Toelichting bij het invullen van de staat Organisatie en risico’s Deze toelichting heeft betrekking op de gewijzigde opzet van deze staat.
De Nederlandsche Bank 17 december 2013
Inhoudsopgave 1.
Inleiding......................................................................................................................................3
2.
Onderdeel organisatie (VSJ130) ..................................................................................................3
3.
Onderdeel scenarioanalyses (VSJ131) .........................................................................................4 3.1
Renterisico ..........................................................................................................................6
3.2
Aandelenrisico.....................................................................................................................6
3.3
Vastgoedrisico .....................................................................................................................6
3.4
Kredietrisico ........................................................................................................................6
3.5
Tegenpartijkredietrisico .......................................................................................................6
3.6
Kortlevenrisico ....................................................................................................................6
3.7
Langlevenrisico ...................................................................................................................6
3.8
Kostenrisico ........................................................................................................................7
3.9
Valutarisico .........................................................................................................................7
3.10
Invaliditeitsrisico .................................................................................................................7
3.11
Catastroferisico Leven .........................................................................................................7
3.12
Inflatierisico ........................................................................................................................7
3.13
Premie- en schadevoorzieningrisico (Schade en Zorg)..........................................................8
3.14
Catastroferisico (Schade en Zorg) ........................................................................................9
4.
Onderdeel beleggingen (VSJ132) ................................................................................................9
5.
Onderdeel nieuwe productie LEVENsverzekeringen (VSJ133) .................................................. 12
2
1.
INLEIDING
De verzekeraar wordt in de staat Organisatie en risico’s gevraagd naar een aantal algemene aspecten van de organisatie en naar de uitkomsten van scenarioanalyses van risico’s die de solvabiliteit van de verzekeraar in gevaar kunnen brengen. Daarnaast wordt de verzekeraar gevraagd naar aanvullende informatie over de aard van de beleggingen en de nieuwe productie van levensverzekeringen. Deze toelichting is gebaseerd op de Regeling theoretisch solvabiliteitscriterium levensverzekeraars Wft en de technische uitwerking van de staat Organisatie en Risico in e-Line. De aangepaste staat Organisatie en risico’s vervangt specifiek de voormalige staten VSJ135 en het onderdeel ‘Beleggingen’ in VSJ136. De bestaande staten/onderdelen met statistische gegevens specifiek voor schadeverzekeraars (VSJ135S, VSJ135S1 en VSJ135S2) blijven ongewijzigd bestaan. De aangepaste staat O&R bevat de volgende formulieren: - VSJ130 Organisatie; - VSJ131 Scenarioanalyses; - VSJ132 Beleggingen; - VSJ133 Nieuwe productie leven; en - VSJ134 Concentratierisico en exposure stormportefeuille. De formulieren worden hieronder nader toegelicht, behalve het laatstgenoemde formulier omdat dit al een bestaand formulier is dat inhoudelijk niet is gewijzigd. De (kwalitatieve) onderdelen met betrekking tot de strategie (missie, marktsegment en SWOT) en de risicobeheersing vormen voortaan onderdeel van de nieuwe staat Eigen Risico Beoordeling (ERB). Deze staat kent een andere (uiterste) datum waarop deze ingediend moet worden. 2.
ONDERDEEL ORGANISATIE (VSJ130)
Organisatie Groepsstructuur (wereldwijd) Hier wordt een toelichting gevraagd op zowel de juridische als organische structuur van de groep waarvan de verzekeraar onderdeel uitmaakt. Dit kan in de vorm van een tekstuele toelichting en/of in de vorm van een organogram. Transacties met verbonden partijen Voor het begrip ‘verbonden partijen’ wordt verwezen naar het Burgerlijk Wetboek, dan wel IAS 24. Bestuurders en interne toezichthouders - Onder “overige dagelijkse beleidsbepalers” wordt verstaan personen die geen statutaire directie/bestuurslid zijn maar wel door DNB zijn getoetst als dagelijks beleidsbepaler; - “Interne toezichthouders” zijn door DNB getoetste mede-beleidsbepalers zoals commissarissen en leden van het bestuur van een onderlinge waarborgmaatschappij; - “Wettelijke vertegenwoordigers” voor Nederlandse bijkantoren zijn personen die op grond van de Wft zijn benoemd voor bijkantoren van verzekeraars die statutair zijn gevestigd buiten de Europese Unie. Overzicht andere functies interne toezichthouder/bestuurders - Met functies wordt bedoeld zowel betaalde als onbetaalde functies in andere organisaties dan de onder toezicht staande verzekeraar (niet verzekeringsmoeder of andere groepsmaatschappijen). 3
Corporate Governance Corporate Governance staat voor het besturen en beheersen van organisaties alsmede het toezicht daarop. Een aantal aspecten dat hierbij een rol speelt zijn het nemen van verantwoordelijkheid, interne beheersing, het afleggen van verantwoording, integriteit en transparantie. Toegelicht moet worden: - welke Corporate Governance organen zijn aanwezig (RvC, RvB, directie, audit commissie, remuneratiecommissie, anders); - (indien van toepassing) welke Corporate Governance standaarden worden toegepast: de nationale of internationale Corporate Governance standaarden (Tabaksblat, Health Insurance Governance, Sarbanes-Oxley); - interne (gedrags-)code op bestuur/directieniveau en/of overige personeelsleden, hoe deze bekend wordt gemaakt en hoe de naleving van deze code wordt gewaarborgd; - hoe is gewaarborgd dat relevante wet- en regelgeving wordt nageleefd en of er in het boekjaar overtredingen van wet- of regelgeving zijn gesignaleerd; - is er een interne accountantsdienst (IAD) aanwezig, zo ja, welke plaats vervult de IAD organisatie, aan wie rapporteert de IAD en welke functie vervult de IAD in het boekjaar (financial of operationele audit, naleving compliance). Fiscale risico’s Met betrekking tot de fiscale risico’s (tabel 6.6) dienen de gestelde vragen, voor zover daar sprake van is, altijd te worden beantwoord voor de fiscale eenheid als geheel. De meeste verzekeraars zullen deze gegevens ontlenen aan (interne) risk management sturingsinformatie.
3.
ONDERDEEL SCENARIOANALYSES (VSJ131)
De scenarioanalyses – voor zover van toepassing - dienen door alle rapporterende/vergunning houdende verzekeraars te worden ingevuld. Omdat een aantal algemene uitgangspunten en scenario’s voor de berekening van het theoretisch solvabiliteitscriterium (hierna: TSC) ook van toepassing zijn voor alle andere verzekeraars, vormt de ‘Regeling theoretisch solvabiliteitscriterium Wft’ (hierna: de Regeling) waarin deze beschreven staan een integraal onderdeel van deze toelichting op de staat O&R en zal in deze toelichting regelmatig verwezen worden naar onderdelen/artikelen van de Regeling. Balans De initiële balans (met de waarden waarop vervolgens de diverse scenario’s worden toegepast) wordt opgesteld uit de staat Balans (VSJ010) onder toepassing van het doorkijkprincipe. Dat wil zeggen dat de rubricering van posten plaatsvindt op basis van de aard van de onderliggende waarden (zie ook artikel 3 van de Regeling). Deze aard bepaalt welke scenario’s van toepassing zijn. Voor zover dit leidt tot een herrubricering van balansposten zal dit moeten blijken uit de bij het onderdeel Beleggingen opgenomen specificaties: deze specificaties geven inzicht in de aansluiting tussen de balans (VSJ010) en de initiële balans in deze staat (op doorkijkprincipe). Technische voorzieningen/overlopende acquisitiekosten (regels 2.1.5 en 2.2.5): als er sprake is van overlopende acquisitiekosten die (zelfstandig) zijn opgenomen op de actiefzijde van de balans en die bij de toereikendheidstoets moeten worden betrokken door ze op te voeren onder de “Andere technische voorzieningen/waarden die betrokken zijn bij de toets”, dan dienen deze bedragen (positief) opgenomen te worden op regel 1.1.2 van de initiële balans en op de regels 2.1.5 en 2.2.5 bij de technische voorzieningen in de kolom ‘Toereikendheidstoets’.
4
Samenvatting berekening TSC (alleen Leven) De scenarioanalyses zoals beschreven in de paragrafen 3.1 t/m 3.8 van deze toelichting maken onderdeel uit van de berekening van het TSC voor levensverzekeraars. De uitkomsten van deze scenario’s worden ter berekening van het TSC in een samenvatting gepresenteerd en dienen te worden geaggregeerd met gebruikmaking van de voorgeschreven correlatietabel: zie artikel 20 van de Regeling. Voor een toelichting op de berekening van de drie volgende correcties op totaalniveau – het verliesabsorberend effect van de technische voorzieningen (artikel 4), de correctie i.v.m. dubbeltelling van de niet-betrokken meerwaarden (artikel 2, lid 2) en het verliesabsorberend effect van de uitgestelde belastingen (artikel 5) – verwijzen wij u naar de Regeling. Al deze correcties dienen als een positief bedrag te worden ingevoerd, waarbij de eerste en de laatste in mindering worden gebracht op de uitkomst (standaardaftrekposten, aangeven met een (-) achter het bedrag). De in te vullen correctie i.v.m. de dubbeltelling van niet-betrokken meerwaarden wordt berekend door het positieve verschil te nemen tussen de uitkomst van de berekening indien de meerwaarden wel betrokken zijn in de berekening en de uitkomst van de oorspronkelijke berekening. De levensverzekeraar dient een (eventuele) dubbeltelling van de aanvulling tot de gegarandeerde afkoopwaarden in de toereikendheidstoets nader toe te lichten: zie artikel 2, lid 3 van de Regeling. Scenarioanalyses Bij elk scenario dient u onder ‘Activa’ en ‘Passiva’ alleen die waarden te vermelden die aan het desbetreffende scenario worden blootgesteld. De waarden na schok zijn exclusief de effecten van een eventueel verliesabsorberend vermogen van belastingen (NB: dit wordt op totaalniveau gecorrigeerd, zie artikel 5 van de Regeling). Indien in de toereikendheidstoets een specifieke voorziening is opgenomen voor toekomstige winstdelingen (= de post ‘beste schatting toekomstige winstdelingen’ op de initiële balans) die bij het optreden van bepaalde risico’s in een bepaalde mate verliesabsorberend zijn, dan mag hier in de berekening van de scenarioanalyses rekening mee worden gehouden (zie artikel 4 van de Regeling). Als er geen sprake is van een verliesabsorberend vermogen van de technische voorzieningen dan dienen in de kolommen van de waarden ná de schok de bedragen exclusief en inclusief dit effect toch beide ingevuld te worden en aan elkaar gelijk te zijn. Voor de berekening van de uitkomsten van scenarioanalyses mogen bestaande risico mitigerende instrumenten meegenomen worden voor zover ingeschat is dat deze effectief en werkzaam zijn en het resulterende restrisico (zie artikel 6, lid 1 van de Regeling) niet materieel is. Voorgenomen maatregelen die betrekking hebben op toekomstige risico mitigerende instrumenten mogen worden meegenomen voor zover deze realistisch zijn en aantoonbaar voortvloeien uit de reguliere bedrijfsvoering en het gevoerde risicobeheer of afdekkingsbeleid (de zogenaamde ‘rolling hedge programmes’). Hierbij moet wel rekening worden gehouden met het feit dat de schokken onmiddellijk zijn en dat de onmiddellijke gevolgen daarvan niet ondervangen kunnen worden met managementacties. De scenario’s voor marktrisico (renterisico, aandelenrisico, vastgoedrisico, kredietrisico, tegenpartijkredietrisico en het valutarisico) zijn van toepassing voor alle verzekeraars. De verzekeringstechnische risico’s Leven (kortleven, langleven, invaliditeit, kosten, catastrofe en inflatie) zijn van toepassing voor levens- en natura-uitvaartverzekeraars en voor schadeverzekeraars met technische voorzieningen die verplicht gecertificeerd moeten worden (met levenmethodiek). De verzekeringstechnische risico’s Schade (premie- en schadevoorzieningrisico en catastroferisico) 5
zijn van toepassing voor schade- en zorgverzekeraars. 3.1
Renterisico
Voor een toelichting op het scenario: zie artikel 9 van de Regeling. Het doel van het overzicht van de kasstromen is om inzicht te krijgen in de omvang van de kasstromen van zowel de beleggingen als de verplichtingen per tijdvak. Daartoe dient u deze (niet-gedisconteerde) kasstromen te verdelen over de toekomstige tijdvakken van elk vijf jaar. In de kolom ‘Derivaten’ vult u in de geschatte kasstromen bij de in de toereikendheidstoets gebruikte rentetermijnstructuur. 3.2
Aandelenrisico
Voor een toelichting op de scenario’s voor aandelen en deelnemingen: zie artikelen 10 en 11 van de Regeling. Aandelenrisico A: risico van aandelen genoteerd op gereglementeerde markten in de Europese Economische Ruimte (EER) of in OESO-landen (= type A). Aandelenrisico B: risico van aandelen in opkomende landen, niet-beursgenoteerde aandelen, van hedgefondsen, grondstoffen en van andere soortgelijke waarden niet bedoeld in vorige zin (= type B). Strategische deelnemingen: zie artikel 11 van de Regeling. 3.3
Vastgoedrisico
Voor een toelichting op het scenario: zie artikel 12 van de Regeling. 3.4
Kredietrisico
Voor een toelichting op het scenario: zie artikel 13 van de Regeling. 3.5
Tegenpartijkredietrisico
Voor een toelichting op het scenario: zie artikel 14 t/m 16 van de Regeling. Voor dit risico wordt een tweedeling gemaakt tussen type 1 contracten en type 2 contracten. De uitkomsten van de bijbehorende berekeningen dienen hier als positief getal te worden ingevuld. NB: het scenario voor tegenpartijkredietrisico geldt slechts voor een beperkt aantal en expliciet met name genoemde (beleggings-)instrumenten. Voor alle andere beleggingen/beleggingsinstrumenten valt het kredietrisico onder 3.4 Kredietrisico. 3.6
Kortlevenrisico
Voor een toelichting op het scenario: zie artikel 17 van de Regeling. 3.7
Langlevenrisico
Voor een toelichting op het scenario: zie artikel 18 van de Regeling.
6
3.8
Kostenrisico
Voor een toelichting op het scenario: zie artikel 19 van de Regeling. 3.9
Valutarisico
Valutarisico vloeit voort uit veranderingen in het niveau of de volatiliteit van wisselkoersen. Dit risico kan de waarde beïnvloeden van beleggingen, verplichtingen en beleggingen in verbonden ondernemingen. De lokale valuta is de euro, de valuta waarin de verzekeraar zijn jaarrekening opstelt. Alle andere valuta worden aangeduid als buitenlandse valuta. Voor elke relevante buitenlandse valuta moet de valutapositie elke investering in een buitenlands beleggingsinstrument omvatten waar het valutarisico niet (of niet volledig) gehedged is. Dit vanwege het feit dat de scenario’s voor rente, aandelen, krediet, tegenpartijkrediet en vastgoed geen rekening houden met valutarisico. Hetzelfde geldt voor mogelijke verplichtingen in buitenlandse valuta’s waar het valutarisico niet (of niet volledig) gehedged is. Het effect per buitenlandse valuta op de aanwezige solvabiliteitsmarge is gelijk aan de uitkomst die leidt tot de grootste verslechtering van de aanwezige solvabiliteitsmarge van onderstaande scenario’s: - een onmiddellijke stijging van 25% van de buitenlandse valuta ten opzichte van de euro; - een onmiddellijke daling van 25% van de buitenlandse valuta ten opzichte van de euro. Voor elke buitenlandse valuta wordt de uitkomst van bovenstaande scenario’s berekend. De totale uitkomst van het valutarisico is dan de som van die afzonderlijke uitkomsten over al deze valuta. 3.10
Invaliditeitsrisico
Invaliditeits- en morbiditeitsrisico is het risico van verliezen, of ongunstige veranderingen in de waarde van verzekeringsverplichtingen, als gevolg van veranderingen in niveau, de trend of de volatiliteit van invaliditeits- en morbiditeitscijfers. Het voorgeschreven scenario bestaat uit zowel een stijging van de invaliditeitskansen als een daling van de revalidatie-/reactiveringskansen: - een stijging van de invaliditeitskansen voor het komende jaar met 35%, in combinatie met - een permanente toename met 25% (t.o.v. de veronderstellingen in de verwachtingswaarde) van de invaliditeitskansen voor elke leeftijd in de volgende jaren - plus, indien van toepassing, een permanente daling met 20% van de herstelpercentages voor invaliditeit. 3.11
Catastroferisico Leven
Het onderdeel catastroferisico leven beperkt zich tot polissen die zijn blootgesteld aan het kortlevenrisico, dat wil zeggen polissen waarvoor een toename van de sterfte leidt tot een toename van de uitkomst van de toereikendheidstoets. Het scenario bestaat uit een absolute toename van het percentage verzekerden dat in het komend jaar overlijdt met 1,5 per 1.000. 3.12
Inflatierisico
In geval van verzekeringsverplichtingen waarbij de toekomstige uitkering afhankelijk is van inflatieontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld voor natura-uitvaartverplichtingen in de vorm van zuivere pakketverzekeringen en collectieve pensioencontracten met pensioenuitkeringen gekoppeld aan loon7
of prijsindexaties, kan sprake zijn van een inflatierisico. Voor dit type contracten wordt het inflatierisicoscenario gedefinieerd als een toename van de inflatie met 1% per jaar boven het verwachte niveau in de berekeningen van de toereikendheidstoets. Voor polissen met aanpasbare premies of uitkeringen moet rekening worden gehouden met realistische managementacties met betrekking tot deze opslagen. 3.13
Premie- en schadevoorzieningrisico (Schade en Zorg)
Het premierisico heeft betrekking op de komende periode en betreft het risico dat de premies (met inbegrip van de premievoorzieningen) onvoldoende kunnen blijken te zijn. Het schadevoorzieningsrisico betreft het risico dat de schadevoorzieningen (op basis van de verwachtingswaarde) onvoldoende kunnen blijken te zijn en heeft derhalve in essentie betrekking op een verstreken risicoperiode. De vermenigvuldiging van een indicator voor het volume van de activiteit met een indicator voor de volatiliteit van de activiteit geeft inzicht in de financiële gevolgen van het optreden van de hierboven genoemde verzekeringstechnische risico’s. De indicatoren voor de volatiliteit van een activiteit (per branche of branchegroep) kunnen worden ontleend aan eigen ervaringscijfers of er kan gebruik worden gemaakt van Europese ervaringscijfers (zie bijvoorbeeld de actuele tabellen van Solvency II). Voor het premierisico bestaat de volume-indicator uit het bedrag van de (verwachte) verdiende premies eigen rekening voor het komende jaar/in de komende contractperiode. In de kolom ‘Volume premie’ dient te worden ingevuld het totaal aan premie dat in de contractperiode zal worden ontvangen. Voor een 1-jarig schadecontract betreft dit de jaarpremie, voor meerjarige contracten waarbij de premie over de volledige duur vastligt betreft dit het totaal aan te ontvangen premies over de gehele contractduur. Voor de basiszorgverzekering wordt onder ‘volume premie’ verstaan de raming voor het komende verzekeringsjaar van alle verdiende premie-inkomsten, exclusief bijdragen vanuit het Zorgvereveningsfonds, die betrekking hebben op de basisverzekering inclusief bijbehorende opslagen en/of kortingen. Indien de wanbetalersregeling van toepassing is, kan hier ook de afboeking wanbetalers worden afgetrokken en de compensatie wanbetalers worden toegevoegd. Voor het schadevoorzieningrisico wordt de volume-indicator gevormd door de verwachtingswaarde (beste schatting) van de schadevoorziening, na aftrek van het aandeel herverzekering in de technische voorzieningen. Voor zover een schadeverzekeraar de technische voorzieningen op kwantitatieve basis toetst in de toereikendheidstoets kan in de kolom ‘Volume schadevoorziening’ de berekende beste schatting eigen rekening worden opgenomen. Dit dient dan overeen te komen met hetgeen in de staat Toereikendheidstoets (VSJ160S) in de kolom “Verwachtingswaarde van de voorziening o.b.v. schadestatistiek/ Voorziening Schaden” is gerapporteerd. In geval van een kwalitatieve toetsing van de technische voorzieningen kan in de kolom “Volume Schadevoorziening” de balanswaarde of een daaraan gerelateerde waarde worden opgevoerd. Dit laatste kan bijvoorbeeld door op basis van een gemiddelde van de schade-uitloopstatistiek over de laatste jaren een correctiefactor te bepalen en vervolgens de balanswaarde van de huidige technische voorziening schade met deze factor te vermenigvuldigen (voorbeeld: als er gemiddeld over de laatste 5 jaren jaarlijks 20% is vrijgevallen uit de schadevoorziening, dan kan de beste schatting worden berekend als 80% van die schadevoorziening). In het geval dat een dergelijk soort benadering is toegepast, dient de gehanteerde methodiek nader te worden toegelicht.
8
3.14
Catastroferisico (Schade en Zorg)
De verzekeraar stelt voor elke dekking (natuurlijke catastrofes) en rapportagegroep (overige catastrofes) een eigen catastrofescenario vast dat rekening houdt met de eigen producten en samenstelling van de portefeuille. Voor deze scenario’s kan geput worden uit eigen ervaringen of aansluiting worden gezocht bij scenario’s zoals die onder Solvency II in de standaardformule zullen worden gehanteerd. Op basis van de dekkingen en producten wordt eerst de te verwachten bruto schadelast (exposure) van het scenario vastgesteld (dus vóór aftrek uit hoofde van het herverzekeringsprogramma) en daarna de netto te verwachten schadelast (na aftrek van vorderingen op grond van het herverzekeringsprogramma). Bij de bepaling van de risicomitigatie kunnen de reïnstatement premies en gederfde winstcommissie buiten beschouwing worden gelaten. De gehanteerde scenario’s met bijbehorende argumentatie moeten worden toegelicht in het daarvoor bestemde toelichtingsveld. NB: voor een goede beoordeling van deze uitkomsten is tevens vereist dat zowel de facultatieve risico’s van de schadeportefeuille in deze staat (VSJ135S) als het herverzekeringsprogramma in de staat Herverzekering Schade (VSJ140S) volledig en adequaat zijn gerapporteerd. 3.15 Rentetermijnstructuur Deze rubriek vraagt informatie over de rentetermijnstructuur die wordt gebruikt in de berekeningen van de toereikendheidstoets. Deze informatie dient ook te worden ingevuld als er sprake is van gedisconteerde technische voorzieningen in geval van schadeverzekeringen.
4.
ONDERDEEL BELEGGINGEN (VSJ132)
Algemeen De initiële balans in deze staat kent een andere rubricering dan de balans uitgevraagd in de staat Balans (VSJ010). De initiële balans geeft inzicht in de economische risico’s welke de verzekeraar loopt. Daarbij is onder andere het doorkijken naar de onderliggende risico’s relevant. De specificaties van het onderdeel Beleggingen zijn bedoeld om de plausibiliteit te kunnen beoordelen van: - een juiste toepassing van het doorkijkprincipe (i.v.m. herrubricering van balansposten) - de bedragen die opgevoerd worden bij de activa en passiva die aan de diverse scenario’s bloot worden gesteld (dus of de juiste activa en passiva worden geschokt bij een bepaald scenario) - de uitkomsten van de diverse scenario’s (met de daarvoor benodigde detaillering). Specificatie Beleggingen in groepsmaatschappijen en Andere deelnemingen naar aard van risico Dit betreft een (nieuw) overzicht waarin wordt aangegeven hoe het doorkijkprincipe op de balanspost ‘groepsmaatschappijen en andere deelnemingen’ wordt toegepast en aan welke scenario’s de deelnemingen worden blootgesteld. - Strategische deelnemingen: zie artikel 11 van de Regeling. - Deelnemingen type A: zie artikel 10, lid 3, sub a van de Regeling. - Deelnemingen type B: zie artikel 10, lid 3, sub b van de Regeling. De verzekeraar dient in het bijbehorende toelichtingsveld toe te lichten welke deelnemingen hij als strategisch beschouwt en betrekt daarbij alle relevante factoren: zie artikel 11, lid 3 van de Regeling. 9
Specificatie Terreinen en gebouwen (inclusief indirect vastgoed) Als er sprake is van indirect onroerend goed ondergebracht in eigen beleggingsvehikels/(groeps-) deelnemingen zullen de onderliggende gegevens bekend zijn en dienen deze volgens de specificatie uitgesplitst te worden. Als er sprake is van aandelen/deelnemingen in een vastgoed onderneming/fonds van derden zullen de voor de uitsplitsing benodigde gegevens in elk geval op hoofdlijnen beschikbaar (moeten) zijn. Eventueel mag hier gebruik worden gemaakt van een benadering of vereenvoudiging zolang het juiste scenario toegepast wordt en mits voorzien van een nadere toelichting. Het is belangrijk dat in dit overzicht alleen de (balans)posten worden gerapporteerd die dienen te worden onderworpen aan het scenario voor vastgoed. U wordt verzocht om de rubricering van indirect vastgoed nader toe te lichten. Specificatie Overige financiële beleggingen Specificatie Aandelen en deelnemingsbewijzen Aandelen type A: zie artikel 10, lid 3, sub a van de Regeling. Aandelen type B: zie artikel 10, lid 3, sub b van de Regeling. Beleggingsfondsen in obligaties en andere vastrentende waarden en indirecte beleggingen in vastgoed dienen ook als zodanig in de initiële balans van deze staat te worden gerapporteerd (o.b.v. het doorkijkprincipe) en bij het desbetreffende scenario te worden geschokt. Specificatie Obligaties en andere vastrentende waardepapieren: staatsobligaties en overige kredieten aan of onder zekerheid overheid dienen niet te worden meegenomen in het scenario voor kredietrisico. Specificatie Belangen in beleggingspools: op deze balanspost dient in principe het doorkijkprincipe te worden toegepast. Deze specificatie geeft inzicht in de aard van de onderliggende beleggingen en dus inzicht in welke waarden aan welke scenario’s blootgesteld moeten worden. Specificatie Vorderingen uit hypothecaire leningen: de gevraagde specificatie/uitsplitsing is bepalend voor het scenario dat op de desbetreffende waarden moet worden toegepast. Voor de directe leningen zullen de benodigde gegevens voor deze uitsplitsing beschikbaar (moeten) zijn. Voor zover het indirecte hypothecaire leningen betreft die in een eigen (groeps)onderneming zijn ondergebracht, zullen deze gegevens bekend (moeten) zijn. Voor zover het een aandeel in of een vreemd vermogen instrument in een (beleggings-)fonds van derden of een SPV betreft, is vooral belangrijk dat het juiste scenario wordt toegepast, passend bij de aard van het risico. Obligaties, leningen of zgn “pass-throughs” uitgegeven door SPV’s die grotendeels de kenmerken vertonen van vastrentende obligaties en die een kredietwaardigheid hoger dan 3 hebben, worden geschokt onder renterisico en kredietrisico. Andere financieringsinstrumenten uitgegeven door SPV’s, inclusief die met overheersende kenmerken van aandelen (bijvoorbeeld aandelen in tranches van lage kwaliteit of hybride instrumenten) vallen onder het aandelenrisico. Specificatie Vorderingen uit andere leningen: de gevraagde specificatie/uitsplitsing is bepalend voor het scenario dat op de desbetreffende waarde moet worden toegepast. Deze mate van detaillering is hier noodzakelijk omdat voor leningen aan het MKB een andere (= lagere) schok is verbonden voor het tegenpartijkredietrisico (voor Leven onderdeel van het TSC). De gegevens over betalingsachterstanden zijn hier ook voor nodig (zie artikel 16, lid 1, sub c van de Regeling). De grens voor ‘betalingsachterstand’ is daarbij gesteld op een periode van 3 maanden. Voor de directe leningen zullen de benodigde gegevens voor deze uitsplitsing beschikbaar zijn. Voor de uitsplitsing van indirecte leningen mag gebruik worden gemaakt van een benadering of 10
vereenvoudiging, mits deze aannemelijk wordt gemaakt en voorzien wordt van een nadere toelichting. Er mag hier gekozen worden voor een vereenvoudigde weergave als deze er niet toe leidt dat de scenarioanalyses materieel andere uitkomsten geven en dit in de toelichting wordt toegelicht. Specificatie Andere financiële beleggingen: betreft een specificatie van de aard van de desbetreffende beleggingen en geeft weer welke waarden aan welke scenario’s moeten worden blootgesteld. Specificatie Beleggingen voor unit-linked verzekeringen en spaarkassen: betreft een specificatie van de aard van de onderliggende beleggingen van UL-verzekeringen en spaarkassen. Uit de wijze van berekening van het TSC vloeit voort dat beleggingen, zoals bijvoorbeeld de ‘Beleggingen voor ULverzekeringen en voor spaarkassen’, moeten worden uitgesplitst naar de aard van de onderliggende risico’s, conform het onderscheid voor de diverse scenarioanalyses. Uit de ingevoerde bedragen bij de diverse scenario’s zal dan moeten blijken of de waarden van deze beleggingen en bijbehorende verplichtingen risicogevoelig zijn, bijvoorbeeld op grond van de bij de UL-verzekeringen verstrekte opties/garanties. U wordt verzocht om de binnen beleggingsfondsen gehanteerde afdekkingsinstrumenten en investment leverage toe te lichten in de staat ERB. Specificatie Financiële beleggingen vastrentende waarden (na toepassing van het doorkijkprincipe) De ‘Modified duration’ (in jaren, op 2 decimalen nauwkeurig) kan worden gedefinieerd als een schatting van de gewogen gemiddelde looptijd van de projectie van toekomstige kasstromen. In de kolom ‘Internal Rate of Return’ (= IRR) dient u een percentage (op 2 decimalen nauwkeurig) in te vullen, te berekenen als de gemiddelde rentevoet welke de toegezegde kasstroom gelijk maakt aan de marktprijs plus lopende rente per de rapportagedatum. De IRR is op basis van de Yield to Maturity. Mocht dit geen correct beeld geven van de verdiencapaciteit van de portefeuille (bijvoorbeeld door de aanwezigheid van embedded opties) en een andere berekening van de IRR is toegepast dan moet dit nader worden toegelicht. Toelichting tegenpartijkredietrisico: voor de berekening van dit risico/scenario, op te nemen in de kolom ‘Totaal mutatie op de aanwezige solvabiliteitsmarge’ is een hulpprogramma beschikbaar. Wij verzoeken u om de ingevulde hulpsheet als bijlage aan deze staat toe te voegen. Voor nadere toelichting: zie artikel 14 t/m 16 van de Regeling. Toelichting op afgeleide financiële instrumenten Deze tabel bevat de specificatie van de balansposten van zowel de activa als passiva inzake de afgeleide financiële instrumenten. Kwalitatieve toelichting afgeleide financiële instrumenten - Bij “Voor welke doelen worden afgeleide financiële instrumenten gebruikt, en welk type instrument wordt voornamelijk daarbij gebruikt?” dient een toelichting te worden gegeven op het gebruik van deze instrumenten. Bijvoorbeeld als onderdeel van het ALM-beleid om beleggingsportefeuilles bij te sturen, om binnen mandaten te blijven, ter afdekking van valutarisico’s op bepaalde producten of activiteiten, ter afdekking van durationrisico, ter afdekking van garantierisico. - Bij “Hoe wordt het gebruik van afgeleide financiële instrumenten gemanaged?” dient bijvoorbeeld het bestaan van een controlestructuur, beleid, richtlijnen en mandaten, beschrijvingen van doel van derivatenprogramma’s en meting van risico’s te worden aangegeven. Tevens moeten de redenen om gebruik te maken van bepaalde instrumenten toegelicht worden. Ook wordt toegelicht of het doel en verwachtte effectiviteit van hedging vooraf wordt bepaald en achteraf wordt getoetst.
11
Specificatie Liquide middelen en deposito's < 1 jaar De waarden die hier worden opgevoerd dienen te worden blootgesteld aan het scenario voor kredietrisico, waarbij in de berekening van het effect van de schok een termijn van 1 jaar wordt gehanteerd (d=1). Toelichting securities lending: als er sprake is van securities lending dient de verzekeraar hier een toelichting te geven op het beleid t.a.v. securities lending en de maximale omvang volgens de afgesloten contracten. Nadere specificatie valutarisico: in deze tabel dient de verzekeraar de aangehouden posities in buitenlandse valuta nader te specificeren, alsmede de eventuele risicomitigatie uit hoofde van afdekkingsinstrumenten. Deze tabel moet worden ingevuld op basis van het doorkijkprincipe.
5.
ONDERDEEL NIEUWE PRODUCTIE LEVENSVERZEKERINGEN (VSJ133)
Deze tabel vraagt conform de staat Toereikendheidstoets (VSJ160L) gegevens uit voor de vijf productgroepen, alsmede voor de lijfrenteverzekeringen welke mogelijk gevoerd worden. Het gaat om die verzekeringen die in de toereikendheidstoets als nieuwe productie zijn opgenomen. De gevraagde waarden van baten, lasten en van opties en garanties alsmede de onzekerheidsmarge/ risicomarge op de rapportagedatum dienen berekend te worden op grondslagen zoals toegepast bij de toereikendheidstoets. Tot slot dient de verzekeraar het resultaat op kosten van de nieuwe productie in te vullen, waarmee informatie wordt verkregen over de mate waarin de nieuwe productie heeft bijgedragen aan het resultaat van dat boekjaar.
12
