Toekomstoriëntatie Oplegnotitie SWOT-onderzoek
Gemeente Landsmeer
Gemeente Landsmeer
Onderzoekers: Drs. E.J.M. (Evert) Wolters Drs. J.H.W. (Hans) Oostendorp Contactpersoon: Evert Wolters T. 06-262 34 189 E.
[email protected] Kenmerk: CA 14427 Datum: 11-06-2015
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
Inhoudsopgave 1 Introductie
1
1.1 / Achtergrond
1
1.2 / Leeswijzer
1
2 Toelichting themakaarten
3
2.1 / Thema A: Financiële inkijk
3
2.2 / Thema B: Participatie en voorzieningen
9
2.3 / Thema C: Toekomstvisie
14
2.4 / Thema D: Intergemeentelijk samenwerken
20
Bijlagen
24
Bijlage 1. Benchmark Wmo (bij indicator 11)
24
Bijlage 2. Geïnterviewde personen
29
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
i
1 Introductie 1.1 / Achtergrond In het kader van haar toekomstoriëntatie liet Landsmeer een SWOT-onderzoek uitvoeren door onderzoeksen adviesbureau Necker van Naem. De SWOT biedt op een viertal thema’s (o.a. financiën, intergemeentelijk samenwerking, toekomstvisie, kernenbeleid/participatie) en in totaal 15 indicatoren vergelijkingsmateriaal van de gemeenten Amsterdam, Waterland, Oostzaan, Wormerland en Landsmeer. Het onderzoek bestond uit: / / /
deskresearch op basis van openbaar beschikbare gegevens; vragenlijsten die worden uitgezet binnen de verschillende gemeenten, en; verificatie-interviews met sleutelfiguren uit de betreffende gemeenten.
1.2 / Leeswijzer Dit is de oplegger bij het SWOT-onderzoek. De eigenlijke uitkomsten worden gepresenteerd op vier themakaarten en één overzichtskaart. Door de onderzoekers zijn geen zaken aangetroffen die een bestuurlijke of ambtelijke fusie op voorhand onmogelijk maken. Er zijn geen uitsluitingsgronden tussen de gemeenten gevonden zoals principieel botsende visies of totaal onverenigbare beleidsuitgangspunten. De verschillen tussen de gemeenten zijn dus relatief. Dit is tot uitdrukking gebracht in het gebruik van drie kleurschakeringen. Hoe donkerder de kleur, hoe meer overeenkomstigheid met de norm (in veel gevallen Landsmeer). Overigens bieden deze kleurschakeringen geen garanties. In aanleg kan sprake zijn van veel overeenkomstigheid op een indicator maar dat wil niet zeggen dat hierover bij het vormgeven van een fusie geen stevig politiek debat kan plaatsvinden tussen de fusiepartners. Andersom kan het zo zijn dat weinig overeenkomstigheid aan de ‘voorkant’ juist kan leiden tot een gemakkelijk fusietraject, omdat eerder wordt gekeken naar een geheel nieuw perspectief dat alle partners samenbindt. Zijn de kleurschakeringen daarmee betekenisloos? Zeker niet. Want over het geheel bezien geldt natuurlijk wel: hoe meer overeenkomstigheid, hoe makkelijker het is om elkaar te vinden. Bepalen de onderzoekers dan de toekomst? Absoluut niet. Het is aan uw gemeenteraad en daarbinnen aan iedere fractie voor zich om te wegen welke indicatoren u belangrijk en minder belangrijk vindt in uw afwegingen over de bestuurlijke toekomst van Landsmeer. Bovendien zult u in die afwegingen niet alleen deze SWOT-analyse betrekken maar ook andere in het proces verzamelde documenten, eerder opgedane ervaringen, signalen uit de samenleving (bv. vanuit de wijkgesprekken), uw partijprogramma, uw taxatie van de volkscultuur en indicaties uit de geschiedenis van het gebied. Het SWOT-onderzoek voor de toekomstoriëntatie van Landsmeer levert informatie om verschillende mogelijke samenwerkingsvormen te vergelijken: − − − −
Bestuurlijke fusie van Landsmeer met Amsterdam Ambtelijke fusie van Landsmeer met Amsterdam Bestuurlijke fusie van Landsmeer met Wormerland, Oostzaan en Waterland Ambtelijke fusie van Landsmeer met Wormerland, Oostzaan en Waterland
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
1
Is dat niet appels met peren vergelijken? In zekere zin wel, maar door goed te kijken naar de verschillende onderdelen waaruit appels en peren bestaan, wordt een dergelijke vergelijking toch zinvol. In deze beeldspraak is de appel trouwens de ambtelijke fusie en de peer de bestuurlijke fusie (de ambtelijke fusie met een extra top) – dat illustreert het beeld op de SWOT-overzichtskaart. De voor dit SWOT-onderzoek te onderzoeken onderdelen (‘indicatoren’) hebben de onderzoekers samen met de gemeenteraad van Landsmeer bepaald. Het zijn dus de zaken waarvan de gemeenteraad inschat dat ze belangrijk zijn voor een vergelijking van verschillende mogelijke samenwerkingsvormen. Het resultaat van het SWOT-onderzoek bestaat uit drie soorten producten. De onderstaande figuur laat zien hoe deze producten zich tot elkaar verhouden.
We lopen ze nog even langs: −
−
−
De SWOT-overzichtskaart biedt geeft door middel van een kleurcodering een totaalbeeld en daardoor op het hoogste niveau inzicht in een vergelijking van gemeenten. De indicatoren zijn hier zo geordend dat ze een inzicht geven in vier mogelijke samenwerkingsvormen. De vier themakaarten (één kaart per thema) beschrijven per thema de verschillen in de kleurcodering die de gemeenten hebben gekregen. Hoe donkerder de groene kleur, hoe meer overeenkomst tussen de betreffende gemeente en de in de vergelijking gehanteerde ‘meetlat’. De themakaarten geven zo per indicator een vergelijking tussen de vijf gemeenten. De oplegger onderbouwt het beeld dat in de themakaarten wordt samengevat. Wat daarbij de ‘meetlat’ was, wordt in deze oplegger in de cursief gedrukte delen verwoord. Daarna volgt per indicator een inhoudelijke toelichting. De gehanteerde ‘meetlat’, de normen, zijn er in twee soorten, soms is er door de onderzoekers een externe norm aangelegd waarmee alle gemeenten zijn vergeleken, maar in verreweg de meeste gevallen was Landsmeer zelf de norm en werd gekeken in hoeverre de visie of praktijk van een andere gemeente met die van Landsmeer overeenkomt.
Dat is gelijk ook de verklaring voor het vele donkergroen in de kolom van Landsmeer.
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
2
2 Toelichting themakaarten 2.1 / Thema A: Financiële inkijk Indicator: 1 Lokale lasten (B) Deze indicator gaat over de belastingen en heffingen in de gemeenten. Concreet hebben we gekeken naar de heffingsgrondslagen en tarieven van leges, woonlasten en overige belastingen/heffingen aan de hand van steekproeven. Op basis hiervan is een vergelijkend beeld gevormd over de mate waarin de lokale belastingstelsels van Amsterdam, Oostzaan, Wormerland en Waterland aansluiten bij die van Landsmeer. Als norm voor de gemeente Landsmeer geldt dat zij tarieven voor leges titel 1 (algemene dienstverlening) heeft vastgesteld op het maximale niveau. Uit een steekproef naar onder andere rijbewijzen, reisdocumenten en Wet op de kansspelen volgt dat de verschillen tussen de gemeenten in heffingsgrondslagen en tarieven beperkt zijn. Verklaringen hiervoor zijn dat een groot deel van deze leges wettelijk zijn gemaximeerd en dat de aard van deze leges niet politiek controversieel is. Voor de zogenoemde leges titel 2 (fysieke leefomgeving) hebben wij een afbakening gemaakt naar een omgevingsvergunning. Als norm voor de gemeente Landsmeer geldt een minimumtarief plus een percentage van de bouwsom waarbij het percentage lager wordt naarmate de bouwsom hoger is (degressief) en vier bandbreedten van bouwkosten worden gebruikt. Oostzaan en Waterland werken met een minimumtarief plus één vast percentage van de bouwsom ongeacht de hoogte van die bouwsom. Wormerland hanteert een minimumtarief plus een vast percentage van de bouwsom wanneer die bouwsom meer bedraagt dan € 3.000. De gemeente Amsterdam hanteert net als Landsmeer percentages van de bouwsom aan de hand van enkele bandbreedten in bouwkosten. Het verschil is echter dat het tarief niet degressief is maar dat het hoogste tarief geldt voor de bandbreedte waarin de meeste bouwactiviteit plaatsvindt. Overeenkomstig is dat bouwsom in alle gemeenten een heffingscriterium is. Een rekenvoorbeeld met een fictieve bouwsom van € 250.000 levert de volgende tarieven op: Amsterdam
Landsmeer
Oostzaan
Wormerland
Waterland
€ 9.700
€ 7.075
€ 7.825
€ 5.079
€ 6.250
Voor leges titel 3 (Europese dienstenrichtlijn) hebben wij gekeken naar de tariefstelling en heffingsgrondslag voor een drank- en horecavergunning en voor het organiseren van een evenement. De tarieven voor de drank- en horecavergunning lopen sterk uiteen: Amsterdam (stadsdeel Noord)
Landsmeer
Oostzaan
Wormerland
Waterland
€ 650,50
€ 203,25
€ 286,95
€ 156,60
€ 849,50
Een inhoudelijke verklaring voor de verschillen is er niet. Het is een zelfstandige bevoegdheid van gemeenteraden om de hoogte van een tarief te bepalen. Als norm voor een evenementenvergunning in de gemeente Landsmeer geldt een vast bedrag dat is gekoppeld aan bandbreedten van verwachte aantal bezoekers van het evenement. Oostzaan, Wormerland en Amsterdam hanteren dezelfde heffingsgrondslag, zij het met verschillende bandbreedten en tarieven. De gemeente Waterland werkt met één vast bedrag voor
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
3
een evenementenvergunning. De keuze hiervoor is ingegeven door het feit dat evenementen in Waterland geen grote publieksevenementen zijn maar juist kleinschaliger van opzet. De heffingsgrondslag is hierop aangepast. De woonlasten vormen het grootste deel van de opbrengst uit de lokale lasten en bepalen dus ook in de grootste mate de lokale lastendruk. Tot de woonlasten worden gerekend de onroerendezaakbelasting (OZB), de rioolheffing en de afvalstoffenheffing. Als norm voor de rioolheffing geldt in Landsmeer een vast bedrag per perceel met een aansluiting op het riool. Deze norm wordt ook gehanteerd in Oostzaan (met een hoger tarief dan Landsmeer) en Amsterdam (met een lager tarief dan Landsmeer). De gemeente Wormerland hanteert een andere heffingsgrondslag dan Landsmeer. Daar wordt het tarief namelijk bepaald op basis van het waterverbruik per kubieke meter. De gemeente Waterland kiest voor een heffingsgrondslag waarbij per perceel wordt gedifferentieerd naar de samenstelling van het huishouden (één-, twee- of meerpersoons). Als norm voor de afvalstoffenheffing hanteert Landsmeer een indeling naar de samenstelling van het huishouden (één-, twee-, of meerpersoons). Amsterdam, Oostzaan (gemiddeld hoger tarief dan in Landsmeer) en Waterland (gemiddeld lager tarief dan Landsmeer) hanteren hetzelfde onderscheid voor de tarifering. In Wormerland wordt gewerkt met een algemeen tarief dat het midden houdt tussen het Landsmeerdertarief voor een tweepersoons- en een drie-of-meer-persoonshuishouden. Het tarief 2015 voor de OZB voor woningen bedraagt voor het percentage van de WOZ-waarde voor de gemeenten als volgt: Amsterdam
Landsmeer
Oostzaan
Wormerland
Waterland
0,062%
0,118%
0,117%
0,133%
0,107%
Het is belangrijk hierbij op te merken dat Amsterdam ook substantiële inkomsten genereert uit erfpacht die de andere gemeenten ook uit de OZB genereren. Het tarief 2015 voor de OZB voor niet-woningen bedraagt: Amsterdam
Landsmeer
Oostzaan
Wormerland
Waterland
0,180%
0,229%
0,212%
0,175%
0,209%
In het coalitieakkoord 2014-2018 Amsterdam staat het voornemen om het stelsel van erfpacht te veranderen van een systeem van voortdurende erfpacht naar eeuwigdurende erfpacht. In de tabel hieronder staan enkele lasten voor een gezin met 2 kinderen en een hond, wonend in een koopwoning met een WOZ-waarde van € 250.000 die niet met erfpacht is belast. De gegevens zijn afkomstig van het COELO en gaan over het jaar 2015.1
1
Het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO) brengt jaarlijks het niveau en de ontwikkelingen van de lokale lasten in kaart. Zij komen tot het volgende schema over 2015 (openbaar raadpleegbaar via www.coelo.nl)
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
4
2015 Woonlasten meerpersoonshuishouden
Amsterdam
Landsmeer
Oostzaan
Wormerland
Waterland
€ 615,-
€ 816,-
€ 878,-
€ 757,-
€ 733,-
€ 155,-2
€ 295,-
€ 292,50
€ 332,50
€ 267,50
Afvalstoffenheffing meerpersoonshuishouden
€ 320,-
€ 281,-
€ 285,-
€ 263,-
€ 279,-
Rioolheffing meerpersoonshuishouden
€ 149,-
€ 214,-
€ 285,-
€ 209,-
€ 217,-
Hondenbelasting voor één hond
€ 103,18
€ 60,-
€ 41,40
€ 76,08
€ 52,80
€ 1.342,18
€ 1.666,-
€ 1.781,90
€ 1.637,58
€ 1.549,30
OZB woningen
Totaal bovenstaande lokale lasten
Er zijn overige belastingen/heffingen die gemeenten kunnen instellen. Hierin is dus couleur locale mogelijk door eigen politieke keuzes. Tegelijk genereren deze belastingen/heffingen geen inkomsten in een orde van grootte van de woonlasten. Wormerland en Waterland hebben bijvoorbeeld een forensenbelasting die Oostzaan, Landsmeer en Amsterdam niet heffen. Oostzaan, Wormerland, Waterland en Amsterdam hebben momenteel erfpacht en een roerende woon- en bedrijfsruimtebelasting. Landsmeer heeft beide niet. Amsterdam heeft in delen van de gemeente betaald parkeren, Waterland heeft betaald parkeren bij Marken, en Oostzaan, Wormerland en Landsmeer (de laatste met uitzondering van een enkele parkeerbeugel) heffen geen parkeerbelasting. De gemeente Amsterdam heeft besloten per 2016 de volgende overige heffingen/belastingen af te schaffen: hondenbelasting, roerende zaakbelasting en precario. Per 2017 wordt de reclamebelasting afgeschaft. In Waterland is een discussiepunt of het gehanteerde onderscheid tussen dag- en nachttoeristenbelasting gehandhaafd blijft. In de overige gemeenten bestaan geen lopende discussiepunten over wijziging van overige belastingen/heffingen. Gemeenten bieden inwoners met een laag inkomen onder voorwaarden de mogelijkheid om voor kwijtschelding van bepaalde lokale lasten in aanmerking te komen. Als norm voor de gemeente Landsmeer geldt dat kwijtschelding alleen mogelijk is, onder voorwaarden, voor de afvalstoffenheffing en de onroerendezaakbelasting. Dit uitgangspunt geldt ook in Amsterdam. Amsterdam biedt bovendien kwijtschelding voor de roerende zaakbelasting. In Waterland is in tegenstelling tot de andere gemeenten geen kwijtschelding mogelijk voor de onroerendezaakbelasting. In tegenstelling tot Landsmeer en Amsterdam is kwijtschelding in Oostzaan, Wormerland en Waterland mogelijk voor de rioolheffing. In Oostzaan en Wormerland is kwijtschelding mogelijk voor alle woonlasten (OZB, afvalstoffenheffing en rioolheffing). Wormerland kent het meest ruimhartige kwijtscheldingsbeleid in termen van het aantal belastingen dat hiervoor in aanmerking komt. Landsmeer en Waterland hebben twee kwijtscheldingsmogelijkheden, Amsterdam drie, Oostzaan vier en Wormerland zes.
2
De onroerendezaakbelasting is in Amsterdam aanzienlijk lager dan de andere gemeente doordat de gemeente Amsterdam substantiële inkomsten genereert uit de erfpachtbelasting voor woningen.
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
5
Indicator 2: Weerstandsvermogen (B) Deze indicator gaat over de robuustheid van de gemeente in relatie tot risico’s. Wat gemeenten tot hun weerstandscapaciteit rekenen en welke risico’s van belang zijn valt in zijn algemeenheid niet te zeggen. Gemeente(rade)n dienen dat zelf in kaart te brengen en langs te lopen. Concreet hebben we gekeken naar de beleidsuitgangspunten voor het bepalen van de gemeentelijke weerstandscapaciteit en een oordeel gegeven van het ratio weerstandsvermogen. De beschikbare weerstandscapaciteit is in Landsmeer de som van de Algemene Reserve, bestemmingsreserves, stille reserves, jaarresultaat, batig saldo van post onvoorziene uitgaven en onbenutte belastingcapaciteit. Het risicoprofiel van Landsmeer is met gebruik van softwareprogramma Naris in beeld gebracht. Er zijn 43 risico’s in beeld gebracht. Het totaal van de risico’s bedraagt € 4.247.322,00 (waarvan € 2.916.250,00 grote risico’s en € 1.331.072,00 overige risico’s). De tien belangrijkste risico’s zijn expliciet benoemd. Vervolgens is een simulatie gemaakt waaruit bleek dat 90% van alle risico’s konden worden afgedekt met € 1,4 miljoen. Bij de vaststelling van de nota Risicomanagement & Weerstandsvermogen op 28 oktober 2008 heeft de gemeenteraad de norm gesteld dat de uitkomst van het ratio weerstandsvermogen (beschikbare weerstandscapaciteit gedeeld door de benodigde weerstandscapaciteit) een getal tussen de 1,4 en 2,0 moet zijn wat volgens een landelijk geaccepteerde methodiek gelijk staat aan de kwalificatie ‘ruim voldoende’. Het ratio weerstandsvermogen (beschikbare weerstandscapaciteit gedeeld door de benodigde weerstandscapaciteit) bedraagt over 2013 in Landsmeer 4,75. Dat is dus ruim boven de norm die de gemeenteraad van Landsmeer zichzelf heeft gesteld. De gemeente Oostzaan beschikt over een Nota Weerstandsvermogen uit 2009. Hierin wordt uitgegaan van de Algemene Reserve, batig saldo van de post onvoorzien en stille reserves als primaire bron voor de beschikbare weerstandscapaciteit. Als dat niet toereikend zou zijn om tegenvallers op te vangen, dan wordt ook gekeken naar begrotingsruimte, onbenutte belastingcapaciteit en kostenreductie (bezuiniging). Uitgangspunt in de nota is dat de uitkomst van het ratio weerstandsvermogen een getal groter dan 2 moet zijn. De lat wordt daarbij hoger gelegd dan in Landsmeer. Oostzaan hanteert dezelfde berekeningswijze als Landsmeer voor het ratio weerstandsvermogen. Dit betekent dat een risicosimulatie wordt gemaakt. Wel is een verschil dat Oostzaan een profielscore geeft aan de risico’s op een schaal van 4 (van laag naar hoog risico). In de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing van de jaarstukken 2013 staat dat de beschikbare weerstandscapaciteit is berekenend door de som van de Algemene Reserve en het batig saldo van de post onvoorzien. De uitkomst daarvan is niet benoemd. Maar als we € 2.423.946,00 (dit is de beschikbare weerstandscapaciteit) delen door de gekwantificeerde risico’s van € 783.000 dan is het resultaat 3,1. Dat getal zou niet alleen aan de eigen norm van Oostzaan voldoen maar ook aan de norm die Landsmeer zichzelf stelt tussen 1,4 en 2,0. Als norm voor het weerstandsvermogen wordt door Wormerland als ondergrens 10% van het uitgavenniveau van de jaarbegroting gehanteerd tot en met het jaar 2013. Dat bedrag moet ten minste als onderdeel van de Algemene Reserve aanwezig zijn. Dit is een andere systematiek dan Landsmeer hanteert. Echter, in de jaarstukken over 2013 is verantwoording afgelegd aan de hand van een risico-inventarisatie. Bovendien staat aangegeven dat in 2014 een nieuwe risicomanagementsystematiek wordt gebruikt. Dit nieuwe proces is wel in lijn met de systematiek die Landsmeer hanteert. Er staan 30 risico’s genoemd die op een schaal van 4 (van laag naar hoog risico) staan geprioriteerd. Hierbij is ook per risico een toelichting gegeven. Het totale risicobedrag bedraagt € 2.435.306. De beschikbare weerstandscapaciteit wordt bepaald door reserves, ruimte op de begroting, ongebruikte belastingcapaciteit en langlopende voorzieningen. Volgens de 10% norm uit de nota Reserves en Voorzieningen dient € 2.586.800 vrij beschikbaar te zijn en
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
6
de gemeente Wormerland voldoet ruim aan die norm. De Algemene Reserve bedraagt al ruim 4 miljoen euro. Als we het ratio weerstandsvermogen berekenen door de beschikbare weerstandscapaciteit te delen door het totale risicobedrag dan is het verhoudingsgetal 2,59. Dat is hoger dan de norm die Landsmeer voor zichzelf stelt (namelijk tussen de 1,4 en 2,0). Bij het opstellen van de begroting van 2013 zijn in de paragraaf Weerstandsvermogen van Waterland vier risico’s onderkend met een totaal risicobedrag van € 2.450.000. Bij die vier risico’s is een kwalitatieve toelichting gegeven. Er is een politieke keuze gemaakt om geen kwantitatieve risicosimulatie en –inschatting te maken zoals in Landsmeer wel het geval is. Er is, ook in tegenstelling tot Landsmeer, geen nota Reserves en Voorzieningen aangetroffen waarin de gemeenteraad een norm voor de weerstandscapaciteit heeft neergelegd. In de financiële verordening staat aangegeven dat de paragraaf Weerstandsvermogen moet voldoen aan de eisen uit het besluit Begroting en Verantwoording. In de begroting 2015 is de beschikbare weerstandscapaciteit tot stand gekomen als de som van de weerstandscapaciteit exploitatie (dat is de onbenutte belastingcapaciteit en onvoorzien) en de weerstandscapaciteit vermogen (Algemene Reserve en stille reserves). Wanneer we de beschikbare weerstandscapaciteit delen door het risicobedrag, dan volgt hieruit een getal van 6,70. Dit voldoet zeer ruim aan de norm die Landsmeer zichzelf oplegt van tussen 1,4 – 2,0. De paragraaf Risico’s en Weerstandsvermogen van de jaarrekening 2013 van Amsterdam geeft een uitgebreide kwalitatieve beschrijving van grotere risico’s. Een belangrijk gehanteerd instrument is een uitgevoerde, kwantitatieve stresstest. Het ratio weerstandsvermogen is 1,15 en dat betekent een voldoende score in de normtabel die Landsmeer ook gebruikt. Hiermee scoort Amsterdam lager dan de norm die Landsmeer aanhoudt (namelijk tussen 1,4 en 2, oftewel ruim voldoende). Aangegeven is tijdens de verificatie dat de weerstandscapaciteit in Amsterdam conservatief wordt bepaald omdat vrijwel alleen de Algemene Reserve als beschikbare weerstandscapaciteit wordt gerekend. Met de vaststelling van de nota Risicomanagement 2014-2018 door de gemeenteraad van Amsterdam zijn drie keuzes gemaakt. De eerste is het handhaven van de overschrijdingskans van 10% bij het berekenen van de benodigde weerstandscapaciteit. Landsmeer houdt dezelfde norm aan. De tweede keuze is het sturen via de Algemene Reserve op het handhaven van een ratio weerstandsvermogen aan de bovenkant van de categorie voldoende (1,0-1,4). De raad van Landsmeer heeft de lat hier voor zichzelf hoger gelegd door in categorie ruim voldoende te willen vallen. De derde keuze is het hanteren van een ondergrens voor de hoogte van de Algemene Reserves van 5% van de begroting. Deze norm hanteert alleen de gemeente Amsterdam als expliciet beleidsuitgangspunt.
Indicator 3: Besteding van budgetten (A) Deze indicator gaat over de rechtmatige, doelmatige en toekomstbestendige besteding van middelen. Concreet hebben we gekeken naar het jaarresultaat 2013, de schuldpositie, het oordeel in de controleverklaringen over 2013 en het provinciaal toezichtsregime. De controleverklaringen van de accountants vermelden bij de jaarrekeningen 2013 van alle vijf gemeenten een getrouw en rechtmatig beeld. Hierop scoren alle vijf gemeenten dus hetzelfde. Geen van de gemeenten Landsmeer, Amsterdam, Wormerland, Oostzaan en Waterland is bovendien in de periode 2013 tot heden onder preventief toezicht geplaatst. Alle gemeenten vallen dus onder het basistoezichtsregime van preventief toezicht door de provincie Noord-Holland. Dit betekent dat de begroting en jaarrekening op tijd zijn ingezonden en dat de begroting naar het oordeel van het college van
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
7
Gedeputeerde Staten structureel en reëel in evenwicht is (bijvoorbeeld: voldoen de begrotingen aan de eis dat voor het betreffende begrotingsjaar de structurele lasten zijn gedekt door structurele baten). Uitgangspunt voor de vergelijking van de gemeenten is het jaarresultaat over de periode 2011-2013. Het jaarresultaat is het verschil tussen de inkomsten en de uitgaven. Het jaarresultaat is uitgedrukt in absolute bedragen en na bestemmingsvoorstellen van de raad over een eventueel batig saldo. Dat levert het volgende beeld op: Amsterdam
Landsmeer
Oostzaan
Wormerland
Waterland
2011
€ 15,00 mln
€ 1,10 mln
- € 1,10 mln
€ 811.344,-
€ 238.424,-
2012
€ 63,30 mln
€ 353.332,-
€ 58.497,-
€ 1,35 mln
€ 617.980,-
2013
€ 43,90 mln
- € 206.241,-
- € 445.421,-
€ 2,28 mln
€ 1,05 mln
De oorzaak voor een negatief saldo in Landsmeer in 2013 ligt in het treffen van een voorziening in de grondexploitaties en tijdens de verificatie van Oostzaan is aangegeven dat diverse kleinere posten maar ook wachtgeldverplichtingen het resultaat in 2013 drukten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft op 24 september 2014 kengetallen gepubliceerd over de financiële positie van gemeenten. In de tabel hierna staan de resultaten voor drie kengetallen (de netto schuldquote, de netto schuld per inwoner en de schuldevolutie) voor de gemeenten Amsterdam, Landsmeer, Oostzaan, Wormerland en Waterland. Per kengetal is een ranking gemaakt. De best scorende gemeente krijgt 1 punt, de op één na best scorende gemeente 2 punten en zo verder tot 5 punten. Bovenaan staan de totaalscores van de gemeenten. Amsterdam
Oostzaan
Wormerland
Waterland
(totaal 9)
Landsmeer (totaal 10)
(totaal 10)
(totaal 9)
(totaal 7)
Netto schuldquote
51% (2)
89% (4)
111% (5)
54% (3)
8% (1)
Netto schuld per inwoner
€ 3.607 (5)
€ 1.873 (3)
€ 2.888 (4)
€ 952 (2)
€ 163 (1)
Schuldevolutie
-818 euro (2)
-100 euro (3)
-1.018 euro (1)
91 euro (4)
203 euro (5)
Het eerste kengetal is de schuldquote. Dat is de schuld van de gemeente uitgedrukt in een percentage van de gemeentelijke inkomsten.3 Het tweede kengetal drukt de schuld van de gemeente uit per hoofd van de bevolking. Het derde kengetal laat zien hoe de schuld per hoofd van de bevolking zich heeft ontwikkeld in de periode 2010-2013 (is de schuld per inwoner opgelopen of heeft de gemeente de schuld juist ingelopen?).
3
De netto schuld van een gemeente is door de VNG berekend als de som van langlopende leningen, overige langlopende gevestigde schulden, kortlopende schuld inclusief crediteuren en overlopende passiva minus langlopende uitzettingen, kortlopende vorderingen en uitzettingen, liquide middelen (kas, bank, giro) en overlopende activa.
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
8
2.2 / Thema B: Participatie en voorzieningen Indicator 4: Visie op burger- en overheidsparticipatie (B) Deze indicator laat zien in welke mate de gemeenten in hun visies benadrukken dat ze – naast het betrekken van inwoners bij initiatieven van de gemeente (burgerparticipatie) – actief ruimte willen bieden aan en inspelen op, initiatieven die in de samenleving worden ontwikkeld (overheidsparticipatie). Niet Landsmeer is de norm, maar de volgende aspecten; hoe uitgesproken gemeenten hierover zijn in hun coalitieakkoorden en/of collegeprogramma’s; of ze participatie-ambities vertaald hebben in (participatie)beleid en; in hoeverre ze de intentie hebben om via gebieds-, kern- of wijkgericht werken ruimte te maken voor initiatieven van onderop. Van de vijf gemeenten heeft Landsmeer in haar coalitieprogramma de meest uitgesproken visie op de veranderende positie van de gemeente in een veranderende samenleving. Een voorbeeld hiervan is uitspraak: “De relatie tussen bewoners en gemeente wordt niet gekenmerkt door hiërarchische verhoudingen, maar door gelijkwaardige relaties in een netwerksamenleving. […] De gemeente staat open voor initiatieven vanuit de gemeenschap. De gemeente maakt plannen bij voorkeur in samenspraak met inwoners, ondernemers en instellingen”.4 Ook Amsterdam is op dit punt uitgesproken, zij het minder sterk dan Landsmeer.5 Oostzaan, Waterland en Wormerland zijn hierin meer gematigd. Zeker in het coalitieakkoord van Oostzaan wordt eerder de taal van burgerparticipatie dan van overheidsparticipatie gesproken. Geen van de vijf gemeenten heeft specifiek participatiebeleid waarin een visie op burger- en of overheidsparticipatie wordt vertaald in doelen en in te zetten instrumenten. Amsterdam beschikt wel over een visie op participatie. Daarin vervullen de bestuurscommissies de functie van ‘ogen en oren’ bij het signaleren van ontwikkelingen in buurten en vindt Amsterdam het daarnaast “van belang de formele positie (handelingsruimte) van frontlinie en uitvoerende professionals bij stedelijke diensten en de bestuurscommissies te borgen, evenals de competenties van de professionals die horen bij deze werkwijze.”6 In Landsmeer wordt nu een ‘participatiemenu’ ontwikkeld, met daarin aandacht voor werkwijzen bij zowel burger- als overheidsparticipatie. Van de vijf gemeenten hebben Wormerland en Oostzaan het meeste ervaring met wijkgericht werken (zie ook indicator 5). Op dit moment vindt daarin de doorontwikkeling plaats van ruimtelijke ordening, civiel en openbare ruimte naar een meer integrale aanpak waarin ook het sociaal-maatschappelijke domein meer volgens deze werkwijze wordt bestreken. Landsmeer heeft enige ervaring met gebiedsgericht werken in Middelpunt Landsmeer, dus in het maatschappelijk domein. Amsterdam is per 1 januari 2015 gestart met een integrale benadering van gebiedsgericht werken waarin verschillende gemeentelijke en andere disciplines samenwerken, onder meer om initiatieven van onderop te faciliteren. In al deze vier gemeenten is gebieds-, kern-, of wijkgericht werken dus in ontwikkeling. Waterland kent geen integrale wijkgerichte benadering, maar heeft wel kernraden die ze als ‘ogen en oren’ van de kernen beschouwt.
4
De inwoners centraal. Coalitieprogramma Landsmeer 2014-2018, p. 2.
5
Amsterdam is van iedereen. Coalitieakkoord 2014-2018
6
Visie burgerparticipatie: Van bolwerk naar netwerk, Amsterdam, p. 3.
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
9
Indicator 5: Concrete invulling burger- en overheidsparticipatie (A) Deze indicator laat zien in welke mate de gemeenten concreet invulling geven aan burger- en overheidsparticipatie. Niet Landsmeer is de norm, maar de volgende aspecten; het vermogen om aansprekende voorbeelden te geven van participatietrajecten; de urgentie waarmee participatie in de organisatie wordt vormgegeven en; duidelijke vermeldingen/verantwoording hierover in de programmabegrotingen van 2015. Alle gemeenten gaven voorbeelden van participatietrajecten. Aansprekende voorbeelden zijn: het Odensehuis in Amsterdam (overheidsparticipatie); boerderij de Marsen in Landsmeer (overheidsparticipatie); Wijkpeilingen in de OVER-gemeenten (burgerparticipatie, maar leidend tot gevallen van overheidsparticipatie) en; het stimuleringsfonds in Waterland (overheidsparticipatie). Uit de voorbeelden blijkt dat Landsmeer participatie tot voor kort redelijk klassiek in stak, maar de laatste jaren ook ervaring heeft opgedaan met overheidsparticipatie. Wormerland en Oostzaan die op visievlak qua toon verschillen (zie indicator 4) lijken in de participatiepraktijk erg op elkaar. Bij de aangedragen burgerparticipatietrajecten schatten zij hun inzet op de participatieladder (nadruk op adviseren, coproduceren) iets hoger in dan Landsmeer bij burgerparticipatietrajecten deed (nadruk op raadplegen en adviseren). Ook hebben Wormerland en Oostzaan sinds kort een programmamanager transformatie participatie van burger naar overheidsparticipatie. Waterland heeft in het verleden projecten niet specifiek aangemerkt als participatietrajecten, maar opereerde pragmatisch. Voorbeelden uit Waterland betreffen voornamelijk inloopbijeenkomsten op de domeinen Ruimte en Zorg, maar bijzonder is daar het stimuleringsfonds voor initiatieven vanuit de samenleving. Net als Wormerland en Oostzaan kent Amsterdam speciale participatiefunctionarissen zoals participatie- en buurtmakelaars. Maar in Amsterdam speelt ook nog iets unieks: de paradox van de formele en informele participatie in de verschillende gebieden. Het afschaffen van de stadsdeelraden leidt tot minder formele macht in de stadsdelen en betekent in die zin dus een beperking van de kracht die decentraal kan worden ontwikkeld. Anderzijds biedt de ontwikkeling van gebiedsgericht werken meer informele ruimte om met meer bottom-up gerichte strategieën (bijvoorbeeld door gemeentelijke professionals) initiatieven uit de wijken te faciliteren. Voor de andere gemeenten is de organisatorische vormgeving van participatie een zaak van een bredere doorontwikkeling van de organisatie. Zo ligt voor de OVER-gemeenten de nadruk op de doorontwikkeling van het wijkgericht werken (met wijkpeilingen, wijkmarkten, maar ook digitale werkateliers op een digitaal platform en voorheen ook wijkovereenkomsten) richting het maatschappelijk domein. Zij doen dit in een gezamenlijk project van woningbouw, lokale jongerenvereniging, Wmo-raad, wijkagent en actieve bewoners. Landsmeer heeft geen aparte functionarissen, omdat participatie en de ontwikkelingen daarin een zaak is van alle (beleids)medewerkers. Landsmeer zet dus in op een integrale doorontwikkeling van de organisatie tot overheid 3.0. Waterland werkt na de meer pragmatische gerichte insteek van de afgelopen periode aan visievorming. Deze visievorming is de voorbereiding van een eventuele verdere organisatorische doorvertaling. In de programmabegrotingen van 2015 van de vijf gemeenten is er in wisselende zin aandacht voor (doelen met betrekking tot) burger- en/of overheidsparticipatie. Landsmeer heeft in het programma Algemeen bestuur een aparte doelstelling op dit vlak: “Tevreden, betrokken burgers die participeren in en zich inzetten voor zaken die het persoonlijke en algemeen belang in de directe leefomgeving en de lokale gemeenschap aangaan”.7 Deze doelstelling is vertaald in vier prestaties. Zo ook in Amsterdam, waar het – minder prominent en beperkt tot groen – een subdoelstelling is in het programma Verkeer en openbare ruimte:
7
Programmabegroting 2015 Landsmeer, p. 20.
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
10
“Bewoners en bezoekers participeren in het beheer en onderhoud. Burgerparticipatie in beheer en onderhoud versterkt de verbondenheid met groen”.8 In zowel Oostzaan als Wormerland is wijkgericht werken onderdeel van het programma Maatschappelijke participatie. Onder dat programma is in Oostzaan te lezen dat veranderingen in de samenleving vragen om “nieuwe vormen van sturing, waarin de participatie van burgers en organisaties een duidelijke plaats heeft”.9 In de programmabegroting van Oostzaan worden hieraan geen specifieke prestaties gekoppeld. In Wormerland staat een soortgelijke passage, maar is hieraan wel een specifieke doelstelling met acties gekoppeld. Het gaat onder meer om: “het houden van cyclisch ingerichte wijkpeilingen [getrokken door wijkcoördinatoren]; werkwijze contactcommissie inpassen bij wijkgericht werken; procesafspraken maken met contactcommissies over de besteding van wijkbudgetten; […] vraaggerichte ondersteuning aan contactcommissies”.10 In de gemeente Waterland tenslotte wordt niet direct verwezen naar participatie anders dan dat in programma Zorg en welzijn de volgende prioriteit is opgenomen: “het huidige burgerparticipatiebudget en jongerenparticipatiebudget worden samengevoegd in een Stimuleringsfonds waar burgers, verenigingen en kernraden een beroep op kunnen doen”.11
Indicator 6: Dienstverlening (A) Deze indicator illustreert de toegankelijkheid, nabijheid en waardering voor dienstverlening. Niet Landsmeer is de norm, maar de volgende aspecten; duidelijke intenties met kanaalsturing12; de nabijheid en toegankelijkheid van fysieke loketten; robuuste vormgeving van het KCC; de nabijheid van buitendienst en; de klanttevredenheid. Alle gemeenten geven aan dat het de ambitie is om alle kanalen open te houden, waarbij inwoners gestimuleerd worden van het digitale kanaal gebruik te maken. Waterland lijkt hierin het meest uitgesproken over sturing richting het digitale kanaal: “Wij willen de dienstverlening duidelijk en digitaal inrichten”.13 Voor alle gemeenten geldt dat het gemeentehuis (of het stadsdeelkantoor) het brandpunt is van de fysieke dienstverlening, ook die voor jeugd en zorg. Uitzondering is Landsmeer die deze dienstverlening in Middelpunt heeft ondergebracht. Alle gemeenten investeren in digitalisering van de dienstverlening. De OVER-gemeenten richten dit jaar een volledig zaaksysteem in (waaronder het klantvolgsysteem en de nieuwe websites). Waterland breidt het aantal digitaal aan te vragen producten uit. De openingstijden van de verschillende gemeenten ontlopen elkaar nauwelijks. Alle gemeenten hebben één avond per week avondopenstelling. Wormerland verschilt op één punt van Oostzaan, namelijk dat Burgerzaken daar voor een deel werkt met een open inloop, terwijl in Oostzaan ook Burgerzaken alleen op afspraak werkt. In Waterland is het (als specialisten Zorg en Bouwen beschikbaar zijn) mogelijk om ook op dat vlak zonder afspraak zaken te doen. Bijzonder in Amsterdam is dat inwoners niet alleen in hun eigen stadsdeel, maar in alle stadsdelen terecht kunnen voor alle dienstverlening. Geen van de gemeenten is open op zaterdag.
8
Programmabegroting 2015 Amsterdam, p. 99.
9
Programmabegroting Oostzaan 2015, p. 45.
10
Programmabegroting Wormerland 2015, p. 45.
11
Programmabegroting Waterland 2015, p. 13.
12
Kanaalsturing richt zich op het verleiden van de ‘klant’ tot gebruik van een bepaald kanaal, bijvoorbeeld het meest kostenefficiënte kanaal (veelal elektronische dienstverlening).
13
Programmabegroting Waterland 2015, p. 20.
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
11
Streefpercentages voor de directe afhandeling van vragen variëren van 80% (Amsterdam, Landsmeer, Oostzaan en Wormerland) tot 90% (Waterland). De vormgeving van de Klant Contact Centra (KCC) verschilt. Oostzaan en Wormerland werken met een drieslag: 1) callcenter; 2) eerstelijns KCC-medewerker, en: 3) tweedelijns specialist. In Landsmeer en Waterland wordt – indien nodig – doorverbonden met medewerkers/specialisten in de backoffice. Amsterdam werkt met een volledig KCC-concept. Voor de buitendiensten geldt dat ze grofweg werken vanuit één locatie per gemeente (de OVER-gemeenten delen twee locaties, één in elke gemeente). In stadsdeel Amsterdam-Noord heeft Stadsbeheer twee locaties stadsbeheer (de gebieden Oost en West), waarbij nu wordt gesproken over uitbreiding naar drie (één voor elk gebied binnen dat stadsdeel). De klanttevredenheidscijfers van de verschillende gemeenten (in peiljaar overigens variërend van 2009 tot 2014) zien er als volgt uit: Gemeente Cijfer KTO
Amsterdam 7,5 (2011)
Landsmeer 14
7,4 (2013)
15
Oostzaan 7,7 (2014)
Wormerland 16
7,9 (2013)
Waterland 17
6,4 (2009)18
Indicator 7: Samenredzaamheid en voorzieningen (A) Deze indicator bouwt voort op het thema participatie en illustreert (conform de visie verwoord in indicator 13) in hoeverre gemeenten aansturen op een meer zelfstandig opereren van (gebruikers van) voorzieningen voor sport en cultuur. Dit specifiek op de volgende aspecten: het niet geldelijk, maar in natura ondersteunen van samenredzaamheid; de eigendom van sportaccommodaties en dorpshuizen, en; het aantal subsidieregelingen dat zich (nog) richt op sport en cultuur. Ten aanzien van het ondersteunen van samenredzaamheid en de eigendom van sportaccommodaties en dorpshuizen geldt in de vijf gemeenten grofweg het volgende. /
/
Voorbeelden van de manier waarop Amsterdam samenredzaamheid ondersteunt zijn te vinden in het gebiedsgericht werken. In Amsterdam zijn de buurthuizen afgeschaft, maar in stadsdeel Noord zijn er wel vijf ‘Huizen van de wijk’. Deze zijn in eigendom van de gemeente, worden geëxploiteerd door een derde partij met actieve betrokkenheid van bewoners. Amsterdam werkt aan beleid (waaronder buurtrechten) om bewoners te ondersteunen in het beheren van maatschappelijk vastgoed. Sportaccommodaties zijn in Amsterdam grotendeels in eigendom van de gemeente. Dit wordt door de centrale stad geregeld. Amsterdam heeft op het gebied van Kunst, cultuur en sport 25 subsidieregelingen over stad en/of stadsdelen. In Noord zijn er elf van kracht (zie tabel). Een voorbeeld is dat de zgn. ‘eenderderegeling’ (subsidie verenigingsaccommodaties) voor de financiering van verenigingsgebouwen, zoals kantines en kleedkamers, wordt uitgebreid. Voorbeelden van ondersteuning van samenredzaamheid in Landsmeer zijn: een stimuleringssubsidie voor kleine initiatieven (boekenmarkt, buurtbarbecue) en een jaarlijks dalende bijdrage in een luilakfeest voor jongeren (initiatief vanuit de bevolking). Andere voorbeelden zijn het stimuleren van de website
14
Het gaat hier om Amsterdam-Noord. Het gemiddelde cijfer van alle stadsdelen in Amsterdam is 8,0. Eindrapport validatie business case Retailconcept Dienstverlening Amsterdam 2012, p. 81
15
Regionale Omnibusenquête Landsmeer 2013, p. 5.
16
Programmabegroting Wormerland 2015, p. 25.
17
Regionale Omnibusenquête Landsmeer 2013, p. 5.
18
Notitie Dienstverlening Waterland 2009, p. 5.
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
12
/
/
/
geefomlandsmeer.nl en het stimuleren van het gezamenlijk inrichting van buitenruimten (Rhijnestein). De gemeente heeft een eigen sportaccommodatie: de ICL. In deze hal wordt onder meer professioneel basketbal gespeeld, volleybal, zaalvoetbal, handbal en turnen. Landsmeer heeft een Sportraad, die tot doel heeft een efficiencyslag te slaan door verenigingen samen te laten werken en gezamenlijk op te laten trekken als partner van de gemeente. De gemeente is één van de weinige kleine gemeente in de omgeving die nog een openluchtzwembad heeft. Een stichting exploiteert het zwembad, maar de gemeente subsidieert het en is eigenaar. Alle dorpshuizen in Landsmeer zijn in beheer bij onafhankelijke stichtingen. In Landsmeer waren in 2014 op het gebied van sport en cultuur twee subsidieregelingen van kracht (zie tabel). Ook waren er grotere subsidies aan bijvoorbeeld de bibliotheek, de lokale omroep en zwembad de Breek.19 Voorbeelden van ondersteuning van samenredzaamheid in Oostzaan zijn een Repaircafé, het in het leven roepen van een vrijwilligerscoördinator en de inbreng van inwoners, vrijwilligers en culturele organisaties in centrumcomplex de Kunstgreep (eigendom gemeente, maar beheer door een stichting). De sportvelden in Oostzaan zijn geprivatiseerd.20 Ook is er een onafhankelijke stichting Sporthal Oostzaan die door de gemeente financieel wordt ondersteund.21 In Oostzaan zijn op het gebied van sport en cultuur vier subsidieregelingen van kracht (zie tabel) waaronder de regeling Verenigingssport. Ook zijn er de (doorgaans) grotere subsidies aan de lokale omroep en de bibliotheek. Een voorbeeld van ondersteuning van samenredzaamheid in Wormerland is het Dienstencentrum Wormerland (DCW) waarin Zorgcirkel, Scwo en WonenPlus partners zijn. Ook de samenwerking met de bibliotheek krijgt hierin vorm. Wormerland is voor 2013 begonnen met privatisering van de sportcomplexen, waarbij beheerstichtingen werden opgericht die voor het onderhoud en renovaties een exploitatievergoeding krijgen. De verenigingen zijn ondersteund bij het zoeken naar de juiste (fiscale) vorm. De dorpshuizen van Wormerland worden grotendeels zelfstandig en in combinatie met horeca geëxploiteerd. De multifunctionele accommodatie Posthuijs in Wijdewormer is eigendom van de gemeente. In Wormerland zijn op dit gebied (naast de bibliotheek en lokale omroep) tien subsidieregelingen van kracht (zie tabel) waaronder de regeling Exploitatie sportvelden. Waterland zal de komende vier jaar niet bezuinigen op sociale- en culturele instellingen en op sportverenigingen, zo stelt het coalitieakkoord. Cultureel centrum De Bolder is van de gemeente, maar de dorpshuizen zijn in de loop der jaren verzelfstandigd en draaien zonder noemenswaardige subsidie. Sportvelden zijn voor 90% eigendom van de gemeente. Het gaat dan met name om voetbalvelden. De kantines en ook de velden voor tennis, korfbal, hockey, atletiek en honkbal heeft de gemeente niet in eigendom. Wanneer sprake is van eigendom van de gemeente, betalen de verenigingen huur. In Waterland zijn op het gebied van sport en cultuur acht subsidieregelingen van kracht (zie tabel).
419 Subsidieregister 2014 Landsmeer. 520 Programmabegroting Oostzaan 2015, p. 84. 621 Toekomst Sporthal Oostzaan 2011
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
13
Een tweede aspect bij deze indicator is het aantal subsidies dat zich (nog) richt op sport en cultuur. Hieronder worden de subsidieregelingen in kaart gebracht, niet de subsidieontvangers. Ook grote subsidies, zoals budgetsubsidies aan bijvoorbeeld een bibliotheek of een zwembad worden hieronder niet apart vermeld. Hier geldt de redenering: hoe meer subsidieregelingen de gemeenten hebben, hoe minder ze aanspraak doen op de samenredzaamheid van de samenleving. No
Amsterdam
Landsmeer
Oostzaan
Wormerland
Waterland
1
Aangepast sporten
Kunstbeoefening en bevordering
Verenigingssport
Verenigingssport
Amateuristische kunstbeoefening
2
Amateurkunst
Amateurkunst
Muziek en toneel
Gehandicaptensport
Kunstzinnige vorming
3
Buitenschools gebruik gymlokalen
Regionale werkzame instellingen, o.a. aangepast sporten
Kunst en cultuur
Schoolsporttoernooien
Sport
4
Evenementen
Sportstimulering voor Landsmeerse jeugdleden
Recreatie en ontmoeting
Exploitatie sportvelden
Cultuurhistorische waarden
5
Kunstenplan
Sport zonder accommodatie
Recreatie en ontmoeting
Volkscultuur
6
Overige subsidies stadsdeel Noord
Sport met accommodatie
Vorming en bewustwording
Sociaal-cultureel werk
7
Verenigingsaccommo daties
Ouderen en mensen met een beperking
Amateurkunst
Club- en buurthuiswerk
8
Topsport
Binnensport
Professionele kunst en cultuur
Overige sociaalculturele activiteiten
9
OZB subsidie watersportaccommodaties Jeugdsportfonds
Eenmalige subsidie
Buurthuiswerk
10 11
Cultureel erfgoed
Scholierenvergoeding
2.3 / Thema C: Toekomstvisie Indicator 8: Visie op economie, recreatie en toerisme (B) Deze indicator is ontleend aan spoor 1 van de toekomstvisie van Landsmeer. Landsmeer is hier de norm. De indicator illustreert in hoeverre de andere gemeenten de visie van Landsmeer delen op economie, recreatie en toerisme, specifiek voor de volgende aspecten: het streven naar economische kleinschaligheid; innovatie en samenwerking als kwaliteiten waaraan de gemeente zelf wil werken en bijdragen, en; het actief benutten van het landelijke karakter door recreatie en toerisme. Van de vijf gemeenten is Landsmeer de enige gemeente met een strategische toekomstvisie. Bij de andere gemeenten is voor deze indicator daarom geput uit (voorbeelden uit) coalitieakkoorden of andere documenten waaruit een visie was te herleiden.
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
14
/
/
/
/
In het coalitieakkoord focust Wormerland op het creëren van flexwerkplaatsen voor ZZP-ers en startende ondernemers. Wormerland beoogt meer activiteiten op het platteland en wil de verbinding leggen tussen recreatie, toerisme en economische ontwikkelingen. Bijvoorbeeld door recreatie bij de boer, de realisatie van plattelandswoningen en het creëren van verblijfsmogelijkheden zoals B&B’s. Ook beoogt Wormerland enkele iets meer grootschalige initiatieven zoals Hotel Kalverschans en het trainingscomplex voor de AZ-jeugd. In het coalitieakkoord stelt Waterland (vooruitlopend op de visienotitie Toerisme) dat het geen slaapgemeente wil worden. In het economisch beleid van Waterland is toerisme op basis van cultuurhistorie en landschap een van de speerpunten. Waterland zet iets meer dan Landsmeer in op (verblijfs)toerisme dan op recreatie en werkt de komende vier jaar aan: de uitbreiding van jachthaven de Zeilhoek in Katwoude; de bouw van een hotel op het Hemmeland; de sloop van Stuttenburgh zodat er (tijdelijk) ruimte voor parkeerplaatsen komt en; organische ontwikkeling van het Galgeriet. Waterland wil geen uitbreiding van bedrijventerrein De Dollard. Amsterdam wil een vooraanstaande positie blijven innemen in de wereldeconomie.22 Daar hoort grootschaligheid bij. Het blijkt bijvoorbeeld uit Amsterdam winkelstad: Een kwaliteit aan winkelgebieden. Daarin wordt geconstateerd dat er in het centrum – bijvoorbeeld voor wereldwijde merken – behoefte is aan winkels met groot vloeroppervlak.23 Anderzijds is Amsterdam op winkellocaties in de periferie van de stad juist terughoudend en zet ze ook in op kleinschaligheid, bijvoorbeeld van starters.24 Amsterdam heeft oog voor de veranderende rol van de gemeente op dit vlak en zet in op het versterken van de positie als innovatieregio in de samenwerking van bedrijfsleven, wetenschap en overheid.25 De gemeente Oostzaan heeft (nog) geen vastgesteld beleid ten aanzien economische zaken en toerisme. Wel is er de ambitie om de middenstand in de kern te ondersteunen en te stimuleren, zo blijkt uit het coalitieakkoord. Dit in overleg met de Oostzaanse bedrijvenvereniging. In het buitengebied ziet Oostzaan vanwege de kwetsbaarheid van het gebied beperkte mogelijkheden voor bedrijvigheid. Uitzondering vormt de kleinschalige (openlucht)recreatie en recreatie in Het Twiske.
Indicator 9: Concrete invulling economie, recreatie en toerisme (A) Deze indicator illustreert in welke mate de concrete invulling die andere gemeenten aan dit onderwerp geven, matcht met die van Landsmeer, qua urgentie, aanpak en/of verantwoording erover. Amsterdam besteedt in de programmabegroting 2015 aandacht aan economie, recreatie en toerisme in het programma Economie en Cultuur en formuleert daar acties. Allereerst richten de acties zich op het versterken van de Metropoolregio in Europa. Ook richten ze zich op innovatie en het versterken van de positie van Amsterdam als vestigingsstad voor ZZP'ers, MKB en (internationale) bedrijven. Acties die Amsterdam onderneemt zijn het uitvoeren van de Kennis- en innovatieagenda, een geïntegreerde aanpak van onderwijs en scholing en het actief betrekken van internationale bedrijven. Maar ook is er binnen dit programma de opgave voor Stadsdeel Noord om na te gaan“op welke manier kansen op het gebied van recreatie en toerisme benut kunnen worden, gecombineerd met streekgebonden agrarisch bedrijf”. In het programma verkeer en openbare ruimte verwoordt Amsterdam dat het wil investeren in parken buiten de ring om zo te proberen de overbelaste parken in de binnenstad te ontlasten. In datzelfde programma
22
Structuurvisie Amsterdam 2040. Economisch sterk en duurzaam (2011), p. 8.
23
Amsterdam winkelstad: Een kwaliteit aan winkelgebieden, p. 12.
24
Idem, p. 11 en: Amsterdam Onderneemt! Amsterdams Ondernemers Programma 2011-2014.
25
Coalitieakkoord Amsterdam 2014-2018, p. 21.
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
15
staan de volgende activiteit genoemd: “een kwaliteitsslag maken buiten de ring A10 om ook het groen binnen de ring te ontlasten.26 Landsmeer noemt in de programma’s Groene ruimte en Ruimtelijke ordening en Volkshuisvesting de volgende activiteiten: / “Op peil houden en uitbreiden van de bestaande recreatieve voorzieningen in Landsmeer. / Participatie in recreatieschap Twiske/Waterland. / Informatievoorziening aan inwoners van Landsmeer en directe omgeving ten aanzien van de recreatieve mogelijkheden in Landsmeer. Landsmeer als aantrekkelijk recreatief gebied op de kaart zetten. / Regionaal overleg over toerisme en recreatie met als doel elkaars mogelijkheden te versterken.”27 / “Versterken […]landschappelijke natuurwaarden (Ilperveld) / Aannemen van een faciliterende rol. / Landsmeer op de kaart zetten door het deelnemen aan de verschillende overlegvormen op het gebied van economische zaken. / Het reguliere overleg met de Bedrijfsbelangenvereniging Landsmeer en marktcommissie voortzetten. En daarnaast andere ondernemersnetwerken bij dergelijk overleg uit te nodigen, dan wel parallel hieraan regulier overleg met deze ondernemersnetwerken op te starten. / Stimuleren dat kleinschalige ondernemers en zzp’ers zich vestigen in de gemeente.”28 Daarnaast noemt Landsmeer de ontwikkeling van één of meer hotels ter bevordering van de recreatieve/toeristische doelstelling, het aanstellen van een medewerker economie op initiatief van de raad, bevordering doorontwikkeling van de Marsen, rustpunten in Den Ilp, diverse B&B’s en etc. Deregulering in bestemmingsplan teneinde wijziging van bestemming te vergemakkelijken. Oostzaan besteedt aandacht aan economie, recreatie en toerisme in de programma’s Ruimtelijke ontwikkeling. Daar wordt vooral verwezen naar het beheren van bestaande relaties met de werkgroep Oostzanerveld en Recreatieschap Twiske. Ook is recreatie en toerisme onderdeel van het programma Leefomgeving, maar daar wordt alleen een budget genoemd, zonder activiteiten. Wormerland besteedt aandacht aan economie, recreatie en toerisme in het programma Ruimtelijke ontwikkeling. Daar worden activiteiten genoemd zoals het faciliteren van de komst van Hotel Kalverschans en een nader onderzoek voor de komst van een hotel bij Burger King. Naast de regierol landelijk gebied en deelname in het Recreatieschap Twiske-Waterland, worden concrete zaken benoemd als de wijziging van bestemmingsplannen voor het mogelijk maken van recreatie en het aanleggen van het wandelpad Oosteinde-Ringdijk Wijdewormer. In de programmabegroting van Waterland komt economie, recreatie en toerisme niet expliciet aan de orde. Er is geen programma waarin activiteiten benoemd staan die hiermee een duidelijke relatie hebben. Wel is er in de inleiding van de begroting te lezen: “Het landschappelijk economisch potentieel moet op waarde geschat worden. De gewenste verdere ontwikkeling van toerisme en recreatie moet op zodanige wijze worden vormgegeven dat het past binnen de kleinschaligheid van het landschap.”29
26
Programmabegroting Amsterdam 2015, p. 32.
27
Programmabegroting Landsmeer 2015, p. 35.
28
Programmabegroting Landsmeer 2015, p. 60.
29
Programmabegroting Waterland 2015, 5
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
16
Indicator 10: Visie op Wonen (B) Deze indicator is ontleend aan spoor 2 van de toekomstvisie van Landsmeer. Landsmeer is hier de norm. De indicator illustreert in hoeverre de andere gemeenten de visie van Landsmeer delen op Wonen, specifiek voor de volgende aspecten: behoud van jonge bewoners en een gedifferentieerd en vraaggericht woningaanbod voor jong en oud. Voor visie op Sport en cultuur zie indicator 13. Landsmeer wenst een goede mix van jonge en oude bewoners en is de afgelopen jaren gegroeid qua inwonertal. Dit laat de onderstaande tabel met inwonertallen zien. 2011
2012
2013
2014
2015
Amsterdam
779.808
790.110
799.278
810.937
821.752
Landsmeer
10.253
10.334
10.454
10.444
10.823
9.114
9.079
9.141
9.139
9.187
Wormerland
15.801
15.781
15.740
15.777
15.740
Waterland
17.140
17.010
17.091
17.134
17.143
Oostzaan
Belangrijk voor Landsmeer is een goede mix tussen van starterswoningen, maar ook seniorenwoningen en/of levensloopbestendige woningen, toegesneden op de vraag.30 Landsmeer ontwikkelt hiervoor een woonvisie. Het thema van woningen voor jong en oud speelt voor alle gemeenten, voor Oostzaan31, voor Wormerland32 en voor Waterland33. In Amsterdam speelt het thema ook, bijvoorbeeld in de noodzaak van het intensiveren van het bouwen voor senioren.34 Maar sterker speelt daar echter het thema van sociale huurwoningen versus koopwoningen.35 Want in het Amsterdamse Actieplan Woningbouw 2014-2018 is er aandacht voor jongeren en studenten, maar bijvoorbeeld niet expliciet voor starters, waar dat in de ander gemeenten wel het geval is. De opgave voor Amsterdam is dan ook een hele andere dan voor de andere gemeenten. Speciaal voor Landsmeer is de wens om “meer ‘naar buiten’ bouwen, het water [te] omarmen en [de] kernen in fysiek opzicht meer [te] openen.”36
30
Programmabegroting Landsmeer 2015, p. 58.
31
Visie op wonen in Oostzaan 2004, p. 4.
32
Collegeprogramma Wormerland 2014-2018.
33
Coalitieakkoord Waterland.
34
Met Zorg Wonen (Amsterdam, 2013) p. 2.
35
Coalitieakkoord Amsterdam 2014-2018, p. 7.
36
Toekomstvisie Landsmeer. p. 12.
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
17
Indicator 11: Concrete invulling wonen en zorg (A) Deze indicator illustreert in welke mate de concrete invulling die andere gemeenten aan dit onderwerp geven, matcht met die van Landsmeer, qua urgentie, aanpak en/of verantwoording erover. Onderstaande tabel laat de (beoogde) jaarlijkse toename aan woningen zien in de verschillende gemeenten.37 2013
2016
2017
2018
-
2500
3000
55
130
50
35
-
-
-
-
28
134
20
20
53
47
55
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Oostzaan40 Wormerland41 Waterland
2015
39
Amsterdam Landsmeer
2014
38
3600
4300
5000
Zoals de tabel laat zien, ontbreken in de begroting van Waterland absolute aantallen woningen. Dit komt omdat de gemeente Waterland haar ambitie niet in absolute getallen heeft uitgedrukt, maar in de verhouding van te bouwen woningen: “Bij nieuwbouwprojecten zal 40 % sociale woningbouw gelden, te verdelen als 30 % voor inkomens tot 34.000,- en 10 % voor de middeninkomens tot 43.000,-”. Als concrete locaties noemt Waterland: Benneweg en Van Disweg. Andere locaties (Minneweg-Noord, Wagengouw en Ilpendam-Noord) zullen naar verwachting niet in ontwikkeling worden genomen in de komende vier jaar.42 Projecten die nu in Landsmeer ontwikkeld worden zijn Luijendijk-Zuid en Breekoever. Een toelichting op de concrete invulling van zorg is te vinden in de benchmark in bijlage 1. Uit die benchmark is te herleiden dat de behoefte aan Wmo-voorzieningen in de gemeente Landsmeer naar verwachting minder hard zal stijgen dan die in Oostzaan, Wormerland en Waterland. Dit wordt verklaard uit de recente bevolkingsaanwas van Landsmeer. Zoals in de benchmark wordt geïllustreerd zal het Wmobudget van Landsmeer in de toekomst – onder het nieuwe verdeelmodel – afnemen ten opzichte van het Wmo-budget zoals dat werd toegekend onder het oude verdeelmodel. Dit zal betekenen dat Landsmeer anders moet omgaan met de beschikbare middelen. Hierbij lijkt het betrekken van de gemeenschap cruciaal. Gezien de achterstand op de referentiegemeenten in de samenwerking met de gemeenschap op het vlak van de Wmo, is hier voor Landsmeer winst te behalen.
37
Waar in de bovenstaande tabel geen aantallen zijn gegeven, waren deze voor dat jaar niet te herleiden uit de geraadpleegde programmabegrotingen. 38
Programmabegroting Amsterdam 2015.
39
Programmabegroting Landsmeer 2015
40
Programmabegroting Oostzaan 2015
41
Programmabegroting Wormerland 2015
42
Programmabegroting Waterland 2015
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
18
Indicator 12: Visie op Ruimtelijke ontwikkeling (B) Deze indicator is ontleend aan spoor 3 van de toekomstvisie van Landsmeer. Landsmeer is hier de norm. De indicator illustreert in hoeverre de andere gemeenten de visie van Landsmeer delen op Ruimtelijke ontwikkeling, specifiek voor de volgende aspecten: behouden landelijk karakter met groen en waterrijk landschap; komen tot recreatief ‘Park Waterland’ op noordvleugel Amsterdam, en; Landsmeer als recreatieknooppunt (voor de ontsluiting van het park). Omdat Landsmeer hiermee de gewenste ruimtelijke ontwikkeling vooral beschrijft in termen van recreatie en toerisme (indicator 8) heeft deze indicator dezelfde scores als indicator 8.
Indicator 13: Visie op Sport en cultuur (B) De toekomstvisie bevat op dit thema de constateringen dat Landsmeer een rijk verenigingsleven heeft en op sportief gebied veel te bieden heeft (2x 2e in de ranglijst van topsportgemeenten). Ook komt de al aangehaalde opgave naar voren dat voorzieningen voor sport en cultuur meer gefinancierd moeten worden vanuit bijdragen van gebruikers. Landsmeer is hier de norm. Deze indicator illustreert welke positie de andere gemeenten innemen op de ranglijst en in hoeverre de andere gemeenten de visie van Landsmeer delen op de veranderende financiering van Sport en cultuur. /
/
/
/
Het coalitieakkoord van Wormerland stelt dat voor de renovatie van de velden van sportvereniging VV Jisp een heroriëntatie van het gehele dossier nodig is en dat dit moet gebeuren in dialoog opdat een oplossing wordt gevonden die (sportief, bestuurlijk en financieel) duurzaam is. Bestaande plannen voor MFA’s worden bevroren en in plaats daarvan wordt een onderzoek aangekondigd naar huisvestingsbehoeften en alternatieven voor kostenbeheersing en duurzame exploitatie. Het coalitieakkoord van Amsterdam stelt als een prioriteit om meer geld vrij te maken voor accommodaties via een sportaccommodatiefonds. Daarnaast wordt onder meer aangekondigd dat de gemeente enkele programma’s rond breedtesport en topsport structureel wil financieren (voorbeelden zijn een Jump In programma voor jongeren om kennis te maken met diverse sporten en het oprichten van een sportevenementenfonds om grote toernooien naar de stad te halen). Voor wat betreft cultuur benoemt Amsterdam zich als de culturele hoofdstad van het land. De systematiek van het verdelen van cultuurinvesteringen wil Amsterdam herzien op zodanige wijze dat meer dan voor heen de uitvoering in handen ligt van fondsen op afstand en dat de gemeenteraad hoofdlijnen bepaalt in een kunstenplan. Ook is benoemd dat men aandacht wil geven aan de mogelijkheden die de Geefwet en crowd funding bieden. Nadrukkelijk is benoemd dat cultuur ook een economische sector is. Het coalitieakkoord van Waterland wil dat voorzieningen in stand blijven en van goede kwaliteit blijven. Daarom wordt onder meer de keuze gemaakt om deze raadsperiode niet te bezuinigen op culturele instellingen en sportverenigingen. Een maatregel is voorts het instellen van een stimuleringsfonds voor initiatieven van kernraden, sportverenigingen, sociale- en culturele instellingen. Het coalitieakkoord van Oostzaan stelt rond cultuur en sport dat zij staat voor het behoud van een kwalitatief goede bibliotheekvoorziening, de sporthal en het Oostzaanse verenigingsleven.
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
19
2.4 / Thema D: Intergemeentelijk samenwerken Indicator 14: Visie en grip op intergemeentelijke samenwerking (B) Deze indicator gaat over hoe de gemeente zich opstelt bij samenwerkingsverbanden. Het gaat dan om de wijze waarop sturing en beheersing invulling wordt gegeven. Concreet hebben we gekeken naar de informatie in de verplichte paragraaf Verbonden Partijen in de jaarstukken over het jaar 2013 en is nagegaan hoe het bestuurlijk-ambtelijke-samenspel plaatsvindt. Gemeenten kunnen ervoor kiezen om een (kader)nota Verbonden Partijen op te stellen en daarin specifiek vast te leggen hoe de bestuursorganen en ambtelijke organisatie van de gemeente willen omgaan met samenwerkingsverbanden. Geen van de vijf gemeenten in deze SWOT-analyse beschikt over zo’n nota. Wel heeft de gemeenteraad van Amsterdam als enige een kadernota voor haar deelnemingen vastgesteld. Deze keuze is zeer legitiem omdat de gemeente Amsterdam veruit de meeste deelnemingen heeft en daarbij gaat het veelvuldig ook om forse partijen (zoals Schiphol, het havenbedrijf en NV stadsherstel). Gemeenten zijn verplicht om in de begroting en jaarstukken informatie op te nemen over samenwerkingsverbanden. Dit gebeurt in de paragraaf Verbonden Partijen en de minimale inhoud van die paragraaf is vastgelegd in het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (kortweg: BBV). Wanneer een gemeente niet beschikt over een richtinggevend beleidskader voor verbonden partijen wint de inhoud van de paragraaf Verbonden Partijen aan belang. Deze paragraaf is in Landsmeer vrij summier en algemeen. Dit komt tot uitdrukking in weergave van vrij algemene risico’s en het geven van weinig duiding. Een gezamenlijke rekenkamercommissie heeft de grip op de gemeenschappelijke regelingen onderzocht voor Landsmeer. De conclusie luidde dat deze voor verbetering vatbaar zijn. De paragraaf in Amsterdam is duidelijk en biedt zowel feitelijke als beleidsmatige informatie. Waterland besteed aandacht aan het bieden van inzicht in resultaten in de paragraaf Verbonden Partijen en geeft duiding bij de samenwerkingsverbanden aan de hand van een vast format met visie, beleidsvoornemens en risico’s. Wormerland en Oostzaan bieden overeenkomstige informatie en doen dat via een duidelijk format waarin, net als in Waterland, is voorgesorteerd op uitgebreider eisen volgens het BBV. De rolneming van de gemeenteraden is af te meten aan verschillende indicatoren, maar één daarvan is het aantal inhoudelijke zienswijzen dat een gemeenteraad indient bij een begroting of rekening. De gemeenteraad van Amsterdam is hierop het minst actief en kiest in feite voor de lijn van aansturing en controle via deelneming in het dagelijks bestuur. Landsmeer heeft in 2013 en 2014 elk eenmaal een zienswijze ingediend maar in de verificatie is aangegeven dat de raad via vaste agendering en gebruikmaking van dat agendapunt een kritisch volger is van samenwerkingsverbanden. De gemeenten Oostzaan en Wormerland hebben over de jaren 2013/2014 17 (Oostzaan) en 21 (Wormerland) zienswijzen ingediend. Voor de gemeente Waterland hebben wij geen aantallen gekregen maar in de verificatie is aangegeven dat de raad een kritisch volger is. De invloed is daar nadrukkelijker geborgd via de representatie van Amsterdam in het dagelijks bestuur van een samenwerkingsverband. Ondanks dat er in Landsmeer geen nota Verbonden Partijen is en de paragraaf vrij summier is er wel degelijk politieke, bestuurlijk en ambtelijke aandacht voor verbonden partijen. De vijf gemeenten hebben we vergeleken op het bestuurlijk-ambtelijk-samenspel. Alle vijf gemeenten kiezen voor het decentraal beleggen van de dagelijkse beheerwerkzaamheden van samenwerkingsverbanden binnen de betreffende, vakinhoudelijke afdeling of eenheid. In Amsterdam is hier bovenop een coördinerende rol voor de afdeling Bestuur & Organisatie ten behoeve van de besluitvorming door college en raad. In de andere vier gemeenten is er niet een dergelijke expliciete coördinatiefunctie, maar vindt aansluiting met het college plaats met name via afdelingshoofden en portefeuillehoudersoverleg. Ten slotte hebben we, voor wat betreft de visie op samenwerking, de collegeprogramma’s en (indien niet opgesteld) de coalitieakkoorden van de gemeenten bezien. De gemeente Landsmeer is hierbij de norm. Het
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
20
collegeprogramma 2014-2018 (‘Vertrouwen, vernieuwen en loslaten’) benoemd dat voor de bestuurlijke toekomst drie kernvragen voor de raad aan de orde zijn: (1) kan Landsmeer op dezelfde manier verder tot 2025? (2) Zo niet, gaan wij dan fuseren of samenwerken? (3) En met wie? De gemeenteraad van Landsmeer heeft op 9 april 2015 de eerste vraag beantwoord en zich toen uitgesproken over de bestuurlijke toekomst van Landsmeer. Voor Landsmeer staat vast dat een zelfstandig Landsmeer op de huidige manier geen toekomst heeft. Met name op basis van het bestuurskrachtniveau 2 (Zaanstreek-Waterland) en 3 (Stadsregio/Metropoolregio) kan de gemeente zich – door het ontbreken van gezamenlijke agenda’sonvoldoende profileren. Hiermee legt Landsmeer een heel duidelijke lijn neer waarmee ze zich openstelt voor zowel bestuurlijke als ambtelijke fusie. Het coalitieakkoord 2014-2018 van Amsterdam (‘Amsterdam is van iedereen’) bevat geen expliciete passage over intergemeentelijke samenwerking. Wel staat beschreven dat het systeem van bestuurscommissies geldt als de ogen en oren van de stad en dat in de uitwerking daarvan wordt uitgegaan van het principe van verlengd decentraal bestuur. Hiermee wordt een lijn neergelegd rond de afweging: stad en haar delen. Het coalitieakkoord van Waterland stelt over intergemeentelijke samenwerking dat de gemeente open staat voor het slimmer samenwerken met andere gemeenten in de regio maar dat ze een gemeentelijke herindeling niet ziet zitten. Deze koers laat minder ruimte dan de lijn die Landsmeer hanteert. Het collegeprogramma van Oostzaan voor de periode 2014-2018 zet in op het zelfstandig houden van Oostzaan. Expliciet wordt aangegeven dat Oostzaan verwacht een efficiencybesparing te kunnen bereiken door samen te werken met meer samenwerkingspartners. Deze lijn gaat uit van ambtelijke fusie in plaats van bestuurlijke fusie en is daarmee smaller en stringenter dan de lijn van Landsmeer. Het collegeprogramma van Wormerland (‘Iedereen doet mee. Iedereen spreekt mee’) benoemt als primair doel het handhaven van de politieke en bestuurlijke zelfstandigheid van Wormerland. Om dat te kunnen is verhoging nodig van de kwaliteit van de adviserende en uitvoerende organisatie. Uitbreiding van samenwerkingspartners in de OVER-gemeenten is dan nodig. Net als Oostzaan kiest Wormerland voor een handreiking naar Landsmeer als het gaat om ambtelijke fusie maar stellen zij ook zelfstandigheid voorop.
Indicator 15: Deelname aan samenwerkingsverbanden (B) Deze indicator gaat over de mate van overeenkomstigheid tussen de vijf gemeenten op structurele samenwerkingsverbanden. Concreet hebben we gekeken naar de mate van overlap tussen Landsmeer en de andere vier gemeenten. Vervolgens is nagegaan in hoeverre de gemeente Landsmeer te maken zal krijgen met in- en ontvlechtingsactiviteiten bij bestuurlijke fusie én is inzicht geboden in de uittredingsvoorwaarden voor Landsmeer. Het volgende schema geeft een overzicht van structurele samenwerkingsverbanden op basis van de paragraaf Verbonden Partijen uit de programmabegrotingen 2015. Dat zijn samenwerkingsverbanden die een juridisch fundament hebben in bijvoorbeeld een convenant of een overeenkomst op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Ook is onderscheidend dat sprake is van een financieel en een bestuur belang van Landsmeer. Het gaat op deze plaats dus niet om incidentele of pragmatische samenwerking zoals een gezamenlijke inkoop of deelnemingen. De basis hiervoor vormt de paragraaf Verbonden Partijen.
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
21
Amsterdam
Landsmeer
Oostzaan
Wormerland
Waterland
Stadsregio Amsterdam
X
X
X
X
X
Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland
-
X
X
X
X
Recreatieschap Twiske/Waterland
X
X
X
X
X
Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Waterland, inclusief Waterlands Archief
-
X
-
X
X
Werkvoorziening Baanstede
-
X
X
X
X
GGD ZaanstreekWaterland
-
X
X
X
X
GR Gemeenschappelijke ombudsman
X
X
-
-
X
GR OGZ Amstelland
X
-
-
-
-
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
X
-
-
-
-
Regionaal informatieen expertisecentrum AmsterdamAmstelland
X
-
-
-
-
Veiligheidsregio AmsterdamAmstelland
X
-
-
-
-
OVER-gemeenten
-
-
X
X
-
GR Consecus
-
-
X
X
-
Als we de zeven samenwerkingsverbanden van Landsmeer als norm nemen dan is er, in volgorde van veel naar weinig overeenkomst, met Waterland een volledige match (7 van 7), met Wormerland een bijna volledige match (6 van 7), met Oostzaan een grote overeenkomst (5 van 7) en het minste overlap met Amsterdam (3 van 7). Voor Amsterdam geldt bovendien dat zij voor een deel van haar samenwerkingstaken is gericht op de regio Amsterdam-Amstelland terwijl de overige vier gemeenten deel uitmaken van de regio Zaanstreek-Waterland. Dit betekent ontvlechting van Landsmeer uit de regio Waterland-Zaanstreek in het geval van een bestuurlijke fusie met Amsterdam. Dat zou aanpassing in de beleidslijn betekenen, want voor Landsmeer geldt de regio Zaanstreek-Waterland nu als het tweede bestuurskrachtniveau waarop zij zich richt. Bij een ambtelijke fusie met Amsterdam legt het functioneren in twee verschillende regio’s een rem op mogelijk efficiëntiewinst. Als we vervolgens uitgaan van een scenario van bestuurlijke fusie van Landsmeer met een afzonderlijke gemeente, dan brengt dit voor beide fusiepartners in- en ontvlechtingsactiviteiten met zich mee. Hierna brengen we, gecategoriseerd van veel actie naar weinig actie, in beeld wat er moet gebeuren om de samenwerkingsverbanden van beide gemeenten op één lijn te krijgen. Voor de combinatie
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
22
Landsmeer/Amsterdam zullen voor 8 van de 11 samenwerkingsverbanden een in- of ontvlechtingsactie moeten plaatsvinden. Voor de combinatie Landsmeer/Wormerland is dat voor 3 van de 9. Voor Landsmeer/Oostzaan is dat 4 van 9 en voor Landsmeer/Waterland is geen in- of ontvlechtingsactie nodig. Dit betekent echter niet dat er géén werkzaamheden nodig zouden zijn. Overigens is deze normering ook relevant voor een ambtelijke fusie vanuit een efficiëntie-argument: hoe meer structurele samenwerkingsverbanden door een geïntegreerde ambtelijke dienst beheerst moeten worden, hoe meer personele inzet hiervoor nodig is. Deze SWOT-analyse staat ten dienste van een wilsbesluit dat is genomen door de gemeenteraad van Landsmeer over de toekomst. Dat betekent dat we de positie van Landsmeer centraal stellen. Bij alle bestuurlijke fusiescenario’s zal Landsmeer uit bepaalde samenwerkingsverbanden moeten treden. Hierna volgende de uittredingsvoorwaarden van de vijf samenwerkingsverbanden van Landsmeer waaruit mogelijk uitgetreden zou moeten worden. In de fusieopties zijn uittreding uit de Metropoolregio en het recreatieschap niet aan de orde omdat alle gemeenten uit deze SWOT hierin vertegenwoordigt zijn. We gaan hier uit van de norm: ontvlechten heeft grotere (financiële) gevolgen dan toetreden/invlechten. Voor uittreding uit de GR GGD Zaanstreek-Waterland is goedkeuring van het college van Gedeputeerde Staten nodig (artikel 38). In artikel 40 zijn aanvullende voorwaarden gesteld. Zo is bepaald dat een besluit tot uittreding van de bestuursorganen van de gemeente aan het algemeen bestuur wordt gestuurd. Uittreding kan in principe niet eerder dan tegen 31 december van het tweede kalenderjaar na goedkeuring van het uittredingsbesluit. Het Algemeen Bestuur regelt onder goedkeuring van het college van Gedeputeerde Staten de (financiële) gevolgen van uittreding. Voor uittreding uit de GR inzake werkvoorzieningsschap Zaanstreek-Waterland geldt artikel 46 als richtinggevend kader. Daarin staat dat uittreding allen kan per 1 januari van een kalenderjaar indien het voornemen daartoe minstens drie jaar daarvoor aan het Algemeen Bestuur kenbaar is gemaakt. Ook hiervoor is goedkeuring nodig van het college van Gedeputeerde Staten. Bij uittreding stelt het Algemeen Bestuur een voor de uittreder(s) bindende regeling vast over de financiële gevolgen waarbij geldt dat als er minstens één jaar voor uittreding geen volstrekte meerderheid is voor die bindende regeling, een geschil bestaat conform artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Ten slotte is bepaald dat uittreding tot stand komt nadat de uittreder(s) aan zijn/hun verplichtingen hebben voldaan. Uittreding uit de Veiligheidsregio Zaanstreek/Waterland is het onderwerp van artikel 29 van de overeenkomst. Uittreding is alleen mogelijk na wijziging van de indeling van gemeenten in regio’s zoals vastgelegd in de Wet op de veiligheidsregio’s of na gemeentelijke herindeling. Het Algemeen Bestuur regelt de uittreding en kan hieraan voorwaarden verbinden. Voor uittreding uit de GR Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Waterland is artikel 71 bepalend. Daarin staat dat uittreden kan door toezending aan het Algemeen Bestuur van een daartoe strekkend besluit van de bestuursorganen. In principe vindt uittreding niet eerder dan 31 december van het tweede kalenderjaar volgend op dat waarin de goedkeuring van het besluit is genomen. Het Algemeen Bestuur regelt, onder goedkeuring van het college van Gedeputeerde Staten, de (financiële) gevolgen. De GR Gezamenlijke Ombudsman Metropool Amsterdam regelt in artikel 5 op een heldere wijze de uittreding. Daar staat in lid 2 dat uittreding alleen plaatsvindt per 1 januari van enig jaar na een daartoe strekkend besluit van de gemeenteraad. Lid 3 stelt dat dit besluit uiterlijk zes maanden voor de beoogde uittredingsdatum aan de raden en de ombudsman wordt medegedeeld en dat de financiële gevolgen voor de uittredende gemeente worden vastgesteld na het horen van de ombudsman. Artikel 5 stelt dat er geen financiële gevolgen zijn als de vaste jaarlijkse bijdrage niet hoger is dan € 20.000.
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
23
Bijlagen Bijlage 1. Benchmark Wmo (bij indicator 11) Sociaal profiel Landsmeer43 Het Sociaal profiel van Landsmeer en omliggende gemeenten is gebaseerd op demografische en sociale gegevens. Bij de selectie van de gegevens is uitgegaan van het objectieve verdeelmodel voor de Wmo (http://www.invoeringwmo.nl/sites/default/files/Rapport%20def%20verdeelmodel%20Wmo%202015.pdf). In het onderzoek wat ten grondslag ligt aan dit verdeelmodel is geconstateerd dat de onderstaande gegevens als maatstaven gelden voor de vraag naar Wmo-voorzieningen in een gemeente. Door middel van de gegevens in de tabel kan daardoor een indicatie worden gegeven van de vraag naar Wmo-voorzieningen in de verschillende gemeenten. Voor alle gebruikte gegevens geldt dat er een positieve relatie bestaat met de vraag naar Wmo-voorzieningen. Met andere woorden: als er meer eenpersoonshuishoudens zijn, is de vraag naar Wmo-voorzieningen groter, als er meer uitkeringsontvangers zijn per 1000 inwoners is de behoefte naar Wmo-voorzieningen groter en als de grijze druk hoger is, is de behoefte aan Wmovoorzieningen groter. Tabel 1: Demografische en sociale samenstelling (NAV, 2013 & CBS, 2014)
Gemeente
Percentage eenpersoonshuishoudens
Uitkeringsontvangers (zonder bijstand) per 1000 inwoners
Huidige grijze druk44
Prognose: Grijze druk in 2030
Amsterdam
56%
96
17
28
Landsmeer
28%
81
34
50
Oostzaan
26%
90
31
54
Wormerland
28%
94
36
54
Waterland
29%
82
35
65
/
Qua uitkeringsontvangers en eenpersoonshuishoudens scoort Landsmeer lager dan in de referentiegemeenten. Gemiddelde grijze druk in Nederland is 29, daar zit Landsmeer op dit moment boven. Dit geldt behalve voor Amsterdam echter voor alle referentiegemeenten. Opvallend hierbij is dat de verwachting is dat in Landsmeer de grijze druk gemiddeld minder hard stijgt dan in die in de andere referentiegemeenten. In het algemeen is op basis van deze gegevens de verwachting dat de behoefte aan Wmo-voorzieningen in Landsmeer lager zijn dan in de referentiegemeenten.
/
/
43
Voor deze benchmark is voornamelijk gebruik gemaakt van openbare data. Dit zodat de data voor de verschillende
gemeenten op zo eenduidig mogelijke wijze wordt verzameld. We hebben hierbij gebruik gemaakt van de volgende openbare data: Waarstaatjegemeente.nl (2012); Artikel9wmo.nl (2012/2013); Nationale Atlas Volksgezondheid (2013); Binnenlands Bestuur (2014); CBS (2012-2015); uitvraag onder de betreffende gemeenten. 44
Grijze druk is een begrip dat wordt gebruikt om verhouding tussen het aantal 65+ in een gemeente en de inwoners in de werkzame leeftijd (20-64 jaar) te meten. In het kader van de behoefte aan Wmo-voorzieningen is dit een relevante graadmeter )∗ die een indicatie geeft voor een gemeente, berekend door middel van de volgende formule: = (
100
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
24
Figuur 1: Percentage van de bevolking dat gebruik maakt van hulp in huishouding (uitgevraagd bij gemeenten).
Amsterdam
2,18% 2,14%
Landsmeer
2,24% 1,82%
Oostzaan
1,75% 1,61%
Wormerland
1,97% 1,90%
Waterland
1,74% 1,74%
0,0%
2013 2014
0,5%
1,0%
1,5%
2,0%
2,5%
In de uitvraag van gemeenten is ook gevraagd naar een prognose van wie er in de jaren 2015 en 2016 gebruik zal maken van Wmo-voorzieningen. De referentiegemeenten verwachten dat de vraag naar hulp in de huishouding ongeveer gelijkt blijft, terwijl in Landsmeer de verwachting is dat deze in 2015 af zal nemen tot 1,25% van de bevolking. Dit is bijna de helft van de behoefte die er in 2013 was. Flinke terugloop in Wmo-budget Landsmeer door ander verdeelmodel In het huidige model vindt de verdeling van het Wmo-budget plaats op basis van de verdeling in het verleden. Gemeenten waarvan de inwoners in het verleden veel geld voor de zorg kregen toegewezen, krijgen het komende jaar het meeste budget. Vanaf 2016 gaat de toewijzing van het budget gedeeltelijk op basis van een objectief verdeelmodel45. Het nieuwe verdeelmodel voor de verdeling van rijksgelden voor de Wmo is gebaseerd op indicatoren die een schatting geven van de verwachte vraag naar Wmovoorzieningen per gemeente (onder andere de eerder genoemde demografische en sociale gegevens). De onderstaande tabel maakt voor 2015 een vergelijking tussen wat Landsmeer dit jaar heeft ontvangen en wat Landsmeer zou ontvangen als het objectieve verdeelmodel zou worden gehanteerd. Tabel 2: Verschil historische en objectief budget
Gemeente
Budget 2015 voor Wmo bij historische verdeling46
Budget 2015 voor Wmo bij objectieve verdeling47
Verschil
Landsmeer
€ 1.024.100
€ 794.237
€ 229.833,-
45
Om de herverdeeleffecten van het nieuwe verdeelmodel te beperken wordt bij de bepaling van het budget voor gemeenten de komende jaren gebruik gemaakt van een combinatie van historische en objectieve verdeling.
46
Op basis van http://www.invoeringwmo.nl/sites/default/files/Bijlage%202%20internetbericht %20mei%20verdeling%20budget%20Wmo%202015%20mei%20-%20verdeling%20per%20gemeente.pdf 47
Op basis van http://www.binnenlandsbestuur.nl/Uploads/2014/6/WMO-budget-per-inwoner-2015-en-voordeel-of-nadeel-tovjanuari-2014-1.pdf *(keer) het aantal inwoners van de gemeente
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
25
Wanneer Wmo-gelden volgens het objectieve verdeelmodel zouden worden verdeeld neemt het Wmobudget voor Landsmeer af met 23%. Deze afname is hoger dan bij de referentiegemeenten, daar is de afname tussen 15% en 20%. De onderstaand tabel vergelijkt het objectieve Wmo-budget dat Landsmeer per inwoner te besteden heeft met andere gemeenten. Figuur 2: Objectief Wmo-budget 2015 per inwoner (Bewerking Binnenlands Bestuur van verdeelmodel Wmo, 2015)
Amsterdam
€ 227
Landsmeer
€ 76
Oostzaan
€ 57
Wormerland
€ 82
Waterland
€ 73
€-
€ 50
€ 100
€ 150
€ 200
€ 250
In bovenstaande tabel is te zien dat Landsmeer ondanks de grote relatieve daling, in vergelijking met de referentiegemeenten (uitgezonderd Amsterdam), per inwoner veel te besteden heeft. Uitgaven aan Wmo-taken De totale uitgaven voor de Wmo-taken van gemeenten worden door gemeenten onderling niet op eenduidige wijze begroot en zijn daardoor niet eenvoudig met elkaar te vergelijk. Alle gemeenten moeten echter wel delen van hun Wmo-gerelateerde uitgaven op eenduidige wijze (via het Informatiesysteem voor Derden - IV3), naar het CBS communiceren. Het gaat om de volgende soort uitgaven: / Maatschappelijke begeleiding en advies / Huishoudelijke verzorging / Voorzieningen gehandicapten / Sociaal-cultureel werk Deze zogenoemde ‘IV3-uitgaven’ van gemeenten kunnen vervolgens met elkaar worden vergeleken. Het voordeel hiervan is dat door deze methode inzicht kan worden verkregen in de hoofdlijnen van de gemeentelijke uitgaven op het Wmo-beleid48.
48
Artikel9wmo.nl: Toelichting bij gemeentelijke prestatie 19.
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
26
Tabel 3: Uitgave aan Wmo-taken per inwoner (Artikel9wmo.nl, 2012 & 2013)
Gemeente
Maatschappelijke begeleiding en advies
Huishoudelijke verzorging
Sociaalcultureel werk
Voorzieningen gehandicapten
Totaal (van deze vier gebieden)
Amsterdam
€ 222,42
€ 75,92
€ 71,33
€ 72,20
€ 441,87
Landsmeer
€ 28,02
€ 105,70
€ 12,72
€ 34,34
€ 180,78
Oostzaan
€ 33,52
€ 80,82
€ 3,51
€ 41,22
€ 159,07
Wormerland
€ 19,32
€ 46,25
€ 2,02
€ 46,38
€ 113,97
Waterland
€ 46,10
€ 47,39
€ 22,93
€ 27,38
€ 143,80
De totale uitgaven aan deze verschillende Wmo-taken was (in 2012 en 2013, dus voor de decentralisaties) in Landsmeer hoger dan in de andere gemeenten. Dit was te verwachten aangezien het historische budget voor de Wmo in Landsmeer hoger is dan in de andere gemeenten (uitgezonderd Amsterdam). Vooral opvallend zijn de hoge kosten voor huishoudelijke verzorging. Verhoudingen gemeente-gemeenschap Voor de uitvoering van het Wmo-beleid wordt door de gemeente samengewerkt met de gemeenschap. Op basis van zelfrapportage is door gemeenten aangeven hoe vaak zij binnen het Wmo-beleid door middel van verschillende methoden, zoals een Wmo-platform, buurtraden of vrijwilligersorganisaties, contact heeft met de gemeenschap. Wanneer een gemeente aangaf een methode vaak te gebruiken, krijgt zij hiervoor een hogere score. Een hoge score geeft dus aan dat een gemeente zelf aangeeft veel inspanningen te verrichten om de gemeenschap te betrekken bij de uitvoering van het Wmo-beleid. De onderstaande figuur laat zien dat Landsmeer op deze indeling minder samenwerkingen heeft dan de andere gemeenten. Figuur 3: Samenwerking gemeente-gemeenschap op gebied van Wmo (Artikel9wmo.nl, 2012/2013)
Amsterdam
21
Landsmeer
6
Oostzaan
11
Wormerland
11
Waterland
13 0
5
10
15
20
25
De bovenstaande figuur laat zien dat Landsmeer op deze indeling beduidend minder goed scoort dan de andere gemeenten. Er wordt van minder methoden gebruik gemaakt om met de gemeenschap samen te werken en de methode die worden gebruikt, wordt minder vaak ingezet.
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
27
Sociale samenhang In de Wmo is ook een belangrijke rol/taak weggelegd voor de samenleving, namelijk door middel van het bieden van hulp/mantelzorg etc. Helaas zijn de andere gegevens over bijvoorbeeld vrijwilligerswerk niet bruikbaar, omdat in de algemene cijfers Landsmeer ontbreekt en zij zelf in de uitvraag aangaf niet over deze gegevens te beschikken. Daarom is de sociale samenhang gebruikt om hier toch een indruk van te geven. De sociale samenhang/cohesie49 is gebaseerd op verschillende facetten die de tevredenheid en leefbaarheid van inwoners over de gemeente en buurt meten. De gemiddelde score van de Nederlandse gemeenten ligt hierbij op 44. Landsmeer ligt op dit gebied op het landelijke gemiddelde en scoort vergelijkbaar met de overige referentiegemeenten (uitgezonderd Amsterdam). Figuur 4: Sociale samenhang (Waarstaatjegemeente.nl, 2012)
Amsterdam
19
Landsmeer
44
Oostzaan
42
Wormerland
43
Waterland
46 0
10
20
30
40
50
49
De sociale cohesie is onder meer gebaseerd op de mate waarin buurtbewoners contact met elkaar hebben, de leefbaarheid in de gemeente en het vrijwilligerswerk dat wordt verricht. De sociale cohesie is daarmee een overkoepelend cijfer dat hier iets over zegt.
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
28
Bijlage 2. Geïnterviewde personen Oostzaan / Wormerland Datum gesprek
Naam
Functie
Woensdag 27 mei 2015
Mandy Brussaard
Afdelingshoofd Gebied- & Wijkzaken
Woensdag 27 mei 2015
Marja Hollander
Afdelingshoofd Bedrijfsvoering
Woensdag 27 mei 2015
Paul Koetsier
Gemeentesecretaris Wormerland en directeur OVER-gemeenten
Woensdag 27 mei 2015
Jet Nauta
Afdelingshoofd Beleid & Regie
Woensdag 27 mei 2015
Marcel Schaafsma
Afdelingshoofd Dienstverlening
Datum gesprek
Naam
Functie
Donderdag 28 mei 2015
Jeroen Kompier
Data-analist
Donderdag 28 mei 2015
Han Quast
Bestuursadviseur
Donderdag 28 mei 2015
Marjolein Stamsnijder
Bestuursadviseur regio
Donderdag 28 mei 2015
Nathalie Lagrand
Gebiedscoördinator Noord-Oost
Datum gesprek
Naam
Functie
Donderdag 28 mei 2015
Thomas Bosch
Beleidsmedewerker Bestuurlijke en Juridische Zaken
Donderdag 28 mei 2015
Franc Hendriks
Senior beleidsmedewerker Financiën
Donderdag 28 mei 2015
Paul Menting
Gemeentesecretaris
Datum gesprek
Naam
Functie
Donderdag 28 mei 2015
Nico van Ginkel
Gemeentesecretaris
Donderdag 28 mei 2015
Frank Schreutelkamp
Hoofd afdeling Financiën
Donderdag 28 mei 2015
Jan Uidam
Hoofd afdeling Openbare Werken
Amsterdam / Stadsdeel Noord
Landsmeer
Waterland
Oplegnotitie / Toekomstoriëntatie
29