KATHOLIEKE HOGESCHOOL BRUGGE-OOSTENDE
ONDERWIJS- EN EXAMENREGLEMENT – academiejaar 2009-2010
Preambule
pagina 3
TITEL I – BEGRIPSBEPALINGEN
4
TITEL II – ONDERWIJSREGELING
10
Afdeling 1. Toetredingsovereenkomsten 1.1. Diplomacontract, creditcontract en examencontract 1.2. Modeltraject en geïndividualiseerd traject 1.3. Wijziging van studiecontract
10 10 12 13
Afdeling 2. Inschrijvingsregels en studiegelden 2.1. Inschrijvingsregels 2.2. Studiegeld
14 14 16
Afdeling 3. Toelatingsvoorwaarden 3.1. Bepalingen die gelden voor alle opleidingen en opleidingsonderdelen 3.2. Toelatingsvoorwaarden voor een bacheloropleiding 3.3. Toelatingsvoorwaarden tot een initiële masteropleiding of master-namasteropleiding 3.4. Specifieke voorwaarden voor de toelating tot andere opleidingen
19 19 19 20
Afdeling 4. Opbouw van de opleidingen 4.1. Opleidingen en programma’s: aanbod en structuur 4.2. Vermeldingen met betrekking tot een opleiding in de opleidingsgids 4.3. Opleidingsmodel, semesterexamensysteem, studietijd en studiepunten 4.4. Gedragscode met betrekking tot de taalregeling
22 22 24 24 25
Afdeling 5. Elementen voor de vaststelling van het jaarprogramma van de individuele student 5.1. Samenstelling van het jaarprogramma voor de individuele student 5.2. Vrijstellingen, overname van examencijfers, creditbewijzen en bewijzen van bekwaamheid 5.3. Inschrijven voor opleidingsonderdelen en afleggen van examens 5.4. Volgen van opleidingsonderdelen en afleggen van examens in een andere opleiding of aan andere instellingen 5.5. Maatregelen van studievoortgang
26 26 28
33 34
Afdeling 6. Rechten en plichten, rechtsbescherming en tuchtreglement 6.1. Rechten en plichten van de student 6.2. Rechtsbescherming en behandeling van klachten 6.3. Orde- en tuchtreglement 6.4. Bewaartermijnen van documenten
35 35 37 37 39
Afdeling 7. Aanvullingen en afwijkingen in verband met studenten die niet in het bezit zijn Van een diploma van de Vlaamse Gemeenschap of asielzoeker zijn
39
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
21
32
1
TITEL III – EXAMENREGLEMENT Afdeling 1. Algemeen examenreglement 1.1. Algemene bepalingen 1.2. Organisatie van de examens 1.3. Deelname aan de examens 1.4. Afwijkende examenregelingen 1.5. Examens over gemeenschappelijke opleidingsonderdelen bij combinaties van 1.6. 1.7. 1.8. 1.9. 1.10. 1.11. 1.12. 1.13. 1.14. 1.15.
pagina 42 42 42 44 45
inschrijvingen
46
Examens over opleidingsonderdelen uit vervolgopleidingen Examens afgelegd in een andere opleiding of instelling Examenombudspersoon Verloop van de examens De examencommissies en hun bevoegdheid Beraadslaging Onregelmatigheden en poging tot plagiaat Mededeling en bespreking van de examenresultaten Hernemen van (examens over) opleidingsonderdelen en verzaken aan tolerantiemogelijkheden Geschillenregeling
46 46 47 47 49 51 53 54 57 59
Afdeling 2. Bijzonder examenreglement 2.1. Bijzondere bepalingen in verband met de masterproef 2.2. Bijzondere bepalingen in verband met de voortgezette academische opleidingen, de bachelor-na-bacheloropleidingen en de master-na-masteropleidingen 2.3. Bijzondere bepalingen in verband met postgraduaatopleidingen en met andere trajecten van permanente vorming
61
Afdeling 3. Aanvullende examenbepalingen voor het Departement Gezondheidszorg
61
TITEL IV – OVERGANGSBEPALINGEN
62
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
60 60 60
2
Preambule Dit onderwijs- en examenreglement is ondergeschikt aan de decretale bepalingen van de Vlaamse Gemeenschap in verband met het hoger onderwijs en hun uitvoeringsbepalingen. Het onderwijsen examenreglement van de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende volgt het raamwerk van de afspraken hierover binnen de Associatie K.U.Leuven. Binnen de hogeschool fungeren de studietrajectbegeleiders van elk departement als contactpunt voor alle vragen van de student in verband met het volgen van een opleiding, opleidingsonderdelen en vormen van vrijstellingen en vermindering van studieomvang. Contactgegevens zijn te raadplegen op: www.khbo.be/stutra/contact. Formele verzoeken in verband met vrijstellingen, inhoud en wijzigingen van het studiecontract en het individueel jaarprogramma van een student, worden via de studietrajectbegeleider van elk departement gericht aan het departementshoofd. Voor studenten die niet beschikken over een diploma uit de Vlaamse Gemeenschap of een Nederlands VWO-diploma, is het eerste contactpunt voor alle vragen de studietrajectbegeleider. Nadere informatie hierover is te vinden op de webstek van de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende: www.khbo.be/4593 of op www.khbo.be/8944. Alle verwijzingen in dit reglement naar personen en functies slaan zowel op vrouwelijke als op mannelijke personen. Afwijkingen van deze reglementen kunnen alleen worden toegestaan door het hogeschoolbestuur op gemotiveerd verzoek van de directieraad. Het hogeschoolbestuur bepaalt de geldigheidsduur van de toegestane afwijkingen.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
3
TITEL I - BEGRIPSBEPALINGEN Artikel 1 - Voor de toepassing van het onderwijs- en examenreglement wordt, tenzij expliciet anders bepaald in de verdere reglementering, verstaan onder: 1°
academiejaar: een periode van één jaar die ten vroegste op 1 september en uiterlijk op 1 oktober begint en eindigt op de dag voor het begin van het volgende academiejaar; deze periode wordt ingedeeld in twee semesters;
2°
actualiseringsprogramma: een programma dat kan worden opgelegd aan studenten die over een creditbewijs, een ander studiebewijs of een bewijs van bekwaamheid beschikken dat meer dan vijf kalenderjaren tevoren is verworven en dat de student wenst te valoriseren in de context van een nog niet afgeronde of een andere opleiding;
3°
afstudeerrichting: een differentiatie in een opleidingsprogramma die ten minste 30 studiepunten verschilt van een andere differentiatie in de opleiding;
4°
assessmentcommissie: een of meerdere commissies opgericht binnen de hogeschool of een departement met het oog op het: − evalueren of een student die niet beschikt over een diploma van het secundair onderwijs toch kan worden toegelaten tot een bacheloropleiding; − evalueren van een verzoek tot erkenning van eerder verworven competenties conform de richtlijnen verstrekt door de validerende instantie van de Associatie K.U. Leuven; − evalueren van een verzoek om toegelaten te worden tot een geïndividualiseerd traject; − evalueren of een student die beschikt over een buitenlands diploma, maar het bestaan ervan niet kan bewijzen, kan worden toegelaten tot de hogeschool of een tweede inschrijving mag nemen;
5°
Associatie K.U.Leuven: samenwerkingsverband tussen de K.U.Leuven en hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap; de samenstelling van het samenwerkingsverband en de beschrijving van de organen en de werkingsterreinen zijn te vinden op: associatie.kuleuven.be;
6°
attest van permanente vorming: aanwezigheidsattest dat bewijst dat iemand zonder examen deelnam aan een activiteit van permanente vorming;
7°
bekwaamheidsonderzoek: het onderzoek van de competenties van een persoon, met het oog op het afleveren van een bewijs van bekwaamheid (zie 10° en 22°);
8°
beraadslaging: de samenkomst van een examencommissie die de resultaten van de examens over de opleidingsonderdelen vastlegt, die vaststelt of de student geslaagd is voor het geheel van een opleiding en hiervoor het eindresultaat vastlegt; een beraadslaging kan ook ad hoc worden gehouden wanneer er zich betwistingen voordoen ten aanzien van een examenresultaat;
9°
beurstariefstudent: een beurstariefstudent is een student die studiefinanciering ontvangt van de Vlaamse Gemeenschap, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap en: a) ofwel voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 12 van het decreet van 30 april 2004 betreffende de studiefinanciering en studentenvoorzieningen in het hoger onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap en beantwoordt aan de financiële criteria voor het verkrijgen van een studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap; b) ofwel onderdaan is van een staat behorende tot de Europese Economische Ruimte en beantwoordt aan de financiële criteria voor het verkrijgen van een studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap; c) ofwel een DGOS-bursaal, een BTC-bursaal of een bursaal is in de programma's van de ontwikkelingssamenwerking van de Vlaamse Interuniversitaire Raad. Een bijna-beurstariefstudent is een student die geen studietoelage van de Vlaamse Gemeenschap ontvangt, maar die een begrensd inkomen heeft, namelijk maximaal een bepaald bedrag boven de inkomensgrens voor een toelage;
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
4
10°
bewijs van bekwaamheid: het bewijs dat een student op grond van een eerder opgedane ervaring of een eerder gevolgde opleiding waarin geen evaluatie plaatsvond de competenties heeft verworven eigen aan het niveau van bachelor in het hoger professioneel onderwijs of het academisch onderwijs, of het masterniveau, of een welomschreven opleiding, opleidingsonderdeel of cluster van opleidingsonderdelen; dit bewijs wordt afgeleverd door een validerende instantie en bestaat uit een papieren document of een registratie in een gegevensbank;
11°
competentie: geïntegreerde kennis, vaardigheden en attitudes, door het werkveld erkend, waardoor iemand in staat is om effectieve, kwaliteitsvolle prestaties te leveren gericht op een bepaalde functie/rol;
12°
contracttype: keuze die een student maakt om het opleidingsaanbod gte doorlopen via ofwel: − een diplomacontact; − een creditcontract; − een examencontract (met het oog op het behalen van een diploma of een credit).
13°
creditbewijs: de erkenning van het feit dat een student aan de hogeschool of een andere instelling van hoger onderwijs op grond van een examen de competenties, verbonden aan een opleidingsonderdeel, heeft verworven; deze erkenning wordt vastgelegd in een papieren document of een registratie in een gegevensbank; de verworven studiepunten, verbonden aan het betrokken opleidingsonderdeel, worden weergegeven als "credits";
14°
creditcontract: een toetredingscontract, aangegaan tussen de hogeschool en de student die zich inschrijft met het oog op het behalen van een creditbewijs voor één of meer opleidingsonderdelen;
15°
departementsbestuur: een college in elk departement waarin naast het departementshoofd, minstens de departementssecretaris en de opleidingshoofden (of opleidingscoördinatoren) zitting hebben; waar dat voorkomt, hebben ook het adjunctdepartementshoofd en de afdelingshoofden zitting; het departementsbestuur, onder voorzitterschap van het departementshoofd, bereidt het departementale beleid voor en voert het uit in samenhang met het globale beleid van de hogeschool;
16°
differentiatie tussen opleidingen: onderscheid tussen opleidingen onder de vorm van: − aparte afstudeerrichtingen, vermeld op het diploma; − opties, major-minorcombinaties of andere duidelijke vormen van onderscheid, die eventueel op het diplomasupplement worden vermeld;
17°
diploma: het document dat op het einde van een bachelor- of masteropleiding aan een voor het geheel van de opleiding geslaagde student wordt afgeleverd en waarin de belangrijkste identificatiegegevens van de student en de opleiding worden opgenomen;
18°
diplomacontract: een toetredingscontract, aangegaan tussen de hogeschool en de student die zich inschrijft met het oog op het behalen van een diploma of een getuigschrift van een opleiding;
19°
diplomasupplement: het overeenkomstig Europese standaarden opgestelde document waarin de niet in het diploma vermelde bijzondere karakteristieken van de opleiding en van de studieresultaten worden vermeld; dit document bevat in het bijzonder de creditbewijzen voor de geslaagde student;
20°
Europese Economische Ruimte (EER): samenwerkingsverband tussen Europese landen, bestaande uit de Europese Unie (samenstelling: europa.eu.int/abc/index_en.htm), Liechtenstein, Noorwegen en IJsland;
21°
Europese Hoger Onderwijsruimte (EHOR): samenwerkingsverband tussen Europese landen om te komen tot een transparant systeem van hoger onderwijs in Europa; de lijst van participerende landen is te vinden op www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/bologna/pcao/;
22°
EVC: een "eerder verworven competentie", zijnde het geheel van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes verworven door middel van leerprocessen die niet met een studiebewijs werden bekrachtigd;
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
5
23°
EVK: een "eerder verworven kwalificatie", zijnde elk binnenlands of buitenlands studiebewijs dat aangeeft dat een formeel leertraject, al dan niet binnen het reguliere onderwijs, met goed gevolg werd doorlopen, met uitzondering van creditbewijzen behaald binnen een opleiding van de hogeschool waarvoor de kwalificatie wordt ingeroepen;
24°
examen: eenbeoordelingssituatie waarin wordt nagegaan of de student op grond van zijn studie (deel)competenties, verbonden aan een opleidingsonderdeel, heeft verworven. Een examen kan plaatsvinden op één bepaald moment of gespreid over twee deelexamens, maar kan ook verlopen onder de vorm van een in de tijd gespreide reeks activiteiten zoals bij een stage of vormen van permanente evaluatie;
25°
examencontract: een toetredingscontract, aangegaan tussen de hogeschool en de student die zich inschrijft voor het deelnemen aan een examen met het oog op het behalen van: − een diploma of getuigschrift van een opleiding; − een creditbewijs voor één of meer opleidingsonderdelen;
26°
examenperiode: er zijn drie examenperioden; deze perioden zijn specifiek voorbehouden voor de organisaties van examens: − een periode op het einde van elk semester; − in augustus-september;
27°
flexibel traject: een traject gevolgd door een student die niet volgens de in het modeltraject vooropgestelde opleidingsfasen een opleiding doorloopt;
28°
functiebeperking: een blijvende of langdurige functie-uitval op één of meerdere lichaamsfuncties; de volgende subgroepen worden onderscheiden: motorische functiebeperking, auditieve functiebeperking, visuele functiebeperking, chronische ziekte, psychiatrische functiebeperking, meervoudige functiebeperking, leerstoornis, overige;
29°
geïndividualiseerd traject: een programma dat afwijkt van een modeltraject en dat kan worden toegestaan aan een student op zijn gemotiveerd verzoek;
30°
getuigschrift: document dat op het einde van een opleiding (postgraduaat, schakel- of voorbereidingsprogramma) aan de geslaagde student op grond van een formele evaluatie wordt afgeleverd en waarin de belangrijkste identificatiegegevens van de student en de opleiding worden opgenomen;
31°
graad: aanduiding van bachelor of master verleend op het einde van een opleiding;
32°
graad van verdienste: bijzondere vermelding die wordt gegeven op het einde van een bachelor- of masteropleiding;
33°
hoofdinschrijving: wanneer een student voor meerdere opleidingen is ingeschreven, de opleiding die hij zelf heeft aangegeven als zijn hoofdopleiding, behalve in het geval van aansluitende opleidingen; in dat laatste geval is de opleiding die aan de aansluitende opleiding voorafgaat altijd de hoofdinschrijving;
34°
individueel jaarprogramma: het geheel van opleidingsonderdelen dat een individuele student opneemt in één academiejaar, met inbegrip van de opleidingsonderdelen waarvoor hij in dat jaar vrijstelling gekregen heeft;
35°
individueel overzichtsrapport: het (elektronisch) document dat op elk moment van de studie een overzicht geeft van de stand van zaken met betrekking tot de studievoortgang van de individuele student;
36°
individueel studieprogramma: de som van de jaarprogramma’s die een individuele student opneemt met het oog op het verwerven van een diploma of getuigschrift of met het oog op het verwerven van één of meer creditbewijzen; kwalificatie van de graad: het onderdeel van een opleidingsbenaming dat de specifieke oriëntatie (academisch of professioneel) van een opleiding aangeeft;
37°
38°
leerkrediet: door de Vlaamse Gemeenschap aan een student toegekend krediet, uitgedrukt in studiepunten, om één of meerdere opleidingen of opleidingsonderdelen te voltooien. Zie hiervoor www.khbo.be/stutra/leerkrediet.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
6
39°
leerresultaat: de bepaling van wat van de student verwacht wordt dat hij weet/kent, begrijpt en kan toepassen na voltooiing van een onderwijsgerelateerd leerproces; leerresultaten worden gedefinieerd in termen van kennis, vaardigheden en attitudes eigen aan een opleiding, opleidingsonderdeel of cluster van opleidingsonderdelen;
40°
masterproef: werkstuk waarmee een masteropleiding wordt voltooid;
41°
materiële vergissing: elke samenstelling van een individueel studie- of jaarprogramma waarbij niet aan de wettelijke of reglementaire voorwaarden is voldaan en waardoor bijgevolg de examenbeoordeling niet correct is verlopen, evenals elke materiële daad waardoor een verkeerd examencijfer als resultaat voor de student is doorgegeven;
42°
modeltraject: een traject dat bestaat uit een voor een opleiding opgesteld opleidingsprogramma, waarbij met opname van plicht- en keuzemogelijkheden wordt verduidelijkt hoe een student binnen een vooropgestelde duur het aan de opleiding verbonden diploma of getuigschrift kan behalen; het modeltraject wordt opgedeeld in een aantal opleidingsfasen, waarvan de omvang wordt uitgedrukt in studiepunten; een modeltraject is opgebouwd als voltijds of als “anders ingedeeld”; elke opleiding wordt aangeboden onder de vorm van minstens twee modeltrajecten, waaronder één voltijdse; dit geldt niet voor de bachelor-nabacheloropleidingen en de master-na-master-opleidingen. een modeltraject omvat ook elke variant ervan waarvoor een student geen toelating behoeft te vragen (zolang hij de regels volgt die in het onderwijs- en examenreglement beschreven worden); een voltijds traject bestaat per academiejaar uit een jaarprogramma van ten minste 54 studiepunten en ten hoogste 66 studiepunten (met inbegrip van vrijstellingen en reeds verworven creditbewijzen);
43°
onderwijsleeractiviteit: verdere opdeling van een opleidingsonderdeel in termen van een specifiek samenhangend geheel van onderwijs- en leeractiviteiten, en met een aantal studiepunten hieraan verbonden;
44°
opleiding: de structurerende eenheid van het onderwijsaanbod; zij wordt bij succesvolle voltooiing bekroond met een diploma of getuigschrift;
45°
opleidingsfase: coherent gedeelte van een opleiding, met het oog op de structurering van het studietraject en de bewaking van studievoortgang;
46°
opleidingsgids: beknopte beschrijving volgens de internationale ECTS-standaard van de belangrijkste elementen van een opleidingsonderdeel (doelstellingen, examenvorm, omvang...);
47°
opleidingskenmerken: elementen voor de afbakening van het profiel van een opleiding, met name: − de kwalificatie van de graad en de eventuele specificatie van de graad; − de afstudeerrichting of een andere vorm van differentiatie; − de studieomvang; − de instelling waar de opleiding wordt georganiseerd;
48°
opleidingsonderdeel: een afgebakend geheel van onderwijs-, leer- en examenactiviteiten dat gericht is op het verwerven van welomschreven competenties inzake kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes; een opleidingsonderdeel omvat ten minste drie gehele studiepunten en leidt tot één afzonderlijk beoordelingscijfer;
49°
permanente vorming: onderwijsprogramma's van (meestal) beperkte omvang ter specialisatie of ter actualisatie van de wetenschappelijke kennis of ter verbreding of verdieping van competenties;
50°
postgraduaat getuigschrift: document dat bewijst dat iemand geslaagd is voor een postgraduaatopleiding;
51°
postgraduaatopleiding: opleiding van permanente vorming, waarbij een consistent geheel van ten minste 20 studiepunten wordt aangeboden;
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
7
52°
Raad van Europa: samenwerkingsverband tussen landen van Europa en specifieke andere partners met het oog op bescherming van bepaalde rechten van hun onderdanen, de samenstelling is te vinden op: www.coe.int/T/NL/Com/About_COE/Member_states/default.asp;
53°
schakelprogramma: een programma dat wordt opgelegd aan een student die zich wenst in te schrijven voor een masteropleiding op grond van een in het professioneel hoger onderwijs uitgereikt bachelordiploma; het programma beoogt de in artikel 58, § 2, 2°, van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen bedoelde algemene wetenschappelijke competenties en wetenschappelijkdisciplinaire basiskennis bij te brengen;
54°
schriftelijke melding: ondubbelzinnige mededeling van een verzoek(schrift), intentie of beslissing op een andere dan mondelinge wijze (per brief, per e-mail, per fax,…);
55°
specificatie van de graad: het onderdeel van een opleidingsbenaming dat bestaat uit een toevoeging "of arts" of "of science" of gelijkaardige toevoegingen bij decreet vastgelegd;
56°
studiebewijs: diploma of getuigschrift dat aangeeft dat een student bepaalde competenties heeft behaald via een opleiding(sonderdeel) waarover een examen is afgelegd;
57°
studie-efficiëntie: de verhouding tussen het aantal studiepunten waarvoor een creditbewijs werd behaald en het aantal feitelijk opgenomen studiepunten in een academiejaar, uitgedrukt als een percentage; de cumulatieve studie-efficiëntie is dezelfde verhouding, maar dan over alle voorgaande academiejaren binnen dezelfde opleiding heen;
58°
studiegeld: het bedrag te betalen door de student voor de deelname aan onderwijsactiviteiten en/of examens;
59°
studiekosten: kosten verbonden aan het volgen van een opleiding, aan opleidingsonderdelen of onderwijsleeractiviteiten die niet begrepen zijn in het gewone studiegeld;
60°
studieomvang: het aantal studiepunten toegekend aan een opleiding, een opleidingsonderdeel of aan onderwijsleeractiviteiten daarvan;
61°
studieprogramma: het geheel van opleidingsonderdelen dat een individuele student opneemt met het oog op het verwerven van een diploma of getuigschrift of met het oog op het verwerven van één of meer creditbewijzen;
62°
studiepunt: een binnen de Vlaamse Gemeenschap aanvaarde internationale eenheid die overeenstemt met ten minste 25 en ten hoogste 30 uren voorgeschreven onderwijs-, leeren examenactiviteiten en waarmee de studieomvang van elke opleiding of elk opleidingsonderdeel wordt uitgedrukt; er worden enkel gehele studiepunten toegekend: − opgenomen studiepunten zijn de studiepunten waarvoor men zich inschrijft inclusief diegene waarvoor men vrijstelling verkrijgt; − feitelijk opgenomen studiepunten zijn de studiepunten waarvoor men inschrijft en nog effectief examen moet afleggen; − verworven studiepunten zijn de studiepunten waarvoor men een creditbewijs verworven heeft;
63°
studietijd: de totale tijdsinvestering die van een student verwacht mag worden met betrekking tot een afzonderlijk opleidingsonderdeel of met betrekking tot een studieprogramma als geheel; de berekening gebeurt op grond van de zogenaamde 'normstudent'; de normstudent is de student die precies beschikt over de voorkennis, begaafdheid, motivatie en het studiegedrag van de doelgroep waarop een opleiding zich richt. De studietijd bestaat uit twee componenten. De eerste component is het aantal uren aanwezigheid dat in principe van elke student verwacht wordt (de zogenaamde 'contacturen', labowerk, begeleide werktijd, e.d.) en het aantal uren evaluatie. De tweede component is de 'verwerkingstijd'. Dit is de tijd die een normstudent moet investeren in de voorbereiding van een college of practicum, het uitvoeren van opdrachten, de eventuele stage, de voorbereiding op het examen enz. Deze verwachte (of begrote) studietijd is slechts een indicatie voor de reëel bestede studietijd, die immers afhankelijk is van kenmerken van de individuele student;
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
8
64°
studietraject: een studietraject bepaalt voor een diplomacontract of een examencontract met het oog op het behalen van een diploma of getuigschrift de essentiële elementen voor het volgen van een opleidingsprogramma, waaronder alleszins de opleidingsonderdelen, de studieomvang, de examen- en beraadslagingsregels en de studievoortgangbewaking; een studietraject neemt de vorm aan van een modeltraject of een geïndividualiseerd traject;
65°
titularis van een opleidingsonderdeel: de door het departementshoofd als eindverantwoordelijke aangeduide persoon voor een opleidingsonderdeel in het geval er meer danéén docent is voor een opleidingsonderdeel en/of voor de onderliggende onderwijsleeractiviteiten of wanneer het opleidingsonderdeel overwegend door gastdocenten, gastprofessoren of docenten van andere instellingen wordt verzorgd;
66°
toetredingsovereenkomst: de overeenkomst tussen de hogeschool en de student waarin de rechten en plichten van beide partijen worden vastgelegd; de overeenkomst wordt gesloten door de inschrijving van de student in één van de volgende types: diplomacontract, creditcontract of examencontract; het onderwijs- en examenreglement van de hogeschool maakt integraal deel uit van de toetredingsovereenkomst;
67°
validerende instantie: synoniem voor een associatie met het oog op het uitreiken van een bewijs van bekwaamheid;
68°
volgtijdelijkheid: de volgorde waarin men zich mag inschrijven voor opleidingsonderdelen in functie van het gelijktijdig volgen of gevolgd hebben van, c.q. geslaagd zijn voor één of meerdere andere opleidingsonderdelen; er worden drie mogelijke vormen van volgtijdelijkheid onderscheiden: − strenge volgtijdelijkheid: de student moet in een vorig academiejaar of in een vorig semester het creditbewijs hebben behaald om een hierop aansluitend opleidingsonderdeel te mogen volgen; − soepele volgtijdelijkheid: de student moet het opleidingsonderdeel nu volgen (= gelijktijdigheid) of vroeger hebben gevolgd, zonder noodzakelijkerwijs het creditbewijs te hebben behaald; − aangewezen (of geadviseerde) volgtijdelijkheid: de student wordt geadviseerd een bepaalde volgorde te handhaven bij de opbouw van zijn programma, zonder dat deze dwingend is;
69°
voorbereidingsprogramma: een programma dat kan worden opgelegd aan een student die in het bezit is van een academisch bachelor- of masterdiploma dat niet op rechtstreekse wijze toelating verleent tot de masteropleiding waarvoor hij zich wenst in te schrijven;
70°
voortgangsvereiste: de vereiste dat een bepaald opleidingsonderdeel slechts mag gevolgd worden wanneer men voldaan heeft aan de voorwaarden inzake het gevolgd, c.q. het geslaagd zijn voor voldoende studiepunten in de opleiding;
71°
vrijstelling: de opheffing van de verplichting om over een opleidingsonderdeel of een deel ervan een examen af te leggen, op grond van een creditbewijs, een ander studiebewijs of een bewijs van bekwaamheid; voor dit opleidingsonderdeel of deel ervan wordt geen examencijfer in rekening gebracht bij het beoordelen over het slagen voor een opleiding en evenmin voor het toekennen van een graad van verdienste, tenzij in die omstandigheden zoals bepaald in artikel 85.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
9
TITEL II - ONDERWIJSREGELING Afdeling 1. 1.1.
Toetredingsovereenkomsten
Diplomacontract, creditcontract en examencontract
Artikel 2 – Contracttypes Bij de inschrijving schrijft een student in voor één of meer van de onderstaande types contracten: a) een diplomacontract met het oog op het behalen van een diploma of getuigschrift; b) een creditcontract met het oog op het behalen van een creditbewijs voor één of meer opleidingsonderdelen; c) een examencontract met het oog op het behalen van een diploma of een creditbewijs voor één of meer opleidingsonderdelen, onder de in artikel 6 beschreven voorwaarden. Alleen voor deze studenten en uitwisselingsstudenten is dit reglement van toepassing. Ten behoeve van de praktische organisatie van de hogeschool kunnen andere personen ook geregistreerd worden. Hun rechten worden ad hoc gedefinieerd. Door de inschrijving wordt de keuze voor een type overeenkomst definitief. Zij kan enkel gewijzigd worden op de in de artikelen 13 tot en met 18 bepaalde tijdstippen en onder de daarin vermelde voorwaarden. De verdere invulling van de toetredingsovereenkomst vindt plaats zoals bepaald in dit onderwijsreglement. Artikel 3 – Diplomacontract Bij een diplomacontract schrijft een student zich in op grond van de volgende elementen van het onderwijs- en examenreglement:
1°
het diploma of het getuigschrift dat de student wil behalen en de doelstellingen van het opleidingsprogramma zoals bepaald in de artikelen 56 tot en met 65;
2° 3° 4°
de studieomvang van de opleiding zoals bepaald in de artikelen 70 tot en met 72; de toelatingsvereisten voor de inschrijving zoals bepaald in de artikelen 44 tot en met 55; de opleidingsonderdelen die in het opleidingstraject moeten of kunnen worden opgenomen en de studieomvang en volgtijdelijkheid van deze opleidingsonderdelen zoals bepaald in de artikelen 70 tot en met 72; de tijdsperiode waarop de inschrijving betrekking heeft (academiejaar, burgerlijk jaar, semester, ...) overeenkomstig de artikelen 22 en 23; de voorwaarden voor het behalen van een creditbewijs per opleidingsonderdeel zoals bepaald in de artikelen 88, 89, 90 en 100; in voorkomend geval de studieomvangvermindering voor het geheel van de opleiding of opleidingsonderdelen of delen ervan ten gevolge van vrijstellingen zoals bepaald in de artikelen 85 en 86; het aantal examens per opleidingsonderdeel zoals bepaald in de artikelen 155 en 157; de examen- en beraadslagingsregels zoals bepaald in de artikelen 181 tot en met 184, 196, 199 en 211 tot en met 213; de mogelijke maatregelen van studievoortgangbewaking zoals bepaald in de artikelen 111 en 112; de bindende voorwaarden inzake studievoortgangbewaking zoals bepaald in de artikelen 113 tot en met 117.
5° 6° 7°
8° 9° 10° 11°
Artikel 4 – Diplomacontract en vrijstellingen Een student schrijft zich ook in voor een diplomacontract als hij op grond van bewijzen van bekwaamheid meent vrijstellingen te kunnen krijgen voor alle opleidingsonderdelen van een opleiding. De student richt een aanvraag tot het verkrijgen van vrijstellingen via de studietrajectbegeleider aan het departementshoofd en verwerft bij positieve beslissing het overeenstemmende diploma of getuigschrift. In het geval van een negatieve beslissing wordt bepaald wat de student nog moet volgen om het diploma of getuigschrift te kunnen behalen, met inachtneming van artikel 3. Artikel 5 – Creditcontract Bij een creditcontract schrijft een student zich in op grond van de volgende elementen van het onderwijs- en examenreglement: 1° het opleidingsonderdeel of de opleidingsonderdelen waarvoor de student een creditbewijs wil behalen; 2° de studieomvang van het opleidingsonderdeel of de opleidingsonderdelen zoals bepaald in de artikelen 70 tot en met 72; 3° de toelatingsvereisten voor de inschrijving voor het opleidingsonderdeel of de opleidingsonderdelen zoals bepaald in de artikelen 44 en 45;
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
10
4° 5° 6° 7° 8° 9° 10°
de tijdsperiode waarop de inschrijving betrekking heeft (academiejaar, burgerlijk jaar, semester, ...) overeenkomstig de artikelen 22 en 23; de voorwaarden voor het behalen van een creditbewijs per opleidingsonderdeel zoals bepaald in de artikelen 88, 89, 90 en 100; in voorkomend geval de studieomvangvermindering van delen van opleidingsonderdelen ten gevolge van vrijstellingen zoals bepaald in de artikelen 85 en 86; het aantal examens per opleidingsonderdeel zoals bepaald in de artikelen 155 en 157; de examen- beraadslagingsregels zoals bepaald in de artikelen 181 tot en met 184, 196, 199 en 211 tot en met 213; de mogelijke maatregelen van studievoortgangbewaking zoals bepaald in de artikelen 111 en 112; de bindende voorwaarden inzake studievoortgangbewaking zoals bepaald in de artikelen 113 tot en met 117.
De departementsbesturen kunnen een inschrijving onder de vorm van een creditcontract afhankelijk maken van volgtijdelijkheidsvoorwaarden die ook voor de modeltrajecten gelden. Artikel 6 – Examencontract Als een student zich met een examencontract inschrijft met het oog op het behalen van een diploma of getuigschrift zijn de regels vermeld in de artikelen 3 en 4 van toepassing. De regels vermeld in artikel 5 zijn van toepassing, als een student zich inschrijft met een examencontract met het oog op het behalen van een creditbewijs voor één of meer opleidingsonderdelen. De student heeft in deze formule enkel recht op het afleggen van examens en kan geen beroep doen op de ondersteuning vanwege de hogeschool. Ook op andere ondersteunende diensten kan geen beroep gedaan worden. De student krijgt wel toegang tot de elektronische leeromgeving TOLEDO en een KHBO-e-mailadres. Hij betaalt hiervoor een gebruiksrecht van 50 euro per academiejaar. Studenten met een examencontract krijgen geen statuut van student met de daaraan verbonden sociaalrechtelijke gevolgen (niet altijd kinderbijslag, studietoelagen, enz.). Informatie hierover kan men verkrijgen op www.khbo.be/stuvo of www.khbo.be/ssb/zoek. De departementsbesturen bepalen in de opleidingsgidsen welke opleidingsonderdelen omwille van hun specifieke aard aanleiding geven tot een dermate intensieve begeleiding dat zij bijgevolg niet in aanmerking komen voor een examencontract. Artikel 7 – Combineerbaarheid van contracten Een student kan tegelijkertijd of opeenvolgend inschrijven onder de vorm van: − meerdere diplomacontracten; meerdere examencontracten; meerdere creditcontracten; − een diplomacontract en een examencontract of een creditcontract; − een examencontract en een creditcontract. Een student kan echter niet tegelijkertijd een diplomacontract, examencontract en/of creditcontract combineren ten aanzien van: − eenzelfde opleiding, opleidingsonderdeel of onderwijsleeractiviteit; − een opleiding en een onmiddellijk aansluitende opleiding zoals bepaald in de opleidingsgids; − opleidingsonderdelen binnen eenzelfde opleiding of een onmiddellijk aansluitende opleiding zoals bepaald in de opleidingsgids. Het blijft mogelijk om in te schrijven voor een creditcontract of examencontract met het oog op het behalen van een creditbewijs, wanneer men voor een opleiding geslaagd is verklaard zonder een bepaald creditbewijs behaald te hebben. De studiegelden worden bij parallelle inschrijving in hetzelfde academiejaar conform de decretale bepalingen berekend op basis van het totaal aantal studiepunten waar de student zich dat academiejaar voor engageert. Bij overstap van een contractvorm naar de andere gelden de regels van de contractvorm waarnaar men overstapt. Artikel 8 – Combineerbaarheid en examenkansen Een examen dat een student in de context van een diplomacontract of een examencontract met het oog op het behalen van een diploma met betrekking tot een opleidingsonderdeel heeft afgelegd, telt voor de toepassing van artikel 115 van dit reglement als een gebruikte kans ook wanneer
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
11
hij van contract verandert. Hij kan door contractverandering binnen het academiejaar of over academiejaren heen hierdoor niet meer examenkansen verwerven.
1.2.
Modeltraject en geïndividualiseerd traject
Artikel 9 – Modeltrajecten Een modeltraject is voltijds of anders opgebouwd (zie de artikelen 56 tot en met 77). Alle bachelor- en masteropleidingen, met uitzondering van sommige bachelor-nabacheloropleidingen en master-na-masteropleidingen, worden voltijds georganiseerd. Een voltijds modeltraject wordt georganiseerd binnen de marges van 54 en 66 studiepunten, met een gemiddelde van 60. Een anders opgebouwd traject wordt per academiejaar volgens andere marges dan de voltijdse marges opgebouwd. Bij het vastleggen van deze marges wordt rekening gehouden met de studeerbaarheid van de opleiding voor een bepaalde doelgroep en het bevorderen van de studievoortgang. Artikel 10 – Modeltrajecten, lessenrooster en examenregeling De student die een opleiding volgt onder de vorm van een modeltraject krijgt de garantie dat hij voor alle verplicht te volgen opleidingsonderdelen en onderwijsleeractiviteiten van de opleiding een haalbaar lessenrooster en examenregeling krijgt, zonder een beroep te moeten doen op speciale en/of individuele regelingen. Dit geldt voor alle opleidingen in het aanbod van de hogeschool. Als dit voor schakel- en voorbereidingsprogramma’s niet haalbaar is, wordt dit uitdrukkelijk vermeld in de opleidingsgids. Artikel 11 – Geïndividualiseerd traject Een geïndividualiseerd traject kan op grond een gemotiveerd verzoek via de studietrajectbegeleider door het departementshoofd worden toegekend aan: a) studenten met oorspronkelijk een modeltraject, maar die een uitgesproken studieachterstand opliepen en die op basis daarvan beslissen een geïndividualiseerd traject aan te vragen; b) studenten die zich kunnen beroepen op uitzonderlijke individuele omstandigheden of die de opleiding trager willen doorlopen dan een normstudent; dit geldt onder meer voor studenten met een functiebeperking of ernstige handicap, om ernstige medische redenen (meer informatie op: www.khbo.be/stutra/functiebeperking) en voor erkende topsporters of kunstenaars (meer informatie op: www.khbo.be/stutra/topsport); c) studenten die op basis van EVC en EVK een groot volume aan vrijstellingen hebben verworven; d) studenten die werken of twee voltijdse trajecten combineren; e) studenten die op grond van hun bijzondere capaciteiten aantoonbaar kunnen maken dat zij
de opleiding sneller kunnen doorlopen dan een normstudent. Het geïndividualiseerd traject onder b) is te onderscheiden van de mogelijkheden tot examenspreiding zoals beschreven in artikel 171 van het examenreglement. Een student die een geïndividualiseerd traject wil volgen, richt hiertoe via de studietrajectbegeleider een gemotiveerde aanvraag aan het departementshoofd. Het departementshoofd onderzoekt de aanvraag en legt de opbouw van het te volgen jaarprogramma en de studievoortgangsbewaking vast. Het departementsbestuur kan, in overleg met de studietrajectbegeleider, voor specifieke groepen neveninstromers draaiboeken met gestandaardiseerde geïndividualiseerde trajecten vastleggen. Artikel 12 – Beroep De student kan schriftelijk en gemotiveerd binnen de vijf kalenderdagen na de schriftelijke mededeling van de beslissing beroep instellen bij de algemeen directeur tegen het niet toekennen van een geïndividualiseerd traject. Ten laatste 15 dagen na ontvangst van het beroep deelt de algemeen directeur de eindbeslissing schriftelijk en gemotiveerd aan de student mee.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
12
1.3.
Wijziging van studiecontract
Wijzigingen op verzoek van de student Artikel 13 – Wijziging van het contracttype Na afloop van het eerste semester kan een student vragen om het type van zijn studiecontract zoals bepaald in artikel 2 te wijzigen. Hij richt daartoe via de studietrajectbegeleider een gemotiveerde aanvraag tot het departementshoofd. Wijziging is maar mogelijk na instemming van het departementshoofd. Bij verandering van studiecontract wordt de inschrijving met de daarbij horende vermeldingen zoals bepaald in artikel 2 aangepast. Reeds betaalde studiegelden worden verrekend bij de omzetting, rekening houdend met de vastgelegde termijnen van terugbetaling. Artikel 14 – Wijzigingen van de contractinhoud Onverminderd de bepalingen over de samenstelling van het jaarprogramma zoals vastgelegd in de artikelen 78 tot en met 81 van dit reglement, kan een student slechts een wijziging van de inhoud van het contract vragen: − met betrekking tot enkelvoudige en/of samengestelde opleidingsonderdelen die volledig in het eerste semester of gespreid over beide semesters worden georganiseerd: tot en met 30 november; − voor enkelvoudige en/of samengestelde opleidingsonderdelen die volledig in het tweede semester worden georganiseerd: tot en met 15 maart; − voor opleidingsonderdelen met een volledige modulaire structuur die als zodanig omschreven is in de opleidingsgids en slechts gedurende een beperkt aantal weken worden georganiseerd ter vervanging van een normaal lessenrooster: ten laatste één maand vóór de start van de eerstvolgende examenperiode; − voor het avondonderwijs in het departement lerarenopleiding: ten laatste op de vrijdag van de week die volgt op het laatste reguliere contactonderwijs van het betrokken opleidingsonderdeel. De student richt daartoe via de studietrajectbegeleider een gemotiveerde aanvraag aan het departementshoofd. De wijziging kan betrekking hebben op: − de overgang tussen een geïndividualiseerd traject en een modeltraject; − de overgang tussen een voltijds en een ander traject; − een wijziging in de samenstelling van het pakket opleidingsonderdelen binnen een modeltraject, een geïndividualiseerd traject of een creditcontract (zie hiervoor de artikelen 78 tot en met 84). Een wijziging is mogelijk na een gemotiveerd verzoek via de studietrajectbegeleider aan het departementshoofd dat een beslissing neemt. Er wordt hierover beslist uiterlijk 1 december met betrekking tot het eerste semester, uiterlijk 15 maart met betrekking tot het tweede semester of binnen de vijf werkdagen ingeval de wijziging betrekking heeft op modulaire opleidingsonderdelen of het avondonderwijs in de lerarenopleiding. Na die data kan een wijziging slechts uitzonderlijk en op gemotiveerd verzoek worden toegestaan. Artikel 15 – Wijziging van opleiding binnen de hogeschool Een student die tijdens het academiejaar van opleiding wenst te veranderen van opleiding, kan dit met toelating van het departementshoofd van de nieuwe opleiding vóór 1 maart. Artikel 16 – Wijziging van opleiding tot 1 december Als de student tijdens het eerste semester en uiterlijk op 1 december - tenzij hem individueel en op gemotiveerd verzoek door het departementshoofd een latere datum wordt toegestaan - wenst te heroriënteren en nog geen examens heeft afgelegd, wordt de student door de studentenadministratie voor de opleiding uitgeschreven en heringeschreven voor de nieuwe opleiding. Artikel 17 – Wijziging van opleiding tussen 1 december en 15 maart Als de student tussen 1 december en 15 maart heroriënteert, wordt hij uitgeschreven uit de oude opleiding en in de nieuwe ingeschreven. Als dit gebeurt: − tussen 1 december en het einde van de colleges van het eerste semester, wordt hij uitgeschreven voor de opleidingsonderdelen van het eerste semester en de opleidingsonderdelen van de oude opleiding die over het hele jaar gespreid zijn; − tussen het einde van de colleges van het eerste semester en 15 maart, blijven de oude opleidingsonderdelen uit het eerste semester en de opleidingsonderdelen van de oude opleiding die Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
13
over het hele jaar gespreid zijn, wel staan in het individueel jaarprogramma en krijgen zij een beoordeling. In beide gevallen worden de opleidingsonderdelen die enkel betrekking hebben op het tweede semester geannuleerd. De student kan in het individueel jaarprogramma van de nieuwe opleiding nog de opleidingsonderdelen van het tweede semester opnemen en erover examen afleggen in de tweede of derde examenperiode. De student kan de opleidingsonderdelen van het eerste semester of jaaropleidingsonderdelen waarvoor hij reeds ingeschreven was in de oude opleiding en die ook in de nieuwe opleiding voorkomen, eveneens opnemen en er examen over afleggen, in de tweede of derde examenperiode in het geval van jaaropleidingsonderdelen, enkel in de derde examenperiode in het geval van eerstesemesteropleidingsonderdelen. Het individueel jaarprogramma kan in elk geval slechts met toelating van het departementshoofd, nog bijkomend aangevuld worden: − met het oog op de examens van de tweede examenperiode: met de opleidingsonderdelen uit de nieuwe opleiding die over het gehele jaar gespreid zijn, voor zover er nog geen deelcijfers in het eerste semester zijn toegekend; − met het oog op de examens van de derde examenperiode: met de eerstesemesteropleidingsonderdelen van de nieuwe opleiding die de student op eigen risico wenst af te leggen hoewel hij ze noch geheel noch deels heeft gevolgd. De student richt daartoe via de studietrajectbegeleider een gemotiveerde aanvraag aan het departementshoofd. Artikel 18 – Nieuwe inschrijvingen na het eerste semester Studenten die na het eerste semester overkomen uit een andere instelling en zich heroriënteren, en nieuwe studenten die zich pas na het eerste semester inschrijven, worden ingeschreven voor een anders opgebouwd traject, tenzij zij overeenkomstig het vorige artikel toestemming krijgen om hun individueel jaarprogramma uit te breiden. Artikel 19 – Beroep De student kan schriftelijk en gemotiveerd binnen de vijf kalenderdagen na de schriftelijke mededeling van de beslissing beroep instellen bij de algemeen directeur tegen beslissingen in verband met een wijziging inzake type of inhoud van een studiecontract of wijziging van opleiding. Ten laatste 15 dagen na ontvangst van het beroep deelt de algemeen directeur de eindbeslissing schriftelijk en gemotiveerd aan de student mee. Wijzigingen van het programma-aanbod door de hogeschool Artikel 20 – Wijzigingen van het programma-aanbod Wijzigingen van het programma-aanbod door de hogeschool hebben, behoudens overmacht, voor de bestaande toetredingsovereenkomsten ten vroegste uitwerking bij de aanvang van het academiejaar volgend op dat waarin de wijziging is goedgekeurd. De hogeschool zorgt voor passende overgangsbepalingen, die echter een onmiddellijke ingang van een programmahervorming niet onmogelijk maken.
Afdeling 2. 2.1.
Inschrijvingsregels en studiegelden
Inschrijvingsregels
Artikel 21 – Inschrijven is een overeenkomst tot stand brengen Door de inschrijving aan de hogeschool wordt een overeenkomst gesloten met rechten en plichten voor beide partijen. De studenten kunnen - onder voorbehoud van de bijzondere bepalingen voor het examencontract - een beroep doen op de diensten die de hogeschool aanbiedt, zowel voor de studie zelf als voor de randvoorwaarden, zoals studietrajectbegeleiding, huisvesting, maaltijden, sociale en medische diensten. De rechten en plichten worden verder beschreven in de artikelen 118 tot en met 127. Artikel 22 – Duur van de overeenkomst Behoudens specifieke andersluidende bepalingen voor een bepaalde opleiding of een specifiek contract, geldt een inschrijving van een student voor één academiejaar.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
14
Artikel 23 – Tijdstip van inschrijven De student schrijft zich bij voorkeur in voor het begin van het academiejaar en uiterlijk tegen 31 oktober: − voor een diplomacontract of een examencontract met het oog op het behalen van een diploma of getuigschrift als het deel van de opleiding waarvoor de inschrijving wordt genomen samenvalt met een academiejaar; − voor een creditcontract of een examencontract met het oog op het behalen van een creditbewijs voor opleidingsonderdelen die in het eerste semester of over het hele academiejaar worden georganiseerd. Voor latere inschrijvingen wordt verwezen naar artikel 78. Voor een diplomacontract of een examencontract met het oog op het behalen van een diploma of getuigschrift voor een opleiding met een andere kalender schrijft hij zich in uiterlijk drie weken na de aanvang van de opleiding. Voor een creditcontract of een examencontract met het oog op het behalen van een creditbewijs voor opleidingsonderdelen die uitsluitend in het tweede semester worden georganiseerd schrijft hij zich in tegen uiterlijk 28 februari. Artikel 24 – Beschikbaarheid studiefaciliteiten Studenten die voor het begin van het academiejaar inschrijven, kunnen tijdig beschikken over alle faciliteiten, behoudens studenten met een examencontract (zie artikel 125). Voor de andere studenten worden deze mogelijkheden slechts ter beschikking gesteld vanaf het ogenblik dat zij formeel zijn ingeschreven. Artikel 25 – Inschrijving: procedure De eerste inschrijving aan de hogeschool vereist een inschrijving ter plaatse. Via de webstek van de hogeschool kan een voorinschrijving worden geregistreerd. Alle volgende inschrijvingen kunnen verlopen via het internet of een schriftelijke procedure. Alle aanvragen tot wijziging worden ingeleid via een studietrajectbegeleider. Meer informatie over het inschrijvingsproces kan men vinden op: www.khbo.be/inschrijving en www.khbo.be/kandidaatstudent. Artikel 26 – Specifieke toelatingsvereisten voor inschrijving Om te worden ingeschreven, moet men voldoen aan de algemene en bijzondere voorwaarden zoals beschreven in de artikelen 47 tot en met 55. Daarnaast is van de hieronder aangegeven instanties een specifieke toelating vereist voor: − EER-studenten die in drie academiejaren niet slagen voor eenzelfde reeks opleidingsonderdelen of voor studenten die reeds twee academiejaren niet slaagden voor een opleidingsonderdeel: van het departementshoofd (via de studietrajectbegeleider); − studenten die niet beschikken over een diploma dat toelating verleent voor het hoger onderwijs: van de assessmentcommissie (via de studietrajectbegeleider); − EER-studenten die uitzonderlijk nog laattijdig willen inschrijven: van het departementshoofd (via de studietrajectbegeleider); − studenten die wensen in te schrijven voor een geïndividualiseerd traject, zoals bepaald in artikel 12: van het departementshoofd (via de studietrajectbegeleider); − EER-studenten met geen of een negatief leerkrediet: van het departementshoofd (via de studietrajectbegeleider); − EER-studenten met een ontoereikend leerkrediet die meer studiepunten willen opnemen dan kan volgens hun resterend leerkrediet: van het departementshoofd (via de studietrajectbegeleider). Artikel 27 – Bijzondere voorwaarden voor creditcontracten en examencontracten met het oog op het verwerven van individuele creditbewijzen Het departementsbestuur kan bepalen dat bepaalde opleidingsonderdelen niet kunnen worden gevolgd onder de vorm van een creditcontract of een examencontract omwille van de volgtijdelijkheidsvoorwaarden die zijn opgenomen in de opleidingsgids. Het departementsbestuur bepaalt welke opleidingen of opleidingsonderdelen eventueel niet kunnen worden gevolgd onder de vorm van een examencontract omwille van de specifieke vormen van begeleiding die zij vereisen. Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
15
Inschrijvingen voor een creditcontract of een examencontract met het oog op het verwerven van individuele creditbewijzen vinden enkel plaats op basis van een door het departementshoofd gegeven toelating. Een weigering tot verdere inschrijving voor een diplomacontract op basis van artikel 114 van dit reglement, betekent ook automatisch dat voor opleidingsonderdelen uit die opleiding niet meer via een creditcontract of een examencontract kan ingeschreven worden. Uitzonderlijk kan het departementshoofd toestaan dat een student een creditcontract of een examencontract met het oog op het behalen van een creditbewijs afsluit zonder dat hij voldoet aan de toelatingsvoorwaarden van de opleiding waarin het opleidingsonderdeel zich situeert. Artikel 28 – Verplichte informatiesessies Voor de studenten die zich inschrijven voor een bacheloropleiding organiseren de departementen bij het begin van het academiejaar verplicht bij te wonen informatiesessies. Ook voor andere studenten kunnen informatiesessies worden georganiseerd.
2.2.
Studiegeld
Artikel 29 – Studiegeld: algemene omschrijving Het studiegeld omvat ook het examengeld en de aansluiting bij de collectieve ongevallenverzekering, evenals de polis burgerlijke aansprakelijkheid voor studiegebonden activiteiten van de hogeschool (beide polissen met uitsluiting van studenten met examencontract). Van elke student wordt bij inschrijving bij het begin van het academiejaar aangenomen dat hij inschrijft voor een voltijds studietraject, tenzij hij inschrijft voor een anders opgebouwd modeltraject dat in de opleidingsgidsgids beschreven wordt of voor individuele opleidingsonderdelen, of tenzij hij uitsluitend inschrijft voor een voorbereidings- of schakelprogramma, of een postgraduaatopleiding. Bij een student die een anders opgebouwd modeltraject of een geïndividualiseerd traject volgt, wordt het studiegeld bij aanvang van het academiejaar bepaald op 30 studiepunten in het geval het gaat om een traject tussen de 25 en 35 studiepunten. Voor andere trajecten wordt het initieel te betalen studiegeld forfaitair bepaald. In de loop van het academiejaar wordt op grond van het effectief individueel jaarprogramma van een student een herbepaling van het studiegeld uitgevoerd. Als dit aanleiding geeft tot een saldo: − in het voordeel van de student, wordt dit ten spoedigste op het door hem opgegeven rekeningnummer teruggestort; − in het voordeel van de hogeschool, wordt de student aangemaand tot bijkomende betaling en behoudt hij zijn rechten in elk geval tot de in de aanmaning bepaalde vervaltermijn voor de betaling. Artikel 30 – Studiegeld en het individueel jaarprogramma De diverse categorieën studiegelden die in de hiernavolgende artikelen worden vermeld, zijn de studiegelden zoals ze bepaald worden op basis van het individueel jaarprogramma. De bedragen kunnen overeenkomstig de afspraken binnen de Associatie K.U.Leuven en tussen de instellingen van hoger onderwijs - maar binnen de decretale regels - aangepast worden, zonder dat dit reglement als geheel moet aangepast worden. De actuele bedragen en de regels voor terugbetaling zijn te vinden op www.khbo.be/studiegeld. Artikel 31 – Studiegeld bij diploma- en creditcontracten Een student kan zich inschrijven voor één of meerdere opleidingen en/of voor één of meerdere opleidingsonderdelen in eenzelfde academiejaar. In het kader van de berekening van de studiegelden worden alle inschrijvingen van een student onder diploma- en/of creditcontract in eenzelfde academiejaar binnen de hogeschool beschouwd als één inschrijving (uitzonderingen zie artikelen 32 en 33). M.a.w. onder inschrijving wordt hier begrepen een inschrijving onder diploma- en/of creditcontract voor één of meerdere opleidingen en/of voor één of meerdere opleidingsonderdelen. Het studiegeld is voor niet-beurstariefstudenten en bijna-beurstariefstudenten samengesteld uit een vast gedeelte dat slechts eenmaal per academiejaar verschuldigd is en een variabel gedeelte per studiepunt. Als men inschrijft voor ten minste 54 en ten hoogste 66 studiepunten wordt een forfait aangerekend. Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
16
Voor de berekening van het variabel gedeelte worden alle studiepunten samengeteld van alle opleidingsonderdelen die door de student in de loop van het academiejaar worden opgenomen in alle opleidingen/contractvormen, behalve die studiepunten die thuishoren onder de artikelen 32 en 33. Voor beurstariefstudenten gelden vaste studiegelden onafhankelijk van het aantal opgenomen studiepunten. Bijzondere studiegelden kunnen worden geheven voor bachelor-na-bacheloropleidingen, masterna-masteropleidingen en postgraduaatopleidingen. De lijst van de opleidingen die verhoogde studiegelden vragen, vindt men op: www.khbo.be/studiegeld. Telkens wanneer verhoogde studiegelden gevraagd worden, betaalt de student het vaste minimumbedrag. De rest van het hierna bepaalde studiegeld is het variabel gedeelte voor een geheel van 60 studiepunten per academiejaar. Een student die minder of meer studiepunten opneemt, betaalt het variabel studiegeld in dezelfde verhouding als het aantal studiepunten dat hij opneemt zich verhoudt tot 60, met dien verstande dat het bedrag voor een student die ten minste 54 studiepunten en ten hoogste 66 studiepunten opneemt vastgesteld wordt op basis van het bedrag overeenstemmend met een inschrijving voor 60 studiepunten. Voor de studiepunten boven 66, wordt 1/3de van het verhoogde variabele deel aangerekend. Een student met onvoldoende leerkrediet, een negatief leerkrediet of een leerkrediet gelijk aan nul en waaraan toelating tot inschrijving wordt verleend, moet voor het gedeelte van zijn jaarprogramma waarvoor hij niet meer beschikt over leerkrediet het dubbele studiegeld betalen. Deze bepaling geldt niet voor beurs- en bijna-beurstariefstudenten. Op gemotiveerd verzoek via de studietrajectbegeleider kan de algemeen secretaris hierop een uitzondering toestaan (o.a. als zou blijken dat het leerkrediet in de databanken van de overheid niet correct berekend is). Artikel 32 – Afzonderlijke inschrijvingen De inschrijvingen in de volgende opleidingen worden steeds beschouwd als afzonderlijke inschrijvingen: − bachelor-na-bacheloropleidingen; − master-na-masteropleidingen; − postgraduaatopleidingen en andere trajecten van permanente vorming die leiden tot een getuigschrift. De bepalingen voor (bijna-)beurstariefstudenten met betrekking tot het verminderd bedrag van het studiegeld zijn niet van toepassing op de in het eerste lid vermelde opleidingen. Artikel 33 – Inschrijvingen van beurstariefstudenten De inschrijvingen van beurstariefstudenten worden eveneens beschouwd als afzonderlijke inschrijvingen. Artikel 34 – Studiegeld en deelvrijstellingen De student moet zich voor opleidingsonderdelen met deelvrijstellingen volledig inschrijven. Deelvrijstellingen voor een opleidingsonderdeel geven geen aanleiding tot reductie van het studiegeld. Artikel 35 – Afrondingsregels studiegeld Als de berekening van het studiegeld leidt tot een resultaat met decimalen, wordt het verkregen bedrag afgerond tot op één cijfer na de komma. Artikel 36 – Studiegeld bij examencontracten Een student kan zich inschrijven voor één of meerdere opleidingen en/of voor één of meerdere opleidingsonderdelen in eenzelfde academiejaar. Een examencontract leidt steeds tot een aparte inschrijving. In het kader van de berekening van de studiegelden worden alle inschrijvingen van een student onder examencontract in eenzelfde academiejaar binnen de hogeschool beschouwd als één inschrijving (uitzonderingen zie artikel 32). M.a.w. onder inschrijving wordt hier begrepen een inschrijving onder examencontract voor één of meerdere opleidingen en/of voor één of meerdere opleidingsonderdelen. Het studiegeld is steeds samengesteld uit een vast gedeelte en een variabel gedeelte per studiepunt.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
17
Artikel 37 – Studiegeld bij een combinatie van inschrijving onder een examencontract en een diploma- en/of creditcontract Een combinatie van een inschrijving onder diploma- en/of creditcontract met een inschrijving onder examencontract wordt als twee inschrijvingen beschouwd. Voor beide inschrijvingen zijn de overeenkomstige bepalingen betreffende het studiegeld van toepassing. Artikel 38 – Studiegelden voor studenten uit het secundair onderwijs die een creditcontract afsluiten Een student die het laatste jaar secundair onderwijs volgt en die met een creditcontract voor maximaal 10 studiepunten inschrijven, betaalt 50% van het studiegeld van een beurstariefstudent. Artikel 39 – Studiegelden voor bachelor-na-bacheloropleidingen en master-namasteropleidingen met verhoogde studiegelden Een student die zich voor een tweede keer inschrijft voor eenzelfde opleiding met verhoogd studiegeld, moet voor de te hernemen opleidingsonderdelen een tweede keer een verhoogd studiegeld betalen. Artikel 40 – Studiegelden voor postgraduaatopleidingen en andere trajecten van permanente vorming Voor postgraduaatopleidingen wordt het studiegeld per opleiding bepaald. De informatie vindt men in de betreffende opleidingsgids. Voor andere trajecten van permanente vorming die leiden tot een getuigschrift, wordt het studiegeld per traject bepaald. Voor deze trajecten wordt centraal een inschrijving genomen. Voor trajecten van permanente vorming die slechts leiden tot een attest van deelname, neemt men geen centrale inschrijving. In beide gevallen wordt het studiegeld via de centrale rekening aan de hogeschool betaald. Artikel 41 – Aanrekening van studiekosten Specifieke kosten voor gebruik van goederen en organisatie van specifieke evenementen kunnen worden doorgerekend aan de student voor zover zij rechtstreeks verband houden met de organisatie van de opleiding. Artikel 42 – Uitschrijven en terugbetaling van studiegeld De regelingen in verband met het uitschrijven, eventuele terugbetalingen van studiegelden en veranderen van studierichting vindt men op www.khbo.be/studiegeld. Wie twijfelt aan zijn studiekeuze en zich wil heroriënteren kan ook terecht bij de studentenpsychologen (www.khbo.be/stuvo/psychosociaal). Studenten die hun studies definitief willen stopzetten, bespreken dit ook met de studietrajectbegeleider (www.khbo.be/stutra). Een student die de studie niet aanvat of voortijdig stopzet moet dit onmiddellijk meedelen aan de studentenadministratie en een document ondertekenen waarin de datum van stopzetting van de studie wordt vermeld. Deze mededeling kan ook gedaan worden per brief of via e-mail naar
[email protected]. In dat geval geldt de poststempel of de datum van verzending van de e-mail als datum van stopzetting van de studie. Het vastleggen van de precieze datum van stopzetting van de studie is van belang voor de correcte invulling van allerhande attesten (bv. voor kinderbijslag, ziekenfonds, RVA, VDAB). Daarom volstaat het niet de stopzetting van de studie enkel mondeling of telefonisch mee te delen aan een docent, de studietrajectbegeleider of een andere medewerker van de hogeschool. Attesten voor uitgeschreven studenten worden pas afgeleverd nadat alle financiële verplichtingen voldaan zijn. In het kader van de studie- en studentenbegeleiding is ook voorzien dat een student die voortijdig uitschrijft een uitschrijfformulier invult. Het invullen van dit uitschrijfformulier is een verplicht element van de uitschrijfprocedure. Artikel 43 – Wanbetaling Een student kan slechts deelnemen aan een examen als hij het verschuldigde studiegeld en de verschuldigde studiekosten betaald heeft of daarover een regeling getroffen heeft via STUVOKHBO. Als niet aan deze voorwaarde is voldaan wordt de inschrijving geschorst, worden de eventueel reeds behaalde resultaten als niet bestaande beschouwd en ontvangt de student geen creditOnderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
18
bewijs voor de betrokken opleidingsonderdelen (zie ook artikel 162). Deze maatregelen blijven van kracht tot ze worden herroepen na betaling van de verschuldigde studiegelden en/of studiekosten. Een eventuele herinschrijving is slechts mogelijk na het betalen van de verschuldigde bedragen voor de reeds afgewerkte periode.
Afdeling 3. 3.1.
Toelatingsvoorwaarden
Bepalingen die gelden voor alle opleidingen en opleidingsonderdelen
Artikel 44 – Algemene toelatingsvoorwaarden Voor toelating tot een opleiding of opleidingsonderdelen aan de hogeschool geldt dat de student in elk geval moet voldoen aan de decretale voorwaarden met de hierna bepaalde aanvullingen. Aan deze voorwaarden moet voldaan zijn bij de aanvang van het academiejaar. Uitzonderlijk kan een kandidaat-student tot de aanvang van de eerste examenperiode uitstel krijgen om aan de diplomavoorwaarden te voldoen. Als hij op dat ogenblik niet voldoet aan deze voorwaarden wordt hij uitgeschreven. Eventuele specifieke diplomavoorwaarden voor elke afzonderlijke opleiding (en de daarin opgenomen opleidingsonderdelen) staan vermeld in de opleidingsgids. Voor de toelating tot een opleiding moet de student beschikken over een voldoende leerkrediet, althans voor die opleidingen waarvoor het leerkrediet van toepassing is. Voor de overgang van een academische bachelor naar een academische master is het beschikken over een voldoende leerkrediet geen vereiste. Overeenkomstig artikel 116 kunnen afwijkingen op de bepalingen in verband met het leerkrediet worden toegestaan door het departementshoofd of de algemeen secretaris. Artikel 45 – Taalvoorwaarden Een kandidaat-student met een diploma van buiten de Vlaamse Gemeenschap wordt enkel tot een in het Nederlands georganiseerde opleiding toegelaten als hij voldoet aan de taalvoorwaarden die gelden binnen de Associatie K.U.Leuven. De lijst met taalvoorwaarden is te vinden op www.khbo.be/8944. Hierop worden geen uitzonderingen toegestaan, tenzij met het oog op de toelating tot een masteropleiding waarin onderzoekscompetenties een belangrijke rol spelen. Artikel 46 – Anderstalige opleidingen of opleidingsonderdelen Voor de anderstalige opleidingen of opleidingsonderdelen worden de taalvereisten vermeld in de betreffende opleidingsgidsen.
3.2.
Toelatingsvoorwaarden voor een bacheloropleiding
Artikel 47 – Algemene diplomavoorwaarden voor een eerste inschrijving in een bacheloropleiding of een bachelor-na-bacheloropleiding Tot een bacheloropleiding worden toegelaten de personen die beschikken over: − een Belgisch diploma van het secundair onderwijs; − een Belgisch diploma van het hoger onderwijs van het korte type; − een Belgisch diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie met uitzondering van het getuigschrift voor pedagogische bekwaamheid; − een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig met de diploma's uit de hierboven vermelde categorieën wordt erkend. Als algemene toelatingsvoorwaarde voor een bachelor-na-bacheloropleiding geldt een bachelordiploma of hiermee gelijkwaardig geacht diploma van een hogeschoolopleiding (graduaat,…). De toelating tot inschrijving kan bovendien afhankelijk worden gesteld van een geschiktheidsonderzoek. Voor bachelor-na-bacheloropleidingen uit het studiegebied onderwijs geldt ook tewerkstelling in het onderwijs als een toelatingsvoorwaarde (in het bijzonder voor wie geen bachelor- of gelijkwaardig diploma kan voorleggen).
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
19
In de opleidingsgids wordt vermeld welke specifieke diploma’s rechtstreeks toegang verlenen tot een bachelor-na-bacheloropleiding. Artikel 48 – Specifieke toelatingsvoorwaarden Kandidaat-studenten die niet in het bezit zijn van de hierboven vermelde diploma's of getuigschriften kunnen tot een bacheloropleiding worden toegelaten op voorwaarde dat zij in de loop van het academiejaar van inschrijving de leeftijd van 21 jaar bereikt hebben of bereiken. Daarenboven moet minimaal twee jaar verlopen zijn tussen het einde van het schooljaar waarin zij voor het laatst secundair onderwijs volgden en de aanvang van het academiejaar waarvoor zij inschrijven. De hogeschool onderzoekt via een assessmentcommissie of de kandidaat over het gemiddelde geschiktheidsniveau van de instromende studenten voor de toelating tot een bacheloropleiding beschikt. De assessmentcommissie neemt haar beslissing in elk geval vóór de start van het betrokken academiejaar of vóór de start van het tweede semester. Van deze voorwaarden kan worden afgeweken als de kandidaat bewijst over een uitzonderlijke begaafdheid te beschikken. De kandidaten dienen hun aanvraag in tegen 1 juni of 1 september van het academiejaar dat het academiejaar waarin zij voor het eerst wensen in te schrijven, voorafgaat of uiterlijk 15 januari met het oog op de inschrijving vanaf het tweede semester. Artikel 49 – Erkenning van de beslissingen van de assessmentcommissie binnen de Associatie K.U.Leuven Elke instelling van de Associatie K.U.Leuven erkent voor de toelating tot een gelijkaardige opleiding de beslissing genomen in de context van de assessmentprocedure.
3.3.
Toelatingsvoorwaarden masteropleiding
tot
een
initiële
masteropleiding
of
een
master-na-
Artikel 50 – Algemene diplomavoorwaarden voor een inschrijving in een masteropleiding of een master-na-masteropleiding Als algemene toelatingsvoorwaarde voor een initiële masteropleiding geldt het bezit van een academisch bachelordiploma of hiermee gelijkwaardig geacht getuigschrift over een deel van een tweede cyclus van een uitdovende of reeds uitgedoofde opleiding (licentie, ingenieur, arts...). Als algemene toelatingsvoorwaarde voor een master-na-masteropleiding geldt een masterdiploma of hiermee gelijkwaardig geacht diploma van een tweede cyclus van een uitdovende of reeds uitgedoofde opleiding (licentie, ingenieur, arts, ....). De toelating tot inschrijving kan bovendien afhankelijk worden gesteld van een geschiktheidonderzoek. In de opleidingsgids wordt vermeld welke specifieke diploma’s, met inbegrip van diploma’s behaald aan andere instellingen, rechtstreeks toegang verlenen tot een initiële masteropleiding of een master-na-masteropleiding. Desgevallend vermeldt de gids ook dat voor studenten met een diploma dat aan een andere instelling is behaald, wijzigingen aan het opleidingsprogramma van de masteropleiding kunnen plaatsvinden. Met het oog op het vlot doorstromen tussen opleidingen kan het departementshoofd beslissen dat een student een aangepast masterprogramma volgt in plaats van een voorbereidingsprogramma zoals beschreven in artikel 63. In dat aangepast programma kunnen, ter vervanging van onderdelen van het masterprogramma waarvoor hij vrijstelling verleent of ter vervanging van een keuzepakket, andere opleidingsonderdelen worden opgenomen uit de opleiding die rechtstreeks toelating verleent tot die masteropleiding, en dit ten belope van maximaal dezelfde studieomvang. Deze toelatingsvoorwaarden doen geen afbreuk aan de mogelijkheid tot inschrijving voor opleidingsonderdelen over opleidingen heen. Artikel 51 – Bijkomende toelatingsmogelijkheden op grond van een schakel- of voorbereidingsprogramma Houders van een bachelordiploma uit het hoger professioneel onderwijs of een einddiploma van het oude type (graduaat,…) kunnen worden toegelaten tot een academische master na het succesvol voltooien van een schakelprogramma zoals beschreven in artikel 62. Houders van een academisch bachelordiploma dat niet rechtstreeks toegang verleent tot een bepaalde masteropleiding of houders van een masterdiploma dat niet rechtstreeks toegang verleent Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
20
tot een bepaalde master-na-masteropleiding, kunnen toegelaten worden tot die masteropleiding na het gevolgd hebben van een specifiek voorbereidingsprogramma zoals beschreven in artikel 63. In de opleidingsgids staat vermeld voor welke masteropleidingen schakelprogramma's en voorbereidingsprogramma's worden georganiseerd.
3.4.
Specifieke voorwaarden voor de toelating tot andere opleidingen
Artikel 52 – Bachelor- en masteropleidingen met verminderde studieomvang Een student die reeds beschikt over het diploma van een bacheloropleiding (professioneel of academisch) of een einddiploma van het oude type (graduaat…) kan eventueel worden toegelaten tot een andere bacheloropleiding met vermindering van studieomvang. Een student die reeds beschikt over het diploma van een initiële masteropleiding of een diploma van de tweede cyclus van het oude type (licentiaat, ingenieur enz.) kan eventueel worden toegelaten tot een bacheloropleiding of een initiële masteropleiding met vermindering van studieomvang. Een student die reeds beschikt over het diploma van een bachelor-na-bacheloropleiding of een gelijkaardig diploma kan eventueel worden toegelaten tot een bacheloropleiding of een initiële masteropleiding met vermindering van studieomvang. Een student die reeds beschikt over het diploma van een bachelor-na-bacheloropleiding of een equivalente voortgezette opleiding van het oude type kan eventueel worden toegelaten tot een bachelor-na-bacheloropleiding met vermindering van studie-omvang. Een student die reeds beschikt over het diploma van een master-na-masteropleiding of een diploma van een voortgezette academische opleiding van het oude type kan eventueel worden toegelaten tot een bacheloropleiding, een initiële masteropleiding of een master-na-masteropleiding met vermindering van studieomvang. Artikel 53 – Vooropleiding die aanleiding geeft tot vermindering van studieomvang In de opleidingsgids staat vermeld welke vooropleidingen toegang geven tot een opleiding met vermindering van studieomvang waarvoor rechtstreeks kan worden ingeschreven. Als een student recht meent te hebben op een programma met vermindering van studieomvang, zonder dat dit expliciet staat beschreven in de opleidingsgids, richt hij via de studietrajectbegeleider een verzoek aan het departementshoofd tot het volgen van dergelijk programma. Houders van andere diploma's die kunnen worden gelijkgesteld met de hierboven beschreven diploma's, richten in elk geval via de studietrajectbegeleider een verzoek aan het departementshoofd. Artikel 54 – Toelatingsvoorwaarden tot postgraduaatopleidingen en andere trajecten van permanente vorming Om tot een postgraduaatopleiding te worden toegelaten, moet een kandidaat-student in principe beschikken over een diploma van bachelor of master of een hiermee gelijkgesteld diploma. In afwijking hiervan kunnen studenten worden toegelaten die op grond van een toelatingsproef bewezen hebben te voldoen aan de begintermen van de opleiding. Bijkomende toelatingsvereisten zijn te vinden in de opleidingsgids of de specifieke informatie betreffende de opleiding. Studenten die op bovenstaande gronden niet worden toegelaten en studenten die het getuigschrift niet wensen te behalen, mogen worden toegelaten tot deelname aan de opleiding, maar zij verwerven slechts een attest van deelname. De toelatingsvoorwaarden voor het volgen van andere trajecten van permanente vorming worden vrij bepaald door het departementsbestuur. Artikel 55 – Toelatingsvoorwaarden tot schakel- en voorbereidingsprogramma's De toelatingsvoorwaarden tot schakel- en voorbereidingsprogramma's worden beschreven in de artikelen 62 en 63.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
21
Afdeling 4. 4.1.
Opbouw van de opleidingen
Opleidingen en programma's: aanbod en structuur
Artikel 56 – Aanbod van de hogeschool De hogeschool biedt bachelor-, bachelor-na-bachelor-, master- en master-na-masteropleidingen, voorbereidings- en schakelprogramma's, postgraduaatopleidingen en andere opleidingen van permanente vorming aan. Per opleiding zijn minstens twee modeltrajecten uitgewerkt: een voltijds en een anders opgebouwd. Artikel 57 – Opleiding en opleidingsfase Een opleiding bestaat uit een geordend geheel van opleidingsonderdelen. Een opleidingsonderdeel heeft een minimale studieomvang van drie studiepunten. Een opleiding wordt in verschillende opleidingsfasen ingedeeld. Een opleidingsfase bestaat uit een geheel van leerresultaten waaraan een student moet voldoen in één academiejaar. De opleidingsgids geeft informatie over de opdeling in opleidingsfasen. Per opleidingsfase van een voltijdse opleiding worden 54 tot 66 studiepunten geprogrammeerd, met een gemiddelde van 60 studiepunten. Artikel 58 – Omvang bacheloropleiding Een professionele en een academische bacheloropleiding hebben een studieomvang van ten minste 180 studiepunten, verdeeld over meerdere opleidingsfasen. Artikel 59 – Omvang bachelor-na-bacheloropleiding Een bachelor-na-bacheloropleiding heeft een studieomvang van ten minste 60 studiepunten, eventueel verdeeld over meerdere opleidingsfasen. Artikel 60 – Omvang masteropleiding Een master- en een master-na-masteropleiding hebben een studieomvang van ten minste 60 studiepunten of een veelvoud daarvan, eventueel verdeeld over meerdere opleidingsfasen. Artikel 61 – Omvang van opleidingsprogramma's met vermindering van studieomvang Precieze informatie over deze vormen van studieduurverkorting en over de wijze waarop de studie in de tijd gespreid wordt, staat beschreven in de opleidingsgids, althans wanneer het gaat om een frequent gevolgde opleiding. Een student kan voor een tweede maal een bachelor- of masterdiploma dat hij reeds verwierf, behalen, op voorwaarde dat hij een programma opneemt dat ten minste 30 studiepunten verschilt van de eerste opleiding. Een student kan in het studiegebied onderwijs voor een tweede maal een bachelordiploma behalen met het oog op het uitbreiden van zijn lesbevoegdheid. Op basis van het eerder behaalde diploma worden in dat geval vrijstellingen verleend voor reeds afgelegde opleidingsonderdelen. De student volgt een programma dat rechtstreeks samenhangt met de beoogde uitbreiding van zijn lesbevoegdheid. Artikel 62 – Omvang schakelprogramma's Voor sommige masteropleidingen wordt voor afgestudeerden van bepaalde bacheloropleidingen uit het hoger professioneel onderwijs een schakelprogramma georganiseerd. Dit schakelprogramma kan worden gevolgd voorafgaand aan of samen met de erbij aansluitende masteropleiding. In de opleidingsgids staat vermeld voor welke opleidingen schakelprogramma's worden georganiseerd. Het departementsbestuur kan beslissen dat een opleiding van meer dan 66 studiepunten gesplitst wordt in meerdere opleidingsfasen. Een student kan worden toegelaten tot een schakelprogramma als hij beschikt over een diploma van een professionele bacheloropleiding of nog ten hoogste 30 studiepunten moet afwerken om dit diploma te behalen. De studieomvang van een schakelprogramma bedraagt in de regel ten minste 45 en ten hoogste 90 studiepunten.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
22
Voorafgaand aan de inschrijving voor een schakelprogramma kan het departementshoofd een bekwaamheidsonderzoek opleggen met het doel na te gaan of de noodzakelijke geachte algemene wetenschappelijke competenties en wetenschappelijk-disciplinaire basiskennis die samenhangen met de academische bacheloropleiding die rechtstreeks toegang verleent, aanwezig zijn. Op grond van dat bekwaamheidsonderzoek kan de studieomvang van het schakelprogramma worden gedifferentieerd en kan de minimale studieomvang van het schakelprogramma worden teruggebracht. Uitzonderlijk kan het departementshoofd de student vrijstellen van de verplichting tot het volgen van een schakelprogramma. In de opleidingsgids wordt voor frequent voorkomende overgangen bij de respectieve opleidingen de omvang en de samenstelling van de schakelprogramma's in functie van de vooropleiding in detail beschreven. De student die slaagt voor een schakelprogramma ontvangt een getuigschrift. Artikel 63 – Omvang voorbereidingsprogramma's Voor studenten die beschikken over professionele bachelordiploma’s die niet rechtstreeks toegang verlenen tot een bachelor-na-bacheloropleiding, worden soms voorbereidingsprogramma's aangeboden. Een voorbereidingsprogramma kan worden gevolgd voorafgaand aan of samen met de erbij aansluitende bachelor-na-bacheloropleiding. Voor studenten die beschikken over academische bachelor- of masterdiploma's die niet rechtstreeks toegang verlenen tot een master- of master-na-masteropleiding, worden soms voorbereidingsprogramma's aangeboden. Een voorbereidingsprogramma kan worden gevolgd voorafgaand aan of samen met de erbij aansluitende masteropleiding. Een student kan worden toegelaten tot een voorbereidingsprogramma als hij: − voor zover het gaat om een voorbereidingsprogramma dat voorbereidt op een bachelor-nabacheloropleiding, beschikt over een diploma van een professionele bacheloropleiding of nog slechts een beperkt gedeelte daarvan moet afwerken om dit diploma te behalen; − voor zover het gaat om een voorbereidingsprogramma dat voorbereidt op een masteropleiding, beschikt over een diploma van een academische bacheloropleiding of nog slechts een beperkt gedeelte daarvan moet afwerken om dit diploma te behalen; − voor zover het gaat om een voorbereidingsprogramma dat voorbereidt op een master-namasteropleiding, beschikt over een diploma van een masteropleiding of nog slechts een beperkt gedeelte daarvan moet afwerken om dit diploma te behalen. De studieomvang van een voorbereidingsprogramma is afhankelijk van de vooropleiding van de student. In de opleidingsgids wordt voor frequent voorkomende overgangen bij de respectieve opleidingen de omvang en de samenstelling van de voorbereidingsprogramma's beschreven. De student die slaagt voor een voorbereidingsprogramma ontvangt een getuigschrift. Artikel 64 – Omvang van postgraduaatopleidingen en van andere trajecten van permanente vorming Een postgraduaatopleiding omvat ten minste 20 studiepunten. De samenstelling ervan wordt verder gepreciseerd in de opleidingsgids. Na een positieve evaluatie wordt een postgraduaatgetuigschrift verleend. De omvang van andere trajecten van permanente vorming is niet bepaald en hoeft ook niet in studiepunten te worden uitgedrukt. Afhankelijk van hun kenmerken leiden zij tot een getuigschrift of een attest van deelname. Meer informatie hierover is te vinden op www.khbo.be/10528. De detailgegevens met betrekking tot de omvang en samenstelling worden gepreciseerd in de opleidingsgids of in specifieke informatie over deze opleidingen. Artikel 65 – Beroep De (kandidaat-)student kan schriftelijk en gemotiveerd binnen de vijf kalenderdagen na de schriftelijke mededeling van de beslissing beroep instellen bij de algemeen directeur tegen een beslissing met betrekking tot de omvang en/of de inhoud van voorbereidingsprogramma's, schakelprogramma's, programma's met vermindering van studieomvang. Ten laatste 15 dagen na ontvangst van het beroep deelt de algemeen directeur de eindbeslissing schriftelijk en gemotiveerd aan de student mee.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
23
4.2.
Vermeldingen met betrekking tot een opleiding in de opleidingsgids
Artikel 66 – Vermeldingen per opleiding Bij elke opleiding wordt in de opleidingsgids ten minste aangegeven: 1° de graad waartoe de opleiding leidt, de kwalificatie van de graad en eventueel de specificatie ervan; 2° de inhoud en de doelstellingen van de opleiding, het opleidingsprogramma en de indeling in opleidingsonderdelen; 3° in voorkomend geval de afstudeerrichtingen of andere vormen van differentiatie; 4° de onderwijstaal gebruikt in de opleiding; 5° de studieomvang uitgedrukt in studiepunten; 6° de volgtijdelijkheid van de onderscheiden opleidingsonderdelen; 7° de voorafgaande opleidingen die toegang geven tot de opleiding en de opleidingen die erop aansluiten; 8° de organisatie van de opleiding in de vorm van voltijds of anders opgebouwd onderwijs en in de vorm van contact- of afstandsonderwijs; 9° de organisatie van de opleiding in de vorm van modeltrajecten en/of geïndividualiseerde trajecten; 10° de begin- en eindcompetenties. Artikel 67 – Vermeldingen per opleidingsonderdeel Bij elk opleidingsonderdeel wordt in de opleidingsgids, conform de ECTS-regels, ten minste aangegeven: 1° het nummer (code) en de titel van het opleidingsonderdeel; 2° de gebruikte onderwijstaal en de toelatingsvoorwaarden met betrekking tot de kennis van de onderwijstaal als het opleidingsonderdeel wordt aangeboden in een andere taal dan het Nederlands; 3° de studieomvang uitgedrukt in studiepunten en de omvang van de contactmomenten; 4° de programmering over de semesters; 5° de titularis en/of andere docenten; 6° het statuut van het opleidingsonderdeel in de opleiding (plichtvak, keuzevak,...); 7° de begin- en eindcompetenties en de doelstellingen van het opleidingsonderdeel; 8° specifieke begintermen en eventuele volgtijdelijksvoorwaarden in relatie tot andere opleidingsonderdelen; 9° de inhoud van het opleidingsonderdeel; 10° leer-, onderwijs- en begeleidingsactiviteiten; 11° examens en het aantal examenkansen per opleidingsonderdeel; 12° het studiemateriaal; 13° de voorwaarden voor het behalen van een creditbewijs, als deze afhankelijk zijn van een oordeel geslaagd/niet-geslaagd; 14° of het opleidingsonderdeel in aanmerking komt voor een creditcontract of een examencontract; 15° de specifieke regels van toepassing voor een student met een examencontract.
4.3.
Opleidingsmodel, semesterexamensysteem, studietijd en studiepunten
Artikel 68 – Opleidingsmodel Na elke examenperiode wordt beraadslaagd over de opleidingsonderdelen waarover de student examens aflegde en worden de resultaten ervan vastgelegd. Over de opleiding als geheel wordt pas beraadslaagd nadat de student over alle opleidingsonderdelen van de opleiding examens heeft afgelegd of vrijstellingen heeft verkregen. Artikel 69 – Structuur van het academiejaar De hogeschool organiseert haar opleidingen onder de vorm van een semesterexamensysteem. In elk semester worden de examens georganiseerd over de opleidingsonderdelen die in dat semester worden afgewerkt. Examens over opleidingsonderdelen die meer dan één semester beslaan, worden afgelegd aan het einde van het tweede semester. Over nog niet afgewerkte opleidingsonderdelen kan een deelexamen ingericht worden na het eerste semester. Opleidingsonderdelen worden slechts over meer dan één semester gespreid wanneer dit onderwijskundig verantwoord is. In uitzonderlijke gevallen en om zeer specifieke en louter onderwijskundige redenen, kan het departementshoofd ertoe beslissen om de examens pas na beide semesters te organiseren.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
24
Jaarlijks wordt een algemene academische kalender voor de hogeschool vastgelegd. Daarop wordt voor elke opleiding een gedetailleerde jaarplanning geënt, waarbij rekening wordt gehouden met o.a. opleidingsspecifieke stageregelingen. Artikel 70 – Studiepunten Een studiepunt geeft enkel een aanduiding van de omvang van een opleidings-onderdeel. Het geeft een student bij wijziging van opleiding of instelling niet zonder meer recht op een vrijstelling in de nieuwe context, zelfs al is de omvang van de studietijd identiek aan of groter dan de studietijd van een opleidingsonderdeel dat ogenschijnlijk gelijkaardig is. De relatie tussen studiepunten en vrijstellingen wordt verder bepaald in de artikelen 94 en 95. Artikel 71 – Studietijd De hogeschool onderneemt via de departementen een geregelde evaluatie van knelpunten met betrekking tot studietijd en studiepunten. Het is dus mogelijk dat op een bepaald moment de studiepunten per opleidingsonderdeel op grond van exactere berekeningen worden herverdeeld. Dit geeft geen aanleiding tot vermelding van de nieuwe studiepunten op het uiteindelijke diplomasupplement voor studenten die het opleidingsonderdeel voor die wijziging volgden. Artikel 72 – Verdeling van de studiepunten over de opleiding Het Structuurdecreet bepaalt dat elke bachelor- en masteropleiding een studieomvang moet hebben van 60 studiepunten of een veelvoud ervan, en bijgevolg een begrote studietijd gelegen tussen 1.500 en 1.800 uren of een veelvoud ervan. Afzonderlijke opleidingsonderdelen moeten wettelijk een omvang hebben van ten minste drie gehele studiepunten. Voor elk opleidingsonderdeel wordt bepaald hoe de beschikbare studietijd verdeeld wordt over contacturen, verwerkingsactiviteiten en andere onderwijsvormen of studietijd. Deze verdeling wordt vastgelegd onder de verantwoordelijkheid van het departementshoofd.
4.4.
Gedragscode met betrekking tot de taalregeling
Artikel 73 – Algemene bepaling van de onderwijs- en bestuurstaal De onderwijstaal van de hogeschool is het Nederlands. Om specifieke redenen kunnen, met inachtneming van de wettelijke en decretale voorschriften, andere talen gebruikt worden. Waar dit het geval is, wordt dit expliciet aangegeven. Opleidingsonderdelen die in het Nederlands worden georganiseerd, worden ook in het Nederlands geëvalueerd. Als bestuurstaal hanteert de hogeschool het Nederlands. Met het oog op een vlotte communicatie met studenten, academici, diensten of instellingen kan ook een internationale forumtaal gebruikt worden. Artikel 74 – Opleidingsonderdelen die in elk geval in een andere taal worden georganiseerd De volgende opleidingsonderdelen worden in elk geval grotendeels of geheel georganiseerd in een internationale taal: − de opleidingsonderdelen die een vreemde levende taal tot onderwerp hebben; − de opleidingsonderdelen die gedoceerd worden door anderstalige gastprofessoren; − de opleidingsonderdelen die in onderlinge overeenstemming tussen de student en het departementshoofd, in de context van een anderstalige instelling voor hoger onderwijs in België of in het buitenland worden gevolgd. Deze opleidingsonderdelen kunnen worden geëvalueerd in de taal waarin ze worden onderwezen. Artikel 75 – Andere opleidingsonderdelen die in een andere taal worden georganiseerd Bewust van het belang om haar studenten voor te bereiden op het functioneren in een internationale context, kan de hogeschool in haar Nederlandstalige opleidingen de mogelijkheid bieden om andere dan de in artikel 74 vermelde opleidingsonderdelen gedeeltelijk ook in een andere taal dan het Nederlands te volgen. Deze mogelijkheid wordt bij de opbouw van het programma verantwoord op basis van de meerwaarde voor de student en de functionaliteit van het gebruik van een vreemde taal voor dat opleidingsonderdeel. De opleidingsonderdelen waarvan delen worden gedoceerd in een andere taal dan het Nederlands, staan als zodanig aangegeven in de opleidingsgids van de opleiding. Conform de decretale bepalingen wordt deze mogelijkheid in een bacheloropleiding beperkt tot maximum 10% van de gehele bacheloropleiding.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
25
In een initiële masteropleiding, een bachelor-na-bacheloropleiding, een master-na-masteropleiding en een postgraduaatopleiding bepaalt het departementsbestuur vrij het aantal anderstalige opleidingsonderdelen. De functionaliteit van het gebruik van een andere taal is hierbij doorslaggevend. Behalve in bachelor-na-bacheloropleidingen, master-na-masteropleidingen en postgraduaatopleidingen heeft de student het recht om de examens over deze anderstalige opleidingsonderdelen in het Nederlands af te leggen. Hij richt hiertoe een aanvraag tot het departementshoofd (als voorzitter van de examencommissie van de opleiding waarin het opleidingsonderdeel zich situeert), uiterlijk drie weken voor het begin van de betrokken examenperiode. Artikel 76 – Opleidingen volledig in een andere taal Ten behoeve van het internationale studentenpubliek kan de hogeschool op het niveau van de bacheloropleidingen en de masteropleidingen een aantal opleidingsonderdelen (of een opleiding) integraal in een andere taal aanbieden. Voor bacheloropleidingen en initiële masteropleidingen wordt voorzien in een voldoende equivalente Nederlandstalige opleiding, waarop de regels in de artikelen 74 en 75 van toepassing zijn. Dit is niet het geval voor enkele opleidingen die specifiek zijn uitgewerkt ten behoeve van buitenlandse studenten en die erkend zijn als International Course Programme in het kader van de ontwikkelingssamenwerking door de Vlaamse Interuniversitaire Raad. Deze uitzondering geldt evenzeer voor opleidingen die erkend zijn in de context van Erasmus Mundus. Voor bachelor-na-bacheloropleidingen, master-na-masteropleidingen en postgraduaatopleidingen wordt in principe geen Nederlandstalige taalvariant uitgebouwd. Deze opleidingen kunnen zowel door anderstalige studenten als door Nederlandstaligen gevolgd worden. Alle studenten, ook de Nederlandstaligen die deze opleidingen volgen, leggen het examen af in de taal van de opleiding of in de taal van het opleidingsonderdeel als de taal hiervan verschilt van die van de gehele opleiding. Artikel 77 – Kwaliteitsbewaking De hogeschool staat bij de aanstelling van haar personeel ervoor garant dat een voldoende kennis van de voor het onderwijs noodzakelijk internationale standaardtaal aanwezig is. Bij de interne kwaliteitsbewaking van opleidingen wordt dit aspect bewaakt.
Afdeling 5.
5.1.
Elementen voor de vaststelling van het jaarprogramma van de individuele student
Samenstelling van het jaarprogramma voor de individuele student
Artikel 78 – Individueel jaarprogramma van de student Afhankelijk van zijn studiecontract en zijn studietraject stelt de student zijn individueel jaarprogramma samen conform de algemene regels beschreven in dit onderwijs- en examenreglement en conform de specifieke regels die gelden voor de door hem gekozen opleiding en/of opleidingsonderdelen ervan, zoals beschreven in de opleidingsgids. De student legt uiterlijk op 31 oktober zijn individueel jaarprogramma vast conform de voor de opleiding geldende regels. Hij kan na die datum op eigen initiatief geen aanpassingen meer doen. Het departementshoofd keurt uiterlijk op 15 november dit voorstel goed of legt tegen die datum in overleg met de student een ander individueel jaarprogramma vast. Vanaf 15 november zijn de gemaakte keuzes definitief. Voor opleidingsonderdelen die enkel gedoceerd worden tijdens het tweede semester kan de student in overleg met het departementshoofd tot uiterlijk 28 februari wijzigingen aan de gemaakte keuzes vastleggen. De student die nog de toelating tot inschrijving krijgt na 31 oktober, legt zijn jaarprogramma vast ten laatste drie weken na de toelating tot inschrijving. Het departementshoofd keurt zo spoedig mogelijk het individueel jaarprogramma goed of legt in overleg met de student een ander programma vast. Wanneer een student ondanks aanmaning van het departement in gebreke blijft uit eigen initiatief een voorstel van individueel jaarprogramma te doen, kan het departementshoofd een programma opleggen. Wijzigingen van de gemaakte keuzes na de data van 15 november of 28 februari worden niet meer toegelaten, tenzij op bijzonder gemotiveerd verzoek en op voorwaarde dat het departementshoofd de motieven ernstig genoeg vindt. Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
26
Voor modulaire opleidingsonderdelen en het avondonderwijs in de lerarenopleiding gelden de afwijkende termijnen opgenomen in artikel 14 als norm. Artikel 79 – Aanvragen van vrijstellingen Vrijstellingen voor opleidingsonderdelen die gedoceerd worden in het eerste semester of over het hele academiejaar moeten volgens de in afdeling 5.2 bepaalde procedure tegen uiterlijk 31 oktober aangevraagd worden. Na die datum kan een student zich niet meer beroepen op eerder behaalde creditbewijzen, andere studiebewijzen en attesten van bekwaamheid om zijn programma aan te passen. Vrijstellingen voor opleidingsonderdelen die enkel gedoceerd worden in het tweede semester moeten aangevraagd zijn tegen uiterlijk 28 februari. Voor opleidingen of opleidingsonderdelen die een andere kalender volgen dan het academiejaar moeten de aanvragen plaatsvinden uiterlijk op het einde van de derde week na aanvang ervan. De goedkeuring van de vrijstellingen vindt ten laatste plaats samen met het goedkeuren van het individueel jaarprogramma, uiterlijk op 15 november voor wat betreft het eerste semester, voor 1 maart voor wat betreft het tweede semester. De student die nog de toelating tot inschrijving krijgt na 31 oktober, vraagt uiterlijk drie weken na de toelating tot inschrijving eventuele vrijstellingen aan. Vrijstellingen worden in een gemotiveerd verzoek, via de studietrajectbegeleider, aangevraagd aan het departementshoofd. Bij het toekennen van vrijstellingen gelden in voorkomend geval de draaiboeken, vastgelegd overeenkomstig artikel 91, als leidraad. Artikel 80 – Afwijkingen op de algemene regels i.v.m. het individueel jaarprogramma Een student die wenst af te wijken van de algemene regelgeving dient via de studietrajectbegeleider een gemotiveerd voorstel in bij het departementshoofd. Het departementshoofd beslist over de gevraagde afwijking(en). Artikel 81 – Beroep De student kan schriftelijk en gemotiveerd binnen de vijf kalenderdagen na de schriftelijke mededeling van de beslissing beroep instellen bij de algemeen directeur tegen beslissingen over jaarprogramma's. Ten laatste 15 dagen na ontvangst van het beroep deelt de algemeen directeur de eindbeslissing schriftelijk en gemotiveerd aan de student mee. Artikel 82 – Voltijdse en anders opgebouwde bachelor- en master-modeltrajecten Een voltijdse student neemt jaarlijks een jaarprogramma op tussen 54 en 66 studiepunten, conform de bepalingen in de opleidingsgids. Als een student in zijn vorig academiejaar ten minste 50% studie-efficiëntie behaalde, mag hij bij zijn daaropvolgende inschrijving de grens van 66 studiepunten overschrijden mits hij hiertoe via de studietrajectbegeleider een gemotiveerd verzoek richten tot het departementshoofd dat hierover een beslissing neemt rekening houdend met de zorg om studievoortgang. In uitzonderlijke gevallen kan het departementshoofd na een gemotiveerde aanvraag via de studietrajectbegeleider, een eveneens gemotiveerde afwijking toestaan op de hierboven vastgestelde regels. Met het oog op flexibiliteit in de samenstelling van jaarprogramma's kan het departementshoofd, op gemotiveerde aanvraag van de student via de studietrajectbegeleider, een iets grotere spreiding toestaan. Artikel 83 – Geïndividualiseerde trajecten, voorbereidingsprogramma's, schakelprogramma's en postgraduaatopleidingen De student stelt zijn jaarprogramma samen conform de regelgeving omschreven in de opleidingsgids en conform de individuele afspraken, gemaakt tussen hem en het departementshoofd op basis van een gemotiveerde aanvraag via de studietrajectbegeleider. Het departementshoofd kan, om de integratie van theorie- en praktijkgerichte opleiding in de professionele bacheloropleidingen te waarborgen, studenten verplichten een opleidingsonderdeel stage of beroepspraktijk op te nemen in hun programma. Als de student voor opleidingsonderdelen stage of beroepspraktijk reeds een creditbewijs behaalde en in een volgend academiejaar theoretisch gerichte opleidingsonderdelen herneemt of moet hernemen, kan een bijkomende opdracht stage of beroepspraktijk worden opgelegd. Dat kan in het bijzonder wanneer de opbouw van de leerlijn stage en beroepspraktijk enerzijds en de volgtijdelijkheid van deze onderdelen anderzijds, het opnemen van nog te volgen opleidings-onderdelen stage Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
27
of beroepspraktijk niet verantwoorden of onmogelijk maken. Voor dit onderdeel kunnen geen bijkomende credits worden behaald. Het wordt evenmin in aanmerking genomen voor de berekening van de studiepunten bij het bepalen van het studiegeld. Artikel 84 – Individueel jaarprogramma van studenten met vrijstellingen Een vrijstelling wordt verleend op grond van de bepalingen in de artikelen 85 tot en met 101. Voor studenten die reeds een ander diploma behaalden, worden voor een aantal opleidingen apart gestructureerde bachelor- en initiële masterprogramma's aangeboden met vermindering van studieomvang. Precieze informatie over deze opleidingen en over de wijze waarop de studie in de tijd gespreid wordt, staat beschreven in de opleidingsgids, althans wanneer het gaat om een frequent gevolgde opleiding. Wanneer een student op grond van een reeds behaald diploma vrijstellingen en studieduurverkorting krijgt voor een minder frequent voorkomende overgang, wordt de spreiding in de tijd bepaald door het departementshoofd. Een student die zeer veel vrijstellingen verkreeg en op basis daarvan meent dat hij de volledige opleiding in minder dan de normaal voorziene periode kan afwerken, richt daartoe via de studietrajectbegeleider een gemotiveerde aanvraag tot het departementshoofd.
5.2.
Vrijstellingen, overname van examencijfers, creditbewijzen en bewijzen van bekwaamheid
Artikel 85 – Vrijstelling of overname van examencijfers Een vrijstelling is de opheffing van de verplichting om over een opleidingsonderdeel of een onderwijsleeractiviteit examen af te leggen zonder dat het behaalde examencijfer opnieuw in rekening kan worden gebracht. Dit gebeurt op basis van een equivalentiebeoordeling door het departementshoofd, eventueel na overleg met de betrokken opleidingshoofden of docenten zoals bepaald in de artikelen 91 tot en met 95. Een vrijstelling kan niet meer worden toegekend nadat het individueel jaarprogramma voor een student is vastgelegd. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid worden eerder behaalde examencijfers wel overgenomen en dus in rekening gebracht in de volgende gevallen: − creditbewijzen behaald in de context van een creditcontract die daarna worden gevaloriseerd in een diplomacontract voor de opleiding waarin dezelfde opleidingsonderdelen zich situeren; − creditbewijzen behaald in een opleidingsfase die gemeenschappelijk is voor meerdere opleidingen; − wanneer in uitvoering van artikel 213, derde lid een examencijfer voor een onderwijsleeractiviteit waaraan ten minste één studiepunt is verbonden, wordt overgezet naar een volgende examenperiode in hetzelfde of een volgend academiejaar. Wanneer het departement op grond van artikel 51, derde lid schakelmodules inbouwt ter compensatie van tekorten uit de vooropleiding, kan de student zich niet beroepen op het gevolgd hebben van een ander keuzevak in de vooropleiding op basis waarvan toegang verleend werd tot de eigenlijke opleiding om vrijgesteld te worden van opleidingsonderdelen uit de schakelmodule. Artikel 86 – Gronden voor het verlenen van vrijstelling Het departementshoofd verleent, op basis van een dossier en een aanvraag samengesteld via de studietrajectbegeleider, vrijstelling op grond van: − een creditbewijs behaald in de eigen of een andere instelling; − een bewijs van bekwaamheid uitgereikt door een validerende instantie; − een EVK die niet via een creditbewijs maar via een ander studiebewijs werd bekrachtigd. Voor een vrijstelling kunnen alleen vormen van competenties (kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes) worden erkend die ten minste aan de volgende voorwaarden voldoen: − authentiek: ze geven het presteren van de kandidaat zelf weer; − actueel: ze weerspiegelen het huidige competentieniveau van de kandidaat; − relevant: ze zijn voldoende toereikend om relevante elementen van een opleiding te dekken. De omvang van de vrijstelling voor een opleidingsonderdeel wordt in beginsel gelijkgesteld aan het aantal studiepunten van het opleidingsonderdeel waarvoor men vrijstelling verkrijgt tenzij het departementshoofd de omvang anders bepaalt. De omvang wordt in elk geval uitgedrukt in gehele studiepunten.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
28
Artikel 87 – Definitie en vastleggen van een creditbewijs De erkenning van een creditbewijs wordt vastgelegd in een databank van de hogeschool. Creditbewijzen voor opleidingsonderdelen vervat in met succes afgeronde opleidingen worden vermeld op het diplomasupplement voor die opleiding. Creditbewijzen voor studenten die de hogeschool verlaten zonder een bepaalde opleiding af te ronden of zonder dat bepaalde individuele creditbewijzen zijn gevaloriseerd in een opleiding, worden op verzoek van de student afgeleverd door de studentenadministratie. Een creditbewijs wordt niet afgeleverd zolang de student niet heeft voldaan aan de betaling van de vereiste studiegelden en andere studiekosten, onverminderd de bepalingen van artikel 43. De examencommissie kan met toepassing van artikel 204 beslissen dat de student op grond van een begane onregelmatigheid geen creditbewijs verwerft. Uitzonderlijk kan ook beslist worden tot het terugvorderen van vroeger behaalde creditbewijzen. Artikel 88 – Verwerven van een creditbewijs Een student verwerft een creditbewijs voor elk opleidingsonderdeel waarvoor hij overeenkomstig artikel 196 geslaagd is, nadat de examencommissie het resultaat ervan definitief heeft vastgelegd. Dit gebeurt na elke examenperiode. Artikel 89 – Creditbewijzen voor studenten uit uitdovende opleidingen Een student die nog gestart is onder het vroegere studiejaarsysteem, wordt geacht een creditbewijs te hebben behaald voor elk opleidingsonderdeel waarvoor hij minstens een score 10 op 20 of ‘geslaagd’ (bij een niet-numerieke beoordeling) behaalde. Artikel 90 – Omvang van een creditbewijs Als een student een vrijstelling heeft gekregen voor een deel van een opleidingsonderdeel, verkrijgt hij een creditbewijs voor het geheel als hij voor het examen van het resterende deel ten minste 10 op 20 heeft behaald, of geslaagd is verklaard volgens de criteria waaraan men moet voldoen bij niet-numerieke beoordeling. Artikel 91 – Procedure voor het verkrijgen van een vrijstelling op basis van een creditbewijs of bewijs van bekwaamheid Elk departementsbestuur bepaalt: − welke creditbewijzen of andere studiebewijzen behaald in een andere opleiding binnen de eigen of aan een andere instelling kunnen leiden tot een vrijstelling voor die opleidingsonderdelen waarvan het departement de gelijkwaardigheid erkent; − welke creditbewijzen of andere studiebewijzen behaald in een andere opleiding binnen de eigen instelling of aan een andere instelling kunnen leiden tot een deelvrijstelling voor die opleidingsonderdelen waarvan het departement een partiële gelijkwaardigheid erkent; − welke bewijzen van bekwaamheid leiden tot een vrijstelling of deelvrijstelling. Het departementsbestuur legt deze afspraken zoveel mogelijk vast in gestandaardiseerde draaiboeken waarop de studietrajectbegeleiders hun advies aan studenten kunnen baseren. Artikel 92 – Vrijstelling op basis van creditbewijs of studiebewijs Een student die meent aanspraak te kunnen maken op een vrijstelling voor een opleidingsonderdeel of een deel ervan op basis van een creditbewijs of ander studiebewijs, richt, rekening houdend met de data bepaald in de artikelen 78 tot en met 81, via de studietrajectbegeleider een aanvraag tot het departementshoofd. In zijn aanvraag geeft de student aan voor welk opleidingsonderdeel of deel ervan hij vrijstelling wenst te verkrijgen en voegt ter verantwoording een dossier toe met de eerder behaalde creditbewijzen of andere studiebewijzen. Artikel 93 – Vrijstelling op grond van eerder verworven competenties die geen weerslag vonden in een creditbewijs of studiebewijs Een student die meent aanspraak te kunnen maken op een vrijstelling voor een opleidingsonderdeel of een deel ervan op basis van een EVC, richt een aanvraag tot erkenning van zijn competenties tot het departementshoofd, die de coördinator onderwijsvernieuwing inschakelt die conform het reglement van de validerende instantie van de Associatie K.U.Leuven gemachtigd is om een assessment te organiseren. Voor de aanvraag kan bijstand verkregen worden van de studietrajectbegeleider. De procedure houdt rekening met volgende elementen: a) Ontvankelijkheidsvoorwaarden Als competenties kunnen alleen worden erkend vormen van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes die ten minste aan de volgende voorwaarden voldoen: − authentiek: ze geven het presteren van de kandidaat zelf weer; Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
29
− − − −
actueel: ze weerspiegelen het huidige competentieniveau van de kandidaat; relevant: ze zijn voldoende toereikend om relevante elementen van een opleiding te dekken; kwantiteit: ze verwijzen naar een voldoende lange periode van activiteiten; variatie in contexten: ze verwijzen naar een voldoende variatie in handelings- en opleidingscontexten.
b) Financiële bijdrage Vooraleer een aanvraag onderzocht wordt, betaalt de aanvrager een instapkost van 55 euro. Na het intakegesprek betaalt de aanvrager voorafgaand aan de verdere afhandeling van de procedure de volgende bijkomende kosten: Voor een hele opleiding: − 590 euro als hij in algemene termen competenties op het niveau van een bachelor of de specifieke competenties van een welomschreven bacheloropleiding laat onderzoeken; − 770 euro als hij in algemene termen competenties op het niveau van een master of de specifieke competenties van een welomschreven masteropleiding laat onderzoeken, zonder dat hij beschikt over een bachelordiploma; − 230 euro als hij in algemene termen competenties op het niveau van een master of de specifieke competenties van een welomschreven masteropleiding laat onderzoeken en hij beschikt over een bachelordiploma; Voor specifieke competenties i.f.v. een opleidingsonderdeel of cluster van opleidingsonderdelen: De bijkomende kosten van ten hoogste 590 euro, gedifferentieerd in verhouding tot de complexiteit van het bekwaamheidsonderzoek. Er wordt een tweedeling gemaakt tussen: − eenvoudige toetsen (in grote groep, gestandaardiseerd) waarvoor 50 euro per toets wordt aangerekend; − en meer uitgebreide toetsen (individueel, meer omkadering) waarvoor 150 euro per toets wordt aangerekend. Als een combinatie van assessmentinstrumenten wordt gebruikt, worden de bedragen opgeteld, zonder dat zij de plafonds voor een gehele opleiding kunnen overschrijden. De hierboven bepaalde bedragen gelden voor het academiejaar 2009-2010 en kunnen met ingang van 1 september 2010 en vanaf dan jaarlijks worden aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex. Een student die zich naderhand inschrijft voor een vervolgopleiding op grond van de EVCbeoordeling, krijgt 20% van de hoger beschreven bedragen terugbetaald onder de vorm van een vermindering van het studiegeld voor de vervolgopleiding. c) Vorm van de aanvraag De student die meent te beschikken over bepaalde competenties die hij niet kan attesteren via een creditbewijs of een andere vorm van studiebewijs waaruit blijkt dat een evaluatie van zijn prestaties plaatsvond, richt een aanvraag tot erkenning van zijn competenties aan het departementshoofd. De student documenteert zijn aanvraag met een portfolio. Hij volgt hierbij de richtlijnen die de assessmentcommissie hem meedeelt. De coördinator onderwijsvernieuwing en/of de studietrajectbegeleider begeleiden de student in het samenstellen van het portfolio. Als de hogeschool niet over de mogelijkheden beschikt om bepaalde competenties te onderzoeken, deelt zij dit mee aan de aanvrager en kan zij de aanvrager verwijzen naar een andere instelling binnen de associatie. In alle andere gevallen onderzoekt zij de aanvraag volgens de hieronder vermelde regels. d) Beoordeling Op grond van de gemeenschappelijk binnen de Associatie K.U.Leuven afgesproken procedures en kwaliteitscriteria verricht de hogeschool een formeel bekwaamheidsonderzoek en stelt ze vast over welke competenties de aanvrager beschikt. Het onderzoek wordt opgestart met een intakegesprek waarbij wordt nagegaan of er een voldoende brede en relevante ervaring aanwezig is om een verder bekwaamheidsonderzoek op zinvolle wijze te ondernemen. Als blijkt dat dit niet het geval is, kan het intakegesprek het einde van de procedure betekenen. De assessmentcommissie onderzoekt verder de competenties en verzoekt de onderwijsverstrekkers van relevante opleidingsonderdelen hierbij om advies.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
30
De hogeschool accepteert de bewijzen van bekwaamheid afgeleverd door de andere partners binnen de Associatie K.U.Leuven en bijgevolg ook de erin vervatte beoordeling van de competenties zoals bepaald door de instelling waartoe de aanvrager zich richtte. e) Attestering Namens de Associatie K.U.Leuven levert de hogeschool een bewijs van bekwaamheid af voor de competenties waarvan zij vaststelt dat de student ze effectief verworven heeft. Het betreffende document vermeldt: − de validerende instantie die het document uitreikt; − de associatie waaronder de validerende instantie ressorteert; − de gehanteerde standaarden; − de gebruikte methodologie; − de competenties die blijken uit het bekwaamheidsonderzoek. De student kan op basis van het volgens de hierboven procedure beschreven afgeleverde bewijs van bekwaamheid (of een bewijs van een andere validerende instantie) via de studietrajectbegeleider een aanvraag tot vrijstelling indienen bij het departementshoofd. In zijn aanvraag geeft de student aan voor welk opleidingsonderdeel of deel ervan hij vrijstelling wenst te verkrijgen en voegt ter verantwoording een dossier toe met het behaalde bewijs van bekwaamheid. Artikel 94 – Beoordeling van equivalentie Het departementshoofd wint waar nodig het advies in van de titularis en/of andere docenten voor het opleidingsonderdeel waarvoor vrijstelling of een deelvrijstelling wordt gevraagd. Daarbij is de benaming en de omvang van behaalde creditbewijzen slechts indicatief. De titularis van het opleidingsonderdeel baseert zijn advies op het ingediende dossier en gaat na of er equivalentie is tussen de competenties die worden nagestreefd in het opleidingsonderdeel waarvoor vrijstelling wordt gevraagd en het vroeger gevolgde opleidingsonderdeel, het studiebewijs of het bewijs van bekwaamheid. Bij volledige equivalentie formuleert hij een positief advies met het oog op een vrijstelling voor het gehele opleidingsonderdeel. De studieomvang van de verleende vrijstelling is in beginsel gelijk aan het aantal studiepunten verbonden met dat opleidingsonderdeel. Bij gedeeltelijke equivalentie kan de titularis adviseren vrijstelling te verlenen voor een deel van het opleidingsonderdeel, op voorwaarde dat dit als een afzonderlijke onderwijsleeractiviteit van minstens één studiepunt gedefinieerd is. De omvang van een gedeeltelijke vrijstelling wordt uitgedrukt in gehele studiepunten. Voor gevallen waarin het departement voor specifieke groepen neveninstromers vaste alternatieve trajecten heeft vastgelegd, hoeft het advies van de titularis en/of de docenten niet gevraagd te worden. Als de aanvraag tot vrijstelling gebaseerd is op een ander studiebewijs dan een creditbewijs, kan het departementshoofd, desgevallend na advies van de titularis en/of de docenten, ook het advies inwinnen van de validerende instantie van de Associatie K.U.Leuven. Het departementsbestuur legt deze vrijstellingen zoveel mogelijk vast in gestandaardiseerde draaiboeken waarop de studietrajectbegeleider zich in zijn advies aan de student kan baseren. Artikel 95 – Omvang en mededeling van een vrijstelling Het departementshoofd beslist na kennisname van het dossier, dat via de studietrajectbegeleider wordt voorgelegd, of een gehele of gedeeltelijke vrijstelling wordt verleend en deelt een gemotiveerde beslissing mee aan de student. Het departementshoofd deelt de beslissing ook mee aan de studentenadministratie. Het aantal studiepunten waarvoor vrijstelling wordt verleend, wordt daarna opgenomen in het studentendossier dat onderdeel uitmaakt van het studiecontract. Vermits de student altijd inschrijft voor een volledig opleidingsonderdeel geeft het verkrijgen van een gedeeltelijke vrijstelling geen aanleiding tot een lager studiegeld. Artikel 96 – Geldigheidsduur van creditbewijzen, andere studiebewijzen en bewijzen van bekwaamheid Alle creditbewijzen, andere studiebewijzen of bewijzen van bekwaamheid zijn in principe onbeperkt geldig. Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
31
Het departementshoofd kan bepalen dat, als een vrijstelling gevraagd wordt op basis van een vroeger behaald creditbewijs, ander studiebewijs of bewijs van bekwaamheid, een actualiseringsprogramma nodig is voor studenten die een opleiding nog niet met succes hebben afgewerkt in het zesde kalenderjaar na het behalen van het bewijs. Deze termijn begint te lopen vanaf de eerste dag van de maand oktober die volgt op de maand waarin het bewijs werd behaald. Het departementshoofd bepaalt voor welke bewijzen dit geldt en op welke manier het actualiseringsprogramma zal gerealiseerd en beoordeeld worden. Artikel 97 – Actualiseringsprogramma Als een actualiseringsprogramma wordt opgelegd aan een student wordt dit formeel gemotiveerd. De student kan schriftelijk en gemotiveerd binnen de vijf kalenderdagen na de schriftelijke mededeling van de beslissing beroep instellen bij de algemeen directeur tegen het opleggen van een actualiseringsprogramma. Ten laatste 15 dagen na ontvangst van het beroep deelt de algemeen directeur de eindbeslissing schriftelijk en gemotiveerd aan de student mee. Artikel 98 – Creditbewijs na een actualiseringsprogramma Een student die geslaagd is voor het examen over het actualiseringsprogramma voor een opleidingsonderdeel waarvoor hij op grond van een vroeger behaald creditbewijs of ander studiebewijs of een bewijs van bekwaamheid geen volledige vrijstelling kreeg, verkrijgt een creditbewijs voor het gehele opleidingsonderdeel. Artikel 99 – Behalen van een diploma na het verkrijgen van vrijstellingen Wanneer een student vrijstelling verkrijgt voor alle opleidingsonderdelen van een opleiding, wordt hem overeenkomstig de artikelen 3 en 4 het diploma van die opleiding toegekend. Artikel 100 – Bewaren van beslissingen De studentenadministratie houdt de genomen beslissingen en de bijhorende documenten bij in het dossier van de student. Artikel 101 – Beroep De (kandidaat-)student kan schriftelijk en gemotiveerd binnen de vijf kalenderdagen na de schriftelijke mededeling van de beslissing beroep instellen bij de algemeen directeur tegen beslissingen inzake het toestaan van vrijstellingen en de toelatingsbeslissingen van de assessmentcommissie. Ten laatste 15 dagen na ontvangst van het beroep deelt de algemeen directeur de eindbeslissing schriftelijk en gemotiveerd aan de student mee.
5.3.
Inschrijven voor opleidingsonderdelen en afleggen van examens
Artikel 102 – Algemene principes voor inschrijven van opleidingsonderdelen en afleggen van examens De volgorde waarin studenten zich kunnen inschrijven voor het volgen van opleidingsonderdelen en examens afleggen, wordt - ongeacht het studiecontract - bepaald door de structuur van het opleidingsprogramma, opgedeeld in opleidingsfasen, en in elk geval rekening houdend met de vastgelegde volgtijdelijkheidsvoorwaarden. Op gemotiveerd verzoek van de student, via de studietrajectbegeleider, kan het departementshoofd een andere regeling toestaan. Artikel 103 – Deelname aan de examens in de drie examenperioden Een student wordt door zijn inschrijving geacht aan alle examens van de eerste en de tweede examenperiode deel te nemen. Voor de derde examenperiode moet hij zich bijkomend, maar kosteloos, inschrijven binnen de termijn en volgens de modaliteiten die jaarlijks worden vastgesteld. Artikel 104 – Opnamebeperkingen De studenten die nog een beperkt gedeelte van een opleiding moeten afwerken, kunnen zich enkel voor deze opleiding inschrijven, maar zij kunnen zich daarnaast ook al inschrijven voor een aansluitende opleiding waarvan zij al opleidingsonderdelen kunnen opnemen, uitzonderlijk zelfs de volledige opleiding (voor schakel- of voorbereidingsprogramma’s, zie ook de bepalingen van de artikelen 62 en 63). De studenten moeten rekening houden met de volgtijdelijkheidsvoorwaarden. Als dergelijke volgtijdelijkheidsvoorwaarden zijn bepaald, kan een combinatie met een volledige aansluitende opleiding bijgevolg uitgesloten zijn. Voor een inschrijving voor opleidingsonderdelen bij een andere Vlaamse instelling van hoger onderwijs wordt verwezen naar artikel 108. Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
32
Artikel 105 – Afwijkingen op de algemene principes In uitzonderlijke gevallen kan het departementshoofd op gemotiveerde wijze afwijkingen toestaan op de hierboven vastgestelde regels. De student richt hiertoe uiterlijk op 15 november via de studietrajectbegeleider een schriftelijke en gemotiveerde aanvraag tot het departementshoofd.
5.4.
Volgen van opleidingsonderdelen en afleggen van examens in een andere opleiding of aan andere instellingen
Artikel 106 – Opleidingsprogramma als uitgangspunt Elk opleidingsprogramma bepaalt, rekening houdend met de bestaande regelgeving en afspraken met andere instellingen van hoger onderwijs, in hoever de student als onderdeel van zijn individueel jaarprogramma van een diplomacontract of een examencontract met het oog op het behalen van een diploma ook opleidingsonderdelen kan volgen in een andere opleiding of aan een andere binnen- of buitenlandse instelling voor hoger onderwijs. De opleidingsgids verschaft daarover nadere informatie. Artikel 107 – Keuze-opleidingsonderdelen aan een andere Vlaamse instelling van hoger onderwijs Met toepassing van een overeenkomst afgesloten tussen de Vlaamse hogescholen of tussen de instellingen van hoger onderwijs binnen de Associatie K.U. Leuven, kunnen studenten als een keuze-opleidingsonderdeel voor hun programma een opleidingsonderdeel volgen dat voorkomt aan een andere Vlaamse hogeschool of een partner van de Associatie K.U.Leuven. Daartoe is vereist dat de student in de eigen hogeschool ingeschreven is met een diplomacontract of examencontract met het oog op het verwerven van een diploma, dat het betrokken opleidingsonderdeel niet voorkomt als plichtvak binnen de opleiding aan de eigen hogeschool en dat de toelating verkregen wordt van het departementshoofd van de eigen opleiding en van het departementshoofd of de verantwoordelijke voor het opleidingsonderdeel aan de andere betrokken instelling. Voor het volgen van een keuze-opleidingsonderdeel waarvoor de vereiste toelating werd verkregen, is de betrokken student geen bijkomend studiegeld verschuldigd. De hogeschool staat in voor de verzekering tegen ongevallen van de student. De andere Vlaamse instelling verbindt zich ertoe de student toegang te verlenen tot het opleidingsonderdeel, de daarbij aansluitende examens en noodzakelijke infrastructuur. De andere Vlaamse instelling deelt aan de hogeschool het resultaat mee van de examens over de prestatie van de student. Artikel 108 – Inschrijving voor opleidingsonderdelen in een vervolgopleiding aan een andere Vlaamse instelling van hoger onderwijs Studenten die nog een beperkt gedeelte van een opleiding moeten voltooien en hun studie wensen voort te zetten in een vervolgopleiding aan een andere instelling, kunnen steeds opleidingsonderdelen opnemen in die andere instelling. Dat geldt ook voor studenten uit andere instellingen die reeds willen inschrijven voor een opleidingsonderdeel in de hogeschool. Wie zo opleidingsonderdelen opneemt, wordt reeds als een volwaardig student beschouwd voor alle faciliteiten (computer- en bibliotheekgebruik enz.). Deze studenten betalen een studiegeld overeenkomstig het aantal studiepunten van de opgenomen opleidingsonderdelen. Artikel 109 – Andere algemene afspraken rond mobiliteit In het kader van de studentenmobiliteit kan een departement nog andere algemene afspraken maken met andere instellingen van hoger onderwijs in het binnen- of buitenland. Deze afspraken maken dan deel uit van het onderwijs- en examenreglement voor de opleiding. Artikel 110 – Bijzondere procedure op individuele aanvraag Voorzover de bovenstaande regeling in de artikelen 107 tot en met 109 daarin nog niet voorziet, kan een student op gemotiveerde wijze, via de studietrajectbegeleider, aan het departementshoofd voorstellen om opleidingsonderdelen van een opleiding te vervangen door andere die voorkomen in opleidingen van de hogeschool of van andere binnen- of buitenlandse universiteiten of hogescholen. Het departementshoofd onderzoekt het voorstel van de student en gebruikt daarbij in het bijzonder de volgende criteria: − de aansluiting van de doelstellingen van het vervangende opleidingsonderdeel bij de doelstellingen van de opleiding; − het niveau van het opleidingsonderdeel; − de studieomvang van het opleidingsonderdeel. Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
33
Bij een positieve beslissing kan de student de voorgestelde vervangende opleidingsonderdelen elders volgen en daar de examens afleggen. In dat geval zal het departementshoofd tevens aangeven op welke manier de examenresultaten voor de vervangende opleidingsonderdelen zullen worden verrekend in het kader van het behalen van een diploma. Behalve als het departementshoofd op gemotiveerde wijze anders beslist, wordt het aantal studiepunten van de andere instelling overgenomen in het individueel jaarprogramma van de student op de hogeschool. De student volgt in deze gevallen de specifieke instructies van het departementshoofd en de studentenadministratie.
5.5.
Maatregelen van studievoortgang
Artikel 111 – Aantal inschrijvingskansen De EER-student heeft recht op een tweede inschrijving voor dezelfde opleidings-onderdelen als waarvoor hij in een voorafgaand academiejaar was ingeschreven en waarvoor hij geen creditbewijs behaalde, onverminderd het bepaalde in artikel 114, eerste lid. Artikel 112 - Studieadvies ten aanzien van alle studenten Alle studenten hebben recht op studieadvies van een studietrajectbegeleider. In het bijzonder studenten van het eerste academiejaar van een bacheloropleiding krijgen hierbij veel aandacht, zowel de studenten die een studie-efficiëntie halen van minder dan 50%, op wie de artikelen 113 tot en met 117 van toepassing zijn, als de studenten met een studie-efficiëntie tussen 50 en 60% aan wie een niet-bindend studieadvies kan worden gegeven. Artikel 113 – Bindend studieadviesgesprek De student met een diplomacontract of een examencontract met het oog op het behalen van een diploma die nog ten minste 120 studiepunten verwijderd is van het behalen van een bachelordiploma en die niet ten minste 50% van de studiepunten behaalde waarvoor hij inschreef, wordt door een studietrajectbegeleider uitgenodigd voor een adviesgesprek. De student is verplicht in te gaan op deze uitnodiging. De inschrijving voor een volgend academiejaar wordt ingehouden of geweigerd als de student niet ingaat op de uitnodiging. Aan de student, ook als hij niet ingaat op de uitnodiging, wordt schriftelijk meegedeeld dat voor het eerstvolgende academiejaar waarvoor hij zich inschrijft, de hieronder beschreven bindende voorwaarde van toepassing wordt. Als de student wel ingaat op de uitnodiging, wordt deze informatie ook mondeling meegedeeld en toegelicht. De bindende voorwaarde houdt in dat de inschrijving voor een later academiejaar zal geweigerd worden, conform de bepalingen van de artikelen 114 en 115, als de EER-student in het eerstvolgende academiejaar waarvoor hij zich inschrijft niet voldoet aan die voorwaarde. Op gemotiveerd verzoek van de student bij de coördinator gelijke onderwijskansen kan een assessmentcommissie afstappen van deze bindende clausule, eventueel na advies van het departementshoofd en de studietrajectbegeleider. Zij kan desgevallend andere voorwaarden opleggen. Artikel 114 – Weigering van verdere inschrijving voor een opleiding De inschrijving voor een diplomacontract voor een bacheloropleiding wordt geweigerd als de EERstudent, die nog ten minste 120 studiepunten verwijderd is van het behalen van het diploma op het moment dat hij het bindend studieadvies krijgt, niet ten minste 50% cumulatieve studieefficiëntie heeft behaald voor de eerste twee academiejaren waarin hij voor deze opleiding was ingeschreven. Een weigering tot inschrijving geldt voor het eerstvolgende academiejaar. Een weigering tot inschrijving geldt voor alle opleidingen aan de instelling, met uitzondering van een heroriëntering van een academische naar een professionele bachelor. In afwijking van het eerste lid en op gemotiveerd verzoek van de student, via de studietrajectbegeleider, kan het departementshoofd toch een nieuwe toelating geven. Hij kan daaraan eventueel bindende voorwaarden verbinden met betrekking tot het individueel jaarprogramma van de student.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
34
Artikel 115 – Weigering tot inschrijving voor een bepaald opleidingsonderdeel Aan een student die gedurende twee academiejaren niet slaagt voor een opleidingsonderdeel uit een bachelor- of masteropleiding, onder welk contracttype ook, wordt een derde inschrijving via een diplomacontract of een creditcontract geweigerd wanneer hij niet ten minste 50% cumulatieve studie-efficiëntie heeft behaald voor de individuele jaarprogramma’s. Een weigering tot inschrijving geldt voor het eerstvolgende academiejaar en voor elke opleiding waarin het opleidingsonderdeel is opgenomen. Een nieuwe inschrijving kan enkel worden toegestaan op grond van een gemotiveerd verzoek. In afwijking van het eerste lid en op gemotiveerd verzoek van de student, via de studietrajectbegeleider, kan het departementshoofd toch een nieuwe toelating geven. Hij kan daaraan eventueel bindende voorwaarden verbinden met betrekking tot het individueel jaarprogramma van de student. Artikel 116 – Weigering tot inschrijving op grond van een onvoldoende leerkrediet Een student die beschikt over een onvoldoende leerkrediet om een opleiding aan te vangen of af te werken: − wordt niet toegelaten tot inschrijving of herinschrijving voor een opleiding als zijn leerkrediet lager dan of gelijk aan nul is; − wordt toegelaten tot inschrijving of herinschrijving voor een opleiding voor het aantal studiepunten leerkrediet waarover hij nog beschikt onverminderd het bepaalde in de artikelen 114 en 115. Op grond van een gemotiveerd verzoek aan het departementshoofd, via de studietrajectbegeleider,en na evaluatie van het reeds afgelegde studieparcours en de mogelijke kansen om de opleiding aan te vatten of succesvol af te ronden, kan hij toch worden toegelaten om de opleiding aan te vatten of het gedeelte waarvoor hij geen leerkrediet meer heeft op te nemen. Een student die een academisch bachelordiploma heeft behaald, zonder over een voldoende leerkrediet te beschikken voor het aanvangen van een aansluitende masteropleiding, wordt in elk geval toegelaten tot de masteropleiding. In beide gevallen, tenzij als hij (bijna-)beursstudent is, betaalt de student voor het gedeelte waarvoor hij niet meer beschikt over een voldoende leerkrediet het dubbele van het variabel deel van het studiegeld. Op gemotiveerd verzoek, via de studietrajectbegeleider, kan de algemeen secretaris hierop een afwijking toestaan. Artikel 117 – Beroep De student kan schriftelijk en gemotiveerd binnen de vijf kalenderdagen na de schriftelijke mededeling van de beslissing beroep instellen bij de algemeen directeur tegen een maatregel van studievoortgangbewaking. Ten laatste 15 dagen na ontvangst van het beroep deelt de algemeen directeur de eindbeslissing schriftelijk en gemotiveerd aan de student mee.
Afdeling 6. 6.1.
Rechten en plichten, rechtsbescherming en tuchtreglement
Rechten en plichten van de student
Artikel 118 – Gelijke behandeling De studenten van de hogeschool hebben recht op een gelijke behandeling. Voor een ongelijke behandeling is een objectieve grondslag vereist en moet het verschil in behandeling in verhouding staan tot een rechtmatig na te streven doel. De hogeschool neemt algemene maatregelen om de gelijkheid van kansen te waarborgen en de toegankelijkheid van de hogeschool in materiële en immateriële zin te garanderen voor studenten met een functiebeperking of chronische ziekte en voor studenten uit erkende groepen binnen het diversiteitsbeleid. Redelijke aanpassingen zoals onderwijs- of examenfaciliteiten voor studenten met een functiebeperking worden aangevraagd volgens de vastgelegde procedures. Hierover is alle nuttige informatie te vinden op www.khbo.be/stutra/functiebeperking. De hogeschool stelt in overleg met de studentenraad vast hoe faciliteiten voor studentenvertegenwoordigers kunnen worden verleend, in het bijzonder deze die vermeld worden in artikel 171.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
35
Artikel 119 – Openbaarheid van bestuur: algemeen principe Overeenkomstig de bepalingen van het participatiedecreet krijgen de vertegenwoordigers van de studenten op hun verzoek inzage in de verslagen van de beleidsorganen met betrekking tot de aangelegenheden die hen aanbelangen. Artikel 120 – Openbaarheid van bestuur: toepassingsregels In uitvoering van artikelen 77 en 78 van het Structuurdecreet wordt de openbaarheid van bestuur ten aanzien van elke individuele student als volgt verbijzonderd. Elke student kan inzage krijgen in de documenten die ten grondslag lagen aan beslissingen ten aanzien van hem genomen, zonder dat hij recht heeft op inzage in gegevens die betrekking hebben op andere studenten. Hij kan hiertoe tot uiterlijk een maand na de aanvang van het volgende academiejaar een aanvraag indienen bij het departementshoofd waaronder zijn opleiding ressorteert. Binnen een redelijke termijn moet inzage worden verleend. Kopieën van documenten worden enkel verleend met onherkenbaarmaking van gegevens die niet op de student betrekking hebben. De hogeschool zal een redelijke vergoeding vragen per gekopieerde bladzijde. Het examenreglement bepaalt in artikel 207 het inzagerecht ten aanzien van examens en beraadslagingverslagen. Artikel 121 – Bescherming van de persoonsgegevens De studenten hebben recht op de bescherming van hun persoonsgegevens in overeenstemming met de beleidsregels van de hogeschool. Elke student kan conform de wetgeving op de bescherming van de persoonsgegevens éénmaal per jaar inzage en eventueel correctie vragen van de persoonsgegevens die de hogeschool over hem elektronisch bewaart. De uitoefening van dat recht wordt gevraagd bij de algemeen secretaris. Artikel 122 – Onpartijdigheid De hogeschool behandelt elke student zonder vooringenomenheid. Leden van de gemeenschap van de hogeschool, studenten inbegrepen, die een persoonlijk belang hebben bij een beslissing ten aanzien van een bepaalde student, kunnen niet deelnemen aan de advisering of de beslissing van het betrokken beleidsorgaan. Artikel 123 – Recht van verdediging Alle studenten hebben recht op toegang tot een examenombudspersoon zoals bepaald in de artikelen 128 en 129. Specifieke vormen van bescherming van het recht van verdediging zijn opgenomen in het examenreglement en het tuchtreglement. Artikel 124 – Motiveringsplicht Eenzijdige beslissingen van de hogeschool ten aanzien van individuele studenten of groepen van studenten die tot doel hebben rechtsgevolgen tot stand te brengen, worden door het bevoegde orgaan afdoende en schriftelijk gemotiveerd. De akte vermeldt de juridische en de feitelijke gronden waarop de beslissing gegrond is. Artikel 125 – Specifieke rechten van studenten De studenten hebben in het bijzonder recht op: a) medezeggenschap en participatie op basis van de decretaal vastgelegde regels (www.khbo.be/1682); b) ondersteuning vanwege de studieondersteunende diensten verbonden aan de hogeschool (www.khbo.be/sbb): − de studietrajectbegeleiders (www.khbo.be/stutra); − toegang tot de algemene studentenvoorzieningen (www.khbo.be/stuvo); − toegang tot de selectieve sociale voorzieningen zoals studiefinanciering van de sociale dienst, studentenhuisvesting, psychologische dienst (www.khbo.be/stuvo); c) gebruik van de bibliotheek mits inachtname van het bibliotheekreglement (www.khbo.be/bib); d) gebruik van de computerinfrastructuur mits inachtname van het specifieke reglement (www.khbo.be/ict); e) onderwijsondersteuning via TOLEDO (www.khbo.be/1680); f) het algemene gebruik van de campus en de onderwijsinfrastructuur met respect voor het campusreglement (www.khbo.be/119); g) de restaurants (www.khbo.be/121). Studenten met een examencontract kunnen op deze mogelijkheden geen enkele aanspraak maken, tenzij zij bij de registratie voor het gebruik van TOLEDO en de KHBO e-mail een gebruiksrecht van 50 euro betalen. De bibliotheek is voor hen toegankelijk onder dezelfde voorwaarden als voor externen. Het campusreglement moet door hen worden gerespecteerd. Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
36
Artikel 126 – Specifieke plichten van studenten De studenten hebben de plicht de onroerende en roerende goederen van de hogeschool te gebruiken 'als een goede huisvader' en zich te gedragen conform de binnen de hogeschool geldende reglementen vermeld in artikel 125. De studenten hebben eveneens de plicht tijdens praktijkcomponenten en stages de specifieke richtlijnen en reglementen hieromtrent op te volgen. Deze worden ter beschikking van de student gesteld en op TOLEDO geplaatst (“departementale administratie” bij elk departement). Artikel 127 – Grensoverschrijdend gedrag Het campusreglement (www.khbo.be/119) legt specifieke regels vast in verband met grensoverschrijdend gedrag en het functioneren van een vertrouwenspersoon binnen de hogeschool op basis van een uitgewerkte procedure in het kwaliteitshandboek.
6.2. Rechtsbescherming en behandeling van klachten Artikel 128 – Geschillenregeling in verband met de onderwijsverzorging De studenten kunnen in eerste instantie bij de opleidingshoofden (opleidingscoördinatoren) terecht voor problemen met betrekking tot de onderwijsverzorging. In tweede instantie kan het departementshoofd worden aangesproken. Zij zullen oplossingen zoeken en desgevallend bemiddelen tussen studenten en docenten. Artikel 129 – Geschillenregeling in verband met examens Tijdens de examenperiodes fungeert een examenombudspersoon die bemiddelt tussen de examinator en de student. Het examenreglement (artikelen 177 tot en met 180) beschrijft de opdracht, aanstelling en bevoegdheid van de examenombudspersoon. Artikel 130 – Procedure ter behandeling van formele klachten in verband met de onderwijsverzorging Formele klachten met betrekking tot de onderwijsverzorging door een docent worden ingediend bij het opleidingshoofd (opleidingscoördinator) van een opleiding, die hierover binnen de 30 dagen na de ontvangst van de klacht schriftelijk verslag uitbrengt bij het departementshoofd. Dit verslag omvat ook een advies betreffende de gegrondheid van de klacht en kan aanbevelingen omvatten met betrekking tot de herziening van onderwijsopdrachten en programma's. Artikel 131 – Procedure ter behandeling van formele klachten in verband met beslissingen over een individuele student De mogelijkheden tot beroep worden beschreven onder: − voor toelatingsbeslissingen tot een geïndividualiseerd traject: artikel 12; − voor beslissingen over wijzigingen van opleidingen en over type of inhoud van een toetredingscontract: artikel 19; − voor beslissingen met betrekking tot de omvang en/of de inhoud van voorbereidingsprogramma's, schakelprogramma's, programma's met vermindering van studieomvang en de toelatingsbeslissingen van de assessmentcommissie: artikel 65; − voor beslissingen over het individueel jaarprogramma van een student: artikel 81; − voor beslissingen over de valorisatie van EVC in een bewijs van bekwaamheid, de beslissingen over vrijstellingen en de beslissingen over het opleggen van een actualiseringsprogramma: artikel 101; − voor beslissingen over een herinschrijving: artikel 117; − voor uitspraken bij toepassing van het tuchtreglement: artikel 139; − voor betwistingen over het examenverloop, examenresultaten of beslissingen van een examencommissie: artikel 218.
6.3.
Orde- en tuchtreglement
Artikel 132 – Orde- en tuchtreglement: algemene principes Van de studenten die zich aan de hogeschool inschrijven, wordt verwacht dat ze zich in hun gedragingen en sociale betrekkingen, zowel binnen als buiten de hogeschoolgemeenschap, door eerbied voor de menselijke persoon laten leiden; dat ze geen handelingen verrichten die onverenigbaar zijn met de zending van de hogeschool in het algemeen en met de beginselen die aan de hogeschool ten grondslag liggen in het bijzonder. Diefstal, geweld, vandalisme en het dealen van drugs worden
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
37
als zware vergrijpen beschouwd in het kader van de tuchtregels. Bij dergelijke zware vergrijpen kan steeds de politie worden ingeschakeld. Artikel 133 – Handhaving van de tucht Het hogeschoolbestuur is verantwoordelijk voor de handhaving van de tucht in de hogeschool en delegeert deze verantwoordelijkheid naar de algemeen directeur en de andere leden van de directieraad en de daartoe overeenkomstig artikel 137 ingestelde tuchtcommissie. Artikel 134 – Maatregelen van orde Bij een niet correcte houding van de student ten opzichte van personeelsleden van de hogeschool , medestudenten en/of bezoekers kunnen de volgende maatregelen van orde onmiddellijk worden uitgesproken door een lid van de directieraad, door het opleidingshoofd van de opleiding die de betrokken student volgt of door de betrokken docent: − een waarschuwing; − de uitvoering van een opgelegde taak; − de tijdelijke wegzending uit het lokaal of het gebouw. Tegen deze maatregelen van orde staat geen beroep open. Artikel 135 Bij ernstige inbreuken kunnen de volgende tuchtmaatregelen worden uitgesproken: − de blaam; − de ontzegging van het recht om aanwezig te zijn bij officiële onderwijscontactmomenten; − de tijdelijke wegzending; − de weigering, bij wijze van tuchtmaatregel, van de toestemming om zich te laten inschrijven; − de definitieve uitsluiting. Elke sanctie wordt schriftelijk gemotiveerd en meegedeeld. Artikel 136 – Recht van verdediging bij een tuchtprocedure De student tegen wie een tuchtsanctie wordt overwogen heeft recht op : − de mededeling van de aard van de jegens hem overwogen maatregel en van de gronden waarop die is gebaseerd; − inzage in het volledige dossier; − een redelijke termijn om een mondeling en schriftelijk verweer voor te bereiden en naar voren te brengen. Hij kan zich door een persoon naar keuze laten bijstaan. Als het een zwaar vergrijp betreft kan het departementshoofd, in afwachting van een uitspraak omtrent de tuchtmaatregelen, de student tijdelijk schorsen van het bijwonen van de onderwijsactiviteiten. Artikel 137 – De samenstelling van de tuchtcommissie De tuchtcommissie wordt per departement samengesteld door de algemeen directeur en bestaat uit: − het departementshoofd, dat als voorzitter optreedt, − twee leden van het onderwijzend personeel − twee studenten die voorgedragen worden door de studentenraad. Deze commissie moet worden samengeroepen, als de betrokken student erom verzoekt. Artikel 138 – Uitspreken van tuchtmaatregelen De blaam wordt uitgesproken door het departementshoofd. De ontzegging van het recht om aanwezig te zijn bij officiële onderwijscontactmomenten en de tijdelijke wegzending worden door het departementshoofd uitgesproken, nadat hij - indien de betrokken student daar althans om heeft verzocht - het advies van de tuchtcommissie heeft ingewonnen. De weigering van de toestemming tot inschrijving en de definitieve uitsluiting worden uitgesproken door de algemeen directeur, na kennis genomen te hebben van het verslag van het departementshoofd dat - als de betrokken student erom heeft verzocht - de voltallige tuchtcommissie moet hebben gehoord.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
38
Artikel 139 – Beroep De student kan binnen de vijf kalenderdagen volgend op de schriftelijke mededeling van een sanctie schriftelijk en gemotiveerd beroep aantekenen bij het hogeschoolbestuur.
6.4
Bewaartermijn van documenten
Artikel 140 - Bewaartermijnen Documenten, andere dan examenkopijen, die betrekking hebben op beslissingen ten aanzien van een student, worden bewaard tot ten minste drie jaar nadat de student voor het laatst aan de instelling ingeschreven was voor de betrokken opleiding of opleidingsonderdeel.
Afdeling 7.
Aanvullingen en afwijkingen in verband met studenten die niet in het bezit zijn van een diploma van de Vlaamse Gemeenschap of asielzoeker zijn
Artikel 141 – Begripsbepalingen De volgende bepalingen zijn van kracht voor de interpretatie van de artikelen 142 tot en met 150: − een internationale student is een student die een andere nationaliteit heeft dan de Belgische en in het kader van zijn studies tijdelijk verblijft in België; − een asielzoeker (of kandidaat-vluchteling) is een vreemdeling die in België een asielaanvraag heeft ingediend; hij heeft een voorlopig verblijf in België zolang het Commissariaat-Generaal voor de vluchtelingen geen definitieve beslissing heeft genomen over zijn asielaanvraag; in afwachting van deze beslissing is hij in het bezit van een tijdelijk verblijfsdocument; − een resident is een persoon met een niet-Belgische nationaliteit die beschikt over onbeperkt verblijf in België. Artikel 142 – Toetredingsovereenkomst: algemene principes De elementen die een rol spelen in de toelating tot studies aan de hogeschool van kandidaten die niet beschikken over een diploma van de Vlaamse Gemeenschap zijn: − de plaats waar het diploma werd behaald, namelijk binnen of buiten de Raad van Europa; − de nationaliteit; − residentschap: de plaats waar de kandidaat beschikt over onbeperkt verblijf; − de taalvaardigheid. Artikel 143 – Toetredingsovereenkomst: specifieke regels Specifieke aanvullingen t.a.v. de volgende rubrieken van het algemeen onderwijs-reglement: − studenten met een niet-EER nationaliteit en tijdelijk verblijvend als student in België kunnen niet inschrijven voor een credit- of examencontract; − studenten met een nationaliteit van buiten de EER moeten elke wijziging van contract of opleiding, via de studietrajectbegeleider, bij de studentenadministratie, aanvragen; − buitenlandse niet-EER-studenten die wensen te heroriënteren dienen daarvoor een aanvraag in, via de studietrajectbegeleider, bij de studentenadmnistratie. Artikel 144 – Tweede inschrijving voor niet-EER-studenten met tijdelijk verblijf in België Niet-EER-studenten met tijdelijk verblijf in België die een tweede keer willen inschrijven voor eenzelfde pakket opleidingsonderdelen binnen een opleiding dienen, via de studietrajectbegeleider, een aanvraag in bij de studentenadministratie. Artikel 145 – Verzekering burgerlijke aansprakelijkheid Het afsluiten van een polis burgerlijke aansprakelijkheid privé-leven geldt als een bijkomende verplichting voor studenten van buiten de Europese Economische Ruimte. Artikel 146 – Studiegelden voor studenten met een buitenlandse nationaliteit Meer informatie over de studiegelden voor studenten met een buitenlandse nationaliteit is te vinden op: www.khbo.be/studiegeld en www.khbo.be/8944. Voor de bepaling van het studiegeld wordt een buitenlander die met onbeperkt verblijfsrecht in de EER verblijft, gelijkgesteld met houders van de Belgische nationaliteit. Het studiegeld voor studenten van buiten de Europese Hogeronderwijsruimte kan overeenkomstig artikel 31 verhoogd worden. Er kan een voorschot worden gevraagd. Alle informatie daarover vindt men op: www.khbo.be/studiegeld en www.khbo.be/8944.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
39
Studenten die zich voor een tweede keer inschrijven voor eenzelfde pakket opleidingsonderdelen binnen een opleiding, moeten voor de te hernemen opleidingsonderdelen een tweede keer een verhoogd studiegeld betalen. Studenten uit door de hogeschool erkende ontwikkelingslanden kunnen op gemotiveerd verzoek een vermindering aanvragen op de studiegelden. Zij richten dit verzoek, via de studietrajectbegeleider, tot de algemeen secretaris. Voorwaarde voor een reductie is dat zij beschikken over een studiebeurs van ten minste 550 euro per maand. Studenten met een buitenlandse nationaliteit die hun inschrijving aan de hogeschool stopzetten, moeten dit melden aan het de studentenadministratie die in overleg met hen bepaalt welke getuigschriften toegekend of behouden kunnen blijven en welke weer moeten ingeleverd worden. Artikel 147 – Taalvoorwaarden: toepassing van het algemeen principe Conform artikel 45 wordt een kandidaat-student met een diploma van buiten de Vlaamse Gemeenschap enkel tot een in het Nederlands georganiseerde opleiding toegelaten als hij voldoet aan de taalvoorwaarden die gelden binnen de Associatie K.U.Leuven. De lijst met taalvoorwaarden is te vinden op www.khbo.be/8944. Hierop worden geen uitzonderingen toegestaan, tenzij met het oog op de toelating tot een masteropleiding waarin onderzoekscompetenties een belangrijke rol spelen. Artikel 148 – Toelatingsvoorwaarden: algemene regels De toelatingsvoorwaarden houden algemeen gesteld in dat: − een student met een diploma behaald in een land van de Raad van Europa en dat in dat land toelating verleent tot een gelijksoortige opleiding, het recht heeft op toelating; − een student met een diploma behaald in een land dat niet behoort tot de Raad van Europa, dat in het land waar het werd behaald toelating verleent tot hogere studies in het algemeen, kan worden toegelaten; de toelating wordt in dit geval afhankelijk gemaakt van een bijkomende toetsing van de bekwaamheden voor de opleiding; − studenten met een EER-nationaliteit andere dan de Belgische en Nederlandse dienen hun verzoek tot inschrijving in, via de studietrajectbegeleider, bij de studentenadministratie; − kandidaten met een niet-EER nationaliteit en tijdelijk verblijf in België die niet beschikken over een diploma van het secundair onderwijs of gelijkwaardig, kunnen niet worden toegelaten tot een bacheloropleiding op grond van assessment. Met het oog op het nagaan van de diplomavoorwaarden moeten alle studenten met een in het buitenland behaald diploma - behalve houders van een Nederlands VWO-diploma – hun aanvraag tot toelating indienen, via de studietrajectbegeleider, bij studentenadministratie. Kandidaat-studenten met een andere dan de Belgische nationaliteit dienen hun verzoek tot inschrijving in, via de studietrajectbegeleider, bij de studentenadministratie. Artikel 149 – Bewijsproblematiek Een kandidaat-student die in het buitenland diploma's behaalde die in aanmerking zouden komen om als gelijkwaardig beschouwd te worden, maar die omwille van zijn bijzondere situatie (vluchteling, kandidaat-vluchteling…) in de onmogelijkheid verkeert om de behaalde diploma's voor te leggen, kan met alle middelen van recht bewijzen dat hij over het vereiste diploma beschikt. Indien de hogeschool met voldoende zekerheid kan vaststellen dat het diploma wel degelijk is behaald, wordt de kandidaat tot inschrijving toegelaten. Als het onmogelijk blijkt om afdoende bewijzen voor te leggen, kan de hogeschool toch nog beslissen de kandidaat in te schrijven op grond van bijkomende testen. Deze test omvat de taalproef, en bij het slagen ervoor een specifieke test die verband houdt met de opleiding waartoe de student wenst toegelaten te worden. Kandidaat-studenten die behoren tot deze categorie leggen hun dossier via de studietrajectbegeleider voor aan de studentenadministratie die in samenwerking met de coördinator onderwijsvernieuwing de assessmentprocedure opstart. Artikel 150 – Elementen voor de vaststelling van het jaarprogramma van de individuele student Voor niet-EER-studenten geldt niet het recht op automatische tweede inschrijving. Voor niet-EER-studenten geldt niet het recht op automatische wederinschrijving voor een tweede academiejaar.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
40
Op gemotiveerd verzoek van de student, via de studietrajectbegeleiding, bij de studentenadministratie kan voor een niet-EER-student een assessmentcommissie toch een nieuwe toelating geven, na advies van het departementshoofd en de studietrajectbegeleider.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
41
TITEL III - EXAMENREGLEMENT Afdeling 1 1.1
Algemeen examenreglement
Algemene bepalingen
Artikel 151 - Dit reglement legt de regels vast die een vlot en correct verloop van de examens aan de hogeschool moeten waarborgen. De taak van de examinator bestaat erin na te gaan of een student de leerresultaten heeft behaald en bijgevolg over de competenties beschikt die vereist worden ten aanzien van een bepaald opleidingsonderdeel. De examencommissie heeft tot taak na te gaan of een student ten aanzien van de opleiding of opleidingsonderdelen de leerresultaten heeft behaald en bijgevolg over de competenties beschikt die noodzakelijk worden geacht om daarvoor te slagen. Elk examen dient zo te worden georganiseerd dat de student ten volle de kans krijgt de voor het opleidingsonderdeel vereiste competenties te bewijzen. Dit vraagt van de examinator, en van alle ter zake bevoegde organen, een constante zorg om voor elk opleidingsonderdeel een optimaal georganiseerd examen te garanderen. Artikel 152 - Het algemeen examenreglement is van toepassing op alle examens aan de hogeschool waarvoor in de artikelen 219 tot en met 226 geen specifieke bepalingen zijn opgenomen of waarvoor geen afwijkende bepalingen zijn vastgelegd overeenkomstig de procedure beschreven in artikel 153. Artikel 153 - In de gevallen waar dit reglement het absoluut vereist, moet elk departementsbestuur dit algemeen examenreglement aanvullen met bijzondere bepalingen en criteria. Aanvullingen mogen niet strijdig zijn met de bepalingen van dit reglement en treden pas in werking nadat het hogeschoolbestuur ze bekrachtigd heeft. Afwijkingen van dit algemeen examenreglement kunnen alleen worden toegestaan door het hogeschoolbestuur op gemotiveerd verzoek van een departementsbestuur. Het hogeschoolbestuur bepaalt de geldigheidsduur van de toegestane afwijkingen. Departementale aanvullingen en afwijkingen worden zorgvuldig aan de studenten van het betrokken departement bekendgemaakt. Zij worden in elk geval en dit uiterlijk voor de aanvang van het academiejaar bekendgemaakt via www.khbo.be/9046 en per departement via TOLEDO (“departementale administratie”). De hogeschool stelt zich echter zeer restrictief op ten aanzien van departementale aanvullingen of afwijkingen. De hogeschool streeft naar een zo gelijk mogelijk examenreglement voor alle departementen.
1.2
Organisatie van de examens
Artikel 154 - Examenperiodes Per academiejaar worden drie examenperiodes georganiseerd: − de eerste examenperiode aan het einde van het eerste semester van het academiejaar; − de tweede aan het einde van het tweede semester; − de derde in augustus-september. In uitzonderlijke individuele gevallen kan de examencommissie een examenperiode openhouden, maar voor de laatste examenperiode niet later dan 15 september. Voor studenten in uitwisselingsprogramma's van wie de resultaten voor het afgelopen academiejaar nog niet bekend zijn, kan uitzonderlijk nog na 15 september een beslissing genomen worden. Artikel 155 - Deelexamens Het departementshoofd kan beslissen dat over opleidingsonderdelen die over twee semesters worden georganiseerd, aan het einde van elk semester een deelexamen wordt afgenomen. Het relatieve aandeel van elk deelexamen wordt vastgelegd overeenkomstig de procedure van artikel 157.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
42
Artikel 156 - Bijzondere examineertijdstippen voor volledige opleidingsonderdelen Het departementshoofd kan beslissen dat de studenten buiten de gewone examenperiodes geëxamineerd worden: − over andere onderwijsactiviteiten dan contactonderwijs; − over opleidingsonderdelen die gedoceerd worden door gastdocenten of door docenten die gedurende een examenperiode reglementair afwezig zijn; − indien zij deelnemen aan uitwisselingsprogramma's met andere universiteiten of hogescholen; − als de omstandigheden dit noodzaken. Het departementshoofd waakt over een evenwichtige spreiding van de beoordelingsmomenten bedoeld in de artikelen 157 en 158. Artikel 157 - Partiële en permanente evaluatie Het departementshoofd kan toestaan dat voor opleidingsonderdelen die uit verscheidene onderwijsleeractiviteiten bestaan, deze activiteiten afzonderlijk geëvalueerd worden. De titularis richt daartoe een voorstel aan het departementshoofd. De vastlegging en eventuele aanpassing van de examenvormen verloopt overeenkomstig artikel 183, eerste lid van dit examenreglement. Het departementshoofd houdt bij zijn beslissing ten minste rekening met deze elementen: − de omschrijving van de onderwijsleeractiviteiten; − het relatieve aandeel van de verscheidene onderwijsleeractiviteiten in het definitieve examencijfer; − de wijze van evalueren en de tijdstippen van de evaluatie; − de mededeling door de titularis van de resultaten van de afzonderlijke evaluaties aan de studenten; − eventueel de mogelijkheid om, voor zover het een onderwijsleeractiviteit anders dan een hoorcollege betreft, het resultaat van de deelbeoordeling ook in het examencijfer van de tweede en desgevallend de derde examenperiode op te nemen. Het departementshoofd kan ook voor een volledig opleidingsonderdeel een vorm van permanente evaluatie goedkeuren. Hij legt de voorwaarden ervan vast, voor zover mogelijk rekening houdend met de elementen vermeld in het tweede lid van dit artikel. Hierbij wordt in elk geval verduidelijkt onder welke aangepaste vorm een tweede examenkans wordt aangeboden, of wordt desgevallend duidelijk vastgelegd dat geen tweede examenkans mogelijk is. Artikel 158 - Tussentijdse toetsen De resultaten van tussentijdse toetsen, georganiseerd ter oriëntering van de eerstejaarsstudenten van een bacheloropleiding, worden niet verrekend in de eindresultaten. Artikel 159 - Tijd en plaats Buiten de periodes of tijdstippen vermeld in artikelen 154 tot en met 157 kan behoudens toepassing van artikel 171 of een erkende overmachtsituatie, vastgesteld door het departementshoofd, geen examen op geldige wijze worden georganiseerd. Alle examens worden, behalve bij overmacht vast te stellen door het departementshoofd als voorzitter van de examencommissie of in het geval van specifieke werkvormen, afgenomen in een lokaal van de hogeschool. Artikel 160 - Openbaarheid De student die dit wenst kan een waarnemer het mondelinge examen laten bijwonen. De waarnemer kan geen student zijn die dat opleidingsonderdeel in dat academiejaar moet afleggen of een student die in datzelfde academiejaar door de betrokken examinator moet worden ondervraagd, evenmin als een bloed- of aanverwant tot in de vierde graad. De student verwittigt ten minste zeven dagen voor een examen het departementshoofd (als voorzitter van de examencommissie) en de examenombudspersoon, die de betrokken examinator tijdig op de hoogte brengt. De waarnemer kan enkel schriftelijke notities nemen en mag het verloop van het examen niet beïnvloeden. De examinator kan in overleg met het departementshoofd een lid van het onderwijzend personeel vragen een examen bij te wonen. Artikel 161 Examenregeling De examenregelingen worden opgesteld onder verantwoordelijkheid van het departementshoofd dat hiertoe een verantwoordelijke aanduidt. Het departementshoofd betrekt, volgens een vastgelegde procedure, de studenten en de ombudspersoon bij het opstellen van de regeling. Het departementshoofd staat in voor de publieke bekendmaking van de definitieve examenregeling voor elk van de examenperiodes, op de hierna aangegeven tijdstippen. Bij de bekendmaking worden de Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
43
studenten ook duidelijk geïnformeerd over de identiteit van de voorzitter en de secretaris van de examencommissie, en van de examenombudspersoon en wordt ook het tijdstip vermeld waarop de examenresultaten zullen meegedeeld worden. De examenregeling voor de eerste en de tweede examenperiode wordt uiterlijk vijf weken voor aanvang van de examenperiode vastgelegd. De examenregeling voor de derde examenperiode wordt uiterlijk drie weken voor aanvang van de examenperiode vastgelegd. Voor studenten met een bijzondere regeling wegens individuele omstandigheden gelden de bepalingen van artikel 171. Examinatoren en studenten houden zich strikt aan de vastgelegde examenregeling. Examens kunnen enkel om een zwaarwichtige reden verplaatst worden. De examenombudspersoon oordeelt daarover soeverein en formuleert een voorstel aan het departementshoofd dat beslist. Het departementshoofd beslist eveneens, op voorstel van de examenombudspersoon, over de toewijzing van een examenmoment bij overmachtsituaties.
1.3
Deelname aan de examens
Artikel 162 - Voorwaarde om aan examens deel te nemen Een student kan slechts deelnemen aan een examen als hij het verschuldigde studiegeld en de verschuldigde studiekosten betaald heeft of daarover een regeling heeft getroffen via de sociale dienst van de hogeschool. Als niet aan deze voorwaarde is voldaan, wordt de inschrijving geschorst. Zolang de schorsing niet herroepen wordt, worden de eventueel reeds behaalde resultaten als niet bestaande beschouwd en ontvangt de student geen creditbewijs voor de betrokken opleidingsonderdelen. De toegang tot een examen kan onderworpen zijn aan voorwaarden zoals een aanwezigheidsplicht met betrekking tot praktische onderdelen, voldoende deelname aan groepsverplichtingen of het tijdig indienen van werkstukken. In de opleidingsgids wordt aangegeven voor welke opleidingsonderdelen een aanwezigheidsverplichting (permanente evaluatie) geldt en wat de weerslag van het niet naleven van deze voorwaarden op de examenbeoordeling is. Groeps- en individuele opdrachten hebben altijd een verplicht karakter, tenzij anders aangegeven in de opleidingsgids. De student die niet voldoet aan de gestelde voorwaarden krijgt voor het betrokken opleidingsonderdeel of onderwijsleeractiviteit ervan een nulscore of een "niet geslaagd" of een “niet-afgelegd” (= afwezig) (zie ook artikel 184). Artikel 163 – Elektronische werkstukken of elektronisch verzonden werkstukken Docenten en studenten bewaren zelf kopieën van berichten, werkstukken, taken die elektronisch werden doorgezonden of ingeleverd. Desgevallend moet een exemplaar op papier kunnen worden voorgelegd. Het verdwijnen van mails, bijlagen bij mails of andere informaticaproblemen is nooit een geldig argument om het ontbreken of de laattijdigheid van inleveren van berichten, werkstukken en taken te verantwoorden. Als in dit geval geen kopie van het verdwenen document kan worden voorgelegd, is artikel 162, tweede lid, van toepassing. Artikel 164 - Beperkingen inzake deelname Een student mag per academiejaar over een zelfde opleidingsonderdeel of gedeelte van een opleidingsonderdeel tweemaal en niet meer dan tweemaal examen afleggen, welke ook de contracten zijn die hij eventueel samen of opeenvolgend heeft aangegaan. Een niet-afgelegd (of afwezig) examen wordt beschouwd als een opgenomen examenkans, onverminderd de artikelen 167 en 168 van dit reglement. De opleidingsgids vermeldt de opleidingsonderdelen waarover de student op grond van de aard van dat onderdeel slechts eenmaal per jaar kan worden geëxamineerd. Artikel 165 - Controle De student moet op het examen zijn identiteit kunnen bewijzen. Een student die daarom verzoekt, ontvangt een bewijs van deelname aan het examen. Artikel 166 – Opnieuw afleggen van examens uit de eerste examenperiode Over opleidingsonderdelen waarover een examen wordt georganiseerd tijdens de eerste examenperiode kan ten vroegste in de derde examenperiode opnieuw een examen worden afgelegd. Hetzelfde geldt voor een evaluatie overeenkomstig artikel 157 van dit reglement. Het departementshoofd kan beslissen dat studenten in de eindfase van hun opleiding reeds in de tweede examenperiode opnieuw examen kunnen afleggen over welbepaalde opleidingsonderdelen Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
44
waarover ze reeds in de eerste examenperiode werden geëxamineerd en die ze moeten of wensen te hernemen, zoals bepaald in artikel 213. Artikel 167 - Uitstellen van examens tot de tweede examenperiode Het departementshoofd kan aan een individuele student, na een gemotiveerd verzoek, toestaan om een examen van de eerste examenperiode uit te stellen tot de tweede examenperiode. Dit geldt in elk geval voor een student die, gelet op de programmering van de opleidingsonderdelen, binnen één opleiding een studieprogramma heeft dat voor meer dan 36 studiepunten in het eerste semester valt. Hij is niet verplicht over meer dan 36 studiepunten examen af te leggen in de eerste examenperiode. Over de overblijvende opleidingsonderdelen kan hij examen afleggen in de tweede examenperiode. Bij de goedkeuring van het individuele studieprogramma beslist het departementshoofd wanneer er over welke opleidingsonderdelen examen moet worden afgelegd. Artikel 168 - Inhalen van examens uit de eerste examenperiode Een student die om een wettige reden niet deelneemt aan een examen of een deelexamen van de eerste examenperiode, kan uiterlijk voor 1 maart vragen hierover in de tweede examenperiode examen af te leggen. Het departementshoofd beslist, na advies van de examenombudspersoon, en legt eventueel na overleg met de examinator de examenvorm vast. Als de student het inhaalexamen niet ten laatste aflegt in de tweede examenperiode, verliest hij zijn eerste examenkans en legt hij een volledig examen over dat opleidingsonderdeel of over die onderwijsleeractiviteit af in de derde examenperiode. Artikel 169 – Gewettigde afwezigheid Enkel afwezigheden (bij examens, stages of andere onderwijsactiviteiten met verplichte deelname of aanwezigheid) wegens ziekte of ongeval, gestaafd door een origineel medisch attest, of wegens overmacht (waarover het departementshoofd oordeelt) of met toestemming van het departementshoofd zijn wettig. Kopieën van medische of andere attesten worden niet aanvaard. Afwezigheden kunnen niet worden gewettigd door medische attesten waaruit blijkt dat de arts de student niet zelf heeft onderzocht of die na de periode van afwezigheid werden geschreven. Artikel 170 - Stopzetten van de examens Een student die voor een examenperiode is ingeschreven, en die in die examenperiode toch niet aan een of meer examens deelneemt of de deelname aan de examens stopzet, deelt dat onmiddellijk aan het examensecretariaat mee. Deze loutere mededeling wettigt evenwel de afwezigheid niet. De studentenadministratie informeert zo spoedig mogelijk de betrokken examinator(en) en de examenombudspersoon.
1.4
Afwijkende examenregelingen
Artikel 171 - Bijzondere regelingen in individuele omstandigheden Op grond van uitzonderlijke individuele omstandigheden kan aan studenten, met behoud van het modeltraject of hun geïndividualiseerd traject, een andere examenregeling toegestaan worden. De regeling wordt concreet vastgelegd door het departementshoofd. De student of de docent kunnen hiervan verder niet op eigen initiatief afwijken. De directieraad waakt er over dat over de hogeschool heen een consistente regeling getroffen wordt. De spreiding kan onder meer voor studenten die: − een ernstige functiebeperking hebben; − een ernstige medische reden hebben; − erkend zijn als topsporter of kunstenaar; − voltijds werken en een voltijdse opleiding volgen (waarbij ze nog ten minste 54 studiepunten effectief moeten afleggen); − twee voltijdse opleidingen combineren (waarbij ze voor elk van de opleidingen nog ten minste 54 studiepunten effectief moeten afleggen); − studentenvertegenwoordiger zijn, voor zover hun vertegenwoordigend werk rechtstreeks zou interfereren met de deelname aan de normale examenreeks of de examenmodaliteiten. Het toestaan van examenspreiding impliceert echter niet automatisch de mogelijkheid voor afwijkingen van uitdrukkelijk verplicht gestelde aanwezigheden of van de gebruikte werk- en examenvormen. Waar dit uitzonderlijk toch nodig blijkt, wordt door het departementshoofd met de betrokkenen een concrete regeling uitgewerkt. Dit gebeurt in elk geval voor studentenvertegenwoordigers voor wie een uitzonderlijke regeling gerechtvaardigd is. Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
45
Aanvragen worden ingediend bij het departementshoofd, uiterlijk een week voor de aanvang van de kerstvakantie met het oog op de examens van het eerste semester en uiterlijk voor aanvang van de paasvakantie met het oog op de examens van het tweede semester. Bij een negatieve beslissing kan de student binnen de vijf kalenderdagen in beroep gaan bij de algemeen directeur, die uiterlijk binnen de vijftien kalenderdagen beslist over het beroep.
1.5
Examens over gemeenschappelijke opleidingsonderdelen bij combinaties van inschrijvingen
Artikel 172 - Gevolgen ten aanzien van gemeenschappelijke opleidingsonderdelen Als in een combinatie van inschrijvingen opleidingsonderdelen voorkomen die voor meerdere contracten in aanmerking komen, dan gelden volgende regels: − de inschrijving is van toepassing op dezelfde examenperiode: de student legt slechts één maal een examen af; het behaalde cijfer geldt als eerste examencijfer parallel voor de verschillende contracten; − de inschrijving is van toepassing op verschillende examenperiodes van eenzelfde academiejaar: de student legt slechts één maal een examen af; het behaalde cijfer in de context van het ene contract wordt in de latere examenperiode overgenomen voor het andere contract, tenzij de student gebruik wenst te maken van de mogelijkheid om overeenkomstig de artikelen 166 en 211 een tweede keer over hetzelfde opleidingsonderdeel een examen af te leggen; als de herneming een examen betreft waarop een tolereerbaar onvoldoende werd behaald (zie artikel 199), dan blijft het cijfer van het eerste examen behouden als dit hoger is dan het later behaalde cijfer, zoals bepaald in artikel 214; − de inschrijving is van toepassing op examenperiodes van opeenvolgende academiejaren: als de student een creditbewijs behaalde in de context van het eerste contract, krijgt hij in overeenstemming met artikel 86 automatisch een vrijstelling of overname van het examencijfer voor dat opleidingsonderdeel binnen het tweede contract, ongeacht of het om een plicht- dan wel een keuzeopleidingsonderdeel gaat. De voorwaarden voor het kunnen behouden van tolereerbare onvoldoendes na een academiejaar, zoals beschreven in artikel 214, worden bij een volgende inschrijving toegepast binnen elk contract afzonderlijk.
1.6
Examens over opleidingsonderdelen uit vervolgopleidingen
Artikel 173 - Valorisatie van examens Examens over opleidingsonderdelen uit vervolgopleidingen worden uitsluitend gevaloriseerd in de vervolgopleiding. Op de behaalde resultaten worden de tolerantiecriteria voor onvoldoendes van de vervolgopleiding toegepast, enkel rekening houdend met de cijfers die al in de vervolgopleiding zijn behaald. Over studenten die zich inschrijven voor een volledige vervolgopleiding, kan slechts worden beraadslaagd met betrekking tot het slagen en de graad van verdienste, nadat zij geslaagd zijn voor de voorafgaande opleiding.
1.7
Examens afgelegd in een andere opleiding of instelling
Artikel 174 - Tijdstip en plaats van examens Wanneer een student volgens de voorwaarden bepaald door het departementshoofd opleidingsonderdelen volgt in een andere opleiding of aan een andere binnen- of buitenlandse instelling van hoger onderwijs, wordt het examen over deze opleidingsonderdelen afgenomen op het tijdstip, de plaats en onder de voorwaarden bepaald door die andere opleiding of instelling. Artikel 175 - Beraadslaging Onder toezicht van het departementshoofd wordt, indien nodig, het resultaat van een examen afgelegd aan een andere instelling van hoger onderwijs, omgezet in de puntenschaal vermeld in artikel 184, tweede lid. De student die een deel van de opleiding aan een andere instelling volgt, wordt voor zijn vertrek in kennis gesteld van de omzettingsregels.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
46
Artikel 176 - Vervanging door een equivalent opleidingsonderdeel Het departementshoofd kan studenten die geen creditbewijs behaalden voor een opleidingsonderdeel, omdat zij daarvoor niet slaagden in het examen dat zij aflegden aan een buitenlandse instelling voor hoger onderwijs, toestemming verlenen om in een volgende examenperiode van hetzelfde academiejaar aan de hogeschool examen af te leggen over een door de examencommissie bepaald equivalent opleidingsonderdeel.
1.8
Examenombudspersoon
Artikel 177 - Opdracht, aanstelling en beschikbaarheid De examenombudspersoon is een vertrouwenspersoon die bemiddelt tussen examinatoren en studenten. Hij moet deskundig zijn en zijn bemiddelingsrol in volle onafhankelijkheid kunnen vervullen. Elk academiejaar wordt in elk departement door het departementshoofd, op voorstel van of in overleg met de studentenvertegenwoordigers, ten laatste op 15 november een personeelslid met relevante ervaring in onderwijsmateries tot examenombudspersoon en een ander tot plaatsvervangend examenombudspersoon aangesteld. Ze oefenen deze functie uit tijdens alle examenperiodes van dat academiejaar. Het departementshoofd treft bij de aanstelling ook een regeling voor de administratieve ondersteuning van de examenombudspersoon. De examenombudspersoon maakt aan de studenten duidelijk kenbaar waar en wanneer hij beschikbaar is en op welke tijdstippen de plaatsvervanger in de plaats treedt van de effectieve examenombudspersoon. Artikel 178 - Bevoegdheden en betwistingen Waar nodig bemiddelt de examenombudspersoon over de datum, plaats, vormen en voorwaarden waarin een examen wordt afgelegd onverminderd de in andere artikelen vastgelegde specifieke bevoegdheden. Om zijn taak naar behoren te kunnen vervullen, heeft de examenombudspersoon, ook vóór de beraadslaging van de examencommissie, vanuit zijn bemiddelingsrol recht op inlichtingen betreffende elk examen. De examenombudspersoon is tot geheimhouding verplicht. De examenombudspersoon is geen lid van de examencommissie, maar neemt met raadgevende stem aan de beraadslagingen deel. Hij neemt ook als waarnemer deel aan de besprekingen in de beperkte examencommissie. Het departementshoofd waakt over de bevoegdheid en de onafhankelijkheid van de examenombudspersoon. Betwistingen omtrent de bevoegdheid van de examenombudspersoon of omtrent zijn onafhankelijkheid kunnen op elk moment door de examenombudspersoon en door elke examinator worden voorgelegd aan de algemeen directeur. Artikel 179 - Onverenigbaarheid De examenombudspersoon mag in geen geval de studenten voor wie hij optreedt als examenombudspersoon, zelf evalueren. Indien uitzonderlijk de examenombudspersoon toch voor een opleidingsonderdeel aan de evaluatie van een student heeft meegewerkt, treedt de plaatsvervangend examenombudspersoon voor deze studenten in zijn plaats. Artikel 180 - Verslag Na de derde examenperiode van elk academiejaar bezorgt de examenombudspersoon het departementshoofd een verslag over zijn werkzaamheden. Deze verslagen worden bij het begin van het volgende academiejaar, uiterlijk op 15 november door het departementsbestuur besproken.
1.9
Verloop van de examens
Artikel 181 - Examinator Elk examen of deel van een examen wordt afgenomen door de titularis en/of de docenten van het opleidingsonderdeel of door degene(n) die de titularis voor het doceren van het betreffende opleidingsonderdeel of het leiden van de betreffende werkzaamheden of oefeningen officieel vervangen heeft (hebben). In geval van bloed- of aanverwantschap tot en met de vierde graad tussen een student en een examinator of in geval van persoonlijk belang of overmacht in hoofde van de examinator, verzoekt Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
47
de examinator het departementshoofd, als voorzitter van de examencommissie, een plaatsvervanger aan te wijzen. Indien er verscheidene docenten voor één opleidingsonderdeel als examinator optreden terwijl elke student slechts door enkelen van hen of slechts door één van hen wordt beoordeeld, wordt ten laatste één maand voor aanvang van het betrokken examen bekendgemaakt welke docent(en) welke studenten examineren. Examens over andere onderwijsactiviteiten dan contactonderwijs kunnen afgenomen worden door examinatoren die geen titularis zijn, voor zover zij inhoudelijk mee instonden voor de organisatie van de onderwijsactiviteit. De titularis blijft volledig verantwoordelijk voor de eindbeoordeling. Alleen de titularis of zijn officiële plaatsvervanger kan lid zijn van een examencommissie in het geval is bepaald dat een examencommissie wordt samengesteld uit een vertegenwoordiger van elk opleidingsonderdeel. Met betrekking tot de masterproef of verhandeling kan enkel de promotor, die lid is van het onderwijzend personeel (docent, gastprofessor…), optreden als lid van de examencommissie. Examens over opleidingsonderdelen of onderwijsleeractiviteiten die gedoceerd werden door gastdocenten, worden bij hun afwezigheid afgenomen door een andere examinator, aangewezen door het departementshoofd. Een externe deskundige die geen gastdocent is en die deelneemt aan de beoordeling van een student voor een opleidingsonderdeel, kan nooit als titularis of eindverantwoordelijke voor een opleidingsonderdeel optreden. Artikel 182 - Informatie vóór de examens en inleveringstermijn van werkstukken De opleidingsgidsen geven per opleidingsonderdeel – en in voorkomend geval per onderwijsleeractiviteit - gedetailleerde informatie over de inhoud en de doelstellingen ervan, de examenmaterie en de wijze van evalueren, inclusief de weging van eventuele onderdelen waarvoor een deelcijfer wordt toegekend en inclusief de gevolgen van het niet deelnemen aan een onderdeel van het examen, zoals bepaald in artikel 184. Indien, uitzonderlijk, de examenmaterie of de evaluatiemethoden van de ene tot de andere examenperiode zou verschillen, delen de docenten dat vóór het einde van de onderwijsactiviteiten mee. De bepalingen vermeld in dit artikel gelden voor alle types onderwijsactiviteiten. Wanneer er voor het indienen van een werkstuk een bepaalde inleveringstermijn is vastgelegd en een student om gegronde redenen voorziet een bepaalde termijn niet te kunnen respecteren, neemt hij voor de aangegeven vervaldatum contact op met de titularis of docent die een nieuwe inleveringstermijn kan bepalen. Het departementshoofd kan bepalen dat, indien de inleveringstermijn niet gerespecteerd wordt, het werkstuk als niet-ingeleverd wordt beschouwd en dat de student voor deze opdracht een nul krijgt of als "niet geslaagd" wordt beschouwd. Als deze sanctie is voorzien, geldt ze ook wanneer een nieuw toegestane termijn niet wordt nageleefd. De toepassing van die sanctie wordt door het departementsbestuur schriftelijk aan de student meegedeeld. Het departementshoofd deelt de sanctie ook mee aan de examencommissie die ze bekrachtigt. De informatie over inleveringstermijnen kan ook worden opgenomen in opdrachtenbundels of moduleboeken. In elk geval wordt deze informatie, beschreven in het eerste en tweede lid van dit artikel, voor de aanvang van het academiejaar op TOLEDO geplaatst (“departementale administratie”). Artikel 183 - Examenvorm en examenduur De vorm van een examen wordt bepaald naar de doelstellingen van het opleidingsonderdeel en de onderwijsmethode. De examenvorm wordt vastgelegd door het departementshoofd, op voorstel van de titularis of de docenten, als er meerdere betrokkenen zijn. De laatst goedgekeurde examenvorm blijft gelden zolang niet anders wordt beslist. Noodzakelijke aanpassingen worden op dezelfde wijze goedgekeurd, in principe ten laatste op het einde van het tweede semester van het academiejaar voorafgaand aan het academiejaar waarin de regeling wordt toegepast, en in noodgevallen uiterlijk voor 15 november van het academiejaar waarin de regeling wordt toegepast. In het geval van een individuele verplaatsing van een examen overeenkomstig de artikelen 161, 168 of 171 kan de vorm van het examen anders zijn dan standaard vastgelegd. Overeenkomstig artikel 213 kan ook een tweede examenkans onder een andere vorm plaatsvinden. Om redenen van lichamelijke of psychische aard kunnen studenten, als zij daar uiterlijk drie weken vóór de opening van de examenperiode om verzoeken, van het departementshoofd, als voorzitter
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
48
van de examencommissie, toestemming krijgen om examens op een andere dan de vastgelegde wijze af te leggen. Een examen dat bestaat uit een beoordeling op één bepaald moment mag maximaal een halve dag (ca. 4 uur) in beslag nemen. Artikel 184 - Beoordeling Voor elk opleidingsonderdeel binnen een opleiding vindt er een examen plaats. Voor elk opleidingsonderdeel wordt slechts één examencijfer voorgelegd op de beraadslaging. Elk afgelegd examen of elk deelexamen, zoals bedoeld in artikel 155, wordt op twintig punten beoordeeld. Het resultaat wordt uitsluitend in gehele getallen uitgedrukt. Het departementshoofd kan beslissen dat voor een opleidingsonderdeel of een deel ervan een beoordeling plaatsvindt onder de vorm van een geslaagd/niet-geslaagd-beslissing. Eventuele deelcijfers worden door de titularis vóór de beraadslaging omgezet in één eindcijfer op twintig punten. De uitgedrukte beoordeling van de leerprestaties, uitgedrukt in één cijfer, is niet noodzakelijk de rekenkundige, gewogen som van onderliggende deelcijfers. De uiteindelijke score kan globaal de beheersingsgraad aangeven van de te verwerven competenties die voor het betreffende opleidingsonderdeel (of onderwijsleeractiviteit) in de opleidingsgids vermeld staan. Deze score wordt gemotiveerd. Als een student niet deelneemt aan een examen, wordt het examen beoordeeld als ‘niet-afgelegd’ (= afwezig). Een ‘niet-afgelegd examen’ wordt beschouwd als equivalent aan een niet-tolereerbaar onvoldoende (zie artikel 196). Als een opleidingsonderdeel bestaat uit meerdere onderdelen en er is geen expliciete weging bepaald of als niet is vastgelegd dat men, om te kunnen slagen voor het geheel, moet geslaagd zijn voor alle onderdelen, is het eindcijfer gelijk aan het ongewogen gemiddelde van alle onderdelen, waarbij voor het ‘niet-afgelegd’-onderdeel een vermelding ‘afwezig’ wordt ingebracht. De student kan niet slagen voor het geheel van dat opleidingsonderdeel, ook niet als de vermelding ‘afwezig’ betrekking heeft op een onderwijsleeractiviteit. De examinator deelt bij het einde van het examen of deelexamen het eindresultaat niet mee aan de student, onverminderd artikel 157 in verband met de permanente en partiële evaluatie. Artikel 185 - Administratieve verwerking De examinatoren delen zo spoedig mogelijk na het examen hun examenbeoordeling mee aan het secretariaat.
1.10
De examencommissies en hun bevoegdheid
Artikel 186 - Samenstelling Er wordt voor elke opleiding een beperkte examencommissie en een examencommissie opgericht. Het departementshoofd is voorzitter van elke examencommissie in zijn departement. Hij bepaalt de samenstelling van de examencommissies en duidt een secretaris aan. De secretaris kan ook een niet-examinator zijn, maar nooit de examenombudspersoon. Het departementshoofd bepaalt voor elke opleiding het aantal leden van de examencommissie, rekening houdend met het bepaalde in het volgende lid van dit artikel. Hij bepaalt ook hoe de leden worden aangewezen en of er plaatsvervangers kunnen optreden. De examencommissie is representatief samengesteld. Zij bestaat uit ten minste zes leden, behalve in opleidingen waar alle examinatoren samengenomen, met inbegrip van de voorzitter en de secretaris van de commissie, dat aantal niet halen. De examenombudspersoon is lid met raadgevende stem van de examencommissie voor de opleiding waarvoor hij is aangesteld en woont elke bijeenkomst van examencommissie of de beperkte examencommissie bij.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
49
Artikel 187 - Bevoegdheden van de beperkte examencommissie De voorzitter en de secretaris van de examencommissie vormen de beperkte examencommissie die de vastlegging van de examenresultaten en de beraadslaging als geheel voorbereidt. Na de eerste examenperiode legt de beperkte examencommissie van de opleiding per student de resultaten van de examens over de opleidingsonderdelen definitief vast, met het oog op het al of niet uitreiken van een creditbewijs. Voor de student die na de eerste examenperiode een diploma of getuigschrift kan behalen, bereidt zij de bijeenkomst van de examencommissie voor. Voor inschrijvingen onder creditcontract of een examencontract met het oog op het verwerven van individuele creditbewijzen, legt de beperkte examencommissie na de eerste examenperiode de resultaten definitief vast met het oog op het al of niet uitreiken van een creditbewijs. De beperkte commissie treedt op in de gevallen bepaald in artikel 194 met betrekking tot de hoorplicht en het hoorrecht van studenten en examinatoren en brengt hierover verslag uit aan de examencommissie. Zij corrigeert de materiële vergissingen die geen invloed hebben op slagen voor een opleidingsonderdeel of een opleiding of de graad van verdienste, zoals bepaald in artikel 217, tweede lid. Zij legt de resultaten vast van uitwisselingsstudenten waarvoor de resultaten laattijdig de instelling bereiken. Artikel 188 - Bevoegdheden van de examencommissie Na de tweede en de derde examenperiode legt de examencommissie van de opleiding per student de resultaten van de examens over de opleidingsonderdelen definitief vast, met het oog op het al of niet uitreiken van een creditbewijs. Na de eerste examenperiode doet zij dat ook voor de student die een diploma of getuigschrift kan behalen. De vastgestelde resultaten kunnen enkel nog worden gewijzigd in het nadeel van de student als een onregelmatigheid wordt vastgesteld. Zij kunnen nog worden gewijzigd overeenkomstig de procedure en binnen de termijn vastgelegd in artikel 216 en 217 betreffende materiële vergissingen. De vaststelling van de resultaten wordt veruitwendigd in een door de voorzitter en de secretaris ondertekende puntenlijst, waar nodig geacht aangevuld met de relevante opmerkingen. Na elke examenperiode bepaalt de examencommissie welke studenten geslaagd zijn voor de opleiding als geheel. Voor de geslaagde studenten bepaalt de examencommissie bovendien de graad van verdienste. Na elke examenperiode beslecht de examencommissie mogelijke betwistingen. Zij neemt beslissingen in gevallen van onregelmatigheden conform de artikelen 202 tot en met 204. Na elke examenperiode beslist de examencommissie over studenten voor wie overmacht of andere bijzondere omstandigheden in rekening kunnen worden gebracht. De examencommissie kan in dergelijk geval beslissen om een of meerdere niet tolereerbare onvoldoendes toch als tolereerbaar te beschouwen en ook als zodanig te verrekenen ten aanzien van het 10%-criterium, zoals beschreven in artikel 199. Zij kan ook en eventueel bovendien beslissen om in dergelijk geval positief af te wijken van het 10%-criterium. De beslissing van de examencommissie in dergelijke gevallen wordt zorgvuldig gemotiveerd. Als de examencommissie, eventueel op voorstel van het departementshoofd, beslist dat het door een examinator voorgesteld cijfer voor een individuele student of voor een groep studenten kennelijk onredelijk is, kan zij uitzonderlijk het voorstel van de examinator aanpassen; deze beslissing wordt zorgvuldig gemotiveerd. De examinatoren die niet aanwezig zijn worden hiervan op de hoogte gebracht. De examencommissie heeft ook het recht om ten aanzien van individuele studenten adviezen te geven en/of om aan individuele studenten bijzondere maatregelen van studievoortgang op te leggen.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
50
1.11
Beraadslaging
Artikel 189 - Aantal beraadslagingen Het departementshoofd kan - met het oog op de beheersbaarheid van de bijeenkomst van de examencommissie - beslissen om per examenperiode meer dan één bijeenkomst van de examencommissie te organiseren. Artikel 190 - Aanwezigheid De leden van de examencommissie nemen aan de beraadslaging deel en ondertekenen de presentielijst. De examencommissie beslist geldig wanneer ten minste de helft van de leden (of in voorkomend geval hun plaatsvervanger) aanwezig is. Een lid dat wettig verhinderd is, deelt dit zo spoedig mogelijk aan de voorzitter van de examencommissie mee. Artikel 191 – Beschikbaarheid van de studenten Als bepaalde studenten zich tijdens de beraadslaging ter beschikking van de examencommissie moeten houden, dan worden zij hiervan op initiatief van de voorzitter van de examencommissie op voorhand verwittigd. Artikel 192 - Geheimhouding De leden van de examencommissie en alle personen die ter zitting aanwezig zijn, zijn tot geheimhouding over de beraadslaging en de stemmingen verplicht. Artikel 193 - Stemgerechtigden Alle leden van de examencommissie hebben een beslissende stem. Leden van de examencommissie nemen geen deel aan de beraadslaging over beslissingen ten aanzien van bloed- en aanverwanten tot en met de vierde graad of van personen ten opzichte van wie ze een persoonlijk belang hebben. Leden van de examencommissie waarover voorgesteld wordt dat een door hun toegekend cijfer aan een individuele student of een groep studenten kennelijk onredelijk is, nemen geen deel aan de beraadslaging over deze student of deze groep studenten. De examenombudspersoon neemt aan de beraadslaging deel met raadgevende stem. Artikel 194 - Consultatie van niet-leden door de examencommissie Elke examinator die geen lid is van de examencommissie kan op zijn verzoek steeds gehoord worden door de beperkte examencommissie en de examencommissie. Hetzelfde geldt voor elke student over wie door de examencommissie een beslissing zal genomen worden. In het geval van een onregelmatigheid moet de beperkte examencommissie, vooraleer de examencommissie een beslissing kan nemen, de examinator van het opleidingsonderdeel waarbij de onregelmatigheid werd vastgesteld, horen. De beperkte examencommissie moet ook de betrokken student horen, in aanwezigheid van de examenombudspersoon. Als de beperkte examencommissie oordeelt dat het door een examinator voorgesteld cijfer voor een individuele student of voor een groep studenten kennelijk onredelijk is, moet zij, vooraleer de examencommissie een beslissing kan nemen, de examinator horen. De examencommissie zelf kan steeds beslissen om een examinator die geen lid is van de examencommissie, te horen over een door haar voorgestelde beslissing. Artikel 195 - De examencommissie als college en beslis- en stemregels De examencommissie handelt als college en draagt als college de verantwoordelijkheid voor alle beslissingen. Het resultaat van elke student wordt door de examencommissie bij gewone meerderheid vastgesteld. Deze gewone meerderheid wordt verondersteld ten aanzien van elk resultaat dat wordt voorgesteld door de voorzitter. Bij de stemmingen worden ongeldige stemmen en onthoudingen niet meegerekend. Bij staking van stemmen geldt het voor de student gunstigste voorstel als beslissing van de commissie. Als een lid van de commissie of de examenombudspersoon erom verzoekt, wordt geheim gestemd.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
51
Artikel 196 - Criteria voor het slagen voor een opleidingsonderdeel De student slaagt voor een opleidingsonderdeel als hij ten minste 10 punten op 20 of de beoordeling "geslaagd" behaalt. In beide gevallen verwerft de student een creditbewijs, tenzij als hij het studiegeld of andere studiekosten niet tijdig zou betaald hebben (zie reeds artikel 43) of als er een onregelmatigheid is vastgesteld waarvoor de student een sanctie krijgt. Artikel 197 - Weging Voor het vaststellen van het behaald percentage over het geheel van een opleiding worden de punten behaald voor elk opleidingsonderdeel gewogen volgens het aantal studiepunten dat ermee verbonden is. De opleidingsonderdelen die beoordeeld worden volgens het model geslaagd/niet-geslaagd, worden voor de berekening van het percentage niet meegeteld. Artikel 198 - Afrondingsregels Voor de toepassing van de artikelen 199 en 200 en de artikelen 211 en 212: − worden de samengetelde resultaten van de student afgerond naar het onderliggend percentage voor de decimalen 0,1-0,4 en naar boven voor de decimalen 0,5-0,9; − wordt het aantal studiepunten dat overeenstemt met de toepassing van de 10%-regel en de 50%-studie-efficiëntieregel, afgerond naar het onderliggende aantal studiepunten voor de decimalen 0,1-0,4 en naar boven voor de decimalen 0,5-0,9. Artikel 199 - Criteria voor het slagen voor een opleiding Een student slaagt voor een opleiding als hij voldoet aan voorwaarde (a) of tegelijkertijd aan de voorwaarden (b) en (c): a) hij is voor alle opleidingsonderdelen van de opleiding binnen het diplomacontract of het examencontract met het oog op het verwerven van een diploma vrijgesteld of geslaagd (ten minste 10/20 of beoordeling "geslaagd"); b) hij behaalt voor de opleiding als geheel ten minste 50% als gewogen percentage; c) hij behaalt maximaal 10% tolereerbare onvoldoendes op het geheel van de feitelijk opgenomen studiepunten van de opleiding, begrensd tot het aantal studiepunten van het modeltraject van de opleiding als geheel; behaalde vrijstellingen worden bij deze berekening niet meegeteld; voor de opbouw van de toleranties, zie ook artikel 211. Tolereerbare onvoldoendes, bedoeld in c), zijn beoordelingen van 8 of 9 op 20 of een beoordeling onder de vorm van niet-geslaagd, tenzij in de opleidingsgids is bepaald dat voor een welbepaald opleidingsonderdeel een beoordeling niet-geslaagd als niet-tolereerbaar wordt beschouwd. In afwijking van wat in c) hierboven wordt bepaald kan het departementsbestuur beslissen dat: − slechts een beperkt volume tolereerbare onvoldoendes, uitgedrukt in studiepunten, mag voorkomen in een bepaalde groep opleidingsonderdelen; − en/of voor bepaalde opleidingsonderdelen een onvoldoende niet-tolereerbaar is en dus steeds leidt tot het niet slagen. Artikel 200 - Criteria voor het behalen van een diploma of getuigschrift en een graad van verdienste De student die geslaagd is voor een opleiding overeenkomstig de criteria vastgelegd in artikel 199, behaalt het diploma of getuigschrift van de opleiding. Aan een student die het diploma van bachelor of master behaalt, wordt de volgende graad van verdienste toegekend: − op voldoende wijze, als hij minder dan 68 % van de punten heeft behaald; − met onderscheiding, op voorwaarde dat hij ten minste 68 % van de punten behaalt; − met grote onderscheiding, op voorwaarde dat hij ten minste 77 % van de punten behaalt; − met grootste onderscheiding, op voorwaarde dat hij ten minste 85 % van de punten behaalt; − met grootste onderscheiding en de gelukwensen van de examencommissie, op voorwaarde dat hij ten minste 90 % van de punten behaalt. De berekening gebeurt op de examenresultaten van het geheel van de opleiding. Er wordt geen graad van verdienste toegekend aan studenten waarvan het feitelijk opgenomen studieprogramma minder dan 20 studiepunten bedraagt en voor programma’s waarbij uitsluitend met “geslaagd/niet geslaagd” wordt geoordeeld. Evenmin wordt een graad van verdienste toegekend voor een schakel- of voorbereidingsprogramma. Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
52
Aan een individuele student die niet voldoet aan de criteria voor het behalen van een bepaalde graad van verdienste kan deze graad van verdienste toch worden toegekend, indien de examencommissie: − overmacht vaststelt; of − op gemotiveerde wijze daartoe beslist (o.a. in het geval van studenten met een geïndividualiseerd traject op basis van EVC of EVK, op voorwaarde dat ze minstens 20 studiepunten effectief opnamen). Deze motivering wordt opgenomen in het beraadslagingverslag. Op voorstel van de voorzitter of als een lid van de examencommissie of de examenombudspersoon erom vraagt, wordt hierover geheim gestemd. Artikel 201 - Beraadslagingverslag Het beraadslagingverslag wordt opgesteld en ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie. Het bevat de presentielijst en vermeldt voor elke student de beslissing of de vaststelling zoals bepaald in artikel 199 en 200 en eventueel de naleving van de procedurevoorschriften van de artikels 189 tot en met 200. Het verslag bevat de examencijfers of verwijst naar de examencijfers die als bijlage aan het verslag worden toegevoegd of in een beveiligd elektronisch bestand zijn opgenomen. Het beraadslagingverslag bevat in voorkomend geval ook de gemotiveerde beslissingen genomen op grond van de artikelen 204, 212, 213, 216, 217, 218. De voorzitter of de secretaris van de examencommissie verleent aan de student die zijn belang daartoe aantoont en voor zover het hem betreft, inzage in het beraadslagingverslag tot uiterlijk één maand na de aanvang van het volgende academiejaar.
1.12
Onregelmatigheden en poging tot plagiaat
Artikel 202 - Definities Als onregelmatigheid wordt beschouwd elk gedrag van een student in het kader van een examen waardoor hij het vormen van een juist oordeel omtrent de kennis, het inzicht en/of de vaardigheden van hemzelf dan wel van andere studenten geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt of poogt te maken. Plagiaat is een onregelmatigheid die bestaat uit elke overname van het werk (ideeën, teksten, structuren, beelden, plannen, …) van zichzelf of van anderen, op identieke wijze of onder licht gewijzigde vorm en zonder adequate bronvermelding. Artikel 203 – Melding van onregelmatigheden Elk bij een examen of gedeelte van een examen vastgesteld bedrog of poging tot bedrog wordt onmiddellijk gemeld aan de betrokken student, aan het departementshoofd, aan de ombudspersoon en aan de examinator, ingeval deze zelf niet aanwezig was bij het examen. Bij minderjarigheid van de student worden tevens zijn ouders of de personen die de voogdij uitoefenen op de hoogte gebracht. De beperkte examencommissie hoort alle betrokkenen. De student kan zich laten bijstaan door een persoon naar keuze en/of een raadsman die geen personeelslid of student van de hogeschool kunnen zijn, en/of door de ombudspersoon. De beperkte examencommissie onderzoekt of de student zich al dan niet schuldig heeft gemaakt aan bedrog of poging tot bedrog, stelt een verslag op over zijn bevindingen en formuleert desgevallend ten aanzien van de examencommissie een voorstel van examentuchtbeslissing, zoals voorzien in artikel 204. De beperkte examencommissie geeft kennis van zijn verslag en zijn voorstel van examentuchtbeslissing aan de student, die voor kennisneming ondertekent en er desgevallend zijn bedenkingen bij formuleert. In geval van een inbreuk die mogelijk als plagiaat kan worden beschouwd, onderzoekt de beperkte examencommissie of er plagiaat is gepleegd, eventueel in overleg met de binnen de hogeschool aangewezen expert. Zij onderzoekt ook de ernst van de overtreding. In afwachting van een uitspraak door de examencommissie mag de student de evaluatie- en examenreeks verder afwerken, met inbegrip van het examen in kwestie, zij het, wat dit laatste betreft, desgevallend na inbeslagname van de betwiste stukken en de reeds aangemaakte kopij. De beperkte examencommissie kan, na overleg met de examinator, beslissen om de examencommissie vervroegd bijeen te roepen. De beperkte examencommissie hoort de student vóór elke beslissing over een begane onregelmatigheid. Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
53
Artikel 204 - Examentuchtbeslissingen Op grond van een bij een examen begane onregelmatigheid kan de examencommissie bij de beraadslaging of in een vervroegde bijeenkomst beslissen dat de student: − een aangepast cijfer krijgt op het examen of werkstuk; − een 0 krijgt op het examen of werkstuk van het opleidingsonderdeel of een onderdeel ervan; − geen cijfers krijgt voor alle examens in de betrokken examenperiode; − afgewezen wordt. Een afgewezen student kan zich ten vroegste opnieuw laten inschrijven voor examens in de eerste examenperiode van het volgende academiejaar. De afgewezen student verliest alle examencijfers behaald in de betrokken examenperiode. Dit kan slechts op grond van een zeer ernstige onregelmatigheid; over de ernst van de onregelmatigheid oordeelt de examencommissie. De examencommissie van de opleiding kan bijkomend de student verplichten om een ander onderwerp en promotor te nemen voor de bachelor- of de masterproef. In geval van plagiaat kan de examencommissie de sancties koppelen aan een verplichte deelname aan een zelfstudiemodule of andere vormen van bijscholing met betrekking tot plagiaat. De ernst van de overtreding en de strafmaat bij plagiaat worden beoordeeld aan de hand van de volgende elementen: − de omvang van het plagiaat; − de aard van het plagiaat (slecht refereren, afwezigheid van referenties, ....) − ervaring van de student (de mate waarin de student zich zou moeten bewust zijn van de ernst van wat hij doet, onder meer rekening houdend met het moment in de studieloopbaan); − de intentie om bedrog te plegen. Een beslissing tot afwijzing wordt slechts definitief na bekrachtiging door de fraudecommissie. Deze bestaat uit drie voorzitters van examencommissies (telkens één uit elk ander departement), de algemeen secretaris, drie docenten van het departement dat als expert betrokken is bij deze materie. Eén van de directieleden treedt op als voorzitter. Een medewerker van de Onderwijsondersteunende Dienst treedt op als secretaris. Bij een onregelmatigheid die zo ernstig is dat een genomen gunstige beslissing juridisch als onbestaande moet worden beschouwd, kan de hogeschool, ongeacht het moment waarop de onregelmatigheid wordt vastgesteld, beslissen dat de behaalde resultaten nietig zijn en de eventueel afgeleverde creditbewijzen, getuigschriften en diploma's terugvorderen. Ook deze beslissing wordt pas definitief na bekrachtiging door de fraudecommissie. De beroepstermijn van vijf dagen voor beroep bij de algemeen directeur, begint te lopen de dag na de mededeling van deze bekrachtiging.
1.13
Mededeling en bespreking van de examenresultaten
Artikel 205 - Mededeling van de beslissingen van de examencommissie tijdens de opleiding Het departementshoofd bepaalt het tijdstip en de wijze waarop, na elke examenperiode, de examenresultaten voor alle opleidingsonderdelen aan de studenten worden meegedeeld. De mededeling verwijst ook naar de geschillenregeling, zoals beschreven in artikelen 218. De beroepstermijn van vijf kalenderdagen begint te lopen vanaf de dag nadat de resultaten werden bekend gemaakt. Aan de studenten die ingeschreven zijn voor een diplomacontract of een examencontract met het oog op het behalen van een diploma of getuigschrift wordt een geactualiseerd overzicht meegedeeld van de stand van zaken van hun individueel overzichtsrapport. Daarin wordt opgenomen: a) het resultaat van de beoordeling per opleidingsonderdeel van de betrokken examenperiode; b) de (examens over) opleidingsonderdelen die moeten worden hernomen; c) het aantal studiepunten waarvoor zij (examens over) opleidingsonderdelen met een tolereerbaar onvoldoende moeten hernemen; d) (eventueel) de bindende voorwaarden die na de betrokken examenperiode aan de student worden opgelegd; e) (eventueel) de mededeling dat de student geweigerd kan worden voor een volgende inschrijving voor de opleiding of voor opleidingsonderdelen ervan; f) de opleidingsonderdelen waarvoor de student een (deel)vrijstelling heeft verworven; g) de opleidingsonderdelen van de opleiding waarvoor de student in de opleiding al een creditbewijs behaalde, samen met de studiepunten die deze opleidingsonderdelen afzonderlijk vertegenwoordigen, en de studiepunten die zij samengeteld vertegenwoordigen zowel uitgedrukt in
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
54
absolute cijfers als in het percentage van de studiepunten van de opleiding als geheel (na aftrek van de vrijstellingen); h) de opleidingsonderdelen waarvoor in de opleiding een tolereerbaar onvoldoende werd behaald, samen met de studiepunten die deze opleidingen afzonderlijk vertegenwoordigen, en die zij samengeteld vertegenwoordigen zowel uitgedrukt in absolute cijfers als in het percentage van de studiepunten van de opleiding als geheel (na aftrek van de vrijstellingen); i) de studie-efficiëntie van het huidig academiejaar tot en met de voorbije examenperiode; j) (eventueel) de uitnodiging tot een niet verplicht of tot een verplicht adviesgesprek. Studenten met een creditcontract en met een examencontract met het oog op het verwerven van creditbewijzen ontvangen enkel een mededeling van de resultaten op de opleidingsonderdelen waarover zij in de betrokken examenperiode examen aflegden en eventueel de mededeling dat zij geweigerd zullen worden voor een volgende inschrijving van één of meer opleidingsonderdelen. Aan de studenten kan de mogelijkheid worden geboden – als daartoe de nodige gegevens voorhanden zijn – om kennis te nemen van veralgemeende examenresultaten van de voor hen relevante studentgroep, ter situering van hun resultaten op de opleidingsonderdelen waarover zij in het betrokken academiejaar examen aflegden. Daartoe wordt per opleidingsonderdeel, voorzover een voldoende aantal studenten examen aflegden over het opleidingsonderdeel op het einde van het academiejaar een code meegedeeld overeenkomstig de ECTS-richtlijnen.
Artikel 206 – Vermeldingen op het overzichtsrapport na de eerste examenkans Als een student na de eerste examenkans niet geslaagd is verklaard voor een opleidingsonderdeel kan door de examencommissie een van de volgende beslissingen worden genomen: •
“Getolereerd” Dit betekent dat de student voor het betreffende opleidingsonderdeel geen creditbewijs behaalt, maar dat voor het behalen van het diploma het opnieuw afleggen van het opleidingsonderdeel niet nodig is. Over dit opleidingsonderdeel of deel ervan mag de student evenwel – als hij dat wenst én als er hiervoor een tweede examenkans mogelijk is – toch opnieuw examen afleggen in de derde examenperiode met het oog op het verwerven van een creditbewijs. De student moet in dat geval tijdig inschrijven voor de derde examenperiode met opgave van elk opleidingsonderdeel of deel ervan waarover hij opnieuw examen wenst af te leggen. Om voor het geheel van de opleiding te slagen en het diploma te behalen, moet de student conform de bepalingen van artikel 199 voor ten minste 90 % van de studiepunten van zijn opleidingsprogramma een creditbewijs behaald hebben. Als de student opnieuw inschrijft om examen af te leggen over een getolereerd opleidingsonderdeel of deel ervan, komt het cijfer behaald bij de herneming in de plaats van het oorspronkelijke, tenzij als dit laatste hoger was (artikel 213). Wie het diploma behaald heeft, kan het examen over “getolereerde” opleidingsonderdelen enkel opnieuw afleggen met het oog op het verwerven van een creditbewijs door hiervoor afzonderlijk in te schrijven met een examencontract of met een creditcontract in een volgend academiejaar.
•
“Tweede examenkans” Dit betekent dat de student voor het betreffende opleidingsonderdeel geen creditbewijs behaalt en niet werd getolereerd. Over dit opleidingsonderdeel of deel ervan moet de student opnieuw examen afleggen als hij het diploma wenst te behalen. Dit kan de student doen in de derde examenperiode. De student moet in dat geval tijdig inschrijven voor de derde examenperiode met opgave van elk opleidingsonderdeel of deel ervan waarover hij opnieuw examen wenst af te leggen.
•
“Opnieuw af te leggen” Dit betekent dat de student voor het betreffende opleidingsonderdeel geen creditbewijs behaalt en niet werd getolereerd en dat er voor dit opleidingsonderdeel geen examenkans meer is in hetzelfde academiejaar. Over dit opleidingsonderdeel of deel ervan moet de student opnieuw examen afleggen in een volgend academiejaar als hij het diploma wenst te behalen. De student moet in dat geval opnieuw inschrijven voor het volledige opleidingsonderdeel, evenwel met behoud van overdracht voor onderwijsleeractiviteiten waarvoor ten minste een 10 werd behaald.
•
“Overdracht” (van een onderwijsleeractiviteit). De betreffende onderwijsleeractiviteit moet niet opnieuw worden afgelegd vermits de student ten minste een 10 heeft behaald.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
55
De student mag evenwel over deze onderwijsleeractiviteit – als hij dat wenst én als er hiervoor een tweede examenkans mogelijk is – opnieuw examen afleggen in de derde examenperiode met het oog op het behalen van een hoger examencijfer. De student moet in dat geval tijdig inschrijven voor de derde examenperiode met opgave van elke onderwijsleeractiviteit waarover hij opnieuw examen wenst af te leggen. Deze mogelijkheid geldt niet voor wie het diploma behaald heeft. Als een student opnieuw inschrijft om examen af te leggen over een overgedragen onderwijsleeractiviteit, komt het cijfer behaald bij de herneming in de plaats van het oorspronkelijke, tenzij als dit laatste hoger was (artikel 213). Artikel 207 – Vermeldingen op het overzichtsrapport na de tweede examenkans Als een student na de tweede examenkans niet geslaagd is verklaard voor een opleidingsonderdeel kan door de examencommissie een van de volgende beslissingen worden genomen: •
“Getolereerd” Dit betekent dat de student voor het betreffende opleidingsonderdeel geen creditbewijs behaalt, maar dat voor het behalen van het diploma het opnieuw afleggen van het opleidingsonderdeel niet nodig is. Over dit opleidingsonderdeel of deel ervan mag de student evenwel – als hij dat wenst – toch opnieuw examen afleggen in een volgend academiejaar met het oog op het verwerven van een creditbewijs. De student moet in dat geval opnieuw inschrijven voor het volledige opleidingsonderdeel, evenwel met behoud van overdracht voor onderwijsleeractiviteiten waarvoor ten minste een 10 werd behaald. Om voor het geheel van de opleiding te slagen en het diploma te behalen, moet de student conform de bepalingen van artikel 199 voor ten minste 90 % van de studiepunten van zijn opleidingsprogramma een creditbewijs behaald hebben. Als een student opnieuw inschrijft om examen af te leggen over een getolereerd opleidingsonderdeel of deel ervan, komt het cijfer behaald bij de herneming in de plaats van het oorspronkelijke, tenzij als dit laatste hoger was (artikel 213). Wie het diploma behaald heeft, kan het examen over “getolereerde” opleidingsonderdelen enkel opnieuw afleggen met het oog op het verwerven van een creditbewijs door hiervoor afzonderlijk in te schrijven met een creditcontract of een examencontract in een volgend academiejaar.
•
“Opnieuw af te leggen” Dit betekent dat de student voor het betreffende opleidingsonderdeel geen creditbewijs behaalt en niet werd getolereerd. Over dit opleidingsonderdeel of deel ervan moet de student opnieuw examen afleggen in een volgend academiejaar als hij het diploma wenst te behalen. De student moet in dat geval opnieuw inschrijven voor het volledige opleidingsonderdeel, evenwel met behoud van overdracht voor onderwijsleeractiviteiten waarvoor ten minste een 10 werd behaald.
•
“Overdracht” (van een onderwijsleeractiviteit). De betreffende onderwijsleeractiviteit moet niet opnieuw worden afgelegd vermits de student ten minste een 10 heeft behaald. De student mag evenwel over deze onderwijsleeractiviteit - als hij dat wenst - opnieuw examen afleggen in een volgend academiejaar met het oog op het behalen van een hoger examencijfer. De student moet in dat geval opnieuw inschrijven voor het volledige opleidingsonderdeel, eventueel met een gedeeltelijk behoud van overdracht voor onderwijsleeractiviteiten waarvoor ten minste een 10 werd behaald. Deze mogelijkheid geldt niet voor wie het diploma behaald heeft. Als een student opnieuw inschrijft om examen af te leggen over een overgedragen onderwijsleeractiviteit, komt het cijfer behaald bij de herneming in de plaats van het oorspronkelijke, tenzij als dit laatste hoger was (artikel 213).
Artikel 208 - Mededeling van de resultaten over het geheel van een opleiding Het departementshoofd bepaalt het tijdstip en de wijze waarop, na elke examenperiode, de beslissingen van de examencommissie over het geheel van de opleiding, zoals beschreven in artikel 199 en 200, aan de studenten worden meegedeeld. De mededeling verwijst ook naar de geschillenregeling, zoals beschreven in de artikelen 215 tot en met 218. De beroepstermijn van vijf kalenderdagen begint te lopen vanaf de dag nadat de resultaten bekendgemaakt werden. Het resultaat over het geheel van een bachelor- of masteropleiding, een bachelor-na-bachelor- of master-na-masteropleiding en een postgraduaatopleiding wordt ook in het openbaar meegedeeld tijdens een proclamatie na de eerste, de tweede en na de derde examenperiode.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
56
De eindresultaten worden schriftelijk aan de student bezorgd, ten laatste twee weken na de proclamatie. Artikel 209 - Bespreking van de resultaten en inzagerecht Het departementshoofd organiseert tijdens de eerste vijf dagen volgend op de bekendmaking van de resultaten een nabespreking waarbij de docenten ter beschikking zijn van de studenten voor een collectieve en/of een individuele nabespreking van het examen, onverminderd het inzagerecht zoals bepaald in het volgende lid. Die regeling voor de nabespreking wordt ten minste een week voor het einde van de examenperiode aan de studenten bekendgemaakt. Losstaand van de interne beroepsprocedure en met het oog op zelfremediëring door de student verleent de examinator, na de mededeling van de resultaten van een examenperiode, zoals bedoeld in de artikelen 205 en 208 van dit reglement, aan studenten die hierom verzoeken, inzage van hun examenkopij, in voorkomend geval zoals deze door de examinator is geannoteerd. Onmiddellijk aansluitend bij de inzage kan de student, op zijn verzoek, ook een nabespreking hebben met de examinator. Het verzoek tot inzage wordt ingediend na de betrokken examenperiode en uiterlijk tot veertien dagen na afloop van het academiejaar. De student kan zich laten bijstaan door een persoon naar keuze, voor zover dat niet een student is die in datzelfde academiejaar over het opleidingsonderdeel zelf examen moet afleggen of een student die in datzelfde academiejaar door de betrokken examinator moet worden ondervraagd. De hogeschool behoudt zich het recht voor een redelijke vergoeding te vragen voor een kopie van examendocumenten. Ten aanzien van beraadslagingverslagen geldt eenzelfde inzage- en kopieregeling, met dien verstande dat elke verwijzing naar andere studenten onherkenbaar wordt gemaakt. Artikel 210 - Bewaren van de examenkopijen Elk departement organiseert het bewaren van de kopijen van alle schriftelijke examens tot ten minste drie maanden na de beraadslaging van de derde examenperiode. Voor de examens waarvoor in de context van artikel 218 door de student een formele klacht is ingediend of waarvoor de voorzitter de examencommissie opnieuw bijeen riep, worden de kopijen gedurende vijf jaar bewaard.
1.14
Hernemen van (examens over) opleidingsonderdelen en verzaken aan tolerantiemogelijkheden
Artikel 211 Met het oog tolereerbare behoudt. Hij
- Het behouden van tolereerbare onvoldoendes op het voldoen aan de in artikel 199 bepaalde criteria, bepaalt een student zelf of hij onvoldoendes, behaald op opleidingsonderdelen waarop tolerantie van toepassing is, volgt hiervoor de regels zoals vastgelegd in artikel 213 en 214.
Behoud van een tolereerbaar examenresultaat kan enkel onder voorwaarde dat deze onvoldoendes, uitgedrukt in studiepunten, samen maximaal 10% bedragen van het feitelijk totaal aantal opgenomen studiepunten van de gehele opleiding. Het totaal betreft het totaal aantal feitelijk opgenomen studiepunten, zoals bekend bij het einde van het betreffende academiejaar, ongeacht eventueel later aangevraagde en bekomen vrijstellingen. Het totaal waarop de berekening van 10% wordt uitgevoerd, is bovendien begrensd tot het aantal studiepunten van het modeltraject van de opleiding als geheel. Behoud van een examenresultaat met een cijfer van 8 of 9 kan verder enkel onder voorwaarde dat de student binnen de opleiding in het afgelopen academiejaar voor ten minste 30 studiepunten examens aflegde en dat de student in het afgelopen academiejaar een studie-efficiëntie behaalde van ten minste 50% op het einde van het academiejaar. Artikel 212 - Bijkomende voorwaarden voor het behoud van tolereerbare onvoldoendes door studenten die sedert hun eerste inschrijving in een bacheloropleiding nog geen 60 studiepunten verworven hebben Tot studenten na hun eerste inschrijving in een bacheloropleiding 60 studiepunten verworven hebben, met inbegrip van vrijstellingen, mogen zij ten hoogste voor 12 studiepunten aan tolereerbare onvoldoendes behouden. Onder bijzondere omstandigheden kan het departementshoofd een afwijking toestaan op deze regel. Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
57
Artikel 213 - Hernemen van examens over opleidingsonderdelen De student beslist: − of hij een tolereerbaar onvoldoende in een volgende examenperiode zal accepteren als hij in de eindfase van een opleiding zit en kan slagen (a) uiterlijk 1 december voor de examens van de eerste examenperiode; (b) uiterlijk 1 mei voor de examens van de tweede examenperiode; (c) uiterlijk 10 juli voor de examens van de derde examenperiode; − na de tweede examenperiode, als hij niet in een eindfase van een opleiding zit, of hij examens waarop hij een tolereerbaar of niet-tolereerbaar onvoldoende haalde in de eerste of tweede examenperiode, herneemt in de derde examenperiode voor die opleidingsonderdelen waarvoor een examenkans wordt georganiseerd. Hij moet, volgens een procedure vastgelegd door de hogeschool, uiterlijk 15 kalenderdagen na de mededeling van de resultaten van de tweede examenperiode meedelen of uiterlijk 15 kalenderdagen na afhandeling van een eventueel beroep welke examens hij herneemt in de derde examenperiode. Een tweede examenkans vindt niet noodzakelijk plaats onder dezelfde examenvorm. Ingeval een student een tolereerbaar onvoldoende herneemt in eenzelfde academiejaar, blijft het cijfer van de eerste of tweede examenperiode behouden als het hoger is dan het resultaat dat de student behaalt in de derde examenperiode. Na de derde examenperiode moet een student die nog niet is geslaagd voor het geheel van de opleiding, in het eerstvolgende academiejaar waarin hij zich opnieuw inschrijft voor de opleiding (c.q. in het eerstvolgende academiejaar waarin een opleidingsonderdeel opnieuw wordt aangeboden) zich inschrijven voor en examen afleggen over die opleidingsonderdelen waarvoor: − hij een cijfer lager dan 8 op 20 heeft behaald; − geen tolerantiemogelijkheid bestaat; − hij geen tolerantie kan verkrijgen omdat hij niet voldoet aan de voorwaarde van cumulatieve studie-efficiëntie zoals beschreven in artikel 211; − hij geen tolerantie meer kan verkrijgen omdat het totaal aantal inzetbare toleranties reeds is bereikt; − hij overdracht kreeg, maar het examen opnieuw wenst af te leggen. Artikel 214 - Creditbewijzen en hernemen van (examens over) opleidingsonderdelen Creditbewijzen zijn definitief, onverminderd artikel 204, laatste lid. De student die een creditbewijs behaalde voor een opleidingsonderdeel, kan niet verzaken aan het behaalde resultaat. Hij kan dus over dit opleidingsonderdeel niet opnieuw examen afleggen. De student die geslaagd is verklaard voor een opleiding maar toch geen creditbewijs behaalde voor één of meer opleidingsonderdelen, kan dit creditbewijs alsnog verwerven via een afzonderlijke inschrijving voor een creditcontract of een examencontract met het oog op het behalen van een creditbewijs. Een student kan na elk academiejaar, als en zolang hij voldoet aan de voorwaarden omschreven in de artikelen 199, 211 en 212, opleidingsonderdelen waarvoor hij tolereerbare onvoldoendes behaalde, hernemen. Hij maakt dit duidelijk door zich in het eerstvolgende academiejaar waarin hij zich inschrijft (c.q. waarin het opleidingsonderdeel voor het eerst opnieuw wordt aangeboden), opnieuw voor dit opleidingsonderdeel in te schrijven. De leerstof en de examenmaterie is die van het academiejaar waarin hij zich opnieuw inschrijft voor het opleidingsonderdeel. Het eerder behaalde resultaat voor het opleidingsonderdeel wordt als niet meer bestaand beschouwd en de resultaten van het lopende academiejaar komen in de plaats van de voorgaande, tenzij als het eerste cijfer hoger is. Als strenge volgtijdelijkheid van toepassing is tussen opleidingsonderdelen, mag een student die beslist een tolereerbaar resultaat niet te behouden enkel inschrijven voor een vervolgopleidingsonderdeel als hij slaagt voor het examen of opnieuw een tolereerbaar resultaat behaalt, dat hij beslist in te zetten. Uitzonderlijk kan een student, na een gemotiveerde aanvraag via de studietrajectbegeleider en een toelating van het departementshoofd aan het einde van zijn opleiding een vroeger behaald tolereerbaar onvoldoende dat hij tot dan toe behouden had, hernemen. Hij moet zich dan opnieuw inschrijven voor het opleidingsonderdeel en er examen over afleggen, op basis van de leerstof in dat academiejaar. Het cijfer behaald bij de herneming van het betreffende opleidingsonderdeel en examen komt in de plaats van het voorafgaand behaald tolereerbaar cijfer, tenzij als het eerste cijfer hoger is.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
58
1.15
Geschillenregeling
Artikel 215 - Conflicten voor of tijdens een examen Onregelmatigheden of conflicten tussen een student en een examinator die zich voordoen voor of tijdens het afleggen van een examen en die het correcte verloop van de evaluatie in het gedrang kunnen brengen, worden door een van beide partijen zo spoedig mogelijk aan de voorzitter van de examencommissie meegedeeld, eventueel via de examenombudspersoon. De voorzitter bemiddelt en neemt zo nodig, eventueel na overleg met de beperkte examencommissie, voorlopige maatregelen om het correcte verloop van het examen te waarborgen. De examencommissie neemt de uiteindelijke beslissing. De beperkte commissie hoort in elk geval de examinator en de student. De student en de examinator kunnen op hun verzoek ook door de examencommissie zelf gehoord worden. Artikel 216 - Materiële vergissingen vastgesteld voor een beraadslaging Als een materiële vergissing wordt vastgesteld vóór de beraadslaging, deelt de examinator het correcte examencijfer mee aan de studentenadministratie. Als er reeds examenresultaten zijn meegedeeld aan de student, deelt het departementshoofd aan de student een gecorrigeerd examenresultaat mee. Artikel 217 - Materiële vergissingen vastgesteld na een beraadslaging Als een materiële vergissing wordt vastgesteld na een beraadslaging, wordt dit formeel gemeld bij het departementshoofd (als voorzitter van de examencommissie). Een vergissing die geen invloed heeft op het slagen voor een opleidingsonderdeel of de opleiding en evenmin op de behaalde graad van verdienste, wordt door de beperkte examencommissie rechtgezet. Als er reeds examenresultaten zijn meegedeeld aan de student, deelt het departementshoofd aan de student een gecorrigeerd examenresultaat mee. De voorzitter en de secretaris rapporteren hierover bij een volgende vergadering van de examencommissie. Als de vastgestelde vergissing wel invloed kan hebben op het slagen voor een opleidingsonderdeel of de opleiding, of de behaalde graad van verdienste, roept de voorzitter de examencommissie zo snel mogelijk opnieuw samen. De vastgestelde resultaten kunnen nog worden gewijzigd: − in het nadeel van de student binnen een termijn van 10 kalenderdagen na de mededeling van de resultaten; − in het voordeel van de student. De nieuwe beslissing wordt schriftelijk aan de student meegedeeld. Tegen de nieuwe beslissing is binnen de vijf kalenderdagen, ingaande de dag na de schriftelijke mededeling, intern beroep mogelijk bij de algemeen directeur. Artikel 218 - Intern beroep tegen een examenbeslissing/examentuchtbeslissing Als examenbeslissing wordt beschouwd elke beslissing van een examencommissie waarbij: − een beoordeling voor een afzonderlijk opleidingsonderdeel definitief wordt vastgesteld; − een betwisting wordt beslecht; − over het globale resultaat en het al of niet toekennen van een graad van verdienste voor een gehele opleiding wordt beslist. Een examentuchtbeslissing is een beslissing die wordt genomen bij toepassing van artikel 204. Een student die oordeelt dat een examenbeslissing of een examentuchtbeslissing aangetast is door een schending van het recht kan bij aangetekend schrijven een verzoek tot heroverweging van de beslissing indienen bij de algemeen directeur, Xaverianenstraat 10, 8200 Brugge. De student stelt zijn verzoek tot heroverweging van de beslissing in binnen een vervaltermijn van vijf kalenderdagen die ingaat: − de dag volgend op het meedelen van de resultaten als het een examenbeslissing betreft; − de dag volgend op de dag waarop de student in kennis gesteld is van de beslissing als het een examentuchtbeslissing betreft. De student kan op zijn verzoek inzage krijgen in het dossier en kan vragen om gehoord te worden. Hierbij kan hij zich laten bijstaan door een raadsman. De algemeen directeur onderzoekt binnen een termijn van vier kalenderdagen, die aanvangt de dag volgend op deze waarop de klacht werd ontvangen, samen met de algemeen secretaris de Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
59
ontvankelijkheid en de gegrondheid van de klacht. De algemeen directeur kan alle onderzoeksmaatregelen treffen die hij noodzakelijk acht. Na onderzoek beslist de algemeen directeur op gemotiveerde wijze: − tot afwijzing van de klacht wegens niet-ontvankelijkheid; − tot afwijzing van de klacht wegens niet-gegrondheid; − tot heropening van de examenperiode. In het geval van beslissing tot heropening van de examenperiode wordt de examencommissie opnieuw samengeroepen binnen een termijn van acht kalenderdagen na ontvangst van de klacht. De genomen beslissing wordt opgenomen in een proces-verbaal, waarna de voorzitter de examenperiode weer sluit. Bij deze beraadslaging dient ten minste de helft van de stemgerechtigde leden van de examencommissie aanwezig te zijn, behoudens in gevallen van overmacht. De student wordt van de beslissing op de hoogte gesteld door middel van een aangetekend schrijven, binnen een termijn van vijftien kalenderdagen, die ingaat op de dag na deze waarop het beroep is ingesteld. De student kan tegen deze nieuwe beslissing in beroep gaan bij de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen, opgericht door het decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling van de student, de participatie in het hoger onderwijs, de integratie van bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen en de begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen. De zetel van de Raad is gevestigd in het Departement Onderwijs van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Hendrik Consciencegebouw, Koning Albert II-laan 15 te 1210 Brussel. De student dient een verzoekschrift in binnen een vervaltermijn van vijf kalenderdagen die ingaat de dag na die van de kennisname van de beslissing van de interne beroepsprocedure, of na het verlopen van de termijn van vijftien dagen na het instellen van het interne beroep. De poststempel geldt als datum van het beroep. Als de laatste dag van de vervaltermijn een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag waarop de postdiensten open zijn. Voor meer informatie hierover wordt expliciet verwezen naar www.onderwijs.vlaanderen.be/hogeronderwijs/.
Afdeling 2 2.1
Bijzonder examenreglement
Bijzondere bepalingen in verband met de masterproef
Artikel 219 - Departementaal reglement en promotor Het departementshoofd stelt een bijzonder reglement vast voor de totstandkoming en beoordeling van de masterproeven. Dit reglement is ter beschikking op TOLEDO (“departementale administratie”). De promotor van een masterproef is een lid van onderwijzend personeel van de hogeschool. Artikel 220 - Verdediging Indien niet is voorzien in de verdediging van de masterproef, bepaalt het departementshoofd hoe de student vóór de beraadslaging kennis kan nemen van de opmerkingen van de evaluatiecommissie en hoe de student die dit wenst, voor de beraadslaging door de voorzitter van de examencommissie of een door hem aangewezen persoon gehoord zal worden.
2.2
Bijzondere bepalingen in verband met de voortgezette academische opleidingen, de bachelor-na-bacheloropleidingen en de master-na-masteropleidingen
Artikel 221 - Examenperioden In afwijking van artikel 154 bepaalt het departementshoofd de tijdstippen waarop de examens voor de bachelor-na-bacheloropleidingen en de master-na-masteropleidingen worden afgenomen. Artikel 222 - Interuniversitaire opleidingen Elke overeenkomst voor de organisatie van een interuniversitaire, een interhogeschoolopleiding of een opleiding gezamenlijk georganiseerd door een universiteit en een hogeschool bepaalt welk examenreglement van toepassing is. Die bepaling wordt in de opleidingsgids vermeld. Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
60
2.3
Bijzondere bepalingen in verband met postgraduaatopleidingen en met andere trajecten van permanente vorming
Artikel 223 - Evaluatie Voor postgraduaatopleidingen en voor andere trajecten van permanente vorming die leiden tot het behalen van een getuigschrift, stelt de hogeschool, indien nodig en eventueel per departement, een aanvullend specifiek examenreglement op omtrent de wijze en momenten van evalueren, wie kan beoordelen, de resultaatberekening en de wijze van meedelen en bespreken van resultaten. Dit onderwijsreglement wordt duidelijk kenbaar gemaakt aan de studenten die inschrijven voor het vormingsprogramma en gepubliceerd op www.khbo.be/9046 en op TOLEDO (“departementale administratie”). Uiterlijk vijf kalenderdagen na de schriftelijke mededeling van elk resultaat van een postgraduaatopleiding, te tellen vanaf de dag na de mededeling ervan, kan tegen de beslissing beroep worden aangetekend bij de algemeen directeur.
Afdeling 3
Aanvullende examenbepalingen voor het Departement Gezondheidszorg
Artikel 224 - Examencommissie voor de opleidingsonderdelen van het derde opleidingsjaar van de bacheloropleiding Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie In afwijking van artikelen 186, 187 en 188 treedt de examencommissie voor de derde opleidingsfase van de bacheloropleiding Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie van de K.U.Leuven op als examencommissie voor de aan de K.U.Leuven gevolgde opleidingsonderdelen van het derde opleidingsjaar. Artikel 225 - Examencommissie voor het geheel van de gezamenlijke bacheloropleiding Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie van de KHBO en de K.U.Leuven In afwijking van artikelen 186, 187 en 188 treedt de examencommissie voor het geheel van de bacheloropleiding Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie van de K.U.Leuven, aangevuld met een door het departementshoofd Gezondheidszorg van de KHBO aangeduide vertegenwoordiger van de opleiding Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie van de KHBO, op als examencommissie voor het geheel van de gezamenlijke bacheloropleiding Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
61
TITEL IV – OVERGANGSBEPALINGEN Artikel 226 – Actualisering opleidingsgidsen Ten opzichte van het Onderwijs- en examenreglement 2008-2009 moeten in de opleidingsgidsen een aantal bijkomende bepalingen worden opgenomen die vooral betrekking hebben op de gewijzigde beraadslagingsregels, het toetsbeleid en de opbouw van opleidingsprogramma’s (o.a. volgtijdelijkheid). De bepalingen in dit verband voor het academiejaar 2009-2010 worden zo spoedig mogelijk meegedeeld. Ze worden bekendgemaakt ten laatste bij de definitieve publicatie van de examenregeling van de eerste examenperiode. Afwijkend ten opzichte van de bepalingen in dit Onderwijs- en examenreglement kunnen deze bijkomende bepalingen in het academiejaar 2009-2010 als bijlagen bij de opleidingsgidsen worden verspreid via TOLEDO (“departementale administratie”), in afwachting van hun definitieve integratie in de opleidingsgidsen. Artikel 227 – Geïndividualiseerde trajecten 2009-2010 De geïndividualiseerde trajecten die voor het academiejaar 2009-2010 worden vastgelegd, worden nog samengesteld volgens de regels die golden in het academiejaar 2008-2009. Behaalde studieefficiëntie (cumulatief of op jaarbasis) en weigering van inschrijving omwille van die efficiëntie worden nog niet toegepast. Enkel de regels van volgtijdelijkheid – vastgelegd in de opleidingsgids – en de regels bij een derde inschrijving of een afwijkend traject (bv. meer dan 66 studiepunten) worden toegepast.
Onderwijs- en examenreglement KHBO 2009-2010 – goedgekeurd door het hogeschoolbestuur op 31-08-2009
62