1 TOELICHTING MONITOR 2016 Onderdeel Kwaliteit Thema/onderdeel 1. Basis versterken Toelichting a. Het resultaat van het meest recente IGZonderzoek is ...
Onderdeel Kwaliteit Thema/onderdeel 1. Basis versterken a.
b.
Het resultaat van het meest recente IGZonderzoek is voldoende
Het resultaat van het door het zorgkantoor meest recent uitgevoerde dossieronderzoek is minimaal voldoende
Toelichting
Als voldoende wordt beschouwd wanneer er aan 75% van de getoetste normen wordt voldaan. De score wordt gebaseerd op het meest recente IGZ-rapport (maximaal 2 jaar oud) betrekking hebbend op een (verblijfs)locatie binnen de regio. Uit het rapport van het zorgkantoor moet blijken dat het totaaloordeel over de inhoud van het dossier minimaal voldoende is. De score wordt gebaseerd op het meest recente dossieronderzoek, indien deze in 2015 (of 2014) is uitgevoerd.
2. Ervaren kwaliteit van leven in de GZ a. b.
De aanbieder scoort op alle van de geselecteerde vragen van pijler 1 een ‘ja’ Op pijler 2a voor de dimensie 'Zorgafspraken en ondersteuningsplan' is de score minimaal 99% 'groen'
De selectie van de vragen is gelijk aan de vragen van 2013. Het gaat daarbij om vragen die: - Niet wettelijk of in de WMG-overeenkomst zijn vastgelegd; - Voor alle zorgaanbieders gelden (wanneer een vraag niet van toepassing is voor een aanbieder wordt deze niet meegeteld); - Geen betrekking hebben op enkel de bedrijfsvoering van de zorgaanbieder; - Zijn voorzien van een normering en zijn opgenomen in het openbare databestand. De geselecteerde vragen zijn separaat weergegeven. De score wordt door het zorgkantoor gebaseerd op het openbare databestand. Onderdeel b weegt twee keer mee in de monitor. 1
c.
d.
e.
In 2015 is aantoonbaar gebruik gemaakt of een keuze gemaakt voor een instrument uit de waaier voor pijler 2b De informatie uit pijler 2a wordt op regioniveau met het zorgkantoor gedeeld In samenspraak met de cliëntenraad zijn verbeterplannen opgesteld
f.
Het gebruik van Zorgkaart Nederland wordt gestimuleerd 2. Ervaren kwaliteit van leven in de VV a.
b.
Alle organisatorische eenheden (OE's), gesplitst naar PG en VV, in de regio van de aanbieder scoren minimaal gemiddeld. Minimaal 50% van de OE's (gesplitst naar PG en VV) in de regio van de aanbieder scoort bovengemiddeld
c.
In samenspraak met de cliëntenraad zijn verbeterplannen opgesteld
d.
Het gebruik van Zorgkaart Nederland wordt gestimuleerd
Op de onderdelen 2a en 2b is het mogelijk om verbeterafspraken te maken. Vanaf 2014 zijn de zorgaanbieders verplicht om cliëntervaring met een instrument uit de waaier te meten. De zorgaanbieder dient een keuze gemaakt te hebben voor een instrument uit de waaier voor pijler 2b. Het zorgkantoor hecht er waarde aan dat de uitkomsten uit pijler 2a op regioniveau gedeeld worden met het zorgkantoor. Zorgaanbieders die de informatie gedeeld hebben (of gaan delen) scoren een “ja” op dit onderdeel. De aanbieder dient aan te kunnen tonen dat uitkomsten van kwaliteitsonderzoeken met de cliëntenraad worden besproken en dat in samenspraak met hen tot één of meer verbetertrajecten wordt gekomen. De aanbieder dient cliënten aantoonbaar te stimuleren de ervaringen met de zorgaanbieder te delen op Zorgkaart Nederland.
Het zorgkantoor toetst dit op basis van het openbare databestand. Dit bestand wordt gepubliceerd op zorginzicht.nl. Op onderdeel b kan uitsluitend “ja” gescoord worden indien aan a wordt voldaan. Onderdeel a weegt twee keer mee in de monitor. Op de onderdelen 2a en 2b is het mogelijk om verbeterafspraken te maken. De aanbieder dient aan te kunnen tonen dat uitkomsten van kwaliteitsonderzoeken met de cliëntenraad worden besproken en dat in samenspraak met hen tot één of meer verbetertrajecten wordt gekomen. De aanbieder dient cliënten aantoonbaar te stimuleren de ervaringen met de zorgaanbieder te delen op Zorgkaart Nederland.
2
2. Ervaren kwaliteit van leven in de GGZ a.
b.
c.
De score op de meest recente cliënttevredenheidsmeting is minimaal gemiddeld De score op de meest recente cliënttevredenheidsmeting is minimaal bovengemiddeld In samenspraak met de cliëntenraad zijn verbeterplannen opgesteld
d.
Het gebruik van Zorgkaart Nederland wordt gestimuleerd 3. Bejegening a
Op het thema 'bejegening' in het meest recente cliënttevredenheidsonderzoek wordt bovengemiddeld gescoord
Het zorgkantoor toetst dit op basis van de door de aanbieder beschikbaar gestelde rapportage. Ondereel a weegt twee keer mee in de monitor. Op de onderdelen 2a en 2b is het mogelijk om verbeterafspraken te maken. De aanbieder dient aan te kunnen tonen dat uitkomsten van kwaliteitsonderzoeken met de cliëntenraad worden besproken en dat in samenspraak met de cliëntenraad tot één of meer verbetertrajecten wordt gekomen. De aanbieder dient cliënten aantoonbaar te stimuleren de ervaringen met de zorgbieder te delen op Zorgkaart Nederland.
De aanbieder dient ten opzichte van het landelijk branchegemiddelde bovengemiddeld te scoren op ‘bejegening’. Het zorgkantoor toetst dit aan de hand van de meest recente cliënttevredenheidsmeting. Indien het thema niet terugkomt in de cliënttevredenheidsmeting, dient de aanbieder dit op een andere wijze aan te tonen. Op dit onderdeel is het mogelijk om verbeterafspraken te maken.
4. Informele zorg a
De zorgaanbieder zet aantoonbaar mantelzorgers en/of vrijwilligers in bij de zorg rondom de cliënt
De score wordt gebaseerd op het meest recente dossieronderzoek indien deze in 2015 (of 2014) is uitgevoerd en/of de signalen die het zorgkantoor in 2015 ontvangen heeft. Op dit onderdeel is het mogelijk om verbeterafspraken te maken. 3
5. Eigen regie a b.
Er wordt zoveel mogelijk naar gestreefd aan te sluiten bij de wensen van de cliënt Cliënten worden ontspanningsactiviteiten, beweegprogramma's, voldoende variatie in de dagbesteding en geestelijke verzorging aangeboden
De zorg aan de cliënt moet ondersteunend zijn aan het leven dat de cliënt nastreeft en moet de zelfredzaamheid vergroten. De score wordt gebaseerd op het meest recente dossieronderzoek indien deze in 2015 (of 2014) is uitgevoerd en/of de signalen die het zorgkantoor in 2015 ontvangen heeft. Op beide onderdelen is het mogelijk om verbeterafspraken te maken.
Onderdeel Lokaal maatwerk Thema/onderdeel 1. Lokaal maatwerk a.
De aanbieder beschikt over een overeenkomst 2015 maatwerk begeleiding (Wmo) en/of wijkverpleging (Zvw) en/of jeugdzorg (Jeugdwet)
b.
Cliënten ervaren professionele (en specialistische) zorg omdat de zorgaanbieder in samenwerking met anderen werkt aan expertiseontwikkeling en een beter zorgaanbod
Toelichting
Om de continuïteit aan de cliënt te waarborgen hecht het zorgkantoor er waarde aan dat er een overeenkomst ligt op gerelateerde domeinen. De aanbieder dient te beschikken over een overeenkomst wijkverpleging met DSW Zorgverzekeraar en/of een overeenkomst maatwerk begeleiding of Jeugdwet met een van de acht gemeenten in de regio DWO of NWN. De score wordt gebaseerd op documentatie en signalen over ketensamenwerking (overeenkomsten, deelname regionale/lokale stuur- en werkgroepen) of voldoende afstemming plaatsvindt met andere partijen ten einde expertise te ontwikkelen en een beter zorgaanbod te realiseren.
4
Onderdeel Organisatie Thema/onderdeel 1. AZR a.
Toelichting
Het AZR- berichtenverkeer is in 2015 adequaat 2. Declaratiebericht
De toetsing vindt plaats op basis van de administratie van het zorgkantoor over de eerste zes maanden van 2015.
a.
De declaratie is tijdig ingediend indien de declaratie voor het eind van de maand volgend op de maand waarin de zorg is geleverd, is ingediend.
b.
De declaratieberichten zijn tijdig aangeleverd
De declaratieberichten zijn juist aangeleverd
De toetsing vindt plaats op basis van administratie van het zorgkantoor over de zorgperiode januari tot en met mei 2015. Declaratieberichten zijn juist aangeleverd indien minder dan 5% is afgekeurd. De toetsing vindt plaats op basis van administratie van het zorgkantoor over de zorgperiode januari tot en met mei 2015.
3. Nacalculatie a.
b.
De nacalculatie (over het volledige volume) wijkt minder dan 1% of met een bedrag lager dan €100.000 af van de realisatie in de productiemonitor De onderbesteding in geld (over het volledige volume) bij de nacalculatie 2014 bedraagt minder dan 1% of betreft het een bedrag lager dan €100.000
Er moet voldoende aansluiting zijn tussen de realisatie in de productiemonitor en de feitelijk goedgekeurde productie zoals weergegeven in de nacalculatie. Het zorgkantoor toetst dit door de realisatie in de productiemonitor 2014 te vergelijken met de nacalculatie 2014. Er moet voldoende aansluiting zijn tussen de laatst gemaakte productieafspraak en de nacalculatie. Het zorgkantoor toetst dit aan de hand van het nacalculatieformulier 2014.
5
4. Informatieverstrekking a.
De informatie die wordt verstrekt aan de cliënt is duidelijk, volledig en actueel. Dat betekent dat de cliënt in ieder geval geïnformeerd wordt over het zorgaanbod, de financiële aspecten van de zorg (eigen bijdrage, tarieven voor aanvullende diensten), de klachtenprocedure, de wachttijden en de uitkomsten van cliënttevredenheidsonderzoeken
De informatie is voor iedereen beschikbaar, ongeacht of hieraan een specifieke zorgvraag vooraf gaat. De informatie bevat in ieder geval: - het zorgaanbod; - de kwaliteit van zorg; - de financiële aspecten van de zorg (eigen bijdrage); - de aanvullende diensten (en bijbehorende tarieven); - de klachtenprocedure; - de wachttijden. De toetsing vindt in juni 2015 plaats aan de hand van de website van de aanbieder.
5. Tijdigheid a.
De nacalculatie 2014 en het jaarverslag 2014 zijn tijdig aangeleverd
De aanbieder heeft de nacalculatie vóór 2 mei 2015 volledig aangeleverd bij het zorgkantoor. De nacalculatie wordt als onvolledig beschouwd wanneer ten minste één van de volgende onderdelen niet tijdig aangeleverd was: - definitieve opgave van de gerealiseerde productie; - kapitaallasten 2014; - overige nacalculeerbare onderdelen van 2014; - controleverklaring van de accountant. Daarnaast heeft de aanbieder het jaarverslag vóór 1 juni 2015 volledig gepubliceerd op jaarverslagenzorg.nl. Het jaarverslag wordt als onvolledig beschouwd wanneer ten minste één van de volgende onderdelen niet tijdig gepubliceerd was: - maatschappelijk verslag; - jaarrekening; - accountantsverklaring. Eventuele bezwaren zullen in elk geval worden afgewezen indien overschrijding van de deadline niet tijdig aan het zorgkantoor is gemeld. 6
6. Medewerkers a.
b.
Het percentage ziekteverzuim (excl. zwangerschapsverlof) van de aanbieder is lager dan of gelijk aan het landelijke gemiddelde
De aanbieder scoort op of boven het gemiddelde in de meest recente medewerkerstevredenheidsonderzoek.
Het zorgkantoor baseert de score op het jaarverslag 2014. Het landelijk gemiddelde wordt gebaseerd op de Vernet-cijfer. Het landelijk gemiddelde 2014 voor: - VV is 5,64%; - GZ is 5,02%; - GGZ is 4,83%. Het medewerkerstevredenheidsonderzoek dient minimaal één keer per twee jaar te worden uitgevoerd door een externe organisatie. De score wordt afgezet tegen het gemiddelde uit het meetinstrument. Het zorgkantoor toetst dit aan de hand van het jaarverslag 2014.
7. Transparantie Het zorgkantoor wordt goed op de hoogte gehouden van ontwikkelingen
Het zorgkantoor hecht veel waarde aan het samenwerken met aanbieders. Transparantie is daar een belangrijk onderdeel van. Voorbeelden van ontwikkelingen waar het zorgkantoor pro-actief en volledig over geïnformeerd wil worden zijn: - samenwerkingsafspraken; - plannen in de capaciteit / het vastgoed; - kwaliteitsmetingen en/of Inspectie-onderzoeken; - etc.
Bijlage - Geselecteerde vragen pijler 1 gehandicaptenzorg De volgende vragen uit pijler 1 worden meegenomen. De nummers verwijzen naar de nummering in het openbaar databestand. Thema 1: medezeggenschap 1.3 Geeft de cliënten- of verwantenraad advies op een voorgenomen besluit van de Raad van Bestuur op de verbeterplannen binnen uw organisatie? 7
1.4 Geeft de cliënten- of verwantenraad advies op een voorgenomen besluit van de Raad van Bestuur op de uitkomsten van het cliëntervaringsonderzoek binnen uw organisatie? 1.5 Kan de organisatie aantonen dat zij op ieder advies van de cliëntenraad heeft gereageerd en gemotiveerd heeft aangegeven als zij daarvan is afgeweken? Thema 2: klachten 2.3 Ontvangen cliënten en/of hun vertegenwoordigers systematisch op een voor hen begrijpelijke wijze, informatie over de klachtenregeling? Thema 3: vertrouwensregeling/vertrouwenspersoon 3.1 Beschikt uw organisatie over een vertrouwensregeling voor cliënten? 3.2 Heeft uw organisatie een vertrouwenspersoon voor cliënten? 3.4 Heeft uw organisatie de bevindingen en aanbevelingen van de vertrouwenspersoon in 2012 aantoonbaar in behandeling genomen? Thema 5: zorg- en ondersteuningsplan 5.1 Heeft uw organisatie de zorg- en ondersteuningsplansystematiek beschreven? 5.2 Wordt deze zorg- en ondersteuningsplansystematiek periodiek (volgens een intern vastgestelde frequentie) geëvalueerd en bijgesteld? Thema 6: Risico-inventarisatie 6.1 Heeft uw organisatie beleid opgesteld op het gebied van cliëntveiligheid? 6.2 Wordt dit beleid periodiek (volgens intern vastgestelde frequentie) geëvalueerd en bijgesteld? 6.3 Maakt het uitvoeren van een risico-inventarisatie op cliëntniveau (al dan niet bij een bepaalde doelgroep) onderdeel uit van uw beleid? 6.4 Maakt de risico-inventarisatie onderdeel uit van uw zorg- en ondersteuningsplansystematiek? 6.5 Heeft uw organisatie voor alle cliënten een risico- inventarisatie uitgevoerd? 6.6 Worden de uitkomsten van de risico-inventarisatie op cliëntniveau vastgelegd? Thema 7: registratie van incidenten 7.1 Heeft uw organisatie beleid opgesteld voor registratie en evaluatie van incidenten? 7.2 Wordt dit beleid periodiek (volgens intern vastgestelde frequentie) geëvalueerd en bijgesteld? 8
7.3 Heeft uw organisatie een systeem beschikbaar waarmee de prevalentie (het vóórkomen) van incidenten op cliëntniveau inzichtelijk is? 7.4 Kunt u aantonen dat de geregistreerde incidenten op organisatieniveau geanalyseerd worden? 7.6a Kunt u aantonen dat de geregistreerde incidenten op cliëntniveau geanalyseerd worden? Thema 8: vrijheidsbeperkende maatregelen 8.1 Heeft uw organisatie beleid opgesteld op het gebied van vrijheidsbeperkende maatregelen? 8.2 Wordt dit beleid periodiek (volgens intern vastgestelde frequentie) geëvalueerd en bijgesteld? 8.3 Heeft uw organisatie beleid opgesteld over het verminderen en voorkómen (preventie) van vrijheidsbeperkende maatregelen? 8.6 Kunt u aantonen dat u de verantwoordelijkheidstoedeling heeft geregeld bij het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen in het kader van de BOPZ? 8.7 Kunt u aantonen dat in uw organisatie de toegepaste vrijheidsbeperkende maatregelen in het kader van de BOPZ periodiek (volgens intern vastgestelde frequentie) worden geëvalueerd? Thema 9: medicatieveiligheid 9.2 Heeft uw organisatie beleid opgesteld op het gebied van medicatie? 9.3 Wordt dit beleid periodiek (volgens intern vastgestelde frequentie) geëvalueerd en bijgesteld? 9.4 Heeft uw organisatie een persoon of commissie aangesteld die verantwoordelijk is voor het medicatiebeleid? 9.5 Heeft u op cliëntniveau in het ondersteuningsplan beschreven voor welke onderdelen van de medicatie u verantwoordelijk bent? 9.6 Worden medicatiefouten conform beleid, binnen uw organisatie op cliëntniveau geregistreerd? 9.7a Kunt u aantonen dat in uw organisatie de geregistreerde medicatiefouten periodiek worden geëvalueerd op organisatieniveau? 9.7b Kunt u aantonen dat in uw organisatie de geregistreerde medicatiefouten periodiek worden geëvalueerd op cliëntniveau? 9.8a Kunt u aantonen dat er verbeteracties zijn uitgevoerd naar aanleiding van evaluatie van medicatiefouten op organisatieniveau? 9.8b Kunt u aantonen dat er verbeteracties zijn uitgevoerd naar aanleiding van evaluatie van medicatiefouten op organisatieniveau? Thema 10: (vermoeden van) seksueel misbruik 10.1 Heeft uw organisatie aantoonbaar beleid opgesteld op het gebied van seksualiteit en seksueel misbruik? 10.2 Wordt dit beleid periodiek (minimaal eens per 4 jaar) geëvalueerd? 10.3 Heeft uw organisatie in haar beleid opgenomen dat medewerkers, in dienst van uw organisatie, standaard een VOG-verklaring moeten overleggen? 9
10.5 Heeft uw organisatie in haar beleid opgenomen dat vrijwilligers van uw organisatie standaard een VOG-verklaring moeten overleggen? 10.7 Is in de zorg- en ondersteuningsplansystematiek van uw organisatie het onderwerp seksualiteit (lichaamsbeleving, intimiteit en seksualiteit) opgenomen?
10
Thema 11: kenmerken medewerkers 11.5 Is er binnen uw organisatie een scholingsbeleid waarin actief wordt ingespeeld op scholingsvragen en -behoeften van medewerkers? 11.8 Wordt bovengenoemd (scholings)beleid periodiek (volgens intern vastgestelde frequentie) geëvalueerd en bijgesteld? Thema 12: medewerkersonderzoek 12.1 Wordt in uw organisatie een medewerkersonderzoek uitgevoerd? 12.2 Hoe vaak voert u het medewerkersonderzoek uit?