Beschermde flora en fauna in het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland
- fase 1Literatuuronderzoek
Harm Kossen, Tim Faasen en Karin Albers
Door: EcoLOGICA In opdracht van: Hoogheemraadschap van Rijnland
Januari 2007
Colofon Door: Ecologica:
Rondven 22 6026 PX Maarheeze tel: 0495 - 46 20 70 fax: 0495 - 46 20 79
[email protected] www.ecopartners.nl/ecologica In opdracht van: Hoogheemraadschap van Rijnland Postbus 156 Archimedesweg 1 2300 AD Leiden tel: 071 - 30 63 519 fax: 071 – 51 23 916 Projectnummer: 2006/51
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm, fotokopie of op welke andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever en auteurs. Ecologica is niet aansprakelijk voor directe of gevolgschade die voortvloeit uit toepassing van de conclusies, aanbevelingen en resultaten uit dit rapport en overige werkzaamheden van Ecologica. Opdrachtgever vrijwaart Ecologica in deze tevens voor aanspraken van derden.
Inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE......................................................................................................................... 3 VOORWOORD ................................................................................................................................ 5 1 INLEIDING ................................................................................................................................... 7 1.1 ONDERZOEKSGEBIED ................................................................................................................. 7 1.2 DOELSTELLING VAN HET ONDERZOEK ......................................................................................... 8 1.3 FLORA- EN FAUNAWET ............................................................................................................... 8 1.4 ONDERZOEKSAANPAK .............................................................................................................. 10 2 STAPPENPLAN .......................................................................................................................... 13 3 BESCHERMDE FLORA EN FAUNA........................................................................................ 15 4 VERSPREIDING PER SOORT.................................................................................................. 21 4.1 PLANTEN................................................................................................................................. 22 4.2 GRONDGEBONDEN ZOOGDIEREN ............................................................................................... 29 4.3 AMFIBIEËN .............................................................................................................................. 31 4.4 VISSEN.................................................................................................................................... 35 4.5 REPTIELEN .............................................................................................................................. 41 4.6 ONGEWERVELDEN ................................................................................................................... 42 5 CONCLUSIES ............................................................................................................................. 45 6 AANBEVELINGEN .................................................................................................................... 47 7 PROTOCOLLEN BEHEER 2007............................................................................................... 49 BRONNEN...................................................................................................................................... 54
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
3
4
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Voorwoord
VOORWOORD In 2006 is een literatuuronderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van beschermde water- en oevergebonden flora en fauna. Dit rapport beschrijft het voorkomen van deze soorten binnen het beheersgebied van Hoogheemraadschap van Rijnland. Tevens zijn met dit onderzoek digitaal verspreidingskaarten aangeleverd in GIS-bestanden. De doelstelling van dit onderzoek was voor het hoogheemraadschap een aanzet te geven tot een betere bekendheid met het voorkomen van beschermde soorten. Hierbij is de gedachte dat in de toekomst nauwlettender rekening gehouden kan worden met deze soorten bij de uitvoer van werkzaamheden. Dit onderzoek is uitgevoerd door Ecologica in opdracht van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Contactpersonen bij deze organisatie zijn Willem van der Heeden en Lucienne Vuister. Vanuit Ecologica is het onderzoek uitgevoerd door Harm Kossen, Tim Faasen en Karin Albers.
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
5
6
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Inleiding
1 INLEIDING Sinds voorjaar 2006 is er een goedgekeurde Gedragscode Flora- en Faunawet voor waterschappen beschikbaar, waar ook Hoogheemraadschap van Rijnland zich aan zal houden. Dit onderzoek biedt het hoogheemraadschap een leidraad bij het plannen van werkzaamheden, zodat rekening gehouden kan worden met beschermde soorten van de Flora- en faunawet in het kader van deze gedragscode. Hiermee kan voorkomen worden dat er bij de uitvoer van werkzaamheden in het beheergebied onverwacht op beschermde soorten 'gestuit' wordt. Dit rapport gaat primair in op het verzamelen van de actuele kennis over het voorkomen van de strenger beschermde soorten. Verder wordt een aanzet gegeven met betrekking tot de noodzakelijke vervolgstappen om in de werkzaamheden daadwerkelijk rekening te houden met deze soorten.
1.1 Onderzoeksgebied Het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland omvat grofweg het noordelijk deel van de provincie Zuid-Holland en het zuidelijk deel van de provincie Noord-Holland (zie figuur 1).
Figuur 1: Overzichtskaart Hoogheemraadschap van Rijnland.
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
7
Inleiding Binnen het gebied is een groot aantal wateren van verschillende grootte aanwezig. Het belangrijkste deel bestaat uit polder- en boezemwateren. In de duinen worden de belangrijkste waterwingebieden gevonden. Grofweg kan gesproken worden van vijf verschillende grondsoorten binnen het gebied. In de oude droogmakerijen, zoals de Haarlemmermeer, wordt oude zeeklei gevonden. Hieromheen ligt laagveen, waar tevens de grotere meren en plassen liggen. Deze wateren hebben een veenbodem, die op sommige plaatsen vermengd kan zijn met zand of klei. In de polders rond en ten westen van Leiden bestaat de ondergrond uit jonge zeeklei. Langs de rivieren ligt klei op veen en lichte rivierklei. Zandgrond is in de duinen aanwezig. Alle boezemwateren staan met elkaar in verbinding en hebben hetzelfde waterpeil. Gebruiksfunctie Vooral de grotere boezemwateren hebben een belangrijke functie voor de aan- en afvoer van oppervlaktewater. Dit water wordt volkomen beheerst door middel van in- en uitlaatwerken, zoals stuwen, gemalen en sluizen. Door de grote verscheidenheid aan wateren verenigt het gebied, naast deze waterhuishoudkundige functie, meerdere gebruiksfuncties. De belangrijkste daarvan zijn natuur, recreatie, zwemwater, sport- en beroepsvisserij en vaarwater voor de beroepsvaart.
1.2 Doelstelling van het onderzoek In het kader van de nieuwe Gedragscode Flora- en Faunawet voor waterschappen van voorjaar 2006 is het voor het waterschap noodzakelijk 'te beschikken over een voldoende dekkend en actueel inzicht in het voorkomen van de juridisch zwaarder beschermde soorten'. Daarnaast zal per project moeten worden gekeken met welke beschermde soorten rekening gehouden moet worden, welk beschermingsregime van toepassing is en hoe daar in de werkzaamheden rekening mee gehouden moet worden.
1.3 Flora- en faunawet Achtergrond: De Flora- en faunawet (1 april 2002) is een raamwet gebaseerd op reeds bestaande Nederlandse soortbeschermingswetten en zorgt voor de implementatie van de Europese Habitatrichtlijn en de Europese Vogelrichtlijn. Doel van de Flora- en faunawet is dan ook om het voortbestaan van honderden van de 40.000 in Nederland voorkomende plant- en diersoorten te garanderen. Onder de beschermde soorten vallen voor het grootste deel alle van nature in Nederland voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën en een groot aantal vissen. Daarnaast nog enkele veelal zeldzame ongewervelden en schaal- en schelpdieren die niet onder de Visserijwet vallen. Consequentie van deze wet is dat een ontheffing moet worden aangevraagd als door activiteiten een beschermde soort of leefgebied van een beschermde soort kan worden aangetast. Beheerwerkzaamheden of ruimtelijke ingrepen hebben verschillende consequenties. Zo kan er o.a. verstoring, versnippering of vernietiging van leefgebieden optreden. Een activiteit in het projectgebied kan daarnaast ook directe en indirecte negatieve effecten hebben op beschermde soorten in de omgeving.
8
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Inleiding Vertraging in het planproces hoeft niet plaats te vinden indien tijdig wordt gestart met onderzoek in het kader van de ontheffingsaanvraag. Ook kan de procedure worden vereenvoudigd door de planning van de werkzaamheden af te stemmen op de periode waarin de soorten het minst kwetsbaar zijn. Zo kunnen de negatieve effecten van de maatregelen tot een minimum worden beperkt.
Verbodsbepalingen: Iedere initiatiefnemer voor een ruimteKader 1 lijke ingreep heeft de plicht zich te houden aan de verbodsbepaling uit de FloSamenvatting van de verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet: • Het is verboden beschermde planten te vernielen, te beschadira- en faunawet. Globaal komt het er op gen, te ontwortelen of op enigerlei wijze van hun groeiplaats te neer dat alle handelingen die een negaverwijderen; tieve invloed hebben op beschermde • Het is verboden beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen; soorten in principe verboden zijn (zie • Het is verboden beschermde dieren opzettelijk te verontrusten; • Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste kader 1). rust- of verblijfplaatsen van beschermde dieren te beschadigen, te Daarnaast heeft iedere initiatiefnemer vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren; • Het is verboden eieren van beschermde dieren te zoeken, te ook een zorgplicht. Dit houdt in dat rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen. iedereen betrokken bij het project zo dient te handelen, of juist deze handelingen na te laten, dat de in het wild voorkomende plant- en diersoorten daarvan géén of zo min mogelijk hinder ondervinden. In bijna ieder projectgebied is wel een beschermde soort aanwezig of te verwachten, omdat er ook zeer algemene soorten beschermd zijn. Dit betekent dat de hierboven genoemde verbodsbepalingen daarom vrijwel altijd van toepassing kunnen zijn op elk project of maatregel.
AMvB artikel 75 Op 23 februari 2005 is de “AMvB artikel 75” van de Flora- en faunawet in werking getreden. De beschermde soorten van de Flora- en faunawet worden in de AMvB in drie Kader 2 verschillende beschermingsniveaus verstreng beschermd bijzondere beschermde soorten die staan in deel: streng beschermde soorten, algebijlage 1 van de AMvB (incl. Rode lijst categorie bedreigd, ernstig bedreigd of verdwenen) mene soorten en overige beschermde en/of in de Habitatrichtlijn op bijlage 4. soorten (zie kader 2) (LNV, 2005). overig beschermd soorten die niet onder niveau 1 en 3 vallen. algemeen
zeer algemene soorten (genoemd in de bijlage
van de AMvB). De AMvB regelt een vrijstelling voor algemeen voorkomende beschermde soorten voor drie categorieën van activiteiten: ♦ bestendig beheer en onderhoud ♦ bestendig gebruik ♦ ruimtelijke ontwikkeling en inrichting Als de maatregelen onder één van deze categorieën vallen is een ontheffingsaanvraag voor algemene beschermde soorten niet nodig. Als er volgens een goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt, is ook geen ontheffing nodig voor de normaal beschermde (overige) soorten. Voor vogels moeten de maatregelen buiten het broedseizoen worden uitgevoerd, ofwel er moet worden gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Alleen voor streng beschermde soorten is
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
9
Inleiding vrijwel altijd een ontheffing nodig. Ook als de maatregelen niet vallen onder de bovengenoemde drie categorieën is altijd een ontheffing nodig.
Toetsing Het verschil tussen de beschermingsniveaus zit verder in de toetsing die plaatsvindt om de ontheffingsaanvraag te beoordelen. Deze is veel uitgebreider bij streng beschermde soorten en bij vogels. Bij de zeer algemene soorten en overige beschermde soorten wordt alleen getoetst of de werkzaamheden het voortbestaan van de soort niet in gevaar brengen. Voor streng beschermde soorten en vogels wordt een uitgebreide toets uitgevoerd, die globaal bestaat uit: ♦ de maatregelen mogen het voortbestaan van de soort niet in gevaar brengen. ♦ er is geen alternatief voor de maatregel. ♦ met de maatregel wordt een maatschappelijk belang gediend, conform een specifieke lijst. ♦ er moet zorgvuldig worden gehandeld. Dienst Regelingen toetst een ontheffingsaanvraag eerst op volledigheid en legt de aanvraag voor inhoudelijk advies voor aan de regiodirectie van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Deze beoordeelt vervolgens op juistheid en actualiteit van verspreidingsgegevens, effectinschatting, gevolgen van de ingreep voor de gunstige staat van instandhouding van de betreffende beschermde soorten, maar ook het verkennen van alternatieven en het afwegen van belangen (Broekmeyer et al., 2003). Dit advies wordt vervolgens voorgelegd bij Dienst Regelingen, die wel of niet de ontheffing verleent. Dienst Regelingen neemt in principe binnen 8 weken een besluit over de ontheffingsaanvraag. Deze termijn kan verlengd worden tot 6 maanden wanneer daar aanleiding toe is. De praktijk van de afgelopen jaren wijst uit dat een termijn van 5-6 maanden vaak voorkomt.
1.4 Onderzoeksaanpak Fase 1: 1. Bronnenonderzoek De verspreidingsgegevens in dit rapport zijn gebaseerd op bronnenonderzoek naar beschikbare gegevens. De volgende bronnen zijn geraadpleegd: gegevens van FLORON, RAVON en EIS, gegevens van de Provincie Noord-Holland (in beheer bij Noord-Hollands Landschap), gegevens van Visstand Beheer Commissie Rijnlands Boezem, bestaande verspreidingsatlassen, soortbeschermingplannen, recente waarnemingsverslagen van PGO's en internet (o.a. waarnemingen.nl). Gegevensbeheer binnen de Provincie Zuid-Holland lijkt nog niet centraal geregeld te zijn. Het verzamelen van gegevens via de Provincie, Dienst Landelijk Gebied of het Zuidhollands Landschap was niet succesvol. Alle gegevens die binnen afzienbare tijd konden worden verzameld zijn meegenomen. Conform de eisen van de gedragscode dienen de verspreidingsgegevens maximaal 10 jaar oud te zijn. Oudere gegevens zijn alleen incidenteel gebruikt om het verwachte verspreidingsgebied zo nauwkeurig mogelijk in te schatten.
10
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Inleiding De soorten die zijn meegenomen betreffen primair de beschermde soorten uit tabel 2 en 3, die in en langs de Rijnlandse watergangen kunnen voorkomen. Bij ruimtelijke ontwikkeling zijn niet alleen effecten te verwachten op soorten die gebonden zijn aan de watergangen, maar ook op zuiver terrestrische soorten. Ook beheer- of inrichtingswerkzaamheden aan waterlopen kunnen indirecte effecten hebben op 'droge soorten', bijvoorbeeld wanneer ze op een beheerpad voorkomen. Van deze beschermde soorten binnen het beheergebied van het Hoogheemraadschap wordt in meer algemene termen aangegeven hoe hier rekening mee te houden. Opgemerkt moet worden dat het uiteindelijke verspreidingsbeeld globaal is. In veel gevallen zal nader onderzoek nodig zijn bij het bepalen of een ontheffingsaanvraag noodzakelijk is, aangezien dit onderzoek vrij ruim het voorkomen van de beschermde soorten weergeeft en dit niet specifiek per water nauwkeurig is. Een ontheffingsaanvraag voor streng beschermde soorten dient echter gebaseerd te zijn op concrete en recente (tenminste minder dan vijf jaar oude) gegevens. 2. Uitwerken verspreiding Verspreiding van de soorten zal zo nauwkeurig mogelijk worden aangegeven, waarbij onderscheid gemaakt is tussen de daadwerkelijke waarnemingen van soorten en het verwachte verspreidingsgebied. Ook de volledigheid van de gegevens is geanalyseerd en wordt nader toegelicht. De resultaten zijn door middel van verspreidingskaarten weergegeven. Deze zijn via de GISafdeling tevens digitaal aangeleverd, zodat deze binnen de organisatie digitaal bruikbaar zijn (ArcGis). Dit maakt ook op termijn aanpassingen en actualisatie (bijvoorbeeld naar aanleiding van fase 2) efficiënt. 3. Uitwerken biotoopkeuze en zeldzaamheid Per soort wordt in dit rapport aangegeven in welke biotopen binnen het verspreidingsgebied deze soort te verwachten is (bijvoorbeeld grotere wateren, sloten, geïsoleerde wateren, oevers, moerassen, etc.). Daarnaast wordt aangegeven of de soort (relatief) algemeen of juist zeldzaam is binnen het genoemde verspreidingsgebied en biotoop. Deze aanvullende informatie is belangrijk om fase 2 efficiënt te laten verlopen. Het vaststellen van het mogelijk effect van maatregelen op soorten hangt namelijk naast de verspreiding sterk af van zijn biotoopvoorkeur. Een soort kan binnen zijn verspreidingsgebied namelijk zeer zeldzaam zijn en beperkt tot een bepaald watertype, of juist vrij algemeen en op allerlei plekken aan te treffen. In de bronnen die toch verzameld moeten worden is deze biotoopvoorkeur eenvoudig terug te vinden en samen te vatten, aangevuld met onze eigen kennis en ervaring. Indien de verschillende biotopen ook digitaal binnen het Hoogheemraadschap op kaart beschikbaar zijn, kan ook eenvoudig worden geselecteerd welke soorten in welk watertype, waar te verwachten zijn. 4. Beschermingsregime Tenslotte wordt per soort het beschermingsregime aangegeven, gebaseerd op de tabelindeling. Daarnaast zal nog worden aangegeven of: • de soort staat vermeld op de Rode lijst; • de soort staat vermeld in de Habitat- of Vogelrichtlijn;
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
11
Inleiding Het voorliggende rapport doet verslag van voorgenoemde werkzaamheden. De uitvoering van de hierna beschreven fase 2 zal grotendeels een vervolg betreffen.
Fase 2: 1. Vaststellen toepassingsgebied gedragscode op projectbasis Per project wordt in eerste instantie gekeken of er niet algemene beschermde soorten kunnen voorkomen in het gebied en biotoop/watertype waarop het project van toepassing is. Een (beknopt) veldbezoek zal hierbij vaak nodig zijn. Het kan nodig zijn een ontheffingsaanvraag in te dienen bij LNV (zie punt 3) ofwel er kan worden volstaan met het werken via de gedragscode (zie punt 4). Het opstellen van een ontheffingsaanvraag is overigens complexer dan een werkplan in het kader van de gedragscode. 2. Vaststellen toepassingsgebied gedragscode op soort werkzaamheden De typen werkzaamheden binnen het Hoogheemraadschap worden in categorieën ingedeeld en de (mogelijke) effecten op de beschermde soorten per categorie uitgewerkt. De implicaties hiervan worden aangegeven. Ook hier kunnen ontheffingsaanvragen nodig zijn, maar over het algemeen zal kunnen worden volstaan met het opstellen van een werkplan. De soorten die betrokken zijn bij de meest reguliere werkzaamheden die effect hebben op de watergang zelf, (baggeren en schonen), zal bij uitvoeren van fase 1 direct uit het GIS systeem af te lezen zijn (aangenomen dat het Hoogheemraadschap beschikt over een overzicht met de ligging van verschillende watertypen). Een overlap tussen de watertypen waarin een soort te verwachten is en zijn actuele en potentiële verspreidingsgebied geven dit namelijk aan. Om het actuele en het potentiële verspreidingsgebied echter te actualiseren en detailleren kan aanvullend veldonderzoek nog nodig zijn. In het kader van de bestekken voor het reguliere onderhoud in 2007 is vast vooruitgelopen op verdere interpretatie door middel van protocollen om bij dit beheer rekening te houden met (streng) beschermde soorten. Deze protocollen zijn in dit rapport weergegeven in hoofdstuk 8. 3. Aanvraag ontheffing Indien een ontheffing moet worden aangevraagd voor de streng beschermde soorten, moet het belang worden aangetoond, een alternatieventoets plaatsvinden, de effecten van de maatregelen verder worden gespecificeerd en concreet ingegaan op mitigerende en compenserende maatregelen. Dit wordt gebundeld in een rapport dat dient als toelichting op de ontheffingsaanvraag. 4. Opstellen werkplan In de gevallen dat geen ontheffing aangevraagd hoeft te worden, wordt er een werkplan opgesteld dat overzichtelijk aangeeft op welke wijze de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. Hierbij wordt specifiek rekening gehouden met de beschermde soorten om aan de gedragscode te voldoen.
12
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Stappenplan
2 STAPPENPLAN Bij de planning van werkzaamheden aan wateren valt aan te bevelen dat een stappenplan wordt doorlopen. Met behulp van dit stappenplan kan nagegaan worden welke soortgroepen mogelijk geschaad worden. Met onderstaand stappenplan in figuur 2 wordt een eerste versie van het stappenplan gegeven. Dit kan verder uitgebreid worden met meer specifieke werkzaamheden of maatregelen.
Type werkzaamheden / biotopen Werkzaamheden aan bruggen en/of gebouwen
Werkzaamheden aan bomen, lanen, verandering van landschapsstructuur
werkzaamheden aan of maaien van droge (bijzondere) biotopen, zoals bermen, droge ruigtes duinen, bossen, etc.
JA
Nader onderzoek naar (muur)planten en vleermuizen Zie Hoofstuk 3
JA
Nader onderzoek naar vogelnesten, eekhoornnesten, vleermuizen, amfibieen, reptielen en ongewervelden Zie hoofdstuk 3
JA
Nader onderzoek naar planten en reptielen Zie hoofdstuk 3
JA
Nader onderzoek naar (water)planten, vissen, amfibieen, reptielen en ongewervelden Zie Hoofdstuk 4
JA
Nader onderzoek naar planten, amfibieen, reptielen en ongewervelden Zie Hoofdstuk 4
JA
Nader onderzoek naar planten, vissen, amfibieen, reptielen en ongewervelden Zie Hoofdstuk 3 en 4
Schonen/baggeren
Maaien nat profiel
Waterpeil verhoging/verlaging
Figuur 2. Het stappenplan
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
13
Stappenplan In hoofdstuk 3 worden alle binnen het beheergebied verwachte beschermde soorten genoemd en eventueel beknopt besproken. De implicaties van aanwezigheid van beschermde soorten voor werkzaamheden die niet vaak voorkomen en gerelateerd zijn aan terrestrische (droge) biotopen worden in dit hoofdstuk beknopt nader aangeduid. Het voorkomen en de verspreiding van aan water gebonden soorten, waarop effecten te verwachten zijn bij meer reguliere werkzaamheden, wordt uitgewerkt in hoofdstuk 4. Een maatregel als verandering van het waterpeil kan (indirecte) invloed hebben op zowel soorten van natte als droge biotopen en dient dan ook altijd nader onderzocht te worden.
14
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Beschermde flora en fauna
3 BESCHERMDE FLORA EN FAUNA Dit hoofdstuk geeft de beschermde soorten weer die in het beheergebeid van het hoogheemraadschap voor kunnen komen. Het betreft hier zowel de soorten die in- en direct langs watergangen kunnen voorkomen, als ook de “droge”soorten die in hun leefwijze minder direct afhankelijk van water zijn. Deze laatste soorten zouden beïnvloed kunnen worden bij werkzaamheden aan bijvoorbeeld bruggen, grondwaterpeilverlaging en -verhoging en aanleg van beheerpaden. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat er is gekeken naar soorten die redelijkerwijs door reguliere maatregelen binnen het beheergebied kunnen worden beïnvloed. Indien maatregelen invloed kunnen hebben op bijzondere ecosystemen, zoals natte duinvalleien, trilvenen en bijzondere schrale graslanden kunnen meer soorten worden verwacht en is altijd nader onderzoek nodig. De gegevens worden in tabelvorm weergegeven. Hierbij zijn aangegeven het meest recente jaar waarin waarnemingen van de soort binnen het onderzoeksgebied bekend zijn, de (mogelijke) gebiedsfunctie per soort en onder welke tabel van de Flora- en Faunawet de soort valt. Hoofdstuk 5 zal meer gericht ingaan op het voorkomen per soort die direct afhankelijk van water en/of oevers is. Ook zullen dit alleen die soorten (in vet weergegeven) zijn die vallen onder tabel 2 of 3.
Planten Onderstaande soorten zijn min of meer regulier in natte en droge biotopen binnen het Hoogheemraadschapgebied aan te treffen. Niet aan water gebonden (zeer algemene) soorten van tabel 1 zijn overigens niet apart vermeld. Naam
jaar
Gebiedsfunctie
AMvB1 AMvB2 AMvB3
aardaker (Lathyrus tuberosus)
FLORON groeiplaats
bijenorchis (Ophrys apifera)
FLORON groeiplaats
x
brede orchis (Dactylorhiza majalis majalis)
FLORON groeiplaats
x
dotterbloem (Caltha palustris)
2006
groeiplaats
drijvende waterweegbree (Luronium natans)
1996
mogelijke groeiplaats
gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata)
x
x x
FLORON groeiplaats groeiplaats
x
steenbreekvaren (Asplenium trichomanes)
FLORON groeiplaats
x
tongvaren (Asplenium scolopendrium)
FLORON groeiplaats
x
rietorchis (Dactylorhiza majalis praetermissa)
waterdrieblad (Menyanthes trifoliata) zomerklokje (Leucojum aestivum) zwanebloem (Butomus umbellatus)
2006
x
2005
groeiplaats
x
FLORON groeiplaats 2006
groeiplaats
x x
Van deze soorten zal gevlekte orchis vooral beïnvloed worden bij werkzaamheden die zich verder van het water en de oevers afspelen. Het is een karakteristieke, maar relatief algemene orchidee van natte schraallanden. Steenbreekvaren en tongvaren zijn enkele kenmerkende muurplanten, die op bruggen en gebouwtjes direct langs het water kunnen groeien. Bij werkzaamheden aan deze objecten dient rekening met het voorkomen van deze soorten te worden gehouden.
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
15
Beschermde flora en fauna Dotterbloem en zwanebloem zijn typische oeversoorten. Aangezien zij onder tabel 1 vallen geldt voor deze soorten een vrijstelling bij regulier onderhoud en inrichting (AmvB art. 75). Ook de brede orchis en rietorchis kunnen direct langs het water groeien. Deze soorten vallen echter onder tabel 2, net als waterdrieblad. Waterdrieblad groeit in ondiep water en in de oeverzone, dikwijls op plaatsen waar zoete, schone kwel optreedt (ook locale kwel). Drijvende waterweegbree is een waterplant die is opgenomen in tabel 3 en dus een strenge bescherming geniet. Deze soort is in 1996 waargenomen en staat in het ECOLIMS gegevensbestand van het hoogheemraadschap. De bijenorchis komt vooral voor in kalkrijke zandgebieden. Dit kunnen zowel pionierachtige situaties in de duinen of duinrand omvatten, als ook recent opgespoten zand op industrieterreinen en in bermen. Tenslotte kunnen aardakker en zomerklokje incidenteel langs oevers voorkomen. Al deze soorten zullen daarom in hoofdstuk 5 behandeld worden. Vooral voor planten geldt echter, dat ook de maatregelen die direct of indirect effect hebben op bijzondere biotopen nader onderzocht dienen te worden. Beschermde soorten die in het bestand van FLORON nog voor het beheergebied worden genoemd zijn: Akkerklokje (Campanula rapunculoides) Blaasvaren (Cystopteris fragilis) Blauwe zeedistel (Eryngium maritimum) Bokkenorchis (Himantoglossum hircinum) Breed klokje (Campanula latifolia) Bruinrode wespenorchis (Epipactis atrorubens) Daslook (Allium ursinum) Gele helmbloem (Pseudofumaria lutea) Gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata) Grasklokje (Campanula rotundifolia) Groenknolorchis (Liparis loeselii) Grote kaardebol (Dipsacus fullonum) Grote keverorchis (Listera ovata) Gulden sleutelbloem (Primula veris) Harlekijn (Orchis morio) Hondskruid (Anacamptis pyramidalis) Honingorchis (Herminium monorchis) Jeneverbes (Juniperus communis) Klein glaskruid (Parietaria judaica) Kleine maagdenpalm (Vinca minor) Kleine zonnedauw (Drosera intermedia) Klokjesgentiaan (Gentiana pneumonanthe) Kluwenklokje (Campanula glomerata) Knikkende vogelmelk (Ornithogalum nutans) Koningsvaren (Osmunda regalis) Kruisbladgentiaan (Gentiana cruciata) Lange ereprijs (Veronica longifolia) Moeraswespenorchis (Epipactis palustris)
Muurbloem (Erysimum cheiri) Parnassia (Parnassia palustris) Poppenorchis (Aceras anthropophorum) Prachtklokje (Campanula persicifolia) Rapunzelklokje (Campanula rapunculus) Rechte driehoeksvaren (Gymnocarpium robertianum) Ronde zonnedauw (Drosera rotundifolia) Ruig klokje (Campanula trachelium) Schubvaren (Ceterach officinarum) Slanke gentiaan (Gentianella amarella) Slanke sleutelbloem (Primula elatior) Spaanse ruiter (Cirsium dissectum) Spindotterbloem (Caltha palustris subsp. araneosa) Steenanjer (Dianthus deltoids) Steenbreekvaren (Asplenium trichomanes) Stengelloze sleutelbloem (Primula vulgaris) Stijf hardgras (Catapodium rigidum) Valkruid (Arnica montana) Veenmosorchis (Hammarbya paludosa) Veldgentiaan (Gentianella campestris) Veldsalie (Salvia pratensis) Vleeskleurige orchis (Dactylorhiza incarnata) Welriekende nachtorchis (Platanthera bifolia) Wilde gagel (Myrica gale) Wilde herfsttijloos (Colchicum autumnale) Wilde kievitsbloem (Fritillaria meleagris) Wilde marjolein (Origanum vulgare) Zwartsteel (Asplenium adiantum-nigrum)
Dit betreffen meer en minder zeldzame soorten: soorten van droge biotopen van tabel 1, muurplanten, soorten van duinen, broekbossen, stinzemilieu, natte schraallanden etc. Er valt redelijkerwijs niet te verwachten dat deze soorten beïnvloed worden bij de reguliere werkzaamheden aan wateren binnen het beheergebied.
16
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Beschermde flora en fauna
Vleermuizen Onderstaande vleermuissoorten komen volgens atlasgegevens in het onderzoeksgebied voor. Zij kunnen hier foerageren, kraamkolonies hebben en/of overwinteren. Maatregelen van het hoogheemraadschap zullen het voorkomen van vleermuizen niet gauw direct beïnvloeden. Bij werkzaamheden aan gebouwen en/of bomen of ingrepen waarbij de landschapsstructuur wordt veranderd kunnen echter wel verblijfplaatsen en/of vliegroutes beïnvloed worden. Aangezien vleermuizen allemaal soorten van tabel 3 zijn, genieten zij strenge bescherming. Er zal dus bij voorgenoemd soort werkzaamheden nader onderzoek gedaan moeten om de effecten op vleermuizen te bepalen. Ontheffingsaanvragen kunnen dan noodzakelijk zijn. Naam baardvleermuizen (Myotis mystacinus/brandti)
jaar -
Gebiedsfunctie
AMvB1
AMvB2
AMvB3
waarschijnlijk leefgebied
x
franjestaart (Myotis nattereri)
-
waarschijnlijk leefgebied
x
gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus)
-
waarschijnlijk leefgebied
x
gewone grootoorvleermuis (Plecotus auritus)
-
waarschijnlijk leefgebied
x
laatvlieger (Eptesicus serotinus)
-
waarschijnlijk leefgebied
x
meervleermuis (Myotis dasyneme)
-
waarschijnlijk leefgebied
x
rosse vleerrmuis (Nyctalus noctula)
-
waarschijnlijk leefgebied
x
ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii)
-
waarschijnlijk leefgebied
x
watervleermuis (Myotis daubentonii)
-
waarschijnlijk leefgebied
x
Grondgebonden zoogdieren Met uitzondering van de boommarter, eekhoorn, waterspitsmuis en noordse woelmuis betreft het hier allemaal soorten van tabel 1, alsmede soorten die niet direct van water afhankelijk zijn. Voor deze soorten geldt een vrijstelling en zijn geen verdere maatregelen nodig. De eekhoorn bouwt zijn nest vrijwel uitsluitend in naaldbomen, zodat bij maatregelen aan naaldbomen nader onderzoek naar voorkomen van deze soort gedaan moet worden. Werken volgens de gedragscode of een ontheffingsaanvraag kunnen noodzakelijk zijn, aangezien het een soort van tabel 2 betreft. Van de boommarter zijn uit de duinen van Kennemerland enkele waarnemingen bekend bij Landschap Noord-Holland uit 1996. Deze soort is volledig afhankelijk van (oudere) bomen en zou zich uit kunnen breiden in deze omgeving. Het is een soort van tabel 3, zodat bij maatregelen aan bomen in het gebied waar deze soort is waargenomen nader onderzoek noodzakelijk is. De waterspitsmuis en noordse woelmuis zijn meer aan water gebonden en genieten een strenge bescherming (tabel 3). Van de laatste soort zijn geen recente waarnemingen (korter dan tien jaar geleden) verzameld, maar hij is uit het verleden bekend uit het onderzoeksgebied en moeilijk te inventariseren. Er zal bij werkzaamheden in gebieden waar oude waarnemingen van deze soorten bekend zijn, nader onderzoek gedaan moeten worden naar de mogelijke effecten van voorgenomen maatregelen op het voorkomen van de waterspitsmuis. Hoofdstuk 5 behandelt de waterspitsmuis en noordse woelmuis gedetailleerder.
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
17
Beschermde flora en fauna
Naam
jaar
aardmuis (Microtus agrestis)
-
boommarter (Martes martes)
1996
bosmuis (Apodemus sylvaticus)
-
Gebiedsfunctie waarschijnlijk leefgebied
AMvB1 AMvB2 AMvB3 x
mogelijk leefgebied waarschijnlijk leefgebied
x x
bunzing (Mustela putorius)
-
waarschijnlijk leefgebied
x
dwergmuis (Micromys minutus)
-
waarschijnlijk leefgebied
x
dwergspitsmuis (Sorex minutus)
-
waarschijnlijk leefgebied
x
eekhoorn (Sciurus vulgaris)
-
waarschijnlijk leefgebied
x
egel (Erinaceus europaeus)
-
waarschijnlijk leefgebied
x
gewone bosspitsmuis (Sorex araneus)
-
waarschijnlijk leefgebied
x
haas (Lepus europaeus)
-
waarschijnlijk leefgebied
x
hermelijn (Mustela erminea)
-
waarschijnlijk leefgebied
x
huisspitsmuis (Crocidura russula)
-
waarschijnlijk leefgebied
x
konijn (Oryctolagus cuniculus)
-
waarschijnlijk leefgebied
x
mol (Talpa europaea)
-
waarschijnlijk leefgebied
x
noordse woelmuis (Microtus oeconomus)
-
mogelijk leefgebied
ree (Capreolus capreolus)
-
waarschijnlijk leefgebied
x
tweekleurige bosspitsmuis (Sorex coronatus)
-
waarschijnlijk leefgebied
x
waterspitsmuis (Neomys fodiens)
2006
x
leefgebied
x
wezel (Mustela nivalis)
-
waarschijnlijk leefgebied
x
woelrat (Arvicola terrestris)
-
waarschijnlijk leefgebied
x
Vogels Alle broedvogels genieten bescherming. Het verwijderen van vegetatie in het broedseizoen is verboden, omdat dan mogelijk aanwezige broedparen verstoord worden. Alleen als dat niet mogelijk is, kan binnen het broedseizoen worden gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode. Verder is het belangrijk om te weten dat nesten van kraaiachtigen, uilen en enkele roofvogels beschermd zijn, omdat deze elk jaar op hetzelfde nest terugkeren. Bij maatregelen aan bomen dient dus onderzoek te worden gedaan naar eventueel aanwezige vogelnesten. Een ontheffingsaanvraag kan nodig zijn, ook buiten het broedseizoen.
18
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Beschermde flora en fauna
Amfibieën In het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland komen acht soorten amfibieën voor. Voor de vijf soorten van tabel 1 geldt een vrijstelling in het geval van maatregelen die vallen onder regulier onderhoud en inrichting (AMvB art. 75). Vier soorten vallen onder tabel 3 en worden verder in hoofdstuk 5 behandeld. Naam
jaar
Gebiedsfunctie
kamsalamander (Triturus cristatus)
2006
leefgebied
AMvB1
AMvB2
AMvB3 x
bruine kikker (Rana temporaria)
2006
leefgebied
x
gewone pad (Bufo bufo)
2006
leefgebied
x
heikikker (Rana arvalis)
2006
leefgebied
x
kleine watersalamander (Triturus vulgaris)
2006
leefgebied
x
meerkikker (Rana ribidunda)
2006
leefgebied
x
middelste groene kikker (Rana klepton esculenta)
2006
leefgebied
x
poelkikker (Rana lessonae)
1998
leefgebied
x
rugstreeppad (Bufo calamita)
2006
leefgebied
x
Vissen Diverse beschermde vissoorten komen in het onderzoeksgebied voor. Het gaat hierbij om drie soorten van Tabel 2 en drie soorten van Tabel 3. Voor de soorten van Tabel 2 kan gebruik worden gemaakt van de goedgekeurde gedragscode voor waterschappen. Wordt geen gebuik gemaakt van de gedragscode dan moet een ontheffing worden aangevraagd. Bij maatregelen in wateren waar soorten van tabel 3 voorkomen moet in alle gevallen een ontheffing worden aangevraagd. Alle soorten in onderstaande tabel worden verder in hoofdstuk 5 behandeld.
Naam
jaar
Gebiedsfunctie
bittervoorn (Rhodeus cericeus)
2006
leefgebied
AMVB1 AMVB2 AMVB3 x
mogelijk leefgebied
grote modderkruiper ( Misgurnus fossilis)
x
kleine modderkruiper (Cobitis taenia)
2006
leefgebied
x
meerval (Silurus glanis)
2005
leefgebied
x
rivierdonderpad (Cottus gobio)
2005
leefgebied
x
rivierprik (Lampetra fluviatilis)
mogelijk leefgebied
x
Reptielen In het beheergebied van het hoogheemraadschap komen de ringslang, de hazelworm en de zandhagedis voor. De laatste twee soorten zijn niet direct soorten die van water afhankelijk zijn of daar in de buurt leven. Deze zullen dus niet gauw geschaad worden bij werkzaamheden aan wateren. Echter, dit is wel mogelijk bij werk aan beheerpaden of bij maaiwerkzaamheden, of bij verandering van de landschapsstructuur. De zandhagedis komt binnen het beheergebied van het hoogheemraadschap in de duinstreek voor, op droge grond in lage vegetatie. Een voorbeeld van een maatregel die het voorkomen van deze soort indirect kan beïnvloeden is het verhogen van het grondwaterpeil. De hazelworm komt slechts op enkele plekken voor in het beheergebied en zal net als de zandhagedis vooral verder van water te vinden zijn. Het gaat dan vooral om bos-
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
19
Beschermde flora en fauna rijke gebieden op droge gronden. Deze soort zal door een zelfde type maatregelen als de zandhagedis beïnvloed kunnen worden. Er dient dus nader onderzoek naar deze soorten gedaan te worden wanneer dit type werkzaamheden gepland wordt. Vanwege het feit dat deze soorten niet direct afhankelijk van water zijn, worden zij echter niet verder in hoofdstuk 5 behandeld. De ringslang is dat wel en wordt daarom gedetailleerd behandeld in hoofdstuk 5. Naam
jaar
Gebiedsfunctie
hazelworm (Anguis fragilis)
2006
leefgebied
AMVB1 AMVB2 AMVB3 x
ringslang (Natrix natrix)
2006
leefgebied
x
zandhagedis (Lacerta agilis)
2006
leefgebied
x
Ongewervelden Verschillende soorten beschermde ongewervelden kunnen in het gebied voorkomen. Het gaat onder meer om drie soorten bosmieren, die echter onder tabel 1 vallen en waarvoor een algemene vrijstelling geldt. De overige soorten zijn van tabel 3 van de Flora- en Faunawet en direct afhankelijk van water. Al deze soorten worden in hoofdstuk 5 besproken Overigens geldt dat naast maatregelen aan water ook bij verandering van de landschapsstructuur (vooral aanplant of kap van bomen) mogelijk effecten te verwachten zijn op de groene glazenmaker (die als volwassen insect voorkomt bij bossen) en op de gestreepte waterroofkever, die in Nederland vermoedelijk vooral in beschutte wateren voorkomt.
Naam
jaar
Gebiedsfunctie
bataafse stroommossel (Unio crassus)
2004
onduidelijk
behaarde rode bosmier (Formica rufa)
-
waarschijnlijk leefgebied
AMVB1 AMVB2 AMVB3 x x
1998
leefgebied
x
groene glazenmaker (Aeshna viridis)
2006
leefgebied
x
kale rode bosmier (Formica polyctena)
-
gestreepte waterroofkever (Graphoderus bilineatus)
20
waarschijnlijk leefgebied
x
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Verspreidingsgegevens per soort
4 VERSPREIDING PER SOORT De nu volgende paragrafen behandelen per soortgroep de soorten van tabel 2 of 3 die in het onderzoeksgebied voorkomen voor zover het soorten zijn die direct afhankelijk zijn van water en/of oevers. Per soort wordt een kaartje gegeven dat een beeld geeft van het verspreidingsgebied. Hierbij is het verwachte verspreidingsgebied roze weergegeven, op basis van beschikbare atlasgegevens en andere publicaties. Gele stippen geven de beschikbare recente waarnemingen (< 10 jaar oud) van desbetreffende soort weer op nauwkeurigheid van een atlasblok (5x5 km). Hierbij moet worden opgemerkt dat de plantengegevens van FLORON geen jaartal bevatten en er is aangenomen dat deze waarnemingen maximaal 10 jaar oud zijn. Na het verspreidingskaartje volgt een korte toelichting hoe volledig dit gegeven verspreidingsbeeld is. De nauwkeurigheid/betrouwbaarheid van het verspreidingsbeeld kan verschillen doordat niet elke soort even goed onderzocht wordt, bijvoorbeeld wanneer het een weinig opvallende soort is. Van een soort als de kleine modderkruiper bijvoorbeeld zijn slechts weinig vangsten bekend, terwijl op basis van biotoop en atlasgegevens verwacht mag worden dat deze soort op veel plekken aanwezig is. Tevens kan het zijn dat waarnemingen niet altijd even goed doorgegeven worden (bijvoorbeeld wanneer eens soort erg zeldzaam is, worden gegevens dikwijls geheim gehouden, bijvoorbeeld bij orchideeën). Om deze redenen wordt een inschatting van de zeldzaamheid gegeven alsmede een korte beschrijving van de biotoopvoorkeur. Dit tezamen leidt ertoe dat bij het plannen van werkzaamheden rekening gehouden kan worden met mogelijk aanwezige beschermde soorten.
Legenda van de verspreidingskaartjes in dit hoofdstuk: o roze verwacht verspreidingsgebied van de betreffende soort o lichtroze mogelijk verspreidingsgebied van de betreffende soort o gele stip waarneming van de betreffende soort in de laatste 10 jaar.
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
21
Verspreidingsgegevens per soort
4.1 Planten Brede orchis (Dactylorhiza majalis majalis) Soort: orchis met brede bladeren (waarop meestal vlekken) en lichtroze tot paarse bloemen. Beschermingscategorie: beschermd (tabel 2), Rode Lijst kwetsbaar. Verspreidingskaart:
## ## ## # ## ## # ## #
#
# ##
Volledigheid verspreidingsbeeld: het verspreidingsbeeld zal tamelijk volledig zijn (opvallende bloei). Bij geschikt habitat kan de soort echter binnen het gehele onderzoeksgebied voorkomen. Zeldzaamheid binnen verspreidingsgebied: schaars, plaatselijk algemeen. Biotoopvoorkeur: een karakteristieke soort van dotterbloemhooilanden. Op vochtige en niet al te schrale bodems, die sterk onder invloed staan van (locale) kwel met mineraalrijk, zoet grondwater.
Bronnen: 8, 21.
22
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Verspreidingsgegevens per soort
Bijenorchis (Ophrys opifera) Soort: slanke maar vrij hoge orchidee met roze en bruingeel gekleurde bloemen. Beschermingscategorie: beschermd (tabel 2). Verspreidingskaart:
##
# #
# # # #
#
Volledigheid verspreidingsbeeld: redelijk volledig. Zeldzaamheid binnen verspreidingsgebied: tamelijk zeldzaam, maar zou overal op kunnen duiken na grondverplaatsing of verstoring Biotoopvoorkeur: hij heeft de voorkeur voor vochtige, bijzonder kalkrijke bodems (zand of klei) en vestigt zich snel op nieuwe groeiplaatsen. Voorkomen is bekend van wegbermen, slootoevers, kanalen, industrieterreinen en braakliggende gebieden.
Bronnen: 8, 21
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
23
Verspreidingsgegevens per soort
Rietorchis (Dactylorhiza majalis praetermissa) Soort: forse orchidee met lichtroze tot paarse bloemen. Beschermingscategorie: beschermd (tabel 2) Verspreidingskaart:
# # ## ##
# # # # # # #
# # # # # # # #
# # # # #
# # # # # ## # #
# ### ## # # ##
# ##
Volledigheid verspreidingsbeeld: het verspreidingsbeeld zal tamelijk volledig zijn (opvallende bloei). De soort kan binnen het gehele onderzoeksgebied voorkomen waar zich geschikt habitat bevindt. Zeldzaamheid binnen verspreidingsgebied: wijdverspreid en plaatselijk algemeen. Biotoopvoorkeur: groeit in een ruime verscheidenheid aan vochtige en natte biotopen, van laagveen tot duin. Ook opgespoten terrein kan snel gekoloniseerd worden.
Bronnen: 8, 21.
24
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Verspreidingsgegevens per soort
Drijvende waterweegbree
(Luronium natans)
Soort: een waterplant met een in de loop van het seizoen sterk variërend uiterlijk. De bloemen kunnen verschijnen van eind mei tot eind september. Beschermingscategorie: streng beschermd (tabel 3, Habitatrichtlijn), Rode Lijst kwetsbaar. Verspreidingskaart:
# Volledigheid verspreidingsbeeld: redelijk goed. Zeldzaamheid binnen verspreidingsgebied: zeer zeldzaam of afwezig. De enige bekende waarneming is er één van het Hoogheemraadschap van Rijnland zelf. Ook FLORON en atlasgegevens melden geen voorkomen van deze soort binnen het hoogheemraadschap. De soort wordt op basis van bekende verspreiding en biotoopvoorkeur eigenlijk niet in het onderzoeksgebied verwacht. Biotoopvoorkeur: stilstaande of stromende, zwak zure, carbonaat- en fosfaatarme wateren met een minerale (zandige) bodem. De plant kan in heel verschillende wateren worden aangetroffen: vennen, beken, afgesneden beekmeanders, sloten, watervoerende greppels en weinig bevaren kanalen. Een aanzienlijk deel van de groeiplaatsen bevindt zich in genormaliseerde beken, die regelmatig geschoond worden. Drijvende waterweegbree verschijnt regelmatig in nieuw gegraven of geschoonde poelen. In voedselrijke agrarische gebieden wordt de soort vooral aangetroffen op plekken met zoete ijzerrijke kwel.
Bronnen: 18, 19, 21.
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
25
Verspreidingsgegevens per soort
Aardaker (Lathyrus tuberosus) Soort: vrij forse klimplant, aan het begin van de zomer bloeiend met purperrode lipbloemen. Beschermingscategorie: beschermd (tabel 2) Verspreidingskaart:
## # ## ## # # # # # # # ## # # ## ## # ## Volledigheid verspreidingsbeeld: redelijk goed. Zeldzaamheid binnen verspreidingsgebied: redelijk zeldzaam. Biotoopvoorkeur: een zoomplant van vochtige en kalkhoudende grond. Tegenwoordig vooral in hellende zonnige taluds van bermen, sloten, dijken en spoorwegen. In de duinen vooral in vochtige valleien en verlaten duinakkertjes.
Bronnen: 18, 19, 21
26
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Verspreidingsgegevens per soort
Waterdrieblad (Menyanthes trifoliata) Soort: een waterplant met drietallig blad, bloeiend in mei-juni met roodachtig witte kleur en gebaarde kroonbladeren. Beschermingscategorie: beschermd (tabel 2), Rode Lijst gevoelig. Verspreidingskaart:
# ### # # # ##
#
#
# #
#
### ### # # ##
Volledigheid verspreidingsbeeld: redelijk goed. Zeldzaamheid binnen verspreidingsgebied: plaatselijk in het donkerroze gebied (op zand- en veenbodem). In het lichtroze kleigebied in principe niet echt te verwachten (kleibodems). De soort wordt echter ook als vijverplant toegepast en kan van daaruit verwilderen. Biotoopvoorkeur: in ondiep water in veenmoerassen, vennen en duinvalleien en soms in broekbos. De soort is een indicator voor gebied waar schone, zoete kwel optreedt (ook locale kwel). Vanwege introducties kan de soort echter ook in minder geschikte, maar door mensen beïnvloede wateren worden aangetroffen.
Bronnen: 18, 19, 21.
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
27
Verspreidingsgegevens per soort
Zomerklokje (Leucojum aestivum) Soort: lijkt op een groot sneeuwklokje dat halverwege de lente bloeit. Beschermingscategorie: beschermd (tabel 2), Rode Lijst kwetsbaar. Verspreidingskaart:
#
# # #
#
#
#
Volledigheid verspreidingsbeeld: redelijk goed. Zeldzaamheid binnen verspreidingsgebied: als oorspronkelijk wilde plant aanwezig in het ZuidHollandse rivierengebied (van Leerdam tot Spijkenisse). Op andere plekken vaak onbewust aangevoerd met rietzoden of als tuinplant. Momenteel vrijwel overal binnen het beheergebied eventueel te verwachten, behalve op zware klei, in de duinen en in overige grote gebieden zonder waarnemingen. Nieuwe introducties zijn nergens uit te sluiten. Biotoopvoorkeur: een soort van rietlanden, oeverruigtes en incidenteel wilgengrienden. Het gaat hierbij veelal om groeiplaatsen met een brede oeverzone die periodiek onder water staat. Te sterke getijdenwerking of een overmatige voedselrijkdom worden echter niet verdragen.
Bronnen: 18, 19, 21.
28
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Verspreidingsgegevens per soort
4.2 Grondgebonden zoogdieren Noordse woelmuis (Microtus oeconomus) Soort: een langs het water levende woelmuissoort. Beschermingscategorie: streng beschermd (tabel 3, Habitatrichtlijn), Rode Lijst kwetsbaar. Verspreidingskaart:
## # # ## ### ## #
Volledigheid verspreidingsbeeld: historisch redelijk bekend, echter door verandering leefgebied op veel plaatsen achteruitgegaan, recente gegevens schaars. De op de kaart weergegeven waarnemingen zijn uit de periode 1986-2002. Zeldzaamheid binnen verspreidingsgebied: waarschijnlijk zeldzaam Biotoopvoorkeur: Oevervegetaties langs sloten, plassen en binnendijkse kreken, wielen en kleiputten. Deze soort wordt vooral aangetroffen in de natste delen doordat hij in drogere biotopen de concurrentie met andere muissoorten (met name veldmuis) verliest.
Bronnen: 1, 11.
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
29
Verspreidingsgegevens per soort
Waterspitsmuis (Neomys fodiens) Soort: een in en bij het water levende spitsmuissoort, die meestal zwart van boven en wit van onderen is. Beschermingscategorie: streng beschermd (tabel 3), Rode Lijst kwetsbaar. Verspreidingskaart:
# #
# #
# Volledigheid verspreidingsbeeld: redelijk bekend, doch waarschijnlijk onvolledig door verborgen leefwijze. Om deze reden zou hij in geschikt habitat in het hele onderzoeksgebied kunnen voorkomen (lichtroze op de kaart). Op basis van oude en recente gegevens lijkt er een grotere kans dat de soort met name in de donkerroze gekleurde gebieden voorkomt. Zeldzaamheid binnen verspreidingsgebied: zeldzaam. Biotoopvoorkeur: natte duingebieden, binnenduinrand en (locale) kwelgebieden met een goede waterkwaliteit. Vooral op plaatsen waar de vegetatie op mesotrofe omstandigheden wijst. Lijkt te ontbreken in de grote droogmakerijen.
Bronnen: 1, 16.
30
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Verspreidingsgegevens per soort
4.3 Amfibieën Kamsalamander (Triturus cristatus) Soort: een grote donkere watersalamander, waarvan de mannetjes in de paartijd een kam op de rug hebben. Beschermingscategorie: streng beschermd (tabel 3, Habitatrichtlijn), Rode Lijst kwetsbaar. Verspreidingskaart:
# #
# #
Volledigheid verspreidingsbeeld: waarschijnlijk volledig. Zeldzaamheid binnen verspreidingsgebied: zeer zeldzaam. Waarnemingen zijn bekend uit twee kernen. De noordelijke gegevens zijn van Landschap Noord-Holland, de zuidelijke van RAVON. Atlassen vermelden deze soort niet binnen het onderzoeksgebied. Het betreft hier vermoedelijk uitzettingen, die echter ook voor de wet beschermd zijn. Uitbreiding zou kunnen plaatsvinden. Biotoopvoorkeur: grotere, visvrije poelen met een rijke (onderwater)vegetatie worden gebruikt voor de voortplanting. Buiten water is de soort afhankelijk van kleinschalig landschap.
Bronnen: 13, 14, 17, 22.
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
31
Verspreidingsgegevens per soort
Poelkikker (Rana lessonae) Soort: een groene kikker, waarvan de mannetjes in de paartijd een opvallend gele kop hebben. Moeilijk te onderscheiden van de andere soorten groene kikkers. Beschermingscategorie: streng beschermd (tabel 3, Habitatrichtlijn), Rode Lijst kwetsbaar. Verspreidingskaart:
#
#
Volledigheid verspreidingsbeeld: vrij volledig, echter door verwarring met andere soorten mogelijk op plaatsen gemist. De waarneming aan de binnenduinrand is ver buiten zijn normale verspreidingsgebied, eenmalig en 10 jaar oud. Het is een soort die primair voorkomt in Oost Nederland. Zeldzaamheid binnen verspreidingsgebied: zeldzaam Biotoopvoorkeur: rijk begroeide, kleinere poelen, die niet in verbinding staan met andere wateren. Intolerant tegenover aanwezigheid van vis.
Bronnen: 13, 16, 22.
32
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Verspreidingsgegevens per soort
Heikikker (Rana arvalis) Soort: een op de bruine kikker lijkende soort, met vaak een lichte streep over de rug. Aan de hand van de roep gemakkelijk te onderscheiden van de bruine kikker. Beschermingscategorie: streng beschermd (tabel 3, Habitatrichtlijn), Rode Lijst kwetsbaar. Verspreidingskaart:
#
Volledigheid verspreidingsbeeld: vrij volledig. Zeldzaamheid binnen verspreidingsgebied: zeer zeldzaam Biotoopvoorkeur: laag- en hoogveengebieden en veenweiden. Voortplanting voornamelijk in vrij zure wateren, om concurrentie met andere amfibieënsoorten te ontlopen.
Bronnen: 13, 14, 17, 22.
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
33
Verspreidingsgegevens per soort
Rugstreeppad (Bufo calamita) Soort: pad met een dunne lichte streep over het midden van de rug. Beschermingscategorie: streng beschermd (tabel 3, Habitatrichtlijn). Verspreidingskaart:
# # #### # #### ###### # ## ### # ## ### ### # # ### #### # Volledigheid verspreidingsbeeld: vrij volledig. Zeldzaamheid binnen verspreidingsgebied: plaatselijk algemeen. Biotoopvoorkeur: open, zandige plaatsen, zoals duinen, maar ook industrieterreinen. Voortplanting in onbegroeide ondiepe wateren (vaak bij pioniersvegetaties).
Bronnen: 13, 14, 17, 22.
34
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Verspreidingsgegevens per soort
4.4 Vissen Bittervoorn (Rhodeus cericeus) Soort: een kleine, tot 10 centimeter grote, vissoort. Een horizontale blauwgroene band vanaf de staartwortel is kenmerkend voor deze soort. Beschermingscategorie: streng beschermd (tabel 3). Verspreidingskaart:
## # # ##
# # #
Volledigheid verspreidingsbeeld: het huidige voorkomen is redelijk bekend, echter slecht gedocumenteerd. Zeldzaamheid binnen verspreidingsgebied: afgenomen, thans schaars, maar nog wijd verspreid. Biotoopvoorkeur: allerlei stilstaand en zeer langzaam stromend water met een rijke plantengroei (van sloten (>0,5m diep) tot grote rivieren en meren). Het medevoorkomen van grote zoetwatermosselen is noodzakelijk voor de voortplanting. Bodems met een dikke laag slib en met harde klei worden gemeden. De soort is gevoelig voor vervuiling en zoute kwel.
Bronnen: 2, 9, 10, 13, 15, 22, 25.
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
35
Verspreidingsgegevens per soort
Grote Modderkuiper ( Misgurnus fossilis) Soort: bodemvis met aalachtig voorkomen en een donkerbruin lichaam waarover brede vuilgele lengtestrepen lopen. Tien tastdraden bevinden zich op de kop. Beschermingscategorie: streng beschermd (tabel 3), Rode Lijst kwetsbaar. Verspreidingskaart:
Volledigheid verspreidingsbeeld: Er zijn van deze soort geen recente waarnemingen bekend. Uit historische gegevens is hij echter bekend uit de polders ten zuiden van de Nieuwkoopse Plassen en Meije, op de grens van het onderzoeksgebied. Deze soort is niet eenvoudig te vangen en op veel plaatsen achteruit gegaan of zelfs verdwenen. Bij verbetering van het leefgebied/ waterkwaliteit zou hij zich weer kunnen hervestigen, waarbij bovengenoemde gebieden het eerst daarvoor in aanmerking zouden komen. Zeldzaamheid binnen verspreidingsgebied: waarschijnlijk afwezig, mogelijk zeer zeldzaam. Biotoopvoorkeur: stilstaande tot langzaam stromende wateren, waarin weinig andere vis zit. Een dikke modderlaag is nodig als schuilplaats. Voor paaien is deze soort afhankelijk van aanwezigheid van waterplanten in het water.
Bronnen: 2, 12, 13, 15, 22.
36
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Verspreidingsgegevens per soort
Kleine modderkuiper (Cobitis taenia) Soort: een tot 14 centimeter groot visje met een slangachtig lichaam en zes tastdraden op de bek. Het lichaam heeft een regelmatig patroon van donkerbruine vlekken Beschermingscategorie: beschermd (tabel 2). Verspreidingskaart:
# # ## ### ### # ## #
# ## ## # # #
Volledigheid verspreidingsbeeld: het huidige voorkomen is redelijk bekend, echter slecht gedocumenteerd. Zeldzaamheid binnen verspreidingsgebied: vrij algemeen. Biotoopvoorkeur: de kleine modderkruiper kan in allerlei polder- en boezemwateren in het onderzoeksgebied gevonden worden, van kleinere sloten tot in de oeverzone van grotere meren. Voor voortplanting heeft hij voorkeur voor een zandige bodem met plaatselijk dunne sliblagen. Hij wordt echter ook veel gevonden in sloten met een dikke(re) modderlaag. De soort heeft geen duidelijke voorkeur voor een bepaalde mate van begroeiing van de wateren.
Bronnen: 2, 9, 10, 13, 15, 22, 25.
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
37
Verspreidingsgegevens per soort
Meerval (Silurus glanis) Soort: een zeer grote vissoort met een brede bek met zes tastdraden Beschermingscategorie: beschermd (tabel 2) Verspreidingskaart:
# ## ##
Volledigheid verspreidingsbeeld: goed bekend. Zeldzaamheid binnen verspreidingsgebied: aantallen zijn nooit groot, maar de soort is van meerdere plaatsen bekend. Recentelijk waargenomen in de Westeinderplas en de ringvaart van de Haarlemmermeerpolder. Biotoopvoorkeur: groot water met voldoende schuilmogelijkheden als diepe gaten, boomstronken en overhangende oevers.
Bronnen: 2, 9, 13, 15, 22.
38
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Verspreidingsgegevens per soort
Rivierdonderpad (Cottus gobio) Soort: een kleinere vissoort met een dikke, afgeplatte kop en grote, sterke borstvinnen voor voortbeweging op de bodem. Het gaat hier om de zogenaamde “grootwaterpopulatie” (tegenover de zeldzame beekpopulatie). Beschermingscategorie: beschermd (tabel 2) Verspreidingskaart:
# #
#
#
# Volledigheid verspreidingsbeeld: onvolledig. Er wordt weinig gericht naar deze soort gezocht en de soort kan op grond van habitateisen op meer plekken voorkomen dan dat hij gevonden is. Zeldzaamheid binnen verspreidingsgebied: plaatselijk algemeen Biotoopvoorkeur: de oeverzone van rivieren en meren, vooral op die plaatsen waar stenen zijn gebruikt bij dijkbouw, oeverbescherming en riviernormalisatie.
Bronnen: 2, 9, 10, 13, 15, 22, 25.
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
39
Verspreidingsgegevens per soort
Rivierprik (Lampetra fluviatilis) Soort: een palingachtige vissoort met een zuigbek en zeven paar kieuwgaten. Beschermingscategorie: streng beschermd (tabel 3) Verspreidingskaart:
#
Volledigheid verspreidingsbeeld: redelijk bekend. Zeldzaamheid binnen verspreidingsgebied: zeldzaam, meest recente waarnemingen komen uit het Noordzeekanaal. Biotoopvoorkeur: paaiplaatsen met snelstromend water komen binnen het onderzoeksgebied niet voor. Alleen migrerende dieren zijn mogelijk te verwachten.
Bronnen: 2, 13, 22, 25.
40
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Verspreidingsgegevens per soort
4.5 Reptielen Ringslang (Natrix natrix) Soort: overwegend grijskleurige, meestal bij en in het water levende slang met een gele ring rond de nek. Beschermingscategorie: streng beschermd (tabel 3), Rode Lijst kwetsbaar. Verspreidingskaart:
#
# ### ## ## # # ### # Volledigheid verspreidingsbeeld: vrij volledig. Zeldzaamheid binnen verspreidingsgebied: zeldzaam, maar plaatselijk wel algemener Biotoopvoorkeur: oeverzones van kleinere en grotere wateren, eveneens in sloten in extensief agrarisch landschap en tuinen.
Bronnen: 13, 14, 17, 22.
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
41
Verspreidingsgegevens per soort
4.6 Ongewervelden Groene glazenmaker (Aeshna viridis) Soort: een relatief grote libellensoort, waarvan het mannetje meer blauw, dan groen is. Beschermingscategorie: streng beschermd (tabel 3, Habitatrichtlijn), Rode Lijst bedreigd. Verspreidingskaart:
#
# ## # #
## # # #
Volledigheid verspreidingsbeeld: de verspreiding is goed gedocumenteerd. Zeldzaamheid binnen verspreidingsgebied: plaatselijk vrij algemeen, maar achteruitgaand. Biotoopvoorkeur: laagveenmoerassen en sloten met dichte krabbenscheervegetaties. De soort is afhankelijk van het voorkomen van de plantensoort krabbenscheer.
Bronnen: 3, 4, 5, 7, 16, 19.
42
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Verspreidingsgegevens per soort
Gestreepte waterroofkever (Graphoderus bilineatus) Soort: een in het water levende roofkever van ongeveer 1,5cm lengte en een karakteristieke zwartegele tekening. Beschermingscategorie: streng beschermd (tabel 3, Habitatrichtlijn) Verspreidingskaart:
##
#
Volledigheid verspreidingsbeeld: het huidige voorkomen is slecht bekend, maar het aantal waarnemingen is in de afgelopen eeuw sterk teruggelopen. De twee stippen nabij Zoetermeer betreffen waarnemingen van larven door het Hoogheemraadschap. Deze waarnemingen zijn door het EIS na controle aangemerkt als onbetrouwbaar. De enige zekere recente vindplaats bevindt zich daarmee dus in de Nieuwkoopse Plassen. Zeldzaamheid binnen verspreidingsgebied: zeldzaam. Biotoopvoorkeur: zonnig gelegen, permanent waterhoudende sloten en kanalen met een diepte van 50cm of meer, helder, pH-neutraal water met een relatief lage EGV (<60mS/m) en geen duidelijke kwel. De vegetatie is vaak ijl, maar wel relatief divers met ook ondergedoken plantensoorten. Op de oever is vaak een grote zeggevegetatie of rietvegetatie aanwezig.
Bronnen: 4, 5, 20, 24.
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
43
Verspreidingsgegevens per soort
Bataafse stroommossel (Unio crassus) Soort: onderscheid zich van de meeste bolle stroommossels en de schildersmossels doordat de schelp minder duidelijk is toegespitst en dat de bovenrand zonder duidelijke hoek overgaat in de achterrand. Er zijn echter exemplaren van schildersmossel en de bolle stroommossel die sterk op de Bataafse stroommossel lijken. Determinatie dient dan ook door een expert gecontroleerd te worden en materiaal moet vergeleken worden met collectiemateriaal. Beschermingscategorie: streng beschermd (tabel 3, Habitatrichtlijn) Verspreidingskaart:
#
#
Volledigheid verspreidingsbeeld: zie de opmerkingen hieronder Zeldzaamheid binnen verspreidingsgebied: na 1968 niet meer levend in Nederland aangetroffen en vermoedelijk geheel verdwenen. Wel worden er met enige regelmaat losse kleppen en nog aan elkaar vastzittende doubletten in Nederland aangetroffen afkomstig van oud materiaal. De soort is in het verleden aangetroffen langs grote rivieren (Maas en Rijn). De hier opgenomen waarnemingen zijn afkomstig van het Hoogheemraadschap van Rijnland en betreffen waarschijnlijk vondsten van schelpen. Biotoopvoorkeur: de Bataafse stroommossel prefereert gestructureerde grofzandige sedimenten en is daardoor grotendeels gebonden aan stromende wateren zoals rivieren, beken of wateren die in verbinding staan met de rivier.
Bronnen: 4 ,5, 17.
44
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Conclusies
5 CONCLUSIES
•
Veel verspreidingsgegevens zijn onvolledig en hangen sterk samen met onder andere de hoeveelheid en het soort waarnemers die een gebied onderzoeken, de zeldzaamheid en zichtbaarheid van een soort, maar ook met de beschikbaarheid van de gegevens.
•
Er zijn geen specifieke gebieden die uitgesloten kunnen worden van nader onderzoek, overal kunnen beschermde soorten voorkomen. Wel zijn in de Haarlemmermeerpolder, met uitzondering van de ringvaart, veel beschermde soorten afwezig, die in het overige gebied wel voorkomen.
•
In totaal zijn in het gebied 19 soorten van tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet gevonden, die aan water gebonden zijn. Dit zijn 4 soorten planten (waarvan één soort een onduidelijke status heeft), 2 soorten zoogdieren, 4 soorten amfibieën, 5 soorten vissen, 1 soort reptiel en 3 soorten ongewervelden (waarvan één hoogstwaarschijnlijk uitgestorven).
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
45
46
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Aanbevelingen
6 AANBEVELINGEN Aangezien geen gebieden aan te wijzen zijn waar geen beschermde soorten voor zullen komen, betekent dit dat bij het plannen van maatregelen de in de inleiding beschreven fase 2 uitgevoerd zal moeten worden. Hierbij kan rekening gehouden worden met de volgende opmerkingen: •
Beschermde broedvogels kunnen in het gebied voorkomen tussen de aanwezige oevervegetatie. Daarom is het van groot belang met het broedseizoen van deze beschermde vogelsoorten rekening te houden. Dit betekent dat maatregelen waarbij langs oevers wordt gewerkt en/of vegetatie wordt verwijderd buiten het broedseizoen moeten plaatsvinden om verstoring te voorkomen. De kans dat er helemaal geen vogels broeden is namelijk klein. LNV geeft als richtlijn voor het broedseizoen de periode half maart tot half juni. Algemeen wordt aangehouden dat het broedseizoen van de meeste vogels loopt van half maart tot half juli. Om rekening te houden met soorten die eerder of later broeden wordt aangeraden tussen half februari en eind augustus géén maatregelen te treffen.
•
Naast een eventuele ontheffingsaanvraag, moet altijd de zorgplicht in acht worden genomen. Dit houdt in dat er volgens normaal gebruik zorgvuldig gewerkt moet worden, waarbij indien mogelijk verstoring wordt voorkomen. Actief doden van dieren is altijd verboden.
•
Bij de werkzaamheden aan de oever dient de goedgekeurde gedragscode voor waterschappen te worden toegepast, om verstoring en of het doden van beschermde vissoorten in het onderzoeksgebied te minimaliseren. Het is belangrijk dat de mensen die de werkzaamheden uitvoeren op de hoogte zijn van deze gedragscode. De belangrijkste elementen uit de gedragscode zijn (paragraaf 4.2.4): • de werkzaamheden worden uitgevoerd in de periode 15 juli tot 1 november, met voorkeur voor de maanden september en oktober • de watertemperatuur ligt tussen de 10 en 25°C. • het materiaal dat wordt afgegraven bij het verbreden van de oever moet op de kantlijn worden gedeponeerd en moet direct worden gecontroleerd op de aanwezigheid van beschermde vissoorten. Wanneer deze worden aangetroffen dienen deze direct te worden teruggezet in het water. Dit geldt ook voor hun eventuele gastheren zoals de zoetwatermosselen in het leefgebied van de bittervoorn.
Voorts is het van belang dat medewerkers van het hoogheemraadschap toegang hebben tot de met dit rapport aangeleverde gegevens in een GIS-bestand. Deze gegevens kunnen in de loop der jaren uitgebreid worden met de gegevens die vrijkomen bij het doen van vervolgonderzoek.
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
47
48
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Protocollen beheer 2007
7 PROTOCOLLEN BEHEER 2007 In dit hoofdstuk worden de protocollen in het kader van de Flora- en faunawet weergegeven voor het uit te voeren onderhoud in 2007. Het gaat hierbij om aanpassingen in de aanpak van het beheer die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de eisen die de natuurwetgeving stelt. De Gedragscode Flora– en faunawet voor waterschappen en de verspreidingsgegevens uit dit rapport zijn voor deze protocollen gebruikt. Hierbij moet worden opgemerkt dat deze protocollen zijn opgesteld op basis van de huidige stand van zaken met betrekking tot kennis van verspreiding van beschermde soorten en dat deze verspreiding niet op alle punten in voldoende mate bekend is. De protocollen kunnen worden beschouwd als een verdere uitwerking van de Gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen. Indien gedocumenteerd volgens deze protocollen gewerkt wordt, is een ontheffingsaanvraag voor beschermde soorten (alle categorieën) voor beheer niet nodig. De gedragscode en dus ook deze protocollen hebben alleen betrekking op de in de Flora– en faunawet beoogde soortbescherming en hebben dus geen betrekking op eventuele andere verplichtingen die voortvloeien uit de ecologische doelstellingen van de Natuurbeschermingswet of van de Kaderrichtlijn Water.
Beheer Het beheer waar deze protocollen op van toepassing is, betreft het schonen van de hoofdwatergangen binnen het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland. Onderhoud van droge biotopen, kleine stilstaande visloze wateren, plassen, moerassen en dergelijke zijn niet in deze protocollen opgenomen. Bij schoningswerkzaamheden zijn effecten te verwachten op de waterbiotoop, de natte oever en voor zover maaisel niet (direct) wordt afgevoerd op de droge oever. Verder wordt er bij deze protocollen van uitgegaan dat het type beheer in essentie niet verandert, zodat te verwachten valt, dat soorten die onder invloed van het huidige beheer voorkomen, met toepassen van deze protocollen niet in hun voortbestaan bedreigd kunnen worden vanwege een drastische beheersverandering. Maaifrequentie, methode (o.a. materiaal) en periode in het seizoen mogen in principe niet wezenlijk veranderen, tenzij de effecten op beschermde soorten naar verwachting positief of neutraal zullen zijn. Zie ook kader 1:
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
49
Protocollen beheer 2007
De wet verstaat onder ‘bestendig beheer en onderhoud’ werkzaamheden die gericht zijn op het handhaven van de bestaande situatie. Maatregelen zijn soms ingrijpend, zoals bij maaien of baggeren, maar zijn tevens een voortzetting van het beheer in het verleden. De werkzaamheden vinden doorgaans plaats in een cyclisch regime. Meestal is er voor deze werkzaamheden een beheer– of onderhoudsplan. Het voorkomen van soorten is vaak afhankelijk van het gevoerde beheer. Continuering is vaak een voorwaarde voor het voortbestaan van deze soorten ter plaatse. Grootschalig achterstallig onderhoud voldoet niet aan de hierboven genoemde criteria en valt daarom in de categorie ‘ruimtelijke ontwikkeling en inrichting’.
Communicatie Het waterschap zorgt ervoor, dat uitvoerend personeel op de hoogte is van deze protocollen en voldoende is geïnstrueerd om die na te kunnen leven. Het uitvoerende personeel wordt opgedragen om naar vermogen alert te zijn op niet-aangeduide (juridisch zwaarder beschermde) planten- en diersoorten en dienovereenkomstig te handelen. Het waterschap zorgt op basis van ketenverantwoordelijkheid voor het naleven van de protocollen door partijen die in opdracht van het waterschap handelen (loonwerkers, aannemers, onderzoekers e.d.). In de aanbestedingsopdracht worden de eisen ten aanzien van zorgvuldige werkmethoden opgenomen. Deze afspraken hebben mede betrekking op de planning van de werkzaamheden en de instructie van het door de opdrachtnemer in te zetten personeel en onderaannemers. Het waterschap controleert de naleving hiervan. Dit laat onverlet, dat de opdrachtnemer hierin ook een eigen verantwoordelijkheid heeft.
Strenger beschermde soorten Uit het onderzoek naar het voorkomen van de strenger beschermde soorten blijken voor deze protocollen de volgende soorten direct relevant: kleine modderkruiper waterdrieblad meerval zomerklokje ringslang noordse woelmuis waterspitsmuis groene glazenmaker bittervoorn gestreepte waterroofkever Deze soorten zijn aan water gebonden en kunnen direct effect hebben van de maatregelen. Door indirecte effecten (berijden, deponeren van maaisel) kunnen ook eventueel de volgende soorten van vochtige standplaatsen negatief worden beïnvloed: aardaker bijenorchis rietorchis
Algemeen protocol Uit het Verspreidingsonderzoek blijkt, dat door het hele beheergebied heen in eigenlijk alle watertypen één of meerdere van deze strenger beschermde soorten kunnen voorkomen. Wel zijn in de Haarlemmermeerpolder, met uitzondering van de ringvaart, veel beschermde soorten afwezig. Het onderstaande protocol moet dan ook binnen het hele beheergebied worden gevolgd, tenzij aanvullend onderzoek heeft uitgewezen, dat er geen strenger beschermde soorten voorkomen. In
50
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Protocollen beheer 2007 aanvulling op dit algemene protocol volgen nog twee protocollen voor specifieke soorten in enkele specifieke gebieden. Periode Naar volgorde van voorkeur vinden de werkzaamheden in de volgende periodes plaats: – schoningswerkzaamheden worden in beginsel uitgevoerd in de periode van 15 juli tot 1 november, met een voorkeur voor de maanden september en oktober. Dit is de periode tussen de voortplanting en de winterrust van vissen en amfibieën. Bovendien hebben in deze periode vrijwel alle water– en oeverplanten zaad gezet. In de maanden november-december kan worden geschoond zo lang de winterrust van vissen en amfibieën nog niet is ingetreden, dat wil zeggen, zolang de watertemperatuur boven de 10° C blijft; – in tweede instantie kan schoning ook tussen 1 juni en 15 juli worden uitgevoerd, mits goed wordt gelet op broedende vogels en bloeiende of zaadbevattende juridisch zwaarder beschermde planten. Groeiplaatsen van de juridisch zwaarder beschermde planten en vogelnesten worden zo veel mogelijk bij het schonen overgeslagen. Binnen het beheergebied kunnen overal beschermde vogels broeden (zwanen, waterhoen, kleine karekiet, etc) en daar moet dus overal specifiek rekening mee gehouden worden in deze periode. Wat betreft de strenger beschermde plantensoorten zijn alleen rietorchis, bijenorchis, waterdrieblad, aardaker en zomerklokje te verwachten, maar deze zijn veelal beperkt tot de meer bijzondere groeiplaatsen (matig voedselrijk en vaak met schone kwel); – in laatste instantie zullen schoningswerkzaamheden in de periode tussen half maart en 1 juni alléén plaatsvinden als dit vanwege de primaire waterschapstaken niet anders kan en met de nodige voorzorg. De voorzorgsmaatregelen worden, met het oog op controle door handhavende instanties, goed gedocumenteerd. Voor de soorten uit tabel 3 (noordse woelmuis, waterspitsmuis, bittervoorn, ringslang, groene glazenmaker en gestreepte waterroofkever) geldt bovendien de eis dat voor de werkzaamheden geen alternatieven voorhanden mogen zijn. Ook deze soorten kunnen binnen het beheergebied vrijwel gebiedsdekkend voorkomen, al zijn ze wel beperkt tot de ecologisch waardevollere gebieden: rijk begroeide wateren, gevarieerde oevers en vaak kleinschalig landschap. Fasering Om overal in het beheergebied op alle momenten voldoende leef- en schuilmogelijkheden te kunnen bieden is gefaseerd schonen noodzakelijk. Door middel van deze fasering zal voor beschermde soorten altijd enig ongestoord leefgebied overblijven en een plek worden geboden aan mobiele soorten om voor de maatregelen weg te vluchten. Hierbij zijn twee vormen van fasering mogelijk, waarbij de eerstgenoemde de voorkeur geniet. Binnen een deelgebied kan de meest praktische fasering voor de lokale situatie worden gekozen: 1. iedere maaibeurt worden delen van de oevervegetatie en watervegetatie (indicatief: 25%, minimaal 15%) aan tenminste één zijde van de waterloop gespaard. Afstand tussen de gespaarde delen bij voorkeur kleiner dan 500m. 2. er wordt een ruimtelijk patroon gemaakt waarbij, binnen een cluster van (kleinere) waterlopen, aangrenzende waterlopen niet tegelijk worden geschoond. Periode tussen de verschillende schoningen bij voorkeur twee maanden, maar minimaal een maand. Ook hier bij voorkeur een patroon van maximaal 500m aaneengesloten schonen. In de praktijk zal in langgerekte wateren de eerste vorm van fasering het meest praktisch werken en in kleinschalige gebieden met veel watergangen korter dan 500m (voor zover deze door het Hoogheemraadschap worden onderhouden) de tweede vorm van fasering.
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
51
Protocollen beheer 2007
Indien de hierboven genoemde fasering vanwege de primaire waterschapstaken niet mogelijk is, betekent dit dat er grootschalig overal tegelijk moet worden geschoond. In dat geval blijft erg weinig beschutting en leefgebied over voor beschermde soorten. Om te grote sterfte te voorkomen is dan het volgende noodzakelijk: 1. iedere maaibeurt worden delen van de oevervegetatie boven de waterlijn (voor zover aanwezig) aan twee zijden van de waterloop gespaard (indicatief: 25%, minimaal 15%). Afstand tussen de gespaarde delen bij voorkeur kleiner dan 500m. Deze maatregel is met name bedoeld voor waterdrieblad, aardaker, zomerklokje, noordse woelmuis, waterspitsmuis en ringslang. 2. binnen het verspreidingsgebied van de bittervoorn (roze op de kaart) en bij de ringvaart van de Haarlemmermeer in verband met de meerval wordt op de kant gedeponeerd schoonsel direct na het opschonen gecontroleerd op aanwezigheid van te beschermen vissen. Indien aanwezig worden deze teruggezet in het water. Dat geldt ook voor ## de gastheer van de bittervoorn, de zoetwatermosselen. Het # # controleren van schoonsel binnen het leefgebied van de ## # kleine modderkruiper wordt niet noodzakelijk geacht, zo# # lang de waterbodem zelf bij het maaien ongestoord blijft. Hierin zullen namelijk veel dieren wegvluchten. Bovendien is deze soort in staat zich op het droge nog enigszins voort te bewegen en kan een deel van de dieren op eigen kracht het water weer bereiken. Bovendien betreft het een tamelijk algemene en niet zeer streng beschermde soort (tabel 2). Methode - bij alle werkzaamheden van het waterschap worden in beginsel de volgende elementen gespaard: broedkolonies en andere vaste nestplaatsen van vogels (onder andere nestholten van oeverzwaluwen); - er wordt bij voorkeur natuurvriendelijk materieel ingezet en/of een sparende techniek toegepast; de waterbodem zelf blijft ongestoord. - het schonen geschiedt bij voorkeur op zo’n manier dat water en de daarin voorkomende zaden en dieren kunnen terugstromen naar het water; - het verdient aanbeveling het schoonsel minimaal 48 uur naast de watergang te laten liggen, opdat amfibieën terug naar de watergang kunnen vluchten. Langs watergangen met een botanische doelstelling kan een keuze worden gemaakt voor versneld afvoeren van het maaisel; - bij het afzetten van slootmaaisel op land wordt rekening gehouden met beschermde terrestrische soorten (rietorchis, noordse woelmuis en waterspitsmuis). Dit gebeurt door de plaats van afzet van slootmaaisel constant te houden ofwel ter plaatse het minst gevarieerde biotoop te kiezen. - bij activiteiten na zonsondergang wordt rekening gehouden met de trek van onder andere padden en kikkers.
52
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Protocollen beheer 2007 Soortgericht protocol Voor onderstaande soorten zijn binnen hun verspreidingsgebied (roze aangegeven) de volgende maatregelen noodzakelijk: Ringslang – op plaatsen waar voortplanting van ringslangen wordt vermoed, wordt het maaien uitgesteld tot na 15 september, tenzij uit onderzoek is gebleken, dat voortplanting kan worden uitgesloten. Biotoop van de ringslang kan worden gekenmerkt door aanwezigheid van voldoende ruigten en broeihopen, bestaande uit verterend organisch materiaal;
#
# ### ## ## # # ### #
Groene glazenmaker – in wateren met een min of meer aaneengesloten krabbenscheerbedekking of met lokale haarden van minimaal enkele tientallen meters doorsnee wordt jaarlijks de helft van de zone met krabbenscheer geschoond. Deze schoning vindt plaats in september of oktober, wanneer de krabbenscheerplanten al winterknoppen hebben gevormd.
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
#
# ## # #
## # # #
53
Bronnen
BRONNEN 1. Broekhuizen, Hoekstra, van Laar, et al (1992). Atlas van de Nederlandse zoogdieren. KNNV uitgeverij. 2. De Nie. Atlas van de Nederlandse zoetwatervissen (1996). Stichting Atlas Verspreiding Nederlandse Zoetwatervissen. 3. Dijkstra, Kalkman, Ketelaar, van der Weide (2002). De Nederlandse libellen. KNNV uitgeverij. 4. EIS, De Vlinderstichting en de Nederlandse vereniging voor Libellenstudie (2004). Waarnemingenverslag ongewervelden 2004. 5. EIS, De Vlinderstichting en de Nederlandse vereniging voor Libellenstudie (2005). Waarnemingenverslag ongewervelden 2005. 6. Janssen, Schaminée. Soorten van de Habitatrichtlijn. KNNV uitgeverij. 7. Krekels, de Jong, Mostert (2004). Krabbescheer en Groene glazenmaker in de provincie Zuid-Holland. Bureau Natuurbalans – Limes Divergens. 8. Kreutz, Dekker (2000). De orchideeën van Nederland. B.J.Seckel & C.A.J. Kreutz. 9. Kroes, Zoetemeyer. Masterplan Visstandbeheer Rijnlands boezem (2001). Gezamenlijke Visrechthebbenden Rijnlands boezem. 10. Laak, Walker (1991). De visstand in de Nieuwkoopse Plassen HRR/OVB 1990/02. OVB. 11. La Haye, Drees (2004). Beschermingsplan Noordse woelmuis. Rapport EC-LNV nr.270. Ministerie van LNV. 12. OVB (2004). De Grote Modderkruiper: Biologie, onderzoek, bescherming en beheer. Vis en Water Magazine, 4e jaargang, nummer 1, april 2004. 13. RAVON. Waarnemingenoverzicht 2003 & 2004. In: Tijdschrift Ravon, jaargang 7, nummer 2. 14. Stumpel, Strijbosch (2006). Veldgids Amfibieen en reptielen. KNNV uitgeverij. 15. VBC Rijnlands Boezem. Kwalitatitieve gegevens visstand 2005. 16. Website: http://www.groeneglazenmaker.nl/ 17. Website: http://www.waarneming.nl/ 18. Weeda E.J, R. Westra, Ch. Westra en T. Westra: Nederlandse Oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. 19. Website: http://www.synbiosys.alterra.nl/ 20. Cuppen (2005). De gestreepte waterroofkever Graphoderus bilineatus in Zuid-Holland. 21. FLORON. Digitaal gegevensbestand 2006.
54
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
Bronnen 22. RAVON. Digitaal gegevensbestand 2006. 23. EIS. Digitaal gegevensbestand 2006. 24. Cuppen, Koese, en Sierdsema (2006). Distribution and habitat of Graphoderus bilineatus in the Netherlands (Coleoptera: Dytiscidae). 25. Emmerik W.A.M. van en H.W. de Nie (2006). De Zoetwatervissen van Nederland ecologisch bekeken.
Beschermde flora en fauna in het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, ECOLOGICA
55