HOGESCHOOL WEST - VLAANDEREN
TOETREDINGSOVEREENKOMST ONDERWIJS- en EXAMENREGLEMENT
ACADEMIEJAAR 2008 – 2009 (versie 4 RVB)
I. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Algemene bepalingen Dit onderwijs- en examenreglement is opgesteld in uitvoering van de geldende decreten op het Vlaams hoger onderwijs, in het bijzonder het decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen van 4 april 2003, hierna structuurdecreet genoemd, zoals gewijzigd, het bijzonder decreet betreffende de rechtspositieregeling van de student van 19 maart 2004, hierna participatiedecreet genoemd, het decreet op de studiefinanciering en studentenvoorzieningen van 30 april 2004, het decreet betreffende de flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen en houdende dringende hogeronderwijsmaatregelen van 30 april 2004, hierna flexibiliseringsdecreet genoemd, zoals gewijzigd, en het decreet betreffende de financiering van de werking van de hogescholen en de universiteiten in Vlaanderen van 14 maart 2008, hierna financieringsdecreet genoemd. Dit onderwijs- en examenreglement is van toepassing op alle departementen die onder de bevoegdheid vallen van de raad van bestuur van de Hogeschool West-Vlaanderen. Dit onderwijs- en examenreglement is tevens de toetredingsovereenkomst van de Hogeschool West-Vlaanderen met alle studenten die zich inschrijven. Samen met het departementale, aanvullend reglement en het studiecontract waarin de specificiteiten inzake de opleiding opgenomen zijn, vormt dit onderwijs- en examenreglement de contractuele verbintenis tussen de student en de Hogeschool West-Vlaanderen. Conform art. 76 van het structuurdecreet wordt dit onderwijs- en examenreglement vanaf haar goedkeuring en ten laatste vanaf het ogenblik van de inschrijving via www.howest.be te allen tijde raadpleegbaar. Als een student er uitdrukkelijk om vraagt wordt aan de student een papieren kopie overhandigd. Bij inschrijving verklaart de student zich akkoord met deze toetredingsovereenkomst, zijnde het algemeen
onderwijs- en examenreglement, haar
departementale aanvullingen en het specifieke studiecontract. De student tekent voor ontvangst.
2
II. ONDERWIJSREGLEMENT II.1. DEFINITIES EN ALGEMENE TERMINOLOGIE Artikel 2 Begrippen Er wordt verstaan onder: 1. abituriënt: een potentiële student; 2. academiejaar: een periode van één jaar die ten vroegste op 1 september en uiterlijk op 1 oktober begint en eindigt op de dag voor het begin van het volgende academiejaar; van de vaste duur van één academiejaar kan uitzonderlijk afgeweken worden indien het instellingsbestuur van de Hogeschool West-Vlaanderen en/of de Associatie Universiteit Gent beslist de start van het academiejaar ofwel te vervroegen ofwel te verlaten; 3. academische gerichtheid: gericht zijn op de algemene vorming en op de verwerving van academische of artistieke kennis en competenties eigen aan het functioneren in een domein van de wetenschappen of van de kunsten; academisch gerichte opleidingen zijn op wetenschappelijk onderzoek gebaseerd; 4. academische kalender: een jaarplan van het academiejaar, goedgekeurd door de Raad van Bestuur, waarin de weken genummerd zijn, de mogelijke activiteiten per week en de vakantieperiodes benoemd zijn; 5. accreditatie: de formele erkenning van een opleiding op grond van een beslissing van een onafhankelijk orgaan waarin vastgesteld wordt dat de opleiding voldoet aan vooraf vastgestelde minimale kwaliteits- en niveauvereisten; 6. actualiseringsprogramma : een programma dat kan worden opgelegd aan studenten die in het hoger onderwijs wensen door te stromen op grond van een creditbewijs, EVK‟s of een bewijs van bekwaamheid dat ten minste 5 kalenderjaren eerder werd behaald; 7. afstudeerrichting: een differentiatie in een opleidingsprogramma met een studieomvang van ten minste 30 studiepunten en die als doel heeft het verwerven van specifieke, afstudeerrichtingsgebonden competenties binnen de opleiding; 8. afstandsonderwijs: het onderwijs dat hoofdzakelijk met behulp van ICT wordt verstrekt, waardoor de student niet aan een bepaalde plaats van onderwijsverstrekking gebonden is; 9. associatie : de rechtspersoonlijkheid waarin minstens één hogeschool en één universiteit geassocieerd zijn conform het structuurdecreet; de Hogeschool West-Vlaanderen is partner van de VZW Associatie Universiteit Gent met als partnerinstellingen de Universiteit Gent, de Hogeschool Gent en de Arteveldehogeschool; 3
10. attest: een officieel bewijs uitgereikt door de Hogeschool West-Vlaanderen dat de persoon een opleidingstraject in het kader van permanente vorming volgde met het oog op bij- en nascholing of aanwezig was op een studieactiviteit in hetzelfde kader; 11. bacheloropleiding: een opleiding die aansluit op het secundair onderwijs, waarvan de studieomvang ten minste 180 studiepunten bedraagt en ofwel professioneel gericht is ofwel academisch gericht. Een professioneel gerichte bacheloropleiding heeft tot doel de studenten te brengen tot een niveau van algemene en specifieke kennis en competenties nodig voor de zelfstandige uitoefening van een beroep of groep van beroepen. Een academisch gerichte bacheloropleiding heeft tot doel de studenten te brengen tot een niveau van kennis en competenties eigen aan het wetenschappelijk of artistiek functioneren in het algemeen en aan een specifiek domein van de wetenschappen of de kunsten in het bijzonder met als doelstelling het doorstromen naar een masteropleiding; 12. bachelor-na-bacheloropleiding: een bacheloropleiding die aansluit op (een) andere bacheloropleiding(en) in het hoger professioneel onderwijs en waarvan de studieomvang tenminste 60 studiepunten omvat; 13. bekwaamheidsonderzoek: het onderzoek van de competentie(s) van een persoon, voorafgaand aan het afleveren van een bewijs van bekwaamheid; 14. beursstudent: een student die een studietoelage ontvangt van de Vlaamse Gemeenschap, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap; 15. bewijs van bekwaamheid: het bewijs dat een student op grond van EVC‟s of EVK‟s de competenties heeft verworven eigen aan: a) het niveau van bachelor in het hoger professioneel onderwijs of het academisch onderwijs, of b) het masterniveau, of c)
een
welomschreven
opleiding,
module,
opleidingsonderdeel,
cluster
van
opleidingsonderdelen of partim. Het bedoeld bewijs betreft een document of een registratie; 16. bijna-beursstudent: een student die geen studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap ontvangt, maar waarvan het referentie-inkomen ten hoogste 1.336,71 euro boven de financiële maximumgrens bepaald in de regelgeving betreffende de studiefinanciering ligt; 17. competentie: het vermogen om adequaat te handelen in een professionele en/of persoonlijke context door de integratie van kennis, inzicht, vaardigheden en houdingen of attitudes; 18. contactuur: uur waarin onderwijs gegeven wordt in rechtstreeks contact tussen de onderwijsverstrekker en de student, en op grond daarvan gebonden aan een bepaalde uren van onderwijsverstrekking. Contactonderwijs kan dus zowel hoorcolleges als werkcolleges, begeleide seminaries of workshops, ter plaatse begeleide zelfstudie, enz. omvatten als 4
verplichte aanwezigheid via ICT; 19. credit: een studiepunt verbonden aan een module/opleidingsonderdeel of een deel daarvan en waar uit de evaluatie blijkt dat de student de competenties verbonden aan de module/het opleidingsonderdeel en/of het partim in voldoende mate verworven heeft; 20. creditbewijs: document of andere vorm van registratie waarin vastgelegd wordt dat een student een examen heeft afgelegd, en dat hij de competenties, verbonden aan een module/opleidingsonderdeel, heeft verworven; 21. creditcontract: een contract, aangegaan door een instellingsbestuur met de student die zich inschrijft met het oog op het behalen van (een) creditbewij(s)(zen) voor één of meer opleidingsonderdelen; 22. c.q.: casu quo (Lat.), in welk geval, in het zich voordoende geval; 23. deelcompetentie: een competentie die verbonden is aan en (gedeeltelijk) verworven wordt op het niveau van een module; 24. deelexamen: elk examen over een welbepaald en vooraf aangekondigd deel van de leerstof van een module of een deel ervan dat volgens een vooraf aangekondigde weging in het uiteindelijke examencijfer van de module verrekend wordt; 25. deliberatie: samenkomst van de examencommissie waarop de examencijfers definitief vastgesteld worden door in en over de modules de beheersingsgraad van de te verwerven (deel)competenties vast te stellen; 26. departement: een organisatorisch deel van de Hogeschool West-Vlaanderen dat geleid wordt door een departementshoofd en bestuurd door een departementsraad; 27. diploma: officieel bewijs uitgereikt door een erkende onderwijsinstelling dat bewijst dat de student met succes zijn opleiding afgerond heeft of de betrokkene over de nodige eerder verworven kwalificaties en/of het nodige bewijs van bekwaamheid beschikt. Het diploma vermeldt na de graad de studieomvang van de opleiding; de Vlaamse regering bepaalt de vorm van het diploma; 28. diplomacontract: een contract, aangegaan door een instellingsbestuur met de student die zich inschrijft met het oog op het behalen van een graad of diploma van een opleiding of die zich
inschrijft
voor
een
schakel-
of
voorbereidingsprogramma
of
van
een
postgraduaatsopleiding wanneer die verbonden is aan een overeenstemmende beroepstitel; 29. diplomasupplement: een supplement bij het diploma dat aanduiding geeft van de aard van de opleiding, de duur van de opleiding, het voltooide opleidingsprogramma en de behaalde creditbewijzen, de eventueel verleende vrijstellingen en eventueel de vooropleiding en de vermelding van de instelling(en) waaraan de student de opleidingsonderdelen/modules heeft gevolgd als die verschillend is (zijn) van de uitreikende instelling of in het geval van gezamenlijke diplomering. De vorm van het diplomasupplement wordt bepaald door de Vlaamse regering; 5
30. ECTS: “European Credit Transfer and accumulation System”, Europees erkend systeem om de studiepunten en de score van de student door objectieve vergelijking internationaal over te hevelen en te accumuleren; 31. evaluatie: elke beoordeling van de voortgang van de student op het vlak van (deel)competenties of kennis, inzicht, vaardigheden en/of attitudes die resulteert in een score; 32. EVC: een eerder verworven competentie, zijnde het geheel van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes verworven door middel van leerprocessen die niet met een studiebewijs werden bekrachtigd; 33. EVK: een eerder verworven kwalificatie, zijnde elk binnenlands of buitenlands studiebewijs dat aangeeft dat een formeel studietraject, al dan niet binnen onderwijs, met goed gevolg werd doorlopen, voor zover het niet gaat om het slagen voor een module of creditbewijs dat werd behaald binnen dezelfde instelling en opleiding waarbinnen men de kwalificatie wenst te laten gelden; 34. examen: elke evaluatie van de mate waarin een student op grond van zijn studie de competenties, verbonden aan een module of een deel ervan, heeft verworven, uitgedrukt in een examencijfer op 20; 35. examencijfer: de cijfermatige beoordeling van een student per opgelegd examen; 36. examencontract: een contract, aangegaan door een instellingsbestuur met de student die zich onder de door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden inschrijft voor het afleggen van examens met het oog op het behalen van: a) een graad of een diploma van een opleiding, of b) een creditbewijs voor één of meer opleidingsonderdelen. Via de studiegids kunnen bepaalde modules/opleidingsonderdelen mits bijkomende motivatie niet in aanmerking komen voor een examencontract. 37. examensecretariaat: de departementale meldings- en informatiecel voor alle bij de examens betrokken partijen; 38. examentuchtbeslissing: elke sanctie opgelegd naar aanleiding van examenfeiten; 39. financierbare student: een student die voldoet aan de criteria om te voldoen aan de financieringsvoorwaarden overeenkomstig artikel 7 van het financieringsdecreet of geen onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte en als buitenlandse student zich inschrijven boven de 2% van het totaal aantal financierbare studenten van de hogeschool; 40. financieringsdecreet: decreet van 14 maart 2008 betreffende de financiering van de werking van de hogescholen en de universiteiten in Vlaanderen; 41. gedelibereerde studiepunten: studiepunten waarvoor een student op basis van examens geen creditbewijs verworven heeft, maar waarvoor een examencommissie beslist heeft dat 6
de bijbehorende modules niet hervat hoeven te worden, omdat de examencommissie verklaard heeft dat de student geslaagd is voor het geheel van de modules in kwestie die hij tijdens de periode in kwestie heeft gevolgd; 42. geïndividualiseerd studietraject: een studietraject dat voor een bepaalde student afwijkt van het modeltraject; 43. getuigschrift: bewijs uitgereikt door de Hogeschool dat een student met succes een postgraduaat volgde; 44. graad: de aanduiding van bachelor of master verleend op het einde van een opleiding c.q. na promotie met de uitreiking van een diploma in de bachelor- en masteropleidingen; 45. herinschrijving: niet de eerste inschrijving aan de Hogeschool West-Vlaanderen; 46. hogescholendecreet: het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, zoals gewijzigd; 47. Hogeschool: Hogeschool West-Vlaanderen, afgekort HOWEST; 48. hogeschoolbestuur: de decretale bestuursorganen van een hogeschool, c.q. deze van de Hogeschool West-Vlaanderen; 49. jokerkrediet: deel van het studiefinancieringskrediet dat onder welbepaalde voorwaarden kan worden opgenomen conform het decreet betreffende de studiefinanciering en de studentenvoorzieningen van 30 april 2004; 50. kwalificatie: een afgerond en gevalideerd geheel van competenties, met als bewijsstuk een officieel getuigschrift of diploma uitgereikt na het met goed gevolg voltooien van een studieof scholingstraject of via EVC- en/of EVK-procedure; 51. kwalificatie van een graad: toevoeging die verwijst naar de voltooide opleiding; 52. leerkrediet: het totale pakket van studiepunten dat een student gedurende zijn/haar studieloopbaan kan inzetten voor een inschrijving onder diplomacontract in een initiële bachelor- of masteropleiding of een module onder creditcontract en dat naargelang het aantal studiepunten waarvoor de student zich inschrijft en welke hij/zij verwerft, kan evolueren; de student kan zijn/haar leerkrediet raadplegen op www.studentenportaal.be; 53. masteropleiding: een academisch gerichte opleiding die rechtstreeks aansluit op minstens één academisch gerichte bacheloropleiding, waarvan de studieomvang ten minste 60 studiepunten bedraagt en tot doel heeft de studenten te brengen tot een gevorderd niveau van kennis en competenties eigen aan het wetenschappelijk of artistiek functioneren in het algemeen en aan een specifiek domein van wetenschappen of de kunsten in het bijzonder, noodzakelijk voor de autonome beoefening van de wetenschappen of de kunsten of voor de aanwending van wetenschappelijke of artistieke kennis in de zelfstandige uitoefening van een beroep of groep van beroepen en afgesloten met een masterproef; 54. master-na-masteropleiding:
een
masteropleiding
die
volgt
op
(een)
andere
masteropleiding(en) en waarvan de studieomvang ten minste 60 studiepunten bedraagt; 7
55. masterproef: werkstuk waarmee een masteropleiding wordt voltooid en waardoor de student blijk geeft van een analytisch en synthetisch vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of van het vermogen tot kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de onderzoeksingesteldheid van de betrokken student. De studieomvang van de masterproef uitgedrukt in studiepunten is gelijk aan ten minste één vijfde van het totaal aantal studiepunten van het opleidingsprogramma, met een minimum van 15 studiepunten en een maximum van 30 studiepunten. 56. mentor: lid van de studiebegeleiding in een opleiding die een deel van de studenten van een opleiding toegewezen krijgt om structureel gesprekken inzake hun studievoortgang te voeren en na de eerste examens een gesprek voert met de probleemstudenten uit zijn/haar groep op basis van de resultaten van het zelfonderzoek studieattitude (ZOSA); 57. modeltraject: het studietraject dat voorgeschreven wordt voor een groep studenten; 58. module: een opleidingsonderdeel in een modulair opgebouwd opleidingsprogramma, kan al dan niet bestaan uit verschillende partims; 59. monitor: elk lid van het onderwijzend personeel die betrokken is bij onderwijs- en/of leeren/of evaluatieactiviteiten met als opdracht de studievoortgang inzake zijn/haar eigen activiteiten bij de studenten te bevorderen, o.a. via remediëring; 60. niet-contactuur: uur van onderwijs-, studie- en/of toetsactiviteiten niet gebonden aan een zelfde tijd van onderwijsverstrekking van student en onderwijsverstrekker, maar wel met mogelijk geïndividualiseerd onderwijs, begeleiding en/of communicatie op afstand; 61. niveau: het niveau van een module zoals aangegeven op de studiefiche; er worden 3 niveaus onderscheiden: inleidend (eerste kennismaking met de leerstof en vertaald in brede competenties verwant aan die leerstof), uitdiepend (verdere verdieping na een eerste kennismaking met de leerstof en vertaald in (een) competentie(s) verfijnd in specifieke kennis, inzicht, vaardigheden en/of houdingen in (een) specifiek(e) context(en)) en gespecialiseerd (uitmondend in competenties die enkel aan specialisten kunnen toegewezen worden); 62. onderwijsactiviteit: elke activiteit die georganiseerd wordt om de competenties van de opleiding/modules/opleidingsonderdelen en/of partims te verwerven; 63. opgenomen studiepunten: studiepunten, verbonden aan de modules, waarvoor een student zich heeft ingeschreven in een bepaald academiejaar; 64. opleiding: de structurerende eenheid van het onderwijsaanbod; 65. opleidingskenmerken: de profielafbakening van een opleiding, voortvloeiend uit: -
de kwalificatie en/of specificatie van de graad verleend op het einde van de opleiding, en/of
-
de studieomvang van de opleiding, en/of de instelling waar de opleiding wordt 8
georganiseerd; -
een specifieke afstudeerrichting binnen een opleiding;
-
andere, specifieke keuzetrajecten of keuzepakketten die worden aangeboden;
66. opleidingsonderdeel: een afgebakend geheel van onderwijs-, leer- en evaluatieactiviteiten dat gericht is op het verwerven van welomschreven competenties inzake kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, in een modulaire opleiding wordt een opleidingsonderdeel module genoemd; 67. overdracht: het overdragen van een examencijfer vanaf 10/20 bij herinschrijving in dezelfde module in een volgend academiejaar. Aan de Hogeschool West-Vlaanderen worden bij nietgeslaagde modules dergelijke examencijfers op partims overgedragen. 68. participatiedecreet: het decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling van de student, de participatie in het hoger onderwijs, de integratie van bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen en de begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, zoals gewijzigd; 69. partim: een afgebakend deel van een module met een studieomvang van gehele studiepunten; 70. postgraduaat: opleidingstraject met een studieomvang van ten minste 20 studiepunten in het kader van de verdere professionele vorming, verbreding en/of verdieping van de competenties verworven bij de voltooiing van een bachelor- of masteropleiding; 71. professionele gerichtheid: gericht zijn op de algemene vorming en de verwerving van professionele kennis en competenties, gestoeld op de toepassing van wetenschappelijke of artistieke kennis, creativiteit en praktijkkennis; 72. Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen: administratief college van extern beroep inzake examenbeslissingen, examentuchtbeslissingen, de al dan niet toekenning van een bewijs van bekwaamheid op grond van EVC of EVK, vrijstellingen, het opleggen van schakel- en/of voorbereidingsprogramma‟s, bindende studievoorwaarden voor en
weigering
van
inschrijving;
adres:
Raad
voor
betwistingen
inzake
studievoortgangsbeslissingen, Departement Onderwijs, Administratie Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, Hendrik Consciencegebouw 7A, Koning Albert II-laan 15, 1210 Brussel. Meer info op www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/raad. 73. schakelprogramma: een programma dat kan worden opgelegd aan een abituriënt die zich wenst in te schrijven voor een masteropleiding op grond van een in het professioneel hoger onderwijs uitgereikt bachelordiploma en de algemene wetenschappelijke competenties en wetenschappelijk-disciplinaire basiskennis beoogt bij te brengen; 74. specificatie van een graad: de toevoeging van de woorden “of science” of “of arts” aan een graad; 75. structuurdecreet: het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger 9
onderwijs in Vlaanderen, zoals gewijzigd; 76. student: de persoon ingeschreven aan een instelling van hoger onderwijs en die dus de toetredingsovereenkomst en het studiecontract ondertekend heeft; 77. student met een functiebeperking: een student die bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap een goedgekeurd dossier heeft voor een tegemoetkoming; 78. studentensecretariaat: de instantie binnen een departement waar de student zich inschrijft, attesten kan verkrijgen, enz…. 79. studiebegeleiding: begeleidingsstructuur en begeleidingssysteem aangeboden door de Hogeschool om de student te helpen zijn studie te optimaliseren via departementale studiebegeleiding naar studiemethode, trajectbegeleiding, mentoraat en monitoraat; 80. studiecontract: het contract dat bij de inschrijving van de student afgesloten wordt tussen de hogeschool enerzijds en de betrokken student anderzijds. Het studiecontract is ofwel een diplomacontract, een creditcontract of een examencontract; 81. studiegebied: een van de decretale gebieden waarin opleidingen zijn samengebracht; 82. studiegeld:
het
bedrag
te
betalen
door
de
student
voor
de
deelname
aan
onderwijsactiviteiten en/of examens; 83. studieomvang:
het
aantal
studiepunten
toegekend
aan
een
module,
partim,
opleidingsprogramma of opleiding; 84. studieomvangvermindering: vermindering van de voorgeschreven studieomvang via vrijstelling(en) toegekend op basis van een eerder met goed gevolg afgelegd examen(s), EVC- en/of EVK-procedure; 85. studiepunt: een binnen de Vlaamse Gemeenschap aanvaarde internationale eenheid die overeenstemt met ten minste 25 en ten hoogste 30 uren voorgeschreven onderwijs-, leer- en evaluatieactiviteiten en waarmee de studieomvang van elke opleiding of elke module wordt uitgedrukt; 86. studietijd: de in uren weergegeven tijd die van de normstudent wordt gevergd om de voorgeschreven
onderwijs-,
leer-
en
evaluatieactiviteiten
van
een
module,
een
opleidingsprogramma of een opleiding succesvol af te ronden; 87. studietraject: de wijze waarop de studie wordt geordend; 88. studievoortgangsbeslissing:
één
van
volgende
beslissingen
genomen
door
de
examencommissie (diploma- of examencontract), het departementshoofd (EVC, EVK en vrijstellingen) of de evaluator(en) (creditcontract): -
een examenbeslissing, zijnde elke beslissing die, al dan niet op grond van een deliberatie, een eindoordeel inhoudt over het voldoen voor een of meerdere opleidingsonderdelen/modules, partim(s) of een opleiding als geheel;
-
een examentuchtbeslissing, zijnde een sanctie opgelegd naar aanleiding van examenfeiten; 10
-
de toekenning van een bewijs van bekwaamheid, dat aangeeft dat een student op grond van eerder verworven competenties of eerder verworven kwalificaties bepaalde competenties heeft verworven;
-
de toekenning van een vrijstelling, zijnde de opheffing van de verplichting om over een module of een partim, examen af te leggen;
-
een beslissing waarbij het volgen van een schakel- en/of voorbereidingsprogramma wordt opgelegd en waarbij de studieomvang van dergelijk programma wordt vastgesteld;
-
het gemotiveerd opleggen van het volgen van bijkomende modules en/of partims voor het toekennen van een diploma op grond van een bewijs van bekwaamheid;
89. toelatingscheck: een onderzoek aan de Hogeschool West-Vlaanderen om als niet-houder van een diploma van secundair onderwijs en jonger dan 21 jaar te genieten van afwijkende toelatingsvoorwaarden en eventueel toch in te schrijven in een opleiding via een creditcontract of examencontract met het oog op het behalen van creditbewijzen; 90. toelatingsonderzoek: een onderzoek op niveau van de Associatie Universiteit Gent om als 21-jarige, vluchteling en/of virtuoos van afwijkende toelatingsvoorwaarden te genieten en eventueel toch in te schrijven in een opleiding; 91. toetredingsovereenkomst: de overeenkomst tussen bestuur en student zoals bepaald in artikel II.3. van het participatiedecreet, waarbij de laatste aangeeft de algemene voorwaarden en het studiecontract te aanvaarden; 92. topsporter: een student die aan een of meerdere van onderstaande voorwaarden voldoet: -
officieel erkend is als topsporter of beloftevolle jongere door het Belgisch Olympisch Interfederaal Comité (BOIC)
-
officieel erkend is als topsporter door het Vlaams Bureau Topsport (VBT-BLOSO);
-
erkend is als topsporter bij een door de Vlaamse Gemeenschap erkende sportfederatie;
-
aangeduid is als kandidaat-deelnemer aan een studentenwereldkampioenschap of Universiade;
-
geselecteerd is voor deelname aan een EK of WK (individueel), voor de nationale ploeg of Europabeker (ploeg);
-
behoort tot een ploeg in eerste of tweede nationale klasse, of tot een ploeg in ere- of eerste divisie, of tot een nationale juniores- of senioresploeg, of tot de top 20 in België in een individuele sport;
93. trajectbegeleider: aanspreek- en overlegpersoon van de opleiding voor de individuele student om zijn/haar studietraject en/of EVC- en/of EVK-procedure uit te stippelen en te begeleiden; 94. type: aanduiding in de studiefiche van ofwel “verplicht” ofwel “keuzemodule/partim”; 11
95. uitschrijven: het vroegtijdig beëindigen van dat deel van de opleiding waarvoor de student zich voor het betrokken academiejaar heeft ingeschreven, op schriftelijk verzoek van de student; 96. verworven studiepunten: studiepunten, verbonden aan de modules, waarvoor een student een creditbewijs heeft behaald; 97. volgtijdelijkheid: de door het instellingsbestuur bepaalde regels terug te vinden in de studiegids over het gevolgd hebben van of geslaagd zijn voor een module of opleiding vooraleer een student een examen kan doen over een andere module of een andere opleiding; 98. voorbereidingsprogramma: een programma dat kan worden opgelegd aan een student die niet in het bezit is van een diploma dat op rechtstreekse wijze toelating verleent tot de opleiding waarvoor hij/zij zich wenst in te schrijven; 99. vrijstelling: de opheffing van de verplichting om over een module, of een deel ervan, examen af te leggen; 100. werkstudent: een student die aan de volgende voorwaarden beantwoordt: -
hij/zij is in het bezit van een bewijs van tewerkstelling in een dienstverband met een omvang van tenminste 80 uren per maand, of hij/zij is in het bezit van een bewijs van uitkeringsgerechtigde werkzoekende en de opleiding kadert binnen het door een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling voorgestelde traject naar werk;
-
hij/zij is nog niet in het bezit van een tweede cyclusdiploma of masterdiploma
-
hij/zij is ingeschreven in een studietraject met specifieke onderwijs- en leervormen en met specifieke modaliteiten van begeleiding en aanbod, dat als zodanig geregistreerd is in het hogeronderwijsregister.
101. ZOSA: zelfonderzoek studieattitude, een elektronische vragenlijst waardoor de student beter zicht krijgt op zijn/haar eigen studieattitude.
II.2. STUDENTEN Artikel 3 Statuut van de student 1. Een student aan de Hogeschool West-Vlaanderen is iemand die aan de decretale toelatingsvoorwaarden voldoet, zich op een regelmatige manier ingeschreven heeft, conform artikels 16, 17, 18 en 19 en het onderwijs- en examenreglement als toetredings-overeenkomst, de eventuele departementale aanvullingen en het studiecontract ondertekend heeft. De student geniet van de rechten en plichten uitgeschreven in de toetredingsovereenkomst en het studiecontract. Als bewijs van het student zijn krijgt hij/zij een studentenkaart en alle nodige bewijsstukken, o.a. 12
voor kinderbijslag, studiefinanciering en buspas indien van toepassing. 2. Gaststudent Een gaststudent is een student die is ingeschreven in een andere instelling van hoger onderwijs in het binnen- of buitenland en die, in het kader van zijn opleiding, één of meerdere modules volgt aan de Hogeschool West-Vlaanderen. De gaststudent wordt gedekt door de betreffende raamovereenkomst van de AUGent of een bilaterale overeenkomst tussen de Hogeschool WestVlaanderen en de andere instelling van hoger onderwijs. De gaststudent geniet van de rechten en plichten van de toetredingsovereenkomst, maar krijgt geen studiecontract. De gaststudent krijgt wel een studentenkaart geldig voor de periode waarin hij/zij modules volgt aan de Hogeschool West-Vlaanderen.
II.3. TOELATINGSVOORWAARDEN Artikel 4. Toepassingsgebied De toelatingsvoorwaarden die in dit hoofdstuk worden bepaald, gelden zowel voor de inschrijving voor een opleiding als voor de inschrijving voor een of meerdere modules.
II.3.1. Algemene toelatingsvoorwaarden Artikel 5. Algemene toelatingsvoorwaarden Voor de inschrijving voor een bacheloropleiding met een diplomacontract conform artikel 23 geldt als algemene toelatingsvoorwaarde het bezit van één van de volgende diploma‟s: 1° een diploma van het secundair onderwijs uitgereikt door de Vlaamse Gemeenschap; 2° een diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan; 3° een diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie, met uitzondering van het Getuigschrift Pedagogische Bekwaamheid, of 4° een studiebewijs dat krachtens een wettelijke norm, een Europese richtlijn of een internationale overeenkomst als gelijkwaardig met één van de voorgaande diploma‟s wordt erkend. Bij ontstentenis van een dergelijke erkenning kan het departementshoofd personen die in een land buiten de Europese Unie een diploma of getuigschrift hebben behaald dat toelating verleent tot het universitair onderwijs in dat land, toelaten tot de inschrijving voor een bacheloropleiding. De volgende studiebewijzen vallen onder 4° hierboven (voor andere studiebewijzen wordt 13
mogelijks en indien vermeld een specifieke procedure gevolgd): - Belgische studiebewijzen o diploma van het secundair onderwijs uitgereikt door de Franstalige of Duitstalige Gemeenschap; o brevet van het aanvullend secundair beroepsonderwijs; o diploma van eerste prijs, uitgereikt door een muziekconservatorium of het Lemmensinstituut, met uitzondering van een diploma eerste prijs notenleer; o diploma van technisch ingenieur; o diploma van het hoger muziekonderwijs van de eerste graad met volledig leerplan, uitgereikt door een conservatorium; o diploma van de hogere technische school van de derde graad; o een getuigschrift waaruit blijkt dat men geslaagd is in ten minste twee studiejaren in eenzelfde studierichting van het hoger beroepsonderwijs of een getuigschrift / getuigschriften / deelcertificaten van modules uit eenzelfde studierichting van het hoger beroepsonderwijs waarvoor de kandidaat geslaagd is met een totaal aantal contacturen van ten minste 2/3 van het totaal; o een getuigschrift waaruit blijkt dat men geslaagd is in ten minste twee studiejaren met volledig leerplan van een opleiding die leidt tot het diploma van het hoger kunstonderwijs met volledig leerplan van de tweede graad, diploma van het hoger kunstonderwijs met volledig leerplan van de derde graad, diploma van de hogere technische school van de derde graad of diploma van binnenhuisarchitect; o Een bachelordiploma of gelijkwaardig; o Een masterdiploma of gelijkwaardig. - Buitenlandse studiebewijzen o Een buitenlands bachelordiploma of gelijkwaardig; o Een buitenlands masterdiploma of gelijkwaardig; o een Europees “Baccalaureaat Diploma”, uitgereikt door de Europese scholen in België of het buitenland; o een “Diplôme du baccalauréat international”, uitgereikt door het Office du Baccalauréat International te Genève o een diploma uitgereikt door de SHAPE-school (NAVO) o een Luxemburgs «diplôme de Fin d‟Etudes secondaires » of « diplôme de Fin d‟Etudes secondaires techniques » ; o een Nederlands diploma “Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs” (VWO); o een Nederlands diploma “Middelbaar beroepsonderwijs” (MBO) van ten minste 34 jaar met kwalificatieniveau 4 voor de professioneel gerichte bacheloropleiding (voor academische opleidingen gelden de afwijkende toelatingsvoorwaarden); 14
o een Nederlands “Getuigschrift van met goed gevolg afgelegd propedeutisch examen”; o een Frans diploma « Baccalauréat » (minimum score 10/20) ; o een Duits diploma “Zeugnis der allgemeinen Hochschulreife/Abitur”; o een “High school diploma” (USA) met een „transcript of records‟ (puntenlijst), dat ten minste 4 AP‟s (Advanced Placements) vermeldt. De student bezorgt daartoe het origineel van diploma of getuigschrift, waarvan ter plaatse een kopie gemaakt wordt.
Artikel 6 Algemene toelatingsvoorwaarden bacheloropleidingen bij ontstentenis van bewijsstukken Een
departementshoofd
kan
studenten
die
niet
voldoen
aan
de
algemene
toelatingsvoorwaarden inschrijven voor afzonderlijke modules onder een creditcontract of een examencontract met het oog op het behalen van één of meerdere creditbewijzen op voorwaarde dat uit een intern onderzoek blijkt dat de betrokkene beschikt over de bekwaamheid om de module(s) goed te kunnen volgen. Dit onderzoek wordt aan de Hogeschool West-Vlaanderen “toelatingscheck” genoemd en bestaat uit de aanmelding, een verkenningsgesprek met de opleidingscoördinator en/of trajectbegeleider, de samenstelling van een portfolio onder begeleiding van de portfolio-begeleider en een assessment op portfolio. Voor meer info neem contact op met de centraal begeleider, en/of vraag naar de HOWESTprocedure “Toelatingscheck”.
Artikel 7. Algemene toelatingsvoorwaarde masteropleiding 1. Als algemene toelatingsvoorwaarde voor een masteropleiding geldt het bezit van een diploma van een bacheloropleiding. 2. Het betrokken departement de toelating tot een masteropleiding beperken tot afgestudeerden van bacheloropleidingen met specifieke opleidingskenmerken. 3. Op grond van 2. wijst het betrokken departement voor elke masteropleiding alleszins één bacheloropleiding in het academisch onderwijs als algemene toelatingsvoorwaarde aan.
15
Het betrokken departement kan bepalen dat de inschrijving voor een masteropleiding ook openstaat voor afgestudeerden van bacheloropleidingen met andere opleidingskenmerken, indien zij een voorbereidingsprogramma met succes voltooien. Het betrokken departement kan de inhoud en studieomvang van dergelijk voorbereidingsprogramma differentiëren naar gelang van de graad van inhoudelijke verwantschap tussen deze andere bacheloropleidingen en de in het eerste lid bedoelde bacheloropleiding. 4. Een universiteit en één of meer hogescho(o)l(en) kunnen in de schoot van een associatie gezamenlijk (een) masteropleiding(en) aanbieden waarvoor als algemene toelatingsvoorwaarde het bezit geldt van een diploma van een bacheloropleiding in het hoger professioneel onderwijs. De universiteit en hogescho(o)l(en) reiken bij de voltooiing van de masteropleiding(en) een gezamenlijk diploma uit. Zij verlenen de gezamenlijke graad van master.
Artikel 8 Overgang van professioneel gerichte bachelor naar masteropleiding 1. De inschrijving van een afgestudeerde van een bacheloropleiding in het hoger professioneel onderwijs voor een masteropleiding is afhankelijk van de succesvolle voltooiing van een schakelprogramma met een studieomvang van ten minste 45 en ten hoogste 90 studiepunten. 2. Het
betrokken
departement
kan
voorafgaand
aan
de
inschrijving
een
bekwaamheidsonderzoek voorschrijven. Het bekwaamheidsonderzoek gaat na of de in artikel 58, § 2, 2°, van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen bedoelde algemene wetenschappelijke competenties en wetenschappelijk-disciplinaire basiskennis aanwezig zijn. Het
betrokken
departement
kan
op
grond van
EVK‟s
of
de resultaten van een
bekwaamheidsonderzoek: 1° de studieomvang van een schakelprogramma differentiëren; 2° de minimale studieomvang van een schakelprogramma onder de 45 studiepunten vaststellen; 3° de student vrijstellen van de verplichting om een schakelprogramma te volgen..
II.3.2. Bijzondere toelatingsvoorwaarden Artikel 9 Inschrijving in afstandsonderwijs 1. Om in te schrijven in een opleiding die in afstandsonderwijs aangeboden wordt moet de 16
student het statuut van werkstudent hebben, conform de definitie in artikel 2, 100° van dit reglement, en minstens 23 jaar zijn. 2. In tegenstelling met de definitie van werkstudent kan hij/zij reeds in het bezit zijn van een tweede cyclus- of masterdiploma. 3. Indien aan minstens 1 van de genoemde voorwaarden in 1. niet voldaan is, kan de student zich nog inschrijven na een intakegesprek waarin naar motivatie en sociale omstandigheden gepeild wordt. De procedure na het intakegesprek is identiek aan de procedure voor een geïndividualiseerd traject zoals in artikel 17.
Artikel 10 Inschrijving in een bachelor-na-bacheloropleiding 1. De betrokken departementsraad kan de rechtstreekse toegang tot een bachelor-nabacheloropleiding beperken tot afgestudeerden van bacheloropleidingen met specifieke opleidingskenmerken. Dit moet duidelijk vermeld staan in de studiegids. 2. De betrokken departementsraad wijst voor elke bachelor-na-bacheloropleiding ten minste één bacheloropleiding in het professioneel hoger onderwijs aan waarop die bachelor-nabacheloropleiding rechtstreeks volgt. Dit moet duidelijk vermeld staan in de studiegids. De betrokken departementsraad kan bepalen dat de inschrijving voor een bachelor-nabacheloropleiding ook openstaat voor afgestudeerden van andere bacheloropleidingen dan deze die rechtstreeks toegang geven tot de bachelor-na-bacheloropleiding, indien zij een voorbereidingsprogramma met succes voltooien. De betrokken departementsraad kan de inhoud en studieomvang van dergelijk voorbereidingsprogramma differentiëren naar gelang van de graad van inhoudelijke verwantschap tussen deze andere bacheloropleidingen en de in het eerste lid bedoelde bacheloropleiding.
Artikel 11 Inschrijving in een master-na-masteropleiding 1. De
betrokken
masteropleidingen,
departementsraad verder
kan
bepalen
dat
"master-na-masteropleidingen"
de
inschrijving
genoemd,
voor
enkel
sommige
rechtstreeks
openstaat voor personen die reeds in het bezit zijn van een diploma van een masteropleiding. De betrokken departementsraad kan de toelating tot een master-na-masteropleiding beperken tot afgestudeerden van masteropleidingen met specifieke opleidingskenmerken.
17
2. Op grond van § 1, tweede lid, wijst de betrokken departementsraad voor elke master-namasteropleiding ten minste één masteropleiding aan waarop die master-na-masteropleiding rechtstreeks volgt. De betrokken departementsraad kan bepalen dat de inschrijving voor een master-namasteropleiding ook openstaat voor afgestudeerden van andere masteropleidingen dan deze die
rechtstreeks
toegang
geven
tot
de
master-na-masteropleiding,
indien
zij
een
voorbereidingsprogramma met succes voltooien. De betrokken departementsraad kan de inhoud en studieomvang van dergelijk voorbereidingsprogramma differentiëren naar gelang van de graad van inhoudelijke verwantschap tussen deze andere masteropleidingen en de in het eerste lid bedoelde masteropleiding.
II.3.3. Afwijkende toelatingsvoorwaarden Artikel 12 Afwijkende toelatingsvoorwaarden Kandidaat-studenten die niet voldoen aan de hierboven vermelde algemene of bijzondere toelatingsvoorwaarden kunnen toelating verkrijgen om zich in te schrijven voor een bacheloropleiding van een AUGent-instelling, conform artikel 23; indien ze slagen in een toelatingsonderzoek. Een specifieke procedure regelt dit onderzoek. Op voorwaarde dat aan de geldende taalvoorwaarden voldaan is, kan het toelatingsonderzoek worden aangevraagd door: - kandidaat-studenten die niet aan de voormelde, algemene toelatingsvoorwaarden voldoen op voorwaarde dat ze minimaal de leeftijd van 21 jaar bereikt hebben; - vluchtelingen en ontheemden, zonder leeftijdsbeperking; - virtuozen, zijnde personen die een bepaalde discipline op een bijzondere wijze beheersen, zonder leeftijdsbeperking; Kandidaat-vluchtelingen van wie de asielaanvraag ontvankelijk is verklaard, alsook hun kinderen, bewijzen dit door middel van: - de bijlage 25 afgegeven aan de grens aan een asielzoeker of de bijlage 26 afgegeven in het Rijk aan een asielzoeker, en - een attest van immatriculatie, en - het attest van ontvankelijkheid van de asielaanvraag, uitgereikt door het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Bovenvermelde stukken zijn overeenkomstig het K.B. van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. 18
Om zich uiteindelijk te kunnen inschrijven dient de kandidaat ook te voldoen aan de eventuele bijkomende toelatingsvoorwaarden voor de opleiding waarvoor de kandidaat wenst in te schrijven. Voor
meer
inlichtingen
neemt
de
kandidaat-student
contact
op
met
de
centrale
aanspreekpersoon en/of de betrokken trajectbegeleider. Meer inlichtingen zijn te vinden in de Gids “toelatingsonderzoek”. De beslissing van de Validerende Instantie, gebaseerd op het resultaat van het toelatingsonderzoek, wordt schriftelijk meegedeeld aan de kandidaat. De toelating geldt voor alle bacheloropleidingen van de AUGent-instellingen. Als bijkomende voorwaarde om te kunnen inschrijven vindt een gesprek plaats van de kandidaat met de opleidingscoördinator of trajectbegeleider van de opleiding waar de kandidaat wenst in te schrijven.
Artikel 13 Toelatingsvoorwaarden voor buitenlandse studenten 1. Buitenlandse studenten moeten steeds de toelating of machtiging voor een verblijf in België kunnen voorleggen, zoals bepaald door de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Zij kunnen dit doen door een van onderstaande middelen: - de identiteitskaart van een lidstaat van de Europese Unie; - de verblijfskaart van een lidstaat van de Europese Unie; - de identiteitskaart voor vreemdeling; - het bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister. Alle stukken verwijzen naar artikel 31 van het K.B. van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. 2. Europese studenten voldoen aan de toelatingsvoorwaarden met een studiebewijs dat krachtens een wettelijke norm, een Europese richtlijn of een internationale overeenkomst als gelijkwaardig met één van de diploma‟s uit artikel 5 en 11 wordt erkend. Europese studenten zijn studenten met de nationaliteit van een staat behorende tot de Europese Economische Ruimte. De student bezorgt daartoe het origineel van het diploma of getuigschrift, waarvan een kopie genomen en bewaard wordt. 3. Niet-Europese studenten voldoen aan de toelatingsvoorwaarden met een studiebewijs dat krachtens een internationale overeenkomst als gelijkwaardig met één van de diploma‟s uit artikel 19
5 en 11 wordt erkend. De student bezorgt daartoe een origineel van het diploma of getuigschrift, waarvan een kopie genomen en bewaard wordt. Chinese staatsburgers bezorgen daarbij een APS-certificaat. Bij ontstentenis van een dergelijke erkenning kan het departementshoofd personen die in een land buiten de Europese Economische Ruimte een diploma of getuigschrift hebben behaald dat toelating verleent tot het hoger professioneel en/of het hoger academisch onderwijs toelaten tot de inschrijving voor eenzelfde gerichte bacheloropleiding. De student bezorgt het departementshoofd hiertoe een schriftelijk gemotiveerde aanvraag. De aanvraag moet bevatten: 1° de kopieën van diploma‟s van secundair en/of hoger onderwijs; 2° een verklaring van de betrokken ambassade of consulaat die de opleidingen en/of de niveaus vermeldt waartoe de houder in het land waar het diploma of getuigschrift
uitgereikt
werd,
toegang heeft; 3° bij ontstentenis van 1° en 2° moet het getuigschrift van een buitenlands studiejaar hoger onderwijs door de bevoegde Vlaamse administratie gelijkwaardig verklaard worden; 4° opleidingsgebonden bijkomende vereisten omschreven in het aanvullend departementaal onderwijsreglement De documenten vermeld onder 1° en 2° moeten uitgereikt worden hetzij door de schooldirectie of officiële instanties van het land waar de (voor)opleiding(en) gevolgd werd(en) of hetzij door de instanties die de documenten officieel erkend hebben. Bovendien moeten zij echt verklaard worden door een bevoegd diplomatiek agent. Voor de diploma's of getuigschriften die niet opgesteld zijn in het Nederlands, het Frans, het Engels of het Duits, dient een vertaling door een Belgisch beëdigd vertaler bijgevoegd. 5. Studenten zonder wettelijke verblijfsvergunning of studentenvisum kunnen niet ingeschreven worden. Zij kunnen eventueel wel een bewijs van voorinschrijving krijgen. Na verloop van hun verblijfsvergunning worden zij, na verwittiging door de studentenadministratie, automatisch van de studentenlijsten geschrapt en kunnen dus geen onderwijsactiviteiten meer bijwonen, noch examen afleggen. Het initiatief tot het indienen van een kopie van een verlenging of een nieuwe verblijfsvergunning bij de studentenadministratie ligt bij de vreemde student. 6. In elk geval moeten ook buitenlandse studenten, net zoals Vlaamse studenten, zich persoonlijk komen aanmelden en moet hun studentendossier volledig zijn tot en met de betaling 20
van het studiegeld om volwaardig ingeschreven te zijn.
II.3.4. Taalvoorwaarden Artikel 14 Taalvoorwaarden 1. Bij inschrijving dient een kandidaat te bewijzen voldoende kennis te bezitten van het Nederlands. Als afdoend bewijs wordt aanvaard: een bewijs dat ten minste één voltijds studiejaar van een Nederlandstalige opleiding in het secundair of hoger onderwijs met succes gevolgd werd of een attest van CEF-niveau B2 Nederlands (of hoger), zijnde ten minste gelijkwaardig aan de eisen gesteld in het Profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs van de Nederlandse Taalunie. Dit attest komt overeen met een attest van niveau 5 van een Centrum voor Volwassenenonderwijs. 2. De AUGent-instellingen stellen als voorwaarde voor de inschrijving van reguliere buitenlandse studenten in Engelstalige opleidingen dat zij een van de volgende bewijsstukken dienen voor te leggen: Een attest dat de student reeds één jaar een voltijds studieprogramma van een Engelstalige opleiding met succes gevolgd heeft; hetzij aan een andere instelling voor hoger onderwijs, hetzij aan een secundaire school. Een recent TOEFL Certificaat: minimum score: 550 punten (papier), 213 punten (computer) of 79 (internet); Een recent IELTS Certificaat van de British Council: minimum score 5.5; Een certificaat van de “Test Engels” afgeleverd door het Universitair Centrum voor Talenonderwijs van de Universiteit Gent. Voor
overige
anderstalige
opleidingen
gelden
desgevallend
vergelijkbare
voorwaarden
geëxpliciteerd per anderstalige opleiding in het aanvullend, departementaal reglement. 3. Opleidingen kunnen indien ze dat wensen strengere taalvoorwaarden opleggen. Indien een opleiding die meermaals in de AUGent wordt aangeboden dit wenst te doen, dan overlegt ze hierover met haar associatiepartners om hierover af te stemmen zodat dezelfde voorwaarden gelden. De strengere taalvoorwaarden dienen per opleiding geëxpliciteerd te worden in het aanvullend, departementaal reglement.
Artikel 15 Bijzondere toelatingsvoorwaarden inzake gelijktijdige inschrijvingen 1. De inschrijving voor een bachelor-na-bachelor, een master-na-master, een post-graduaat of 21
een bij- of nascholing is onderworpen aan de voorwaarden bepaald door de Vlaamse regelgeving, dit algemene onderwijsreglement of de departementale aanvullingen, het eventuele onderwijs- en examenreglement specifiek voor het aanbieden van dergelijke opleidingen in samenwerking met andere instellingen.of bepalingen bij de beslissing tot het aanbieden van dergelijke post-initiële opleidingen. 2. Een student die in het laatste traject van een bacheloropleiding aan vrijstelling kreeg van minstens 30 studiepunten, kan nog voor het behalen van het diploma van de bacheloropleiding, eveneens ingeschreven worden in een aansluitende bachelor-na-bacheloropleiding, een postgraduaat, een bij- of nascholing aan de Hogeschool West-Vlaanderen. Een masterstudent die enkel nog de masterproef moet afleveren of vrijstellingen op basis van slagen in modules/opleidingsonderdelen en/of partims kreeg van minstens 30 studiepunten, kan nog voor het behalen van het masterdiploma, inschrijven in een aansluitende master-namasteropleiding aan de Hogeschool West-Vlaanderen. In beide bovenstaande gevallen kan de student evenwel slechts het diploma of getuigschrift van de vermelde, postinitiële opleiding halen na het behalen van het diploma van de betreffende bachelor- of masteropleiding. 3. Een student die nog modules/opleidingsonderdelen van een academische bachelor of een schakelprogramma moet volgen kan reeds inschrijven in modules van de aansluitende masteropleiding. Hij/zij kan echter slechts slagen in de laatstgenoemde indien hij/zij slaagt in de eerstgenoemde bij consecutief delibereren.
II.4. INSCHRIJVING VAN DE STUDENT Artikel 16 Inschrijving als regelmatig student 1. Een abituriënt kan zich als student inschrijven voor zover hij/zij voldoet aan de decretale en reglementaire toelatingsvoorwaarden, inclusief de taalvoorwaarden en eventuele bijkomende voorwaarden. 2. Een abituriënt kan zich als student inschrijven voor: - één opleiding of meer opleidingen/afstudeerrichtingen tegelijk, en/of - één module of meer modules, die behoren tot één of meer opleidingen, en/of - een schakel- of voorbereidingsprogramma. 22
Bij gelijktijdige inschrijving in meer dan één opleiding/afstudeerrichting dient eerst contact opgenomen te worden met de opleidingscoördinator of trajectbegeleider om de dubbele inschrijvingen in beheersbare studietrajecten te vertalen. 3. 3. Bij inschrijving krijgt de student de keuze tussen een diplomacontract, een creditcontract en een examencontract. Bij het studiecontract wordt rekening gehouden met de organisatorische mogelijkheid van het volgen van onderwijsactiviteiten en deelname aan de evaluatie in relatie tot de inschrijvingsdatum en de volgtijdelijkheid van het studietraject. Een modeltraject is een vooraf uitgetekend traject voor een groep studenten, te kiezen uit een standaard traject of een alternatief traject. Een geïndividualiseerd traject is een traject op maat van een welbepaalde student. Via inschrijving en motivatie in de studiegids kunnen welbepaalde modules niet in aanmerking komen voor een examencontract. 4. De kleinste eenheid van inschrijving is de module. 5. 5. Elke student dient zich voor inschrijving persoonlijk en ter plaatse aan te melden voor de inschrijving. 6. De inschrijvingen vinden plaats op de betrokken departementen. 7. Een inschrijving voor een opleiding of modules houdt automatisch ook een inschrijving in voor de hieraan verbonden examens, behalve indien de departementale aanvulling een aparte registratie voor examens voorschrijft. 8. Voor sommige opleidingen kan in het studiecontract een verplicht, niet-bindende instaptoets ingeschreven
staan,
voorafgaand
aan
de
inschrijving,
onverminderd
de
geldende
toelatingsvoorwaarden.
Artikel 17 Stappen in de inschrijvingsprocedure De inschrijving heeft volgende stappen: 1. de voorinschrijving : de abituriënt schrijft zich in als potentiële student door zijn/haar wil tot inschrijving voor een of meerdere opleidingen, afstudeerrichtingen en/of schakel- of voorbereidingsprogramma bekend te maken via de voorinschrijving met de gegevens zoals gevraagd op www.howest.be/voorinschrijving:
23
Voor de student die opteert voor een modeltraject in een diplomacontract wordt de voorinschrijving onmiddellijk gekoppeld aan stap 5 in dit artikel. De student die opteert voor een geïndividualiseerd studietraject volgt onderstaande stappen van 2 t.e.m. 5. 2. Het onderzoek : op basis van bovenstaande gegevens wordt door de Hogeschool WestVlaanderen
een
onderzoek
gevoerd
naar
het
geïndividualiseerd
studietraject,
en/of
studiecontract door de trajectbegeleider van de opleiding of het departement. Dit onderzoek moet na maximaal 15 kalenderdagen na het indienen van de aanvraag resulteren in : - aanraden van het studietraject; - aanraden van het studiecontract; - melding van noodzakelijkheid van EVC-, EVK-procedure, toelatingsonderzoek of toelatingscheck; - opvragen van bijkomende bewijsstukken indien nodig. 3. Mogelijke opstart van de EVC-, EVK-procedure, conform artikels 44, 45 en 46, het toelatingsonderzoek, conform artikel 12, of de toelatingscheck, conform artikel 6. 4. De vastlegging van het geïndividualiseerd studietraject en studiecontract : na overleg tussen de student en de trajectbegeleider worden het studietraject en het studiecontract aan de student aangeboden en het uiteindelijk verschuldigd studiegeld vastgelegd. Het departementshoofd beslist over de geïndividualiseerde studietrajecten na raadpleging van de opleidingscoördinator en de trajectbegeleider en binnen de 15 kalenderdagen, waarna beide partijen het dossier ondertekenen. 5. Effectieve inschrijving : de student ondertekent het studiecontract, inclusief het studietraject en het eventueel bindend studieadvies. Daardoor is de student effectief ingeschreven en krijgt hij/zij het statuut van regelmatig ingeschreven student, de studentenkaart en alle verdere bewijsstukken. De student dient de nodige bewijsstukken in voor een volledig dossier. De formaliteiten voor studiefinanciering en kinderbijslag worden naar de bevoegde diensten doorgestuurd. Elke student dient zich bij de eerste inschrijving persoonlijk en ter plaatse aan te melden. 6. Bij herinschrijving wordt dezelfde procedure gevolgd vanaf stap 2 t.e.m. stap 5, indien van toepassing.
24
Artikel 18 Laattijdige inschrijving 1. Laattijdige inschrijvingen zijn inschrijvingen voor bachelor-, master-, schakel- en/of voorbereidingsprogramma‟s ná 1 december voor het eerste semester of het volledig academiejaar, of ná 15 maart voor het tweede semester. 2. Laattijdige inschrijvingen kunnen enkel mits een gemotiveerd schrijven aan het departementshoofd via de studentenadministratie. Deze aanvraag bevat minimaal alle gegevens en documenten gevraagd bij inschrijving conform artikel 16, vermeerderd met de nodige gegevens en documenten om de aanvraag tot laattijdige inschrijving te motiveren, 3. De trajectbegeleider bereidt in samenspraak met de opleidingscoördinator de beslissing voor. Het departementshoofd meldt zijn/haar gemotiveerde beslissing uiterlijk 15 kalenderdagen na de aanvraag schriftelijk aan de student, de opleidingscoördinator en de trajectbegeleider. 4. Het recht op twee examenkansen komt te vervallen indien de student laattijdig inschrijft. Twee examenkansen zijn nog enkel mogelijk indien organisatorisch en naar evaluatievorm mogelijk.
Artikel 19 Bijkomende en afzonderlijke inschrijving 1. Een bijkomende inschrijving is een inschrijving in (modules van) een andere opleiding van de Hogeschool West-Vlaanderen die niet als keuzemodules of keuzepartims gelden. 2. Ten aanzien van de bijkomende inschrijving voor een bachelor- of masteropleiding waarvan de student reeds het diploma bezit, geldt de voorwaarde dat de student nog modules en/of partims moet volgen voor een studieomvang van ten minste 30 studiepunten. 3. Conform artikel 26 moet bijkomend studiegeld betaald worden vanaf meer dan een totaal van 66 studiepunten. 4. In afwijking van paragraaf 1 worden inschrijvingen van beursstudenten en inschrijvingen voor bachelor-na-bacheloropleidingen of master-na-masteropleidingen steeds als afzonderlijke inschrijvingen beschouwd. Voor afzonderlijke inschrijvingen gelden de volledige studiegelden.
Artikel 20 Weigering van inschrijving 25
Het departementshoofd kan de inschrijving van welbepaalde studenten weigeren in het kader van studievoortgangsbewaking. Van deze mogelijkheid kan slechts gebruik gemaakt worden indien de student niet voldaan heeft aan het bindend studieadvies geformuleerd bij een vorige inschrijving na niet slagen in 4 slaagkansen voor een module gespreid over 2 academiejaren en/of indien de student een leerkrediet heeft dat kleiner of gelijk is aan nul. De student dient in bovenstaande gevallen een schriftelijke en gemotiveerde aanvraag om inschrijving te richten aan het departementshoofd via de studentenadministratie. De trajectbegeleider bereidt in samenspraak met de opleidingscoördinator de beslissing voor. Het departementshoofd meldt de gemotiveerde beslissing uiterlijk 15 kalenderdagen na de aanvraag schriftelijk aan de student, de opleidingscoördinator en de trajectbegeleider. In afwijking van het bovenstaande kan het departement een student met een leerkrediet kleiner dan of gelijk aan nul niet weigeren voor de inschrijving voor een initiële masteropleiding als de student voldoet aan de toelatingsvoorwaarden voor deze masteropleiding.
Artikel 21
Rechtsgeldigheid van de inschrijving
Elke inschrijving is pas rechtsgeldig na de vervulling van de vereiste formaliteiten en de ondertekening van de toetredingsovereenkomst en het passend studiecontract.
II.5. TOETREDINGSOVEREENKOMST EN STUDIECONTRACT Artikel 22 Toetredingsovereenkomst 1. De toetredingsovereenkomst is de overeenkomst tussen instelling en student die de contractuele verhouding tussen instelling en student vormgeeft. De toetredingsovereenkomst bestaat enerzijds uit de algemeen geldende voorwaarden van dit algemene onderwijs- en examenreglement, desgevallend aangevuld met de departementale reglementen en de studiegids, en anderzijds het diploma-, credit- of examencontract met de studiegids van de modules waarvoor de student zich inschrijft. 2. Bij inschrijving verklaart de student zich akkoord met deze toetredingsovereenkomst en tekent voor kennisname. De toetredingsovereenkomst wordt toegelicht in het begin van het academiejaar. Zij is ter beschikking op www.howest.be. Op vraag van de student krijgt hij/zij een exemplaar op papier. 26
Artikel 23 Studiecontracten 1. Het studiecontract betreft een individueel programma waarvoor een van onderstaande contracten van een bepaald type wordt afgesloten: a. een diplomacontract met het oog op het behalen van een diploma; b. een creditcontract met het oog op het behalen van een of meerdere creditbewijzen voor een of meerdere modules; c. een examencontract met het oog op het behalen van een diploma; d. een examencontract met het oog op het behalen van een of meerdere creditbewijzen voor een of meerdere modules. 2. studenten met een examencontract kunnen niet deelnemen aan de onderwijsactiviteiten en krijgen daarbij geen begeleiding. 3.. De student tekent voor ontvangst bij inschrijving. Het studiecontract wordt toegelicht op de onthaaldagen. De studiegids wordt overhandigd of elektronisch ter beschikking gesteld bij aanvang van het academiejaar. 4. Het diplomacontract wordt aangegaan tussen het instellingsbestuur en de student die zich inschrijft met het oog op het behalen van een graad of diploma van een opleiding of die zich inschrijft voor een schakel- of voorbereidingsprogramma en omvat volgende vermeldingen: 1° het diploma dat de student wil behalen en de doelstellingen van het opleidingsprogramma; 2° de studieomvang en begrote studietijd van de opleiding; 3° de modules en onderliggende partims die in het traject moeten of kunnen worden opgenomen en de studieomvang, studietijd en volgtijdelijkheid van deze modules en onderliggende partims; 4° de tijdsperiode waarop de inschrijving betrekking heeft; 5° de voorwaarden voor het behalen van een creditbewijs per module; 6° in voorkomend geval: de (deel)vrijstelling(en) en/of (deel)overdracht(en); 7° het aantal examenkansen; 8° de evaluatieregels; 9° de mogelijke maatregelen van studievoortgangbewaking; 10° in voorkomend geval: de bindende voorwaarden voor inschrijving.
27
5. Het creditcontract wordt aangegaan tussen het instellingsbestuur en de student die zich inschrijft met het oog op het behalen van (een) creditbewij(s)(zen) voor één of meer opleidingsonderdelen/modules en omvat volgende vermeldingen: 1° de module(s) en onderliggende partims waarvoor de student een inschrijving neemt; 2° de studieomvang en begrote studietijd per module en onderliggende partim; 3° in voorkomend geval: de toelatingsvereisten voor de inschrijving voor het betrokken module; 4° de tijdsperiode waarop de inschrijving betrekking heeft; 5° de voorwaarden voor het behalen van een creditbewijs per module; 6° in voorkomend geval: de (deel)vrijstelling(en) en/of (deel)overdrachten; 7° het aantal examenkansen; 8° de evaluatieregels; 9° de mogelijke maatregelen van studievoortgangbewaking bedoeld in artikel 43; 10° in voorkomend geval: de bindende voorwaarden bedoeld in artikel 43. 6. Het examencontract wordt aangegaan door het instellingsbestuur en de student die zich onder de door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden inschrijft voor het afleggen van examens met het oog op het behalen van een graad of diploma van een opleiding of creditbewij(s)(zen) voor één of meerdere modules. Het examencontract omvat volgende vermeldingen: 1° de in de eerste of tweede bovenstaande paragraaf bedoelde elementen, naar gelang het gaat om een contract met het oog op het behalen van een graad of een diploma dan wel een contract met het oog op het behalen van een creditbewijs; 2° de voorwaarde die stelt dat de student slechts deel mag nemen aan onderwijsactiviteiten en gebruik mag maken van onderwijsondersteunende faciliteiten voor die modules en/of partims waarvoor hij/zij het studiegeld voor het diploma- of creditcontract betaalt. 3° welke modules en hun onderwijsactiviteiten en onderwijsondersteunende faciliteiten niet in een
examencontract
kunnen
opgenomen
worden,
gelet
op
hun
aard
en/of
de
evaluatiemethoden van deze modules en/of partims. Dit wordt in de studiegids op deze modulefiches vermeld.
II.6. WIJZIGBAARHEID Artikel 24
Verandering van inschrijving en/of studiecontract
1. Alle wijzigingen in de inschrijving op vraag van de student dienen vooraf besproken te worden met de trajectbegeleider van de betrokken opleiding(en). 28
2. De volgende wijzigingen zijn mogelijk: 2.1. Wijzigen van het type contract: - kan eenmalig gebeuren: na afloop van het eerste semester, vóór 15 maart. De aanvragen kunnen enkel tot 1 maart. - heeft geen invloed op de reeds behaalde creditbewijzen - kan leiden tot financiële implicaties, die aan de student doorgerekend worden; er wordt echter geen studiegeld terugbetaald als gevolg van een gewijzigd contract - heeft eventuele andere implicaties, waarop de student gewezen dient te worden (bv. kinderbijslag, twee examenkansen, enz.) 2.2. Wijzigen van de inhoud van het contract, inclusief wijziging opleiding/afstudeerrichting: - kan gebeuren door het betrokken departementshoofd in het geval van een modelcontract; - kan gebeuren door het betrokken departementshoofd en de student gezamenlijk in het geval van of naar een geïndividualiseerd traject; - wijzigingen kunnen enkel vóór 1 december (aanvragen tot 15 november) voor zover dit betrekking heeft op het eerste semester en/of tweede semester en vóór 15 maart (aanvragen tot 1 maart) voor zover dit betrekking heeft op het tweede semester; - na deze data kan enkel mits grondige motivering de inhoud van het contract gewijzigd worden volgens dezelfde procedure, maar zonder wijziging van het leerkrediet;. - kan leiden tot financiële implicaties, die aan de student doorgerekend worden of waardoor de student een deel van het studiegeld terugbetaald kan krijgen - impliceert in het geval van wijziging van opleiding/afstudeerrichting dat men moet voldoen aan de regels van laattijdig inschrijven conform artikel 18.
3. In alle gevallen dient de student een schriftelijke en gemotiveerde aanvraag in bij het studentensecretariaat, gericht aan het departementshoofd. Het departementshoofd beslist over de al dan niet toelating na consultatie van de opleidingscoördinator en de trajectbegeleider van de betrokken opleidingen. Het departementshoofd stelt de betrokken student binnen de 15 kalenderdagen met een gemotiveerd schrijven op de hoogte. Indien het een opleiding aan een ander departement betreft, stuurt het ontvangend departementshoofd een kopie van zijn aanvraag naar het departementshoofd van de opleiding die hij/zij wenst te verlaten. De beslissing wordt opgenomen in het studentendossier.
Artikel 25
Uitschrijving en/of beëindigen contract 29
1. Een student die de studies wenst stop te zetten 1. heeft een gesprek met een trajectbegeleider of studiebegeleider, die relevante gegevens over het gesprek kan bijhouden voor verdere verwerking, en vult de drop-out enquête in; 2. meldt dit schriftelijk per post of persoonlijk aan het studentensecretariaat; de poststempel of datum van afgifte geldt als uitschrijfdatum; 3. levert de studentenkaart en de buspas indien van toepassing in; 4. bezorgt ter beschikking gesteld materiaal van de instelling terug; 5. handelt desgevallend de nodige financiële verplichtingen af. 2. Studenten met meerdere contracten kunnen één of meerdere daarvan beëindigen. Ze melden dit schriftelijk per post of persoonlijk aan het studentensecretariaat. De poststempel of datum van afgifte geldt als beëindigingsdatum van dat contract. De nodige administratieve wijzigingen worden doorgevoerd. Er kunnen geen retrograde wijzigingen doorgevoerd worden. 3. Laattijdige uitschrijving, na 1 december, heeft enkel nog invloed op de berekening van het leerkrediet van het 2de semester van dat academiejaar. Laattijdige uitschrijving na 15 maart hebben geen invloed meer op het leerkrediet van dat academiejaar.
II.7. STUDIEGELD Artikel 26
Studiegeld voor het academiejaar 2008-2009
Het studiegeld voor de bachelor- en masteropleidingen, voorbereidings- en schakelprogramma‟s is opgenomen in onderstaande tabel. Zij gelden zowel voor diploma- als creditcontracten, behalve waar anders vermeld. beursstudent Stptn < 54
Stptn = of > 54
2008-2009
1 opleiding
55,00
Bijkomende opldg
55,00
1 opleiding
100,00
30
Bijkomende opldg Bijna-beursstudent Stptn < 54
2008-2009
Vast gedeelte
39,20
Variabel per stpt
5,30
Stptn 54 t.e.m. 66 Stptn > 66
360,00 Vast gedeelte Variabel gedeelte
Niet-beursstudent Stptn < 54
360,00 2,10 2008-2009
Vast gedeelte
58,80
Variabel per stpt
8,00
Stptn 54 t.e.m. 66 Stptn > 66
55,00
540,00 Vast gedeelte Variabel gedeelte
examencontract
540,00 3,20 2008-2009
Vast gedeelte
53,50
Variabel per stpt
3,20
Ongeacht het aantal inschrijvingen tijdens een academiejaar aan de Hogeschool WestVlaanderen is het vast gedeelte van € 58,80 slechts éénmaal verschuldigd, behalve bij afzonderlijke inschrijvingen conform artikel 19. Het studiegeld van de bachelor-na-bacheloropleidingen, posthogeschoolvorming, postgraduaten en master-na-masteropleidingen wordt per opleiding en/of vorming goedgekeurd door het bestuurscollege bij de goedkeuring van het aanbod en de programma‟s.
Artikel 27 Modaliteiten van betaling en terugbetaling 31
1. Het studiegeld moet betaald worden bij inschrijving via bankcontact indien mogelijk of vóór 1 oktober van het lopend academiejaar op de bankrekening van het departement. Wie zich na de opening van het academiejaar inschrijft, moet uiterlijk 15 kalenderdagen na de vaststelling van studiecontract en studietraject betalen. 2. Bij inschrijving betaalt de student het bedrag van een beursstudent, met uitzondering van: - eerstejaarsstudenten die in het laatste jaar van het secundair onderwijs geen studiefinanciering hadden; - niet-eerstejaarsstudenten die vorig academiejaar geen beursstudent waren. De eerstejaarsstudenten en de nieuwe studenten dienen een bewijs van het Ministerie van
de
Vlaamse Gemeenschap, afdeling studietoelagen bij inschrijving voor te leggen. De daadwerkelijke terugbetaling aan de beursstudenten en bijna-beursstudenten gebeurt automatisch op basis van de lijsten toegeleverd door het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, afdeling
studietoelagen tot
en met 31 augustus van hetzelfde academiejaar
en gebeurt op het rekeningnummer gegeven door de student. Indien de goedkeuring door de afdeling studietoelagen na 31 augustus gebeurt kunnen deze studenten via het studentensecretariaat met de brief waarin het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, afdeling studietoelagen hen bevestigt dat zij een studiefinanciering hebben, terugbetaling vragen tot 1 december van het volgend academiejaar. De beursstudenten die zich uitschrijven voor de datum van terugbetaling van het studiegeld naar het beursbedrag, moeten zelf het initiatief nemen om contact op te nemen met het studentensecretariaat. Zij dienen dit te doen met de brief van de erkenning als beursstudent van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, afdeling studietoelagen binnen de maand na ontvangst van deze brief. Zoniet wordt niets terugbetaald. 3. De inning tot bijbetaling aan de studenten die in tegenstelling met vorig academiejaar van geen studiefinanciering meer genieten gebeurt eveneens op basis van de lijsten toegeleverd door het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, afdeling studietoelagen. 4. Beursstudenten zonder studiefinanciering kunnen bij de sociale voorzieningen (Sovowes) een aanvraagformulier voor gedeeltelijke terugbetaling van het studiegeld krijgen.
32
Artikel 28 Conform
Modaliteiten terugbetaling bij stoppen van de studie (uitschrijvingen)
artikel
25
dient
de
student
die
wenst
te
stoppen
met
de
studie
het
studentensecretariaat te verwittigen. De postdatum of de datum ingevuld op het ondertekende attest van uitschrijving bij persoonlijke aanmelding geldt als uitschrijvingsdatum. De terugbetaling van het studiegeld is afhankelijk van het studiecontract, de duur en de datum van uitschrijving zoals hieronder beschreven. Het verschil tussen onderstaande te betalen bedragen en het reeds betaalde bedrag wordt terugbetaald op de rekening bekend bij het studentensecretariaat. 1. DIPLOMA- EN CREDITCONTRACTEN
a. inschrijving voor semester 1 en 2 of enkel voor semester 1 - t.e.m. 1 november: betaling vast bedrag (= 58.80 euro), tenzij het berekend studiegeld < 58.80 euro; - na 1 november t.e.m 15 maart: betaling van opgenomen studiepunten in semester 1, studiepunten van semester 2 worden niet aangerekend; - na 15 maart: betaling van opgenomen studiepunten in semester 1 en 2. b. inschrijving enkel voor SEM2 - t.e.m. 15 maart: betaling vast bedrag (= 58.80 euro), tenzij het berekend studiegeld < 58.80 euro; - na 15 maart: betaling van opgenomen studiepunten in semester 2. 2. EXAMENCONTRACTEN
a. inschrijving voor semester 1 en 2 of enkel voor semester 1 - t.e.m. 1 november: betaling vast bedrag (= 53.50 euro); - na 1 november t.e.m. 15 maart: betaling van opgenomen studiepunten in semester 1; - na 15 maart: betaling van opgenomen studiepunten in semester 1 en 2. b. inschrijving enkel voor semester 2 - t.e.m. 15 maart: betaling vast bedrag (= 53.50 euro); - na 15 maart: betaling van opgenomen studiepunten in semester 2. De studenten van een bachelor-na-bacheloropleiding, master-na-masteropleiding, postgraduaat 33
en/of kort opleidingstraject met het oog op na- of bijscholing kunnen niet genieten van enige terugbetaling bij uitschrijving. Bij wijziging van studiecontract of overschakeling van voltijdse naar deeltijdse studietrajecten conform artikel 24 worden dezelfde data gehanteerd en dezelfde principes. Bij de verrekening wordt echter onmiddellijk het verschil tussen het oude en het nieuwe studiegeld berekend. De niet-bevoorrechte niet-Europese studenten kunnen van geen terugbetaling genieten.
Artikel 29 Wanbetaling Wie het studiegeld ook na schriftelijke aanmaning vanuit de centrale diensten niet voor de gestelde datum betaalt, wordt geacht de contractuele verplichtingen verbroken te hebben. Bij eventuele herinschrijving blijven de verschuldigde bedragen voor de afgewerkte periode vorderbaar. Zolang deze verschuldigde bedragen niet betaald zijn worden geen nieuwe studieattesten afgeleverd.
II.8 LEERKREDIET Artikel 30 Herberekening leerkrediet 1. Het aantal opgenomen en verworven studiepunten van een student wordt berekend over een academiejaar. 2. De aanvraag tot wijziging van het aantal opgenomen studiepunten voor het 1ste semester en/of het 2de semester kan tot 15 november van hetzelfde academiejaar. 3. De aanvraag tot wijziging van het aantal opgenomen studiepunten voor het 2de semester kan tot 1 maart van hetzelfde academiejaar. 4. Om het studiecontract en dus het aantal opgenomen studiepunten te wijzigen dient de procedure van artikel 24.3. gevolgd te worden. 5. De studenten kunnen hun leerkrediet raadplegen op www.studentenportaal.be.
II.9. VERZEKERINGEN EN VEILIGHEID Artikel 31 Ongevallenverzekering 1. Alle rechtsgeldig ingeschreven studenten zijn voor de duur van het academiejaar en volgens de afgesloten polisvoorwaarden verzekerd tegen lichamelijke ongevallen: 34
- op de gewone, rechtstreekse weg van en naar de Hogeschool; - tijdens de onderwijs- en toetsactiviteiten; - in alle lokalen van de Hogeschool waar zij zich in verband met hun studies bevinden; - tijdens reizen en verblijven in het binnen- en buitenland, georganiseerd door de Hogeschool en/of in het kader van uitwisselingsprogramma‟s, al of niet tijdens vakanties, vanaf het vertrek tot en met de terugkeer; - in de uitvoering van alle opdrachten van de Hogeschool. De polisvoorwaarden verzekeren niet de wagen. 2. Burgerlijke aansprakelijkheid De burgerlijke aansprakelijkheid van de rechtsgeldig ingeschreven studenten is volgens de afgesloten polisvoorwaarden verzekerd tijdens de onderwijsactiviteiten en de reizen, excursies en stages in opdracht van de hogeschool.
Artikel 32 Veiligheid 1. Inzake de stagiairs respecteert de Hogeschool West-Vlaanderen het Koninklijk Besluit van 21 september 2004 betreffende de bescherming van de stagiairs via de stageovereenkomst en de bijgevoegde formulieren. 2. Om te voldoen aan het Koninklijk Besluit van 2 mei 1995 inzake moederschapsbescherming dienen alle studenten zwangerschap of lactatie onmiddellijk te melden aan de opleidings/afstudeerrichtingscoördinator.
II.10. STUDIEOMVANG, OPLEIDINGSPROGRAMMA EN STUDIETRAJECT Artikel 33 De opleiding De opleiding blijft de structurerende eenheid van het onderwijsaanbod. Zij wordt bij succesvolle voltooiing bekroond met een diploma. Een opleiding heeft een studieomvang van 60 studiepunten of een veelvoud daarvan. Het bestuurscollege bepaalt voor elke bachelor- en masteropleiding de studieomvang voor de aanvang van het academiejaar.
Artikel 34 Studieomvang van bachelor- en masteropleidingen
35
1. Alle bacheloropleidingen, met uitzondering van de bachelor-na-bacheloropleiding, tellen minimum 180 studiepunten. 2. Alle
masteropleidingen
tellen
minimum
60
studiepunten,
schakel-
en/of
voorbereidingsprogrammas niet meegerekend.
Artikel 35 Studieomvang modeltrajecten per academiejaar Voor alle bachelor- en masteropleidingen worden ten minste twee verschillende modeltrajecten qua studieomvang per academiejaar voor groepen studenten aangeboden, waarvan ten minste één modeltraject met een studieomvang van 54 tot 66 studiepunten, en een alternatief traject.
Artikel 36 Studieomvang
van
bachelor-na-bacheloropleidingen,
master-na-master-
opleidingen en postgraduaten Elke bachelor-na-bacheloropleiding en master-na-masteropleiding heeft een studieomvang van tenminste 60 studiepunten. Postgraduaten hebben een opleidingstraject met een studieomvang van tenminste 20 studiepunten.
Artikel 37 Opleidingsprogramma De
Hogeschool
stelt
voor
elke
opleiding
een
opleidingsprogramma
vast.
Dit
opleidingsprogramma bestaat uit een samenhangend geheel van modules gericht op het verwezenlijken van welomschreven doelstellingen uitgedrukt in basiscompetenties die een combinatie van kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes inhouden. Bij de vaststelling houdt de Hogeschool rekening met de bij of krachtens wet, decreet of Europese richtlijn vastgelegde voorwaarden die de toegang tot bepaalde ambten of beroepen of andere voorschriften inhouden met betrekking tot de opleiding. De studieomvang van elk module in een modulair opleidingsprogramma bedraagt normaal minimaal 6 gehele studiepunten. Afwijkingen kunnen enkel goedgekeurd worden indien inhoudelijk, pedagogisch en/of didactisch gemotiveerd vanuit de verwerving van de integratieve competenties. Uitzonderlijke restmodules kunnen minimaal 3 gehele studiepunten omvatten. Elke partim onderliggend aan een module telt enkel gehele studiepunten met een minimum van 36
1. Elk opleidingsprogramma wordt verdeeld in volgtijdelijke modeltrajecten van schijven van 54 tot 66 gehele studiepunten per academiejaar. De modulaire opleidingsprogramma‟s worden daarenboven nog eens verdeeld in twee semesters van minimum 27 en maximum 33 gehele studiepunten. Elk opleidingsprogramma en elke wijziging eraan wordt goedgekeurd door de betrokken departementsraad of raden en bekrachtigd door het bestuurscollege voor de aanvang van het academiejaar waarin de opleiding aangeboden wordt.
Artikel 38 Studietraject 1.
Een
studietraject
bepaalt
de
modaliteiten
inzake
studieomvang,
deliberatie
en
studievoortgangbewaking bij wijze van modeltraject voor een groep studenten of bij wijze van geïndividualiseerd traject voor een welbepaalde student. 2.
Een studietraject voor een master-na-masteropleiding wordt ten minste deeltijds
aangeboden.
Artikel 39 Studiegids In de studiegids van elke opleiding is opgenomen: 1. een algemene beschrijving van de opleiding, waarin: - de graad en de kwalificatie waartoe de opleiding leidt en desgevallend de specificatie van de graad; - in voorkomend geval de afstudeerrichting; - de toelatingsvoorwaarden, eventueel verwijzend naar de betreffende artikels uit dit onderwijs- en examenreglement; - de korte inhoud en de doelstellingen van de opleiding uitgedrukt in eindcompetenties; - het volgtijdelijk modeltraject van het opleidingsprogramma met vermelding van het aantal contacturen en niet-contacturen per semester, de studieomvang en de studiepunten per module; - de organisatie van de opleiding in de vorm van modeltrajecten; - de organisatie van al dan niet het eindexamen met eindcriteria - voor elke professioneel gerichte bachelor: de bacheloropleidingen en masteropleidingen 37
die erop volgen, hetzij rechtstreeks, hetzij met bijkomende voorwaarden, of de vermelding “geen vervolgopleiding”; - voor elke academisch gerichte bachelor: de masteropleiding(en) die er rechtstreeks op aansluiten, de masteropleidingen die erop aansluiten via een geïndividualiseerd opleidingsprogramma van maximum 15 studiepunten; - voor elke masteropleiding: de bacheloropleiding(en) waarop de masteropleiding rechtstreeks aansluit, de bacheloropleidingen die er via een schakelprogramma of gestructureerd
voorbereidingsprogramma
op
aansluiten,
de
master-na-
masteropleidingen die er al dan niet via een voorbereidingsprogramma op volgen; - voor elke bachelor-na-bacheloropleiding de bacheloropleidingen waarop deze al dan niet met bijkomende voorwaarden volgt; - voor elke master-na-masteropleiding de masteropleiding waarop deze al dan niet met bijkomende voorwaarden volgt; - de opleidingscoördinator en de trajectbegeleider van de opleiding; 2. de studiefiches van alle modules, waarin per studiefiche: - de titel van de module; - de code toegekend door de centrale diensten; - het niveau van de module: beginnend, uitdiepend of gespecialiseerd; - het type van de module: verplicht of keuze - de onderwijstaal eventueel per partim indien verschillend; - de begin- en eindcompetenties per module en partim; - de korte inhoud; - de aanbevolen literatuur; - de onderwijsvormen zoals hoorcollege, werkcollege, seminarie, laboratorium, projectwerk, al dan niet begeleide zelfstudie, taak- of opdrachtgerichte werkvorm, enz. - de evaluatiewijze, de periode(s) van evaluatie en de onderlinge verhouding van de verschillende wijzen en periodes van evaluatie; - de modulecoördinator en de lesgevers en begeleiders per module/partim; - of de module in aanmerking komt voor een 2de examenkans in hetzelfde academiejaar en/of een examencontract. De departementen zorgen ervoor dat de studenten bij het begin van het academiejaar voor elke opleiding en elk modeltraject de studiegids ontvangen of op Dokeos kunnen consulteren. De student tekent voor ontvangst en kennisname. De studiegids van de opleiding en de modeltrajecten van het academiejaar waarin de student ingeschreven is maken immers integraal deel uit van het studiecontract. Dit studiecontract wordt, evenals de toetredingsovereenkomst, 38
toegelicht in het begin van het academiejaar.
Artikel 40 Studiepunten Eén studiepunt wordt begroot op een geheel getal vanaf 25 tot en met 30 uren studietijd. Het hogeschoolbestuur gaat, in samenwerking met de studenten, regelmatig de overeenstemming na tussen de begrote en de werkelijke studietijd.
II.11. VRIJSTELLINGEN, OVERDRACHT VAN EXAMENCIJFERS, STUDIEVOORTGANG EN STUDIEVOORTGANGSBEWAKING Artikel 41 Vrijstelling 1. Een vrijstelling is de opheffing van de verplichting om over een module of partim geëvalueerd te worden. Vrijstellingen gelden enkel voor studenten uit een andere opleiding binnen HOWEST en/of voor studenten uit andere instellingen. 2. De omvang van een vrijstelling wordt steeds uitgedrukt in gehele en ondeelbare studiepunten. De omvang van een vrijstelling is gelijkgesteld met de studieomvang van de corresponderende module of partim. 3. Vrijstellingen kunnen behaald worden op grond van: - een minimumscore van 10 op 20 per opleidingsonderdeel, module of partim; - een geslaagd verklaren via deliberatie van de examencommissie per opleidingsonderdeel of module; - creditbewijzen; - een bewijs van bekwaamheid na een bekwaamheidsonderzoek volgens de EVCprocedure; - een EVK-bewijs, zoals een rapport, een getuigschrift of een attest.
Artikel 42 Procedure toekenning vrijstelling en overdracht 1. Binnen eenzelfde opleiding aan de Hogeschool West-Vlaanderen wordt het slagen na deliberatie in een module c.q. partim vertaald in een (deel)overdracht en niet in vrijstellingen, indien de module/partim identiek is. Op basis daarvan moet de student de module/partim niet meer herkansen, behalve bij verzaking aan een gedelibeerd onderdeel of bij een actualiseringsprogramma na 5 jaar. Bij overdracht worden de scores behouden en opnieuw beschouwd bij deliberatie en meegerekend. 39
2. Op grond van een minimumscore van 10/20 op een module (creditbewijs) of partim die aan Hogeschool West-Vlaanderen gehaald werd, maar in een andere opleiding en waarbij dezelfde deelcompetentie(s) zijn vertaald in module(s) en/of partims die nog steeds voorkomen in het opleidingsprogramma van de nieuwe opleiding waarvoor ingeschreven wordt, is de vrijstelling een recht van de student. Het departementshoofd kan evenwel na raadpleging van minimaal de opleidingscoördinator en de trajectbegeleider beslissen tot een actualiseringsprogramma indien het creditbewijs en/of de score ouder zijn dan 5 jaar. De termijn van 5 kalenderjaren wordt berekend vanaf de eerste dag van de maand oktober die volgt
op
de
maand
waarin
het
creditbewijs
of
de
score
werd
behaald.
Het
departementshoofd meldt deze eventuele beslissing schriftelijk en gemotiveerd binnen de 15 kalenderdagen na de eerste vaststelling van het studietraject door de trajectbegeleider en/of de opleidingscoördinator aan de student. 3. Indien de vrijstelling op grond van een EVK-procedure door de Hogeschool West-Vlaanderen of een andere instelling van hoger onderwijs, moet de student met dit bewijs de vrijstelling(en) schriftelijk en gedateerd aanvragen aan het departementshoofd via de trajectbegeleider uiterlijk 15 kalenderdagen na het begin van het academiejaar of bij latere inschrijving binnen de 15 kalenderdagen na voorinschrijving. Het departementshoofd beslist over de vrijstelling(en) na raadpleging van minimaal de opleidingscoördinator en de trajectbegeleider. De opleidingscoördinator en het departementshoofd behandelen de aanvraag in functie van welomschreven competenties, de inhoud en/of de studieomvang van de module/het opleidingsonderdeel en/of het partim. Het departementshoofd kan oordelen dat naast het onderzoek op stukken een bijkomend bekwaamheidsonderzoek vereist is. Het departementshoofd meldt de beslissing schriftelijk en gemotiveerd binnen de 15 kalenderdagen na de aanvang van het academiejaar of na de aanvraag van de student na de aanvang van het academiejaar. De termijn van 15 kalenderdagen begint pas te lopen als het aanvraagdossier volledig is en indien geen bijkomend bekwaamheidsonderzoek vereist is. 4. Indien de vrijstelling op grond van een bewijs van bekwaamheid is na een EVC-procedure door de Associatie Universiteit Gent of een andere associatie, moet de student met dit bewijs de vrijstelling(en) schriftelijk en gedateerd aanvragen aan het departementshoofd via de trajectbegeleider uiterlijk 15 kalenderdagen na het begin van het academiejaar of bij latere inschrijving binnen de 15 kalenderdagen na voorinschrijving. Het departementshoofd beslist over de vrijstelling(en) na raadpleging van minimaal de opleidingscoördinator en de trajectbegeleider. Het departementshoofd meldt de beslissing schriftelijk en gemotiveerd 40
binnen de 15 kalenderdagen na de aanvraag aan de student. 5. Bij niet slagen op het niveau van module aan de Hogeschool West-Vlaanderen worden de scores vanaf 10 op 20 op onderliggende partims automatisch overgedragen naar het academiejaar waarin de student zich opnieuw in dezelfde module inschrijft binnen de 5 jaar. Indien langer dan 5 jaar kan het departementshoofd na consultatie van de trajectbegeleider een actualiseringsprogramma opleggen. Bij het niet slagen op het niveau van opleidingsonderdeel aan een andere instelling van hoger onderwijs kunnen de scores vanaf 10 op 20 op onderliggende delen overgedragen worden. De student dient daartoe de procedure zoals in geval 2 te volgen. 6. De student kan schriftelijk en gedateerd in intern beroep gaan bij de algemeen directeur binnen de vijf kalenderdagen bij de interne beroepscommissie, conform artikel 115. 7. In afwachting van de goedkeuring wordt de student verondersteld deel te nemen aan alle onderwijs-, leer- en evaluatieactiviteiten waarvan hij/zij formeel nog niet is vrijgesteld. Een aanvraag impliceert immers geen automatische goedkeuring. 8. De student kan extern in beroep gaan inzake het verkrijgen van vrijstellingen met een verzoekschrift binnen een vervaltermijn van vijf kalenderdagen die ingaat de dag na die van de kennisname van de beslissing van de interne beroepsprocedure, of na het verlopen van de termijn van vijftien dagen na het instellen van het intern beroep bij de Raad voor betwistingen
inzake
studievoortgangsbeslissingen
(www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/raad/).
Artikel 43 Studievoortgangsbewaking 1.De studievoortgang is de wijze waarop de student voortgang maakt in het studietraject via de deelname aan onderwijs-, leer- en evaluatieactiviteiten. 2. Elke examinator volgt de studievoortgang per student op, al dan niet aan de hand van permanente evaluatie. Bij modules die intensieve opvolging veronderstellen, zoals stage en/of eindwerk, krijgt deze opvolging een schriftelijke weerslag die door de student ter kennisname ondertekend wordt. 3. De studievoortgang wordt gemeten door het verwerven van studiepunten. De studiepunten 41
worden verworven via het succesvol slagen in de evaluaties, waaruit blijkt dat de student de competenties verbonden aan de geëvalueerde module en/of partim voldoende heeft verworven. Het al dan niet verwerven van de studiepunten is slechts definitief na deliberatie. De verworven studiepunten verbonden aan de module en/of het partim worden credits genoemd. 4. Een creditbewijs is een document dat bewijst dat de competenties, verbonden aan de betrokken module, en dus de daaraan verbonden studiepunten verworven zijn. 5.
De
verworven
studiepunten
en
de
creditbewijzen
worden
geregistreerd
in
de
studentenadministratie en via het rapport openbaar gemaakt. De creditbewijzen worden na de diplomaproclamatie of na vroegere uitschrijving aan de student op zijn/haar vraag afgeleverd. 6. De trajectbegeleider volgt de verwerving van de studiepunten en creditbewijzen op. Hij/zij volgt de registratie en gebruikt ze in zijn/haar uitstippeling van het studietraject en bij de voorbereiding
van
het
dossier
voor
vrijstellingen.
De
trajectbegeleider
bewaakt
de
studievoortgang, samen met de andere leden van de studiebegeleiding en het opleidingsteam. 7. Indien de student met een creditcontract studeerde, worden de creditbewijzen na verloop van het contract afgeleverd. 8. Indien de student via het modeltraject niet alle studiepunten en/of creditbewijzen verwerft, vormen zij de basis voor een geïndividualiseerd traject. 9. De opportuniteit van het doorlopen van een geïndividualiseerd traject wordt op zorgvuldige wijze door de trajectbegeleider getoetst op grond van het dossier van de student, waarin de verworven en niet-verworven studiepunten door de trajectbegeleider geregistreerd worden. 10. De student moet een geïndividualiseerd studietraject en de vertaling in het passende studiecontract schriftelijk en gemotiveerd met de nodige bewijsstukken aanvragen aan het departementshoofd via de trajectbegeleider. De laatstgenoemde doet een voorstel, na overleg minimaal met de student, de opleidingscoördinator en het departementshoofd. De minimale bewijsstukken zijn het rapport van de student, de creditbewijzen en de beslissing over de eventuele
vrijstellingen.
De
trajectbegeleider,
de
opleidingscoördinator
en
het
departementshoofd kunnen bijkomende bewijsstukken opvragen. 11. Het departementshoofd beslist over de geïndividualiseerde studietrajecten en het passend studiecontract. Hij/zij deelt de beslissing schriftelijk en gemotiveerd mee binnen de 15 42
kalenderdagen aan de betrokken student. De beslissing wordt opgenomen in het dossier van de betrokken student. 12. Het departementshoofd kan beslissen de inschrijving van de student met een bindend advies inzake de studievoortgang en het passend studiecontract te verbinden slechts nadat de student reeds tweemaal voor een bepaalde module/opleidingsonderdeel aan een hogeschool of universiteit in de Vlaamse Gemeenschap werd ingeschreven, zonder dat hij/zij daarvoor een creditbewijs behaalde. 13. Bindende voorwaarden voor de inschrijving betreffen in beginsel geen evaluatie- en/of deliberatiecriteria die strenger zijn dan de regels die aan de Hogeschool West-Vlaanderen algemeen gelden. Het departementshoofd kan de studievoortgang van de student wel afhankelijk maken van een deliberatie door een examencommissie. Van de mogelijkheid tot weigeren van de inschrijving van een student wordt slechts gebruik gemaakt indien voorheen zonder positief resultaat bindende voorwaarden voor de inschrijving werden opgelegd of indien uit de gegevens van het dossier manifest blijkt dat het opleggen van dergelijke bindende voorwaarden geen positief resultaat zal opleveren. Conform artikel 20 kan een departementshoofd een inschrijving ook weigeren van een student met een leerkrediet van nul of minder, met uitzondering voor een initiële masteropleiding, indien de abituriënt voldoet aan de toelatingsvoorwaarden van die masteropleiding. 14. De student kan schriftelijk en gemotiveerd in intern beroep tegen de beslissing inzake het geïndividualiseerd
studietraject
en
het
passend
studiecontract
gaan
bij
de
interne
beroepscommissie, conform artikel 115. 15. De student kan extern in beroep gaan tegen de al dan niet toekenning van een vrijstelling, de oplegging van een bindende voorwaarde en/of de weigering van de inschrijving bij de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen na uitputting van het intern beroep. De procedure daaromtrent is dezelfde als in artikel 42.8.
II.12. DE EVC- EN EVK-PROCEDURE Artikel 44 De EVC-procedure Associatie Universiteit Gent Een vooringeschreven abituriënt kan aan de validerende instantie van de Associatie Universiteit 43
Gent, een attest van bekwaamheid vragen voor één of meerdere eerder verworven competenties (EVC). Dit gebeurt aan de hand van een bekwaamheidsonderzoek. Op basis van dit attest kan de student dan vrijstellingen aanvragen voor één of meerdere of delen van opleidingsonderdelen van een bepaalde opleiding. De EVC-procedure bestaat uit 4 opeenvolgende fasen: de begeleidingsfase (facultatief), de aanmeldingsfase, het bekwaamheidsonderzoek en de erkenningsfase, zoals omschreven in de EVC-Gids voor de Student van de Associatie Universiteit Gent. Informatie hieromtrent is te bekomen op www.augent.be en/of bij de trajectbegeleiders en de centrale aanspreekpersoon. Ook de interne en externe beroepsprocedure worden daarin omschreven. Op basis van opleidingsonderdelen uit het secundair onderwijs kan geen EVC-procedure aangevraagd worden, enkel op basis van ervaring en/of opleidingsonderdelen die additioneel, dus buiten het verplichte curriculum van het secundair onderwijs, met succes opgedaan werd en/of gevolgd werden.
Artikel 45 De EVC-procedure van andere Vlaamse associaties De Hogeschool West-Vlaanderen erkent de bekwaamheidsbewijzen afgeleverd via een EVCprocedure in de andere Vlaamse associaties, voorzover zij de decretale en andere voorschriften inzake procedure en kwaliteitsborging volgen. Op basis van die bekwaamheidsbewijzen kan een student de procedure voor vrijstellingen aan de Hogeschool West-Vlaanderen starten, zoals beschreven in artikel 42 5°.
Artikel 46 De EVK-procedure 1. Het bekwaamheidsonderzoek betreffende EVK‟s die voortvloeien uit een studiebewijs afgeleverd binnen het onderwijs erkend door de Vlaamse Gemeenschap verloopt op stukken via de portfolioconstructie. Op basis van opleidingsonderdelen uit het secundair onderwijs kan geen EVK-procedure aangevraagd worden, enkel op basis van ervaring en/of opleidingsonderdelen die additioneel, dus buiten het verplichte curriculum van het secundair onderwijs, met succes opgedaan werd en/of gevolgd werden. In uitzonderlijke gevallen, waarvan het departementshoofd de noodzakelijkheid motiveert, kan naast een onderzoek op stukken een beperkte bijkomende bekwaamheidsonderzoek worden 44
georganiseerd. Dit bekwaamheidsonderzoek volgt de procedure van de toelatingscheck, conform artikel 6. 2. De vooringeschreven abituriënt vraagt met een gemotiveerd en gedateerd schrijven een EVKprocedure aan bij het departementshoofd via de trajectbegeleider van de opleiding waarvoor de abituriënt zich wil inschrijven. De abituriënt schrijft zich daartoe voor een welbepaalde opleiding in, conform artikel 17. De trajectbegeleider van de opleiding begeleidt de vooringeschreven abituriënt in de samenstelling van zijn/haar portfolio. Hij/zij licht de procedure toe en waakt erover dat in de portfolio zoveel en zo juist mogelijke bewijsstukken opgenomen worden. De trajectbegeleider geeft schriftelijk verslag van de begeleiding van de EVK-aanvrager. De trajectbegeleider dateert de afsluiting van het portfolio. De trajectbegeleider en de betrokken opleidingscoördinator adviseren het departementshoofd in de beslissing naar het bekwaamheidsbewijs c.q. verder bekwaamheidsonderzoek. Zij voeren ook
het
bekwaamheidsonderzoek
uit.
Het
departementshoofd
beslist
over
het
bekwaamheidsbewijs met een gemotiveerd schrijven uiterlijk 15 kalenderdagen nadat de trajectbegeleider de portfolio als afgesloten beschouwde. 3. De EVK-aanvrager kan intern beroep aantekenen tegen de beslissing van het departementshoofd bij de interne beroepscommissie conform artikel 115. 4. De EVK-aanvrager kan na uitputting van intern beroep in extern beroep gaan bij de Raad voor betwistingen inzake studievoorgangsbeslissingen. De procedure hieromtrent is dezelfde als in artikel 42.8.
Artikel 47 Geldigheidsduur van bewijzen van bekwaamheid en van EVK‟s Bewijzen van bekwaamheid resulterend uit een EVC-procedure en EVK‟s zijn in principe onbeperkt geldig. Het departementshoofd kan, op advies van minimaal de opleidingscoördinator, een actualiseringsprogramma opleggen aan studenten die in het hoger onderwijs wensen door te stromen op grond van bewijzen van bekwaamheid en/of EVK‟s die meer dan 5 kalenderjaren oud zijn. De termijn van 5 kalenderjaren wordt berekend vanaf de eerste dag van de maand oktober die volgt op de maand waarin het bewijs van bekwaamheid of het EVK werd behaald. De student wordt aangeraden de onderwijs- en evaluatieactiviteiten te volgen van modules 45
waarvoor vrijstellingen werden aangevraagd tot het moment dat hierover een beslissing wordt genomen.
II.13. STUDIEBEGELEIDING Artikel 48 Studiebegeleiding 1. Elke regelmatig ingeschreven student heeft recht op studiebegeleiding. De structuur en werking worden toegelicht in het begin van het academiejaar. 2. De studiebegeleiding aan de Hogeschool West-Vlaanderen kent volgende structuur: - monitoraat : alle individuele lesgevers en begeleiders die betrokken zijn bij de onderwijs-, leer- en evaluatieactiviteiten van de module en/of partim zijn monitor. Zij lichten hun activiteiten spontaan en op vraag toe en werken er remediëringen voor uit bij de studenten die problemen ondervinden. Zij kunnen ook doorverwijzen naar de andere leden van de studiebegeleiding en bekwame externen. Het monitoraat wordt departementaal georganiseerd en duidelijk ad valvas gecommuniceerd. - mentor: lid van het opleidingsteam die deze opdracht toegewezen kregen. De mentor begeleidt de studenten gedurende het hele academiejaar i.v.m. niet-vakinhoudelijke studie-problemen en bespreekt de probleemstudenten in een vergadering van het opleidingsteam na de eerste semester. Zij verwijzen de student naar het zelfonderzoek studieattitude (ZOSA). De mentor kan ook doorverwijzen naar de andere leden van de studiebegeleiding en/of externen. De namen van de mentoren en zijn/haar spreekuren worden duidelijk en openbaar gecommuniceerd. - trajectbegeleiding: per opleiding fungeert een trajectbegeleider. Hij/zij is de eerste aanspreekpersoon en begeleider in de EVC- en EVK-procedures, de vrijstellingen en de studievoortgangsbewaking. De trajectbegeleider kan ook doorverwijzen naar de andere leden van de studiebegeleiding. De naam en de consultatieuren van de trajectbegeleider worden duidelijk aan de studenten gecommuniceerd. - departementale studiebegeleiding: per departement fungeert een studiebegeleider die de studenten begeleidt indien rechtsreeks en/of via het monitoraat en/of het mentoraat een probleem gesignaleerd wordt met de studiemethode van de student. De studiebegeleider kan ook doorverwijzen naar andere leden van de studiebegeleiding en bekwame externen. - interdepartementale
studiebegeleiding:
de
interdepartementale
studiebegeleider
coördineert de studiebegeleiding op hogeschoolniveau en vertegenwoordigt de studiebegeleiding extern. 46
3. Elk jaar wordt de kwaliteit van de studiebegeleiding aan een kwaliteitscontrole vanuit de Hogeschool onderworpen. De consensusvergadering hieromtrent wordt voorgezeten door het diensthoofd onderwijs en onderzoek. De resultaten zijn onderwerp van verbeterdoelen en actieplannen waarover in het jaarverslag van de Hogeschool West-Vlaanderen gerapporteerd wordt.
II.14. OMBUDSPERSOON EN KLACHTENBEHANDELING Artikel 49 Taakomschrijving De ombudspersoon treedt, op hun mondeling en/of schriftelijk verzoek, op als bemiddelaar voor de studenten bij alle geschillen inzake het onderwijs- en examenreglement en als onbillijk ervaren handelingen en toestanden. De ombudspersoon ontvangt, onderzoekt en behandelt de klachten en tracht een oplossing te bereiken in het belang van alle partijen. De ombudspersoon is tot discretie verplicht.
Artikel 50 Aanstelling De departementsraad stelt op het einde van vorig academiejaar één of meer departementale ombudspersonen aan. Vermits de ombudspersoon bemiddelt over alle geschillen inzake het studiecontract wordt hij/zij aangesteld voor een heel academiejaar. Voor elke ombudspersoon wordt voorzien in een plaatsvervanger, voor het geval de ombudspersoon onvoorzien zijn taak niet kan waarnemen of zelf als examinator optreedt. De ombudspersoon en de plaatsvervanger mogen geen lesgever en/of examinator zijn van de student waarvoor hij/zij als ombudspersoon of plaatsvervanger aangesteld is. De ombudspersonen en de plaatsvervangers, hun functie en bereikbaarheid worden duidelijk medegedeeld bij het begin van het academiejaar.
Artikel 51 Beschikbaarheid De departementale ombudspersoon is gemakkelijk bereikbaar voor de studenten.
De
ombudspersoon is rechtstreeks door de studenten aanspreekbaar en kan eveneens benaderd 47
worden via het studenten- en/of examensecretariaat. De ombudspersonen en de plaatsvervangers, hun beschikbaarheid en opdracht worden in het begin van het academiejaar voorgesteld en toegelicht.
Artikel 52 Recht op informatie Teneinde zijn taak behoorlijk te kunnen vervullen, heeft de ombudspersoon recht op alle nuttige informatie en kan hij/zij deelnemen aan de deliberaties met raadgevende stem.
De
ombudspersoon is tot discretie verplicht.
Artikel 53 Klachtenbehandeling Conform artikel 49 van dit reglement kunnen de studenten met alle klachten omtrent de toepassing van het studiecontract terecht bij de ombudspersoon van het betrokken departement. Met een klacht inzake de onderwijsverzorging kan de student terecht bij het betrokken departementshoofd, de betrokken opleidingscoördinator , de ombudspersoon en/of de departementale kwaliteitscoördinator. Het departementshoofd kan bij een klachtenbehandeling een intern onderzoek instellen en/of bijkomende informatie opvragen. Klachten die schriftelijk en niet-anoniem geformuleerd worden, moeten een formeel vervolg krijgen binnen de 15 kalenderdagen en door een van bovenstaande aanspreekpersonen of de bevoegde persoon aan de klachtindiener gerapporteerd worden. Indien de klacht geen aanleiding was tot een of andere actie kan de student de klacht schriftelijk herhalen naar de algemeen directeur.
II.15. ORGANISATIE VAN HET ACADEMIEJAAR Artikel 54 Organisatie van het academiejaar Het academiejaar vangt aan in september. Het academiejaar wordt georganiseerd volgens een academische kalender. De academische kalender omvat: a. de begin- en einddatum van het academiejaar; b. de 24 tot 26 weken onderwijs- en evaluatieactiviteiten, inclusief de verplichte stages en de inhaalweken, gespreid over 26 tot 30 weken; c. begin- en einddatum van de 2 semesters; d. de 4 weken winter- en lentevakantie; 48
e. de intersemestriële vakantie; f.
minimum 6 weken zomervakantie;
g. de nazomerperiode; h. de onthaaldagen; i.
de studie- en examenperiodes;
j.
de deliberatie-, feedback- en proclamatieperiodes.
Deze academische kalender wordt goedgekeurd door het bestuur van de Associatie Universiteit Gent en door de raad van bestuur van de Hogeschool West-Vlaanderen. Afwijkingen van deze kalender na goedkeuring zijn enkel mogelijk via een nieuwe goedkeuring door de raad van bestuur van de Hogeschool West-Vlaanderen. De departementen mogen van deze associatiekalender niet afwijken, behalve voor de organisatie van eventuele stages met de bijbehorende niet-periodegebonden evaluaties, mits goedkeuring door de departementsraad. Voor de start van het academiejaar organiseren de departementen/opleidingen specifieke onthaal- en voorbereidingsactiviteiten, minstens voor studenten die zich voor de eerste maal inschrijven. De departementale aanvulling bevat ten minste een eventueel semesterplan, de planning voor de studenten i.v.m. de organisatie van de stages en de eindwerken. Naast de departementale aanvulling gelden volgende regels: 1. contacturen worden uitgedrukt in eenheden van 60 minuten; 2. wanneer de titularis van de onderwijsactiviteit, of zijn vervanger, zich na 15 minuten niet heeft aangeboden,
vraagt
een
afgevaardigde
van
de
studenten
bij
studentensecretariaat inlichtingen of instructies; 3. wijzigingen van onderwijsactiviteiten, lesgevers, uurroosters of leslokalen (occasioneel of langdurig) worden ad valvas via aankondigingsborden, lichtkrant of enige andere drager bekendgemaakt; 4. de studenten hebben recht op het aantal uren dat volgens de studiegids aan de opleidingsonderdelen besteed wordt. De academische kalender en de departementale aanvullingen maken deel uit van de toetredingsovereenkomst en moeten dus eveneens ter ondertekening voor ontvangst aan de studenten overhandigd worden of elektronisch ter beschikking zijn bij het begin van het academiejaar of bij latere inschrijving.
49
II.16. TAALCODE EN TAALREGELING Artikel 55 De taalcode: opdracht Deze taalcode regelt de taal waarin de onderwijs-, leer- en evaluatieactiviteiten aan de Hogeschool West-Vlaanderen worden georganiseerd in uitvoering van artikels 77 en 91 van het structuurdecreet. Zij heeft tot doel bij te dragen tot de Nederlandse taal van onze gemeenschap, in haar verdere ontwikkeling zowel als communicatiemiddel als in het gebruik van het Nederlands in het hoger onderwijs en de wetenschappen in hun breedste betekenis. Dit sluit echter niet uit dat de Hogeschool West-Vlaanderen en het hoger onderwijs in haar geheel aangepast moet kunnen reageren op de globalisering van het gehele maatschappelijke gebeuren, de sterk toegenomen internationalisering van het hoger onderwijs en de steeds toenemende mondialisering van het maatschappelijk en professioneel leven waarin onze afgestudeerden zullen functioneren.
Artikel 56 Taalregeling in de bachelor- en masteropleidingen De onderwijs- en bestuurstaal in de Hogeschool West-Vlaanderen is het Nederlands. In de bachelor- en masteropleidingen kan evenwel een andere taal gebruikt worden voor de onderwijs-, studie- en toetsactiviteiten van de volgende opleidingsonderdelen: 1. De (delen van de) modules die een vreemde taal tot onderwerp hebben en die in die taal worden gedoceerd; 2. De opleidingsonderdelen die gedoceerd worden door anderstalige gasthoogleraren of gastprofessoren; 3. De anderstalige opleidingsonderdelen die, met instemming van de opleidingscoördinator en conform artikel 60 van dit reglement, worden gevolgd aan een andere instelling voor hoger onderwijs. De departementsraad en het bestuurscollege kunnen via de resp. goedkeuring en bekrachtiging van de opleidingsprogramma‟s beslissen in beperkte mate (delen van) modules in een andere taal dan het Nederlands aan te bieden, indien de meerwaarde voor de studenten en de functionaliteit voor de opleiding blijkt uit de expliciete motivatie bij de beslissing en op voorwaarde dat de hiervoor aangewezen lesgever de andere taal op adequate wijze beheerst. 50
Voor bacheloropleidingen wordt deze bijkomende mogelijkheid beperkt tot 10% van de omvang van het opleidingsprogramma, de opleidingsonderdelen die ressorteren onder het tweede lid 1 en 3 van dit artikel niet meegerekend. In de professioneel gerichte bacheloropleidingen geldt bovendien de beperking dat over de leerstof die in een andere taal wordt aangeboden, behalve in de gevallen vermeld in het tweede lid, 1° en 3°, nooit een examen afgenomen kan worden, tenzij dezelfde leerstof ook in het Nederlands werd aangebracht of gedoceerd. In dit geval hebben de studenten het recht om over een module/partim waarin een andere onderwijstaal dan het Nederlands gebruikt werd, examen in het Nederlands af te leggen. De departementsraad en het bestuurscollege kunnen via de resp. goedkeuring en bekrachtiging van de opleidingsprogramma‟s evenwel beslissen bachelor- en masteropleidingen volledig in een andere taal dan het Nederlands aan te bieden specifiek ten behoeve van buitenlandse studenten, op voorwaarde dat er in dezelfde instelling of via een samenwerkingsovereenkomst in een bevoegde instelling binnen dezelfde provincie, een equivalente opleiding in het Nederlands wordt aangeboden. De departementsraad en het bestuurscollege kunnen via de resp. goedkeuring en bekrachtiging van de opleidingsprogramma‟s evenwel masteropleidingen volledig en enkel in een andere taal aanbieden, indien die opleidingsprogramma‟s specifiek in het kader van het International Course Programme van ontwikkelingssamenwerking ten behoeve van buitenlandse studenten zijn ontworpen. De departementsraad en het bestuurscollege kunnen via de resp. goedkeuring en bekrachtiging van de opleidingsprogramma‟s beslissen de bachelor-na-bacheloropleidingen, de master-namasteropleidingen en kortere nascholing of bijscholing in het kader van permanente vorming volledig en enkel in een andere taal dan het Nederlands aan te bieden
Artikel 57 De kwaliteitscontrole over de taalbeheersing van medewerkers De kwaliteitscontrole over de taalbeheersing van de medewerkers verloopt via het goedgekeurde selectie- en evaluatiereglement van de Hogeschool en de studentenenquêtes in het kader van de interne kwaliteitszorg.
Artikel 58 Rapportering
51
De rapportering over de taalcode, de taalregeling en haar toepassingen gebeurt jaarlijks conform het Besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004.
II.17. BIJZONDERE BEPALINGEN INZAKE MOBILITEIT Artikel 59 Bijzondere bepalingen inzake studeren aan een andere instelling hoger onderwijs in Vlaanderen 1. Opleidingsonderdelen aan een andere instelling van de Associatie Universiteit Gent Studenten die zich bij de Universiteit Gent, Hogeschool Gent of Arteveldehogeschool inschrijven voor een diplomacontract of als gast- of exchange student, kunnen binnen hun diplomacontract of programma als gast- of exchange student opleidingsonderdelen volgen aan een andere AUGent-instelling (hierna de ontvangende instelling genoemd) dan deze waar de inschrijving voor een diplomacontract werd genomen. Hieraan zijn drie voorwaarden gekoppeld: 1. de
betreffende
opleidingsonderdelen
mogen
niet
voorkomen
in
één
van
de
opleidingsprogramma‟s van de zendende instelling – in geval van twijfel beslist de bevoegde opleidingscommissie 2. het handelt over opleidingsonderdelen die studenten als uitwisselingsstudent mogen volgen als onderdeel van hun opleidingsprogramma: de opleidingsonderdelen moeten als vervangend aanvaard worden door de zendende instelling. Willen studenten “surnumerair” aan de andere instelling opleidingsonderdelen volgen, dan moeten ze dit doen in het kader van een bijkomend creditcontract. 3. het akkoord van zowel de zendende als de ontvangende instelling is vereist. Dit akkoord wordt gegeven op de door elke instelling bepaalde wijze. De studenten dienen hun aanvraag in volgens de daartoe vastgelegde procedure voor interne AUGent-mobiliteit. 2. De student, ingeschreven met een diplomacontract, kan binnen dit diplomacontract opleidingsonderdelen volgen aan een Vlaamse instelling voor hoger onderwijs buiten de AUGent, voor zover de instellingen deel uitmaken van officieel erkende, bilaterale en/of multilaterale samenwerkings- of uitwisselingsprogramma‟s of overeenkomsten. Voor opleidingen die verplichte studentenmobiliteit opleggen, wordt in de studiegids aangegeven in hoeverre de student opleidingsonderdelen moet volgen in een andere binnenlandse instelling van hoger onderwijs. De student dient hiertoe de toelating te krijgen van de opleidingscoördinator. Die deelt zo vlug mogelijk en uiterlijk 10 kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag zijn beslissing 52
mee. Indien de opleidingscoördinator de toelating tot studeren aan een gastinstelling verleent, bepaalt hij/zij eveneens welke opleidingsonderdelen in de Hogeschool West-Vlaanderen wegvallen. Het totaal aantal ECTS-studiepunten van de opleidingsonderdelen die wegvallen, is vergelijkbaar met het totaal aantal ECTS-studiepunten van de opleidingsonderdelen gevolgd in de gastinstelling. 3. Het programma dat de student in de andere instelling wenst te volgen, wordt door de opleidingscoördinator, na advies van de trajectbegeleider, goedgekeurd vóór 1 december voor wat betreft het eerste semester en vóór 1 april voor wat betreft het tweede semester. Studenten dienen hun aanvraag in uiterlijk een maand vóór deze data.
Artikel 60 Bijzondere bepalingen inzake studeren aan een andere instelling hoger onderwijs in het buitenland of een andere gemeenschap van België 1. De student, ingeschreven met een diplomacontract, kan binnen dit diplomacontract opleidingsonderdelen volgen aan een instelling voor hoger onderwijs in het buitenland of een andere gemeenschap van België, voor zover de instellingen deel uitmaken van officieel erkende, bilaterale en/of multilaterale samenwerkings- of uitwisselingsprogramma‟s of overeenkomsten. Voor opleidingen die verplichte studentenmobiliteit opleggen, wordt in de studiegids aangegeven in hoeverre de student opleidingsonderdelen moet volgen in een andere binnen- of buitenlandse instelling van hoger onderwijs. 2. De student dient hiertoe de toelating te krijgen van de verantwoordelijke en bevoegde instantie. De verantwoordelijke en bevoegde instantie deelt zo vlug mogelijk en uiterlijk 10 kalenderdagen
na
ontvangst
van
de
aanvraag
zijn
beslissing
mee.
Indien
de
opleidingscoördinator, na advies van de internationale coördinator van de opleiding, de toelating tot studeren aan een gastinstelling verleent, bepaalt hij eveneens welke opleidingsonderdelen in de Hogeschool West-Vlaanderen wegvallen. Het totaal aantal ECTS-studiepunten van de opleidingsonderdelen die wegvallen, is vergelijkbaar met het totaal aantal ECTS-studiepunten van de opleidingsonderdelen gevolgd in de gastinstelling. 3. Het programma dat de student in de andere instelling wenst te volgen, wordt door de verantwoordelijke en bevoegde instantie goedgekeurd vóór 1 december voor wat betreft het eerste semester en vóór 1 april voor wat betreft het tweede semester. Studenten dienen hun aanvraag in uiterlijk een maand vóór deze data.
53
III. TUCHTREGLEMENT Artikel 61 Tuchtreglement 1. In de hogeschool geven de studenten blijk van een verzorgd voorkomen, een onberispelijk gedrag en een correcte houding. De studenten laten zich bovendien in hun gedragingen, zowel binnen als buiten de Hogeschool, leiden door eerbied voor de menselijke persoon en stellen geen handelingen, ook niet op digitale wijze, die onverenigbaar zijn met de doelstellingen en waarden van de Hogeschool. 2. Vermits de Hogeschool West-Vlaanderen vanuit haar missie actief staat voor pluralisme, verdraagzaamheid en respect voor andere meningen, laat zij het dragen van religieuze symbolen en/of kledij toe, wanneer zij door een erkende religie voorgeschreven zijn. Studenten die dergelijke symbolen en/of kledij dragen moeten echter als HOWESTstudent blijven getuigen van een openheid tot dialoog en actief pluralisme. De kledij moet altijd voldoen aan de eisen van netheid, hygiëne, identificatie en veiligheid van de Hogeschool West-Vlaanderen en eventuele bijkomende verplichtingen opgelegd op de stageplaats. 3. Vanuit dezelfde missie en waarden is het aan de Hogeschool West-Vlaanderen verboden partijpolitieke tekens te dragen. 4. De student is verantwoordelijk voor zijn persoonlijke bezittingen, zelfs wanneer deze zijn opgeborgen. 5. Elke beschadiging van gebouwen, meubilair of materiaal, moedwillig of door grove onachtzaamheid, zal het voorwerp uitmaken van een tuchtprocedure, eventueel een gerechtelijke vervolging. 6. Elke student kan hoofdelijk financieel verantwoordelijk gesteld worden. Ieder is aansprakelijk niet alleen voor de schade die hij/zij door zijn/haar daad veroorzaakt, maar ook voor de schade die hij/zij door zijn/haar nalatigheid of door zijn/haar onvoorzichtigheid heeft veroorzaakt. 7. Een student die tijdens of buiten de onderwijsactiviteiten materiaal van de school stuk maakt, verliest en/of ontvreemdt, is, behoudens als hij/zij overmacht of schuld van derden kan bewijzen, aansprakelijk. Bij betwisting kan de rechtbank hierover een 54
uitspraak vellen. 8. Een student kan bij niet-naleving van dit tucht- en volgend ICT-reglement de volgende, algemene tuchtmaatregelen oplopen: -
de terechtwijzing;
-
de berisping;
-
de schorsing;
-
de uitsluiting uit de hogeschool.
De terechtwijzing en de berisping worden door het departementshoofd uitgesproken. Het departementshoofd kan bij wijze van dringende en voorlopige maatregel ook tot schorsing van de student overgaan. De schorsing en de uitsluiting uit de Hogeschool worden door de algemeen directeur uitgesproken, op voorstel van het departementshoofd. De algemeen directeur moet de dringende en voorlopige schorsing door het departementshoofd binnen de 15 kalenderdagen al dan niet bevestigen. De student moet voor de uitspraak medegedeeld worden welke maatregel overwogen wordt en op welke gronden, 7 kalenderdagen voor de maatregel uitgesproken wordt. Elke uitspraak moet schriftelijk met redenen omkleed zijn. De student moet steeds gehoord worden door de bevoegde instanties en inzage hebben in het volledig dossier. De student heeft het recht zich te laten bijstaan door een raadsman. Voor iedere tuchtmaatregel kan de student in beroep gaan bij de hogere bestuursoverheid, voor het departementshoofd is dat de departementsraad, voor de algemeen directeur is dat het bestuurscollege. In geval van definitieve uitsluiting kan de betrokken student binnen een termijn van 10 kalenderdagen beroep aantekenen bij de voorzitter van de raad van bestuur. Voor de administratieve opvolging bezorgt de student hiervan tevens een kopie aan het departementshoofd en de algemeen directeur. 9. In geval er tuchtmaatregelen genomen worden, dienen alleszins volgende regels te worden gerespecteerd: -
een proces-verbaal wordt opgemaakt;
-
elke genomen beslissing wordt schriftelijk gemotiveerd;
-
elke beslissing wordt schriftelijk ter kennis gebracht aan de student voordat de tuchtmaatregel van kracht wordt;
-
er is geen mogelijkheid om tot collectieve uitsluiting over te gaan; 55
10. De
de tuchtstraf moet in overeenstemming zijn met de ernst van de feiten. interne
en
externe
beroepsprocedure inzake
examentuchtbeslissingen zijn
opgenomen in het examenreglement, artikel 112.
IV. Aanvaardbaar gebruik van de ICT-infrastructuur aan de Associatie Universiteit Gent & partnerinstellingen Artikel 62 Algemeen 1. Bij inschrijving ontvangt de student een account met een bijhorend e-mailadres. Deze account geeft toegang tot de ICT-faciliteiten en de elektronische leeromgeving. Dit emailadres wordt gebruikt als officieel, elektronisch communicatiekanaal tussen de Hogeschool West-Vlaanderen en de student. Alle elektronisch studiemateriaal wordt verspreid via het elektronisch leerplatform Dokeos. 2. De computernetwerken van de partnerinstellingen van de Associatie Universiteit Gent (AUGent) zijn bestemd voor onderwijs en onderzoek en voor activiteiten ter ondersteuning daarvan. Het netwerk van de AUGent & partnerinstellingen is aangesloten op BELNET, het Belgische onderzoeksnetwerk. Er is een Acceptable Use Policy (AUP) die bepaalt wat wel en niet toegelaten is op BELNET. Deze AUP is beschreven in het document AUP Belnet (Aanvaardbaar gebruik van de BELNET toegang, zie artikel 65). Wanneer men het netwerk gebruikt, dient men dus niet alleen rekening te houden met de regels voor goed gebruik van het netwerk van de AUGent & partnerinstellingen, maar ook met de AUP van BELNET.
Artikel 63 Definities 1. ICT-infrastructuur: hiermee wordt zowel de fysieke apparatuur als de ICT-diensten (inclusief thuisgebruik via VPN) bedoeld. 2. ICT-beheerder(s): verantwoordelijken voor het onderhoud en het goed functioneren van de ICT-infrastructuur.
Artikel 64 Ongeoorloofd gebruik 1 De ICT-infrastructuur mag niet gebruikt worden om ongeoorloofde informatie te verwerven, te verwerken, te verspreiden of op te slaan. Hieronder wordt onder meer verstaan: 56
1.1 Informatie die in strijd is met de wet, in het bijzonder (doch niet beperkt tot): -
Informatie die in strijd is met de wetgeving op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
-
Informatie die in strijd is met de wetgeving over het auteursrecht en andere intellectuele rechten;
-
Informatie die in strijd is met de wetgeving ter bestrijding van racisme of die beledigend of lasterlijk is voor anderen;
-
Informatie die in strijd is met de wetgeving over de bescherming van de goede zeden.
1.2 Informatie die de AUGent & partnerinstellingen schaadt, in het bijzonder (doch niet beperkt tot): -
Informatie die het imago van de AUGent & partnerinstellingen schendt, of haar moreel of economisch kan schaden;
-
Informatie die vertrouwelijk is of die wegens de aard ervan als vertrouwelijk moet beschouwd worden.
1.3 Informatie die hinderlijk is voor anderen, in het bijzonder (doch niet beperkt tot): -
Informatie die aanstootgevend is voor anderen omdat ze tegen de algemeen geldende fatsoenregels indruist;
-
Aan grote groepen personen ongewenste elektronische post, berichten of kettingbrieven sturen.
2 Volgende handelingen zijn expliciet verboden: 2.1 Software installeren en/of te gebruiken waarvoor men geen licentie heeft of op een wijze die in strijd is met de licentievoorwaarden van die software. Dit is van toepassing op de apparatuur die deel uitmaakt van de ICT-infrastructuur van de AUGent & partnerinstellingen. Software die ter beschikking gesteld wordt door de AUGent & partnerinstellingen mag niet getransfereerd worden naar eigen apparatuur zonder expliciete toestemming van een ICT-beheerder. De partnerinstellingen van de AUGent kunnen autonoom optreden tegen studenten waarvan vermoed wordt dat zij illegale software gebruiken en/of verspreiden. 2.2 Het installeren van software op apparatuur die deel uitmaakt van de ICT-infrastructuur van de AUGent & partnerinstellingen, zonder voorafgaandelijke toestemming van de ICT-beheerder, verantwoordelijk voor het betreffende deel van de ICT-infrastructuur. 57
2.3 Wijzigen van de structuur of de configuratie van de ICT-infrastructuur zonder voorafgaandelijke toestemming van de ICT-beheerder, verantwoordelijk voor het betreffende deel van de ICT-infrastructuur. 2.4 Acties ondernemen die strafbaar zijn in het kader van de wet van 28 november 2000 inzake informaticacriminaliteit. Onder andere vallen hieronder: -
Het omzeilen van interne en externe systeem- en netwerkbeveiligingen;
-
Het ontwerpen en/of het installeren van schadelijke software op apparatuur die deel uitmaakt van de ICT-infrastructuur van de AUGent & partnerinstellingen;
-
Willens en wetens ongeëigende en ongeoorloofde toegang forceren tot systemen waartoe men niet geautoriseerd is;
-
Informatie onderscheppen (of pogingen daartoe) die niet voor zichzelf bedoeld is;
-
Een valse identiteit aannemen op het netwerk.
2.5 De ICT-infrastructuur van de AUGent & partnerinstellingen gebruiken voor commerciële of politieke activiteiten. 2.6 Het actief opsporen van zwakheden in de beveiliging of het testen van de maximum capaciteit van gelijk welk onderdeel van de ICT-infrastructuur van de AUGent & partnerinstellingen. In het algemeen, het opzettelijk genereren van extreme belastingen zonder functionele noodzaak. 2.7 Systeeminformatie, systeemconfiguratie, toepassingsprogramma‟s of bestanden wijzigen of doorgeven aan derden indien men daarvoor vanwege de aard van zijn functie niet is gerechtigd. 3. Verantwoordelijkheden van de student 3.1 Het in goede toestand bewaren van de ICT-infrastructuur die ter beschikking wordt gesteld, inclusief een actieve deelname aan de beveiliging van deze ICT-infrastructuur. 3.1.1 Wanneer een student meent een defect of slecht functionerend onderdeel van de ICTinfrastructuur van de AUGent & partnerinstellingen te kennen, moet hij/zij dit zo snel mogelijk melden aan de ICT-beheerder verantwoordelijk voor het betreffende deel van de ICTinfrastructuur . Hetzelfde geldt als een student een tekortkoming in de beveiliging van de ICTinfrastructuur van de AUGent & partnerinstellingen ontdekt. Anderen mogen hiervan niet op de hoogte gebracht worden. Het uitbuiten van deze zwakheden wordt beschouwd als ongeoorloofd 58
gebruik. 3.1.2 Het niet onbeheerd achterlaten van de ter beschikking gestelde ICT middelen en het nemen van voldoende veiligheidsmaatregelen om diefstal ervan maximaal te verhinderen. Bij het verlaten van apparatuur waarop men ingelogd is, moet de student uitloggen of de apparatuur op zodanige manier vergrendelen dat enkel de student zelf of een ICT-beheerder er terug kan op inloggen. Dit om te voorkomen dat anderen zijn/haar identiteit kunnen aannemen. 3.1.3 Het steeds werken met een operationele recente virusscanner. 3.1.4 Het respecteren van de limieten vastgelegd op mailbox of file-server waarbij er, op regelmatig basis door de student, overbodige mails/files opgeruimd of gearchiveerd worden. 3.2 Bij communicatie zal de student altijd duidelijk zijn naam vermelden. Tevens moet de student, die beschikt over een e-mail adres van de AUGent & partnerinstellingen, dit adres gebruiken bij communicatie en de corresponderende postbus op een regelmatige basis controleren. 3.3 Indien gegevens op lokale harde schijven geplaatst worden, moet zelf gezorgd worden voor de noodzakelijke reservecopie (backup) en beveiliging. 4. Gebruikersnamen en wachtwoorden Toegang tot de ICT-infrastructuur wordt verleend op basis van een gebruikersnaam en een wachtwoord. Hierbij moeten volgende regels in acht genomen worden: 4.1 Het wachtwoord mag niet eenvoudig te achterhalen zijn en moet regelmatig veranderd worden. 4.2 Verspreiding van het wachtwoord is verboden. Wie onvoorzichtig omspringt met zijn paswoord, kan voor de misbruiken verantwoordelijk gesteld worden. 4.3 Niemand mag zijn wachtwoord aan derden doorgeven en/of door derden laten gebruiken. Het is verboden wachtwoorden van anderen te proberen achterhalen. 5. Toezicht, controle en sancties De ICT-infrastructuur van de AUGent & partnerinstellingen wordt gecontroleerd om de goede werking ervan te kunnen verzekeren en om misbruik op te sporen en te voorkomen. Elke 59
partnerinstelling kan autonoom controle uitoefenen en mogelijke sancties bepalen. Het toezicht en controles gebeuren conform CAO81. Mogelijke sancties bij vaststelling van een inbreuk op dit reglement zijn: -
Al dan niet tijdelijke beperking van de toegang tot bepaalde delen van de ICTinfrastructuur;
-
Tijdelijk of definitief verbod tot het gebruik van de ICT-infrastructuur;
-
Betaling van de kosten voortvloeiend uit het misbruik.;
-
Indien het misbruik een strafrechtelijk feit betreft, kunnen de betrokkenen voor die feiten tevens gerechtelijk worden vervolgd, ongeacht eventuele schadevorderingen;
-
Gegevens, onder gelijk welke vorm (bestanden, e-mails, gegevensdragers, databases,…)
die
toehoren
aan
de
betreffende
student
kunnen
worden
geïnspecteerd en in beslag genomen; -
Alle andere sancties zoals vermeld in reglementeringen van de AUGent & partnerinstellingen.
Artikel 65 Aanvaardbaar gebruik van de belnet-toegang 1. De student verbindt er zich toe conform de normen en protocols van Internet te handelen. 2. De student mag het BELNET-netwerk uitsluitend met strikt wettelijke bedoelingen gebruiken. Ieder gebruik dat de Belgische of internationale wetgeving schendt, is verboden. Als lid van de categorie A van ISPA België (Vereniging van de Internet Service Providers), onderschrijft
BELNET
het
«Samenwerkingsprotocol
ter
bestrijding
van
ongeoorloofde
handelingen op Internet» volledig. Indien er vermoedens bestaan van een onwettelijke actie door de student, zal BELNET binnen het strikte kader dat door de wet wordt voorgeschreven, met de gerechtelijke macht samenwerken om haar onderzoeksplicht te vergemakkelijken. 3. Het is verboden om van de diensten van BELNET gebruik te maken voor iedere activiteit die : - niet-geoorloofde toegang tot de gegevens van een derde mogelijk maakt; - schade toebrengt aan de activiteit van BELNET of het Internet in het algemeen, - het gebruik of de performantie van de internetdienst voor andere gebruikers in gevaar brengt; - kan leiden tot de verspilling van middelen (personeel, netwerken, informatica); - kan leiden tot de gedeeltelijke of complete vernietiging van de integriteit van de informaticagegevens; - die de privacy van de gebruikers kan aantasten; 60
- die tot doel heeft om berichten over het netwerk te versturen die onder de categorie “lastigvallen” of “ongewenste post” vallen. 4. Het gebruik van BELNET is voorbehouden voor de openbare diensten, voor het onderwijs en voor onderzoeksdoeleinden. Het gebruik met commerciële bedoelingen en het intensieve gebruik voor persoonlijke doeleinden zijn verboden. 5. De instelling is verantwoordelijk voor de levering van de Internet-dienst aan zijn eigen studenten, en dan meer bepaald voor de opstelling van interne toegangsprocedures tot BELNET via zijn lokaal netwerk. Het beheer van dit lokaal netwerk valt eveneens onder de bevoegdheid van de instelling. In dit kader moet de student zichzelf beschermen tegen pogingen tot inbraak door een derde via BELNET. 6. De instelling neemt de nodige maatregelen om ieder misbruik van BELNET door zijn eigen studenten tegen te gaan. Hiertoe brengt de instelling hen op de hoogte van deze regels van aanvaardbaar gebruik. Indien het BELNET-netwerk op een verkeerde manier wordt gebruikt, zal de student op een actieve manier en zo snel mogelijk met BELNET samenwerken om de oorzaak van dit misbruik op te sporen en er een einde aan te stellen. Indien het misbruik blijft voortduren, zullen er nadien acties worden ondernomen die kunnen leiden tot de schorsing van de dienstverlening aan de student. De schorsing eindigt op het moment
dat
de
voorgeschreven
gebruikersregels
61
terug
worden
gerespecteerd
V. INSPRAAKREGELING, PARTICIPATIE EN KWALITEITSZORG Artikel 66 Decretale vertegenwoordiging en bevoegdheid De studenten genieten van een studentenvertegenwoordiging in de bestuursorganen en adviesorganen van de Hogeschool West-Vlaanderen, de bevoegdheden en de organisatie van de verkiezingen conform de decretale bepalingen van het hogescholendecreet en het participatiedecreet. De bestuursorganen van de Hogeschool waarin studenten vertegenwoordigd zijn,
zijn
de
raad
van
bestuur
en
de
departementsraden,
met
elk
3
studentenvertegenwoordigers. De studentenraad is een adviesorgaan bestaande minimaal 8 studenten.
Artikel 67 Participatiecommissies en punten van overleg 1. Op het niveau van de opleiding c.q. afstudeerrichting Op dit niveau functioneert de opleidingsparticipatiecommissie als overlegorgaan tussen enerzijds elke klas- c.q. regelmatig
modulegroep van studenten, vertegenwoordigd door minimaal één
ingeschreven
student
en
anderzijds
de
opleidingscoördinator,
de
afstudeerrichtingscoördinatoren en de mogelijke jaarcoördinatoren. De studenten duiden hun vertegenwoordigers op dit niveau op een informele manier aan in de maand oktober. Bij ontslag van een studentenvertegenwoordiger wordt een nieuwe aangeduid in dezelfde maand. De voorzitter is de opleidingscoördinator c.q. afstudeerrichtingscoördinator. Alle namen van de personen die in de opleidingsparticipatiecommissie zetelen worden ad valvas geafficheerd, zodat iedereen weet wie aan te spreken. Elk overleg heeft een agenda. Punten mogen door elk lid van het
overleg aangebracht worden. Van elk overleg wordt een verslag
gemaakt dat aan de leden bezorgd wordt. Beide partijen kunnen betrokkenen en technici per topic dat besproken wordt en/of ad hoc vragen. De opleidingsparticipatiecommissie komt ten minste tweemaal per academiejaar samen. Het studentenoverleg kan ook per studiejaar georganiseerd worden. Het studentenoverleg overlegt over opleidingsgebonden studentenaangelegenheden, in het bijzonder over roosters van de onderwijs- en toetsactiviteiten, de spreiding van taken en opdrachten over het academiejaar/semester,
extra-murosactiviteiten,
studiebegeleiding,
internationalisering,
studiekost, sociale materies en kwaliteitszorg. Het studentenoverleg kan advies uitbrengen aan de bevoegde personen en/of organen.
62
De voorzitter roept de opleidingsparticipatiecommissie samen op eigen initiatief of op vraag van 3 leden. 2. Op het niveau van het departement Op
dit
niveau
functioneert
een
departementale
participatiecommissie
studentenoverlegorgaan waarin enerzijds alle studentenvertegenwoordigers
van
als het
studentenoverleg op opleidings- c.q. afstudeerrichtingsniveau en alle departementale studentenvertegenwoordigers in de departementsraad, de studentenraad en de raad van bestuur van de Hogeschool zetelen en anderzijds het departementshoofd, alle opleidings- en afstudeerrichtingscoördinatoren. De voorzitter is het departementshoofd, de ondervoorzitter is een student. Beide partijen kunnen betrokkenen en technici per topic dat besproken wordt en ad hoc vragen. Elk departementaal overleg heeft een agenda, één week bij voorbaat mee te delen op de uitnodiging aan alle leden. De voorzitter beslist over de agenda. Alle leden mogen agendapunten voorstellen. Het verslag wordt bezorgd aan alle leden. De departementale participatiecommissie komt ten minste tweemaal per academiejaar samen. Deze commissie overlegt over alle departementale studentenaangelegenheden, in het bijzonder over
het aanvullend departementaal onderwijs- en examenreglement, de
departementale invulling van de
academische
kalender,
de
ombudsdienst,
de
departementale studiebegeleiding, de kwaliteitszorg op departementaal niveau en de werking van het studentenoverleg. De departementale participatiecommissie kan advies uitbrengen aan de bevoegde personen en/of organen. 3. Op hogeschoolniveau Op
interdepartementaal
participatiecommissie. Die
hogeschoolniveau
functioneert
een
studentenforum
als
bestaat uit de verkozen studentenvertegenwoordigers in de
studentenraad, de raad van bestuur van de Hogeschool en de departementsraden. De voorzitter is de
voorzitter van de studentenraad, de secretaris is de secretaris van de
studentenraad. Voor
elke vergadering is er een uitnodiging met agenda naar alle leden en
ter kennisgeving aan de
algemeen directeur, de departementshoofden en het diensthoofd
onderwijs en onderzoek. Deze laatsten beslissen individueel of hun aanwezigheid nodig is. Zij ontvangen zoals elk lid de uitnodiging enhet verslag. Het studentenforum mag ook technici ad hoc uitnodigen. De voorzitter van het studentenforum beslist over de vergaderfrequentie en de agenda. Ieder lid en de algemeen directeur, de departementshoofden en het diensthoofd onderwijs en onderzoek mogen agendapunten aanbrengen. Het interdepartementaal studentenforum 63
vergadert over de interdepartementale studenten-aangelegenheden in het algemeen, in het bijzonder over de
werking en de agendapunten van de studentenraad en de
studentenvertegenwoordiging in en de agendapunten van de raad van bestuur van de Hogeschool. Het studentenforum mag advies uitbrengen aan de bevoegde personen en/of organen.
Artikel 68 Kwaliteitszorg : gedeelde verantwoordelijkheid 1. De Hogeschool West-Vlaanderen beschouwt de studenten als haar belangrijkste klanten en participanten voor de onderwijsactiviteiten. Via de jaarlijkse studentenenquêtes en de participatiecommissies en bestuursorganen, en ander informele en formele communicatie is het belangrijk de stem van de studenten te kennen. 2. De studenten hebben recht op kwaliteitsvolle opleidingen en diensten. De kwaliteitszorg daarop is een gedeelde verantwoordelijkheid. De studenten hebben dan ook als morele plicht actief deel te nemen aan de kwaliteitszorg op de Hogeschool West-Vlaanderen. De studentenvertegenwoordigers in de participatiecommissies, overlegorganen en bestuursorganen roepen hun medestudenten op om actief deel te nemen in de kwaliteitszorg bij die activiteiten en werking van de Hogeschool West-Vlaanderen waarbij de student belanghebbende is.
64
VI. ALGEMEEN EXAMENREGLEMENT VI.1. Algemene bepalingen Artikel 69 Definities en toepasbaarheid Het examenreglement omvat de vertaling van de decretale en andere regelgeving naar de instelling. Een examenregeling regelt de praktische organisatie van de examens. Onder evaluatie worden alle activiteiten verstaan die tot doel hebben na te gaan in hoeverre de student de te verwerven competenties verworven heeft. Onder examen wordt verstaan elke evaluatie waarvan de score meegerekend wordt in het examencijfer van de module die de mate van het al dan niet slagen voor de module uitdrukt. Een deelexamen is een examen over een afgerond en welomschreven deel van de te verwerven competenties van de module. Het algemeen examenreglement is van toepassing op alle evaluaties die mede de eindscore bepalen aan de Hogeschool West-Vlaanderen, ook op semester- en vooruitgeschoven examens, al dan niet deelexamens. Belangrijk daarbij is dat de evaluaties die ressorteren onder de permanente evaluatie en op een of andere wijze verrekend worden in een uiteindelijk examencijfer eveneens onderhevig zijn aan dit algemeen examenreglement en haar departementale aanvulling.
Artikel 70 Wijzigingen Aan het algemeen examenreglement kunnen slechts wijzigingen aangebracht worden bij beslissing van de raad van bestuur.
Artikel 71 Departementale aanvullingen De departementsraden kunnen, binnen de krijtlijnen van dit algemeen examenreglement, specifieke departementale aanvullingen goedkeuren. De bedoeling van de departementale aanvullingen is te specifiëren naar de opleidingen. Deze departementale aanvullende reglementen mogen geen tegenstellingen en/of wijzigingen inhouden met dit algemeen reglement. Zo zijn wijzigingen van minima en voorwaarden creditbewijzen, geldend voor de hele Hogeschool, zoals geformuleerd in artikel 88 en 103, onmogelijk. 65
Artikel 72 Bekendmaking Het algemeen onderwijs- en examenreglement en de departementale aanvullingen zijn vanaf de inschrijving ten alle tijde raadpleegbaar op www.howest.be. Op vraag van de student overhandigt HOWEST er een papieren kopie van. Zich inschrijven aan de Hogeschool betekent dat de student zich akkoord verklaart met deze reglementen.
Het onderwijs- en
examenreglement wordt toegelicht in het begin van het academiejaar.
VI.2. Organisatie van de examens Artikel 73 Examenregeling 1. Het departementshoofd stelt, op advies van de opleidings- en afstudeerrichtingscoördinatoren, voor elk modeltraject van elke opleiding/afstudeerrichting de examenregeling op. Deze regeling omvat het rooster van de examens, de plaats en het tijdstip van het examen tijdens de 3 examenperiodes opgenomen in de academische kalender. De examenregeling omvat daarenboven per examenrooster: - per examen naam en categorie van de onderwijsactiviteit; - taak, zetel, telefoonnummer en verantwoordelijke van het examensecretariaat; - naam van de voorzitter van de examencommissie; - naam van de secretaris van de examencommissie; - taak, naam, zetel, telefoonnummer en bereikbaarheid van de ombudspersoon. 2. Het examenrooster wordt na samenspraak met de studentenvertegenwoordiging in de opleidingsparticipatiecommissie zodanig opgesteld dat, in de mate van het mogelijke, een behoorlijke spreiding van de examens over de totaliteit van een examenperiode wordt bekomen. Het definitieve examenrooster wordt goedgekeurd door de voorzitter van de examencommissie. 3. In ieder departement, en zo nodig per opleiding, wordt gedurende elke examenperiode een permanent examensecretariaat ingericht. Het examensecretariaat fungeert als centrale meldings- en informatiecel voor alle bij de examens betrokken partijen. Aan het examensecretariaat moeten door alle betrokken partijen onder meer volgende zaken onmiddellijk gemeld worden: - adreswijzigingen tijdens de examens; - wijzigingen in de examenregeling; 66
- stopzetten van de reeks van examens; - niet deelnemen aan één of meer examens; - afwezigheden door overmacht, met schriftelijk bewijs van overmacht binnen de 5 kalenderdagen, beginnend bij de examendag zelf, zoniet haalt de student voor de te behalen score van dit examendeel 0; - alle feiten die de examenregeling in het gedrang kunnen brengen of een vlot verloop van de examens kunnen verhinderen, behalve de feiten in vertrouwen aangekaart bij de ombudspersoon. Iedere melding over feiten die de examenregeling in het gedrang kunnen brengen, een vlot verloop van de examens kunnen verhinderen en/of van invloed kunnen zijn op de deliberatie moeten
opgenomen
worden
in
het
studentendossier
voor
de
deliberatie
van
de
examencommissie, ten einde ze te kunnen opnemen in de motivatie van de beslissing terug te vinden in het proces verbaal van de deliberatie. Het examensecretariaat staat tijdens de examenperiode in voor het zo vlug mogelijk, en dit zeker voor de deliberatie, informeren van de belanghebbenden over gemelde zaken
Artikel 74 Mededeling van de definitieve examenregeling Ten minste één maand vóór de aanvang van de examens wordt de definitieve examenregeling ad valvas aan de studenten bekend gemaakt. De bij het examen betrokken partijen houden zich stipt aan de definitieve examenregeling.
Artikel 75 Afwijkingen van de examenregeling Binnen eenzelfde examenperiode van eenzelfde academiejaar kan het departementshoofd, na overleg met de betrokken opleidings/afstudeerrichtingscoördinator, de betrokken examinator en eventueel de klastitularis en de ombudspersoon en mits rapportage aan de examencommissie, om gegronde redenen een student op zijn schriftelijk, gemotiveerd verzoek de toelating verlenen om voor bepaalde opleidingsonderdelen examen af te leggen buiten de vastgestelde examenregeling binnen of buiten dezelfde examenperiode en/of in een andere evaluatievorm. Overmacht ingeroepen door de student en/of de evaluator en aanvaard conform artikel 82, is een gegronde reden. Bovenstaande toelating kan enkel toegekend worden op individuele basis. Iedere verandering moet opgenomen worden in het proces-verbaal van de werkzaamheden van de examencommissie.
67
Artikel 76 Examenperiodes 1. De Hogeschool organiseert ieder academiejaar per studiejaar en per opleiding drie examenperiodes, te weten op het einde van het eerste en het tweede semester en na de zomervakantie. De tweede examenperiode eindigt uiterlijk op 7 juli.
De derde
examenperiode begint ten vroegste op de eerste werkdag na 15 augustus van het lopende academiejaar en eindigt uiterlijk op de werkdag vóór de aanvang van het nieuwe academiejaar. Deze examenperiodes worden jaarlijks vastgelegd in de academische kalender. 2. Om uitzonderlijke redenen, zoals overmacht of de geschillenregeling conform artikels 75, 82 en 114, kan een examenperiode heropend worden. Voor de eerste en tweede examenperiode is dit uiterlijk tot het begin van de derde examenperiode of een latere afhandeling van een geschillenregeling. Voor de derde examenperiode is dit uiterlijk tot 1 oktober of een latere afhandeling van een geschillenregeling. 3. Modules die in het eerste, resp. tweede semester staan geprogrammeerd, worden in het eerste, resp. tweede semester geëvalueerd, behoudens afwijkingen conform artikel 77.
Artikel 77 Aantal examenkansen 1. Een student heeft voor ieder module en partim waarvoor hij/zij ingeschreven is, recht op twee examenkansen binnen hetzelfde academiejaar. Binnen eenzelfde examenperiode kan een student slechts éénmaal geëvalueerd worden over eenzelfde module, partim of deel ervan, behalve bij overmacht of op basis van een toegelaten afwijking. Dit geldt dus ook voor deelexamens. Proefevaluaties worden als dusdanig ook aangekondigd en kunnen onder geen beding effectief deel uitmaken van examens. 2. Indien de aard van de module en/of partim niet toelaat dat tijdens hetzelfde academiejaar tweemaal wordt geëxamineerd, komt het recht van twee examenkansen tijdens hetzelfde academiejaar niet worden uitgeoefend. De studiegids geeft per module en partim aan als er geen tweede kans kan georganiseerd worden. Een student die evenwel in de eerste examenperiode een diploma kan halen, maar niet slaagde voor één of meerdere modules waarvoor de studiegids vermeldt dat er geen kans mogelijk is in de derde examenperiode, kan eventueel wel een tweede examenkans krijgen in de tweede 68
examenperiode, indien dit organisatorisch mogelijk is. De student vraagt die vooruitgeschoven tweede kans via de trajectbegeleider aan bij het departementshoofd, die uiterlijk 15 kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag een schriftelijke, gemotiveerde beslissing meedeelt. Die beslissing wordt in het studentendossier opgenomen en vermeldt op de deliberatie. 3. Het recht op twee examenkansen kan komen te vervallen indien de student laattijdig inschrijft conform artikel 18. Het studiecontract wordt dan beslist door het departementshoofd conform de procedure van artikels 16, 22, 23 en 24.
Artikel 78 Deelname aan de examens Om deel te kunnen nemen aan de (deel)examens moeten de studenten voldoen aan de volgende voorwaarden: - regelmatig ingeschreven zijn; - een administratief dossier hebben dat volledig in orde is. Permanente evaluatie die meetelt voor het examencijfer wordt gelijkgesteld met een deelexamen. Dit examenreglement is dus, ook qua aanwezigheid, deelname en frequentie, integraal van toepassing op deze permanente evaluatie, met uitzondering van de opmaak van een examenregeling conform artikel 73 en de aanwezigheidslijst conform artikel 81. Het tijdstip van organisatie van permanente evaluatie die meetelt voor het examencijfer gebeurt in overleg met de betrokken studentengroep. Vermits de stage als (een deel van) een module benoemd is, kan de gewettigde afwezigheid, de afwezigheid door overmacht of de evaluatie van de stage geen aanleiding zijn tot het niet toelaten tot andere examens. Het examensecretariaat houdt een lijst van de deelnemers aan de examens van de drie examenperiodes bij. Een student die niet geslaagd is in modules/partims in de eerste en/of tweede examenperiode wordt voor deze automatisch ook ingeschreven in de derde examenperiode, behalve wanneer hij/zij het examensecretariaat voor de aanvang van de derde examenperiode verwittigt dat hij/zij niet wil deelnemen. De departementale aanvulling op het onderwijs- en examenreglement kan een andere regeling inzake inschrijving in de derde examenperiode voorschrijven.
69
Artikel 79 Evaluatie 1. Er worden twee systemen van evaluatie onderscheiden: permanente en periodegebonden evaluatie. Onder permanente evaluatie wordt begrepen: een regelmatige evaluatie van de studieprestaties van een student tijdens de periode van onderwijs- en leeractiviteiten, zoals voorzien in de academische kalender, en die meetelt in de uiteindelijke examenscore op dezelfde module. Onder periodegebonden evaluatie wordt begrepen: een evaluatie van de studieprestaties van een student tijdens de examenperiodes, zoals voorzien in de academische kalender, met speciaal daartoe georganiseerde examens. Permanente
en periodegebonden evaluaties kunnen gecombineerd worden gebruikt. De
onderlinge verhouding in de totale evaluatie wordt in de studiegids van de opleiding uitdrukkelijk vermeld. 2. De studiegids omschrijft per examen de examenvorm(en) en de verhoudingen in het uiteindelijke examencijfer. 3. Voor het afleggen van examens door studenten die onderwijs- en andere studieactiviteiten volgen aan andere instellingen voor hoger onderwijs in binnen- en buitenland, gelden volgende principes: - de studenten leggen in principe in de Hogeschool West-Vlaanderen examens af over alle modules en/of delen ervan die volledig afgewerkt zijn vóór hun vertrek naar de andere instelling; - de studenten kiezen de opleidingsonderdelen die zij aan de gastinstelling zullen volgen in samenspraak met het opleidingsteam of de opleidingscoördinator,rekening houdend met de persoonlijke motivatie, de band met het opleidingsprogramma aan de Hogeschool West-Vlaanderen, de verplichtingen gesteld door de gastinstelling, de afspraken in het bilateraal of multilateraal contract met de betrokken gastinstelling, de “learning agreement” volgens ECTS-principes en de voorschriften van de betrokken (inter)nationale of regionale onderwijs- en/of beursinstanties; - de lijst van de te volgen en te evalueren opleidingsonderdelen die in de gastinstelling gevolgd zullen worden staat duidelijk omschreven in de “learning agreement” en wordt voor het vertrek van de student schriftelijk opgesteld en door de departementshoofden of de
departementale
internationale 70
coördinatoren
en/of
opleidings/afstudeerrichtingscoördinatoren van beide instellingen en de betrokken student
ondertekend.
Het
document
wordt toegevoegd aan
het individueel
studentendossier voor de deliberatie door de examencommissie en het opmaken van het diplomasupplement.
Het
proces-verbaal
van
de
werkzaamheden
van
de
examencommissie en de motivatie van de beslissing van de examencommisie maken melding van de afspraken met de student en de gebeurlijke overheveling van de examencijfers volgens bovenstaande ECTS-principes. - Een kopie van elke learning agreement gaat eveneens naar de centrale dienst internationalisering.
VI.3. Het verloop van de examens Artikel 80 Voorbereiding van de examens 1. Bij het begin van het academiejaar, bij latere inschrijving of bij de aanvang van de onderwijsactiviteit verschaft elke lesgever de studenten conform de studiefiche in de studiegids, gedetailleerde informatie over de doelstellingen en de inhoud van de module of partim, de systemen van evaluatie, de vorm(en) en tijdstip(pen) van de examens, de onderlinge verhouding van de verschillende delen in de totale evaluatie en of er een tweede examenkans voor georganiseerd wordt. 2. Elke lesgever en/of begeleider die ook als evaluator fungeert, legt per module of partim de leerstof waarover zal geëxamineerd worden tijdig vast in een syllabus of in aangepast studiemateriaal. Alle studiemateriaal wordt verkocht via de departementale cursusdiensten. Digitaal studiemateriaal wordt verspreid via het elektronisch leerplatform Dokeos. 3. Elke lesgever en/of begeleider schakelt in zijn onderwijs- en leeractiviteiten vragen en/of oefeningen in, die de concrete eisen weerspiegelen die op de evaluatie gesteld worden. 4. Per opleiding of afstudeerrichting wordt elk academiejaar een examenbank bijgewerkt waarin per examen typevragen en/of opdrachten ter beschikking staan van de betrokken studenten. De evaluatoren actualiseren regelmatig hun typevragen en/of opdrachten
Artikel 81 Vormen van evalueren 1. Het evalueren kan verscheidene vormen aannemen: schriftelijke, mondelinge en praktische examens. Evaluaties die op digitale wijze afgenomen worden, worden gelijkgesteld aan 71
een schriftelijke vorm van evalueren. Bij een schriftelijk (deel van een) examen tekent de student bij afgifte van het schriftelijk deel op een afgiftelijst. De evaluator(en) en/of toezichter(s) van dienst bezorgen de gecontroleerde lijst(en) aan het examensecretariaat. Elk examen kan ook georganiseerd worden als een combinatie van mondelinge, schriftelijke en praktische proeven. 2. Bij mondelinge ondervraging wordt gewerkt met een vragenreeks en ondertekent de student een aanwezigheidslijst. 3. Bij mondelinge ondervraging krijgt de student een voorbereidingstijd om het antwoord op de vra(a)g(en) schriftelijk te kunnen structureren. Die schriftelijke voorbereiding mag door de examinator bijgehouden worden.
Artikel 82 Afwezigheden tijdens de examenevaluatie door overmacht 1. Afwezigheid van de student - Indien de student door overmacht afwezig is op een examenevaluatie moet hij/zij, conform artikel 73, 3, een schriftelijk bewijs van overmacht binnen de 5 kalenderdagen aan het examensecretariaat bezorgen. - Bij bewezen overmacht wordt met de betrokken evaluator bij voorkeur tijdens dezelfde examenperiode, eventueel heropend conform artikel 75, een ander tijdstip van evaluatie afgesproken. - In geen geval kan een gewettigde afwezigheid op een examenevaluatie een reden zijn om de betrokken student toelating te weigeren tot de examens van andere modules. - Elke afwezigheid en de reden moeten vermeld staan in het proces verbaal van de examencommissie. 2. Afwezigheid van de examinator - Indien de examinator afwezig is op het tijdstip en/of de plaats zoals gesteld op het lessenrooster in geval van permanente evaluatie of de examenregeling in geval van periodegebonden evaluatie, begeeft een afvaardiging van de studenten zich na één kwartier naar het examensecretariaat. - Het examensecretariaat tracht de betrokken studenten te informeren over de wijziging die zich al dan niet aandient na contact met de betrokken examinator of na uitspraak van de voorzitter van de examencommissie.
72
Artikel 83 Onverenigbaarheid tussen student en evaluator In geval van bloed- of aanverwantschap tot en met de vierde graad tussen een evaluator en een door dezelfde evaluator te beoordelen student, verwittigt de evaluator tijdig de voorzitter van de examencommissie, die een plaatsvervanger aanduidt voor het afnemen van het examen.
Artikel 84 Onregelmatigheden tijdens examens, examentuchtbeslissingen en beroep 1. Iedere vaststelling van een onregelmatigheid, zoals plagiaat, fraude of enige andere vorm van bedrog tijdens een examen wordt door de examinator of toezichter onmiddellijk gemeld aan de betrokken student en aan de voorzitter van de examencommissie die, na raadpleging van de betrokken examinator en/of toezichter, de betrokken student, de opleidingscoördinator en/of de ombudspersoon en/of in onderstaand geval 3 de examencommissie, een beslissing neemt terzake, en deze schriftelijk gemotiveerd en gedateerd meedeelt aan de betrokken student. Mobiele telefoons en andere elektronische toestellen zijn, behalve gespecifieerd door de evaluatoren, verboden op examens en moeten dus verplicht afgegeven worden. Bij vaststelling van het tegengestelde wordt de onregelmatigheid gelijkgesteld met bedrog. 2. In afwachting van een beslissing terzake kan iedere student die verdacht wordt van onregelmatigheden zijn reeks van examens in dezelfde examenperiode verder zetten. 3. Op grond van de onregelmatige feiten kan door de voorzitter van de examencommissie, in overleg met de betrokken examinator(en) en de ombudspersoon, een nulscore voor de betrokken module aan de examencommissie voorstellen, waardoor de student mogelijks het zicht verliest op slagen en/of het verwerven van een creditbewijs voor de betreffende module, behalve bij reeds verworven creditbewijzen. De nulscore als gevolg van een onregelmatigheid tijdens een examen dient beslist te worden door de betrokken examencommissie. 4. Studenten kunnen intern in beroep gaan tegen sancties uitgesproken naar aanleiding van onregelmatigheden tijdens examens conform artikel 115. 5. Na bovenstaande interne beroepsprocedure kan de student een verzoekschrift tot beroep indienen
bij
de
Raad
van
betwistingen
inzake
studievoortgangsbeslissingen
(www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/raad) conform artikel 115.5.
Artikel 85 Openbaarheid 73
De examens zijn openbaar en worden afgenomen in de lokalen vastgelegd in de examenregeling of voor wat betreft de permanente evaluatie, in de lokalen aangeduid door het departement. Bij schriftelijke examens veronderstelt de openbaarheid dat de proeven kunnen worden ingezien door de student in aanwezigheid van de betrokken examinator en/of de opleidingscoördinator en desgewenst de ombudspersoon conform artikel 46, in de daartoe voorziene feedbackperiode. Bij digitaal afgenomen examen moet de student zijn antwoorden kunnen inzien op een print van zijn examen of op scherm. Niet aan een plaats en/of tijd gebonden evaluaties in het kader van open en afstandsonderwijs, worden beschouwd als digitaal afgenomen evaluaties.
Artikel 86 Aanwezigheid van derden 1. Iedere student en examinator heeft het recht voor ieder examen de aanwezigheid te vragen van een tweede lid behorend tot het onderwijzend personeel, maar behorend tot een andere examencommissie, of van de ombudspersoon. De student en/of examinator richt dit verzoek schriftelijk tot de voorzitter van de examencommissie minstens 7 kalenderdagen voor de aanvang
van het studieverlof gekoppeld aan de examenperiode. De
gevraagde derde is
louter toehoorder en kan onder geen beding betrokken worden bij de beoordeling. 2. Examinatoren kunnen tevens externen uitnodigen om deel uit te maken van een beoordelingsjury. De externen moeten op een of andere manier betrokken zijn bij de geëxamineerde module/partim, maar mogen niet verwant zijn aan de student tot
de
4de
graad. Deze externen kunnen betrokken worden bij de beoordeling van de module/partim, maar maken geen deel uit van de examencommissie.
VI.4. Studievoortgang op grond van examens Artikel 87 Vaststelling van het examencijfer Individuele examinatoren en examencommissies treden bij het vaststellen van examenresultaten op onder de verantwoordelijkheid van het instellingsbestuur. De definitieve vaststelling van het examencijfer gebeurt door de examencommissie.
Artikel 88 Beoordeling in een examencijfer 74
De beoordeling van de leerprestaties wordt uitgedrukt in één examencijfer. Dit examencijfer wordt uitgedrukt op een totaal van twintig punten en geeft de beheersingsgraad van de te verwerven competenties aan. Het examencijfer wordt steeds uitgedrukt in een geheel getal. Dit geldt eveneens voor alle deelen/of semesterexamens. De beoordeling wordt door de evaluatoren op die wijze tijdig volgens de departementale afspraken aan het examensecretariaat doorgegeven. Afhankelijk van het opleidingsprogramma worden examencijfers doorgegeven per kleinste eenheid, zijnde het partim of de module indien er geen onderliggende partims zijn. Het examencijfer per module of partim drukt de beheersingsgraad van de beoogde competentie(s) op een totaal van 20 uit volgens onderstaande, kwalitatieve schaal: competentiebeheersing
Examencijfer
De student beheerst de competentie(s) in
16 +
een uitzonderlijk hoge mate 14 – 15
De student beheerst de competentie(s) dermate dat hij/zij zich onderscheidt
12 – 13
De student beheerst ruim en vlot de competentie(s) De
student
heeft
de
10 – 11
competentie(s)
verworven in een mate die hem/haar in staat stelt voldoende te functioneren en/of verder te studeren 7–9
De student heeft de competenties nog niet in een voldoende mate verworven om te functioneren en/of verder te studeren
0–6
De student heeft de competenties helemaal niet in voldoende mate verworven
Het examencijfer van studenten met diplomacontracten en/of examencontracten is slechts definitief na de deliberatie door de examencommissie. De examencommissie delibereert zowel in de module als over de modules heen. Het uiteindelijke examencijfer op het niveau van module is niet noodzakelijk de rekenkundige, gewogen som van de cijfers op partim- of deelniveau. Bij afwijking van die rekenkundige, gewogen som stelt het moduleteam via haar voorzitter een cijfer 75
en een motivatie voor.
Artikel 89 Creditbewijs Een student behaalt een creditbewijs voor elke module waarvoor hij/zij ten minste 10 op 20 behaalt. Dit betekent dat de student de beoogde competentie(s) van de module verworven heeft in een mate die hem/haar in staat stelt op zijn minst voldoende te functioneren en/of verder te studeren. Deze cijfers worden definitief gegeven door: 1° de individuele examinator(en) bij een creditcontract, of 2° de examencommissie in alle andere contractuele verbanden. Een creditbewijs blijft onbeperkt geldig binnen de betrokken opleiding aan de instelling waar dit werd behaald. Conform artikel 42 is het creditbewijs tevens grond voor het geven van vrijstellingen. Een actualiseringsprogramma kan slechts worden opgelegd wanneer ten minste 5 kalenderjaren verstreken zijn sedert het behalen van het creditbewijs. De termijn van 5 kalenderjaren wordt berekend vanaf de eerste dag van de maand oktober die volgt op de maand waarin het creditbewijs werd behaald. Creditbewijzen worden aan de Hogeschool West-Vlaanderen enkel behaald zonder een bepaalde graad van verdienste.
VI.5. De examencommissie Artikel 90 Verantwoordelijkheid Individuele examinatoren en examencommissies treden bij het vaststellen van examenresultaten op onder de verantwoordelijkheid van het instellingsbestuur. De individuele examinatoren zijn verantwoordelijk voor het correct kwalitatief beoordelen, kwantitatief berekenen en doorgeven van de juiste examencijfers aan de modulevoorzitter en/of het examensecretariaat conform dit examenreglement.
76
Het departementshoofd is verantwoordelijk voor een deontologisch juist en correct verloop van de deliberatie, de beraadslaging en de beslissing door de onder zijn/haar voorzitterschap georganiseerde examencommissies conform dit examenreglement.
Artikel 91 Soorten examencommissies Aan de Hogeschool West-Vlaanderen worden volgende examencommissies ingesteld en onderscheiden : - de examencommissie voor het eerste academiejaar van een bacheloropleiding voor de studenten die zich inschreven voor modules uit de eerste schijf van deze bacheloropleiding; - de examencommissie per academiejaar volgend op het eerste academiejaar van een bachelor- of masteropleiding, een bachelor-na-bachelor- of master-na-masteropleiding of een voorbereidings- of schakelprogramma; - de examencommissie voor het geheel van de opleiding, in functie van de deliberatie met het oog op de toekenning van een graad of diploma en de graad van verdienste, hierna “diplomaexamencommissie” genoemd. Alle examencommissies beraadslagen en beslissen slechts over studenten met een diplomacontract of een examencontract.
Artikel 92 Bevoegdheden examencommissie eerste academiejaar De examencommissie voor het eerste academiejaar van een bacheloropleiding voor de studenten die zich inschreven voor modules uit de eerste schijf van deze bacheloropleiding heeft volgende bevoegdheden: - het definitief vaststellen van de examencijfers van de modules en partims waarvoor de student dit academiejaar ingeschreven is; - het geslaagd verklaren voor modules en partims waarvoor de student dit academiejaar ingeschreven is, rekening houdend met de beheersingsgraad van de te verwerven competenties en de evolutie in en over de modules; - het bepalen van de modules en/of partims die hernomen moeten worden met het oog op het later behalen van een creditbewijs en/of diploma; - het uitbrengen van een niet-bindend studieadvies op grond van de examenresultaten conform artikel 43.
Artikel 93 Bevoegdheden examencommissie per academiejaar volgend op het eerste 77
academiejaar De examencommissie per academiejaar volgend op het eerste academiejaar heeft volgende bevoegdheden: - het definitief vaststellen van de examencijfers van de modules/opleidingsonderdelen en partims waarvoor de student dit academiejaar ingeschreven is; - het geslaagd verklaren voor modules en partims waarvoor de student dit academiejaar ingeschreven is, rekening houdend met de beheersingsgraad van de te verwerven competenties en de evolutie in en over de modules; - het bepalen van de modules en/of partims die hernomen moeten worden met het oog op het later behalen van een creditbewijs en/of diploma; - het uitbrengen van een niet-bindend studieadvies op grond van de examenresultaten; - het
uitbrengen
van
een
bindend
studieadvies
in
het
kader
van
de
studievoortgangsbewaking conform artikel 43. Artikel 94 Bevoegdheden diplomaexamencommissie De diplomaexamencommissie volgt onmiddellijk na de examencommissie over hetzelfde academiejaar waarin de student volgens de studievoortgang de laatste modules en/of partims volgde in het geheel van de opleiding. De diplomaexamencommissie wordt ook georganiseerd bij voorinschrijving van personen met het oog op het behalen van een diploma of graad op grond van bekwaamheidsbewijs(zen). De diplomaexamencommissie heeft volgende bevoegdheden: - het verklaren dat de student al dan niet geslaagd is voor het geheel van de opleiding op grond van het feit dat alle examens geleid hebben tot een creditbewijs of de examencommissie op gemotiveerde wijze van oordeel is dat de doelstellingen van het opleidingsprogramma globaal verwezenlijkt zijn; - het bepalen van de modules en/of partims die desgevallend moeten hernomen worden met het oog op het behalen van een diploma; - het vaststellen van de graad van verdienste waarmee het diploma wordt toegekend. Het feit dat een student of een persoon geregistreerd met het oog op het rechtstreeks behalen van een diploma of graad globaal geslaagd wordt verklaard, betekent niet dat hij/zij in aanmerking komt voor een creditbewijs voor die modules/opleidingsonderdelen waarvoor hij/zij niet is geslaagd. 78
Indien de diplomaexamencommissie niet overgaat tot het uitreiken van het betrokken diploma, doch het volgen van bijkomende modules en/of partims voorschrijft, geldt een bijzondere motiveringsplicht. De diplomaexamencommissie dient in dit geval een substantieel verschil aan te tonen tussen de door het bewijs of bewijzen van bekwaamheid gevalideerde competenties en de in de Hogeschool West-Vlaanderen gehanteerde eindcompetenties voor de opleiding.
Artikel 95 Definitieve vaststelling van de examencijfers De examencommissie delibereert en beslist over de examencijfers van alle modules en partims die de student hetzelfde academiejaar volgde op basis van de beheersingsgraad van de te verwerven competenties in en over de modules, uitgedrukt in de voorlopige examencijfers en het geheel van de cijfers. Het examencijfer op het niveau van de module en partim is de kwantitatieve uitdrukking van de beheersingsgraad van de beoogde competenties. Voor de studenten die, conform artikel 59 en 60, aan een gastinstelling voor hoger onderwijs in binnen- en/of buitenland onderwijs- en/of leeractiviteiten gevolgd hebben spreekt de examencommissie zich uit over de resultaten van de lijst van geëvalueerde onderwijs- en studieactiviteiten aan de gastinstelling, opgesteld conform de bepalingen in artikel 59 en 60. Een eventuele aanpassing van de resultaten gebeurt op basis van de ECTS-principes (“grading scales”) en de bepalingen opgenomen in de bilaterale en/of multilaterale contracten en/of “learning agreement” met de gastinstelling. Een student wordt voor een module c.q. partim geslaagd verklaard vanaf 10 op 20. Een student kan per module gedelibereerd en dus geslaagd verklaard worden indien hij/zij de te verwerven competenties in die mate verworven heeft dat hij/zij in staat is voldoende te functioneren en/of verder te studeren. Conform artikel 42 krijgt de student in dit geval een overdracht op het niveau van module/partim. Indien de deliberatie zich enkel bevindt op partimniveau kan de student geen creditbewijs behalen. De gemotiveerde beslissing van de examencomissie wordt opgenomen in het proces-verbaal van de werkzaamheden van de examencommissie.
Artikel 96 Criteria bij het bepalen van de graad van verdienste van het diploma De principiële niveaus die de diplomaexamencommissies hanteren bij het bepalen van het de graad van verdienste waarmee het diploma wordt toegekend, zijn gebaseerd op het percentage 79
dat de student haalde in de modules/opleidingsonderdelen van de laatste 60 studiepunten vòòr de registratie in de diplomaexamencommissie. Indien de student voor minder dan 60 studiepunten aan HOWEST geëvalueerd werd door de diploma-examencommissie, bereidt de trajectbegeleider de berekening voor op basis van de scores aan de andere instelling(en) vergelijkbaar met die modules van het modeltraject van de laatste 60 studiepunten aan HOWEST. Het
percentage
wordt
berekend
op
de
gewogen
som
van
alle
betrokken
modules/opleidingsonderdelen, gewogen volgens de wegingscoëfficiënt gelijk aan het aantal studiepunten van de module. De principiële niveaus zijn de volgende : - diploma met de grootste onderscheiding vanaf 85%; - diploma met grote onderscheiding vanaf 80%; - diploma met onderscheiding vanaf 70%; - diploma op voldoende wijze vanaf 50%; De voor het geheel van de opleiding geslaagde student krijgt automatisch bovenstaande vermeldingen op het diploma. Indien de voor het geheel van de opleiding geslaagde student de bovenstaande percentages niet haalt, kan de examencommissie over de toe te kennen vermelding beslissen.
Artikel 97 Registratie bij de examencommissie Een student die ingeschreven is met een diplomacontract en/of een examencontract wordt geacht automatisch geregistreerd te zijn voor de betrokken examencommissie(s) via de studentenadministratie. De registratie van die studenten is inbegrepen in het studiegeld. Een student die via EVC en/of EVK over (een) (bekwaamheids)bewij(s)zen beschikt waarvan hij/zij meent dat het(zij) alle competenties van het geheel van een opleiding dek(t)(ken), meldt zich bij de diplomaexamencommissie via een gemotiveerd schrijven aan de voorzitter van de betrokken diplomaexamencommissie vergezeld van alle creditbewijzen, bekwaamheidsbewijzen en alle mogelijke andere bewijsstukken via de trajectbegeleider uiterlijk eind december resp. eind mei voor de diplomaexamencommissies van de eerste resp. tweede examenperiode of uiterlijk op de eerste dag van de derde examenperiode voor de diplomaexamencommissie van de derde examenperiode. De datum van afgifte of de poststempel geldt als datum. Het dossier bij de registratie wordt samengesteld en voorbereid door de trajectbegeleider in samenspraak 80
met de geregistreerde, de voorzitter van de betrokken diplomaexamencommissie en de betrokken opleidingscoördinator.
Artikel 98 Frequentie van de examencommissies Alle soorten examencommissies komen in principe tweemaal per academiejaar samen, nl. na de tweede en de derde examenperiode. De examencommissie per academiejaar volgend op het eerste academiejaar, eventueel gevolgd door de diplomaexamencommissie van dezelfde opleiding, komt indien nodig ook samen na de eerste semester van het academiejaar om zich uit te spreken over de examencijfers van of het al dan niet geslaagd zijn voor de laatste modules en partims van de opleiding resp. over het al dan niet behalen van een diploma en over de graad van verdienste door die studenten of personen die zich voor deze examencommissie registreren en die gedurende het eerste semester de volledige opleiding beëindigd kunnen hebben.
Artikel 99 Aanstelling van de examencommissie Vóór 1 mei stelt de departementsraad per opleiding alle examencommissies aan. De examencommissie per academiejaar volgend op het eerste academiejaar en eventuele de aansluitende diplomaexamencommissie van dezelfde opleiding, zoals bedoeld in artikel 94 en 95, worden aangesteld voor eind januari van hetzelfde academiejaar.
Artikel 100 Samenstelling van de examencommissie 1. Het departementshoofd is voorzitter van de examencommissies van het desbetreffende departement en als dusdanig lid van de examencommissie. 2. De examencommissie bestaat verder uit alle examinatoren zoals hierna omschreven in 3 en 4, indien zij geen bloed- of aanverwantschap tot en met de vierde graad met de student hebben. 3. De statutair aangestelde leden van het onderwijzend personeel voor (een) welbepaald(e) module(s) en partim(s) per academiejaar zijn de examinatoren. Zij kunnen zich voor kleinere delen dan de module laten bijstaan door derden, al of niet behorend tot het onderwijzend personeel, maar zij blijven verantwoordelijk voor het examen. Deze examinatoren zijn lid van de
examencommissie
van
dat
academiejaar.
Gastprofessoren
examencommissie indien zij ook een examen hebben afgenomen. 81
zijn
lid
van
de
4. Het departementshoofd stelt per examencommissie een secretaris aan. De secretaris kan een lid zijn van het onderwijzend personeel of het administratief personeel. 5. Bij
examens
van
een
departementsoverschrijdende
opleiding
die
samenwerking
onderwerp bestaat
de
zijn
van
instellings-
examencommissie
uit
of alle
examinatoren uit betrokken opleiding en omschrijft het gezamenlijk onderwijs- en/of examenreglement wie voorzitter is van de examencommissie, behalve indien anders in een betreffende samenwerkingsovereenkomst goedgekeurd. Het desbetreffend onderwijs-
en/of
examenreglement wordt door de bevoegde bestuursorganen van alle samenwerkende partners goedgekeurd. 6. De leden van een diplomaexamencommissie zijn alle examinatoren van de Hogeschool die het laatste traject van 60 studiepunten de betrokken student geëxamineerd hebben, ook indien een student zich laat registreren bij de diplomaexamencommissie die hetzelfde academiejaar minder dan 60 studiepunten aan de Hogeschool West-Vlaanderen gevolgd heeft en daarover geëxamineerd werd of een persoon die geen modules en/of partims gevolgd heeft.
Artikel 101
Vervanging van leden
In geval van bloed- of aanverwantschap tot en met de vierde graad tussen een lid van de examencommissie en een door dezelfde commissie te beoordelen student, verwittigt het lid tijdig de voorzitter van de examencommissie, die een plaatsvervanger aanduidt. Indien de onverenigbaarheid zich, conform artikel 83, ook voordeed op het vlak van de evaluatie is de plaatsvervanger in de examencommissie de plaatsvervangende evaluator.
Artikel 102
Aanwezigheid leden examencommissie
1. De leden van de examencommissie hebben de plicht de beraadslaging bij te wonen en de aanwezigheidslijst te ondertekenen. 2. Een lid kan enkel door overmacht wettig verhinderd zijn om de beraadslaging bij te wonen. Hij/zij meldt dit onverwijld aan de voorzitter van de examencommissie. 3. Wie geen lid is van de examencommissie kan niet deelnemen aan de beraadslaging van die examencommissie, met uitzondering van de trajectbegeleider en de ombudspersoon. 4. De trajectbegeleider van de opleiding neemt deel aan de beraadslaging van de examencommissies van de opleiding zonder stemrecht.
82
5. De departementale ombudspersoon kan, op uitnodiging van de examencommissie, haar voorzitter of zichzelf, aan de beraadslagingen van de examencommissies deelnemen zonder stemrecht. 6. Het departementshoofd beslist welke examencommissies samen vergaderen. Alle leden van die examencommissies kunnen die vergaderingen bijwonen, onverminderd het bepaalde onder artikel 100 en 101 van deze examenregeling.
Artikel 103 Stemgerechtigden Stemgerechtigd zijn enkel de leden van de examencommissie zoals omschreven in artikels 100 en 101. Elk stemgerechtigd lid van de examencommissie heeft slechts één stem, ongeacht het aantal modules en/of partims dat hij/zij geëxamineerd heeft. Indien het examencijfer van een module een som is van delen die door verschillende evaluatoren gegeven en geëxamineerd zijn, zijn zij allen lid van de examencommissie.
Artikel 104 De beraadslaging van de examencommissie De examencommissie beraadslaagt gezamenlijk en beslist bij consensus. Tenzij een lid van de examencommissie en/of de ombudspersoon een stemming vraagt, wordt het voorstel van de voorzitter als een consensus aanvaard. De examencommissie beraadslaagt gezamenlijk en beslist op dezelfde manier over de studenten die overmacht inroepen bij het onderbreken van een examenreeks en/of over de studenten bij wie zich onregelmatigheden hebben voorgedaan, zoals bepaald in artikels 79 en 80. De beraadslagingen van de examencommissie zijn geheim. Het proces-verbaal met de motivaties van de examencijfers per student zijn evenwel openbaar, conform artikel 107.
Artikel 105 Regels bij het stemmen in de examencommissie Bij stemmingen beslist de examencommissie autonoom bij gewone meerderheid van de stemmen. Onthoudingen en ongeldige stemmen worden niet in aanmerking genomen. Bij staking van stemmen beslist de voorzitter. De stemming gebeurt bij handopsteking, tenzij expliciet anders gevraagd.
83
Artikel 106 Het proces-verbaal van de beslissingen van de examencommissie De beslissingen van de examencommissie worden opgenomen in een proces-verbaal, waarin op uitdrukkelijke wijze melding wordt gemaakt van zowel de reglementaire als de feitelijke redenen waarop de beslissingen per student zijn gesteund. In dit document wordt per student en per beslissing op zijn minst op module/opleidingsniveau uitdrukkelijk gemotiveerd. Deze motivatie wordt voorbereid door het moduleteam. De motivatie verwijst naar de beheersingsgraad van de te verwerven competenties, conform artikel 88, en verwijst naar elk bestaande tussentijdse schriftelijke neerslag waarin de studievoortgang becommentarieerd wordt en die door de student ter kennisname ondertekend is, conform artikel 42, 2. In dit document wordt tevens minstens opgenomen de verwijzing naar: de aanwezigheidslijst, de vrijstellingen, de examencijfers, de afwezigheden van de student tijdens de examens, de studievoortgangsbeslissingen, de onregelmatigheden tijdens de examens en de gemotiveerde examentuchtbeslissingen, de schriftelijke verzoeken van de student en de motivaties van afwijkingen op de algemene principes, het verschil tussen de eindcompetenties van de opleiding en de competenties van een persoon geregistreerd met het oog op het rechtstreeks behalen van het betrokken diploma gevalideerd door het bewijs of de bewijzen van bekwaamheid.
Artikel 107 Openbaarheid van bestuur en motivering De openbaarheid van de beslissingen van de examencommissie en de motiveringsplicht worden gewaarborgd door de bekendmaking van de examenresultaten via het rapport, het recht op bespreking, de proclamatie bij diplomaexamencommissie en de mogelijkheid het proces verbaal op te vragen bij intentie tot beroep, conform artikel 115.
Artikel 108 Proclamatie Na de beraadslaging proclameert de voorzitter van de diplomaexamencommissie of zijn afgevaardigde in een openbare zitting binnen de 7 kalenderdagen volgend op de beraadslaging en beslissingen van de examencommissie.
Artikel 109 Bekendmaking van de examenresultaten De bekendmaking van de examenresultaten gebeurt minimaal via een door de voorzitter van de 84
examencommissie ondertekend en gestempeld rapport binnen de 7 kalenderdagen na de beraadslaging door de betrokken examencommissie door het uitdelen van rapporten. Het rapport bevat minimaal volgende gegevens: - de studiepunten per module en de onderliggende partims. - de namen van de modules/opleidingsonderdelen en de onderliggende partims; - het examencijfer op 20 per module en partim, behalve indien gedelibereerd zonder creditbewijs, dan wordt het examencijfer gemaskeerd door “GD” - uitleg van de codes; - het bindend studieadvies indien van toepassing.
Artikel 110 Recht op kennis van de examencijfers De examencijfers worden op het einde van de eerste semester van het academiejaar niet medegedeeld. Wel worden de examenresultaten door de betrokken lesgevers of examinatoren of een verantwoordelijk lid van het opleidings/afstudeerrichtingsteam voor de feedbackperiode gegeven aan de hand van volgende lettercodes: A: 14 of meer; B: 12 – 13; C: 10 – 11; D: 7 – 9; E: 0 – 6. De definitieve examencijfers worden meegedeeld na de deliberatie.
Artikel 111 Recht op feedback Over alle evaluaties van gehele modules en partims, heeft de geëvalueerde student recht op feedback binnen een organisatorisch aannemelijke periode na de examenperiodes. Wat de tweede en derde examenperiode betreft is dit na beraadslaging door de examencommissie. Bij modules die intensieve opvolging in het kader van studievoortgangsbewaking veronderstellen, gebeurt dit tijdens de betrokken onderwijsactiviteiten zelf. Bij permanente evaluatie gebeurt dit zo kort mogelijk na de betreffende evaluatie. In de feedbackperiode voorzien in de academische kalender wordt door het departement een bespreking van de (deel)examenresultaten georganiseerd op een organisatorisch aannemelijk 85
tijdstip na elke examenperiode. De betrokken lesgevers en/of examinatoren of een verantwoordelijk
lid
van
het
opleidings/afstudeerrichtingsteam,
allen
leden
van
de
examencommissie, staan dan ter beschikking van de studenten om de evaluaties individueel te bespreken. Het is de bedoeling dat hierbij aan de student aanwijzingen verstrekt worden om zijn leerprestaties te verbeteren en/of bij te sturen. In het kader van de bespreking van de examenresultaten hebben de studenten het recht inzage te krijgen in hun kopij. Dit gebeurt echter steeds in aanwezigheid van de betrokken lesgever en/of de examinator en/of, zeker bij afwezigheid van de betrokken examinator, de opleidings/afstudeerrichtingscoördinator, en eventueel de ombudspersoon op vraag van de student. Kopijen van schriftelijke examens worden op het departement minstens 1 jaar na de proclamatie bewaard. Een representatief deel van de kopijen van de geslaagde studenten wordt 9 jaar op het departement bewaard omwille van de visitatie en accreditatie.
Artikel 112 Verzaken aan examencijfers De student kan enkel verzaken aan examencijfers van modules en/of partims vastgesteld door de examencommissies na de tweede examenperiode. Bij dergelijke verzaking komt het cijfer volledig te vervallen en zal dus enkel het cijfer behaald in de derde examenperiode gelden. De student kan niet verzaken aan examencijfers van geslaagde modules waarbij een creditbewijs behaald wordt.
VI.6 . Regeling van geschillen over de examencommissies Artikel 113 Geschillenregeling vóór de beraadslaging Wanneer een correct verloop van de examens in het gedrang wordt of werd gebracht door ernstige onregelmatigheden of door conflicten tussen examinatoren en studenten, brengen de betrokkenen of de ombudspersoon de voorzitter van de examencommissie onverwijld op de hoogte. Het departementshoofd bemiddelt en neemt maatregelen om een correct verloop van de examens of de beraadslaging te waarborgen. 86
Artikel 114 Geschillenregeling na de beraadslaging 1. Materiële vergissingen of onregelmatigheden die niet van die aard zijn dat ze de beslissing van de examencommissie zouden kunnen beïnvloed hebben, moeten door de examinator, de student en/of de ombudspersoon onverwijld aan de voorzitter van de examencommissie gemeld worden. De voorzitter van de examencommissie neemt onmiddellijk de nodige maatregelen om deze materiële vergissingen of onregelmatigheden te herstellen. Deze herstellingen worden door de voorzitter van de examencommissie onmiddellijk bij het procesverbaal gevoegd en aan de opleidingscoördinator, de trajectbegeleider, de betrokken lesgever(s) en/of examinator(en) en de student gemeld. 2. Materiële vergissingen die examenbeslissingen zo kunnen aangetast hebben dat ze aanleiding zijn tot mogelijke herziening van deze examenbeslissing moeten vastgesteld worden binnen een vervaltermijn van 3 kalenderdagen na de datum van de feedback. Zowel de student als de examinator en/of de ombudspersoon kan dit melden aan de voorzitter van de examencommissie die onverwijld de passende maatregelen treft. 3. Materiële vergissingen of onregelmatigheden, die van die aard zijn dat zij een of meerdere beslissingen van de examencommissie zouden kunnen beïnvloeden of die de geldigheid van een door de examencommissie genomen beslissing(en) in het gedrang kunnen brengen, leiden tot het heropenen van de examenperiode voor de betrokken student. De voorzitter van de examencommissie roept daartoe de examencommissie samen in een bijzondere zitting, binnen de 7 kalenderdagen volgend op de feedback en voor het begin van de volgende examenperiode. De examencommissie kan de oorspronkelijke beslissing op gemotiveerde wijze bevestigen of herzien. De examencommissie, bijeen in bijzondere zitting, beraadslaagt geldig indien ten minste de betrokken examinator(en) en een ander lid van de examencommissie aanwezig is , behoudens gevallen van overmacht.
Artikel 115 Beroep 1. Mogelijkheden van beroep: De student die oordeelt dat aan zijn/haar recht geschonden is door een ongunstige - examenbeslissing; 87
- examentuchtbeslissing; - beslissing inzake aanvraag tot vrijstelling; - beslissing inzake het volgen van een voorbereidings- en/of schakelprogramma; - beslissing inzake het opleggen van bindende voorwaarden of een weigering tot inschrijving; kan intern beroep instellen bij de Interne Beroepscommissie. 2. De student dient het door hem/haar of zijn/haar raadsman gedagtekend en ondertekend beroepsschrift, dat ten minste zijn identiteit, de bestreden beslissing en een feitelijke omschrijving van de ingeroepen bezwaren bevat, per aangetekend schrijven in bij de algemeen directeur binnen de vervaltermijn van vijf kalenderdagen. Terzelfdertijd wordt door de student de elektronische versie van deze brief via e-mail verstuurd naar de betrokken voorzitter van de examencommissie en de ombudspersoon van de opleiding. Als datum van het beroep geldt de datum van postmerk. Wanneer het verzoekschrift uitgaat van de raadsman van de student wordt het –op straffe van niet-ontvankelijkheid– vergezeld van de volmacht door de student aan die raadsman. 3. Het intern beroep wordt behandeld door de Interne Beroepscommissie. Deze bestaat uit de algemeen directeur, zijn adviseur op de centrale diensten en het diensthoofd onderwijs en onderzoek. De Interne Beroepscommissie kan slechts geldig beraadslagen als twee derden van de leden aanwezig zijn. Ieder lid beschikt over één stem. Bij staking van stemmen beslist de voorzitter. De commissie kan beslissen de student en/of zijn raadsman te horen alsook de andere betrokken partij(en). 4. De Interne Beroepscommissie behandelt het intern beroep. - Zij beslist tot de gemotiveerde afwijzing van het beroep op grond van de onontvankelijkheid ervan; of - Zij beslist hetzij tot het gemotiveerd bevestigen of herzien van de door het intern beroep bestreden beslissing. Haar beslissing wordt aan de student en, in voorkomend geval, ook aan zijn raadsman ter kennis gebracht binnen een termijn van vijftien kalenderdagen, die ingaat op de dag na deze waarop het beroep werd ingesteld. 5. Na uitputting van het intern beroep kan de student nog extern beroep aantekenen bij de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen, opgericht bij het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, zoals bepaald in het Decreet betreffende de rechtspositieregeling van de student (www.ond.vlaanderen/hogeronderwijs/raad. 88
VII.7. Faciliteiten voor studenten Artikel 116 Faciliteiten voor studenten 1. In het kader van het diversiteitsbeleid van HOWEST kunnen studenten onderwijs- en/of examenfaciliteiten aanvragen. Volgende categorieën studenten kunnen dergelijke, structurele faciliteiten aanvragen: - Personen met een beperking, al dan niet een functiebeperking erkend door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap; - Topsporters; - Beoefenaars van de kunsten; - Studenten met een mandaat in een bestuurs- of adviesorgaan van de Hogeschool WestVlaanderen of de Associatie Universiteit Gent; - Studenten met een politiek mandaat; - Studenten in uitzonderlijke sociale of individuele omstandigheden. De faciliteiten kunnen betrekking hebben op het onderwijs en/of de examens. Faciliteiten inzake het onderwijs kunnen o.a. betrekking hebben op het volgen van les, het studiemateriaal, taken, opdrachten, de bachelorproef, masterproef en stages, kortom het gehele studietraject en studieprogramma. Faciliteiten inzake examens kunnen betrekking hebben op de vorm, het verplaatsen van examens, het spreiden van examens, het afleggen ervan buiten de examenperiodes enz. 2.
Faciliteiten
moeten
schriftelijk
aangevraagd
worden.
Alle
informatie
over
de
aanvraagprocedure, de onderbouw en de mogelijke faciliteiten is terug te vinden in de “Wegwijzer aanvraag faciliteiten voor studenten”, die gratis ter beschikking is voor alle studenten op www.howest.be, de studentensecretariaten, de studiebegeleiding en SOVOWES. Het departementshoofd geeft schriftelijk uitsluitsel over het al dan niet toekennen van de faciliteiten. 3. De toekenning van faciliteiten kan enkel indien de student voldoet aan de voorwaarden, en dus op basis van het voorleggen van attesten die de specifieke omstandigheden die aanleiding geven tot de aanvraag bewijzen. Alle informatie in verband met de nodige attesten is terug te vinden in de “Wegwijzer aanvraag faciliteiten voor studenten”..
Artikel 117 Gewettigde langdurige afwezigheid wegens ziekte Plotse, en dus onvoorziene, en/of langdurige ziekte kan aanleiding zijn tot de procedures van 89
afwijking en/of overmacht zoals omschreven in artikels 75 en 82.
90
VII. SLOTBEPALINGEN Artikel 118 Slotbepalingen Alle aangelegenheden die niet in dit onderwijs- en examenreglement zijn opgenomen en die de hele Hogeschool aanbelangen, worden geregeld door aanvullende reglementen van het hogeschoolbestuur. Alle aangelegenheden die niet in dit onderwijs- en examenreglement zijn opgenomen en die één departement
aanbelangen,
worden
geregeld
door
aanvullende
reglementen
van
de
departementsraad. Aangelegenheden die niet in dit onderwijs- en examenreglement zijn opgenomen en die opleidingen aanbelangen die aan verschillende departementen aangeboden worden, worden geregeld door gelijke aanvullende reglementen van alle betrokken departementsraden. Aanvullende, departementale reglementen mogen geen tegenstellingen en/of wijzigingen inhouden met dit algemene onderwijs- en examenreglement
91