Toelichting peilbesluit polder Capelle aan den IJssel
Vastgesteld door de Verenigde Vergadering op 27 juni 2012.
Status Versie
Definitief, vastgesteld 04
Rotterdam, 27 juni 2012
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
2
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Samenvatting Het vorige peilbesluit voor de polder Capelle aan den IJssel dateert uit 2002. In 2012 verloopt het vigerende peilbesluit, dit is voor het hoogheemraadschap aanleiding geweest om een nieuw peilbesluit voor te bereiden. In de afgelopen jaren is het areaal aan bebouwing in de polder Capelle wat toegenomen. De contouren van de nieuwste woonwijk Fascinatio in de gemeente Capelle aan den IJssel waren in 2002 al zichtbaar, thans is de laatste bouwfase van deze woonwijk aangebroken. Daarnaast hebben er enkele kleine herstructureringen plaatsgevonden, die hebben echter geen invloed op het watersysteem. De komende 10 jaar zal het grondgebruik niet veel meer veranderen, op een paar kleine locaties na waar nog ruimtelijke ontwikkelingen zijn gepland (woningbouw). In de peilgebieden waar de stedelijke functie overheerst, zal het huidige peilbeheer worden voortgezet, omdat de bestaande belangen hiermee het beste gediend zijn. De maaivelddaling in het ’s-Gravenweggebied in Capelle aan den IJssel geeft wel aanleiding om het oppervlaktewaterpeil te wijzigen. De laatste peilwijziging dateert uit de jaren ’80 van de vorige eeuw. Door oxidatie, klink en zettingen in dit venige slagenlandschap, daalt het maaiveld en neemt de, al geringe, drooglegging verder af. Hierdoor is er zeer weinig ruimte om maatgevende buien op te vangen. Door het oppervlaktewaterpeil aan te passen aan deze maaivelddaling blijft de drooglegging gelijk, hiermee is de belangrijkste functie (bebouwing) gediend. Dit betekent wel dat het watersysteem in het veenweidegebied afgesplitst wordt van het stedelijk, opgehoogd gebied van Middelwatering en Oostgaarde en het Rotterdamse deel van het ‘s-Gravenweggebied. Op deze manier kan in de wijken een flexibel oppervlaktewaterpeil worden ingesteld, waardoor er minder voedselrijk gebiedsvreemd water wordt ingelaten en de waterkwaliteit verbetert. In stedelijk gebied worden de peilen doorgaans niet verlaagd, er wordt periodiek door de gemeente opgehoogd waardoor de peilen kunnen worden gehandhaafd. In het Rotterdamse deel van het ’sGravenweggebied wordt het praktijkpeil vastgelegd. In een aantal watergangen in de polder Capelle wordt een peil gehandhaafd dat afwijkt van het vastgestelde peil in het peilgebied. Deze peilvakken zijn opnieuw beschouwd. De, in het peilbesluit opgenomen, peilafwijkingen zijn gerechtvaardigd omdat het peil noodzakelijk is voor de aanwezige functie, het behoud van archeologisch zeer waardevolle objecten / gebouwen of vanwege de kleinere drooglegging ten opzichte van naast gelegen peilgebieden. Een enkel afwijkend peil wordt ingetrokken omdat de bodem, hoogteligging en het grondgebruik niet anders is dan het omliggende gebied. Zo zal het afwijkend peil in het ’s-Gravenpark worden opgeheven. Op een andere locatie, achter de Kanaalweg, worden twee afwijkende peilen samengevoegd tot één peilgebied. In vergelijking tot het peilbesluit uit 2002 worden er in dit nieuwe ontwerp-peilbesluit geen 16 peilgebieden maar 11 peilgebieden en 5 peilvakken ingesteld. In overleg met betrokkenen zullen nadere afspraken worden gemaakt over de wijze van instandhouding van de afwijkende peilen en over eventueel nader te treffen maatregelen. Deze afspraken worden door middel van een vergunning vastgelegd. Om belanghebbenden te informeren en de gelegenheid te geven om vragen te stellen zijn verschillende communicatietrajecten opgestart. In de voorbereiding van dit nieuwe peilbesluit voor polder Capelle aan den IJssel is meerdere keren contact geweest met de gemeente Capelle aan den IJssel en de gemeente Rotterdam. Tijdens de periode van de ter inzage legging zijn enkele inloopavonden georganiseerd waarbij belanghebbenden geïnformeerd zijn en de gelegenheid kregen om vragen te stellen.
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
3
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
4
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Inhoudsopgave 1 Inleiding .............................................................................................................. 7 1.1 Algemeen ........................................................................................................... 7 1.2 Aanleiding ........................................................................................................... 7 1.3 Procedure ter vaststelling van peilbesluiten ............................................................. 7 1.4 Leeswijzer ........................................................................................................... 8 2 Wet-, regelgeving en beleid ................................................................................. 9 2.1 Inleiding ............................................................................................................. 9 2.2 Nationaal beleid ................................................................................................... 9 2.3 Provinciaal beleid ................................................................................................. 9 2.4 Lokaal beleid ..................................................................................................... 11 2.5 Beleid HHSK ...................................................................................................... 11 3 Gebiedsbeschrijving .......................................................................................... 13 3.1 Ligging en grondgebruik(functies) ........................................................................ 13 3.2 Historie van het gebied ....................................................................................... 14 3.3 Landgebruik ...................................................................................................... 14 3.4 Veiligheid en wateroverlast ................................................................................. 14 3.5 Archeologie, cultuurhistorie en landschap .............................................................. 15 3.6 Recreatie .......................................................................................................... 15 3.7 Geo(hydro)logie en bodemopbouw ....................................................................... 15 3.8 Hoogteligging en maaivelddaling .......................................................................... 16 3.9 Watersysteem ................................................................................................... 19 3.10 Waterkwaliteit en ecologie ................................................................................. 24 3.11 Geplande RO-ontwikkelingen ............................................................................. 26 4 Integrale afweging ............................................................................................ 27 4.1 Algemene uitgangspunten en randvoorwaarden ..................................................... 27 4.2 Afwegingssystematiek ........................................................................................ 27 4.3 Afwegingen per peilgebied .................................................................................. 30 5 Peilvoorstellen ................................................................................................... 39 5.1 Peilen per peilgebied .......................................................................................... 39 5.2 Peilafwijkingen .................................................................................................. 41 5.3 Peilbesluit ......................................................................................................... 42 6 Effecten ............................................................................................................. 43 6.1 Effecten op de functies ....................................................................................... 43 6.2 Effecten per peilgebied ....................................................................................... 43
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
5
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
BIJLAGEN ............................................................................................................. 45 1. Geraadpleegde documentatie ................................................................................ 46 2. Verklarende woordenlijst (begrippenlijst) ................................................................ 47 3. Kaarten behorende bij peilbesluit ........................................................................... 59
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
6
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
1 Inleiding 1.1 Algemeen Ingevolge de Waterwet is het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (hierna te noemen het hoogheemraadschap of HHSK) verplicht voor de gebieden onder zijn beheer peilbesluiten vast te stellen. Een peilbesluit is een door de waterbeheerder, op basis van integrale belangenafweging, opgesteld besluit, waarin de streefpeilen voor het oppervlaktewater zijn vastgelegd. Het doel van het peilbesluit is om bewoners en gebruikers van het beheergebied zekerheid te bieden over het te voeren peilbeheer. In een peilbesluit stelt het hoogheemraadschap de gewenste oppervlaktewaterpeilen vast voor het gebied waarvoor het besluit geldt. Het hoogheemraadschap heeft een inspanningsverplichting om de in het peilbesluit vastgelegde peilen te handhaven. Dit betekent dat de waterbeheerder naar eer en geweten zijn best moet doen om het peil op de vastgestelde waarde te handhaven. Een peilbesluit staat toe dat in bepaalde gevallen kan worden afgeweken van het streefpeil in een peilgebied d.m.v. een vergund afwijkend peil. Een peilbesluit is geldig voor een periode van 10 jaar. Het peilbesluit bestaat uit drie onderdelen: het peilbesluit, de peilbesluitkaart en de toelichting bij het peilbesluit. Onderhavig document betreft de toelichting bij het peilbesluit voor de polder Capelle aan den IJssel, hierna te noemen polder Capelle.
1.2 Aanleiding Het voorgaande peilbesluit polder Capelle is door de Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap Schieland op 26 september 2002 vastgesteld. In februari 2003 hebben Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland dit peilbesluit goedgekeurd. Een peilbesluit heeft een geldigheid van 10 jaar. Dit betekent dat het huidige peilbesluit in september 2012 zal verlopen. In de tussenliggende 10 jaren hebben geen grote functieveranderingen plaatsgevonden. De jongste wijk van Capelle aan den IJssel is Fascinatio. In het voorgaande peilbesluit was er al sprake van een wijk in aanbouw, het terrein was (deels) voorbelast. De wijk is nu grotendeels ontwikkeld.
1.3 Procedure ter vaststelling van peilbesluiten Een peilbesluit komt tot stand op grond van een integrale afweging van de belangen. Deze afweging vindt plaats op basis van de geldende beleidsuitgangspunten. De knelpunten die volgen uit het huidige peilbeheer worden gesignaleerd, waarna een nieuw peilvoorstel wordt gedaan. De gevolgen van een nieuw peil zijn in beeld gebracht voor de volgende relevante aspecten: waterkeringen; drooglegging en bodemdaling in relatie tot het grondgebruik; waterhuishouding; bebouwing; archeologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarden; waterkwaliteit; ecologie. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden stelt het ontwerp-peilbesluit vast. Het ontwerp- peilbesluit wordt vervolgens gedurende zes weken ter visie gelegd. Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
7
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Belanghebbenden kunnen hun zienswijzen inbrengen, waarna het hoogheemraadschap deze zienswijzen in behandeling neemt. Deze behandeling kan leiden tot aanpassing van het ontwerp-peilbesluit. Hierna wordt het peilbesluit en de beantwoording van de zienswijzen vastgesteld door de Verenigde Vergadering. Tegen het besluit van de Verenigde Vergadering kunnen belanghebbenden gedurende 6 weken beroep instellen bij de arrondissementsrechtbank Rotterdam. Nadat de rechtbank uitspraak heeft gedaan is er ook nog de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Krachtens de Algemene wet bestuursrecht schorst het beroep de werking van het besluit niet. Degene die tegen dit besluit beroep aantekent, kan als onverwijlde spoed dat volgens hem vereist, gelet op de betrokken belangen, een verzoek tot schorsing bij de Voorzieningenrechter indienen.
1.4 Leeswijzer Hoofdstuk 2 beschrijft de kaders van het relevante beleid. In hoofdstuk 3 wordt een beschrijving gegeven van de huidige actuele situatie en worden eventuele knelpunten benoemd. De belangenafweging wordt beschreven in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 behandelt de toekomstige situatie en voorgestelde peilen. En in hoofdstuk 6 wordt ingegaan op mogelijke effecten van het nieuwe peilbesluit.
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
8
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
2 Wet-, regelgeving en beleid 2.1 Inleiding Het beleid ten aanzien van het waterbeheer, de ruimtelijke ordening en andere aangrenzende beleidsvelden wordt op verschillende niveaus vormgegeven. Voor een integrale invulling van het peilbeheer dient expliciet rekening te worden gehouden met het vigerende beleid op deze terreinen. In het onderstaande hoofdstuk is het van toepassing zijnde beleid samengevat.
2.2 Nationaal beleid Waterwet Deze wet is bedoeld om de praktijk te dienen door de vele afzonderlijke Nederlandse wetten m.b.t. water te vervangen door één integrale Waterwet die tevens in lijn is met een aantal eisen uit Europese richtlijnen (Hoogwaterrichtlijn, Kaderrichtlijn Water en Grondwaterrichtlijn). De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Het belangrijkste artikel in het kader van deze toelichting is: - artikel 5.2 van de Waterwet schrijft waterschappen voor om voor daartoe aan te wijzen grond- en oppervlaktewaterlichamen onder zijn beheer één of meer peilbesluiten vast te stellen. In een peilbesluit worden waterstanden of bandbreedten waarbinnen waterstanden kunnen variëren vastgesteld, die gedurende daarbij aangegeven perioden zoveel mogelijk worden gehandhaafd.
2.3 Provinciaal beleid Beleidskader Peilbeheer Provincie Zuid-Holland (26 maart 2008) Het Beleidskader Peilbeheer is de opvolger van de Nota Uitwerking Peilbeheer. Het Beleidskader geeft weer waar een peilbesluit aan moet voldoen. Het lange termijn doel van het provinciale peilbeleid is: 1. De provincie streeft naar een ruimtelijke ordening waaraan water als sturend principe en de lagenbenadering ten grondslag liggen. De doelen voor de korte termijn zijn als volgt: 1. de waterschappen beschikken voor het hele beheersgebied over geldige peilbesluiten. Nieuwe peilbesluiten zijn gebaseerd op het huidige beleid. In de praktijk zijn verschillende vormen van peilbeheer mogelijk: een vast peil, zomer- en winterpeil of flexibel peil. De vorm van peilbeheer moet in het peilbesluit zijn omschreven en op welke wijze dit wordt gehandhaafd. Bij uitvoering van peilveranderingen van meer dan 5 cm in zettingsgevoelige gebieden zal de waterbeheerder zo goed mogelijk schade aan funderingen en infrastructuur beperken door bijvoorbeeld peilaanpassingen gefaseerd in te voeren. Bij voorkeur in stappen van 2 a 3 cm per jaar, met maximaal 5 cm per jaar, of door het peil te indexeren. 2. De waterschappen leggen in hun waterbeheerplan de wijze vast waarop zij in peilbesluitprocedures komen tot een belangenafweging. 3. In de toelichting op het peilbesluit wordt aangegeven op welke wijze de belangenafweging tot stand is gekomen en waarom besloten is voor een bepaald oppervlaktewaterpeil en wijze van beheer. Als uit de belangenafweging naar voren komt dat een functie niet goed kan worden bediend vanuit het waterbeheer, dient dit signaal aan de provincie te worden meegegeven, zodat eventueel functiewijziging kan worden overwogen. Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
9
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
4. Peilafwijkingen (waaronder onderbemalingen en hoogwatersloten) zijn niet mogelijk tenzij het individueel belang onevenredig geschaad wordt ten opzichte van het algemeen belang. 5. Voor wat betreft de drooglegging in gebieden met een veenbodem mag het peil slechts worden verlaagd met de mate van in het verleden opgetreden maaivelddaling. Tevens geldt de richtlijn dat de maximale gebiedsgemiddelde drooglegging (gerekend per peilvak) 60 cm bedraagt. 6. Bij het opstellen van peilbesluiten in de beschermingszone van een natuurgebied wordt nagegaan op welke wijze verdroging kan worden tegengegaan met behulp van peilbeheer. Hierbij besteedt de waterbeheerder zowel aandacht aan inlaat van gebiedsvreemd water als aan het uitstralingseffect van het natuurgebied op de omgeving. Het peilbeheer in natuurgebieden wordt afgestemd op de natuurdoelen of instandhoudingsdoelen. Daarbij moet rekening worden gehouden met de Nota Compensatiebeginsel Natuur en Landschap (PZH, 1997). Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 Provincie Zuid-Holland heeft zijn beleidskaders vastgelegd in het nieuwe Provinciale Waterplan voor de periode 2010-2015. Hierin zijn de doelstellingen voor het waterbeheer, de rollen en verantwoordelijkheden van de provincie en o.a. het waterschap aangegeven. Er zijn 4 hoofdopgaven gedefinieerd: 1. Waarborgen waterveiligheid 2. Zorgen voor mooi en schoon water 3. Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening 4. Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem Bij het opstellen van peilbesluiten moet het waterschap vooral rekening houden met het voorkomen van wateroverlast en –onderlast (vasthouden, bergen en afvoeren), evenwichtige belangenafweging, duurzaamheid (waterkwaliteit en ecologie, minimaliseren maaivelddaling), doelmatigheid van beheer. De provincie wil afstemming vooraf in plaats van vroegere/huidige toetsing achteraf. De provincie wil zich daarbij richten op kwetsbare gebieden, zoals gebieden met natuurwaarden en veenweidegebieden. Waterverordening Zuid-Holland (14 oktober 2009) De belangrijkste artikelen uit de waterverordening m.b.t. een peilbesluit staan hieronder weergegeven. - Artikel 4.2 Aanwijzing verplichte peilbesluiten Vertaling voor HHSK: Het algemeen bestuur is verplicht om één of meer peilbesluiten vast te stellen voor alle oppervlaktewaterlichamen in het gehele beheergebied. - Artikel 4.3 Inhoud peilbesluit 1. Het peilbesluit bevat naast het bepaalde in het tweede lid van artikel 5.2, van de wet één of meer kaarten met de begrenzing van het gebied waarbinnen de oppervlaktewaterlichamen gelegen zijn waarop het peilbesluit betrekking heeft. 2. Het peilbesluit gaat vergezeld van een toelichting waarin tenminste zijn opgenomen: a. de aan het besluit ten grondslag liggende afwegingen en uitkomsten van verrichte onderzoeken; b. een aanduiding van de veranderingen van de waterstanden ten opzichte van de bestaande situatie; c. een aanduiding van de gevolgen van de te handhaven waterstanden voor alle betrokken belangen. - Artikel 4.4 Openbare voorbereiding Op de voorbereiding van het peilbesluit is afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
10
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
- Artikel 4.5 Herziening 1. Een peilbesluit wordt ten minste eenmaal in de tien jaar herzien. 2. Gedeputeerde staten, kunnen op verzoek van het algemeen bestuur voor ten hoogste vijf jaar vrijstelling verlenen van de verplichting genoemd in het eerste lid.
2.4 Lokaal beleid Bestemmingsplannen In de polder Capelle zijn binnen de gemeente Capelle aan den IJssel voor de diverse wijken bestemmingsplannen van kracht. De gemeente Rotterdam heeft een bestemmingsplan voor Kralingse Veer – Schaardijk, zie bijlage kaart 6. Gemeentelijk waterplan Het watersysteem in Capelle aan den IJssel en Rotterdam is o.a. beschreven in stedelijke waterplannen. Rotterdam Kralingse Veer is opgenomen in het deelgemeentelijk waterplan van Rotterdam Prins-Alexander. Voor de gemeente Capelle aan den IJssel zijn waterplannen aan de hand van de Visienota (maart 2007) uitgewerkt voor de wijken Capelle-West/ ’s-Gravenland, Fascinatio/Rivum, Middelwatering / Oostgaarde. In de stedelijke waterplannen zijn knelpunten aangegeven op het gebied van zowel waterkwantiteit als waterkwaliteit. Voor de meeste plannen zijn maatregelen ter verbetering van het watersysteem benoemd. De waterplannen zijn, voor zover mogelijk en van toepassing, input voor het nieuwe peilbesluit geweest.
2.5 Beleid HHSK Waterbeheerplan 2010-2015 Op 25 november 2009 heeft de Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap het Waterbeheerplan HHSK 2010-2015 vastgesteld. In het waterbeheerplan is weergegeven dat HHSK met betrekking tot watersysteembeheer blijft werken aan het voorkomen van wateroverlast of een tekort aan water. Evenals aan ‘droge voeten’ hecht HHSK veel belang aan schoon water. Naast het werken aan waterveiligheid werkt HHSK ook aan de waterkwaliteit en ecologie. De inspanningen zijn onder meer neergelegd in de afspraken rond de Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). Op het gebied van watersysteembeheer is het uitgangspunt dat eerst de basis op orde moet zijn, voordat er extra taken worden opgepakt. In dat kader is het nodig te investeren in het beheerregister, de peilbesluiten en de leggers. Daaruit voortkomend moet HHSK de in het peilbesluit vastgelegde peilen handhaven.
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
11
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
12
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
3 Gebiedsbeschrijving 3.1 Ligging en grondgebruik(functies) De polder Capelle wordt begrensd door de Hollandsche IJssel in het zuiden, de rijksweg A16 in het westen, de metrolijn Rotterdam – Capelle aan den IJssel in het noordwesten, de Ringvaart in het noorden en de Klaas Klinkertkade in het oosten, zie figuur 1 en bijlagen, kaart 1.
Figuur 1. Ligging polder Capelle aan den IJssel
Het grootste gedeelte van de polder ligt in de gemeente Capelle aan den IJssel, met de wijken Rivium, Fascinatio, Capelle-West, ’s-Gravenland, Middelwatering en Oostgaarde. De wijk Kralingse Veer en een deel van het ’s-Gravenweggebied behoren tot de gemeente Rotterdam. Dit laatst genoemde gedeelte, zie figuur 2, ten zuiden van de Ringvaart en ten noorden van de metrolijn, behoort tot het watersysteem van de polder Capelle omdat dit deel afwatert via de gemalen Middelwatering / Oostgaarde. Het valt nu nog onder het peilbesluit Rotterdam centrum (2008) en is in het voorgaande peilbesluit polder Capelle buiten beschouwing gelaten. Dit deel wordt echter gezien als volwaardig onderdeel van het watersysteem van de polder Capelle en wordt daarom nu meegenomen in dit peilbesluit.
Figuur 2. Gearceerd gedeelte uit het peilbesluit Rotterdam Centrum dat afvoert via peilgebied polder Capelle Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
13
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
3.2 Historie van het gebied In de polder Capelle is nog een deel van het oude veenweide landschap te herkennen. Dit deel ligt als een groene long ten zuiden van de Ringvaart, met de ’s-Gravenweg als bebouwingslint, tussen de verstedelijkte gebieden van Rotterdam en Capelle aan den IJssel. Dit ‘slagenlandschap’ in polder Capelle vindt zijn oorsprong in de ontginningspatronen die tussen de elfde en de veertiende eeuw zijn aangebracht. De naam slagenlandschap is een verwijzing naar de belastingaanslag die de ontginners kregen om de grond te mogen gebruiken. De nieuwe ontwateringsstructuur maakte dat het veen ging uitdrogen waardoor inklinking ontstond. Als gevolg hiervan moesten steeds meer sloten gegraven worden om in een natte periode voldoende waterberging te hebben. Hierdoor werden de oorspronkelijke percelen opgedeeld in smallere kavels. De dijk langs de Hollandsche IJssel is aan het eind van de 12e eeuw aangelegd. Aan de binnenzijde, direct onder aan de dijk, is van nature een sloot, de ‘bakwetering’, ontstaan. Om een optimale afvoer van het water naar het gemaal te garanderen heeft men in het hart van de polder een wetering gegraven, de Middelwatering. De gegraven watergangen werden tevens gebruikt als vaarwegen. Met de schouw (plat vaartuig) werd turf gebaggerd, grienden gekapt en sloten schoongehouden. Delen van het oorspronkelijke ontginningspatroon zijn nog herkenbaar. (Bron DGWP) Tot 1996 was de gemeente Capelle aan den IJssel de waterbeheerder. Hierna is het beheer overgedragen aan het hoogheemraadschap. Op 1 januari 2001 is ook het gebied Kralingse Veer overgedragen door de gemeente Rotterdam.
3.3 Landgebruik De polder is circa 910 ha groot waarvan 850 ha binnen de gemeente Capelle aan den IJssel ligt en 60 ha in de gemeente Rotterdam. Het grondgebruik is grotendeels afgestemd op de stedelijke functie, gevormd door woonwijken, bedrijventerreinen en infrastructuur. Zie bijlagen, kaart 2. Een klein deel van het oude slagenlandschap, ten zuiden van de Ringvaart, heeft nog de kenmerkende verkaveling en naast een stedelijke functie een natuur- en recreatieve functie. In de Provinciale structuurvisie / streekplannen zijn geen specifieke recreatiedoeleinden aangegeven. De officiële recreatiegebieden liggen buiten polder Capelle. Tabel 1. Aanwezige functies in polder Capelle
Landgebruik Agrarisch Grasland / recreatie Glastuinbouw Bos Infrastructuur (hoofdwegen / openbaar vervoer) Open water Stedelijk gebied (woningen / bedrijven) Totaal
Oppervlakte (ha) 31,37 305,14 0,25 40 86,7 87,6 356,3 907,36
Percentage (%) 3,45 33,6 0,03 4,40 9,55 9,65 39,25 100
3.4 Veiligheid en wateroverlast Waterkeringen Kralingse Veer, Capelle-West en 's-Gravenland worden goed beschermd tegen hoge zee- en rivierwaterstanden door een stelsel van waterkeringen. Langs de Nieuwe Maas, ter plaatse van de Nijverheidsstraat en de IJsseldijk, ligt een primaire waterkering. Aansluitend ligt langs de noord- en oostzijde van het plangebied een secundaire waterkering, zoals o.a. de Abram van Rijckevorselweg. Deze "droge" kering, die bij doorbraak van de primaire waterkering functioneert als een overloopwaterkering, geeft extra bescherming aan de achterliggende, diepst gelegen en dichtstbevolkte polders van Nederland. De wijken Middelwatering en Oostgaarde liggen achter de dijk van de Hollandsche IJssel,waar de
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
14
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Algerakering extra veiligheid biedt. Langs de Ringvaart ligt een boezemwaterkering om de aangrenzende polders te beschermen tegen overstromingen vanuit de boezem. Voor overstromingen vanuit zee wordt extra veiligheid geboden door de Maeslandkering in de Nieuwe Maas. De keringen moeten voldoen aan de landelijke en regionale veiligheidsnormen, waarbij rekening is gehouden met toekomstige wijzigingen in het klimaat. NBW De hoeveelheid oppervlaktewater en de drooglegging bepalen samen hoeveel neerslag er in het gebied kan worden geborgen. Om te beoordelen of de bergingscapaciteit van een gebied voldoende groot is zijn er landelijke NBW-normen opgesteld voor verschillende klimaatscenario’s. Het hele watersysteem in de polder Capelle is getoetst aan het Middenscenario 2050, inclusief het kusteffect (ca 10% extra neerslag in het najaar). Uit deze berekeningen is gebleken dat het huidige watersysteem voldoet aan de norm dat stedelijk gebied hooguit eens in de 100 jaar mag inunderen vanuit het oppervlaktewater. In de huidige situatie geldt er dan ook geen verdere wateropgave maar in 2013 wordt het watersysteem opnieuw getoetst aan de dan verwachte (nieuwe) scenario’s. Het is in ieder geval van belang nieuwe waterberging te realiseren op locaties waar de bergingscapaciteit door extra verharding wordt verkleind of extra afvoer ontstaat door afkoppelen van regenwater.
3.5 Archeologie, cultuurhistorie en landschap Alle cultuurhistorische waarden die van ‘provinciaal belang’ zijn zoals vastgesteld in de Provinciale Structuurvisie, zoals onder meer cultuurlandschappen, molens en landgoederen, zijn te zien op de beleidskaart van de Provincie Zuid-Holland. De cultuurhistorische kaart, ook aangeduid als Cultuurhistorische Hoofdstructuur, heeft 3 verschillende thema’s: archeologie, historische stedenbouw en historisch landschap. Voor de dorpskern Kralingse Veer geldt een zeer grote kans op archeologische sporen (stads- of dorpskern). Dit geldt ook voor de locatie nabij de Rozenburcht / Slotlaan: de archeologische waarde is zeer hoog, er zijn bewoningssporen en resten van kasteel Capelle. De sporen dateren uit de Romeinse tijd (2e eeuw na Chr.) en de Late Middeleeuwen (vanaf 1350). De oude bebouwing nabij de kerk onder aan de dijk, type nederzetting, heeft als kenmerk dat de structuur nog intact is en de bebouwing redelijk gaaf, er wordt een ‘hoge waarde’ aan toegekend. Om de monumentale bebouwing en waardevolle archeologische funderingen te beschermen zijn hoogwatervoorzieningen aanwezig, zie verder par.3.9. De dijk langs de Hollandsche IJssel wordt gezien als een ‘Landschap lijn’ met een redelijk hoge tot hoge waarde. In het oude slagenlandschap is de trefkans / verwachting op archeologische sporen klein maar de structuur van het lint (nederzetting) (’s-Gravenweg / Bermweg) is nog redelijk in tact en heeft een ‘redelijk hoge waarde’. De relatie nederzetting – landschap wordt ‘redelijk hoog’ gewaardeerd. Zie bijlagen, kaart 7.
3.6 Recreatie Ten zuidoosten van de Ringvaart ligt een golfterrein, in beheer van de Golf- en Countryclub Capelle aan den IJssel. Het golfterrein ligt in het voormalige slagenlandschap, de oude structuur is hier niet meer aanwezig. Vanwege de venige ondergrond liggen de greens op tempex. Het maaiveld varieert in hoogte en ook de drooglegging varieert. De wateraan- en afvoer wordt geregeld middels 2 pompjes, in beheer bij de golfclub. Dit peilvak wordt verder beschreven in par. 3.9.
3.7 Geo(hydro)logie en bodemopbouw Geohydrologie De bodem van het plangebied bestaat grotendeels uit een kleidek op veen. Meer dan 10 meter onder het maaiveld bevindt zich een watervoerend pakket: een goed doorlatende grondlaag waarbinnen het diepere grondwater stroomt. Van nature fluctueren de grondwaterstanden tussen ca. 40 cm onder maaiveld (in natte winters) en 100 cm onder Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
15
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
maaiveld (in droge zomers). Er treedt niet of nauwelijks kwel en inzijging op. Op perceelsniveau wordt de grondwaterstand voornamelijk beïnvloed door seizoensafhankelijke neerslag- en verdampingshoeveelheden. De interactie tussen grondwater en oppervlaktewater in de polder Capelle is in het algemeen beperkt vanwege drainage, hierdoor neemt het opbollen van het grondwater af. Infiltratie uit de watergangen beperkt zich tot een smalle strook (circa 30 cm) langs de sloot. Grondwaterstroming De stijghoogte in het eerste watervoerend pakket wordt onder andere bepaald door de Hollandse IJssel en de Nieuwe Maas. De grondwaterstromingsrichting wordt beïnvloed door omliggende polders. De freatische grondwaterstand wordt voornamelijk bepaald door neerslag, verdamping en de in het gebied aanwezige drainage en watergangen, welke een ontwaterende functie hebben. Kwel en wegzijging Ondiepe rivierkwel vanuit de Hollandsche IJssel en Ringvaart treedt met name op in de lager gelegen delen aan de noordzijde van Capelle aan den IJssel, en nauwelijks in de polder Capelle, mogelijk voorkomend in de dijksloten langs de Nieuwe Maas in Capelle-West en Kralingse Veer (schematisch weergegeven in figuur 3). Zie bijlage kaart 10.
Figuur 3. Weergave lokale grondwaterstroming
Bodemopbouw De ondergrond in het stedelijk gebied bestaat uit diverse ophoogmaterialen. Onder dit maaiveld ligt een pakket Holocene veen-, klei- en leemlagen met een dikte van circa 10 m. De klei kan een zeer zandige bijmenging hebben en tussen het leem komen ingeschakelde zandbanen voor. De basis van de deklaag bevindt zich op een diepte van circa NAP -14,0 m. Onder de deklaag bevindt zich een pakket met een dikte van circa 30 m dat bestaat uit Pleistoceen zand. De onderzijde van dit pakket ligt op een diepte van circa NAP -44 m. De bovenzijde van het pakket bestaat uit uiterst fijn zand. Het overig deel bestaat uit matig fijn tot uiterst grof zand met een enkele grindlaag. Beneden NAP -44 m begint een laag met uiterst fijn zand, welke als eerste scheidende laag wordt gekenmerkt. Deze laag heeft een dikte variërend van circa 7 tot 20 m.
3.8 Hoogteligging en maaivelddaling Maaiveldhoogte De maaiveldhoogte in de polder varieert van ruim -3 m tot +7 m. NAP. De maaiveldhoogte is weergegeven op de huidige maaiveldhoogtekaart, zie bijlage kaart 5. Belangrijk voor uitvoering van verschillende functies is de drooglegging. De drooglegging is gedefinieerd als het hoogteverschil tussen de waterspiegel in een waterloop en de maaiveldhoogte.
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
16
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Figuur 4. Schematische tekening van het begrip drooglegging.
Drooglegging en functies HHSK hanteert voor de functies ‘grasland, akkerbouw, hoogwaardige land- en tuinbouw / glastuinbouw en stedelijk gebied’ richtlijnen voor drooglegging. Tabel 2: Richtlijnen drooglegging
Grondgebruik Grasland Akkerbouw Hoogwaardige land- en tuinbouw en glastuinbouw Stedelijk gebied (vloerpeilen)
Richtlijn drooglegging 0,60 m 1,30 m 1,30 m 1,30 m
De huidige drooglegging is bepaald door de maaiveldhoogte, verkregen uit het AHN2, te vergelijken met het oppervlaktewaterpeil van het peilgebied volgens het peilbesluit uit 2002. Bij deze berekening is uitgegaan van het hoogste oppervlaktewaterpeil (ten opzichte van gecorrigeerd NAP). In de polder Capelle komen verschillende droogleggingen voor. In het oorspronkelijke slagenlandschap, het veenweidegebied in het ’s-Gravenweggebied, ligt het maaiveld plaatselijk laag, resulterend in een drooglegging van slechts 50 cm of lager voor percelen. Het overgrote deel van de polder heeft een stedelijke functie. In gebieden waar in de periode 1950-1975 is gebouwd, waaronder Capelle-West, delen in Middelwatering en Oostgaarde, hanteerde de gemeente voor het maaiveld een minimale drooglegging van 70 cm en voor vloerpeilen 100 cm. ’s-Gravenland is ná 1978 gebouwd, waarbij voor het maaiveld reeds een drooglegging is aangehouden van 100 cm en voor vloerpeilen 130 cm. De wat nieuwere buurten in Middelwatering zijn aangelegd met een grotere drooglegging. Het centrumgebied heeft in deze wijk de grootste drooglegging, van 100 cm voor percelen en 135 cm voor vloerpeilen. De jongste wijk Fascinatio en bedrijven/kantorenpark Rivium zijn de hoogst gelegen delen in de polder, deze liggen zelfs boven NAP. De huidige streefpeilen en gemiddelde drooglegging per peilgebied zijn in onderstaande tabel weergegeven (zie ook bijlagen, kaarten 4 en 8). Tabel 3. Drooglegging peilgebieden, volgens toelichting peilbesluit 2002
Peilcode
Naam peilgebied
J01
Afvoerwatergang Aquarivia Rivium Fascinatio Kralingse Veer Volkstuinen
J02 J03 J04 J05
Streefpeil
Drooglegging
(m t.o.v. NAP)
(gemiddeld)
Knelpunten
-2,37 / -2,47
1m
Geen
+3,36 +2,4/+2,50 -2,37 -2,19
1,20 m 1 – 1,1 m 1m 1m
Geen Geen Geen Geen
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
17
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Peilcode
Naam peilgebied
Streefpeil
Drooglegging
(m t.o.v. NAP)
(gemiddeld)
J10 J11
Kralingse Veer Boerderij Schaardijk ’s-Gravenland Capelle-West Middelwatering / Oostgaarde Sportpark Couwenhoek Het Slot
J12 J13
Wijkje Torenhof Huizen Kanaalweg
-1,63 -2,34
1,0 m 0,6 m
J14 J15
School Golfterrein
-2,56 -2,72
0,4 m 0,6 m
J16
Villapark ‘s-Gravenpark
-2,67
0,5 m
J06 J07 J08 J09
-2,30 -2,37 -2,37 -2,36
1m 1m 1m 0,50 / 0,75 m
-2,36 /-2,56 -1,06
0,85 / 1,05 m 0,25 m
Knelpunten Geen Geen Geen Incidenteel wateroverlast bij ‘s-Gravenweg Geen Lokaal te geringe ontwatering bij woningen Geen Plaatselijk geringe drooglegging Klein peilverschil Negatief effect op ‘s-Gravenweg Versnippering
Maaivelddaling Bodemdaling komt voornamelijk voor door de oxidatie, klink van veen en zettingen. In het veenweidegebied in polder Capelle zijn op specifieke locaties de maaiveldhoogten in 2001 en 2011 vergeleken. De maaivelddaling in het ’s-Gravenweggebied is circa 1 cm / jaar. Correctie van het NAP-referentievlak in 2005 De hoogteligging van wegen, bebouwing en water wordt in Nederland uitgedrukt ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil. Dit NAP, dat een fictief vlak vormt over Nederland, is vastgelegd middels een netwerk van 500 vaste ondergrondse hoogtemerken. Van ieder hoogtemerk is bepaald wat de afstand is van de bovenkant van dit merk tot het NAP-vlak. Aan deze ondergrondse hoogtemerken is weer een netwerk van ongeveer 40.000 bovengrondse peilmerken gekoppeld. De aanname was dat vaste ondergrondse hoogtemerken nooit veranderen, en dus niet verzakken of gevoelig zijn voor geologische processen. Tijdens recente metingen is duidelijk geworden dat de ondergrondse hoogtemerken in heel Nederland wel degelijk een afwijking laten zien. In delen van Nederland zijn de deze hoogtemerken gezakt, terwijl in andere delen de hoogtemerken omhoog zijn gekomen. Hierdoor zou het NAP-vlak niet meer horizontaal liggen. Daarom heeft Rijkswaterstaat besloten alle hoogtes van de hoogtemerken en de daaraan gekoppelde peilmerken ten opzichte van het NAP te corrigeren. Dit noemen we de NAP-correctie. Periodiek vindt een dergelijke NAP-correctie plaats. Rijkswaterstaat heeft in 2005 een correctie uitgevoerd op de peilmerken van het NAP referentievlak. De NAP-correctie betekent in de praktijk een correctie van de hoogteligging van de peilschalen. De peilschalen zijn ten opzichte van het NAP-referentievlak gezakt (2,4 cm = 2,0 cm afgerond) en moeten omhoog getrokken worden. De waterstand verandert niet, alleen de aanduiding van het peil is 2 cm lager. De drooglegging blijft dus ook gelijk, omdat heel West-Nederland, dus zowel het maaiveld als het waterpeil, is gedaald. Zie ook figuur 5. Voor het peilbesluit polder Capelle betekent dit dus dat de oppervlaktewaterpeilen 2 cm lager aangeduid moeten worden. Om verwarring te voorkomen, wordt bij de beschouwing van de huidige peilen uitgegaan van de peilen uit het peilbesluit 2002. De correctie wordt meegenomen in het nieuwe peilvoorstel.
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
18
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Figuur 5. Grafische weergave van de NAP-correctie
3.9 Watersysteem Het watersysteem in de polder Capelle wordt gekenmerkt door relatief brede watergangen en is nadrukkelijk aanwezig. Het waterpeil is afgestemd op de stedelijke functie, het maatgevende grondgebruik. De volgende deelgebieden zijn te onderscheiden: de jongste wijk Fascinatio in het noordwesten, de kantorenwijk het Rivium in het zuidwesten en ten zuiden van de Abram van Rijckevorselweg de Rotterdamse enclave Kralingse Veer, de gemengde wijk Capelle-West en de jaren ’90 wijk ’s-Gravenland. Ten oosten van de Algeraweg, tussen de Ringvaart en de Hollandsche IJssel liggen de wijken Middelwatering en Oostgaarde. Het watersysteem in de polder Capelle wordt voornamelijk gevoed vanuit de Ringvaart met het peil -2,15 m NAP. De belangrijkste inlaatpunten zijn het suppletiegemaal Bermweg, gemaal Fascinatio en inlaat Oeverrijk. Via het suppletiegemaal wordt inlaatwater via een ondergrondse duiker naar het verdeelpunt Algeraweg geleid. Hier wordt het water verdeeld over de peilgebieden Capelle-West en ’s-Gravenland. Er is ook een inlaat aanwezig naar de wijk Middelwatering, maar deze wordt in de praktijk alleen in noodsituaties gebruikt. Ten westen van de Algeraweg stroomt het water uiteindelijk naar het zuidwesten, naar het gemaal Aquarivia dat het overtollige water loost op de Nieuwe Maas. De wijken Middelwatering en Oostgaarde worden voornamelijk gevoed vanuit inlaat Oeverrijk. Indien noodzakelijk wordt er ook water ingelaten uit de Hollandsche IJssel via een inlaat bij het gemaal Middelwatering. Zie bijlagen, kaart 3. Het inlaatregime is voornamelijk afgestemd op het peilbeheer, er wordt nauwelijks doorgespoeld ten behoeve van de waterkwaliteit. In natte perioden wordt overtollig water afgevoerd naar de Hollandsche IJssel, via gemaal Middelwatering’ en gemaal ‘Oostgaarde’. Verder bestaat er een ‘nooduitlaat’ in de omgeving van de Klaas Klinkertkade. Deze nooduitlaat dient alleen voor calamiteiten. Het watersysteem van polder Capelle bestaat uit 16 peilgebieden. De afwijkende peilvakken zijn in het peilbesluit uit 2002 opgenomen alsof het peilgebieden zijn, zonder dat toegevoegd is dat het afwijkende peilen zijn omdat ervoor gekozen is om alle gebieden met een eigen peil aan te duiden als peilgebied. In de bijbehorende toelichting zijn wel gebieden die een afwijkend peil voor een specifieke functie hebben onderscheiden. Omdat het Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
19
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
watersysteem eind jaren negentig van de vorige eeuw is overgedragen aan, destijds, het hoogheemraadschap van Schieland, zijn vergunningen voor het voeren van een afwijkend peil onbekend op één na, op 13 september 2011 is een vergunning verleend voor de onderbemaling ter plaatse van de ’s-Gravenweg 311 (Golfterrein).
Figuur 6. Overzicht peilgebieden conform peilbesluit 2002.
Hieronder worden alle huidige peilgebieden, dus inclusief de afwijkende peilvakken, beschreven en eventuele knelpunten benoemd. J01 Peilgebied Afvoerwatergang Aquarivia. Flexibel peil -2,37 m/ -2,47 m NAP. Dit peilgebied ligt ten westen van de Algeraweg en is de afvoerwatergang naar het gemaal Aquarivia die tussen de wijken ’s-Gravenland en Capelle-West en voor een deel aan de oostkant van Kralingse Veer is gesitueerd. Dit gebied wordt gezien als een peilgebied vanwege de werking van het gemaal waardoor het peil kan fluctueren tussen -2,37 m en -2,47 m NAP. Er zijn geen knelpunten aanwezig. J02 Peilgebied Rivium. Peil +3,36 m NAP. Het Rivium ligt ten oosten van de Rijksweg A16 bestaat uit kantoren- en bedrijfsgebouwen. Het maaiveld is hier het hoogst, ongeveer 4,55 m +NAP. Water wordt zowel in- als uitgelaten bij het gemaal Aquarivia. Door middel van het suppletiegemaal Bermweg wordt circa 2m3/min ingelaten, rondgepompt en overtollig water verlaat dit gebied via een stuw nabij het gemaal Aquarivia. Op enkele plekken in de watergangen vindt wegzijging van Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
20
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
water plaats via de kleibodem. De drooglegging is gemiddeld 1,20 m. Er zijn geen knelpunten. J03 Peilgebied Fascinatio. Flexibel peil +2,40 m / +2,50 m NAP. Deze jongste wijk is opgehoogd en bestaat uit havenslib met daarop een afdeklaag van klei en daarboven zand. Water wordt afgevoerd boven een peil van +2,50 m NAP en ingelaten vanaf +2,40 m NAP. Water wordt vanuit de Ringvaart door het gebied gepompt met een pompcapaciteit van circa 14 m3/minuut en via een overlaat en een duiker met een afvoercapaciteit van 18mm/dag afgevoerd naar gemaal Aquarivia. De drooglegging is gemiddeld 1 m en de maaiveldhoogte +3,50 m NAP. Er zijn geen knelpunten aanwezig. J04 Peilgebied Kralingse Veer. Peil -2,37 m NAP. Woonwijk ten oosten van het Rivium, behorend tot de gemeente Rotterdam. Het water wordt aangevoerd via een pomp op een stuw in de afvoerwatergang in ’s-Gravenland, achter Damhertstraat nr. 10. Via een pomp op een damwand in de watergang in de IJsselmondselaan wordt water aangevoerd naar de volkstuinen, vanwaar het over stuwen naar de afvoerwatergang richting het gemaal valt. Peilstijgingen worden afgevlakt: wanneer het peil enige centimeters stijgt, valt het water terug over de stuw (achter Damhertstraat) naar de afvoerwatergang in ’s- Gravenland. De gemiddelde drooglegging is 1 m maar plaatselijk is deze kleiner. In Kralingse Veer spelen plaatselijk problemen vanwege lokale zettingen van de bodem. J05 Peilvak Volkstuinencomplex. Peil -2,19 m NAP. Dit is een groen gebied is de wijk Kralingse Veer. Water wordt ingelaten middels een pomp in de watergang in de IJsselmondselaan (-2,37 m NAP) en afgevoerd via stuwen naar de afvoerwatergang en naar peilgebied Boerderij Schaardijk. In het peilbesluit 2002 is in de toelichting opgenomen dat dit peilgebied een afwijkend peil is vanwege het belang van de volkstuinen. Het peil is echter niet alleen van belang voor de volkstuinen maar ook voor het groengebied en woningen. Er is dus sprake van algemeen belang. Er zijn geen knelpunten vanwege het gevoerde oppervlaktewaterpeil. J06 Peilvak Boerderij Schaardijk 482. Peil -2,30 m NAP. Monumentale boerderij met een afwijkend peil. Gelegen onderlangs de Schaardijk. Water wordt aangevoerd via stuwen ten zuiden van groengebied J05 en afgevoerd via een stuw naar afvoerwatergang (-2,37 / -2,47 m). De huidige drooglegging veroorzaakt geen knelpunten. J07 Peilgebied ’s-Gravenland. Peil -2,37 m NAP. Woonwijk nabij de Abram van Rijckevorselweg en Algeraweg. Oppervlaktewater wordt aangevoerd via het verdeelpunt halverwege de Algeraweg en afgevoerd via stuwen naar de afvoerwatergang Aquarivia J01. Geen knelpunten. J08 Peilgebied Capelle-West. Peil -2,37 m NAP. Woonwijk Capelle-West (deels bedrijventerrein) ligt tussen de woonwijk ’s-Gravenland en de Hollandsche IJssel / Nieuwe Maas. Water wordt aangevoerd via het verdeelpunt halverwege de Algeraweg en afgevoerd via stuwen naar de Afvoerwatergang Aquarivia (-2,37 / -2,47 m). Plaatselijk is de drooglegging klein maar gemiddeld met 1 meter voldoende en zijn er in de praktijk geen knelpunten. De dijksloot onderaan de Nijverheidsstraat / Doormanstraat vormt een apart knelpunt. Deze dijksloot staat niet in verbinding met het watersysteem. Bij te veel neerslag wordt er handmatig afgewaterd, bij droogte handmatig water aangevoerd. Dit is een knelpunt voor omwonenden. J09 Peilgebied Middelwatering / Oostgaarde. Peil -2.36 m NAP. Deze wijken liggen ten oosten van de Algeraweg, ten zuiden van de Ringvaart en aan Hollandsche IJssel. De oostgrens van Oostgaarde is tevens de gemeentegrens. Het gebied bestaat voornamelijk uit stedelijke bebouwing. Ten noorden van de wijken Middelwatering en Oostgaarde, langs de zuidkant van de Ringvaart komt nog een klein deel van het Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
21
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
oorspronkelijke, venige, slagenlandschap voor. De (lint)bebouwing bevindt zich voornamelijk langs de ’s-Gravenweg. Inlaat Oeverrijk is de hoofdinlaat (in de Ringvaart) van Middelwatering en Oostgaarde, met een capaciteit van 4,5 m3/min. In noodsituaties kan ook via het suppletiegemaal Bermweg water worden ingelaten. Zelden wordt ingelaten ter plaatse van het gemaal ‘Middelwatering’. Water wordt afgevoerd via gemalen Middelwatering en / of Oostgaarde. Beide gemalen lozen op de Hollandsche IJssel. Gemaal Middelwatering heeft de grootste afvoercapaciteit, 90 m3/min tegenover 50 m3/min van gemaal Oostgaarde. Met name bij de ’s-Gravenweg in Capelle aan den IJssel komen kleine droogleggingen voor. Het oorspronkelijke veenweide slagenlandschap is deels nog in tact. De drooglegging is overwegend kleiner dan 50 cm. Dit levert in de praktijk incidenteel knelpunten op. J10 Peilgebied Sportpark Couwenhoek. Zomerpeil -2,36 m, winterpeil -2,56 m NAP. Door het hanteren van een lager peil in de winter kunnen de sportvelden beter worden benut. Het sportpark wordt in die periode door middel van drainage ontwaterd. Het wateroverschot wordt afgepompt naar de hoofdwatergang in Oostgaarde. De drooglegging is voldoende. Het peilgebied levert geen knelpunten op. J11 Peilvak Het Slot. Peil -1,06 m NAP. Archeologisch zeer waardevolle locatie in de oude kern van Capelle aan den IJssel met een hoog peil in de twee slotgrachten vanwege monumentale funderingen. Middels een duiker en pompje wordt water ingelaten vanuit en afgevoerd naar de Rembrandtsingel. Dit afwijkende peil levert in de praktijk geen knelpunten voor het watersysteem op. J12 Peilvak wijkje Torenhof. Peil –1,63 m NAP. De dijksloot in dit peilgebied is een hoogwatervoorziening vanwege de houten funderingen van gebouwen zoals de oude kerk en andere monumentale panden. Water wordt middels een pomp vanuit de hoofdwatergang langs de Kievitlaan ingelaten, max. 11 mm/etmaal. Het teveel aan water valt over via duikers / stuwen richting A. Vuijklaan / Kievitlaan. Er zijn geen knelpunten. J13 Peilvak Huizen aan de Kanaalweg. Peil -2,34 m NAP. Deze hoogwatervoorziening wordt in stand gehouden via een inlaat in de Ringvaart met een afvoer naar lager gelegen aangrenzend gebied (School en weilandjes). De drooglegging achter de woningen (schuurtjes en tuinen) is een knelpunt. De inlaat heeft een negatieve invloed op het watersysteem (versnippering van het watersysteem, het inlaten van gebiedsvreemd water en het onderhoud van inlaat en pomp). J14 Peilvak School. Peil -2,56 m NAP. Dit gebied wordt onderbemalen in verband met de kleine drooglegging, volgens peilbesluit 2002. Wateraanvoer geschiedt via stuw in de watergang achter Kanaalweg. Afvoer middels een pompje (2,5 m3/min) naar de Ringvaart. De watergang bij de school is een afwijkend peil. Dit gebied bestaat naast de school uit weilandjes met hobbydieren. De sloten zijn afgesloten van het watersysteem in het ’s-Gravenweggebied middels o.a. wandconstructies. Het gebied veroorzaakt versnippering van het watersysteem en vergt het nodige onderhoud van de kunstwerken door HHSK. J15 Peilvak Golfterrein. Peil -2,72 m NAP. Water wordt ingelaten via de watergang nabij de ’s-Gravenweg. Het teveel aan water wordt middels 2 pompen, in beheer bij de Golf- en countryclub Capelle, weggepompt naar de ’s-Gravenweg. Het gebied veroorzaakt een versnippering van het watersysteem. De ontwatering van dit afwijkende peilgebied veroorzaakt soms een (lokaal) knelpunt voor de bebouwing aan de ’s-Gravenweg vanwege de geringe drooglegging van dit gebied. J16 Peilvak ’s-Gravenpark. Peil -2,67 m NAP. In het peilbesluit uit 2002 is deze villawijk als apart peilgebied opgenomen. In de toelichting is gesteld dat het geen afwijkend peilgebied betreft maar dat het onderdeel is van Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
22
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Middelwatering / Oostgaarde, dus met een streefpeil van -2,36 m. In de praktijk is het wel een apart peilgebied en wordt er een lager afwijkend peil gehanteerd van -2,76 m. Dit aparte peilgebied veroorzaakt een versnippering van het watersysteem. In onderstaande tabel zijn de peilgebieden, zoals vastgesteld in het peilbesluit in 2002, inclusief de afwijkende peilen, weergegeven. Zie ook bijlagen, kaart 4. Tabel 5. Peilgebieden volgens peilbesluit polder Capelle uit 2002.
J02
Naam peilgebied/vak Afvoerwatergang Aquarivia Rivium
J03
Fascinatio
J04
Kralingse Veer
J05
Volkstuinencomplex Boerderij Schaardijk 482
-2,19
Opgepompd vanuit de Ringvaart Via pomp Damhertstraat Via pomp uit J04
-2,30
Via stuw in J05(zuid)
J07
’s-Gravenland
-2,37
J08
Capelle-West
-2,37
Via verdeelpunt nabij Algeraweg Via verdeelpunt nabij Algeraweg
Via gemaal Aquarivia naar de Nieuwe Maas Over stuw naar afvoerwatergang (Aquarivia) Via stuw naar gemaal Aquarivia Via pomp naar J05/stuw naar J01 Via stuwen naar J01 en J06 Via stuw naar afvoerwatergang (Aquarivia) Via stuw naar afvoerwatergang Via stuw naar afvoerwatergang
J09
Middelwatering Oostgaarde
-2,36
Vanuit Ringvaart (eventueel Hollandsche IJssel)
Via gemaal Middelwatering en Oostgaarde
J10
Sportpark Couwenhoek
-2,36 / -2,56
J11
Het Slot
-1,06
Via pomp naar hoofdwatergang Oostgaarde Via duiker naar Rembrandtlaan
J12
Torenhof
-1,63
J13
Huizen Kanaalweg (noordoost)
-2,34
Vanuit stuw hoofdwatergang Oostgaarde Via een opmaling vanuit Rembrandtsingel Via een opmaling vanuit hoofdwatergang Kievitlaan Vanuit inlaat Ringvaart
J14
School
-2,56
Inlaat via Kanaalweg
Via pompje naar Ringvaart
J15
Golfterrein
-2,72
Inlaat vanuit tussenliggende overige watergang
Afvoer naar tussenliggende watergang
J16
Villapark ’s-Gravenpark
-2,67
Inlaat vanuit Ringvaart
Afvoer naar ’sGravenweggebied
Peilcode J01
J06
Streefpeil (m t.o.v. NAP)
-2,37 / -2,47 -3,36 +2,50 / +2,40 -2,37
Wateraanvoer
Waterafvoer
Ontvangt water uit Capelle-West en ‘s-Gravenland Via pomp in gemaal Aquarivia
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
Eventuele knelpunten Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Peilbeheer dijksloot Nijverheidsstraat Lokaal bij ’sGravenweg geringe drooglegging Geen Afwijkend peil
Via duikers naar A. Vuijklaan
Afwijkend peil
Via overlaat naar -2,56 m peil
Afwijkend peil Geringe drooglegging, versnippering, extra inlaat Afwijkend peil. Geringe drooglegging Afwijkend peil. Te grote afwenteling op s-Gravenweg Afwijkend peil. Versnippering.
23
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
3.10 Waterkwaliteit en ecologie Rioleringstypen In de polder Capelle komen diverse soorten rioolstelsels voor. Fascinatio en het Rivium hebben beiden gescheiden rioolstelsel, het hemelwater wordt geloosd op het oppervlaktewater. In ’s-Gravenland ligt een ‘verbeterd gescheiden stelsel’ waarbij meer hemelwater naar het oppervlaktewater wordt afgevoerd. In Kralingse Veer en Capelle-West komen voornamelijk gemengde stelsels voor: neerslag en afvalwater worden gezamenlijk opgevangen en afgevoerd naar de afvalwaterzuivering (AWZI) Kralingse Veer. Bij extreme buien vindt er een “overstort” plaats: het overtollige hemel- en afvalwater wordt geloosd op het oppervlaktewater. Dit leidt tot vervuiling van het oppervlaktewater. In Middelwatering en Oostgaarde liggen in een groot deel van het gebied ‘gemengde rioolstelsels’. In enkele delen zijn ‘gescheiden’ of ‘verbeterd gescheiden rioolstelsels’ aanwezig. Hier wordt het eerste (grootste) gedeelte van een regenbui afgevoerd naar de AWZI en een deel naar het oppervlaktewater. De gemeente Capelle aan den IJssel streeft er naar om in nieuw te ontwikkelen of te herstructureren gebieden de neerslag die op daken en wegen valt ‘af te koppelen’ van de afvalwaterriolering en via een apart hemelwaterriool af te voeren naar het oppervlaktewater in de omgeving. Ecologie Het oppervlaktewater vervult naast berging en afvoer van water ook een belangrijke ecologische functie. Het HHSK heeft een waterkwaliteitsmeetnet waarin routinematig onderzoek wordt verricht. In het meetnet wordt onderscheid gemaakt in vaste en roulerende meetpunten. Daarnaast wordt in het kader van het waterplan ook projectmatig onderzoek gedaan. De meetpunten uit het vaste meetnet worden jaarlijks met de frequentie van eenmaal per maand bemonsterd en de meetpunten uit het roulerende meetnet worden een jaar (met dezelfde frequentie als vaste meetnet) per drie jaar bemonsterd. De belangrijkste waterkwaliteitsparameters in relatie tot peilbeheer in polders zijn de concentraties van nutriënten (stikstof en fosfaat), chloride en doorzicht. Uit een bronnenanalyse van de belasting in Capelle-West en ’s-Gravenland blijkt dat de totale nutriëntenbelasting veel hoger is dan de belasting die het systeem kan verwerken. Met name de fosfaatbelasting, maar ook de stikstofbelasting is te hoog. Chloride voldoet wel aan de MTR-norm van 200 mg/l (90-percentiel). Belangrijke bronnen van de waterkwaliteit zijn de waterinlaat vanuit de Ringvaart, bladval, bagger, riooloverstorten en honden- en watervogelpoep. Lage zuurstofconcentraties (onder de 3 mg/l) kunnen leiden tot vissterfte. De inlaat van water vanuit de Ringvaart vormt de grootste bron van belasting. In de Ringvaart zijn veel voedingsstoffen aanwezig vanuit de landbouw. In vergelijking met het Ringvaartwater treden bij het gemaal Aquarivia relatief gezien de hoogste belastingen op. Mogelijke oorzaken hiervan kan een dikke sliblaag in combinatie met overstorten zijn (gemengd stelsel of foutieve aansluitingen gescheiden stelsel). Op basis van de hoge belasting zou het watersysteem in een troebele, plantenarme en algenrijke toestand verkeren. Door de relatieve korte verblijftijd in met name ’s-Gravenland, Capelle-West, Fascinatio en Kralingse Veer worden algen en kroos echter uit de watergangen gespoeld, waardoor de meeste waterlopen er helder uit zien. In watergangen waar minder stroming staat kunnen wel kroosdekken optreden en wordt het water troebeler. In het gebied van Middelwatering, Oostgaarde en het ’s-Gravenweggebied is er sprake van een procesgestuurd watersysteem, er wordt enkel water ingelaten voor peilhandhaving, de verblijftijd van het water is gemiddeld 90 dagen. Hier komt helder water met waterplanten, zonder overmatige kroosgroei voor. Uit een bronnenanalyse is gebleken dat de stikstof en fosfaatbelasting rond of net onder de kritische grenzen liggen die het systeem kan verwerken. Lokaal kan er een hogere belasting optreden, waardoor het systeem wordt verstoord en troebele watergangen voorkomen. Dit is het geval in Binnenhofgebied. Hier wordt het water extra belast door overmatige bladval en de wateren zijn slecht bereikbaar voor onderhoud, wat zich uit in een dik kroospakket. Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
24
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Waterkwaliteitsbeelden en ecokleurenkoers Het HHSK onderzoekt de waterkwaliteit en ecologie van wateren via de methode van “waterkwaliteitsbeelden“. Hierbij wordt gekeken naar de factoren die de kwaliteit van het watersysteem beïnvloeden (o.a. verblijftijd, nutriëntenbelasting, aanwezige oeverbegroeiing). Op basis hiervan kan een beeld worden geschetst van de huidige kwaliteit en de haalbare kwaliteit, welke op basis van de gebiedseigenschappen in de toekomst bereikt kan worden met behulp van maatregelen. In de periode tot 2015 (peildatum KRW) ligt de grootste opgaaf bij het voorkomen van acute waterkwaliteitsproblemen en het benutten van ecologische potenties van het water in het gebied zodat (KRW)doelstellingen worden gehaald. De waterkwaliteitsbeeldenmethodiek is gebruikt om de huidige en ecologische toestand in te schatten en welke bepalende waterkwalititeitsprocessen hierbij een rol spelen. De meeste wijken verkeren in een slechte ecologische toestand meestal doordat de belasting op het systeem groter is dan de streefwaarden. Middelwatering en Oostgaarde verkeren (met uitzondering van Binnenhof) in een instabiele toestand (rond de kritische grenzen). Vervolgens zijn haalbare doelstellingen en maatregelen voor de verschillende wijken (peilgebiedsniveau) afgeleid. Het algemene waterkwaliteitsstreefbeeld Snoek-Blankvoorn (stabiel helder,procesgestuurd) wordt na maatregelen in veel wijken bereikt (ecologische basisniveau, STOWA klasse III). De verwachting is dat in nagenoeg alle peilvakken een verbetering van de waterkwaliteit kan worden bereikt door een verbetering van de oevervegetatie (door toepassen van de ecokleurenkoers en de aanleg van natuurvriendelijke oevers. In de gebieden Oostgaarde-oost, Paradijssel, (Oostgaarde) worden de hoogst haalbare waterkwaliteitsdoelstellingen gerealiseerd (RuisvoornSnoek/Zeelt-Kroeskarper).
Figuur 7. Weergave algemene waterkwaliteitsbeelden Capelle aan den IJssel
Er zijn twee typen maatregelen noodzakelijk om de kwaliteit te verbeteren, te weten: reductie van de belasting met eutrofiërende stoffen, waarbij onderscheid gemaakt kan worden in reductie van de externe belasting en interne belasting; het vergroten van de robuustheid van het watersysteem door de belastbaarheid te vergroten. Dit zijn de zogenaamde interne maatregelen. Hierdoor worden de zogenaamde kritische belastinggrenzen verhoogd. In de integrale waterplannen zijn de maatregelen per deelgebied beschreven. Er worden bronmaatregelen genomen om de belasting te verminderen. Onder deze maatregel vallen baggeren, verminderen inlaatwater, verminderen hoeveelheid blad(val) in watergangen, verminderen riooloverstorten door afkoppelen verhard oppervlak en/of aanleg bergbezinkvoorzieningen en inzet hondenpoepzuigers. De begroeide oevers en hoofdwatergangen in polder Capelle worden onderhouden volgens de “ecokleurenkoers”. In de hoofdwatergangen die ruimer zijn gedimensioneerd worden niet Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
25
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
alle planten weggehaald bij het maaien. Zo worden er kansen voor de ontwikkeling van de ecologie gecreëerd zonder dat dit de waterafvoer belemmerd. Door het verbeteren (en uitbreiden) van de oevervegetatie worden de waterkwaliteitsbeelden verder gerealiseerd. In sommige deelgebieden zoals in Rivium en Fascinatio worden hierdoor de doelstellingen bereikt.
3.11 Geplande RO-ontwikkelingen De polder Capelle is een stedelijk gebied waarin niet veel ruimte meer is voor verdere stedelijke uitbreiding. Fascinatio bevindt zich in de laatste fase van inrichting. In het ‘s-Gravenweggebied zijn in de toekomst nog enkele kleine stedelijke ontwikkelingen te verwachten. Hier komen in de huidige situatie afwijkende peilen voor. Bij ruimtelijke veranderingen zullen de afwijkende peilen worden ingetrokken en moet er in principe worden aangesloten op het oppervlaktewaterpeil van het bestaande, aansluitende peilgebied waarin het plangebied ligt. Binnen de bestaande stedelijke contour zullen op buurtniveau herstructureringsprojecten plaatsvinden. Echter, peilwijzigingen ten gevolge van ruimtelijke ontwikkelingen zijn niet te verwachten omdat rekening gehouden moet worden met bestaande belangen.
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
26
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
4 Integrale afweging Een duidelijk en transparant afwegingskader voor een peilenkeuze is noodzakelijk in de communicatie met belanghebbenden binnen en buiten HHSK. Bij de keuze van oppervlaktewaterpeilen spelen de eisen en de maaiveldhoogte van de aanwezige functies in het gebied een rol, maar ook het beperken van de maaivelddaling is een belangrijk criterium. In stedelijk gebied worden de oppervlaktewaterpeilen doorgaans niet aangepast om maaivelddaling of schadelijke gevolgen voor funderingen zoveel mogelijk te voorkomen. Gemeenten en particulieren zijn verantwoordelijk voor de periodieke ophogingen.
4.1 Algemene uitgangspunten en randvoorwaarden In bestaand stedelijk gebied handhaaft het hoogheemraadschap in het algemeen de bestaande waterpeilen. Bij ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied biedt het hoogheemraadschap als vertrekpunt geen lager waterpeil aan dan het bestaande, zodat bodemdaling wordt tegen gegaan. Waar daartoe aanleiding bestaat, bijvoorbeeld om voedselrijke kwel terug te dringen, kan eventueel worden overwogen om een hoger peil in te stellen. De richtlijn voor de drooglegging in stedelijk gebied (vloerpeilen) is 1,30 meter. Indien de huidige gemiddelde drooglegging minder dan 1,30 m bedraagt en er bestaat geen directe aanleiding om de drooglegging te vergroten (er zijn geen knelpunten), dan blijft het huidige waterpeil, en daarmee de drooglegging, gehandhaafd. Derhalve wordt mogelijke paalrot en versnelde inklinking van de bodem voorkomen.
4.2 Afwegingssystematiek Conform het WBP 2010-2015 streeft HHSK ernaar het peilbeheer af te stemmen op de gebruiksfunctie en het ecologisch functioneren, waarbij tevens rekening wordt gehouden met eventuele lange termijn effecten en ontwikkelingen zoals klimaatverandering en bodemdaling. HHSK heeft niet de ambitie dit resultaat primair te bereiken via het spoor van peilbesluiten en vergunningen. In veel gevallen vraagt dit namelijk grote aanpassingen aan het watersysteem. Dergelijke aanpassingen worden wel nagestreefd via ruimtelijke ordeningsplannen, gebiedsgerichte samenwerkingsprojecten en eigen maatregelenplannen. Sommige van deze projecten en plannen kunnen uiteindelijk ook leiden tot een ander peilbesluit. Mocht het voor de afweging nodig zijn om een prioritering van de belangen weer te geven, dan zal de volgende prioritering op hoofdlijnen worden gevolgd: 1. Veiligheid en het voorkomen van economische schade door wateroverlast staan bovenaan in de afweging. Hierbij gaat het om de stabiliteit en hoogte van de waterkeringen die gewaarborgd moet zijn en de uitkomsten van de watersysteemanalyses m.b.t. de NBW-wateropgave die niet mag toenemen door peilveranderingen (overeenkomstig met de Verdringingsreeks). 2. Op de tweede plaats dient verdergaande bodemdaling zoveel mogelijk te worden voorkomen, evenals het verzakken van objecten (overeenkomstig provinciaal beleid). Peilverlagingen zijn dus ongewenst. 3. Als derde is het belangrijk dat bij functieveranderingen het huidige peil gehandhaafd blijft in het kader van het provinciale en waterschapsbeleid: ‘Functie volgt peil’. Hiermee wordt verdere versnippering van het watersysteem voorkomen, waardoor de robuustheid van het watersysteem wordt gewaarborgd en de ecologie en waterkwaliteit niet in het gedrang komen. 4. Vervolgens wordt gekeken naar het zorgen voor voldoende, kwalitatief goed oppervlaktewater (dit laatste in samenhang met een goede ecologische inrichting en de eventuele scheepvaart).
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
27
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Uitgangspunten m.b.t. het vaststellen van het streefpeil bij herziening peilbesluit 1. De keuze voor het peil vindt in eerste instantie plaats op basis van de vereiste drooglegging. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de beschreven richtwaarden in hoofdstuk 3.8. Voor het peilbesluit voor de polder Capelle worden de huidige streefpeilen onderzocht op geschiktheid voor de maatgevende functie. De huidige oppervlaktepeilen zullen in principe worden gecontinueerd, tenzij er praktijkinformatie is en of nieuwe richtlijnen zijn die aantonen dat het huidige peil ongeschikt is voor de aanwezige functie. 2. Als er peilveranderingen plaatsvinden mogen er geen effecten optreden die de veiligheid van de waterkeringen negatief beïnvloeden. 3. Peilveranderingen mogen ook niet leiden tot een toename of tot het ontstaan van de NBW-wateropgave voor het huidige klimaat en voor de klimaatshorizon 2050. 4. Peilverlaging is ongewenst, aangezien dit in veengebieden de maaivelddaling versterkt. In diepe polders zorgt het voor een toename van kwel en het kan leiden tot schade aan bebouwing door verzakking van gebouwen en paalrot. Peilverlaging met als enige doel het bereiken van meer waterberging wordt niet toegepast, tenzij dit in calamiteitenplannen van HHSK is vastgelegd. 5. In veenweidegebieden kan het streefpeil worden afgestemd op de maaivelddaling (peilaanpassing). Indien de verwachte maaivelddaling groter is dan 5 cm per 10 jaar, streeft HHSK naar een peilindexering. Een peilindexering houdt een gefaseerde peilverlaging gedurende het peilbesluit in. Dit wordt ook wel de maaivelddalingsclausule genoemd. 6. In het stedelijk gebied kan in overleg met de betreffende gemeente gekozen worden voor peilaanpassing die afgestemd wordt op zettingsgevoelige bodems, daarbij wel rekening houdend met zakkingsgevoelige objecten (m.b.t. houten funderingen, paalrot, etc.). 7. Indien de huidige situatie in vergelijking tot de situatie uit 2002 (peilbesluit polder Capelle) aanleiding geeft voor peilverandering, dan zal het effect op archeologische waarden worden beoordeeld in samenwerking met de provincie Zuid-Holland. 8. Samenvoeging van peilvakken (en peilafwijkingen) wordt, indien economisch of beheertechnisch gunstig, gestimuleerd. Versnippering van peilgebieden wordt tegengegaan in het belang van een efficiënt peilbeheer en verbetering van waterkwaliteit en ecologie, tenzij argumenten (zoals het vasthouden van water) pleiten voor (behoud van) scheiding. 9. HHSK is uiterst terughoudend met de verlening van nieuwe vergunningen voor peilafwijkingen en het continueren van bestaande, dit wordt verderop in deze paragraaf verder toegelicht. Afwijkende peilen Een afwijkend peil is een peilvak binnen het, in een peilbesluit vastgestelde, omringende peilgebied waar het waterpeil op een ander, afwijkend niveau wordt gehandhaafd. Deze afwijking kan zowel uit een lager of hoger peil bestaan. Een peilafwijking heeft altijd een bepaald doel, bijvoorbeeld bescherming van bebouwing of een archeologisch monument (hoogwatervoorziening), landbouwkundige doelen (onderbemaling) of veiligheid (dijksloten). Een peilafwijking wordt bij wijze van uitzondering op het peilbesluit vergund en de vergunning is altijd van tijdelijke aard, maximaal 10 jaar. Met het vaststellen van een nieuw peilbesluit komen alle bestaande vergunningen voor hoogwatervoorzieningen, opmalingen en onderbemalingen te vervallen. Na vaststelling van het peilbesluit door de Verenigde Vergadering kunnen belanghebbenden opnieuw een vergunning aanvragen, welke beoordeeld wordt door het Hoogheemraadschap. HHSK is verantwoordelijk voor het beheren van een afwijkende vergunning, een ander rechtspersoon (meestal de belanghebbende) is vaak verantwoordelijk voor het onderhoud. Wanneer wordt een afwijkend peil vergund? De provincie Zuid-Holland heeft als normering vastgesteld dat peilafwijkingen (waaronder onderbemalingen, opmalingen en hoogwatervoorzieningen) niet mogelijk zijn, tenzij het individueel belang onevenredig veel geschaad Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
28
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
wordt ten opzichte van het algemeen belang (Provinciaal waterplan Zuid-Holland 20102015). Een afwijkend peil wordt pas vergund als geïnventariseerd is of er algemene belangen in het geding zijn die zwaarder wegen dan het individuele belang van de gebruiksfunctie waarvoor de peilafwijking wordt aangevraagd. Als peilwijking kan niet worden toegestaan als dit leidt tot één van onderstaande effecten: een meer dan gemiddelde versnelling van de autonome maaivelddaling in het betrokken gebied veroorzaakt door oxidatie, zetting en klink van het veenpakket; het proces van versnelde bodemdaling niet meer ongedaan valt te maken, waardoor lager gelegen delen binnen een peilgebied ontstaan; het optreden van mogelijke schade aan (gebruiks)functies, zoals bijvoorbeeld gebouwen; een versnippering van het peilbeheer, waarvan sprake is wanneer de onderlinge samenhang in het waterbeheersysteem slecht is te overzien en aan te sturen is (bv. verslechtering van doorspoeling van peilgebieden met het oog op de waterkwaliteit); het toenemen van kwel en verzilting in het betrokken gebiedsdeel. Bovenstaande belangen in achtnemend kunnen twee situaties voor het verlenen van een vergunning van een afwijkend peil voorkomen: 1. Indien de gemiddelde maaiveldhoogteligging van de percelen binnen de peilafwijking in opvallende mate afwijkt van de gemiddelde maaiveldhoogte in het omringende peilgebied. 2. Indien het grondgebruik van de percelen binnen de peilafwijking een drooglegging vereist die in opvallende mate afwijkt van de vereiste drooglegging in het omliggende gebied. In de bovenstaande gevallen wordt onder “wijkt in opvallende mate af” verstaan: een verschil van ten minste 10 en ten hoogste 40 cm. Bovendien wordt bij beide situaties opgemerkt dat het bovenstaande alleen geldt als de oppervlakte van de peilafwijking te gering is om een apart peilgebied te vormen. De criteria 1 en 2 zijn van toepassing op nieuwe aanvragen voor peilafwijkingen. Principieel gelden voor bestaande peilafwijkingen dezelfde beleidsuitgangspunten en geformuleerde criteria. Wanneer wordt een vergunning voor een bestaand afwijkend peil ingetrokken? Omdat een peilafwijking de robuustheid van een watersysteem negatief beïnvloedt en daarmee de beheersbaarheid van een watersysteem afneemt (het watersysteem versnippert), streven provincies en waterschappen naar het zoveel mogelijk samenvoegen van de afwijkingen tot officiële peilgebieden en het opheffen van peilafwijkingen. Uiteraard moeten de bestaande gebruiksfuncties dit wel toelaten. Dit streven naar het opheffen van peilafwijkingen wordt ook wel omschreven als uitstervingsbeleid. Alle afwijkende peilen m.b.t. de functies die ze ondersteunen, worden opnieuw beoordeeld tijdens de voorbereiding van een nieuw peilbesluit. Op basis van deze belangenafweging beoordeelt HHSK het bestaansrecht van de peilafwijking. Slechts op die manier ontstaat een stand-still toestand en een afname van het aantal afwijkende peilen en het betrokken areaal (terugdringen van de versnippering). Er zijn 4 uitvoeringsmogelijkheden: Het geheel ongedaan maken van de bestaande peilafwijking en het vak toevoegen aan een aangrenzend peilgebied. Het intrekken van de vergunning voor de peilafwijking en deze omzetten in een door HHSK te bedienen en te onderhouden nieuw (vast te stellen) peilgebied; Het gedeeltelijk ongedaan maken van de bestaande peilafwijking door het beperken van de omvang van de onderbemaling of het reduceren van de drooglegging in de onderbemaling; Het opnieuw vergunnen van de peilafwijking voor het geldende termijn van het nieuwe peilbesluit. Een peilafwijking wordt omgezet in of toegevoegd aan een officieel peilgebied als wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden: 1. a) Indien de gemiddelde maaiveldhoogteligging van de percelen binnen de peilafwijking niet (meer) opvallend afwijkt van de gemiddelde maaiveldhoogte in het Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
29
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
omringende peilgebied (maaiveldhoogte afwijking is kleiner dan 10 cm) kan de peilafwijking worden opgeheven en wordt het peilvak toegevoegd aan het omringende peilgebied. b) Indien de gemiddelde maaiveldhoogteligging van de percelen binnen de peilafwijking meer dan 40 cm afwijkt van de gemiddelde maaiveldhoogte in het omringende peilgebied kan de peilafwijking worden omgezet in een nieuw peilgebied. 2. Indien het grondgebruik van de percelen binnen de peilafwijking geen afwijkende drooglegging meer vereist t.o.v. de vereiste drooglegging in het omliggende peilgebied, bijvoorbeeld wanneer functies veranderen. Onder andere wanneer glastuinbouw wordt omgezet in grasland of akkerbouw in natuur. 3. Indien het afwijkende peilvak een oppervlakte heeft die groter of gelijk is aan 30 ha. 4. Indien het afwijkende peilvak ten behoeve is van meer dan één rechtspersoon, zie bovenstaande kader Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015.
4.3 Afwegingen per peilgebied Om alle belangen goed af te kunnen wegen wordt de volgende opzet gehanteerd. De bestaande peilgebieden (met nieuwe coderingen) zijn getoetst aan de randvoorwaarden en wensen vanuit de aanwezige functies, waterkwaliteit, archeologie, enz. Indien er meerdere belangen zijn dan worden verschillende varianten opgesteld (bijvoorbeeld huidig praktijkpeil handhaven, flexibel peil invoeren bij functieverandering). Het doel van de varianten wordt in dat geval beschreven. De status van de bestaande peilen wordt weergegeven in de onderstaande tabel, het gaat hierbij om maatregelen zoals het handhaven van het bestaande peil, intrekken / opheffen afwijkend peil of aanpassen (samenvoegen van peilgebieden, aanpassen peil etc). In hoofdstuk 5 worden de peilvoorstellen overzichtelijk weergegeven. Het effect van de voorgestelde te handhaven of aan te passen peilen op aanwezige functie(s) wordt kort beschreven in hoofdstuk 6. J01 Afvoerwatergang Aquarivia. Flexibel peil -2,37 m/ -2,47 m NAP. De functie van dit peilgebied is een afvoerfunctie. Vanwege de werking van het gemaal kan het peil fluctueren tussen -2,37 en -2,47 m NAP. Het peilgebied kan niet worden vergroot of samengevoegd met andere omliggende peilgebieden. Het peilbeheer is gerechtvaardigd en vormt geen knelpunt voor de aanwezige stedelijke functies. J02 Peilgebied Rivium. Peil +3,36 m. NAP. Dit kantoren- en bedrijfsterrein heeft het hoogste maaiveld in Polder Capelle, ongeveer 4,55 m +NAP. Water wordt zowel in- als uitgelaten bij het gemaal Aquarivia. Dit peil is afgestemd op de bebouwingsfunctie en kan gehandhaafd blijven. In het peilgebied komt één afwijkend peil voor. Vanuit de hoofdwatergang langs de Rivium Westlaan komt via een duiker, onder de Rivium 1e Straat door, water in een vijver. Het water in deze vijver wordt middels een pomp naar een overige watergang met een peil van + 4 m gebracht. Deze watergang, schuin op de Rivium Westlaan gesitueerd, maakt deel uit van het stedenbouwkundig ontwerp. Voorgesteld wordt om vanwege het esthetische effect van de watergang, voor deze watergang een afwijkend peilvak in te stellen met peil + 4,0 m NAP (gecorrigeerd NAP), zie figuur 8.
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
30
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Figuur 8. Ligging peilvak Rivium Westlaan (gearceerd) in het peilgebied Rivium.
J03 Peilgebied Fascinatio. Flexibel peil +2,40 m / +2,50 m NAP. Water wordt afgevoerd boven een peil van +2,50 m NAP en ingelaten vanaf +2,40 m NAP. Dit flexibele peil past bij de bebouwing en dient ook vanwege de ondergrond op deze wijze gehandhaafd te blijven. J04 Peilgebied Kralingse Veer. Peil -2,37 m NAP. De gemiddelde drooglegging is ca 1 m. Plaatselijk is de drooglegging kleiner. Vanwege houten funderingen en zettingen van woningen op “staal” gefundeerd, moet het huidige oppervlaktewaterpeil gehandhaafd blijven. J05 Peilvak Volkstuinencomplex Kralingse Veer. Peil -2,19 m NAP. Dit gebied is circa 5 ha groot en bestaat naast de volkstuinen uit weiland. Water wordt ingelaten middels een pomp in de singel in de IJsselmondselaan, in beheer bij de gemeente Rotterdam. Water wordt via stuwen afgevoerd naar de afvoerwatergang en naar boerderij Schaardijk. Het peilverschil met het omliggende peilgebied in Kralingse Veer (-2,37 m NAP) is circa 18 cm. Om een robuuster, groter, watersysteem te verkrijgen, zou dit peil gecombineerd kunnen worden met het afwijkend peil van Boerderij Schaardijk, J06, met peil -2,30 m. Dit zou de drooglegging van de volkstuinen en tuinen achter de huizen in de IJsselmondselaan met 11 cm vergroten. Een peilverlaging zou geen probleem opleveren voor het overgrote deel van de woningen die op betonpalen zijn gefundeerd, maar er staan aan het begin van de IJsselmondselaan, aan de voet van de dijk, nog woningen die op “staal” gefundeerd zijn. Hiermee moet rekening gehouden, er mogen geen zettingen optreden vanwege peilverlaging. Bewoners van deze woningen ervaren geregeld (grond)wateroverlast (natte souterrains en kelders). Uit het grondwatermeetnet blijkt dat dicht bij de dijk een hogere grondwaterstand voorkomt dan verder in de wijk. Dicht bij de rivier speelt de hoge waterstand in de Nieuwe Maas nog een rol (kwel), verder van de rivier af worden lagere grondwaterstanden gemeten (bron: Waterloket gemeente Rotterdam, www.rotterdam.nl/grondwatermeetnet). Vanwege de gevoelige bebouwing wordt voorgesteld om het huidige peil van -2,19 m te handhaven. In het peilbesluit 2002 is dit gebied als een peilvak met een afwijkend peil beschouwd. De watergang ligt achter de woningen aan de IJsselmondselaan. De volkstuinen, weiland en bewoners hebben belang bij het peil. Er is dus sprake van meervoudig belang. Voorgesteld wordt om het afwijkend peil in te trekken en te wijzigen in een peilgebied met peil -2,19 m.
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
31
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
J06 Peilvak Boerderij Schaardijk 482. Peil -2,30 m NAP. Deze monumentale boerderij heeft in de huidige situatie een afwijkend peil vanwege de funderingen. Het afwijkend peil heeft geen negatieve effecten op het watersysteem en kan worden gehandhaafd. J07 / J08 Peilgebieden ’s-Gravenland en Capelle-West. Peil -2,37 m NAP. Vanaf het verdeelpunt bij de Algeraweg wordt water aangevoerd naar zowel ’s-Gravenland als naar Capelle-West. Beide wijken wateren af op de afvoerwatergang Aquarivia J01. Beide gebieden hebben hetzelfde oppervlaktewaterpeil en behoren feitelijk tot hetzelfde peilgebied. Het peil is afgestemd op de stedelijke functie. In ’s-Gravenland is de drooglegging voldoende. Plaatselijk is de drooglegging in Capelle-West klein, maar gemiddeld genomen voldoende. In de praktijk levert het peil in beide wijken geen knelpunten op, dit peil moet worden gehandhaafd omdat het is afgestemd op het stedelijk gebied. Wat een knelpunt is, is de dijksloot onderaan de Nijverheidsstraat / Doormanstraat. Bij wateroverlast wordt thans handmatig afgewaterd, bij droogte handmatig water aangevoerd. Dit is geen optimale situatie. Deze dijksloot blijkt uit onderzoek (volgens constructietekeningen van de dijkverzwaring uit de jaren ’70) een onderdeel van de ontwateringconstructie van de dijk te zijn. Deze ‘drain’ staat niet in verbinding met het watersysteem maar zou een aansluiting moeten hebben op het riool. In overleg met de gemeente zal de ‘dijksloot’ worden afgewaterd op het hemelwaterriool. J09 Peilgebied Middelwatering / Oostgaarde. Peil -2,36 m NAP. Dit peilgebied bestaat uit een stedelijk, opgehoogd, gebied en een veenweidegebied, het ’s-Gravenweggebied (zie figuur 9) waar het oude slagenlandschap nog deels ter herkennen is. Het huidige oppervlaktewaterpeil is afgestemd op het stedelijk, opgehoogd, gebied van Middelwatering en Oostgaarde. De drooglegging in dit opgehoogd, stedelijk gebied is gemiddeld genomen voldoende. De peilaanpassing in het stedelijk gebied is niet noodzakelijk: de drooglegging is er voldoende groot en de gemeente compenseert de maaivelddaling door periodieke ophogingen. Vanuit waterkwaliteitsoogpunt is een flexibel peil gunstig, hierdoor kan hemelwater langer worden vastgehouden en hoeft er minder (voedselrijk) gebiedsvreemd water te worden ingelaten. In, met name Middelwatering, komen verspreid oude gebouwen met houten funderingen voor, bijvoorbeeld langs de Kerklaan. Het is niet wenselijk dat hiervoor in de toekomst extra (hoogwater)voorzieningen getroffen moeten worden. Gezien het feit dat ook gefundeerde gebouwen zakken en de invloed van het oppervlaktewaterpeil gering is, kan het peil fluctueren tussen -2,36 en -2,46 m NAP. Met dit peil wordt de stedelijke functie goed bediend en kan de waterkwaliteit verbeteren. Het bebouwingslint in het Capelse deel van de ’s-Gravenweg in het venige slagenlandschap heeft echter een veel kleinere drooglegging, variërend tussen 10 - 50 cm doordat het maaiveld lager is dan het stedelijk gebied. Deze kleine drooglegging kan snel leiden tot wateroverlast. De aard (veenbodem en de daarmee samenhangende maaivelddaling) en grootte van het Capelse ’s-Gravenweggebied met een (te) kleine drooglegging biedt voldoende redenen om een peilaanpassing door te voeren waardoor de drooglegging niet verder afneemt. Van oudsher worden de oppervlaktewaterpeilen (in buitengebieden) aangepast aan de autonome maaivelddaling om de aanwezige drooglegging te handhaven. Door het handhaven van de drooglegging wordt het gebied blijvend geschikt gehouden voor de aanwezige functies en vormen van grondgebruik. Dit heeft als resultaat dat de drooglegging van zakkingsgevoelige zaken zoals panden op staal en wegen gehandhaafd kunnen worden. Voor panden en objecten met funderingen op houten palen (eventueel met oplangers) is het voor het voorkomen van schade noodzakelijk om de grondwaterstand voldoende hoog te handhaven. Uit Rotterdams onderzoek (zie bijlage 1, Geraadpleegde documentatie) is echter gebleken dat niet alleen de drooglegging afneemt door maaivelddaling, maar dat ook gefundeerde woningen zakken, gemiddeld 15% van de autonome maaivelddaling.
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
32
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
In het Capelse deel van de ’s-Gravenweg komen allerlei typen funderingen voor: hout, beton en ‘op staal’. In de jaren ’80 van de vorige eeuw zijn de laatste peilaanpassingen doorgevoerd, afgestemd op de maaivelddaling. Een peilaanpassing aan de maaivelddaling is mogelijk. Uit metingen blijkt dat de gemiddelde maaivelddaling ca 1 cm / jaar is. In de praktijk blijkt dat er in het peilgebied een oppervlaktewaterpeil wordt gehanteerd van -2,46 m NAP (volgens gecorrigeerde NAP-meting), het peil is dus al enigszins aangepast aan de maaivelddaling in het ‘s-Gravenweggebied. In veenweidegebied zijn ophogingen niet reëel vanwege de slappe bodemstructuur en de doorgaande maaivelddaling. Om de drooglegging in het Capelse ’s-Gravenweggebied gedurende de looptijd van het peilbesluit (10 jaar) niet verder te laten afnemen, moet het oppervlaktewaterpeil regelmatig aan de maaivelddaling worden aangepast (indexeren), zie verder par.5.1 (peilvoorstel). Het Rotterdamse deel van de ’s-Gravenweg, ten zuiden van de Ringvaart, ten westen van de Alexanderlaan en ten noorden van de Abram van Rijckevorselweg, namelijk GPG-186, peilbesluit Rotterdam, zie par. 3.1, figuur 2. behoort in de praktijk tot J09 omdat dit deel wordt gevoed vanuit de Ringvaart en afvoert naar gemaal Middelwatering. Aangezien dit gedeelte uit stedelijk gebied bestaat en gemiddeld een grotere drooglegging heeft dan het Capelse deel van de ’s-Gravenweg, wordt voorgesteld om hier het praktijkpeil -2,46 m NAP als vast peil aan te houden.
Figuur 9. Ligging ’s-Gravenweggebied (gearceerd) ten opzichte van peilgebied Middelwatering en Oostgaarde.
J10 Peilgebied Sportpark Couwenhoek. Flexibel peil: zomerpeil -2,36 / winterpeil -2,56 m NAP. In het winterseizoen wordt een lager peil gehanteerd waardoor de sportvelden langer bespeelbaar blijven. Er is vanwege het enkelvoudig belang (recreatie), sprake van een afwijkend peil, dus van peilvak in plaats van peilgebied. Het afwijkend peil heeft geen negatieve invloed op het bestaande watersysteem en kan worden voortgezet.
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
33
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Indien er binnen 10 jaar een functieverandering plaatsvindt, zoals een verandering van de huidige recreatieve functie in stedelijk gebied (bebouwing) dan wordt het afwijkend peil ingetrokken en wordt uitsluitend het peil -2,36 m gehandhaafd. J11 Peilvak Het Slot. Peil -1,06 m NAP. De archeologisch waardevolle locatie in de oude kern van Capelle aan den IJssel rechtvaardigt een hoger peil in de twee slotgrachten vanwege monumentale funderingen. Het afwijkend peil benadeelt het watersysteem niet en kan worden gecontinueerd. Het wordt als afwijkend peilvak beschouwd vanwege het enkelvoudig belang. J12 Peilgebied wijkje Torenhof. Peil –1,63 m NAP. Functie stedelijk gebied met culturele, monumentale en archeologische gebouwen en funderingen. Dit peilvak is een hoogwatervoorziening vanwege de houten funderingen van gebouwen, zoals de oude kerk en andere monumentale panden. Er is sprake van meervoudig belang, dus van een peilgebied. Het watersysteem ondervindt geen negatieve effecten van deze hoogwatervoorziening. Het huidige oppervlaktewaterpeil moet worden gehandhaafd. In de praktijk blijkt dat het gebied, waar dit hogere peil wordt gehandhaafd, groter is dan in het peilbesluit uit 2002 is beschreven. In de watergang rondom de woonerf Binnenhof (onderaan de Dorpsstraat) wordt hetzelfde peil van -1,63 m NAP gevoerd vanwege aanwezige oude bebouwing aan de Dorpsstraat. Via een overstortduiker bij de A. Vuijklaan en stuw achter de Buitenhof wordt het water afgevoerd naar het peil van -2,36 m NAP. De watergang in het Binnenhof, zie figuur 10, moet dus officieel aan het peilgebied wijkje Torenhof (J12) worden toegevoegd.
Figuur 10. Vergroten peilgebied wijkje Torenhof met gebied Binnenhof (gearceerd) in de wijk Middelwatering
J13 Peilvak Huizen Kanaalweg. Peil -2,34 m NAP. Dit afwijkend peil is ontstaan vanwege vermeende houten funderingen van woningen aan de Kanaalweg. In de praktijk blijkt de betreffende watergang op 20 – 25 m afstand aan de achterzijde van de woningen te liggen. Ten opzichte van de schuurtjes is de drooglegging zeer gering (20- 30 cm). Het verschil met het peil in het omringende gebied is volgens het peilbesluit 2 cm, dit wil zeggen, 2 cm hoger dan het peil in het ’s-Gravenweggebied. In de praktijk wordt in het peilvak Huizen Kanaalweg een lager peil gehanteerd: -2,58 m NAP (gecorrigeerd NAP). Dit is een verschil van bijna 25 cm ten opzichte van het afwijkende peil zoals dat is vastgelegd in het peilbesluit uit 2002. Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
34
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Dit grote verschil heeft, gezien de afstand tot de watergang, waarschijnlijk geen effect op de funderingen en is zeer gelijkmatig ontstaan. Het verschil met het afwijkende peil van de School (J14) is in de praktijk nog slechts 2 cm. De maaivelddaling in 10 jaar is vergelijkbaar met de maaivelddaling in de omgeving, namelijk circa 12 cm. De drooglegging is door het huidige praktijkpeil niet afgenomen. Voorgesteld wordt om dit peilvak samen te voegen met het peilvak J14 (School) en het peil in te stellen op -2,60 m NAP. Hierdoor ontstaat er een robuuster, groter peilgebied en kan de stuw worden verwijderd. Aangezien er sprake is van meervoudig belang zal er een peilgebied worden ingesteld. Indien er in de nabije toekomst ruimtelijke ontwikkelingen in het peilgebied gaan plaatsvinden, zal worden ingezet op aansluiting met het peil van het ’s-Gravenweggebied. Voorgesteld wordt om J13 en J14 samen te voegen en een peilgebied met peil -2,60 m (gecorrigeerd) NAP in te stellen, zie figuur 11.
Figuur 11. Ligging peilvakken School en Huizen aan de Kanaalweg (samengevoegd) in het ’s-Gravenweggebied.
J14 Peilvak School. Peil -2,56 m NAP. Dit gebiedje wordt onderbemalen in verband met de kleine drooglegging, volgens peilbesluit 2002 (blz.23). Via de inlaat vanuit de Ringvaart (via Kanaalweg) en afvoer middels een pompje (2,5 m3/min) naar de Ringvaart wordt dit afwijkend peil gehandhaafd. Naast de school liggen in dit peilvak weilanden en een klein bedrijventerrein. In de praktijk wordt een lager peil gehanteerd, namelijk -2,60 m (gecorrigeerd) NAP. Gezien de maaivelddaling is dit peil gerechtvaardigd. Uit metingen blijkt dat het maaiveld circa 12 cm is gedaald en de drooglegging met 12 cm is afgenomen. Omdat de funderingen van het schoolgebouw van beton zijn is een verdere verlaging van het oppervlaktewaterpeil niet noodzakelijk. Er kan echter worden aangesloten op het peil van peilvak Huizen Kanaalweg (J13) met praktijkpeil -2, 58 m NAP (gecorrigeerd NAP). Voor de aanliggende ondernemer en weilanden betekent dit dat de huidige drooglegging gehandhaafd blijft. In de nabije toekomst wordt de school verplaatst en zal er een ruimtelijke ontwikkeling plaatsvinden, dan kan het afwijkend peil worden ingetrokken. Totdat die situatie zich voordoet wordt het afwijkend peil samengevoegd met het peilgebied J13 (Huizen Kanaalweg) en zal vanwege het meervoudig belang een peilgebied ingesteld worden met het -2,60 m NAP (het huidige gecorrigeerde NAP-praktijkpeil). Zie bovenstaand figuur 11. J15 Peilvak Golfterrein. Peil -2,72 m NAP. Het betreft een recreatieve functie met een enkelvoudig belang. Het peilverschil met het omringende peilgebied is zeer groot, namelijk circa 40 cm. Deze onderbemaling wordt gehanteerd om de bespeelbaarheid te vergroten. In de praktijk wordt een nog lager peil gevoerd, namelijk -2,85 m NAP (gecorrigeerd NAP). Gezien de maaivelddaling (gemiddeld circa 10 mm per jaar) is een aanpassing van het oppervlaktewaterpeil met 10 cm Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
35
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
gerechtvaardigd. Om maaivelddaling zo veel mogelijk tegen te gaan, maar ook om de gebruiksfunctie te blijven faciliteren, wordt een nieuw peil voorgesteld van -2,82 m NAP. Aangezien het huidige gevoerde -2,85 m is, is het een kleine aanpassing van dit praktijkpeil. De golfclub bedient de 2 pompen waarmee water wordt afgevoerd van het golfterrein naar de ’s-Gravenweg. Vanwege de kleine drooglegging in het ’s-Gravenweggebied veroorzaakt dit grote afvoerproblemen langs de ’s-Gravenweg. De pompcapaciteit moet worden verkleind, in de afgegeven vergunning (nr. K.11.299.V01 van 13 september 2011) is aangeven welke pompcapaciteit is toegestaan. Hierdoor zal de wateroverlast afnemen. Het afwijkend peil heeft een negatief effect op het watersysteem: het watersysteem in het slagenlandschap is hierdoor extra versnipperd en wordt bij een afvoersituatie extra belast. Het afwijkend peil heeft echter vanwege de recreatieve functie bestaansrecht. Daarom wordt het als afwijkend peilvak beschouwd met een afwijkend peil van -2,82 m NAP. J16 Peilvak ’s-Gravenpark. Peil -2,67 m NAP. In het ontwerp-peilbesluit 2002 is dit wijkje als een apart afwijkend peilvak opgenomen. In de toelichting wordt dit peilvak echter niet apart beschreven. Voor het watersysteem is versnippering door een peilafwijking ongewenst. Het ‘s-Gravenpark betreft moderne bebouwing waarvan de fundering geen specifieke eisen stelt. Het afwijkend peil is niet gerechtvaardigd en dit vak kan samengevoegd worden met het peil van het ’s-Gravenweggebied. Dit heeft ook de voorkeur van de gemeente Capelle aan den IJssel vanwege de toekomstige ontwikkeling van de wijk Oeverrijk dat op het huidige peil van J09 (nu nog 2,36 m) zal worden aangelegd. Voorstel: intrekken afwijkend peil en samenvoegen met het nieuw vast te leggen peil van peilgebied ’s-Gravenweggebied -2,46 m NAP (door het -2,67 m peil gefaseerd te verhogen). In tabel 6 zijn de knelpunten en maatregelen voortkomend uit de afweging van de betreffende bestaande peilgebieden weergegeven. In hoofdstuk 5 worden de (nieuwe) oppervlaktewaterpeilen van de peilgebieden, voorzien van nieuwe codes, voorgesteld. Tabel 6. Knelpunten en maatregelen in peilgebieden
Peilcode J01 J02 J03 J04 J05 J06 J07 J08 J09 J10 J11
Naam peilgebied Binnenhof ’s-Gravenweggebied Rivium Westlaan Afvoerwatergang Aquarivia Rivium Fascinatio Kralingse Veer Volkstuincomplex Kralingse Veer Boerderij Schaardijk 482 ’s-Gravenland Capelle-West Middelwatering Oostgaarde Sportpark Couwenhoek Het Slot
Streefpeil (m t.o.v. NAP) -1,70 -2,46
Eventuele knelpunten
Maatregel
Geen Geringe drooglegging
Vastleggen huidig praktijkpeil Instellen nieuw peilgebied
Versnippering Geen
Vastleggen afwijkend peil (vergunnen) Handhaven huidig peil
Geen Geen
Handhaven huidig peil Handhaven huidig peil
Geen Versnippering.
Handhaven huidig peil Handhaven huidig peil. Instellen peilgebied.
-2,30
Versnippering
-2,37 -2,37 -2,36
Geen Geen Capels ’s-Gravenweggebied geringe drooglegging Versnippering van het watersysteem
Handhaven afwijkend peilvak (vergunnen). Handhaven huidig peil Handhaven huidig peil Peil handhaven, peil indexeren, flexibel peil instellen Handhaven afwijkend peil tot aan functieverandering (vergunnen). (intrekken bij verandering) Handhaven afwijkend peil (vergunnen)
+4,0 -2,37 / -2,47 +3,36 +2.50 / +2,40 -2,37 -2,30
-2,36 / -2,56 -1,06
Afwijkend peilvak
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
36
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
J12
Torenhof
-1,63
Geen
J13
Huizen Kanaalweg
-2,60
Geringe drooglegging en versnippering. Extra inlaat.
J14
School
-2,60
J15
Golfterrein
-2,82
J16
’s-Gravenpark
-2,67
Versnippering door afwijkend peilvak. Onderhoud stuw/ pomp. Afwijkend peil, te grote afwenteling op ’s-Gravenweggebied Afwijkend peil, versnippering.
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
Handhaven huidig peil, instellen als peilgebied (vergroot). Opheffen afwijkend peilvak. Samenvoegen met J14 en instellen nieuw peilgebied. Opheffen afwijkend peilvak. Samenvoegen met J13 en instellen praktijkpeil. Afvoer aanpassen, instellen afwijkend peil (vergunnen). Intrekken afwijkend peil en samenvoegen met ’s-Gravenweggebied.
37
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
38
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
5 Peilvoorstellen 5.1 Peilen per peilgebied Op basis van de beschreven uitgangspunten en afwegingen is tot onderstaand ontwerppeilbesluit gekomen, zie tabel 8. De peilbesluitkaart staat weergegeven in kaartbijlage 11. Omzetten oude codering bestaande peilgebieden naar nieuwe codering Bij het nieuwe ontwerp-peilbesluit worden nieuwe GPG-codes toegepast vanwege de harmonisatie van het beheerregister van HHSK, de oude peilcodes uit het peilbesluit van 2002 komen daarmee te vervallen. Tabel 7. Omzetten oude codes en nieuwe GPG-codes
Nieuwe peilcode GPG-810 GPG-810 GPG-811 GPG-812 GPG-813 GPG-814 GPG-814 GPG-815 GPG-816 GPG-817 GPG-818 GPG-819 GPG-820 GPG-750 GPG-751 GPG-752 GPG-753 GPG-754 -
Oude peilcode J14 J13 J03 J02 J12 J07 J08 J04 J09 J05 J01 GPG-186 J09 J15 J10 J11 J06 J16
Naam peilgebied Kanaalweg Oost (School) Kanaalweg Oost (Huizen Kanaalweg) Fascinatio Rivium Torenhof ‘s-Gravenland Capelle-West Kralingse Veer Middelwatering / Oostgaarde Volkstuinencomplex Kralingse Veer Afvoerwatergang Aquarivia ’s-Gravenweggebied (Rotterdam) ’s-Gravenweggebied (Capelle a/d IJssel) Rivium Westlaan Golfterrein Sportpark Couwenhoek Het Slot Boerderij Schaardijk 482 ‘s-Gravenpark
NAP-correctie 2005 Doordat de NAP-correctie doorgevoerd moet worden (zie par. 3.8, figuur 5), betekent dit dat alle peilen, met het peilbesluit van 2002 als uitgangspunt, 2 cm naar beneden worden bijgesteld. Deze correctie wordt in onderstaande peilvoorstellen doorgevoerd. Dit is een theoretische peilaanpassing, het oppervlaktewaterpeil zelf verandert in de praktijk dus niet, slechts de notering ervan, afleesbaar op de peilschaal, wordt 2 cm lager. Bijvoorbeeld: het peilgebied Torenhof, volgens peilbesluit (2002) -1,63 m NAP wordt conform NAP 2005 0,02 m lager, dus -1,65 m. Enkele (praktijk)peilen zijn eind 2011 ingemeten, dus hier is reeds uitgegaan van het gecorrigeerde NAP. Dit zal expliciet in de beschrijving worden gemeld. Beschrijving peilvoorstellen GPG-810 (J13 / J14) Nieuw in te stellen peilgebied Kanaalweg-Oost, peil -2,60 m (gecorrigeerd) NAP. Samenvoeging van peilvakken School en Huizen Kanaalweg. Er is sprake van meervoudig belang. Daarmee worden de afwijkende peilvakken School en Huizen Kanaalweg opgeheven. Zie afweging par. 4.3. Het schouwpeil is -2,60 m NAP. GPG-811 (J03) Peilgebied Fascinatio. Voorstel: handhaven flexibel peil +2,38 m / +2,48 m (gecorrigeerd) NAP. Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
39
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Dit flexibele peil past bij de bebouwing en dient ook vanwege de ondergrond op deze wijze gehandhaafd te blijven. Het schouwpeil is 2,43 m NAP. GPG-812 (J02) Peilgebied Rivium. Voorstel: handhaven peil +3,34 m (gecorrigeerd) NAP. Het oppervlaktewaterpeil is afgestemd op de bebouwingsfunctie en kan gehandhaafd blijven. Het streefpeil +3,34 m NAP is teven het schouwpeil. GPG-813 (J12) Peilgebied wijkje Torenhof. Voorstel: handhaven peil –1,65 m (gecorrigeerd) NAP. Functie stedelijk gebied met culturele, monumentale en archeologische gebouwen en funderingen. Dit peilgebied is een hoogwatervoorziening vanwege de houten funderingen van gebouwen zoals de oude kerk en andere monumentale panden. Er is sprake van meervoudig belang. Huidige oppervlaktepeilen moeten worden gehandhaafd, ook het peil van de watergang in / nabij het woonerf Binnenhof wordt officieel toegevoegd aan het peilgebied wijkje Torenhof. Het streefpeil -1,65 m NAP is ook het schouwpeil. GPG-814 (J07 / J08) Peilgebied ’s-Gravenland en Capelle-West. Voorstel: handhaven peil -2,39 m (gecorrigeerd) NAP. Beide gebieden hebben hetzelfde oppervlaktewaterpeil en behoren feitelijk tot hetzelfde peilgebied. Het peil is afgestemd op de stedelijke functie. Het schouwpeil is -2,39 m NAP. GPG-815 (J04) Peilgebied Kralingse Veer. Voorstel: handhaven peil -2,39 m (gecorrigeerd) NAP, dit is ook het schouwpeil. Vanwege houten funderingen en woningen op staal moet het huidige oppervlaktewaterpeil gehandhaafd blijven. GPG-816 (J09) Peilgebied Middelwatering / Oostgaarde. Voorstel: instellen flexibel peil -2.38 m tot -2,48 m (gecorrigeerd) NAP. Het oppervlaktewaterpeil is afgestemd op het stedelijk (opgehoogd) gebied van Middelwatering en Oostgaarde. Het schouwpeil is -2,43 m NAP. GPG-817 (J05) Peilgebied Volkstuinencomplex Kralingse Veer, handhaven peil -2,21 m NAP (gecorrigeerd NAP). Vanwege het meervoudig belang, woningbouw (betonfundering en ‘op staal’) en recreatie wordt het peilvak een peilgebied met -2,21 m NAP als schouwpeil. GPG-818 (J01) Peilgebied Afvoerwatergang Aquarivia. Voorstel: handhaven flexibel peil -2,39 m/ -2,49 m (gecorrigeerd) NAP. De functie van dit peilgebied is een afvoerfunctie. Vanwege de werking van het gemaal kan het peil fluctueren. Het schouwpeil is -2,44 m NAP. GPG-819 (GPG-186) Peilgebied ’s-Gravenweggebied Rotterdam. Voorstel handhaven praktijkpeil -2,46 m NAP (gecorrigeerd) en dit peil als vast peil vastleggen vanwege de stedelijke functie van dit deel van het ‘s-Gravenweggebied. GPG-820 (J09) Voorstel: instellen nieuw peilgebied ’s-Gravenweggebied Capelle a/d IJssel met peil -2,46 m NAP (gecorrigeerd) voor het samengestelde gebied bestaande uit GPG186, (het zuidoostelijk gedeelte van de Rotterdamse wijk ’s-Gravenland, peilbesluit Rotterdam) en het niet-opgehoogde veenweidegebied van de wijken Middelwatering en Oostgaarde, inclusief het op te heffen afwijkende peilvak ’s-Gravenpark (J16). Het ‘sGravenpark betreft moderne bebouwing waarvan de fundering geen specifieke eisen stelt, zie afweging par. 4.3. Het betreft dus het gebied rondom de ’s-Gravenweg, ten zuiden van de Ringvaart en ten noorden van de Abraham van Rijckevorselweg, zie figuur 10 (par. 4.3). De inlaat vanuit de Ringvaart (Oeverrijk) blijft bestaan op het peil van peilgebied Middelwatering / Oostgaarde (GPG-816). Middels 2 pompjes zal het te veel aan water worden afgevoerd naar de gemalen Middelwatering en Oostgaarde. Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
40
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Voorgesteld wordt om het oppervlaktewaterpeil in dit peilgebied regelmatig aan te passen aan de maaivelddaling, dus om een peilindexatie door te voeren. Gezien de gemiddelde maaivelddaling van ca 1 cm/jaar, is een indexatie gerechtvaardigd omdat op deze wijze de drooglegging niet verder af- of toeneemt. Het is echter belangrijk om deze maaivelddaling te monitoren zodat het oppervlaktewaterpeil niet te veel of te weinig wordt aangepast. Voorgesteld wordt om, gedurende de looptijd van dit peilbesluit (10 jaar), het oppervlaktewaterpeil jaarlijks met 0,5 tot maximaal 1 cm bij te stellen en dit halverwege de looptijd van het peilbesluit te evalueren en eventueel bij te stellen (te indexeren). Naar verwachting ligt het peil in 2022 tussen -2,51 en -2,56 m NAP. Het schouwpeil is -2,46 m NAP en dient vervolgens jaarlijks (of zo vaak als van toepassing is) aangepast te worden aan de peilindexatie.
5.2 Peilafwijkingen Toelichting afwijkende peilvakken GPG-750 (J02) Peilvak Rivium Westlaan. Peil 4,0 m NAP. (Dit peil is in 2011 ingemeten, dus volgens gecorrigeerd NAP). Vanuit het stedelijk ontwerp (esthetisch gezien) is dit een noodzakelijke hoogwatervoorziening. Het afwijkend peil heeft geen negatief effect op de waterhuishouding. Het schouwpeil is 4,0 m NAP. GPG-751 (J15) Peilvak Golfterrein. Peil -2,82 m (gecorrigeerd) NAP. Het betreft een recreatieve functie met een enkelvoudig belang. Voorgesteld wordt om een afwijkend peil te vergunnen voor het peil -2,82 m NAP, hierbij is rekening gehouden met de maaivelddaling en bespeelbaarheid van de greens. Dit -2,82 m NAP is ook het schouwpeil. GPG-752 (J10) Peilvak Sportpark Couwenhoek. Flexibel peil: zomerpeil -2,38 /winterpeil -2,58 m (gecorrigeerd) NAP. Er is sprake van een afwijkend peil en een enkelvoudig belang. Het schouwpeil is -2,43 m NAP. GPG-753 (J11) Peilvak Het Slot. Peil -1,08 m (gecorrigeerd) NAP. De archeologisch zeer waardevolle locatie in de oude kern van Capelle aan den IJssel rechtvaardigt een hoger peil in de twee slotgrachten vanwege monumentale funderingen. Het afwijkend peil benadeelt het watersysteem niet en kan worden gecontinueerd. Het schouwpeil is -1,08 m NAP. GPG-754 (J06) Peilvak Boerderij Schaardijk 482, handhaven peil -2,32 m NAP (gecorrigeerd NAP). Vanwege het monumentale karakter is een afwijkend peil gerechtvaardigd. Het schouwpeil is –2,32 m NAP.
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
41
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
5.3 Peilbesluit In deze toelichting op het peilbesluit is uiteengezet welke oppervlaktewaterpeilen er voor de verschillende peilgebieden vastgelegd (ingesteld of gehandhaafd) dienen te worden. De tabel is onderdeel van het peilbesluit voor de polder Capelle aan den IJssel zoals dat door de Verenigde Vergadering van het hoogheemraadschap is vast te stellen. (zie peilbesluit en bijbehorende peilbesluitkaart, bijlage kaart 11) Tabel 8. Ontwerp-peilbesluit Polder Capelle (op basis van het gecorrigeerde NAP 2005)
Peilgebied
Oude code
GPG-810 GPG-811 GPG-812 GPG-813 GPG-814
J13 / J14 J03 J02 J12 J07 / J08
GPG-815 GPG-816
J04 J09
GPG-817
J05
GPG-818
J01
GPG-819
GPG-186
GPG-820
-
GPG-750 GPG-751 GPG-752 GPG-753 GPG-754
J15 J10 J11 J06
Naam peilgebied
Ontwerp streefpeil (m t.o.v. NAP)
Kanaalweg-Oost Fascinatio Rivium Wijkje Torenhof ’s-Gravenland / CapelleWest Kralingse Veer Middelwatering / Oostgaarde Volkstuinencomplex Kralingse Veer Afvoerwatergang Aquarivia ’s-Gravenweggebied Rotterdam ’s-Gravenweggebied Capelle a/d IJssel Rivium Westlaan Golfterrein Sportpark Couwenhoek Het Slot Boerderij Schaardijk 482
Schouwpeil*
Peilbesluit 2002
(m t.o.v. NAP)
(m NAP 2002)
-2,60 +2,48 /+2,38 +3,34 -1,65 -2,39
-2,60 +2,43 +3,34 -1,65 -2,39
-2,34 / -2,56 +2,50 / +2,40 +3,36 -1,63 -2,37
-2,39 -2,38 / -2,48
-2,39 -2,43
-2,37 -2,36
-2,21
-2,21
-2,19
-2,39 / -2,49
-2,44
-2,37 /-2,47
-2,46
-2,46
-2,36
-2,46**
-2,46**
-2,36
+4,0 -2,82 -2,38 / -2,58 -1,08 -2,32
+4,0 -2,82 -2,43 -1,08 -2,32
-2,72 -2,36 / -2,56 -1,06 -2,30
*Schouwpeil Het schouwpeil is het in het peilbesluit vastgestelde peil dat het referentieniveau vertegenwoordigt voor het voeren van de schouw, het afhandelen van vergunningen en het uitvoeren van onderhoud aan watergangen (wat beschreven is in de Legger watergangen). ** + jaarlijkse indexatie van ca 0,5 – 1 cm.
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
42
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
6 Effecten 6.1 Effecten op de functies In deze paragraaf worden mogelijk te verwachten effecten van te wijzigen oppervlaktewaterpeilen op de aanwezige, bestaande functies in het gebied weergegeven. Het betreft de functies stedelijk gebied (bebouwing), water, natuur en recreatie en landschap / archeologie. Daarnaast is beoordeeld of een wijziging in het watersysteem invloed heeft op bestaande waterkeringen, grondwater, waterkwaliteit en ecologie, beheer en onderhoud (kosten). Ruimtelijke ordeningsprojecten m.b.t. bebouwing zijn buiten beschouwing gelaten omdat de geplande ontwikkelingen rekening moeten houden met de aanwezige streefpeilen. Voor het peilbesluit polder Capelle geldt dat het praktijkpeil van -2,46 m (gecorrigeerd) NAP in het ’s-Gravenweggebied geformaliseerd wordt, dit praktijkpeil is een gevolg van de doorgaande maaivelddaling en de afnemende drooglegging (zie ook par.4.3.). Het oppervlaktewaterpeil aanpassen aan de maaivelddaling in het Capelse deel van het ’sGravenweggebied is een gerechtvaardigde peilaanpassing om de belangrijkste functie (wonen) zo optimaal mogelijk te bedienen. Een aanpassing van het oppervlaktewaterpeil mag niet groter zijn dan de maaivelddaling. Hierdoor is het risico op schade aan gebouwen en infrastructuur zo klein mogelijk. Schadeclaims ten gevolge van het doorvoeren van dit peilbesluit zijn derhalve niet te verwachten. Mogelijke schade wordt in dit soort gevallen in principe beschouwd als behorend tot de eigen verantwoordelijkheid van eigenaren die wonen in een veenweidegebied. Wanneer onverhoopt toch schade optreedt, dan biedt artikel 7.14 Waterwet aan belanghebbenden de mogelijkheid om –onder bepaalde voorwaarden- (een gedeelte van) die schade vergoed te krijgen. Dit geldt overigens voor alle peilbesluiten die voor ons beheergebied vastgesteld worden. Onderstaande tabel (tabel 9) geeft een overzicht van de effecten. Daarna worden de verwachte effecten in die peilgebieden waar een verandering in het watersysteem gaat plaatsvinden beschreven. Tabel 9. Effect veranderend peil op functies.
Peilcode GPG-810 GPG-816 GPG-820 GPG-751
Naam peilgebied / peilvak Kanaalweg-Oost Middelwatering / Oostgaarde ’s-Gravenweggebied (Capelle a/d IJssel) Golfterrein
Stedelijk gebied
Grondwater
Waterkwaliteit / ecologie
Archeologie / landschap / recreatie
Waterkeringen
+/+/-
+/+/-
+ +
+/+
+/+/-
+ +
+
+/-
+/-
+
+/-
-
+/-
+/-
+/-
+
+/-
+/-
Beheer / onderhoud
Verklaring tekens: n.v.t. = niet van toepassing, geen verandering van oppervlaktewaterpeil voorgesteld + = positief effect op bepaalde functie = negatief effect op bepaalde functie +/= geen effect (door verandering of handhaving van het peil) verwacht
6.2 Effecten per peilgebied GPG-810 Instellen nieuw peilgebied Kanaalweg Oost, samenvoeging van peilvakken School en Huizen Kanaalweg met peil -2,60 m (gecorrigeerd) NAP. Voor de school en weilandjes verandert er nagenoeg niets, het praktijkpeil is bijna gelijk aan het streefpeil uit 2002. Voor de watergang, 25 m achter de huizen aan de Kanaalweg, is het oppervlaktewaterpeil in Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
43
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
overeenstemming met de maaivelddaling. Hierdoor neemt de beperkte drooglegging van de aanpalende schuurtjes achter de woningen niet verder af. Vanuit de waterhuishouding is het samenvoegen van de twee peilvakken gunstig. De stuw komt te vervallen en er ontstaat een robuuster peilgebied. Het effect op de bebouwing: Het verschil met het omringende gebied is volgens het peilbesluit 2002 2 cm, dit wil zeggen, 2 cm hoger dan het peil -2,36 m. Uit metingen blijkt het peil niet hoger maar zelfs zo’n 20 cm lager te liggen. De peilverlaging is waarschijnlijk heel geleidelijk aan doorgevoerd. De praktijkpeilen van de watergangen nabij Huizen Kanaalweg en School zijn inmiddels nagenoeg gelijk. Aangezien de woningen ongeveer 25 meter van de watergang verwijderd zijn, en het feit dat ook woningen zelf zakken (vanwege negatieve kleef), is de verwachting dat de invloed van de watergang op de funderingen gering is. GPG-816 Peilgebied Middelwatering / Oostgaarde wordt een flexibel peil ingesteld van -2,38 m tot -2,48 m (gecorrigeerd) NAP. Dit betekent dat in normale situaties hemelwater wordt vastgehouden tot -2,38 m, daarboven wordt water afgevoerd. Het peil kan uitzakken naar -2,48 m, hieronder wordt er water ingelaten. In feite is dit een voortzetting van het huidige praktijkpeil (2011) en wordt de bandbreedte waarbinnen het oppervlaktewaterpeil in normale situaties kan fluctueren vastgelegd. De verwachting is dat er op deze wijze minder (voedselrijk) gebiedsvreemd water wordt ingelaten, zodat de waterkwaliteit en daarmee de beleving van water voor de omwonenden verbeterd. GPG-820 Nieuw peilgebied ’s-Gravenweggebied (Capelle aan den IJssel) met peil -2,46 m (gecorrigeerd) NAP. In dit ’s-Gravenweggebied komt ten dele het oude slagenlandschap van het veenweidegebied voor. Het landschap wordt grotendeels gekenmerkt door een fijnmazig slotensysteem, de lintbebouwing aan de ’s-Gravenweg met een kleine verkaveling en geringe drooglegging. Door inklinking en oxidatie van het veenpakket treedt hier een maaivelddaling op waardoor de drooglegging nog verder afneemt. Conform het provinciaal en HHSK-beleid mag de maaivelddaling gecompenseerd worden door peilaanpassing zodat in ieder geval de huidige drooglegging gehandhaafd blijft. In het ’s-Gravenweggebied komen alle typen funderingen (staal, hout, beton) voor. Doordat het oppervlaktewaterpeil alleen aangepast wordt aan de maaivelddaling en het feit dat ook de gebouwen meezakken (zie ook paragraaf 4.3, peilgebied J09) blijft de feitelijke drooglegging voor de aanwezige (stedelijke) functie gelijk. Doordat het gebied wordt afgescheiden van het stedelijk, opgehoogd deel van het ’sGravenweggebied (Rotterdam) en de wijken Middelwatering en Oostgaarde, zijn extra kunstwerken zoals 2 pompen noodzakelijk. Conform HHSK-beleid worden er visvriendelijke pompen geïnstalleerd. GPG-751 Instellen nieuw peil -2,82 m (gecorrigeerd) NAP. Peilvak Golfterrein. Het betreft een recreatieve functie met een enkelvoudig belang. Gezien de maaivelddaling is een peilaanpassing gerechtvaardigd om de bespeelbaarheid van de greens niet te verslechteren. Het effect van deze peilaanpassing op de bestaande recreatieve functie is dat de bespeelbaarheid van de velden gelijk blijft, ook de drooglegging blijft gelijk. Het effect van de onderbemaling op de omgeving is door de gestelde afvoereisen (opgenomen in vergunning nr. K.11.299.V01 van 13 september 2011) nihil. Zie ook afweging in par. 4.3.
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
44
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
BIJLAGEN 1. Geraadpleegde documentatie 2. Verklarende woordenlijst 3. Kaarten
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
45
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
1. Geraadpleegde documentatie Peilbesluit voor de polder Capelle aan den IJssel, Hoogheemraadschap van Schieland, Rotterdam, 2002. Goedkeuring peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, Gedeputeerde Staten van ZuidHolland, Provincie Zuid-Holland, ‘s-Gravenhage, 27 februari 2003. Beleidskader Peilbeheer Zuid-Holland, Provincie Zuid-Holland, ’s-Gravenhage, maart 2008. Waterverordening Zuid-Holland, (besluit van Provinciale Staten van 14 oktober tot vaststelling van de Waterverordening Zuid-Holland) Provincie Zuid-Holland, ’s-Gravenhage, december 2009. Cultuurhistorische hoofdstructuur Zuid-Holland, Provincie Zuid-Holland, ’s-Gravenhage, oktober 2002. Presentatie ‘op palen gefundeerde panden’, Ingenieursbureau gemeentewerken Rotterdam tijdens bijeenkomst 2e Nationale houten heipalendag, januari 2007. Stedelijk waterplan, deelwaterplan Capelle-West en ‘s-Gravenland, gemeente Capelle aan den IJssel, HHSK, 2010. Stedelijk waterplan, deelwaterplan Middelwatering en Oostgaarde, gemeente Capelle aan den IJssel, HHSK, 2010. Stedelijk waterplan, deelwaterplan Rivium en Fascinatio, gemeente Capelle aan den IJssel, HHSK, 2010. Samenvatting deelgemeentelijk waterplan Prins Alexander, Gemeente Rotterdam, Deelgemeente Prins Alexander, HHSK. Rotterdam, 2008. Bestemmingsplan Kralingseveer-Schaardijk, Gemeente Rotterdam, dS+V, Rotterdam, 2007.
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
46
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
2. Verklarende woordenlijst (begrippenlijst) Verschillende soorten typen peilbeheer Streefpeil Het oppervlaktewaterpeil dat zo goed mogelijk moet worden benaderd binnen de grenzen van het peilgebied. Dit is het peil dat opgenomen is in het peilbesluit en dus ook juridisch is vastgelegd. Het waterpeil wordt actief beheerd en wordt op niveau gehouden door neerslag, kwel, wateraanvoer van een bovenstrooms peilgebied (middels stuw of inlaat) of via een pomp. Het peil mag in normale omstandigheden fluctueren binnen de gestelde beheersmarge. Beheersmarge De beheersmarge is de onvermijdelijke, tijdelijke afwijking van het streefpeil in een peilgebied, die optreedt als gevolg van natuurlijke verschijnselen en ingrepen die nodig zijn om het streefpeil te handhaven. Er is een aantal oorzaken te benoemen ten gevolge waarvan afgeweken wordt van de vigerende streefpeilen door een optredende beheersmarge. Voorbeelden zijn: bemaling en het bijbehorende tijdelijke verhang, wind kan tijdelijk en plaatselijk opstuwing veroorzaken, neerslag kan een peilstijging in de watergangen tot gevolg hebben, voormalen omdat een lange periode met neerslag wordt voorzien, tijdens langdurige droge periodes peiloverschrijdingen niet direct uitmalen, enz. Omdat de beheersmarge per oorzaak kan verschillen in afmeting, wordt er in het peilbesluit geen uitspraak gedaan over de grote van de afwijking, de beheersmarge wordt dus niet expliciet uitgedrukt met een getalswaarde maar kan wel worden omschreven. In watersystemen die erg gevoelig zijn voor grote afwijkingen (zoals de Rotte en de Ringvaart) kan het wenselijk zijn om in een beheerprotocol wel een maximale afwijking m.b.t. de beheersmarge op te nemen. Een beheersmarge kan worden verkleind door de knelpunten in het hydraulisch systeem te verhelpen, wat vaak door een vergroting van een watergang en of kunstwerk wordt bewerkstelligd. Flexibel peilbeheer Flexibel peilbeheer wordt als volgt gedefinieerd: “Een vorm van peilbeheer die peilfluctuaties binnen een bepaalde bandbreedte toestaat om optimaal in te kunnen spelen op een in de tijd variërende watervraag en –aanbod, en op in de tijd variabele eisen zoals gesteld door aanwezige belangen of functies.” Flexibel peilbeheer is dus een paraplubegrip voor alle vormen van peilbeheer waarbij geen vast streefpeil gehanteerd wordt, maar waarbij het streefpeil om bepaalde redenen en voor een bepaalde periode op verschillende niveaus wordt ingesteld of binnen een bepaalde bandbreedte kan fluctueren. Deze redenen, periodes, peilen en/of bandbreedte moeten zijn vastgelegd in het vigerende peilbesluit. Bij een flexibel peil worden dus het waterpeil zelf, de maximale bovengrens en de minimale ondergrens vastgelegd in het peilbesluit. De doelstelling kan zijn het water langer vast te houden en het dus beperken van de inlaat van gebiedsvreemd water (waterkwantiteitsdoelstelling) en/of de waterkwaliteit en de ecologie te verbeteren (waterkwaliteitsdoelstelling). Flexibel peilbeheer heeft dus effecten op kwantiteit en kwaliteit. Bij een wens voor flexibel peil wordt gelet op de overblijvende bergingsruimte in het watersysteem, dit vanwege het voorkomen van wateroverlast (door te grote peilstijging). Er kan dus weliswaar een voordeel voor het operationele peilbeheer zijn, maar het betekent ook dat de waterberging dan gesitueerd moet worden bovenop de bovengrens van het flexibele peil en daar moet bergingsruimte voor zijn. Voorbeelden van flexibel peilbeheer zijn: natuurlijk peilbeheer (laag in de zomer en hoog in de winter) en een zomeren winterpeil (tegengesteld aan natuurlijk peilbeheer en vaak gebruikt om de agrarische bedrijfsvoering te ondersteunen).
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
47
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Nog even in het kort het verschil tussen bandbreedte en beheersmarge… Een bandbreedte bestaat uit twee peilen waartussen het streefpeil om bepaalde redenen en voor een bepaalde periode kan fluctueren. Een beheersmarge is de onvermijdelijke tijdelijke afwijking van het streefpeil die optreedt als gevolg van natuurlijke verschijnselen en technische ingrepen die nodig zijn om het streefpeil te handhaven.
Afwijkende peilen Een peilafwijking is een afgebakend vak binnen een peilgebied waarin een waterstand wordt nagestreefd die afwijkt van het vigerende peilbesluit in het betreffende peilgebied. Hieronder vallen onderbemalingen, opmalingen en hoogwatervoorzieningen m.b.t. afwijkende functies, zoals lintbebouwing, historisch beschermde bebouwing, etc. Een peilafwijking wordt bij wijze van uitzondering vergund en de vergunning is altijd van tijdelijke aard. Met het vaststellen van een nieuw peilbesluit komen alle bestaande vergunningen voor particuliere hoogwatervoorzieningen en onderbemalingen te vervallen. Na vaststelling van het peilbesluit door de Verenigde Vergadering kunnen belanghebbenden opnieuw een vergunning aanvragen, welke beoordeeld zal worden door het Hoogheemraadschap. HHSK is verantwoordelijk voor het beheren van een afwijkende vergunning, een ander rechtspersoon is vaak verantwoordelijk voor het onderhoud. Schouwpeil In het peilbesluit vastgesteld peil dat het referentieniveau vertegenwoordigt voor het voeren van de schouw, het afhandelen van vergunningen en het uitvoeren van onderhoud aan watergangen (wat beschreven is in de Legger watergangen). De verschillende mogelijke peilveranderingen Een peilverhoging Peilverhoging is het verhogen van het waterpeil t.o.v. NAP, waarbij de drooglegging afneemt. Een peilverlaging Peilverlaging is het verlagen van het waterpeil t.o.v. NAP, waarbij de drooglegging toeneemt. Een peilfixatie Bij een peilfixatie wordt het bestaande streefpeil niet aangepast. Hiervoor wordt vaak gekozen als de maaivelddaling ter plaatse moet worden tegengegaan en de functie geen hinder ondervindt van het bestaande streefpeil. Een peilaanpassing Met een peilaanpassing wordt de aanpassing van het peil in verband met de daling van het maaiveld bedoeld, zonder dat daarbij de drooglegging toeneemt. Dit wordt in beginsel alleen doorgevoerd voor zover dit, in verband met de maaivelddaling en gelet op de functie van het gebied, noodzakelijk is. Door peilaanpassing wordt immers een verdergaande maaivelddaling bevorderd. Als de nadelen groter zijn dan de voordelen wordt in feite geconstateerd dat de ondergrens van het streefpeil is bereikt en dat een verdere neerwaartse aanpassing niet of slechts in zeer beperkte mate mogelijk is. Dit wordt ook wel de maaivelddalingsclausule genoemd. Een peilindexering De methode om peilaanpassing t.o.v. het maaiveld toe te passen wordt peilindexering genoemd. Hierbij wordt een gefaseerde peilaanpassing doorgevoerd gedurende de geldigheidsduur van het peilbesluit.
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
48
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Algemene begrippen Aanvoeren Transporteren van water ten behoeve van het optimaal dienen van de aanwezige functie(s) naar daar waar aanvulling van water nodig is, vanwege verdamping of waterverbruik. Niet te verwarren met: toestroming (bijvoorbeeld) naar een gemaal. Aanvullende waterberging Waterberging die extra benodigd is ten opzichte van het aanwezige wateroppervlak en de daarbij behorende waterberging om de NBW-wateropgave op te heffen en/of voorziene toekomstige wijziging van het grondgebruik op te vangen. De wijziging in grondgebruik die hieronder valt is een wijziging die leidt tot een netto toename/versnelling van waterafvoer en vaak veroorzaakt wordt door een toename van het verharde oppervlak of het afkoppelen van hemelwater van de riolering naar het oppervlaktewater. Zie ook bergen, waterberging en wateropgave. Afkoppelen De neerslag van relatief schoon verhard oppervlak (denk aan parkeerterreinen, grote daken etc.) niet meer via de riolering afvoeren naar de waterzuiveringsinstallatie, maar afvoeren richting het oppervlaktewater of infiltreren in de bodem. Aflaat Een constructie die bedoeld is om water in een afvoersituatie onder vrij verval af te voeren naar een lager gelegen peil. Afstroming Het in het oppervlaktewater terechtkomen van neerslag, via het maaiveld/oppervlak. Afvoeren Overtollig water buiten een hydraulische eenheid (peilvak, polder, boezem) brengen door middel van een kunstwerk of onder vrij verval, ook wel afwateren genoemd. Afwenteling We spreken van afwenteling wanneer een peilvak benedenstrooms belast wordt met te veel water of kwalitatief slechter water. Afwentelen is niet gewenst als waterkwantiteitsnormen en waterkwaliteitsdoelen in gevaar komen. Bergen van water Het vermogen om water tijdens een neerslagperiode (ordegrootte: tot enkele dagen) te bergen/op te slaan boven het vastgestelde waterpeil en onder het maaiveld zonder dat dit tot wateroverlast leidt. De geborgen hoeveelheid water wordt uiteindelijk volledig uitgemalen. Bergingen zijn onderdeel van het watersysteem, het waterschap kan dus ten allen tijden gebruik maken van de aanwezige waterbergingen in het beheergebied. Naast bergen ‘bovenop’ open water, bestaan er alternatieve vormen van water bergen; bv. het gecontroleerd inunderen van veenweidegebieden of speciale voorzieningen direct grenzend aan waterlopen waar het water vrij in en uit kan stromen (kelders onder bebouwing/glastuinbouw). Berging Zie waterberging. Bergingsgebied Een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied op de legger is opgenomen. Bemaling De verwijdering van overtollig water door middel van een gemaal. Een bronbemaling is het onttrekken van grondwater ten behoeve van het in den droge uitvoeren van bouwactiviteiten of ontgravingen. Bemalingsgebied Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
49
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Het gebied waarvan de afwatering door één bepaald gemaal plaatsvindt. Een bemalingsgebied kan uit meerdere peilgebieden en polders bestaan. Bergingscapaciteit Het volume water dat geborgen kan worden in een bepaald systeem (de vrije ruimte in oppervlaktewater en rioolstelsel). Beroep Onder het instellen van beroep wordt verstaan: het gebruik maken van de ingevolge een wettelijk voorschrift bestaande bevoegdheid/voorziening tegen een besluit bezwaar in te dienen bij een ander bestuursorgaan dan hetwelk het besluit heeft genomen. Beschermingszone Aan een waterstaatswerk grenzende zone (oppervlak), waarin ter bescherming van dat werk voorschriften en beperkingen kunnen gelden. Bezwaar Onder het maken van bezwaar wordt verstaan: het gebruik maken van de ingevolge een wettelijk voorschrift bestaande bevoegdheid/voorziening tegen een besluit te vragen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Bodemdaling Bodemdaling is het dalen van het maaiveldniveau ten opzichte van een vast referentievlak, bijvoorbeeld NAP. Bodemdaling kan veroorzaakt worden door oxidatie, inklinking, gas- en oliewinning en lange termijn geologische processen. Boezem Stelsel van met elkaar in verbinding staande waterlopen en meren waarop het water van de lager gelegen polders wordt uitgeslagen en dat dient voor eventuele tijdelijke berging en lozing op het buitenwater. Boezemland Land dat ligt binnen de boezemwaterkeringen, aan die zijde van de waterkering waar ook het boezemwater ligt. Brakwater Water dat meer dan 150 mg/l, maar minder dan 1.000 mg/l chloride bevat. Bronbemaling Zie bemaling. Buffering van water Het vermogen om water op te slaan/vast te houden om te gebruiken voor de wateraanvoerbehoefte, ook wel waterconservering genoemd. Het maximaal gehandhaafde waterpeil dient in dit geval wel vastgelegd te worden in het peilbesluit als zijnde een flexibel peilbeheer ten behoeve van optimaal peilbeheer. De aanvulling van oppervlaktewater door neerslag tot aan het maximumpeil van de bandbreedte van het betreffende peilgebied is dus geen berging, maar een aanvulling van de buffer. Buitengewoon onderhoud Het onderhoud dat zich hoofdzakelijk richt op de instandhouding van de afmetingen en constructie van waterstaatswerken inclusief de waterlopen, zoals is vastgesteld in de legger. Daar onder vallen o.a. baggerwerkzaamheden. Calamiteit Een calamiteit is een gebeurtenis waarop het systeem niet is ontworpen. Dat kan een extreme neerslaggebeurtenis zijn (dus extremer dan de norm), maar ook de gevolgen van bijvoorbeeld de uitval van een gemaal of een ongeluk/ongeval. Calamiteitenberging Een calamiteitenberging is een berging die volledig kan worden benut om tijdens een calamiteit de schade en wateroverlast te minimaliseren. Bij een calamiteit is het ontstaan van schade vaak niet te voorkomen. In die situatie kan een calamiteitenberging er voor zorgen dat de schade wordt beperkt. Een calamiteitenberging is dus niet bedoeld om de Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
50
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
waterhuishouding aan de vastgestelde faalkans te laten voldoen: in dat geval is er sprake van een regulier benodigde waterberging ook wel watersysteemberging genoemd. Een calamiteitenberging dient te worden vastgelegd in de Legger. Compensatieberging Compensatieberging is waterberging dat moet worden aangelegd om de negatieve effecten van veranderingen in de waterafvoer op te vangen. Een versnelling in de afvoer kan ontstaan door een functieverandering, of door het afkoppelen van een oppervlak van de riolering op het oppervlaktewatersysteem van het waterschap. Door de versnelling van de afvoer kunnen te hoge stroomsnelheden en zelfs inundatie ontstaan als er geen compensatieberging wordt aangelegd. Dam Een dam is een grondlichaam in een waterloop. Er wordt onderscheidt gemaakt tussen een dichte en een open dam. Een open dam is een dam waarin een duiker of sifon ligt die er voor zorgt dat er geen peilscheiding is (geen peilverschil). Er kan dus altijd water door de dam heen blijven stromen, waardoor er geen versnippering plaatsvindt. Een vaste/dichte dam in waterlopen wordt gebruikt om een peilscheiding in stand te houden. Door een vaste/dichte dam stroomt geen oppervlaktewater. Bij een vaste dam is dus altijd een peilverschil aanwezig. Debiet Het debiet staat voor de hoeveelheid water die een waterloop of kunstwerk per tijdseenheid transporteert en wordt vaak uitgedrukt in aantal kubieke meter water dat per tijdseenheid een bepaald punt in een stroom passeert. Deur Zie wandconstructie. Doorspoelen Het inlaten van meer water dan nodig is om in het waterpeil te handhaven, meestal met het doel om door verversing van het aanwezige water een waterkwaliteitsverbetering te bereiken. Drainage De afvoer van water over en door de grond en door het stelsel van waterlopen (zoals sloten, rivieren etc.) Drooglegging Het hoogteverschil tussen de waterspiegel/het waterpeil in een waterloop en het naastgelegen grondoppervlak/maaiveld. Duiker Deels, soms geheel onder de waterspiegel liggende verbinding (buis/koker) tussen twee wateren, oftewel een waterdoorgang onder wegen of dijken, ook wel zinker genoemd. EHS De Ecologische Hoofdstructuur omvat die delen van Nederland waar de meeste ecologische waarden aanwezig zijn en waar behoud en ontwikkeling van natuur en landschap de meeste kansen hebben. De EHS is vastgesteld door de Rijksoverheid en wordt verdicht/gedetailleerd door de provincies. Voor dit verdichte netwerk wordt de term PEHS gebruikt. Faalkans De frequentie van overschrijding van een bepaalde parameter. Hydrologisch wordt met faalkans meestal bedoeld: de overschrijding van een bepaald oppervlaktewater- of grondwaterpeil. Freatisch grondwater Het eerste grondwater dat men tegenkomt wanneer men gaat graven, is normaal gesproken freatisch. De bovengrens van het freatisch grondwater wordt het freatisch vlak genoemd. Dit is het niveau waar de stijghoogte nul is. Hoe dieper men onder het
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
51
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
freatisch vlak komt, hoe groter de stijghoogte. Boven het freatisch vlak ligt de capillaire zone, waar de stijghoogte negatief is. Functie De bestemming van een gebied in waterstaatkundige zin, zoals bijvoorbeeld landbouw, natuur, bebouwing en water. De functies worden vastgesteld door de provincies en geven richting aan de inrichting en het beheer van de oppervlaktewateren.
‘Functie volgt peil’ Dit begrip is een uitwerking van het principe ‘water als sturend principe’. Door het toepassen van de lagenbenadering, waarbij bodem en water de sturende lagen zijn, worden de functies in een gebied toegekend. Laag gelegen gebieden krijgen een ‘natte’ functie en hoger gelegen gebieden een ‘droge’ functie. De huidige waterpeilen worden dus niet aangepast aan nieuwe functie-eisen door functieveranderingen.
Gewoon/regulier onderhoud Het onderhoud dat zich hoofdzakelijk richt op het verwijderen van voorwerpen en begroeiing van of uit waterstaatswerken. GGOR Het gewenste grond- en oppervlaktewater regime. Naast de afkorting GGOR wordt er ook nog gewerkt met de AGOR (Actueel grond- en oppervlaktewater regime) en de OGOR (Optimaal grond- en oppervlaktewater regime). Grondwaterstand De hoogte ten opzichte van een referentieniveau van een punt waar het grondwater een drukhoogte gelijk aan nul heeft. De absolute waterdruk is dan gelijk aan de druk van de atmosfeer. Grondwatertrap (Gt) Klassering voor grondwaterstanden in Nederland. Tegenwoordig wordt gesproken over Grondwaterdynamiek (Gd) in plaats van grondwatertrap. GxG De verzamelnaam voor de grondwatertrappen bestaande uit de GHG (gemiddeld hoogste grondwaterstand) GLG (gemiddeld laagste grondwaterstand) en de GVG (gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand). Tezamen beschrijven deze begrippen de Grondwaterdynamiek. Hoofdwatergang Water dat een (primaire of) hoofdfunctie vervult voor de waterbeheersing in het beheergebied van HHSK; deze is of wordt als zodanig opgenomen in de legger. Hoofdwatergangen worden gebruikt voor wateraanvoer, waterafvoer en waterberging. Infiltratie Water, zoals neerslag of oppervlaktewater, dat in de grond zakt waardoor het voor aanvulling van het grondwater zorgt. Infiltreren Infiltreren is het mechanisme dat het weg laten zakken/doorsijpelen/doorzijgen van (regen)water in de bodem beschrijft; afgeleid begrip is infiltratie. Inklinking Daling van het grondoppervlak/maaiveld door volumeverlies ten gevolge van vochtverlies (daling van de grondwaterstand). Dit verschijnsel komt vooral voor bij klei en veen. Inlaat Constructie die bedoeld is om water onder vrij verval aan te voeren met als doel een watertekort te voorkomen. Niet te verwarren met: aflaat (zie aldaar). Inlaten Het onder vrij verval in laten van water. Dit kan zijn om het waterpeil te handhaven (in een situatie waar door verdamping het peil zou dalen) en/of door te spoelen (zie doorspoelen). Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
52
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Keerschot Zie wandconstructie. Keur Een verordening van de waterbeheerder, waarin een verzameling van geboden en verboden ten aanzien van het waterbeheer is opgenomen, en waar bij overtreding bestuursdwang of strafbepalingen kunnen worden opgelegd. Klimaatverandering Een statistisch significante variatie in de gemiddelde toestand van het klimaat, in de variabiliteit of de extremen. De variatie houdt een langere tijd aan, gedurende decennia of nog langer. Door de ontstane variatie wijzigt de samenstelling van de atmosfeer. Klimaatveranderingen kunnen veroorzaakt worden door een wisselwerking van natuurlijke processen of externe verstoringen veroorzaakt door menselijke activiteiten. Een van de effecten die wordt toegeschreven aan de klimaatverandering is het rijzen/stijgen van de zeespiegel. Kunstwerk Een civieltechnisch bouwwerk ten dienste van de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en/of leidingen. Een kunstwerk onderscheidt zich van andere civieltechnische werken en installaties, doordat het een bouwwerk is waarvoor andere materialen dan aarde en zand zijn gebruikt. Voorbeelden van kunstwerken zijn duikers, stuwen, gemalen en dammen. KWA Kleinschalige wateraanvoer. De KWA is een samenwerkingsverband tussen de waterschappen Stichtse Rijnlanden, Rijnland, Delfland en Schieland en de Krimpenerwaard waarbij d.m.v. een alternatieve route ‘zoet’water wordt aangevoerd ten tijde van verdrogingscalamiteiten. HHSK ontvangt het water via Delfland. Kwel Een omhoog gerichte grondwaterstroming en/of het uittreden van grondwater aan het grondoppervlak of in watergangen. Legger Een openbaar register waarin is omschreven waaraan waterstaatswerken (daaronder vallen: oppervlaktewaterlichamen, bergingsgebieden, waterkeringen of ondersteunende kunstwerken) naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. De functie van de Legger is om inzage te geven in de onderhoudsplichtigen en de onderhoudsverplichtingen van waterstaatswerken. Lozen Het door middel van een werk, of op andere (indirecte) wijze, brengen van water in een oppervlaktewater, zonder dat het water daarbij uit een ander oppervlaktewater is gehaald. Maaiveld Het maaiveld (mv) is een aanduiding voor (de hoogte van) het grondoppervlak. De maaiveldhoogte wordt vaak opgegeven ten opzichte van een nationaal nulniveau. In Nederland is dat het Normaal Amsterdams Peil (NAP). NAP Normaal Amsterdams Peil. Standaard (denkbeeldig) geometrisch vergelijkingsvlak in Nederland, waarmee een hoogte wordt uitgedrukt (in meters boven of onder NAP). Onderbemaling Een afwijkend peil dat lager is dan het streefpeil, vastgelegd in het peilbesluit of in een vergunning m.b.t. een afwijkend peil en door middel van een kunstwerk (pompgemaal,windmolen, etc.) op peil wordt gehouden. Een onderbemaling kan vallen onder het beheer en onderhoud van het waterschap, maar het kan ook particulier zijn. Onttrekken
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
53
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Het door middel van een werk (ontrekkingsinrichting) halen van water uit een oppervlaktewater, zonder dat het water daarbij in een ander oppervlaktewater wordt gebracht. Ontwateren Het in het oppervlaktewater terechtkomen van neerslag via de ondergrond/bodem. Ontwateringsdiepte De afstand tussen het grondoppervlak/maaiveld en de hoogste grondwaterstand (GHG), gemeten tussen de ontwateringsmiddelen (drainagebuizen, sloten of greppels). Oppervlaktewaterlichaam: Samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende bodem, oevers en, voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens de wet, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna. Overige watergang Alle wateren waaraan in de legger niet expliciet een andere status is toegekend. Voorbeelden zijn greppels, spoorsloten, enz. Oxidatie M.b.t. grondwaterhydrologie wordt hiermee bedoeld het oxidatieproces waarbij organisch materiaal in de bodem oxideert door een reactie met zuurstof. Hierdoor ontstaat CO2 en komen voedingsstoffen in het grondwater en/of oppervlaktewater terecht. Door oxidatie van het plantaardige materiaal vindt inklinking plaats en kan de bodem/maaiveld gaan dalen. Retentieberging Berging die kan worden benut door vanaf een hoger peil water af te laten. Het kan daarbij zowel om reguliere watersysteemberging als calamiteitenberging gaan. NBW In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) uit 2003 en de latere actualisaties zijn afspraken vastgelegd over de wijze waarop de overheden op nationaal, regionaal en lokaal niveau gezamenlijk het waterbeleid van de 21e eeuw gaan voeren. Hiermee wordt getracht wateroverlast en wateronderlast te verminderen en te voorkomen. PEHS Provinciale invulling/detaillering van de Ecologische Hoofdstructuur (zie EHS). Peilafwijking Een peilvak binnen het in een peilbesluit vastgestelde peilgebied waar het waterpeil op een ander,afwijkend niveau wordt gehandhaafd. Deze afwijking kan zowel naar boven als naar beneden zijn. Een peilafwijking heeft vaak een bepaald doel, bijvoorbeeld bescherming van bebouwing of een archeologisch monument (hoogwatervoorziening), landbouwkundige doelen (onderbemaling) of veiligheid (dijksloten). Peilbesluit Bestuurlijk besluit waarmee de te handhaven waterhoogte (waterpeilen) in waterlopen juridisch wordt vastgesteld. Peilgebied Een peilgebied is een waterstaatkundige eenheid waarbinnen ingevolge een peilbesluit een waterpeil (het streefpeil) wordt gehandhaafd. De grens van het peilgebied (peilscheiding) wordt vastgelegd in het peilbesluit en in de legger. Binnen een peilgebied kunnen peilvakken zijn die een afwijkend peil toebedeeld krijgen, hiervoor dient een vergunning te zijn afgegeven. Peilvak Een gebied waarbinnen één en hetzelfde waterpeil wordt gehanteerd, het oppervlaktewater staat over het algemeen met elkaar in verbinding. Riooloverstort (overstort) Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
54
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Kunstwerk door middel waarvan rioolwater op het oppervlaktewater wordt geloosd, indien het riool door te grote neerslag niet al het rioolwater kan verwerken. Schouw Systematische controle van de bepalingen uit de Keur, betreffende de uitvoering van het beheer en het gewoon en buitengewoon onderhoud van (hoofd)watergangen, waterkeringen en kunstwerken. Sifon Kokervormige constructie (buis) met een verlaagd middengedeelte dat geheel met water is gevuld en die twee waterlopen met elkaar verbindt. Sifons worden aangelegd als een gebied met eenzelfde waterpeil wordt doorsneden door een watergang met een ander, afwijkend waterpeil. Ook worden dit soort constructies gemaakt onder verdiept aangelegde wegen en tunnels. Stijghoogte Het drukverschil van het grondwater ten opzichte van de atmosferische druk, dat wil zeggen het niveau tot waar het grondwater in een verticaal geplaatste buis met open ondereinde en in open verbinding met de atmosfeer in een bepaalde laag stijgt ten opzichte van een referentieniveau. Stuw Een vaste of regelbare overstortconstructie in een oppervlaktewaterlichaam om de bovenstroomse waterspiegel te regelen, water bovenstrooms tijdelijk vast te houden, water om te leiden of de stroomsnelheid te reguleren. Er bestaan verschillende soorten constructies, zoals hevelstuwen, schotbalkstuwen, brievenbusstuwen en V-stuwen. Afhankelijk van het doel en het beheer en onderhoud wordt een bepaald type stuw gekozen. Een stuw kan ter plaatse bediend worden maar ook geautomatiseerd, oftewel op afstand bediend. Toetshoogte De in een peilvak maximaal toelaatbare peilstijging. Vasthouden van water Hemelwater vasthouden daar waar het valt; het tijdelijk opvangen van neerslag in/op de bodem of in/op speciale voorzieningen die geen onderdeel uitmaken van het oppervlaktewatersysteem, in samenhang met de ontwatering tot het moment dat het tot afvoer komt. Op lokaal niveau betekent dit dat het water niet direct het oppervlaktewater belast, maar wordt vastgehouden zonder onderdeel uit te maken van het oppervlaktewatersysteem. Als er speciale voorzieningen worden getroffen zoals bijvoorbeeld waterpleinen, grindkoffers en wadi’s, worden dit alternatieve vormen van water vasthouden genoemd. Veen Veen is een grondsoort die hoofdzakelijk bestaat uit gedeeltelijk verkoolde plantenresten met een vochtgehalte van meer dan 75%. Veen vormt zich onder water door het afsterven van plantaardig materiaal terwijl er geen zuurstof bij kan komen, de plantenresten verteren dus niet. Veen heeft een maximale drooglegging van 60 cm. Veenweide Uit moeras op laagveen ontwikkelde weidegronden. Het veenweidegebied is een gebied in West Nederland waar veel veen in de bodem voorkomt. Verdringingsreeks Vastgelegde volgorde waarin beschikbaar zoet water verdeeld wordt over verschillende gebruikers/ gebruiksfuncties in een periode van zoet water tekort. Verdroging Een tekort aan kwel- en/of aan oppervlaktewater van een goede kwaliteit of te lage grondwaterstanden, waardoor functies schade kunnen leiden. Verhang Het hoogteverschil tussen waterpeilen gemeten op minimaal twee verschillende plaatsen Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
55
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
in het watersysteem, uitgedrukt in een verschil per lengte-eenheid. Oftewel het quotiënt van het verval tussen twee punten en hun horizontale afstand. Versnippering Het in kleine subeenheden verdelen van het watersysteem, waardoor het aantal peilvakken toeneemt. Hierdoor neemt het aantal beheer- en onderhoudshandelingen toe en kunnen organismen zich minder optimaal verplaatsen binnen grenzen van het totale watersysteem. Verval Verschil in waterpeil gemeten op minimaal twee verschillende plaatsen in het watersysteem op een bepaald tijdstip. Vervangende waterberging Oppervlaktewater dat wordt gegraven om de oppervlakte van een demping terug te graven. Niet te verwarren met/te gebruiken voor: oppervlaktewater dat moet worden gegraven om de gevolgen van toename van het verharde oppervlak te “compenseren”. Verzilting Verzilting is het geleidelijk toenemen van het zoutgehalte in de bodem, het water of de lucht. Vanuit de hydrologie bedoelen we ermee dat het zoutgehalte in het oppervlaktewater en/of in het grondwater toeneemt. Dit fenomeen komt vooral voor in gebieden waar de verdamping groter is dan de neerslag (‘indikking’ van de concentratie stoffen in het water) of daar waar er sprake is van een toestroom van water met een hoger chloridengehalte dan het ontvangende water (zout kwelwater of brak inlaat water). Voorraadberging Zie: buffering van water Wandconstructie Een kerende constructie die verticaal in een waterlichaam of tussen een waterlichaam en een grondlichaam geplaatst is met als doel een scheiding aan te (kunnen) brengen. Voorbeeld van gebruik: damwand, keerschot, deur, diepwand, keerwand en kademuur. Waterberging Een voorziening met vrij beschikbare ruimte waarin een overschot aan (regen)water tijdelijk kan worden geborgen. De waterberging is benodigd om aan de normering van het watersysteem te kunnen voldoen. Waterberging kan zowel uit de ruimte boven het oppervlaktewater en onder het maaiveld (laagste drempel bebouwing) bestaan als uit allerlei andere vormen, zoals bijvoorbeeld een laaggelegen perceel dat mag onderlopen of lagergelegen boezemland. Waterbergingsvoorzieningen met een andere functie dan water die gebruikt (mogen) worden voor de tijdelijke berging van polder- of boezemwater (zie ook calamiteitenberging), moeten als zodanig erkend worden en vastgesteld worden door het waterschap en/of de betreffende gemeente. Aanwijzing kan plaats vinden middels de Keurkaart, een legger, een bestemmingsplan of een beheerovereenkomst. Er wordt onderscheid gemaakt tussen regulier benodigde waterberging en aanvullende waterberging. Reguliere benodigde waterberging is de benodigde vrije ruimte om te kunnen voldoen aan de normering van het watersysteem en bestaat gewoonlijk uit een tijdelijke peilstijging binnen de grenzen van het reeds bestaande watersysteem en de vastgestelde, erkende calamiteitenbergingen. Aanvullende waterberging is extra benodigde waterberging ten opzichte van het reeds aanwezige wateroppervlak en de daarbij behorende waterberging, om de gevolgen van een voorziene toekomstige functiewijziging en dus van het grondgebruik op te vangen. Waterconservering Zie: buffering van water. Wateropgave (NBW-opgave) De wateropgave zoals bedoelt in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het areaal in een bepaald peilgebied dat inundeert bij een toetsing met de behulp van de wateroverlastnormen uit datzelfde NBW en de verschillende klimaatscenario’s. Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
56
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Waterschappen zijn verantwoordelijk om maatregelen te nemen die deze inundatie tegengaan. De maatregelen oftewel de oplossingen kunnen worden gezocht in structuurmaatregelen (vasthouden), vergroting van het bergend vermogen (bergen), of het versterken van de bemaling (afvoeren) of een combinatie van deze maatregelen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen: 1. De historische wateropgave (ook wel de NBW-opgave 2015 genoemd): het areaal dat inundeert bij toetsing aan de normen en het huidige klimaatscenario. 2. De NBW-wateropgave 2050: het areaal dat inundeert bij toetsing aan de normen en de toekomstige klimaatscenario’s met een tijdshorizon 2050. Waterstaatswerk Een oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk. Watersysteem Een geografisch onderscheiden, coherente, functionele eenheid van watergerelateerde eenheden bestaande uit het oppervlaktewater en het grondwater en de daarmee samenhangende (water)bodems, technische infrastructuur, de organismen en alle geassocieerde natuurlijke en kunstmatige fysische, chemische en ecologische processen. Watersysteemanalyse Een systematische bestudering van/een studie naar een watersysteem teneinde de verschillende bestanddelen/eenheden te isoleren en te identificeren, waardoor de eigenschappen, kenmerken en functies benoemd en geoptimaliseerd kunnen worden. Watersysteemgedrag Het elkaar wederzijds beïnvloedende gedrag van afvalwater, grondwater en oppervlaktewater onder invloed van de neerslagomstandigheden. Werken Alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies met toebehoren. Wegzijging Een omlaag gerichte grondwaterstroming waardoor water infiltreert in de diepere bodemlagen. Wel Locatie waar water (kwel) uit de grond omhoog komt/aan het oppervlak komt. Zoet water Water dat minder dan 150 mg/l chloride bevat. Zout water Water dat meer dan 1.000 mg/l chloride bevat.
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
57
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
58
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
3. Kaarten behorende bij peilbesluit Kaart Kaart Kaart Kaart Kaart Kaart Kaart Kaart Kaart Kaart Kaart Kaart Kaart
1: Ligging Polder Capelle aan den IJssel binnen beheergebied HHSK 2: Grondgebruik (huidige functies) 3: Huidige waterhuishoudkundige situatie 4: Peilbesluit Polder Capelle aan den IJssel 2002 5: Huidige maaiveldhoogten (AHN2) 6: Overzicht bestemmingsplannen 7: (Provinciale) Cultuurhistorie 8: Huidige drooglegging 9: Bodemkaart 10: Kwel- wijziging 11: Peilbesluit 2012 (nieuwe situatie) 12: Overzicht nieuwe drooglegging 13: Nieuwe waterstaatkundige situatie
Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel 2012, 1:10.000 (A1) Nieuwe waterstaatkundige situatie, 1:10.000 (A1)
Toelichting Peilbesluit polder Capelle aan den IJssel, versie 04
59