Kwaliteit van het oppervlaktewater Indicatorgegevens Naam Definitie
Meeteenheid
Kwaliteit van het oppervlaktewater: zuurstofhuishouding en biologische kwaliteit Prati-index voor zuurstofverzadiging (PIO): evaluatie van de toestand van de fysico-chemische kwaliteit van de oppervlaktewateren via de parameter ‘opgeloste zuurstof’ (zuurstofhuishouding). Belgische Biotische Index (BBI): evaluatie van de toestand van de oppervlaktewaterkwaliteit, waarbij de waterlopen als biotoop worden benaderd (biologische kwaliteit). Prati-index voor zuurstofverzadiging (PIO) 0–1 niet verontreinigd >1-2 aanvaardbaar >2-4 matig verontreinigd >4–8 verontreinigd > 8 - 16 zwaar verontreinigd > 16 zeer zwaar verontreinigd Belgische Biotische index (enkel gehele getallen) 0 uiterst slechte kwaliteit/ zeer zwaar verontreinigd 1-2 zeer slechte kwaliteit/ zeer zwaar verontreinigd 3-4 slechte kwaliteit/ zwaar verontreinigd 5-6 matige kwaliteit/ verontreinigd 7-8 goede kwaliteit/weinig verontreinigd 9 - 10 zeer goede kwaliteit/ niet verontreinigd
Situering Beleidsdomein Bekommernis
Leefmilieu/Water Verbetering kwaliteit van het oppervlaktewater, integraal waterbeheer De zuurstofhuishouding geeft een beeld van de fysico-chemische kwaliteit van het oppervlaktewater. Deze index wordt namelijk ongunstig beïnvloed zowel bij zuurstofgebrek (ten gevolge van microbiële afbraak van verontreiniging) als bij zuurstofverzadiging (bij wierbloei van microscopische algen als gevolg van overaanbod aan nutriënten ook wel eutrofiëring genoemd). Het biologisch onderzoek evalueert de kwaliteit van de waterloop als biotoop aan de hand van de Belgische Biotische Index. Deze index is gestoeld op de aanwezigheid van ongewervelde waterdiertjes (macroinvertebraten). Als macro-invertebraten beschouwt men grotere met het blote oog waarneembare ongewervelden als insecten, weekdieren, kreeftachtigen, wormen, e.d. Daarbij speelt hun gevoeligheid voor verontreiniging en de diversiteit van de levensgemeenschap een belangrijke rol. De doelstellingen voor de fysico-chemische en biologische kwaliteit van het oppervlaktewater kaderen binnen het geheel van doelstellingen van een duurzaam lokaal waterbeleid. Duurzaam lokaal waterbeleid betreft de brongerichte en geïntegreerde aanpak m.b.t. het remediëren en voorkomen van wateroverlast, waterverontreiniging, verdroging, aantasting van het natuurlijk milieu van watersystemen en erosie. Om tot deze doelstelling te komen dient extra aandacht besteed te worden aan het vergroten van het maatschappelijk draagvlak voor watergebonden ingrepen, o.a. door een visuele en ruimtelijke integratie van water in de samenleving. Volgende operationele doelstellingen kunnen onderscheiden worden : maximale aanwending (gebruik, infiltratie, berging) aan de bron van hemelwater sanering afvalwater buitengebieden
Milieubarometer West-Vlaanderen 2013
Fiche ‘Kwaliteit van het oppervlaktewater’
pg.1/7
bewaken en verbeteren kwaliteit riolerings- en waterzuiveringsinfrastructuur beperken van gebruik van waterschadelijke producten (voorkomen van verontreiniging) beperken van diffuse verontreiniging, erosie en sedimenttransport naar de waterloop kwantitatief, kwalitatief en ecologisch duurzaam waterlopenbeheer (met inbegrip van grachten en andere watergebonden elementen) komen tot een duurzaam (drink)watergebruik Water Provinciebestuur verleent de milieuvergunningen in het bijzonder voor lozingen van afvalwater, oppompen van grondwater en waterzuiveringsinstallaties. Provincie coördineert de opmaak van de deelbekkenbeheerplannen. Beschermen van watervoorraden door het stimuleren van (projecten) rond duurzaam waterbeheer (beleidsdoelstelling nr. 16) Bron : Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2013 -
Relatie tot de SO Situering in het lokaal beleid
Provinciaal beleid/bron
Relatie tot het gewestelijke beleid Indicator op gewestelijk (1) Zuurstofhuishouding : geen niveau Biologische oppervlaktewaterkwaliteit : Percentage meetplaatsen van het oppervlaktewatermeetnet met een BBI-score van tenminste 7 (basiskwaliteitsnorm) Percentage van de goede meetplaatsen waar de biologische kwaliteit (BBI) niet is verslechterd, vergeleken op jaarbasis Percentage van alle meetplaatsen waar de biologische kwaliteit (BBI) niet is verslechterd, vergeleken op jaarbasis (2) Tegen 2021 heeft meer dan 50% van de oppervlaktewaterlichamen een goede kwalitatieve toestand. Tegen 2015 voldoet 79% van de oppervlaktewaterlichamen aan de norm van opgeloste zuurstof. Tegen 2015 voldoet 27% van de oppervlaktewaterlichamen aan de norm voor stikstof. Beleidsdoelstelling op gewestelijk niveau
(1) Zuurstofhuishouding : geen Biologische oppervlaktewaterkwaliteit : Aantal meetplaatsen dat voldoet aan de biologische kwaliteitsnorm verhogen tot 40%. De biologische kwaliteit van de meetplaatsen mag niet verslechteren (2) In 2021 hebben de meeste Vlaamse oppervlaktewaterlichamen een goede toestand bereikt. In 2015 zijn alle kwaliteitsaspecten van het watersysteem verder verbeterd : - Het aandeel oppervlaktewaterlichamen met een goede biologische kwaliteit is toegenomen. - Het aandeel oppervlaktewaterlichamen met een goede fysischchemische kwaliteit is toegenomen.
Bron
Data Dataleverancier
(1) Vlaams Milieubeleidsplan 2003-2007, geactualiseerd voor de periode 2008-2010 (2) Mina-plan 4 (2011-2015)
Primaire databron: Resultaten van het meetnet oppervlaktewater: VMM Secundaire databron: VMM centraliseert en coördineert de gegevensverzameling en is
Milieubarometer West-Vlaanderen 2013
Fiche ‘Kwaliteit van het oppervlaktewater’
pg.2/7
verantwoordelijk voor de verwerking. De VMM bezorgt jaarlijks alle resultaten van het oppervlaktewatermeetnet aan het provinciebestuur.
Vergelijkbaarheid in de tijd en ruimte
Het provinciebestuur vraagt jaarlijks de volledige databank op aan de VMM. Met deze databank worden alle evoluties herberekend. Door de EU-kaderrichtlijn Water en het decreet integraal waterbeleid worden nieuwe doelstellingen (Mina-plan 4 2011-2015) voor de oppervlaktewaterlichamen geformuleerd. Bij de nieuwe doelstellingen horen nieuwe indicatoren maar ook andere parameters/indexen. Zo wordt voor de biologische kwaliteit niet meer de BBI gehanteerd maar wel de MMIF ( Multimetrische Macro-invertebratenindex). Voor de fysico-chemische kwaliteit wordt niet de PIO gehanteerd maar wel de parameters opgeloste zuurstof, totaal stikstof, …. Zuurstofhuishouding In principe is de PIO gebaseerd op 12 schepmonsters per jaar wat de beïnvloeding door uitzonderlijke weersomstandigheden, calamiteiten en overstort verminderd. De statistieken bestaan over het algemeen lang genoeg om evoluties in de tijd aan te duiden. Toch moet rekening gehouden worden met dikwijls een zeer beperkt aantal VMMmeetpunten per gemeente, die daarenboven niet jaarlijks worden bemonsterd, vooraleer men besluiten trekt uit de evolutie van de gemiddelden per gemeente. Dataverzameling en -verwerking wordt door VMM georganiseerd en gecontroleerd, wat vergelijking tussen de meetpunten in principe perfect mogelijk maakt. Toch moet rekening gehouden worden met volgende factoren vooraleer gemeenten met elkaar te vergelijken: daar waar geen grote veranderingen worden verwacht wordt niet jaarlijks de serie monsters genomen, bvb. stroomopwaarts en afwaarts een zuiveringsstation worden wél jaarlijks de 12 metingen uitgevoerd het al dan niet gesitueerd zijn van meetpunten nabij een lozingsbron (knelpunt) dezelfde immissievracht (en de weerslag op PIO en BBI) is veel erger in een waterloop met een klein debiet (vb een ecologisch waardevol beekje) dan in een grote waterloop. Biologische waterkwaliteit Hoewel in principe gebaseerd op één monsterneming per jaar (mogelijke beïnvloeding door weersomstandigheden, calamiteiten en overstort) geeft de BBI een terugblik in de tijd en evalueert ze de biotoopkwaliteit over een ruimere tijdsspanne. De statistieken bestaan over het algemeen lang genoeg om evoluties in de tijd aan te duiden. Dataverzameling en -verwerking wordt door VMM georganiseerd en gecontroleerd, wat vergelijking tussen de meetpunten in principe perfect mogelijk maakt. Toch moet men erg voorzichtig zijn met het werken met gemiddelden per gemeente en vergelijkingen tussen gemeenten o.m. omwille van plaatselijke omstandigheden: dikwijls een zeer beperkt aantal VMM-meetpunten per gemeente, die daarenboven niet jaarlijks worden bemonsterd; het al dan niet gesitueerd zijn van meetpunten nabij een lozingsbron (knelpunt); de BBI is een index ontwikkeld op zoet water en zal in een zilt milieu bij gelijke verontreinigingsgraad lager zijn dan in een zoetwatermilieu; dezelfde immissievracht (en de weerslag op PIO en BBI) is veel erger in een waterloop met een klein debiet (vb een ecologisch waardevol beekje) dan in een grote waterloop.
Milieubarometer West-Vlaanderen 2013
Fiche ‘Kwaliteit van het oppervlaktewater’
pg.3/7
Als vuistregel geldt dat een verschil in BBI tussen twee meetpunten als relevant mag worden beschouwd wanneer deze minimum 2 eenheden bedraagt.
Validiteit
Vergelijking in de tijd Om de evolutie weer te geven in de tijd wordt bij de data de procentuele verdeling van de klassen weergegeven. Dit is natuurlijk afhankelijk van het aantal meetplaatsen dat in een bepaald jaar bemonsterd werden. Voor de PIO varieert het aantal meetplaatsen in de periode 1990-2012 tussen 205 (1996) en 491 (2006). Voor de BBI varieert dit tussen 70 (2009) en 297 (2003). Enige voorzichtigheid bij de interpretatie van de resultaten is dan ook noodzakelijk. Verontreiniging vormt de voornaamste bedreiging voor de kwaliteit van het Vlaamse oppervlaktewater. Vele menselijke activiteiten – huishoudelijke en economische in het bijzonder - oefenen rechtstreeks of onrechtstreeks druk uit op de kwaliteit van het oppervlaktewater. Naast de verontreinigingen sensu stricto die een chemische kwaliteitsvermindering veroorzaken in het oppervlaktewater en de waterbodem, is ook de fysische verstoring zoals rechttrekkingen en het aanbrengen van oeververstevigingen, scheepvaart, visserij en watersport van het aquatisch ecosysteem dikwijls erg belangrijk. Uit de PIO kan worden afgeleid waar immissiebronnen organisch beladen afvalwater aanvoeren (overstorten, rioolmonden, ongezuiverde bedrijfslozingen,…), maar de PIO zegt niets over bvb. zware metalen. In immissiebronnen wordt via BBI geen inzicht verkregen. Voorgenoemde structuurveranderingen van de waterlopen zullen op termijn wel een weerslag vinden in de BBI.
Complementaire indicatoren Rapporteringfrequentie Nulmeting
Laatste rapportering
andere fysisch-chemische parameters: nutriënten, zwevende stoffen, zware metalen, bestrijdingsmiddelen, … waterbodemkwaliteit emissies per sector Jaarlijks PIO : 1990 BBI: 2001 –Er werd geopteerd voor het jaar 2001 omdat in het Minaplan 3 dit jaar als referentiejaar wordt beschouwd bij de beoordeling van biologische waterkwaliteit. 2012
Milieubarometer West-Vlaanderen 2013
Fiche ‘Kwaliteit van het oppervlaktewater’
pg.4/7
Feitelijke data : De beide indicatoren kunnen niet met elkaar vergeleken worden in de tijd gezien niet elk jaar dezelfde meetplaatsen bemonsterd worden. Evolutie van de Prati-index voor zuurstofverzadiging volgens de verdeling in kwaliteitsklassen in de provincie West-Vlaanderen in de periode 1990-2012 klasse 1 (PIO<=1): niet verontreinigd
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
klasse 2 (1
16): zeer zwaar verontreinigd
Evolutie van de Belgische Biotische Index volgens de verdeling in kwaliteitsklassen in de provincie West-Vlaanderen in de periode 2001-2012
Toelichting
Prati-index voor zuurstofverzadiging In 2012 was van de (384 bemonsterde) meetpunten in WestVlaanderen : 0 % zwaar verontreinigd 10 % verontreinigd 61% matig verontreinigd 24% aanvaardbaar 5 % niet verontreinigd
Milieubarometer West-Vlaanderen 2013
Fiche ‘Kwaliteit van het oppervlaktewater’
pg.5/7
In vergelijking met 2011 wordt een serieuze verbetering vastgesteld. Uit de grafiek kan ook afgeleid worden dat vanaf 2001 een geleidelijke achteruitgang van de fysico-chemische kwaliteit van het oppervlaktewater zich voordeed. Vanaf 2005 is er een verbetering merkbaar. 2009 en 2011 zijn jaren met slechte analyseresultaten. De resultaten van 2012 zijn de beste van de tijdsreeks Uit de evolutie van de kwaliteitsklassen in de periode 1990-2012 komt naar voor dat het aandeel van de klasses 4–5-6 (verontreinigd tot zwaar verontreinigd) afneemt ten voordele van de klasses 1-2-3 (niet verontreinigd tot matig verontreinigd). In cijfers uitgedrukt dalen de klasses 4-5-6 van 75% naar 10% en stijgen de klasses 1-2-3 van 25% naar 90%. De grootste daling doet zich voor in klasse 5 (verontreinigd) en de grootste stijging in klasse 3 (matig verontreinigd). Het aandeel niet verontreinigde meetpunten blijft laag, 5% in 2012. Belgische Biotische Index In 2012 was van de (88 bemonsterde) meetpunten in West-Vlaanderen : 9% zeer zwaar verontreinigd 18 % zwaar verontreinigd 49 % verontreinigd 20 % weinig verontreinigd 3 % niet verontreinigd 24% van de meetpunten voldeed aan de norm van BBI=7. In vergelijking met 2011 wordt een verbetering vastgesteld. Bij de interpretatie van de resultaten dient wel opgemerkt te worden dat in 2001 (nulmeting) 203 meetplaatsen bemonsterd werden terwijl de laatste jaren er heel wat minder meetpunten werden bestudeerd (nl. 88 in 2012, 83 in 2011, 70 in 2009 en 74 in 2008). Tussen de verschillende klasses doen zich verschuivingen voor maar deze zijn beperkt. De grootste verschuiving doet zich voor in de klasse zeer zwaar verontreinigd waar een daling genoteerd wordt in de periode 2001-2012 van 11 %. Interpretatie van de gegevens Vergelijking met Er zijn geen doelstellingen meer geformuleerd in het Mina-plan 4 noch doelstellingen voor PIO, noch voor BBI. Verklaring
De oppervlaktewaterkwaliteit in West-Vlaanderen in 2012 vertoont zowel voor de PIO als voor de BBI een verbetering ten opzichte van 2011. De trage verbetering van de waterkwaliteit is onder meer toe te schrijven aan de toenemende impact van overstorten, de sterk aangetaste structuurkwaliteit van vele waterlopen en de slechte kwaliteit van de waterbodems. Niettemin wordt ook verder ingezet op de uitbreiding en verbetering van de openbare waterzuiveringsinfrastructuur. Over het algemeen kan gesteld worden dat de verbetering van de PIO ‘vlotter’ verloopt dan de verbetering van de BBI. Dit is hoofdzakelijk te wijten aan het feit dat door het inzetten van verschillende instrumenten waardoor de lozingsbronnen gesaneerd of weggenomen worden. Deze maatregel heeft blijkbaar weinig of een vertraagde invloed op de BBI.
Milieubarometer West-Vlaanderen 2013
Fiche ‘Kwaliteit van het oppervlaktewater’
pg.6/7
Knelpuntenanalyse Oplossing
Administratief Naam Contactgegevens
Datum
Zie boven Om de BBI te doen verbeteren is niet enkel het verwijderen van lozingspunten (ondermeer ook overstorten) noodzakelijk maar moeten ook diffuse bronnen bekeken worden en dient de waterloop en zijn vallei integraal aangepakt worden (ecologisch, waterbodem, structuurkenmerken, bv. hermeandering het vrijwaren van buffergebieden, het voorzien van brede en ecologisch verantwoord beheerde rivierbermen, het aanleggen van functionele bufferbekkens, …).
Elly Debever Provinciehuis Boeverbos Koning Leopold III-laan 41 8200 Sint-Andries tel 050 40 31 11 – fax 050 40 03 03 [email protected] ontwerpversie : 21-02-2014 definitieve versie : 21-02-2014 printversie: 13-03-14
Milieubarometer West-Vlaanderen 2013
Fiche ‘Kwaliteit van het oppervlaktewater’
pg.7/7