Inhoudelijke toelichting op de fase-indeling
De opleiding Verzorgende bestaat uit 3 fasen. In fase 1 en 2 zijn zowel ontwikkelingsgerichte als kwalificerende beroepsprestaties opgenomen. Fase 3 is geheel kwalificerend. Toelichting op Fase 1 Hieronder staan allerlei gegevens en tips voor het uitvoeren van de beroepsprestaties in fase 1. Beroepsprestatie 1.1 Verzamelen van gegevens Deze beroepsprestatie gaat over het verzamelen van gegevens en het op de juiste manier rapporteren van deze gegevens. Overleg met je begeleider over welke drie zorgvragers je voor deze opdracht kiest. Neem in je planning de volgende onderdelen op: het lezen van de zorgdossiers, het bestuderen van het gebruikelijke rapportagesysteem en standaardformulieren (opnameformulieren, voedingslijsten, evaluatieformulieren, signaleringslijsten) en het plannen van gesprekken met de zorgvragers. Als het niet mogelijk is om een gesprek te voeren met de zorgvrager zelf, plan dan een gesprek met een naaste van de zorgvrager. Probeer in een gesprek, naast gesloten, ook open vragen te stellen. Op die manier geef je de zorgvrager of naaste de kans eigen belevingen te vertellen. Verzamel zoveel mogelijk informatie. Let daarbij ook op nonverbale signalen. Je kunt deze opdracht combineren met het oefenen van de taalvaardigheid ‘Gesprekken voeren’. Vul de standaardformulieren en het rapportagesysteem in met de door jou verzamelde gegevens. Vergelijk vervolgens dat wat jij geschreven hebt met datgene wat jouw collega’s schrijven. Let daarbij bijvoorbeeld op objectiviteit-subjectiviteit, de omvang van de rapportage, relevantie van het gerapporteerde, compleetheid, plaats in het dossier waar iets vermeld is enzovoort. Beschrijf wat je daarbij opvalt (overeenkomsten en verschillen). Laat het verslag over de overeenkomsten en verschillen aan drie collega’s en je begeleider lezen en vraag of zij herkennen wat jij beschreven hebt. Vraag hun oordeel over de kwaliteit van je verslag. Vul je verslag aan met hun opmerkingen. Je kunt deze prestatie goed combineren met het oefenen van de taalvaardigheid ‘Schrijven’. Deze beroepsprestatie is ontwikkelingsgericht. Dit betekent dat je de gevraagde competenties nog niet voldoende hoeft aan te tonen, maar dat je aan het leren bent. Naar aanleiding van het resultaat van deze beroepsprestatie formuleer je vervolgleerdoelen over het verzamelen en verwerken van gegevens. Neem deze leerdoelen op in je POP en PAP. Beroepsprestatie 1.2 Beginnen met zorg Deze ontwikkelgerichte beroepsprestatie gaat over de dagelijkse zorg voor de zorgvrager, ook wel basiszorg genoemd. In opdracht B. kies je, in overleg met je begeleider, drie zorgvragers. Om zoveel mogelijk te kunnen leren, kies je voor zorgvragers die zoveel mogelijk van elkaar verschillen in leeftijd, achtergrond, ziekte, stoornis, beperking en zelfzorgtekorten (voor zover dat mogelijk is op jouw BPV-plek). Formuleer leerdoelen met betrekking tot je kennis over de ziekte, stoornis of beperking en de invloed daarvan op het leven(sverhaal) van iedere zorgvrager. Gebruik je leerboeken, de bibliotheek of het internet om antwoord op je vragen te krijgen. Vraag je begeleider waar je de protocollen die gebruikt worden in de zorgorganisatie, kunt vinden. (Een protocol is een document dat tot doel heeft zorgverleners te ondersteunen bij het uitvoeren van zorginhoudelijke handelingen. Met andere woorden: het geeft aan hoe een handeling uitgevoerd kan worden. Een protocol geeft stap voor stap aan hoe iets gedaan moet worden. Een protocol wordt ook wel handelingsschema genoemd.)
Lees deze protocollen door en vergelijk ze met de gebruikte protocollen op school. Zijn er verschillen? Observeer je collega’s met behulp van de protocollen. Maak met behulp van de kennis die je hebt opgedaan over de ziekte, stoornis of beperking, het levensverhaal van de zorgvrager en de protocollen een aangepast handelingsschema (protocol) voor ieder van de drie zorgvragers. In dit handelingsschema heb je de specifieke aandachtspunten voor de zorgvrager verwerkt. (Bijvoorbeeld als de zorgvrager een gehoorapparaat heeft, neem je in het handelingsschema voor deze zorgvrager op dat je het gehoorapparaat reinigt en indoet.) Maak in jouw handelingsschema onderscheid tussen voorbereiding, uitvoering en nazorg. Voor een voorbeeld van een handelingsschema kun je kijken op: http://www.icare.nl/assets/icare2/beeld/basisfase/handelingsschema.pdf. Leg je handelingsschema voor aan je team. Na akkoord verzorg je daarna, onder begeleiding, de zorgvragers zelf volgens jouw handelingsschema. Vraag feedback aan je begeleider. Opdracht C. gaat over mobiliteit en transfers. Bestudeer voor deze opdrachten de handleidingen/instructie van de hulpmiddelen. Begeleid daarna een zorgvrager in het gebruik van deze hulpmiddelen. Je hebt daarbij specifiek aandacht voor de veiligheid. Beschrijf in een verslag hoe je de zorgvrager hebt begeleid, hoe je de bestaande protocollen hebt opgevolgd en welke instructie je de zorgvrager hebt gegeven en het effect daarvan op de zorgvrager. Vraag feedback aan je begeleider en noteer deze in je verslag. Opdracht D. gaat over voeding. Je stelt een weekmenu op voor een zorgvrager. Kies in overleg met je begeleider een zorgvrager. Stel, in samenspraak met de zorgvrager, een weekmenu op dat voldoet aan de eisen voor gezonde voeding en die aan de wensen en behoeften van desbetreffende zorgvrager tegemoet komt. Als je gebruik maakt van een reeds bestaand weekmenu, geef je een toelichting op dit weekmenu waarin je aantoont dat dit menu is opgesteld volgens de schijf van vijf (zie: www.voedingscentrum.nl). De laatste opdracht van deze beroepsprestatie gaat over huishoudelijke taken. Maak hiervoor foto’s van huishoudelijke taken die je uitgevoerd hebt. Indien het niet mogelijk is om foto’s te maken, kies je voor een andere vorm van bewijs (bijvoorbeeld een beschrijving van de werkzaamheden). Huishoudelijke werkzaamheden zijn o.a.: - bed opmaken - was opruimen - nachtkastje schoonmaken - douche droogmaken - tafel dekken - rolstoel poetsen - koffie ronddelen.
Beroepsprestatie 1.3 Planmatig zorgverlenen 1 In deze beroepsprestatie toon je aan dat je methodisch kunt werken. Dit is een kwalificerende beroepsprestatie. Daarvoor kies je twee zorgvragers waarbij je alle stappen van het plannen van zorg doorloopt. Je start met het verzamelen van gegevens (opdracht B.). In deze fase van je opleiding hoef je het zorgplan nog niet zelfstandig op te stellen. Het gaat in deze beroepsprestatie om het bijstellen van twee zorgplannen. Je controleert van beide zorgplannen of het probleem en de doelen en acties nog actueel zijn. Vervolgens actualiseer je de zorgplannen (opdracht C.). Na akkoord van de betrokkenen (zorgvrager, naasten, collega’s) voer je de zorg uit (opdracht D.) en rapporteer je de bijzonderheden in het zorgdossier (opdracht C.).
Je maakt bij deze opdracht gebruik van het systeem voor het op- en bijstellen in jouw BPV. Indien dat niet voorhanden is, gebruik je een voorbeeld van school. Vraag bij deze opdracht geregeld feedback aan je begeleider. Je kunt deze opdracht combineren met de taalvaardigheid ‘Schrijven’, plan van aanpak. Beroepsprestatie 1.4. Begeleiden bij het uitvoeren van huishouden en wonen Voor deze opdracht kies je drie zorgvragers die je begeleidt bij een activiteit op het gebied van huishouden en wonen. Je kunt hierbij kiezen voor één activiteit met drie zorgvragers of drie activiteiten met één zorgvrager. Voorbeelden van activiteiten zijn: - versieren huiskamer i.v.m. een feestdag - appelflappen bakken - samen met een zorgvrager naar de winkel gaan om een cadeautje te kopen - samen met een zorgvrager zijn kamer opruimen en poetsen - een zorgvrager met de koektrommel laten rondgaan - zorgvragers aan tafel stimuleren om zelf op te scheppen of brood te smeren. Voordat je de activiteit gaat uitvoeren maak je een plan. In dat plan beschrijf je welke voorbereiding je moet doen (o.a. welke hulpmiddelen je nodig hebt), hoe de uitvoering moet gaan verlopen en welke nazorg nodig is. Voer vervolgens de activiteit(en) samen met de zorgvrager(s) uit. Je schrijft een rapportage per zorgvrager over de uitgevoerde activiteit (opdracht C.). Overleg met je begeleider of deze rapportage in het bestaande rapportagesysteem opgenomen kan/moet worden. In opdracht D. van deze beroepsprestatie interview je een mantelzorger. Nodig de mantelzorger uit. Je zorgt voor een rustige omgeving en je bereidt het gesprek goed voor door vragen vooraf op papier te zetten. Doel van het gesprek is het in kaart brengen van de draagkracht en draaglast van de mantelzorger. Maak daar een verslag van en eindig je verslag met je conclusies. Eventueel is dat verslag te gebruiken voor je taalvaardigheden Nederlands ‘Gesprekken en Schrijven’. Beroepsprestatie 1.5 Ondersteunen bij basisbehoeften In deze beroepsprestatie toon je aan dat je zelfstandig basiszorg kunt uitvoeren in laagcomplexe zorgsituaties. Dit is een kwalificerende beroepsprestatie. Hiervoor kies je in overleg met je begeleider vier zorgvragers die je drie dagen zelfstandig verzorgt. Je laat in je gedrag zien dat je werkt volgens de beroepscode. (http://www.venvn.nl/Portals/20/publicaties/20070112beroepscodeposterdef.pdf ). Je verleent zorg op basis van de individuele behoeften van iedere zorgvrager, de visie van de instelling en de vereiste theorie. Het advies is om aan het eind van iedere dag feedback te vragen aan je begeleider over de gegeven zorg. Schrijf vervolgens een verslag over de zorg die jij gedurende drie dagen hebt gegeven aan de vier zorgvragers. Door middel van dit verslag toon je aan dat jij gewerkt hebt volgens de beroepscode en de visie van de zorgorganisatie/ afdeling en de vereiste theorie. Ook dat je de zelfredzaamheid van de zorgvragers hebt gestimuleerd, rekening houdend met de cultuur en levensbeschouwing van de zorgvrager. Je betrekt in je verslag de mate van tevredenheid van de zorgvrager met jouw zorg. Mogelijk kun je dit verslag ook gebruiken voor Nederlands, taalvaardigheid ‘Schrijven’. Informeer naar mogelijkheden hiervoor op jouw school. Bij de volgende opdracht houd je de vitale functies van vier zorgvragers gedurende een week bij. Het is mogelijk om deze opdracht met de vorige opdracht te combineren. Zorg dat je, voordat je aan deze opdracht begint, voldoende kennis hebt over de vitale functies. Laat in de uitwerking van je opdracht ook duidelijk naar voren komen dat je de
gevonden waarden juist weet te interpreteren en de juiste acties genomen hebt bij afwijkende waarden. Opdracht D. gaat over de zorg voor de basisbehoeften van zorgvragers uit andere culturen. Kies hiervoor zorgvragers uit jouw BPV met bijvoorbeeld een andere religieuze achtergrond of van niet- Nederlandse afkomst. Als deze zorgvragers niet op je BPV-plek verblijven, overleg je met de begeleider op school over een vervangende opdracht, bijvoorbeeld door fictieve gegevens te gebruiken en op basis daarvan een casus te schrijven. Kijk bij deze opdracht niet alleen naar persoonlijke zorg en voeding, maar ook naar rituelen rondom ziekte en sterven. Toelichting op Fase 2 Hieronder staan allerlei gegevens en tips voor het uitvoeren van de beroepsprestaties in fase 2. Beroepsprestatie 2.1 Vaardig in verplegingstechniek Deze beroepsprestatie gaat over verpleegtechnische vaardigheden en is een oefening voor de kwalificerende beroepsprestatie 2.4. Deze ontwikkelingsgerichte beroepsprestatie kan in de BPV of op school uitgevoerd worden. Een combinatie van beide is mogelijk. Het kan ook zijn dat jouw school heeft besloten dat je deze beroepsprestatie overslaat omdat er geen kwalificerende elementen in zitten. In deze beroepsprestatie ben je dus ontwikkelingsgericht bezig. Dat betekent dat je groei en ontwikkeling aantoont. Je vergaart kennis met betrekking tot de verpleegtechnische vaardigheden en oefent deze vaardigheden onder begeleiding. Je ontwikkeling wordt beoordeeld met behulp van de beoordelingslijst (opdracht A.). Bij opdracht B. verzamel je informatie over gevaarlijke stoffen. Denk bij gevaarlijke stoffen aan o.a. schoonmaakartikelen, onderhoudsmiddelen, giftige stoffen, scherpe voorwerpen, naalden, besmette afvalproducten (bloed). Bekijk systematisch iedere ruimte op jouw BPV-adres. Informeer op je BPV-adres of er richtlijnen, protocollen bestaan over het omgaan met deze gevaarlijke stoffen, middelen en materialen. Verzamel deze richtlijnen. Kies één gevaarlijke stof of voorwerp en maak een aantrekkelijke folder, flyer of poster om ongelukken met dit voorwerp of deze stof te voorkomen. Bepaal vooraf wie de doelgroep van jouw voorlichting is. Deze opdracht kan ook binnenschools en in groepsverband uitgevoerd worden. Overleg hierover met de begeleidend docent. Opdracht C. gaat over het observeren van verpleegtechnische handelingen. Raadpleeg eerst de lijst met verpleegtechnische handelingen in je beroepsprestatie. Maak een overzicht van handelingen die voorkomen in jouw BPV. Overleg met je begeleider welke handelingen je kunt observeren. Lees, voorafgaand aan de observatie, de theorie en het protocol van de handeling. Noteer voor jou belangrijke observatiepunten. Observeer de handelingen. Neem voldoende tijd om de verschillen en overeenkomsten tussen jouw observatie en de theorie te beschrijven. Bespreek je bevindingen met je begeleider. Leg uit waarom een handeling in de praktijk soms anders uitgevoerd wordt dan in de theorie beschreven staat. Deze opdracht kan ook binnenschools uitgevoerd worden door te kijken naar filmpjes. Ook kun je medestudenten observeren tijdens de uitvoering van verpleegtechnische handelingen in het vaardigheidslokaal en daarna in de subgroep te bespreken (peerfeedback). Bij voorkeur vindt de observatie in de beroepspraktijk plaats. Opdracht D. is een mindmap. Informatie over het maken van een mindmap kun je o.a. vinden op: http://www.leren.nl/cursus/leren_en_studeren/actief_leren/visueel_schema.html http://www.lereniseenmakkie.nl/Stampwerk/Mindmaps/Mindmaps.html. De mindmap gaat over de wetgeving die je moet kennen voordat je verpleegtechnische vaardigheden uitvoert. Vervolgens bekijk je in de praktijk hoe deze wetgeving wordt
toegepast. Vind je richtlijnen terug in bijvoorbeeld protocollen en regelgeving? Bespreek je bevindingen met je begeleider. Verwerk dat vervolgens in een verslag. Als je met meerdere studenten op eenzelfde BPV bent, kun je samenwerken aan deze opdracht. Opdracht E. en F. gaan over het vragen om feedback op de onder begeleiding uitgevoerde verpleegtechnische handelingen. Bestudeer vooraf het protocol. Vraag gerichte feedback en noteer deze goed. Vervolgens kun je leerdoelen ten aanzien van de verpleegtechnische handelingen formuleren. Neem alle activiteiten die je wilt doen om deze beroepsprestatie te behalen op in je POP en PAP. Voer de opdrachten uit na overleg met je begeleider. Formuleer ook na afloop van deze beroepsprestatie leerdoelen die je meeneemt naar beroepsprestatie 2.4. Je kunt daarbij denken aan leerdoelen op het gebied het vergroten van je vakkennis of het leren op basis van feedback. Beroepsprestatie 2.2 Omgaan met lastige situaties In deze beroepsprestatie toon je aan dat je je ontwikkelt in het omgaan met moeilijke situaties. Deze beroepsprestatie is de aanloop naar de kwalificerende beroepsprestaties uit deze fase. Opdracht B. gaat over ‘Instructies en procedures opvolgen’. Start deze beroepsprestatie met het voor jezelf duidelijk krijgen wat dwang- en drangmaatregelen zijn en welke wettelijke richtlijnen hiervoor ontwikkeld zijn. Als je voor jezelf een goede omschrijving hebt, ga je verder met deze opdracht. Iedere organisatie heeft een protocol waarin beschreven staat hoe de procedure is bij het toepassen van dwang en drang. Zoek dat protocol op en bestudeer het. Observeer de zorgvragers op jouw BPV op eventueel gebruikte dwang- en drangmiddelen. Zoek van de betreffende zorgvragers de informatie in het zorgdossier op. Verwerk die in een overzicht van de gebruikte dwang- en drangmiddelen in jouw BPV. Vergelijk de procedure (protocol) met de wettelijke richtlijnen. Beschrijf de procedure in eigen woorden. Aanvullende informatie kun je vinden op http://www.azm.nl/5490/60409/234370313_Toepassingen_van_Middelen_en_Maatregelen_vb2_6-3.pdf. Vervolgens ga je in gesprek met een zorgvrager of naaste. Bereid dat gesprek voor door eerst op papier te zetten welke vragen je wilt stellen. Dit kun je eventueel ook binnenschools met groepsgenoten voorbereiden. Zoek een rustige omgeving voor het gesprek. Werk het interview uit en zorg daarbij dat je een duidelijk antwoord geeft op de doelstellingen van het interview. Eventueel is deze opdracht te gebruiken voor Nederlands ‘Gesprekken voeren en Schrijven van een verslag’. Opdracht C. gaat over jouw handelen in onverwachte situaties. De bedoeling van deze opdracht is dat je je verdiept in mogelijke situaties. Als je dan onverwacht bij een calamiteit betrokken raakt, ben je beter in staat tot doelmatig handelen. De eerste calamiteit die je onderzoekt is brand.
14 januari 2013 Eliza van den Anker Brand in zorginstellingen heeft in 2011 zeven slachtoffers het leven gekost. Dit is het hoogste aantal dodelijke slachtoffers in jaren, zo blijkt uit een inventarisatie van ibMZ, kenniscentrum voor veiligheid in de zorg.
ibMZ maakt sinds 2005 jaarlijks staten op over het aantal slachtoffers en de omvang van de materiële schade als gevolg van branden in zorginstellingen, aldus zorgplatform Skipr.nl. Met zeven fatale slachtoffers is 2011 het dodelijkste jaar sinds het begin van de tellingen. Drie van de slachtoffers vielen bij een brand bij GGZ-instelling Rivierduinen in Oegstgeest. In 2010 vielen er vier dodelijke slachtoffers, in 2009 zes. Van 2001 tot 2011 zijn in totaal 43 dodelijke slachtoffers te betreuren geweest binnen de zorgsector.
Stel je voor dat er brand is in jouw BPV-plaats. Kies een dag, tijdstip en plaats (bijvoorbeeld maandag 17.00, brand in de huiskamer) en verzamel informatie, zoals: - Hoeveel personeelsleden zijn er op dat moment aanwezig? - Waar bevinden de zorgvragers zich meestal op dat moment? - Welke zorgvragers kunnen zelfstandig naar buiten? - Hoeveel zorgvragers moeten geholpen worden? - Welke uitgangen zijn te gebruiken? - Waar zitten brandmelders? - Waar is de verzamelplek? Gebruik hierbij het protocol dat aanwezig is en maak een verslag over wat er gebeuren moet. Besteed ook aandacht aan hoe je met de zorgvragers omgaat. Wat zeg je? Wat doe je? Laat je verslag aan je begeleider lezen en vul je verslag aan met de feedback die je krijgt. Doe dezelfde opdracht met een andere calamiteit naar keuze. Overleg met je begeleider over de keuze van de calamiteit. In de thuiszorg kun je ook denken aan de situatie dat een zorgvrager de deur niet voor je openmaakt, terwijl jij voor zorg aangebeld hebt. Opdracht D. Deze opdracht gaat over de procedure als er een fout is gemaakt of een ongeval is gebeurd. Denk bijvoorbeeld aan: - verkeerde medicatie gegeven - medicatie vergeten te geven - zorgvrager is uitgegleden in de badkamer - zorgvrager krijgt een klap van een andere zorgvrager - zorgvrager snijdt zich met een mes - zorgvrager valt uit bed - zorgvrager is weggelopen. Zoek uit welke stappen er dan doorlopen moeten worden. Verzamel alle formulieren die daarbij horen. Kies een praktijksituatie (echt gebeurd of verzonnen) en gebruik deze om aan te tonen dat je weet hoe te handelen. Zoek uit wat er gebeurt nadat je een melding hebt gedaan. Opdracht E. In de zorg krijg je op verschillende manieren te maken met communicatieproblemen. Bijvoorbeeld: - een zorgvrager die als gevolg van een verstandelijke beperking een vertraagde taalontwikkeling heeft - een zorgvrager met afasie - het jonge kind in het kraamgezin dat niet snapt wat jij bedoelt
-
de zorgvrager in de psychiatrie die zo verward is dat de communicatiemogelijkheden verstoord zijn een zorgvrager in het verpleeghuis die door de angst voor de behandeling niet hoort wat je vertelt.
Communicatie met de zorgvrager, en ook met zijn familie, verloopt niet altijd vanzelf. In deze beroepsprestatie verdiep je je in communicatiestoornissen en de wijze van begeleiden van de zorgvrager met een communicatiestoornis. Deze opdracht kan ook in een (sub)groep binnenschools uitgevoerd worden. Opdracht F. In deze opdracht leer je om te gaan met ongewenste intimiteiten. Zoek het protocol van de zorgorganisatie op. Misschien is het mogelijk om een gesprek te hebben met de vertrouwenspersoon binnen de zorgorganisatie. Een alternatief is de vertrouwenspersoon van school uit te nodigen in de les. Bedenk van tevoren wat je wil vragen. De samenvatting die je maakt, kun je mogelijk ook gebruiken voor Nederlands, onderdeel ‘Schrijven’. Beroepsprestatie 2.3 Planmatig zorgverlenen 2 Deze kwalificerende beroepsprestatie gaat over het zorgplan. In deze beroepsprestatie werk je aan het opstellen van een zorgplan. Daarvoor doorloop je het hele proces van methodisch werken. Je start met de anamnese en gaat door en eindigt met de evaluatie. Dit wordt beoordeeld met behulp van de beoordelingslijst (opdracht A.). In fase 1 heb je in beroepsprestatie 1.3, in een laagcomplexe situatie, aan het opstellen van het zorgplan gewerkt (werkproces 1.1). Nu toon je aan dat je het hele proces doorloopt in een middencomplexe zorgsituatie. Bij opdracht B. neem je twee anamneses af. Als er geen nieuwe zorgvragers in je BPV komen, dan kies je twee zorgvragers die al langere tijd in zorg zijn. Je bekijkt de anamnese in het zorgdossier en past deze aan naar de situatie van dit moment. Maak hierbij gebruik van de formulieren en systematiek die op jouw BPV gehanteerd worden. Bij het afnemen van de anamnese verzamel je de belangrijkste gegevens over de zorgvrager. De competentie ‘Analyseren’ toon je aan door de verzamelde gegevens te ordenen, te overdenken en de juiste conclusies te trekken voor de zorg. Dit vormt de basis voor het opstellen van het zorgplan. Na het afnemen van de anamneses, formuleer je de zorgproblemen, doelen en acties. Zo stel je voor beide zorgvragers het zorgplan op (opdracht C.). Maak hierbij weer gebruik van de formulieren en systematiek die op jouw BPV gehanteerd worden. Het zorgplan bespreek je vervolgens in een teamoverleg, met de EVV’er (contactverzorgende, persoonlijk begeleider) en zorgvrager of in een multidisciplinair overleg. Met wie je het zorgplan bespreekt en de wijze waarop, is afhankelijk van de werkwijze die op jouw BPV gebruikelijk is. Ook speelt de mogelijkheid tot het verlenen van instemming bij de zorgvrager een belangrijke rol. Wanneer de zorgvrager geen gebruik kan maken van zijn instemmingsrecht, dan betrek je de wettelijk vertegenwoordiger hierbij. Wanneer alle betrokkenen instemmen, voeren jij en je collega’s de zorg volgens het door jou opgestelde zorgplan gedurende vijf dagen uit. Bij deze opdrachten is het belangrijk dat je goed op de hoogte bent van de werkwijze die gebruikelijk is in je BPV. Neem de tijd om dat goed uit te zoeken voordat je aan de uitvoering van deze opdracht begint. Tijdens deze beroepsprestatie werk je ook aan de competentie ‘Formuleren en rapporteren’. De component ‘Correct formuleren’ leent zich ook voor gebruik voor het vak Nederlands. Beroepsprestatie 2.4 Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden In deze beroepsprestatie leer je om zelfstandig verpleegtechnische vaardigheden uit te voeren. Deze beroepsprestatie is een vervolg op beroepsprestatie 2.1, waar je competenties ontwikkelingsgericht zijn beoordeeld. Nu toon je aan dat je de
competenties op het gebied van verpleegtechnische vaardigheden op eindniveau beheerst. Dit zijn: Instructies en procedures opvolgen, Materialen en middelen inzetten en Vakdeskundigheid toepassen. Een verpleegtechnische vaardigheid staat niet op zichzelf, maar gaat hand in hand met de begeleiding van de zorgvrager. Soms kun je angst en onrust bij de zorgvrager wegnemen door voorlichting, advies en/of instructie te geven. De mate van begeleiding en voorlichting verschilt van zorgvrager tot zorgvrager. Zorg op maat is ook hier een belangrijke stelregel. Opdrachten B. en C. gaan over de wetgeving die van belang is bij het uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden. Bij opdracht B. zoek je uit hoe in jouw BPV deze wetgeving wordt nageleefd. Maak daarbij gebruik van informatiebronnen op je BPV, bijvoorbeeld intranet, kwaliteitshandboek, kwaliteitsmedewerker, afdelingshoofd enzovoort. Bij opdracht C. pas je deze wetgeving toe. Opdracht C. vraagt je om je verder te verdiepen in het ziektebeeld, dat tot de noodzaak van een verpleegtechnische handeling heeft geleid. Dit doe je voor twee verschillende zorgvragers. Beschrijf voor iedere zorgvrager: - de aandoening of ziektebeeld - de symptomen die bij het ziektebeeld horen - de symptomen die je herkent bij de zorgvrager - de gevolgen op lichamelijk en psychosociaal gebied van het ziektebeeld - de behandeling - de reden van de verpleegtechnische handeling - hoe de verpleegtechnische handeling uit te voeren - hoe je de relevante wetgeving toepast - mogelijke complicaties - hoe je de zorgvrager begeleidt. Bij opdracht D. en E. laat je zien dat je de verpleegtechnische vaardigheden beheerst. Hierbij maak je gebruik van een aftekenlijst die door de school verstrekt wordt of die je zelf maakt. Deze lijst zou er bijvoorbeeld zo kunnen uitzien: Verpleegtechnische vaardigheden VZ
1e uitvoering
2e uitvoering
Vaardigheid:
De student heeft de vaardigheid adequaat en zelfstandig volgens protocol/ richtlijnen uitgevoerd bij een zorgvrager
De student heeft de vaardigheid adequaat en zelfstandig volgens protocol/ richtlijnen uitgevoerd bij een zorgvrager
Handtekening begeleider in de praktijk:
Handtekening begeleider in de praktijk:
Datum:
Datum:
…………………………..
De vaardigheden van opdracht E. zijn verschillend per branche. Informeer op je opleiding en in je BPV welke vaardigheden voor jou van toepassing zijn. De vaardigheid: Verlenen van partusassistentie (opdracht E.) is een verplichte vaardigheid voor studenten die in de kraamzorg werken.
Als je de vaardigheid niet in de BPV kunt uitvoeren, voer je de vaardigheid in een simulatiesetting uit. Informeer op je opleiding naar de mogelijkheden en werkwijze hiervan. Opdracht F. gaat over voorlichting en advies of instructie geven. Kies voor deze voorlichting bij voorkeur een zorgvrager waarbij je ook één of meerdere verpleegtechnische vaardigheden uitvoert. Het voorbereiden, uitvoeren en evalueren van de voorlichting en advies of de instructie doe je weer op een methodische wijze door middel van een voorlichtingsplan of instructieplan. De competentie ‘Presenteren’ waar je in deze opdracht aan werkt, leent zich ook als oefen- of beoordelingsmoment Nederlands. Opdracht G. gaat over het handelen in een onverwachte situatie. Je kunt denken aan een zorgvrager die de handeling weigert (bijvoorbeeld medicatie niet willen innemen) of tegenwerkt (bijvoorbeeld niet stil blijven zitten). Ook het materiaal dat je gebruikt kan voor een onverwachte situatie zorgen (bijvoorbeeld een naald die afbreekt). Het is dan jouw taak om een passende oplossing te bedenken waardoor de juiste zorg geboden wordt. Kies een bewijsstuk waaruit blijkt dat je dat gedaan hebt. Een geschikt bewijsstuk kan bijvoorbeeld zijn: een foto met onderschrift, een verslag, een video of geluidsopname waarin de zorgvrager of je begeleider vertelt hoe je gehandeld hebt, een ingevuld evaluatieformulier, feedback in je leerlingendossier. Beroepsprestatie 2.5 Begeleiden van een woongroep Deze beroepsprestatie is gericht op de begeleiding van de zorgvrager. Daarbij is je aandacht gericht op het stimuleren van de zelfredzaamheid. Kies in overleg met je begeleider twee zorgvragers. Beschrijf voor iedere zorgvrager: - de aandoening of het ziektebeeld - de gevolgen op psychosociaal en maatschappelijk gebied van het ziektebeeld - het sociale netwerk (wie zijn er allemaal betrokken bij de zorgvrager?). Bedenk hoe je het sociale functioneren van de zorgvrager zou kunnen vergroten. Maak daarvoor een plan van aanpak. Als je twee plannen door de desbetreffende zorgvragers en je collega’s zijn goedgekeurd, kun je ze uitvoeren. Beschrijf in je evaluatie hoe het proces is verlopen en welk effect jouw plannen heeft gehad op de zelfredzaamheid van de twee zorgvragers. In opdracht C. van deze beroepsprestatie interview je een mantelzorger. Nodig indien mogelijk, de mantelzorger uit. Je zorgt voor een rustige omgeving en je bereidt het gesprek goed voor door vragen vooraf op papier te zetten. Doel van het gesprek is: het in kaart brengen van de draagkracht en draaglast van de mantelzorger. Geef daarna adviezen voor het versterken van de draagkracht en draaglast. Kies een bewijsstuk waaruit blijkt dat je deze opdracht hebt uitgevoerd en geëvalueerd (verslag, beeldopname). Opdracht D: Sociogram In deze opdracht beschrijf je een groep. Kies daarvoor in overleg met je begeleider in de BPV een groep (huiskamer, woongroep). Maak een profiel van de groep door de individuele leden van de groep te beschrijven. Denk hierbij aan leeftijd, ziektebeelden, communicatieve mogelijkheden enzovoort. Kijk daarna welke contacten er plaatsvinden binnen de groep (wie heeft contact met wie, op welk moment en waarom). Maak daar een tekening van. Een voorbeeld van een sociogram:
Nadat je het sociogram gemaakt hebt, kies je een activiteit die je met de groep gaat uitvoeren. Kies een activiteit die de onderlinge interacties verbetert. Maak daarvoor gebruik van het sociogram en het profiel van de groep. Beschrijf waarom jij voor deze activiteit kiest. Als je in de kraamzorg of thuiszorg werkt, ga je bij deze opdracht uit van (de interacties binnen) twee gezinnen of van zorgvragers bij het benutten van (interacties met) hulpverleningsinstanties. Beroepsprestatie 2.6 Omgaan met grensoverschrijdend gedrag In deze beroepsprestatie leer je om te gaan met grensoverschrijdend gedrag. In de praktijk wordt ook wel gesproken over moeilijk hanteerbaar gedrag of probleemgedrag. Voordat je begint, zorg je ervoor dat je goed in beeld hebt welke vormen van afwijkend grensoverschrijdend gedrag er voorkomen op jouw BPV. Bespreek dit met je collega’s. Ga daarbij de discussie niet uit de weg. Het helpt je om duidelijk te krijgen waar de grens ligt tussen toelaatbaar gedrag en grensoverschrijdend gedrag. Daarna kies je een situatie waarin je te maken hebt gehad met grensoverschrijdend gedrag. Bij de keuze van een situatie waarbij sprake was/is van een zorgvrager met grensoverschrijdend gedrag of moeilijk hanteerbaar gedrag kun je denken aan: • het gillen en schreeuwen van een zeer angstige patiënt • dwangmatig vraaggedrag van een licht dementerende zorgvrager die argwanend is • een afwerend kind dat niet behandeld of verzorgd wil worden • een automutilerende zorgvrager met een verstandelijke beperking • een agressieve zorgvrager in bijvoorbeeld een ontwenningskliniek • een claimende zorgvrager • een zorgvrager of mantelzorger die seksueel intimiderend gedrag vertoont. Deze situaties kun je in alle branches tegenkomen. Kies twee zorgvragers en observeer beide gedurende twee weken met behulp van een gedragsbeoordelingslijst. In de meeste organisaties zijn deze lijsten wel voorhanden. Gebruik deze observatie om het gedrag verder te beschrijven (opdracht C.). Voor opdracht D. beschrijf je een situatie die je zelf hebt meegemaakt. Bedenk bij de situatie welke leervragen jij hebt. Maak die vragen zo concreet mogelijk. (Voorbeeldvragen: wat als ik…, had ik de situatie kunnen voorkomen als ik… Hoe komt het dat de aanpak die ik koos niet het gewenste effect had?) In de intervisiebijeenkomst die daarop volgt, wil je een antwoord op die vragen krijgen. Vraag na afloop feedback op jouw inbreng. Deze intervisie kan ook binnenschools plaatsvinden. Beroepsprestatie 2.7 Begeleiden bij verandering, pijn en verliesverwerking Veel zorgvragers hebben te maken met verlies van vaardigheden of zelfredzaamheid. Daarnaast kunnen zorgvragers door hun ziekte, aandoening of de aard van de
behandeling pijn hebben. In deze beroepsprestatie leer je daar adequaat mee om te gaan. Bij opdracht B. neem je een pijnanamnese af. Maak daarbij gebruik van een instrument in je BPV. Als dat niet voorhanden is, kun je ook gebruik maken van formulieren die op de onderstaande site staan: http://www.ikz.nl/bibliotheek/index.php?id=2839. Opdracht C. gaat over verliesverwerking. Kies hiervoor twee zorgvragers die met verlies te maken hebben. Bijvoorbeeld een zorgvrager die alleen nog onder begeleiding mag lopen, een zorgvrager met een wond die niet wil genezen, een peuter die een zusje heeft gekregen en de aandacht van moeder moet delen of een zorgvrager die een terugval heeft in de (psychische) gezondheid. Voordat je gaat begeleiden maak je hiervoor een plan. Toon in je plan aan dat je je richt op de behoeften en verwachtingen van de zorgvrager. Betrek zo nodig ook de omgeving van de zorgvrager erbij. Toelichting op Fase 3 Hieronder staan allerlei gegevens en tips voor het uitvoeren van de beroepsprestaties in fase 3. Beroepsprestatie 3.1 Verdiepen in de branche Opdracht B. Deze beroepsprestatie gaat specifiek over de branche waarin jij werkzaam bent. In deze beroepsprestatie is voor alle branches vakdeskundigheid belangrijk. Bij de start van deze fase verdiep jij je in de specifieke stoornissen en beperkingen en functioneringsproblemen van de zorgvragers. Deze kennis is een voorwaarde voor goede, afgestemde zorg en heb je nodig om zorgplannen op te stellen. Voor de specifieke opdracht van deze beroepsprestatie kies je vijf zorgvragers met verschillende problematiek. Overleg met je begeleider over de keuze voor de zorgvragers. Bij je keuze is er sprake van middencomplexe zorg. Dit houdt in dat er bij iedere zorgvrager sprake is van een ‘relatief complex’ ziektebeeld of meerdere ziektebeelden. De zorgsituatie is daardoor niet altijd voorspelbaar. Ook zijn er vaak meerdere disciplines bij de zorgvrager betrokken, waardoor afstemming van de zorg van belang is. Je maakt een zorg, zorgleef- en/of begeleidingsplan volgens de richtlijnen van de afdeling en combineert dat met de methode die je in de opleiding geleerd hebt. Indien van toepassing hanteer je de regels voor het toepassen van middelen en maatregelen. Je onderhoudt contacten met naasten en mantelzorgers. Je overlegt met andere disciplines. Bij voorkeur verleen je de zorg van opname tot overplaatsing, overlijden of ontslag. Indien van toepassing zorg je dat bij thuiskomst de zorgvrager zelf in staat is om de benodigde zorg te continueren. Als de zorgvragers in jouw BPV langdurig in zorg blijven, maak je met je begeleider afspraken over de duur van je opdracht. Richtlijn daarbij is dat er in de afgesproken periode ook daadwerkelijk coördinerende activiteiten rondom de zorgvrager te plannen zijn, bijvoorbeeld een MDO, een familiegesprek. Indien je in een setting je BPV hebt waarin sprake is van een zeer beperkt aantal zorgvragers (zes of minder), bestaat de mogelijkheid dat je school de opdracht aanvult met een of meerdere fictieve zorgvragers, bijvoorbeeld in de vorm van casuïstiek. Deze aanpassing gebeurt altijd in overleg met de BPV en de school. Het specifieke bewijs van deze opdracht bestaat uit vijf uitgewerkte casussen waarin de hele zorg met achtergronden beschreven worden. Het zorgplan is hier een onderdeel van. Beroepsprestatie 3.2 Professionaliseren Deze beroepsprestatie gaat over deskundigheidsbevordering en het geven van werkbegeleiding. Ook het zelfstandig uitvoeren van verantwoordelijke diensten is een onderdeel van deze beroepsprestatie. Opdracht B. van deze beroepsprestatie gaat over het uitvoeren van verantwoordelijke diensten. Het uiteindelijke resultaat van deze beroepsprestatie is dat je voldoende
functioneert als oudste van dienst op een afdeling, in een woongroep, in een wijk (onder supervisie van de gediplomeerd verpleegkundige) en in de kraam. Voordat je hiertoe in staat bent, zul je eerst een goed beeld moeten krijgen van alle werkzaamheden, taken en verantwoordelijkheden die bij deze rol horen. Start met het uitvoeren van deeltaken en begin klein (coördineren van een gedeelte, bijvoorbeeld enkele zorgvragers of één kamer). Start ook met het uitvoeren van deze opdracht op een rustig moment, in een rustige dienst. Daarna kun je dit uitbreiden naar de momenten waarin de meeste coördinerende activiteiten plaatsvinden. Bouw op die manier je vaardigheden geleidelijk op. Je begeleider blijft op de achtergrond aanwezig en kan zodoende ingrijpen wanneer nodig of geconsulteerd worden door jou. Als je jouw BPV in de thuiszorg of kraamzorg hebt, overleg dan met je begeleider in de praktijk over de mogelijkheden voor deze opdracht. In de kraamzorg kun je denken aan bijvoorbeeld de coördinatie van enkele kraamgezinnen. Als je samen met een gediplomeerde collega naar een kraamgezin gaat, kun je de rollen omdraaien. Jij coördineert de hele zorg en je collega werkt volgens jouw plan. In de thuiszorg kun je denken aan de coördinatie van de zorg voor enkele zorgvragers in de wijk of het aanspreekpunt zijn voor vragen van je collega’s die zorgverlenen aan andere zorgvragers in de wijk. Mogelijk kun je ook de zorgroutes plannen of aanpassen bij calamiteiten, bijvoorbeeld in een avond-of weekenddienst. Opdracht C. gaat over het begeleiden van een student. Kies hiervoor een student van hetzelfde niveau die nog niet zo ver is met haar opleiding of van een lager niveau. Ook snuffelstages of een introductieperiode lenen zich goed voor deze opdracht. Bespreek met je begeleider welke mogelijkheden er op dit gebied voor jou zijn. Zorg dat je, voordat je gaat begeleiden, informatie hebt verzameld en bestudeerd over de wijze van begeleiden en de afspraken daarover binnen de zorgorganisatie waar jij je BPV hebt. Indien het niet mogelijk is om een student te begeleiden in de BPV, zoek dan naar alternatieven. Denk bijvoorbeeld binnenschools aan het voeren van gesprekken met een jongere jaars student over de eerste ervaringen en het begeleiden bij het opstellen van een POP en PAP door een student van een andere locatie, afdeling enzovoort. Belangrijk is dat je aantoont dat je in je begeleiding methodisch te werk gaat. Besteed ook aandacht aan het ontdekken en kiezen van je eigen begeleidingsstijl. Immers als je bewust bent van je eigen manier van werken, kun je deze ook op de juiste momenten inzetten. Je kunt naast de theorie, feedback op eigen begeleidingsstijl vragen aan degene die je begeleidt, je eigen begeleider, je collega’s. Op deze manier krijg je een goed beeld van je begeleidingsstijl. Bij opdracht D. ben je betrokken bij een themabijeenkomst of klinische les. Kies voor deze bijeenkomst een onderwerp dat relevant is voor je collega’s. Ook deze opdracht kun je weer combineren met het vak Nederlands (Spreekvaardigheid 2F). De themabijeenkomst of klinische les hoeft geen individuele opdracht te zijn. Je mag deze opdracht uitvoeren samen met een collega of medestudenten. Zorg in dat geval ervoor dat er goede afspraken zijn over de taakverdeling. Jouw individuele bijdrage is duidelijk herkenbaar ten behoeve van de beoordeling. Indien deze opdracht niet in de BPV kan plaatsvinden, voer je hem uit op school. Maak daarover afspraken met je docent. Je sluit deze opdracht af met een evaluatie. Maak voor het ontwerpen van de evaluatievragen gebruik van de prestatie-indicatoren uit de beoordelingslijst. Beroepsprestatie 3.3 Participeren in kwaliteit van zorg Deze beroepsprestatie gaat over kwaliteitszorg. Het accent van deze beroepsprestatie ligt op de bijdrage die je levert aan kwaliteitszorg binnen de afdeling/setting waar je werkzaam bent. Oriënteer je eerst op kwaliteitseisen in de zorg op je vakgebied voordat je start met deze beroepsprestatie. Zorg dat je bekend bent met de eisen en verwachtingen van school en de zorgorganisatie.
Opdracht B: Je start in deze beroepsprestatie met het in kaart brengen van nieuwe ontwikkelingen en trends. Kies een onderwerp dat je aanspreekt en relevant is. Zoek in vakliteratuur naar een relevant artikel. Denk bijvoorbeeld aan: • nieuwe inzichten/ontwikkelingen in wondverzorging of een andere verpleegtechnische handeling • nieuwe wetgeving voor vrijheidsbeperkende maatregelen • andere visie op de aanpak van gedragsproblematiek • andere manier van organiseren van zorg, taakgerichte zorg, teamgerichte zorg. Lees het artikel en maak een samenvatting. Mogelijk kun je deze samenvatting ook gebruiken voor Nederlands op 2F. Het artikel bespreek je met collega’s in de BPV. Mogelijk kun je hier ook een vervolg aan geven binnen de opleiding, bijvoorbeeld presentaties (ook te combineren met Nederlands) aan groepsgenoten of publicatie op de site van de opleiding. Opdracht C. Je start met een onderzoek, waaruit onderzoeksresultaten naar voren komen met een zogenaamde 0-meting. Onderzoeksmethodologie is een voorwaarde om te komen tot betrouwbaar en valide onderzoeksresultaten. Het kan zijn dat de zorgorganisatie eigen instrumenten heeft om de kwaliteit van de zorg te meten en die je kunt gebruiken. Het kan ook zijn dat in de zorgorganisatie een kwaliteitsonderzoek loopt of binnenkort van start gaat. Wanneer je hierin kunt participeren, kan je met deze opdracht hier goed op aansluiten. Vanuit deze oriëntatie kies je een onderwerp over kwaliteitsverbetering. Overleg met collega’s over een geschikt onderwerp. Kies een onderwerp dat relevant is en waar behoefte aan is. Analyseer het onderwerp, formuleer een duidelijke probleemstelling en onderzoek verschillende mogelijkheden voor verbetering. Vervolgens doe je een voorstel voor verbetering van de kwaliteit van zorg. Dit voorstel presenteer je aan collega’s, medestudenten en andere belangstellenden. Als het niet mogelijk is om deze presentatie in de BPV te doen, doe je deze op school. Kies een manier om effectieve feedback op je kwaliteitsvoorstel uit de BPV te krijgen. Voer vervolgens het verbetervoorstel uit. Plan een vervolgmeting. Vergelijk de resultaten van de 0-meting en 1-meting en maak daar een overzichtelijke samenvatting van. Kijk voor meer informatie op: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/kwaliteit-van-de-zorg? http://www.nvkz.nl.