Toegang tot informatie, inspraak en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op communautair niveau – Een praktische gids
Op internationaal niveau worden toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden geregeld door het zogeheten Verdrag van Aarhus, ondertekend in Aarhus (Denemarken) in 1998. Dit Verdrag is bindend voor de communautaire instellingen en organen en is ten uitvoer gelegd door middel van Verordening (EG) nr. 1367/2006, ook bekend als 'de Aarhusverordening'. De Aarhus-verordening zelf is ten uitvoer gelegd door middel van twee besluiten van de Commissie, namelijk Besluit 2008/50/EG en Besluit 2008/401/EG, Euratom. De Aarhus-verordening verleent het publiek rechten en legt communautaire instellingen en organen verplichtingen op met betrekking tot toegang tot milieu-informatie (Afdeling I), inspraak van het publiek in plannen en programma’s betreffende het milieu (Afdeling II) en toegang tot herzieningsprocedures (Afdeling III). Het doel van deze gids is leden van het publiek te helpen bij de uitoefening van hun rechten krachtens de Aarhus-verordening. Met deze gids wordt dus geprobeerd bij te dragen aan een Europese Gemeenschap die transparanter functioneert en meer verantwoording aflegt. Hoewel de Aarhus-verordening op alle betrokken communautaire instellingen en organen van toepassing is, is deze gids, om praktische redenen, hoofdzakelijk gericht op de tenuitvoerlegging en toepassing van die verordening door de Europese Commissie. Deze gids is niet bindend. De bedoeling van deze gids is een samenvatting van de regels in de Aarhus-verordening te geven en deze toe te lichten. Voor nadere bijzonderheden over de relevante beginselen en voorwaarden wordt verwezen naar de teksten die in het Publicatieblad zijn bekendgemaakt.
INHOUDSOPGAVE I.
Toegang tot milieu-informatie ........................................................................................... 3 Hoe verkrijgt men toegang tot milieu-informatie?......................................................... 3 Welke informatie kan worden aangevraagd? ................................................................. 3 Wie kan milieu-informatie aanvragen? .......................................................................... 3 Bij wie kan de informatie worden aangevraagd? ........................................................... 3 Hoe moet een verzoek om toegang worden ingediend en hoe zal de Commissie het verzoek behandelen? ...................................................................................................... 4 6. Wat gebeurt er als de Commissie de informatie niet heeft?........................................... 4 7. Kan de toegang tot documenten met milieu-informatie worden geweigerd? ................ 4 8. Wat kan ik doen als mijn verzoek om toegang wordt afgewezen of de Commissie niet binnen de gestelde termijn antwoordt?........................................................................... 5 II. Inspraak van het publiek .................................................................................................... 5 9. In welke gevallen moet er inspraak van het publiek zijn? ............................................. 5 10. Wat is een plan of programma betreffende het milieu? ................................................. 5 11. Wat zijn de doelstellingen van het communautaire milieubeleid?................................. 5 12. Wat is niet een plan of programma’s betreffende het milieu? ....................................... 6 13. Wie wordt geraadpleegd?............................................................................................... 6 14. Hoe werkt dit in de praktijk?.......................................................................................... 6 15. Hoeveel tijd krijgt het publiek om commentaar in te dienen en zijn standpunt uiteen te zetten?............................................................................................................................. 6 16. Wat doet de Commissie met het commentaar van het publiek? .................................... 7 17. Hoe wordt het publiek geïnformeerd over het resultaat van de openbare raadpleging? 7 III. Toegang tot herzieningsprocedure ..................................................................................... 7 18. Wat is een interne herziening? ....................................................................................... 7 19. Wie kan een verzoek tot interne herziening indienen? .................................................. 8 20. Welk bewijsmateriaal moet samen met het verzoek tot interne herziening worden overgelegd? .................................................................................................................... 8 21. Wat gebeurt er wanneer het vereiste documentatiemateriaal niet is overgelegd, onvolledig is of onduidelijk is? ...................................................................................... 9 22. Hoe moet een verzoek tot interne herziening worden ingediend? ................................. 9 23. Wat gebeurt er als de Commissie niet de juiste instelling is voor het indienen van een verzoek? ......................................................................................................................... 9 24. Wanneer moet een verzoek tot interne herziening worden ingediend?....................... 10 25. Wanneer ontvangt de aanvragende ngo een antwoord? ............................................... 10 26. Wat is het antwoord van de Commissie als de ngo niet gerechtigd is een verzoek tot interne herziening in te dienen? ................................................................................... 10 27. Wat is het antwoord van de Commissie als zij heeft beoordeeld of het verzoek tot interne herziening al dan niet gegrond is?.................................................................... 11 28. Wat gebeurt er als het verzoek tot interne herziening wordt afgewezen?.................... 11 29. Wat te doen indien de Commissie niet op het verzoek reageert binnen de gestelde termijn van maximaal 18 weken na indiening van het verzoek? ................................. 12 30. Contactpunt .................................................................................................................. 12 1. 2. 3. 4. 5.
I.
Toegang tot milieu-informatie
1.
Hoe verkrijgt men toegang tot milieu-informatie?
Een schat aan milieu-informatie is rechtstreeks voor het publiek toegankelijk via openbare telecommunicatienetwerken. Indien dit niet het geval is, kunnen leden van het publiek een verzoek om toegang tot niet eerder gepubliceerde informatie indienen. Voorbeelden van rechtstreeks voor het publiek toegankelijke informatie zijn communautaire wetgeving, beleidsdocumenten, plannen en programma’s betreffende het milieu, voortgangverslagen over de uitvoering hiervan, en, meer algemeen, rapporten over de toestand van het milieu die verkrijgbaar zijn via gegevensbanken, zoals Eur-Lex (http://eurlex.europa.eu/nl/index.htm) en Pre-Lex (http://ec.europa.eu/prelex/apcnet.cfm?CL=nl), of het Europa-portaal (http://europa.eu/).
2.
Welke informatie kan worden aangevraagd?
Milieu-informatie heeft betrekking op alle beschikbare informatie, ongeacht haar vorm of format, over het milieu, elementen van het milieu (lucht, water, bodem, land, landschap en natuurgebieden, zeegebieden, enz.) en de diverse componenten daarvan, alsook informatie over factoren zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en andere introducties van stoffen in het milieu die het milieu (kunnen) aantasten. Milieu-informatie omvat ook maatregelen, zoals beleidslijnen, wetgeving, plannen, programma’s en activiteiten die een uitwerking hebben of kunnen hebben op het milieu, alsmede maatregelen of activiteiten ter bescherming van het milieu. Kosten-baten- en andere economische analyses die worden gebruikt om deze maatregelen en activiteiten voor te bereiden, vallen hier eveneens onder. Ook informatie over de toestand van de menselijke gezondheid en veiligheid, de menselijke levensomstandigheden, cultureel waardevolle gebieden en bouwwerken, wanneer zij het milieu beïnvloeden of hierdoor worden beïnvloed, en verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving maken milieu-informatie uit.
3.
Wie kan milieu-informatie aanvragen?
Iedereen, ongeacht zijn of haar persoonlijke of beroepssituatie, kan toegang tot milieuinformatie vragen, zonder daarvoor een belang te moeten aanvoeren of een reden te moeten opgeven. De aanvrager hoeft geen burger of ingezetene van de EU te zijn. Nietgouvernementele organisaties kunnen om informatie verzoeken ongeacht waar zij wettelijk geregistreerd zijn.
4.
Bij wie kan de informatie worden aangevraagd?
Er kan worden verzocht om toegang tot milieu-informatie die door communautaire instellingen of organen is ontvangen of opgesteld en waarover zij beschikken, tenzij de informatie door de betrokken instellingen of organen wordt gebruikt wanneer zij in een rechterlijke hoedanigheid optreden. Het gaat hierbij om milieu-informatie waarover
bijvoorbeeld het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie, de Europese Commissie, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio’s, de Europese Investeringsbank en communautaire agentschappen beschikken.
5.
Hoe moet een verzoek om toegang worden ingediend en hoe zal de Commissie het verzoek behandelen?
Het recht op toegang tot milieu-informatie waarover de Europese Commissie beschikt, moet worden uitgeoefend via de procedures die zijn vastgelegd om het publiek toegang te verlenen tot documenten in het kader van Verordening (EG) nr. 1049/20011. Het verzoek moet schriftelijk worden ingediend en kan worden verzonden per post, fax of email. Op de server EUROPA is een register van documenten opgesteld als hulpmiddel bij opzoekingen (http://ec.europa.eu/transparency/regdoc/registre.cfm?CL=nl). Er is ook een aanvraagformulier voor documenten te vinden op de server EUROPA (https://ec.europa.eu/transparency/regdoc/fmb/formulaire.cfm?cl=nl). De Commissie heeft een gids voor de burger bij Verordening (EG) nr. 1049/2001 gepubliceerd waarnaar leden van het publiek die een verzoek om toegang tot milieuinformatie willen indienen, worden verwezen. De regels van deze verordening zijn namelijk ook van toepassing op verzoeken om toegang tot milieu-informatie, behoudens de uitleg bij de vragen 7 en 8 hierna.
6.
Wat gebeurt er als de Commissie de informatie niet heeft?
Indien de Commissie niet over de gevraagde milieu-informatie beschikt, laat zij de aanvrager zo snel mogelijk, en uiterlijk binnen 15 werkdagen, weten welke communautaire instelling, communautair orgaan of betrokken overheidsinstantie van een lidstaat volgens haar de informatie bezit. De Commissie kan ook het verzoek aan die instelling, dat orgaan of die overheidsinstantie doorsturen en de aanvrager hiervan in kennis stellen.
7.
Kan de toegang tot documenten met milieu-informatie worden geweigerd?
Ja. Hoewel in beginsel alle documenten van de Commissie toegankelijk zijn voor het publiek, weigert de Commissie inzage te geven in bepaalde documenten met het oog op de bescherming van openbare of particuliere belangen of om de geheimhouding van haar interne beraadslagingen te verzekeren. Elke weigering toegang te verlenen moet worden gebaseerd op een van de uitzonderingen in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 (zie het betreffende onderdeel van de gids voor de burger bij Verordening (EG) nr. 1049/2001) en moet worden gemotiveerd door het nadeel dat door openbaarmaking van het document zou ontstaan. De gronden voor weigering moeten in beperkende zin worden uitgelegd, waarbij rekening wordt gehouden met het met de openbaarmaking gediende openbaar belang en met de vraag of de gevraagde informatie betrekking heeft op emissies in het milieu.
1
PB L 124 van 17.5.2001, blz. 1.
Er zij erop gewezen dat, naast de uitzonderingen in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001, er nog een speciale uitzondering geldt voor de toegang tot milieu-informatie: toegang tot dergelijke informatie mag worden geweigerd wanneer de openbaarmaking van de informatie afbreuk doet aan de bescherming van het milieu waarop die informatie betrekking heeft, zoals de broedplaatsen/voortplantingsgebieden van zeldzame soorten. Indien het document slechts ten dele onder een of meer van de uitzonderingen valt, worden de overige delen ervan wel vrijgegeven.
8.
Wat kan ik doen als mijn verzoek om toegang wordt afgewezen of de Commissie niet binnen de gestelde termijn antwoordt?
De beroepsprocedure van Verordening (EG) nr. 1049/2001 is van toepassing (zie het betreffende onderdeel van gids voor de burger bij Verordening (EG) nr. 1049/2001).
II.
Inspraak van het publiek
9.
In welke gevallen moet er inspraak van het publiek zijn?
De Commissie moet ervoor zorgen dat het publiek daadwerkelijk en vroegtijdig inspraak krijgt tijdens de voorbereiding, wijziging of herziening van plannen of programma's betreffende het milieu, op een ogenblik dat alle opties nog open zijn.
10.
Wat is een plan of programma betreffende het milieu?
Een plan of programma, door de Commissie voorbereid of aangenomen, heeft betrekking op het milieu wanneer het voldoet aan de volgende twee voorwaarden: de Commissie moet krachtens bestaande regels een dergelijk plan of programma voorbereiden en het plan of programma draagt bij tot, of kan significante gevolgen hebben voor, het bereiken van de doelstellingen van het communautaire milieubeleid. Algemene milieuactieprogramma’s worden, bijvoorbeeld, als plannen en programma’s betreffende het milieu aangemerkt.
11.
Wat zijn de doelstellingen van het communautaire milieubeleid?
De voornaamste doelstellingen van het communautaire milieubeleid zijn: behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, bescherming van de gezondheid van de mens, behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen en bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen. Deze doelstellingen worden nauwkeurig beschreven in algemene milieuactieprogramma’s vastgesteld door de Gemeenschap. Het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese
Gemeenschap (Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002, PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1) is het huidige programma (het loopt van 2002 tot 2012).
12.
Wat is niet een plan of programma’s betreffende het milieu?
Bepaalde documenten worden plannen of programma’s genoemd, maar zijn geen plannen of programma’s betreffende het milieu waarvoor inspraak van het publiek geldt. Het gaat hierbij om financierings- of begrotingsplannen en -programma’s (meer bepaald plannen en programma's die aangeven hoe bepaalde projecten of activiteiten gefinancierd moeten worden of die betrekking hebben op de voorgestelde jaarlijkse begrotingen), interne werkprogramma’s of noodplannen en -programma’s inzake civiele bescherming.
13.
Wie wordt geraadpleegd?
De Commissie raadpleegt het publiek dat wordt of kan worden getroffen door of belang heeft bij het plan of programma betreffende het milieu dat wordt voorbereid.
14.
Hoe werkt dit in de praktijk?
Openbare raadplegingen kunnen verschillende vormen aannemen, afhankelijk van de aard en de inhoud van het betrokken plan of programma (bijeenkomsten, hoorzittingen, vragenlijsten en raadplegingen via internet, enz.). In vele gevallen vinden openbare raadplegingen plaats via 'Uw stem in Europa' (http://ec.europa.eu/yourvoice/index_nl.htm), het specifieke toegangspunt van de Europese Commissie voor raadplegingen. Het ontwerp-plan of -programma en het ondersteunende materiaal, zoals de milieu-informatie of milieuevaluatie die betrekking heeft op het plan of programma in voorbereiding, indien van toepassing, worden openbaar gemaakt. Voor het bepalen van de bijzonderheden van iedere openbare raadpleging hanteert de Commissie de algemene beginselen en minimumnormen voor raadpleging van de betrokken partijen door de Commissie, beschreven in haar mededeling COM(2002) 704 definitief (http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2002:0704:FIN:NL:PDF).
15.
Hoeveel tijd krijgt het publiek om commentaar in te dienen en zijn standpunt uiteen te zetten?
Voor het indienen van commentaar wordt in beginsel een termijn van ten minste acht weken gesteld, in het geval van raadplegingen via internet. Indien bijeenkomsten of hoorzittingen worden georganiseerd, wordt hiervan in beginsel ten minste vier weken vooraf kennis gegeven.
Deze termijnen kunnen worden verkort in spoedgevallen of in gevallen waarin het publiek reeds in de gelegenheid is gesteld commentaar te leveren op het ontwerp-plan of -programma.
16.
Wat doet de Commissie met het commentaar van het publiek?
De Commissie moet rekening houden met het resultaat van de openbare raadpleging. Dit betekent dat de Commissie de door het publiek geformuleerde opmerkingen zal overwegen en deze zal afwegen tegen de verschillende openbare belangen in de zaak; dit proces kan leiden tot de aanpassing van het plan of programma. Er bestaat echter geen verplichting om alle opmerkingen letterlijk in het ontwerp-plan of -programma op te nemen.
17.
Hoe wordt het publiek geïnformeerd over het resultaat van de openbare raadpleging?
De Commissie informeert het publiek over het vastgestelde plan of programma en maakt de tekst hiervan openbaar; ook geeft zij informatie over de openbare raadplegingsprocedure en de redenen en overwegingen die haar hebben gebracht tot vaststelling van het plan of programma in die vorm. De toelichting bij wetgevingsvoorstellen van de Commissie (voor zover het plan of programma in kwestie moet worden goedgekeurd door de Raad en/of het Europees Parlement) omvat het resultaat van deze raadplegingen en uitleg over hoe deze werden uitgevoerd en hoe er in het voorstel rekening is gehouden met het resultaat. Deze informatie en de bijdragen aan de openbare raadplegingen moeten eveneens beschikbaar worden gemaakt op de site 'Uw stem voor Europa' (zie eerder).
III.
Toegang tot herzieningsprocedure
18.
Wat is een interne herziening?
Bepaalde niet-gouvernementele organisaties die de milieubescherming bevorderen, kunnen de Commissie verzoeken te overwegen of een door haar gestelde administratieve handeling niet in strijd is met de communautaire milieuwetgeving. De Commissie kan ook worden verzocht te overwegen of zij niet een administratieve handeling had moeten stellen, aangezien het verzuimen van het stellen van een handeling een administratieve nalatigheid vormt. Een 'administratieve handeling' is elke onder het milieurecht vallende maatregel van individuele strekking die een juridisch bindende en externe werking heeft. Deze definitie sluit maatregelen zonder externe, juridisch bindende werking, zoals interne instructies en richtsnoeren, en normatieve handelingen van algemene strekking, zoals verordeningen en richtlijnen, uit. Zij omvat besluiten die een juridisch bindende en externe werking hebben, ongeacht hun vorm, inclusief besluiten in briefvorm. De Commissie kondigt haar besluiten gewoonlijk op haar website (http://ec.europa.eu/index_nl.htm) aan door middel van kennisgevingen of persberichten of door de gestelde handeling in haar register van documenten op te nemen. Een 'administratieve nalatigheid' is elk geval waarbij een communautaire instelling of communautair orgaan verzuimt een administratieve handeling te stellen.
Onder 'milieurecht' wordt communautaire wetgeving verstaan die, ongeacht de rechtsgrondslag, bijdraagt tot het nastreven van de doelstellingen van het communautaire milieubeleid (zie het antwoord op vraag 11).
19.
Wie kan een verzoek tot interne herziening indienen?
Anders dan bij de toegang tot milieu-informatie en de inspraak van het publiek, waarbij het gaat om individuen en verenigingen, kunnen alleen niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) die de milieubescherming bevorderen een verzoek tot interne herziening indienen. De ngo dient aan de volgende voorwaarden te voldoen: (a) zij is een onafhankelijke rechtspersoon zonder winstoogmerk volgens de wetgeving of de praktijk van een lidstaat; (b) haar uitdrukkelijk hoofddoel is het bevorderen van de milieubescherming in de context van het milieurecht; (c) zij bestaat al meer dan twee jaar en ijvert actief voor milieubescherming; (d) de aangelegenheid met betrekking waartoe het verzoek tot interne herziening wordt ingediend, behoort tot haar doel en werkterrein.
20.
Welk bewijsmateriaal moet samen met het verzoek tot interne herziening worden overgelegd?
Iedere ngo die een verzoek tot interne herziening indient, moet de volgende documenten overleggen: 1. Statuut of huishoudelijk reglement van de ngo, of een ander document dat volgens de nationale praktijken dezelfde rol vervult met betrekking tot landen waarin bij de nationale wet niet is voorzien in statuten of huishoudelijke reglementen voor ngo's. 2. Jaarverslagen van de ngo over de laatste twee jaar. 3. Voor ngo’s gevestigd in landen waarin de vervulling van dergelijke procedures voorwaarde is voor het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid, een kopie van de officiële inschrijving bij de nationale autoriteiten (openbaar register, officiële publicatie of een ander relevant document). 4. In voorkomend geval, bewijsmateriaal van het feit dat de ngo eerder door een communautaire instelling of communautair orgaan is gerechtigd om een verzoek tot interne herziening in te dienen. Indien bepaalde documenten niet kunnen worden overgelegd om redenen die niet te wijten zijn aan de ngo, of indien uit die documenten niet duidelijk blijkt dat de ngo onafhankelijk is, geen winstoogmerk heeft en actief is op het terrein waarop het verzoek tot interne herziening betrekking heeft, moet gelijkwaardig bewijsmateriaal worden overgelegd. (De ngo kan
bijvoorbeeld een verklaring overleggen dat zij onafhankelijk is en geen winstoogmerk heeft, ondertekend door een persoon die gemachtigd is de ngo te vertegenwoordigen.)
21.
Wat gebeurt er wanneer het vereiste documentatiemateriaal niet is overgelegd, onvolledig is of onduidelijk is?
De Commissie gaat aan de hand van de bij het verzoek overgelegde informatie na of de aanvragende ngo aan alle voornoemde criteria voldoet. Zij kan de ngo verzoeken om aanvullende documentatie of informatie, die door de ngo moet worden overgelegd binnen een redelijke, in het verzoek te specificeren termijn. Gedurende die periode wordt de termijn van 12 tot 18 weken waarin het verzoek moet worden behandeld, opgeschort. De Commissie kan ook de nationale autoriteiten van het land waarin de ngo geregistreerd staat of haar oorsprong heeft, raadplegen om de door die organisatie overgelegde informatie te controleren en te beoordelen.
22.
Hoe moet een verzoek tot interne herziening worden ingediend?
Verzoeken tot interne herziening van een administratieve handeling of nalatigheid worden per post, fax of e-mail naar de dienst van de Commissie (directoraat-generaal of dienst) gestuurd die verantwoordelijk is voor de toepassing van de bepaling op basis waarvan de administratieve handeling werd gesteld of voor de beweerde administratieve nalatigheid. Voor administratieve handelingen of nalatigheden die onder de verantwoordelijkheid van directoraat-generaal Milieu (‘DG Milieu’) van de Commissie vallen, zijn de betreffende contactadressen (die nu en dan worden bijgewerkt) te vinden op de website van de Commissie gewijd aan het Verdrag van Aarhus (http://ec.europa.eu/environment/aarhus/index.htm). Het volgende e-mailadres kan in elk geval worden gebruikt:
[email protected]. Indien de aanvragende ngo niet weet welke dienst van de Commissie bevoegd is voor het onderzoeken van het verzoek of niet over specifieke contactadressen beschikt, kan het verzoek naar DG Milieu worden gestuurd, die het verzoek naar de verantwoordelijke dienst zal doorsturen. Na registratie van het verzoek tot interne herziening wordt meteen een ontvangstbevestiging gestuurd naar de aanvragende ngo, in voorkomend geval op elektronische wijze.
23.
Wat gebeurt er als de Commissie niet de juiste instelling is voor het indienen van een verzoek?
Indien de Commissie een verzoek tot interne herziening ontvangt met betrekking tot een handeling of nalatigheid waarvoor een andere communautaire instelling of een ander communautair orgaan verantwoordelijk is, laat zij de aanvragende ngo zo snel mogelijk, en uiterlijk binnen 15 werkdagen, overeenkomstig de gedragscode op administratief gebied (http://ec.europa.eu/civil_society/code/index_nl.htm), weten bij welke communautaire instelling of bij welk communautair orgaan het verzoek volgens haar moet worden ingediend,
of stuurt zij het verzoek naar de communautaire instelling of het communautaire orgaan in kwestie door en stelt de aanvrager hiervan in kennis.
24.
Wanneer moet een verzoek tot interne herziening worden ingediend?
Een verzoek moet bij de Commissie worden ingediend binnen zes weken nadat de administratieve handeling werd gesteld, bekendgemaakt of gepubliceerd, waarbij het criterium dat de laatste vervaldatum oplevert bepalend is, of, in het geval van een beweerde nalatigheid, binnen zes weken te rekenen vanaf de dag waarop de administratieve handeling had moeten zijn gesteld.
25.
Wanneer ontvangt de aanvragende ngo een antwoord?
De Commissie neemt een verzoek tot interne herziening van een ngo in overweging, tenzij (i) het duidelijk ongegrond is, of (ii) de aanvragende ngo niet in aanmerking komt omdat zij niet voldoet aan een of meer van de voorwaarden die zijn opgesomd in het antwoord op vraag 19. De Commissie geeft de ngo zo snel mogelijk, en niet later dan 12 weken na ontvangst van het verzoek, schriftelijk de redenen van haar reactie aan. Deze termijn mag echter worden verlengd tot maximaal 18 weken na de ontvangst van het verzoek. De ngo wordt schriftelijk in kennis gesteld van die verlenging.
26.
Wat is het antwoord van de Commissie als de ngo niet gerechtigd is een verzoek tot interne herziening in te dienen?
Indien de Commissie vindt dat het verzoek geheel of ten dele onontvankelijk is, wordt de aanvragende ngo daarvan schriftelijk op de hoogte gesteld door de directeur-generaal of het diensthoofd van de dienst van de Commissie die het verzoek onderzoekt. De Commissie heeft aan de directeur-generaal of het betreffende diensthoofd de bevoegdheid gedelegeerd om ontvankelijkheidskwesties te behandelen en de aanvragende ngo namens de Commissie te antwoorden. Het antwoord van de Commissie dient de redenen te vermelden waarom het verzoek onontvankelijk wordt geacht. In voorkomend geval wordt het antwoord op elektronische wijze verzonden. Een verzoek kan om een of meer van de volgende redenen onontvankelijk zijn: 1. De aanvragende ngo is niet gerechtigd een dergelijk verzoek in te dienen omdat zij niet voldoet aan een of meer van de voorwaarden die zijn opgesomd in het antwoord op vraag 19, of omdat zij geen passend bewijsmateriaal heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij aan al deze criteria voldoet. 2. Het verzoek heeft betrekking op een handeling of nalatigheid die niet wordt aangemerkt als 'administratieve handeling' of 'administratieve nalatigheid' binnen de specifieke betekenis uitgelegd in het antwoord op vraag 18.
3. Het verzoek werd niet bij de Commissie ingediend binnen zes weken nadat de administratieve handeling werd gesteld, bekendgemaakt of gepubliceerd, waarbij het criterium dat de laatste vervaldatum oplevert bepalend is, of, in het geval van een vermeende nalatigheid, binnen zes weken te rekenen vanaf de dag waarop de administratieve handeling had moeten zijn gesteld. 4. In het verzoek worden de redenen van het verzoek niet uiteengezet of niet voldoende gestaafd, omdat er niet wordt uitgelegd waarom de Commissie volgens de ngo op onrechtmatige wijze heeft gehandeld of omdat niet alle relevante informatie en bewijsstukken ter ondersteuning van de standpunten in het verzoek zijn verstrekt. Het antwoord van de Commissie waarin een verzoek onontvankelijk wordt verklaard, dient binnen 12 weken na de indiening van het verzoek te worden verzonden, tenzij de Commissie deze termijn tot 18 weken heeft verlengd. In dat antwoord worden de beroepsmogelijkheden vermeld die de ngo ter beschikking staan, namelijk inleiding van een gerechtelijke procedure tegen de Commissie of indiening van een klacht bij de Ombudsman, onder de voorwaarden van artikel 230 respectievelijk artikel 195 van het EG-Verdrag.
27.
Wat is het antwoord van de Commissie als zij heeft beoordeeld of het verzoek tot interne herziening al dan niet gegrond is?
De Commissie onderzoekt of de betreffende administratieve handeling in strijd is met het milieurecht, dan wel of zij heeft nagelaten een administratieve handeling te stellen terwijl zij wettelijk hiertoe verplicht was. Indien er sprake is van een inbreuk op het milieurecht, wordt het verzoek gegrond geacht; indien er geen sprake is van een inbreuk, wordt het verzoek afgewezen. De Commissie heeft haar leden de bevoegdheid gegeven te beslissen dat de administratieve handeling waarvan een herziening wordt gevraagd, of de beweerde administratieve nalatigheid, niet in strijd is met het milieurecht. Dit betekent dat het betreffende Commissielid namens de Commissie de aanvragende ngo meedeelt dat haar verzoek wordt afgewezen. Iedere beslissing waarbij de Commissie erkent dat er sprake is van een inbreuk op het milieurecht, wordt door de Commissie zelf (namelijk het College van leden van de Commissie) genomen.
28.
Wat gebeurt er als het verzoek tot interne herziening wordt afgewezen?
In het antwoord waarin de ngo wordt meegedeeld dat de in haar verzoek genoemde handeling of beweerde nalatigheid niet in strijd is met het milieurecht, moeten de redenen voor de beslissing worden opgegeven en de beroepsmogelijkheden worden vermeld die de ngo ter beschikking staan, namelijk inleiding van een gerechtelijke procedure tegen de Commissie of indiening van een klacht bij de Ombudsman, onder de voorwaarden van artikel 230 respectievelijk artikel 195 van het EG-Verdrag.
29.
Wat te doen indien de Commissie niet op het verzoek reageert binnen de gestelde termijn van maximaal 18 weken na indiening van het verzoek?
In dat geval kan de aanvragende ngo die verdere actie wenst te ondernemen in de zaak, een gerechtelijke procedure inleiden krachtens artikel 232 van het EG-Verdrag. Zij kan ook een klacht bij de Ombudsman indienen, onder de voorwaarden van artikel 195 van het EGVerdrag.
30.
Contactpunt
Verzoeken om informatie en vragen mogen naar het volgende adres worden gezonden:
[email protected].
* *
*
TOEPASSELIJKE WETGEVING •
Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (PB L 264 van 25.9.2006, blz. 13).
•
Besluit 2008/50/EG van de Commissie van 13 december 2007 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake het Verdrag van Aarhus wat betreft verzoeken tot interne toetsing van administratieve handelingen (PB L 13 van 16.1.2008, blz. 24).
•
Besluit 2008/401/EG, Euratom van de Commissie van 30 april 2008 tot wijziging van haar reglement van orde ten aanzien van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op communautaire instellingen en organen (PB L 140 van 30.5.2008, blz. 22).