten van de studentgroep die voor hen relevant is. Art. 47 ER Mededeling van de resultaten over het geheel van een opleiding De voorzitter van de examencommissie bepaalt het tijdstip en de wijze waarop de beslissingen van de examencommissie over het geheel van de opleiding, aan de studenten schriftelijk worden gemeld. De mededeling verwijst ook naar de interne beroepsprocedure. Op de diplomasupplementen worden de examencijfers omgezet in de volgende codetekens: - voor die opleidingsonderdelen waarvoor de student een creditbewijs behaalde: de code C, aangevuld met het examencijfer of met de letter P bij niet-numerieke beoordeling; - voor de opleidingsonderdelen waarvoor de student een resultaat van minder dan 10 of niet-geslaagd behaalde: de code G. Art. 48 ER Bespreking van de resultaten en inzagerecht §1. De voorzitter van de examencommissie organiseert in de loop van de eerste vijf werkdagen na de bekendmaking van de resultaten een individueel en/of collectief inzagemoment van de examens uit de voorbije examenperiode. De regeling voor de nabespreking wordt ten minste een week voor het einde van de examenperiode aan de studenten bekendgemaakt. Van de student wordt verwacht dat hij op deze nabespreking aanwezig is. §2. De student kan zich bij de nabespreking laten bijstaan door een persoon naar keuze, voor zover dat niet een student uit hetzelfde programmajaar is of een student die in datzelfde academiejaar door de betrokken examinator moet worden ondervraagd. §3. De student behoudt ook op andere tijdstippen de mogelijkheid tot inzage van een schriftelijk examen. Hij dient zijn verzoek in uiterlijk 7 kalenderdagen na het afsluiten de bekendmaking van de examenresultaten. §4. Een student kan een kopie van een examen vragen, in voorkomend geval zoals deze door de examinator is geannoteerd. Er worden geen kopieën gemaakt van meerkeuzevragen. Indien hij dit persoonlijk vraagt tijdens een formeel inzagemoment, betaalt hij hiervoor 1 euro per gekopieerde bladzijde. Hij betaalt 20 euro voor kopieën die hij aanvraagt na het formele inzagemoment of indien hij niet op het inzagemoment aanwezig is. §5. Voor beraadslagingsverslagen geldt eenzelfde inzage- en kopieregeling. Elke verwijzing naar andere studenten wordt onherkenbaar gemaakt. De student betaalt 1 euro per gekopieerde bladzijde. Art. 49 ER Bewaren van de examenkopijen De examinatoren staan in voor het bewaren van de kopijen van alle schriftelijke examens tot ten minste drie maanden na de beraadslaging van de derde examenperiode.
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 58 van 71
Voor de examens waarvoor een student een formele klacht heeft ingediend of waarvoor de voorzitter de examencommissie opnieuw bijeen riep, bewaart de opleiding de kopijen gedurende vijf jaar.
1.12 Hernemen van (examens over) opleidingsonderdelen en het inzetten van toleranties Art. 50 ER Aantal examenkansen Een student kan per academiejaar over eenzelfde opleidingsonderdeel of gedeelte van een opleidingsonderdeel tweemaal en niet meer dan tweemaal examen afleggen. Een niet-hernomen of niet-afgelegd examen wordt beschouwd als een opgenomen examenkans. De programmagids vermeldt de opleidingsonderdelen waarover de student op grond van de aard van het onderdeel slechts eenmaal per academiejaar kan worden geëxamineerd. Art. 51 ER Behoud van het hoogste examencijfer Een student die een examen over een opleidingsonderdeel of onderwijsleeractiviteit herneemt, kan nooit een lager resultaat behalen dan het eerst behaalde resultaat. Dit geldt voor een herneming van een examen binnen één academiejaar en voor een herneming van een examen in een volgend academiejaar. Bij ernstige examenfraude in een volgende examenperiode kan de examencommissie beslissen dat de regel van behoud van het hoogste cijfer vervalt. Art. 52 ER Hernemen van examens over niet-geslaagde opleidingsonderdelen binnen een academiejaar Over opleidingsonderdelen waarover een examen wordt georganiseerd tijdens de eerste examenperiode kan een student ten vroegste in de derde examenperiode opnieuw examen afleggen. Na de tweede examenperiode beslist de student voor welke niet-geslaagde opleidingsonderdelen hij wil herkansen in de derde examenperiode. De student kan herkansen voor opleidingsonderdelen waarvoor hij geen tolerantie inzette of een niet-tolereerbare onvoldoende behaalde en waarvoor een examenkans wordt georganiseerd. De student kan niet herkansen voor opleidingsonderdelen waarvoor hij tolerantie inzette. Procedure: Voor de opleidingsonderdelen waarover de student in de derde examenperiode examen wenst af te leggen, schrijft hij zich uiterlijk op 6 juli in via het KULoket. Hij geeft overeenkomstig art. 58 ER uiterlijk 15 kalenderdagen na de mededeling van de resultaten van de tweede examenperiode in zijn tolerantiedossier aan voor welke opleidingsonderdelen hij een tolereerbaar onvoldoende wenst te behouden. Art. 53 ER Hernemen van examens over niet-geslaagde opleidingsonderdelen binnen een academiejaar: bijzondere regeling voor ‘afstudeerders’ De voorzitter van de examencommissie kan toestaan dat afstudeerders hun tweede examenkans in de tweede examenperiode opnemen voor opleidingsonderdelen waarvoor ze in de eerste examenperiode geen credit behaalden en die ze moeten of wensen te hernemen. De student kan dit aanvragen wanneer hij voldoet aan al de volgende voorwaarden: Hij kan afstuderen na de tweede examenperiode;
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 59 van 71
-
Hij heeft deelgenomen aan alle examens in de eerste examenperiode; Hij herneemt alle examens in de tweede examenperiode of zet er desgevallend tolerantie voor in. Procedure: De student vraagt dit schriftelijk aan bij de voorzitter van de examencommissie vóór 15 maart. Art. 54 ER Hernemen van examens over geslaagde opleidingsonderdelen binnen een academiejaar Het resultaat van een creditbewijs is definitief. Enkel binnen het academiejaar kan een student die nog maar één examenkans benutte, beslissen om het examen voor een opleidingsonderdeel waarop hij geslaagd was, te hernemen om een beter resultaat te behalen. Procedure: Hij deelt dit uiterlijk 15 kalenderdagen na de mededeling van het examenresultaat schriftelijk mee aan de voorzitter van de examencommissie. Wanneer de student van deze mogelijkheid gebruik maakt, wordt het algemeen resultaat voor de opleiding (slagen/niet-slagen en eventuele graad van verdienste) en het resultaat voor dit opleidingsonderdeel voorlopig ongedaan gemaakt. Het definitieve resultaat voor het opleidingsonderdeel, dat meetelt voor het definitieve algemeen resultaat wordt: a) het oorspronkelijke resultaat, wanneer het nieuwe resultaat lager is; b) het nieuwe resultaat wanneer dit hoger is dan het oorspronkelijke. Art. 55 Overdracht van deelresultaten op onderwijsleeractiviteiten Indien een opleidingsonderdeel bestaat uit meerdere onderwijsleeractiviteiten, die afzonderlijk geëvalueerd worden en waaraan ten minste één studiepunt is verbonden, wordt het examenresultaat automatisch overgezet naar een volgende examenperiode in hetzelfde of een volgend academiejaar, voor zover de student op die onderwijsleeractiviteit ten minste 10 of een beoordeling ‘geslaagd’ heeft behaald. Bij een deeloverdracht wordt het oorspronkelijk behaalde deelcijfer verrekend in een nieuw eindcijfer voor het opleidingsonderdeel. De student herneemt enkel de evaluatieactiviteit(en) waarvoor geen overdracht van het resultaat gebeurde. Bij een herneming in een volgend academiejaar, moet hij zich voor het hele opleidingsonderdeel inschrijven (zie art. 58 OR). Art. 56 Overdracht van (deel)resultaten binnen een academiejaar wanneer er geen tweede examenkans is Indien er geen tweede examenkans voor een (deel van een) opleidingsonderdeel is, wordt het examenresultaat van de eerste examenkans overgedragen naar een volgende examenperiode. Art. 57 ER Tolerantie: algemeen principe §1. Voor opleidingsonderdelen van een bacheloropleiding kan een student toleranties inzetten. De programmagids vermeldt de uitzonderingen. §2. Voor opleidingsonderdelen van een postgraduaatopleiding geldt nultolerantie. §3. Voor het inzetten van toleranties gelden volgende voorwaarden: a) Een student kan enkel tolerantie inzetten wanneer hij een cumulatieve studieefficiëntie behaalde van ten minste 50%; b) Een student kan voor maximaal 12 studiepunten aan tolereerbare onvoldoendes uit de eerste opleidingsfase behouden;
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 60 van 71
c) De getolereerde onvoldoendes, uitgedrukt in studiepunten, mogen samen maximaal 10% bedragen van de studiepunten voor de gehele bacheloropleiding, na aftrek van de vrijstellingen. Art. 58 ER Toleranties ingezet door de student: timing en procedure §1. ‘Starters’ en ‘onderweggers’ kunnen na de tweede en de derde examenperiode beslissen om toleranties in te zetten. Zij kunnen deze beslissing ook al nemen na de eerste examenperiode, als hun individueel studieprogramma geen opleidingsonderdelen uit het tweede semester bevat. Procedure: a) De student geeft in zijn tolerantiedossier aan voor welke opleidingsonderdelen hij een tolereerbare onvoldoende wenst te behouden en slaat deze keuze definitief op. Hij heeft hiervoor 15 kalenderdagen de tijd, gerekend vanaf de dag nadat de resultaten voor de examens van de betreffende examenperiode in zijn KULoket verschenen zijn. b) De student kan zijn definitieve keuze uitstellen tot na de derde examenperiode. Hij kan na de tweede examenperiode zijn keuze wel al voorlopig opslaan. c) Toleranties die voorlopig opgeslagen werden, worden na het verstrijken van de 15 kalenderdagen als definitief behouden onvoldoendes beschouwd. §2. Als een student binnen de vooropgestelde termijnen geen keuze maakt om toleranties in zetten, wordt verondersteld dat hij de (examens over de) opleidingsonderdelen herneemt. §3. De beslissing om een tolereerbare onvoldoende te behouden, kan niet herroepen worden. Art. 59 ER Toleranties ingezet door de examencommissie: bijzondere regeling voor ‘afstudeerders’ Een ‘afstudeerder’ kan, voorafgaand aan de betrokken examenperiode, beslissen dat hij voor de reeds afgelegde opleidingsonderdelen van dat academiejaar geen tolereerbare onvoldoendes accepteert en voor de nog af te leggen opleidingsonderdelen van dat jaar geen tolereerbare onvoldoende zal accepteren als hij geslaagd zou kunnen verklaard worden. Art. 60 Hernemen van examens over niet-geslaagde opleidingsonderdelen over academiejaren heen Elk plichtopleidingsonderdeel waarvoor een student na de derde examenperiode geen tolerantie inzette, moet hij hernemen in het volgende academiejaar waarin het opleidingsonderdeel wordt aangeboden. Art. 61 Hernemen van examens over geslaagde opleidingsonderdelen over academiejaren heen Eens een student een creditbewijs behaald heeft, kan hij dit opleidingsonderdeel niet meer hernemen binnen dezelfde opleiding. Art. 62 Hernemen van opleidingsonderdelen met een getolereerde onvoldoende over academiejaren heen §1. Uitzonderlijk kan een student na gemotiveerde aanvraag en toelating van de voorzitter van de examencommissie, aan het einde van zijn opleiding een vroeger behaalde tolereer-
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 61 van 71
bare onvoldoende die hij tot dan toe behouden had, herdoen. Hij moet zich dan opnieuw inschrijven voor het opleidingsonderdeel en er examen over afleggen, op basis van de leerstof in dat academiejaar. Het resultaat behaald bij de herneming van het betreffende opleidingsonderdeel en examen komt in de plaats van het voorafgaand behaald tolereerbaar resultaat. §2. Een student die geslaagd is verklaard voor een opleiding, maar geen creditbewijs behaalde voor één of meer opleidingsonderdelen, kan dit creditbewijs alsnog verwerven via een afzonderlijke inschrijving voor een creditcontract of een examencontract met het oog op het behalen van een creditbewijs. De leerstof en de examenmaterie is die van het academiejaar waarin hij zich opnieuw inschrijft voor het opleidingsonderdeel.
1.13 Examenfraude Art. 63 ER Procedure Elk personeelslid dat examenfraude vaststelt of vermoedt, zet volgende stappen: Hij neemt de examenkopij en/of andere bewijsstukken in beslag. De student mag het examen afwerken. Bij schriftelijke examens krijgt hij een nieuwe examenkopij, waarop hij de resterende vragen kan beantwoorden. De medewerker informeert zo spoedig mogelijk de voorzitter van de examencommissie. De voorzitter van de examencommissie roept zo snel mogelijk de beperkte examencommissie samen. De beperkte examencommissie zet volgende stappen: Zij hoort de student. De examenombuds is hierbij aanwezig. Zij hoort de examinator en de medewerker die de vermoedelijke examenfraude gemeld heeft. Indien het gaat om een mogelijk geval van plagiaat, onderzoekt zij of er plagiaat is gepleegd, eventueel in overleg met een binnen de opleiding aangewezen expert. Zij onderzoekt ook de ernst van de overtreding. Indien zij oordeelt dat er een sanctie uitgesproken moet worden, roept hij de examencommissie vervroegd bijeen. De examencommissie legt een eventuele sanctie vast. De voorzitter van de examencommissie communiceert en motiveert de sanctie schriftelijk aan de student. In afwachting van een uitspraak door de beperkte examencommissie en de examencommissie, mag de student de evaluatie- en examenreeks verder afwerken. Art. 64 ER Sancties §1. Bij plagiaat worden de ernst van de overtreding en de strafmaat beoordeeld aan de hand van de volgende elementen: de omvang van het plagiaat; de aard van het plagiaat (slecht refereren, afwezigheid van referenties, ...); de ervaring van de student (de mate waarin de student zich zou moeten bewust zijn van de ernst van wat hij doet, onder meer rekening houdend met het moment in de studieloopbaan); de intentie om bedrog te plegen. §2. Op grond van vastgestelde examenfraude kan een examencommissie beslissen dat de student: 1. het examen op een ongeldige wijze aflegde en het opnieuw moet afleggen. De
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 62 van 71
examencommissie bepaalt het tijdstip en de examenvorm; 2. een aangepast cijfer krijgt op het examen of werkstuk; 3. een 0 krijgt op het examen of werkstuk van het opleidingsonderdeel of een onderdeel ervan; 4. 0/20 krijgt voor enkele of alle examens in de betrokken examenperiode; 5. afgewezen wordt voor een opleidingsonderdeel: De student krijgt voor die examenperiode 0/20 voor het betrokken opleidingsonderdeel en kan pas ten vroegste in een volgend academiejaar opnieuw aan een examen deelnemen. 6. afgewezen wordt voor een opleiding: de student kan zich ten vroegste opnieuw inschrijven voor het volgende academiejaar. De afgewezene verliest alle examencijfers behaald in de betrokken examenperiode en kan verplicht worden een ander onderwerp en/of promotor te nemen voor de bachelorproef. 7. het recht tot inschrijving voor een eerstvolgend academiejaar of de eerstvolgende twee academiejaren verliest. Deze sanctie geldt voor alle opleidingen aan Thomas More en kan enkel uitgesproken worden in combinatie met een afwijzing voor een opleiding. Bij de sancties 4 t.e.m. 7 kan de examencommissie bovendien beslissen dat de regel van behoud van het hoogste examenresultaat vervalt. Bij al deze sancties wordt in het studievoortgangsdossier van de student de code FR vermeld. §3. Een beslissing tot afwijzing voor een opleiding, al dan niet in combinatie met het verlies van het recht tot inschrijving, wordt slechts definitief na bekrachtiging door een fraudecommissie, die bestaat uit: de directeur Onderwijs- en studentenbeleid (voorzitter); de jurist van Thomas More; de groepsvoorzitter van de betrokken groep (gemandateerde van het hogeschoolbestuur); twee voorzitters van examencommissies uit de andere groepen. Wanneer de fraudecommissie een beslissing van de examencommissie niet bekrachtigt, neemt de examencommissie zo spoedig mogelijk een nieuwe beslissing, rekening houdend met de motivering van de fraudecommissie. De nieuwe beslissing geldt als examenresultaat en wordt door de voorzitter van de examencommissie aan de student schriftelijk gecommuniceerd. §4. De fraudecommissie kan bijkomend beslissen dat een genomen beslissing van de examencommissie juridisch als onbestaande beschouwd wordt. Ongeacht het moment waarop de onregelmatigheid wordt vastgesteld, kan zij de behaalde resultaten nietig verklaren en de eventueel afgeleverde creditbewijzen, getuigschriften en diploma's terugvorderen. §5. De interne-beroepstermijn begint te lopen na mededeling van de definitieve uitspraak door de voorzitter van de examencommissie.
1.14 Geschillenregeling en materiële vergissingen Art. 65 ER Conflicten voor of tijdens een examen Conflicten tussen een student en een examinator die zich voordoen voor of tijdens het afleggen van een examen en die het correcte verloop van de evaluatie in het gedrang brengen, worden door één van beide partijen zo spoedig mogelijk aan de examenombuds gemeld. De examenombuds bemiddelt tussen beide partijen. Indien de bemiddeling geen resultaat oplevert, informeert de examenombuds de voorzitter van de examencommissie. De voorzitter van de examencommissie neemt in dat geval een
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 63 van 71
beslissing. Art. 66 ER Materiële vergissingen vastgesteld na een beraadslaging §1. Materiële vergissingen kunnen steeds worden rechtgezet in het voordeel van de student. Materiële vergissingen kunnen enkel worden rechtgezet in het nadeel van de student binnen de 10 kalenderdagen na de mededeling van de resultaten, behalve bij een overtreding van de wettelijke voorwaarden of fraude door de student. Indien de laatste dag valt in een weekend of op een officiële feestdag, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag. Procedure De student of titularis die de materiële vergissing vaststelt, meldt dit formeel aan de voorzitter van de examencommissie. Een vergissing die geen invloed heeft op het slagen voor een opleidingsonderdeel of de opleiding evenmin als voor de behaalde graad van verdienste, wordt door de beperkte examencommissie rechtgezet. Als de vastgestelde vergissing wel invloed kan hebben op het slagen voor een opleidingsonderdeel of de opleiding, roept de voorzitter de examencommissie binnen de vier kalenderdagen volgend op de melding van de vergissing samen. Indien de laatste dag valt in een weekend of op een officiële feestdag wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag. De correcties worden opgenomen in het beraadslagingsverslag. De studentenadministratie corrigeert het examenresultaat van de student.
Afdeling 2: Overgangsbepalingen Art. 1 OB TMK: Overstap naar 10% tolerantiekrediet voor bacheloropleidingen met ingang van academiejaar 2012-2013 Studenten die in 2011-2012 reeds waren ingeschreven in een bacheloropleiding, behouden hun ingezette toleranties, ook al is het totaal hoger dan het toegestane tolerantiekrediet dat vanaf 2012-2013 geldt volgens art. 42 ER. Studenten die het maximum van hun tolerantiekrediet bereikt hebben, slagen voor de opleiding als ze alle resterende credits behalen. Art. 2 OB Overstap naar het opleidingsmodel met ingang vanaf 2009-2010 (van toepassing op studenten van Thomas More Antwerpen en Thomas More Mechelen, campus de Nayer) Op alle studenten die een opleiding niet afgerond hebben in het academiejaar 2008-2009, worden vanaf 2009-2010 de regels van dit reglement toegepast. De bepalingen van art. 44 ER en van onderafdeling 1.12 ER gelden uitsluitend voor het overblijvende deel van hun opleiding (voorafnames inbegrepen) en zonder rekening te houden met eventueel vroeger behaalde onvoldoendes voor studenten die in een vorig academiejaar slaagden voor een programmajaar. Het geslaagd zijn voor een bepaald programmajaar en voor de opleidingsonderdelen daarbinnen blijft verworven tot het tijdstip waarop eventueel een actualiseringsprogramma te dien aanzien wordt opgelegd. In dat geval bepaalt de reglementering van de opleiding de weging voor het verleden.
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 64 van 71
De bepalingen van art. 44 ER en van onderafdeling 1.12 ER van dit examenreglement worden toegepast op het overblijvende deel van de opleiding, met inbegrip van de opleidingsonderdelen die volgens het examenreglement 2008-2009 moeten hernomen worden, voor studenten die: in een vorig academiejaar nog niet slaagden voor een programmajaar (ook van toepassing op voorafnames); in een vorig academiejaar nog niet slaagden voor een niet in programmajaren ingedeelde opleiding van ≤ 66 studiepunten; De bepalingen van art. 44 ER en van onderafdeling 1.12 ER van dit examenreglement worden eveneens toegepast op het overblijvende deel van de opleiding (voorafnames inbegrepen) voor studenten met een deeltijds of een geïndividualiseerd studietraject die nog niet slaagden voor een programmajaar. Zij moeten de opleidingsonderdelen waarvoor zij een onvoldoende haalden, hernemen. In het bijzonder impliceert dit: - behaalde creditbewijzen waarvoor nog geen beraadslaging plaatsvond in het jaarsysteem worden opgenomen in het pakket van opleidingsonderdelen die beoordeeld worden in het kader van het opleidingsmodel. Het totale pakket aan te behalen studiepunten/behaalde creditbewijzen wordt als basis genomen voor de bepaling van het tolerantiekrediet van 10%; - voor studenten van Thomas More Antwerpen wordt de cumulatieve studie-efficiëntie berekend op basis van inschrijvingen en resultaten te tellen vanaf 2009-2010; - voor studenten van Thomas More Mechelen, campus de Nayer, wordt voor het bepalen van de inzetbaarheid van tolereerbare tekorten en voor het studieadvies tot en met 2010-2011 rekening gehouden met studie-efficiëntie op basis van het jaarprogramma, en vanaf 20112012 met cumulatieve studie-efficiëntie. Bindende voorwaarden die aan een student werden opgelegd vóór 2009-2010, behouden hun geldingskracht, volgens de bepalingen van afdeling 5.5 van het onderwijsreglement. Ten aanzien van de gevolgen van bindende voorwaarden worden de resultaten van een vorig academiejaar in dezelfde opleiding verrekend samen met de resultaten behaald vanaf 2009-2010. Vooraf behaalde percentages over programmajaren, een eerste jaardeel van een niet in programmajaren ingedeelde opleiding of dergelijke opleiding in haar geheel, waarvoor de student slaagde, worden verrekend met de resultaten van het resterende deel voor het bepalen van de graad van verdienste. Daartoe worden de reeds behaalde percentages voor deze programmajaren, het eerste jaardeel of de opleiding als geheel van een niet in programmajaren ingedeelde opleiding verrekend en omgezet volgens de regels van art. 42 ER en volgens de beslissing van de opleiding gewogen of ongewogen verrekend met de resultaten over het resterende nog te volgen gedeelte van de opleiding. Als de opleiding beslist heeft dat als beperkende voorwaarde voor de toekenning van een graad van verdienste de student in studiepunten uitgedrukt niet meer dan 5% tolereerbare onvoldoendes mag hebben, dan heeft deze bepaling voor deze studenten enkel betrekking op het overblijvende deel van hun opleiding. Art. 3 OB Overstap naar het opleidingsmodel met ingang vanaf 2010-2011 (van toepassing studenten van Thomas More Mechelen, uitgezonderd campus de Nayer) Op alle studenten die een opleiding niet afgerond hebben in het academiejaar 2009-2010, worden vanaf 2010-2011 de regels van dit reglement toegepast. De bepalingen van art. 44 ER en van onderafdeling 1.12 ER van het examenreglement gelden uitsluitend voor het overblijvende deel van hun opleiding en zonder rekening te houden met eventueel vroeger behaalde onvoldoendes voor studenten die in een vorig academiejaar slaagden voor een programmajaar. De bepalingen van art. 44 ER en van onderafdeling 1.12 ER van dit examenreglement worden toegepast op het overblijvende deel van de opleiding, met inbegrip van de opleidingsonderdelen die volgens het examenreglement 2009-2010 moeten hernomen worden. De bepalingen van art. 44 ER en van onderafdeling 1.12 ER van dit examenreglement worden eveneens toegepast op het overblijvende deel van de opleiding voor studenten met een deeltijds of
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 65 van 71
een geïndividualiseerd studietraject die nog niet slaagden voor een inschrijvingsprogramma. Zij moeten de opleidingsonderdelen waarvoor zij een onvoldoende haalden, hernemen. Bindende voorwaarden die aan een student werden opgelegd vóór 2010-2011, behouden hun geldingskracht, volgens de bepalingen van afdeling 5.5 van het onderwijsreglement. Ten aanzien van de gevolgen van bindende voorwaarden worden de resultaten van een vorig academiejaar in dezelfde opleiding verrekend samen met de resultaten behaald vanaf 2010-2011. In afwijking op de bepaling van artikel 41 ER wordt voor studenten die de opleiding startten voor de aanvang van het academiejaar 2010-2011 het percentage berekend op alle resultaten die de student heeft behaald in de opleiding aan de hogeschool, gewogen aan de hand van het aantal studiepunten verbonden aan de opleidingsonderdelen en een bijkomende wegingsfactor per opleidingsfase. De resultaten voor opleidingsonderdelen uit opleidingsfase 1 worden hiertoe bijkomend vermenigvuldigd met een factor 1, die uit opleidingsfase 2 met een factor 2, en die uit opleidingsfase 3 met een factor 3. Deze overgangsregeling is geldig tot het einde van het academiejaar 2011-2012. De studie-efficiëntie van deze studenten werd in het academiejaar 2010-2011 enkel berekend op de inschrijving en de resultaten van het academiejaar. Vanaf academiejaar 2011-2012 wordt de studie-efficiëntie van deze studenten cumulatief berekend op basis van de inschrijvingen en resultaten te tellen vanaf 2011-2012.
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 66 van 71
TITEL IV. INTERNE BEROEPSPROCEDURES Art. 1 IB Procedure m.b.t. aanvraag teruggave leerkrediet bij overmacht §1. De procedure kan ingesteld worden wanneer: een definitieve vermindering van het leerkrediet van een student omwille van nietdeelname aan een (bijna) volledige examenperiode te wijten is aan overmacht. de student geen aangepaste examenregeling meer konden krijgen. Procedure: De student start de procedure uiterlijk op de derde woensdag van het academiejaar volgend op het betrokken academiejaar. Hij dient per e-mail een dossier in bij de voorzitter van de examencommissie, waarin hij de overmachtssituatie en de eventuele correspondentie hierover met medewerkers of diensten van Thomas More documenteert. Het vermeldt bovendien de opleidingsonderdelen per academiejaar en per zittijd waarop het beroep betrekking heeft. Het dossier handelt over (een) gemiste examenkans(en) omwille van overmacht, in combinatie met het ontbreken van een aangepaste examenregeling: o Indien de overmacht zich over meerdere academiejaren verspreidt, moet hij per academiejaar een beroepsdossier worden ingediend. o Indien de overmacht gevolg is van ernstige medische redenen, moet het dossier de nodige medische attesten voor het betreffende academiejaar bevatten. o Het dossier bevat een weergave van de schriftelijke acties die genomen werden met betrekking tot verwittiging van de ombuds van niet-deelname aan de examens, de communicatie omtrent verplaatsing van examens, de aanvraag van faciliteiten, …. (conform de regelingen beschreven in het onderwijs-en examenreglement). §2. Een dossier kan enkel ontvankelijk worden verklaard als er effectief sprake is van overmacht. De voorzitter van de examencommissie beslist hierover. Bij een positieve beslissing dient de student zijn dossier in bij de Raad voor Beslissingen inzake Studievoortgangsbetwistingen voor teruggave leerkrediet. §3. Indien het dossier niet ontvankelijk verklaard wordt, kan de student beroep instellen bij de gemandateerde van het hogeschoolbestuur overeenkomstig de bepalingen van art. 2 IB. Bij een positieve beslissing dient de student zijn dossier in bij de Raad voor Beslissingen inzake Studievoortgangsbetwistingen voor teruggave leerkrediet. Bij negatieve beslissing van de gemandateerde van het hogeschoolbestuur kan de student bij deze instantie in beroep gaan. Art. 2 IB Beroep tegen beslissingen genomen t.a.v. een student §1. Een student die oordeelt dat een genomen beslissing zijn rechten schendt, kan intern beroep aantekenen. Het is mogelijk om volgens de onderstaande procedure beroep aan te tekenen tegen: het niet gelijkwaardig beschouwen van een buitenlands diploma met het oog de toelating tot de studies; beslissingen omtrent het verlenen van en de omvang van een bewijs van bekwaamheid of vrijstelling; een maatregel van studievoortgangsbewaking op grond van art. 75-76 van dit reglement; een weigering tot (her)inschrijving op grond van de interne studievoortgangsbewakingsmaatregelen; een examenbeslissing: d.w.z. elke beslissing van een examencommissie waarbij: o een beoordeling voor een afzonderlijk opleidingsonderdeel definitief wordt vastgesteld;
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 67 van 71
o o
een betwisting wordt beslecht; over het globale resultaat en het al of niet toekennen van een graad van verdienste voor een gehele opleiding wordt beslist.
§2. De student moet de interne beroepsprocedure opstarten binnen een termijn van vijf kalenderdagen die ingaat de dag na de schriftelijke mededeling van de beslissing. Als de termijn van vijf kalenderdagen eindigt op een zon- of feestdag, wordt de eerstvolgende kalenderdag nog meegeteld voor een rechtsgeldig beroep. §3. De student richt zijn verzoekschrift per e-mail aan de gemandateerde van het hogeschoolbestuur of diens gelegeerde voor de opleiding. Als die betrokken partij is, wordt hij vervangen door één van de collega-gemandateerden. In de onderwerpsregel noteert de student ‘interne beroepsprocedure opleiding X’. In de mail zelf geeft hij zijn persoonsgegevens, zijn opleiding en eventueel afstudeerrichting en de opleidingsfase waarin hij zit. Voorts beschrijft hij duidelijk de feiten (eventueel het opleidingsonderdeel en de naam van de docenten) en zijn bezwaren hiertegen. §4. Indien de klacht ontvankelijk en niet “manifest ongegrond” is, start de gemandateerde van het hogeschoolbestuur een consultatieronde. Hij hoort de student en vraagt informatie aan alle betrokken partijen. Indien de procedure betrekking heeft op een examenresultaat en/of het slagen voor een opleiding, hoort hij in elk geval de examenombuds, de coördinator van het betrokken opleidingsonderdeel en de voorzitter van de examencommissie. §5. Na de consultatieronde neemt de gemandateerde van het hogeschoolbestuur een beslissing. Eventueel kan hij de examencommissie opnieuw samenroepen. In dat geval neemt de examencommissie de definitieve beslissing, desgevallend bij geheime stemming. §6. De gemandateerde van het hogeschoolbestuur deelt de beslissing aan de student mee binnen een termijn van vijftien kalenderdagen, die ingaat op de dag na deze waarop het intern beroep is ingesteld. Hiervoor wordt het mailadres gebruikt dat de student gebruikt heeft om zijn beroep in te stellen. De mededeling van de beslissing vermeldt de mogelijkheid van beroep bij de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangbeslissingen. §7. De gemandateerde van het hogeschoolbestuur kan binnen de termijn waarover hij beschikt aan de student op gemotiveerde wijze meedelen dat hij uitspraak zal doen op een latere datum. In dat geval gaat de termijn voor extern beroep slechts in de dag na die datum. §8. Na uitputting van de interne beroepsmogelijkheid kan de student conform de bepalingen van het Decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling van de student verder beroep instellen bij de Raad voor betwistingen inzake Studievoortgangsbeslissingen. Schematische voorstelling:
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 68 van 71
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 69 van 71
TITEL V. STUDIEGELDEN VOOR BACHELOROPLEIDINGEN IN ACADEMIEJAAR 2013-2014 Vast bedrag / gedeelte
Variabel gedeelte
Diploma en –creditcontract van 3-53 stp Niet-beursstudent
66,5 euro
9,1 euro per studiepunt
Bijna-beursstudent
44,4 euro
5,9 euro per studiepunt
Beurstariefstudent
55 euro
/
Diploma en –creditcontract van 54-66 stp Niet-beursstudent
610,6 euro
/
Bijna-beursstudent
358,7 euro
/
Beurstariefstudent
100 euro
/
Diploma en –creditcontract van 67-72 stp Niet-beursstudent
610,6 euro
3,6 euro per studiepunt boven de 66 studiepunten
Bijna-beursstudent
358,7 euro
2,1 euro per studiepunt boven de 66 studiepunten
Beurstariefstudent
100 euro
/
Niet-financierbare internationale studenten Tot en met 53 stp
700 euro
80 euro per studiepunt
54-66 stp
5.400 euro
67 of meer stp
5.400 euro
80 euro per studiepunt
60,5 euro
3,6 euro per studiepunt
Examencontract Alle studenten
Bachelor-na-bacheloropleiding Studiegebieden onderwijs, gezondheidszorg en Sociaal-agogisch werk: alle studenten
66,5 euro
9,1 euro
Overige studiegebieden: alle studenten
133 euro
18,1 euro per studiepunt
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 70 van 71
TITEL VI. DE ACADEMISCHE KALENDER 2013-2014
OER 2013-14Thomas More def
Pagina 71 van 71