____________________________________________________________________________________________________________________________________________
Inleiding
Heden ten dage is men van mening dat de op de stereotype kerngezin gebaseerde massawoningbouw niet langer voldoet aan de huidige behoeften. Allereerst is er niet langer sprake van een kerngezin. Jonge mensen wonen langer alleen, ze nemen langer de tijd om een koppel te vormen en kinderen te nemen. Een groot percentage van de woningen in de grote steden wordt bewoond door mensen die alleen wonen. Het geboortecijfer daalt, de levensverwachting stijgt en steeds meer gezinnen splitsen op. Deze ontwikkelingen brengen allerlei sociale groepen voort die voordien nog niet bestonden. Bovendien sluit de massawoningbouw niet langer aan bij de complexiteit van de stedelijke realiteit, die onder andere gekarakteriseerd wordt door de voortdurende instroom van nieuwe bevolking en de voortschrijdende ontwikkelingen op het gebied van informatie- en communicatiestructuren, welke kenmerkend zijn voor de globalisering. In deze huidige maatschappij is er sprake van een dusdanige dynamische ontwikkeling, dat de architectuur niets meer kan doen dan slechts reageren op de vernieuwingen zonder deze te kunnen inhalen. Als reactie op de gestandaardiseerde massawoningbouw wordt individualisering nu gezien als de veranderende impuls van de tweede moderniteit. Individualisering moet hier gezien worden als de mogelijkheid om voor iedereen een identiteitsgerelateerde ruimte te produceren. Er is aldus behoefte aan een woningbouw ontworpen vanuit het gezichtspunt van diversiteit en individualiteit eerder dan vanuit homogeniteit en collectiviteit. Er zijn verschillende oplossing voor het vraagstuk van diversiteit. De meest traditionele oplossing is grootte, vanuit dit oogpunt valt het succes van de historische woningbouw te verklaren, als gevolg van de effecten van de grondprijzen op de kosten van de woningbouw is dit heden ten dage geen oplossing meer. De meest effectieve oplossing is flexibiliteit. Flexibiliteit is het vermogen om de ruimtelijke structuur aan te passen aan nieuwe of veranderende omstandigheden. Het hoge tempo van ontwikkelingen leren ons dat voorspellingen weinig trefzeker zijn. In deze context is het wellicht verstandiger om planning te richten op het onvoorspelbare: geen ad-hoc oplossingen maar veranderbaarheid. In de toekomst moeten we geen speciale woningen voor bejaarden, jongeren, invaliden, alleenstaanden, thuiswerkers, etc. Meer bouwen, maar voor een specifieke doelgroep met specifieke problemen, specifieke oplossingen kunnen bieden. De huidige woningvoorraad biedt alleen algemene oplossingen voor een gemiddeld huishouden. Open Bouwen houdt zich bezig met het vraagstuk hoe de tendens tot individualisering zich nu in verband laat brengen met efficiënte productie van woningen en hoe geschikte methoden en technieken ontwikkeld kunnen worden om de verandering beheerst te laten plaatsvinden. In de visie van het Open Bouwen moet deze problematiek opgelost worden door de introductie van een aantal beslissingsniveaus, ‘ontkoppeling’ genoemd. In eerste instantie zijn er twee niveaus te onderscheiden: de drager, het relatief vaste gedeelte van de woning waarover de gemeenschap beslist, en de inbouw, het relatief variabele gedeelte
van de woning waarover het huishouden of het individu beslist. Door aan te geven wat per besluitvormingsniveau vast en wat variabel is kunnen in een complex bouwproces beslissingen genomen worden die mogelijkheden tot veranderingen en aanpassingen open houden. Ontwerpen zou niet meer gericht moeten zijn op kant-en-klare ‘take it or leave it’ woningen, maar op dragende structuren die al naar gelang de behoefte van de bewoner afgebouwd, veranderd of uitgebreid kunnen worden. Deze aanpak kan aansluiten op de verschuiving van projectgebonden ontwerpoplossingen naar de ontwikkeling van projectonafhankelijke producten voor de afbouw van woningen. Tegen de achtergrond van vrije indeelbaarheid blijkt de installatieproblematiek een steeds belangrijkere rol te spelen. Dat is ook de reden dat Open Bouwen in dit onderzoek de leidingsystematiek in verband heeft gebracht met de flexibilisering van het bouwproces en van het woningbeheer. Het doel van het onderzoek is om de woninginstallaties te systematiseren en te onderzoeken in hoeverre men tot een aantal modellen kan komen waarin de installaties zo veel mogelijk onafhankelijk zijn van de bouwkundige onderdelen van de woning.
____________________________________________________________________________________________________________________________________________
Ontwikkeling ordenende principes
Onder installaties vallen in deze studie alle aan- en afvoerleidingen, kanalen en kokers met de daarop aangesloten toestellen met inbegrip van eventuele voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de goede werking en veiligheid. Hierbij wordt er onderscheid gemaakt tussen installaties op weefsel-, drager-, dragerverkavelings- en inbouwniveau. Weefselinstallaties bevinden zich in de directe woonomgeving en daarbuiten en behoren tot de openbare voorzieningen. Dragerinstallaties komen standaard in elk woningtype voor en bij herindeling of herverkaveling van het gebouw blijven de posities en de hoedanigheid van deze woningen ongewijzigd. Dit in tegenstelling tot de installaties op dragerverkavelingsniveau, deze worden wel gewijzigd bij een herverkaveling. Installaties op inbouwniveau kunnen wat betreft positie en hoedanigheid veranderen bij herindeling van de woning. Dit is het enige niveau waar de individuele bewoner over kan beslissen. Installaties op inbouwniveau bestaan uit de volgende onderdelen: • Verwarming • (Mechanische) Ventilatie • Elektra (inclusief PTT en CA) • Gas • Vuilwaterafvoer • Warm en koud schoonwaterafvoer
Voor de ordening van inbouwleidingen is gebruik gemaakt van het concept van de Arendgroep (Habraken en Van Randen), welke berust op de toepassing van een holle plintbalk in combinatie met een vloergoot in de afwerkvloer. De installaties zijn in 4 functiegroepen verdeeld: 1. Ventilatie/luchtbehandelinggroep -
-
2.
Gas/watergroep -
3.
Voornamelijk nodig bij voorzieningen met een hoge vochtproductie, zoals de wc, badkamer en keuken. Bij gebalanceerde ventilatie is een uitgebreider systeem noodzakelijk. Positionering heeft rechtstreeks invloed op de indeling van de woning. Verplaatsbaarheid van deze installatiesoort binnen de drager vergroot de indelingsvrijheid. Gezien overeenkomstige kenmerken goed te combineren met de gas/watergroep. Hieronder vallen zowel de aan- als de afvoer van water. Nodig bij voorzieningen als de wc, de badkamer en de keuken. Positionering heeft rechtstreeks invloed op de indeling van de woning. Verplaatsbaarheid binnen de drager vergroot de indelingsvrijheid. Gezien overeenkomstige kenmerken goed te combineren met de ventilatiegroep.
Elektragroep -
Hieronder valt ook telecommunicatie
-
4.
Nodig bij verschillende veel voorkomende activiteiten. Positionering minder afhankelijk van de indeling van woningen. Elektriciteit moet overal in de woning te gebruiken zijn. Dit kan zowel op drager- als op inbouwniveau. De leidingen van deze groep kunnen zeer nadrukkelijk en overal in de woning aanwezig zijn. De veranderingsbehoefte is hier het grootst
Verwarmingsgroep
Niet gekoppeld aan een specifieke activiteit. Positionering voornamelijk afhankelijk van bouwfysische aspecten. Verwarmingssystemen verschillen sterk in kwaliteit en prijs. Voor keuze is het type belangrijker dan de positionering. Uit het voorgaande blijkt dat aanpasbaarheid van de woning vooral te bereiken is via flexibilisering van de ventilatie/luchtbehandelinggroep en de gas/watergroep. Tevens is de veranderbaarheid van de elektragroep van belang. Dit kan zowel door flexibiliteit als door overmaat bereikt worden. Overmaat heeft in dit geval te maken met de graad van fijnmazigheid van de verdeelpunten: wandcontactdozen hoeven niet verplaatsbaar te zijn als er om de meter een zit.
Voor iedere functiegroep is per installatieonderdeel systematisch onderzocht welke bouwkundige en technische voorzieningen nodig zijn voor een infrastructuur voor de variabele plaatsing van leidingen. Er is een reeks van 19 opties ontwikkeld voor vaste en variabele voorzieningen: 1. Verhoogde vloer 2. Verlaagd plafond 3. Voorzetwand 4. Mantelbuis 5. Goot (boven en onder) 6. Koker 7. Opbouwsysteem 8. Plintsysteem 9. Puntraster van leidingposities (knooppunten) 10. Voorzieningen in het (samengestelde) toestel 11. Haspelprincipe 12. Zwakstroominstallatie 13. Selfsupporting systemen (oplaadbaar, demontabel verzamel- en afvoersysteem) 14. Smart house 15. Draadloos 16. Overdruk systeem (lucht) 17. Volledig apart systeem 18. Gevelventilatie 19. Flexibel leidingsysteem met flexibele koppeling. Toepasbaarheid van de bouwstenen voor de installaties: + = mogelijk 0 = onder voorwaarde mogelijk - = niet mogelijk
____________________________________________________________________________________________________________________________________________
Modelontwikkeling
Per optie is bekeken wat de bruikbaarheid voor een bepaald installatiesysteem is. De resulterende oplossingen noemen we ‘bouwstenen’. Die zijn op hun beurt gecombineerd tot modellen. Een model moet alle voor een woning noodzakelijke installaties kunnen bevatten en er moet per model een minimum aan bouwkundige ingrepen nodig zijn. Als de keuze valt op een bepaald bouwkundig element, bijvoorbeeld een verhoogde vloer of een verlaagd plafond, dan moet het grootste deel van de leidingproblematiek daarmee zijn opgelost (een combinatie van een verlaagd plafond en een verhoogde vloer is dus niet aan te bevelen). Er zijn 5 modelprincipes: 1. Het Plafondprincipe 2. Het Vloerprincipe 3. Het Wandprincipe 4. Het Kokerprincipe 5. Het Opbouwprincipe
Plafondprincipe
Vloerprincipe
De modellen
Op basis van de bovengenoemde principes zijn er zes modellen ontwikkeld. Deze verschillen van elkaar op verschillende punten, zo zijn sommige geheel op inbouwniveau te realiseren, bij andere moeten er ingrepen op dragerniveau plaatsvinden. Verder moeten er voor sommige modellen nieuwe producten ontwikkeld worden. De modelbenadering dient om de mogelijkheden, maar vooral ook de beperkingen te verkennen die volgen uit de ontwikkeling van veranderbare installaties. In de modellen is van de volgende aanvullende randvoorwaarden uitgegaan: - Meterkast op dragerverkavelingsniveau, positie ligt voor het inbouwniveau vast. - Verwarming met combiketel, positie ligt voor het inbouwniveau vast. - Hoogte binnenmaats 2,5m en hoogte van vloer tot vloer maximaal 2,8m. In de schematische tekeningen staat het model in het midden, links staan de toegepaste bouwstenen op dragerniveau, rechts de toegepaste bouwstenen op inbouwniveau.
Wandprincipe
Opbouwprincipe
Kokerprincipe
____________________________________________________________________________________________________________________________________________
Er zijn twee begrippen die centraal staan bij de ontwikkeling van de installatiesystematiek. Ten eerste het intermediair systeem. Dit is een onafhankelijke leidingdrager die bestaat uit een totaal van veranderbare bouwkundige voorzieningen voor de distributie van leidingen. Hij moet uitneembaar en/of verplaatsbaar zijn. Tussen koker en gebruikerstoestel moet een intermediair systeem worden geplaatst, met als doel een werkelijk vrij indeelbare woning. Door gebruik te maken van een subsysteem als leidingdrager blijven allerlei vermengingen van leidingen en bouwdelen achterwege. Vooral de ontkoppeling van leidingen en ruimtescheidende elementen is essentieel. Daarnaast is de coördinatie van aansluitingen onvermijdelijk tegen de achtergrond van vrij uitwisselbare projectonafhankelijke producten en de ontwikkeling daarvan, en is tevens essentieel voor de flexibiliteit en de bouwefficiëntie. Ten tweede de actieradius. Dit is de afstand waarbinnen toestellen ten opzichte van de koker verplaatsbaar zijn. De actieradius is afhankelijk van het samenspel tussen een intermediair systeem (als leidingdrager relatief vast) en de hierop aan te sluiten uitwisselbare toestellen (relatief variabel). Is de actieradius van het intermediair systeem groot dan kan de flexibiliteit van de toestelplaatsing beperkt blijven. Een voorbeeld hiervan is het Matura systeem: door leidingen in een verhoogde vloer onder te brengen ontstaat een fijnmazig systeem en kan de actieradius van de toestellen beperkt blijven. Als daarentegen de actieradius van het intermediair systeem beperkt is, dan is compensatie nodig in de vorm van een grote mate van flexibiliteit in de positionering van het toestel. In het uiterste geval is het toestel selfsupporting. Een voorbeeld hiervan is de Unitwoning, een verplaatsbaar samengesteld toestel dat via een flexibel leidingsysteem is verbonden met een vast aansluitpunt in het plafond.
De complementaire relatie tussen de actieradius van het intermediairsysteem en van het toestel
De actieradius van een toestel direct tegen een koker geplaatst
____________________________________________________________________________________________________________________________________________
1. Het Suspensievloermodel
Dit model is gebaseerd op het vloerprincipe. Er bestaat een direct verband tussen de diameter van de afvoerleidingen en de benodigde vloerverhoging. Elektrische leidingen liggen gedeeltelijk in een blokplint onder de binnenwanden, aangevuld met een opbouwsysteem. Gas/water De gasleiding ligt in een geventileerde mantel onder de verhoogde vloer, evenals de waterleidingen. Ventilatie/luchtbehandeling De rookgasafvoer vormt een knelpunt bij systemen met een verhoogde vloer. Rookgasafvoer via de vloer is niet mogelijk zonder mechanische hulpmiddelen. De bochten in een vloersysteem verhogen de luchtweerstand waardoor er een ventilator met extra vermogen nodig is. Deze zorgt op zijn beurt weer voor plaatselijk hoge luchtsnelheden wat weer leidt tot geluidsoverlast. Dit is te vermijden door de toepassing van wijdere kanalen, maar dit heeft op zijn beurt weer een hoger vloerpakket tot gevolg. Bij dit model lopen de ventilatiekanalen door de vloer. Daarnaast is er een gevelventilatiesysteem. Elektra De elektrische leidingen liggen tevens onder de verhoogde vloer. Verwarming De leidingen voor de verwarming lopen door de vloer. Praktijkontwikkeling: De Interlevel vloer
Dit is een verhoogde dekvloer waarin kabels, pijpen en installaties kunnen worden opgenomen. De vloer is het eerste voortbrengsel van de IGOB (Innovatie Groep Open Bouwen). Er werd in eerste instantie niet gekeken naar de gewone woningbouw, maar naar de huisvesting van bejaarden. Deze groep vormt een specifiek probleem binnen de volkshuisvesting: nu is hun behoefte aan zelfstandige woningen groot, maar in de toekomst zullen zij meer service en intensieve verzorging verlangen. Als antwoord hierop werd het concept van een ‘Zorgdrager’ ontwikkeld. Binnen dezelfde drager passen zowel woningen voor zelfstandige ouderen als een verzorgingstehuis voor bejaarden met behoefte voor intensieve verzorging. Centraal stond de vraag hoe deze flexibiliteit te realiseren is zonder al te hoge investeringen in de bouwfase en met minder kapitaalsvernietiging tijdens het inbouwen. Dit werd opgelost door een scheiding tussen drager- en inbouwelementen. Hierbij moeten de inbouwelementen niet alleen te verwijderen zijn maar ook geschikt zijn voor hergebruik. Het vloersysteem bestaat uit met een onderlinge afstand van 6m te plaatsen vijzels met daaroverheen houten latten en ‘Cempanel’ houtvezelplaten, die vrijwel ongevoelig voor vocht zijn. Alle leidingsystemen zijn zoveel mogelijk losgekoppeld van de drager. Elke eenheid van de drager heeft een eigen verticale leidingkoker. De horizontale leidingen liggen onder de verhoogde vloer. De waterleiding vertakt zich op traditionele wijze vanaf de hoofdleiding.
De Interlevelvloer
____________________________________________________________________________________________________________________________________________
2. Het Kokermodel
Dit model is gebaseerd op het kokerprincipe. Een nadeel aan dit principe is dat verticale leidingen naar toestellen op een hoger gelegen verdieping op de begane grond in het zicht komen (zijn eventueel weg te werken in kokers). Hierdoor is dit principe alleen geschikt voor eengezinswoningen. Naast de hoofdkoker worden op een aantal plaatsen zachte blokken in de vloer ingestort. Daar worden leidingen doorgevoerd. Met de huidige boortechnieken is het misschien niet eens noodzakelijk om al vooraf op dragerniveau doorvoerpunten aan te geven. In dat geval is de vrijheid in de plaatskeuze voor verticale doorvoeren veel groter. Gas/water De gasleiding loopt via een geventileerde mantel in de kruipruimte naar de koker. Eventueel kan zij via een wandsysteem verder lopen naar het gastoestel. De waterleidingen volgen hetzelfde traject. De afvoer van het toilet loopt via de sanitaire wand of een plintkoker naar de verticale leidingkoker. Ventilatie/luchtbehandeling Ventilatiekanalen gaan via de sanitaire wand naar de koker. Op de koker is eventueel een openhaard aan te sluiten. Elektra Elektrische leidingen lopen via koker, kruipruimte en wand naar een aanvullend opbouwsysteem. Verwarming De verwarmingsleidingen gaan via de dekvloer. Praktijkontwikkeling: Het PCI project
In het PCI-project (Productontwikkeling Consumentgerichte Inbouw), een initiatief van Van Triest Partners en Van Dijk en Eger Associates, is de inbouw in 5 groepen onderverdeeld: binnenwandsystemen (i.s.m. Polynorm), elektrisch leidingsysteem (i.s.m. Van Geel Systems), sanitaire elementen (i.s.m. Sphinx), keukeninrichting (i.s.m. Bruynzeel Keukens en Kasten) en tenslotte verwarming en ventilatie (i.s.m. Ubbink). Het team vindt een scheiding van drager en inbouw pas interessant als de bewoonbare drager met een complete inbouw een totaalproduct vormt. Het inbouwproces bestaat uit 3 niveaus en is eigenlijk alleen geschikt voor nieuwbouw omdat dan eisen zijn te stellen aan de draagconstructie van de woning. 1. De drager krijgt een basisinstallatie bestaande uit een hoofdleidingkoker, een vloergoot voor de verbinding tussen hoofd en subkoker, kimgoten (een verjonging bij de kim in de woningscheidende wanden), stijgeinden voor het opvoeren van kabels in de hoeken van de woning en een verdeelcentrum voor elektriciteit, communicatie en beveiliging.
Het PCI-project
____________________________________________________________________________________________________________________________________________ 2.
3.
De professionele inbouw verloopt in 4 fasen: De monteurs zetten de wanden uit, plaatsen profielen voor de wanden, leggen noppenvloerelementen en plaatsen de keukenstelplint. Ze leggen droge en natte leidingen van aansluitpunt naar toestel in een arbeidsgang. De natte leidingen lopen vanaf de leidingkokers via installatiewand, noppenvloer of keukenstelpunt naar de toestelposities. De droge leidingen gaan vanaf het verdeelcentrum via kimgoten, wandprofielen en installatiestijlen naar de contactpunten. De monteurs brengen wandelementen, deurkozijnen en deuren aan. Toestellen en contactpunten worden geïnstalleerd De bewoner bepaalt tenslotte de definitieve plaats van de contacten en de schakelaars als onderdeel van de inrichting van de woning.
3. Het Sanitaire wandmodel Dit model is gebaseerd op het wandprincipe. Het verschilt van het kokermodel door de fixatie van de subkoker en de kleine goot in de vloer waardoor de aanvoerleidingen van de hoofdkoker naar de subkoker lopen. De sanitaire wanden dienen in hoofdzaak als intermediair voor leidingen. Een nadeel van dit principe is dat een leidingtechnisch en een ruimtebepalend systeem aan elkaar gekoppeld worden waardoor er beperkingen aan de indelingsvrijheid van de woningen ontstaan. Gas/water De gasleiding loopt van de koker (zonodig via de goot en een subkoker) naar een wandsysteem waarop het gastoestel wordt aangesloten. De waterleidingen volgen hetzelfde traject. Ventilatie/Luchtbehandeling Net als bij het vloerprincipe wordt het knelpunt hier gevormd door de ventilatie en de rookgasafvoer. Ventilatie verloopt via de sanitaire wand naar de koker. Elektra Elektrische leidingen gaan via de koker en wand naar een aanvullend opbouwsysteem. Verwarming De leidingen voor de verwarming liggen in de dekvloer.
4. Het Opbouwmodel Alle leidingsystemen voor gas, water, elektriciteit, ventilatie en verwarming zijn hier volledig van het opbouwtype. De leidingen worden naar keuze in het zicht gelaten of weggewerkt bijvoorbeeld in een verlaagd plafond, een koof of een betimmering. Een nadeel van dit principe is dat het vanuit esthetisch oogpunt vragen oproept. Niet weg te werken leidingen moeten een expressieve verschijningsvorm hebben en in verschillende ‘stijlen’ voor de consument verkrijgbaar zijn. Het productaanbod evolueert dan van eenvormig en pragmatisch naar gedifferentieerd en modieus, analoog aan de ontwikkeling van armaturen, meubelen en gebruiksvoorwerpen.
____________________________________________________________________________________________________________________________________________
5. Het Unitwoningmodel
Dit model is gebaseerd op het plafondprincipe. De leidingen komen via een aansluitpunt in het plafond in de unit, een samengesteld toestel met keuken, badkamer en toilet. Gas/water Tussen het gastoestel en het aansluitpunt in het plafond zit een flexibele leiding. Nagegaan wordt onder welke voorwaarden zo’n slang als intermediair systeem is toegestaan wanneer hij langer is dan 600mm. De waterleidingen volgen hetzelfde traject. Aangezien vuil water omhoog moet worden gepompt zit er een pomp met maalinrichting in de unit. Ventilatie/luchtbehandeling Ventilatie loopt vanuit de afzuigpunten in het plafond van de unit via een flexibel kanaal naar het aansluitpunt in het plafond. Daarvandaan loopt een ingestort ventilatiekanaal naar de leidingkoker. Elektra Elektrische leidingen lopen ook van het aansluitpunt in het plafond naar de unit. Aan de buitenkant daarvan zit een ringleiding met wandcontactdozen. Langs de muren van de drager loopt nog een elektravoorziening. Dit kan zowel een drager- als een inbouwvoorziening zijn. Verwarming Verwarmingspijpen lopen door de dekvloer. Dit model is daarom bij uitstek geschikt voor vloerverwarming. Praktijkontwikkeling: De Unitwoning
De woning is een ontwerp van Archipel Ontwerpers, verder uitgewerkt in samenwerking met Fortbouw en Technoborg. De Unitwoning bestaat uit een casco met daarin een geprefabriceerde natte cel. Deze bevat een badkamer, een toilet, een keukenblok en een plek voor de wasmachine. Hij is via flexibele leidingen aan het casco gekoppeld en staat op wielen. De ruimtelijke indeling is variabel door de unit symmetrisch of a-symmetrisch tegen de muur te plaatsen of als vrijstaand object. Het is bij deze oplossing wenselijk om de leidingen van aan- en afvoer via het plafond te laten lopen. Vuil water moet daarom naar boven worden gepompt. Tussen het aansluitpunt op de unit en het appendagepunt in het plafond lopen flexibele leidingen. De concentratie van leidingen in de unit leidt volgens Archipel ontwerpers tot een efficiënter montageproces. De fabriek legt het leidingsysteem aan. Een installateur kan de unit op de centrale leidingkoker aansluiten. De essentie van de Unitwoning is dat binnenwanden leidingvrij kunnen blijven. De distributie van elektriciteit loopt via twee plinten langs de cascowanden en via de unit. Dat stelt geen speciale eisen aan de binnenwanden. De unit is samengesteld uit een houten of stalen frame dat aan de binnenzijde is afgewerkt met kunststof. De buitenzijde kan op verschillende manieren worden afgewerkt (behang, stucwerk, hout-, metaal-, of kunststof beplating).
De Unitwoning
____________________________________________________________________________________________________________________________________________
6. Het Gootmodel
Dit model is gebaseerd op het vloerprincipe. In het gootcircuit moet het grootste deel van het leidingenpakket passen, met uitzondering van de ventilatie. Dit heeft twee redenen: - de afmetingen van de ventilatiekanalen leveren een te diepe vloergoot op - de lucht wordt aan een tegennatuurlijke beweging onderworpen, wat extra ventilatorvermogen tot gevolg heeft. In het vloergootmodel lopen de verschillende leidingtypen vanaf de koker via een circuit naar de toestellen. Een toestel kan op een leiding worden aangesloten op de plaats waar het met de goot in contact komt. De fijnmazigheid van het gootcircuit bepaalt dus de mogelijke posities van het toestel. Naast de fijnmazigheid van het gootcircuit bepaalt de actieradius van het toestel zelf de indelingsvrijheid. In de praktijk bevinden toestellen zich vrijwel nooit direct boven de goot. Er is dus een aanvullende voorziening nodig om de actieradius te vergroten. Als we de badkamer als voorbeeld nemen zijn hier verschillende oplossingen voor: - Sanitaire voorzetwand: een stalen frame afgedekt met gipsplaten die voor de scheidingswand komt te staan en eventueel betegeld kan worden. De wand biedt ruimte voor leidingen en voor een stortbak. Een wand tot borstweringshoogte laat de ruimte visueel intact. - Verhoogde vloer: door de vloer van de badkamer (gedeeltelijk) te verhogen ontstaat een holle ruimte voor leidingen. - Plintkoker: is te beschouwen als een lage sanitaire wand. Langs de wanden van de badkamer loopt een horizontale koker die leidingen aan het zicht onttrekt. Hij verbindt de goot met de toestellen.
De fijnmazigheid van het gootcircuit en de actieradius van het toestel bepalen de indelingsvrijheid
Een sanitaire borstwering als intermediair tussen toestel en goot
Verhoogde vloer
____________________________________________________________________________________________________________________________________________ In de goot zijn leidingen opgenomen voor: • Toevoer van water
Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen leidingen voor warm en voor koud water. Het water wordt in principe verwarmd in een combiketel. Installeren is geen probleem. Een flexibele slang of zachtkoperen buis is snel in de goot uit te rollen. Koppelingen en aftakkingen bevinden zich zoveel mogelijk buiten de goot, bijvoorbeeld in de vorm van een sanitaire wand. Tussen de warm- en de koudwaterleiding moet enige afstand worden aangehouden. Wanneer de koudwaterleiding warm wordt ontstaat bacteriegroei, en wanner de warmwaterleiding onder die voor koud water ligt ontstaat roest door condensvorming. Daarom wordt een isolerende mantel om de koudwaterleiding aanbevolen.
•
•
Afvoer van water
De diameter van de vuilwaterafvoerleidingen bepaalt de goothoogte. Er zijn 4 opties: Afvoer op afschot in een leiding van o100mm. Dit heeft een vloergoot van 150mm hoog tot gevolg. Dit heeft als nadeel een aanzienlijke verhoging van het bouwvolume en een extra vloerbelasting van de 150mm dekvloer. - Verzamelleiding o70mm voor aansluiting van alle toestellen behalve het toilet. Dat staat rechtstreeks tegen de koker. - Fecaliënmaler met pomp reduceert de afvoerleiding inclusief die voor het toilet tot o28mm. Er bestaan een aantal bezwaren tegen zo’n oplossing. Het apparaat kost circa 1000 gulden. Meer dan een pomp is te duur, dus een concentratie van toestellen is noodzakelijk. - Eigen afvoer van o40mm voor ieder toestel. Toilet rechtstreeks tegen de koker Aanbevolen wordt om in ieder geval een toilet rechtstreeks tegen de koker te plaatsen. Een eventuele tweede toilet kan wel weer worden aangesloten op een fecaliënmaler.
Elektra
De traditionele werkwijze met centraaldozen en draad in buis is in het vloergootprincipe weinig flexibel en onpraktisch. De installatie uitvoeren als ringleiding lijkt een goed alternatief, de contactdozen kunnen dan simpelweg worden ingeplugd. Omdat er ook waterleidingen in de goot liggen mogen er geen elektrische verbindingen worden gemaakt. De contactdozen zitten bovenop de goot of aan de wand. Er zijn verschillende opties: een stijgeind, een doos op de goot, een zuil of een plintsysteem. Omdat er geen enkele leiding in de drager zit is een lichtpunt in het plafond niet meer mogelijk. Met indirecte verlichting zijn leidingen langs het plafond geheel te vermijden. Dit systeem is toegepast in een kantoorgebouw van Peter Gerssen en Kas Oosterhuis te Nieuwekerk, hier nemen uplighters de totale verlichting voor hun rekening. Ze krijgen hun energie via een onzichtbare vlakke kabel onder de vloerbedekking.
Opties voor de positie van contactdozen
____________________________________________________________________________________________________________________________________________ •
•
•
Zwakstroom
In de toekomst zal het ‘woondataverkeer’ sterk toenemen, in de goot moet daarom ruimte beschikbaar zijn voor zwakstroomkabels. Zwakstroomleidingen hoeven niet in een eigen compartiment ondergebracht te worden zolang er in de goot geen elektrische verbindingen worden gemaakt.
Gas
Vanwege explosiegevaar moeten gasleidingen in een geventileerde ruimte of mantelbuis worden ondergebracht. Flexibele gasslangen mogen hoogstens 600mm lang zijn, als de slang zich niet vertakt zijn grotere lengtes toegestaan. Elk toestel moet dan dus zijn eigen gastoevoer hebben. Een alternatief vormen flexibele roestvaststalen en nylon leidingen die reeds hun toepassing hebben gevonden in de V.S. en Nieuw Zeeland.
Verwarming
Leidingen voor centrale- en vloerverwarming zijn al vaak flexibel. Deze dunnen slangen zijn eenvoudig in een vloergoot onder te brengen. Er is een centraal verdeelstuk en elke radiator heeft zijn eigen aanvoer en retourleiding. Vloerverwarming kan alleen daar liggen waar geen gootcircuit is, maar is wel geschikt door de hoogte van de afwerkvloer als gevolg van de vloergoot.
Dimensionering van de goot De afmetingen van de goot worden bepaald door de diameter en het aantal van de leidingen. Daarnaast zijn eisen voor afschot, isolatie, compartimentering en ventilatie van invloed op het ontwerp. De goot is gemakkelijk als inbouwvoorziening op de dragervloer aan te brengen, door een uitsparing in de cementdekvloer aan te brengen Zonering van de leidingen Leidingen kunnen niet in willekeurige volgorde in de goot worden gelegd. Vooral kruisingen in de leidingen leveren problemen op. Er zijn 3 oplossingen denkbaar: -
-
Kruisingen totaal vermijden door leidingen op verschillende hoogtes onder te brengen. Een nadeel aan deze oplossing is de grote goothoogte. De leidingen zodanig naast elkaar leggen dat kruisingen niet optreden. Afhankelijk van de vorm van het gootcircuit en de woningindeling moet hiervoor de juiste leidingvolgorde worden bepaald. In de hoogte van de goot een zone voor kruisingen reserveren. Boven de dikste (afvoer)leiding moet dan voldoende ruimte beschikbaar zijn.
De tweede optie lijkt de meest plausibele. OBOM heeft twee varianten van deze vloergoot uitgewerkt: 1. Afvoer in een verzamelleiding
In doorsnede meet de goot 300 bij 90mm. Het gootcircuit heeft de vorm van een dubbele 8. De hoeken en T-stukken zijn afgerond vanwege de minimale buigstraal van de leidingen. Een ‘lensvoorziening’ dient voor de afvoer van lekwater. De goot is verdeeld in compartimenten. Aan de buitenzijde direct tegen de drager liggen de elektrische leidingen en de verwarmingspijpen. De elektrische leidingen worden via stijgeinden langs de wand getrokken voor de aansluiting van
De doorsnede van een goot van 30 bij 9cm met een invulling. Van links naar rechts: elektra, cv, warm water, gas, koud water en de afvoer.
____________________________________________________________________________________________________________________________________________ wandcontactdozen of schakelaars. De c.v.-leidingen komen bij de gevel onder de radiatoren naar boven. Meer naar binnen liggen de gas- en warm- en koud waterleiding en aan de binnenzijde de afvoerpijp. Die beslaat de volledige hoogte van de goot en kan dus niet worden gekruist. Leidingen van geringe diameter kunnen elkaar wel kruisen. Door de dubbele 8-vorm van het circuit zijn ze in vrijwel alle gevallen te vermijden. In een situatie met veel toestellen per verdieping kunnen wellicht niet alle leidingen via de kortste weg naar de koker lopen. Enkele leidingen moeten dan een omweg maken.
2.
Toe- en afvoerleiding per toestel
De goothoogte is terug te brengen tot 50mm door ieder toestel een eigen aan- en afvoerleiding te geven. Het aantal leidingen in de goot neemt dan toe, maar per leiding kan met een kleinere diameter worden volstaan. Voor de afvoer is 40mm haalbaar. De kleinere diameter verbetert zelfs de doorstroming. Goede beluchting van de standleiding zorgt voor een sterke trek. Het is daarbij niet nodig de afvoerleiding op afschot te leggen. Een tegenschot mag niet voorkomen. De dragervloer moet daarom exact horizontaal liggen. Eventueel moet hij worden uitgevlakt. Voor de elektrische leidingen en verwarming verandert er niets wat betreft de indeling van de goot. De volgorde van de overige leidingen verschilt per situatie. Afhankelijk van de woningindeling worden leidingen zo gelegd dat kruisingen niet optreden. Het leidingpakket blijkt niet breder te worden dan in het bovenstaande model. In een goot met een breedte van 300mm passen 3 of 4 afvoerleidingen en een groot aantal dunnere.
Uitwerking gootmodel voor referentie Van de elektrische leidingen komen alleen die voor de wasmachine, fornuis, etc. in de goot te liggen. Contactdozen en lichtpunten krijgen een apart systeem. Het eerste toilet staat rechtstreeks tegen de koker. De gootbreedte kan worden teruggebracht tot 200mm. Er is voldoende ruimte voor een uitgebreid leidingenstelsel. Er is op veel plaatsen een verticale verbinding tussen gootcircuits mogelijk. Omdat tussen de koker en een toestel altijd het gootcircuit als intermediair zit is de positie van de verticale leidingkoker vrij te kiezen. De ventilatie van de woning geschiedt decentraal. De keuken wordt op een gevelventilator aangesloten en de aansluiting van de badkamer loopt via een kanaal onder een verlaagd plafond in de overloop naar een verticale leidingkoker. Bronvermelding:
E. Vreedenburgh, Leidingsystematiek in relatie tot flexibiliteit: verslag IOP-onderzoek, Delft, 1990.
Isometrische projectie van de beganegrond en verdieping van de referentiewoning met gootcircuit.
De doorsnede van een goot met invulling. Ieder toestel is van een individuele toeen afvoerleiding voorzien.