Toegang tot de bloedbaan - shunt
Uw behandelend arts heeft met u besproken dat er bij u een shunt wordt aangelegd om te kunnen dialyseren. In deze folder krijgt u informatie over de shunt; hoe u ermee om moet gaan en wat u kunt doen bij eventuele problemen. Als u na het lezen van deze folder nog vragen heeft, kunt u deze stellen aan de dialyseverpleegkundige of aan de arts. De shunt: de inwendige toegang tot de bloedbaan Met hemodialyse worden uit het bloed afvalstoffen en overtollig vocht verwijderd met behulp van een filter (ook wel kunstnier genoemd) in het dialyseapparaat. Om het bloed naar het filter te leiden is een toegang tot de bloedbaan nodig. Dit kan een katheter in een groot bloedvat zijn of een zogenaamde shunt. Een shunt is een verbinding tussen een ader en een slagader, die door middel van een operatie wordt gemaakt. De shunt wordt bijna altijd aangelegd in de arm; in welke arm, en of dit in de boven- of onderarm is, zal de nefroloog of chirurg met u bespreken. Een shunt bevindt zich inwendig, dus onder de huid. Dit in tegenstelling tot een katheter die zich voor een deel in het lichaam bevindt en voor een deel daarbuiten. De shunt kan gemaakt worden van uw eigen bloedvaten (arterio-veneuze fistel) of van een kunststof bloedvat.
AV-fistel Voor een arterio-veneuze (AV)-fisteloperatie wordt u soms enkele dagen in het ziekenhuis opgenomen, maar meestal kan het poliklinisch. Bij de operatie wordt onder algehele of plaatselijke verdoving een verbinding gemaakt tussen een ader en een slagader in de arm. Als gevolg van deze verbinding zal door de sterke bloedstroom van de slagader de ader opzwellen; zo ontstaat de shunt. Het duurt minstens zes weken voordat het bloedvat van de shunt zich voldoende ontwikkeld heeft in omvang en stevigheid. Na deze periode kan de shunt aangeprikt worden. Er wordt met twee naalden aangeprikt. Aan deze naalden worden de slangetjes bevestigd die het bloed naar het dialyseapparaat en weer terug naar het lichaam leiden. Omdat het aanprikken van de shunt pijnlijk kan zijn, kunt u een recept krijgen voor een verdovende zalf op de shunt. De dialyseverpleegkundige zal u uitleg geven waar en wanneer u de zalf moet aanbrengen. Na de hemodialysebehandeling worden de naalden verwijderd. De prikgaatjes worden afgedrukt en vervolgens afgeplakt met pleisters. De dialyseverpleegkundige leert u hoe u de prikgaatjes moet afdrukken. Tip: Vanaf een week na de operatie kunt u het ontwikkelen van de fistel stimuleren door enkele malen per dag, gedurende vijf minuten in een zachte (tennis)bal te knijpen.
2
De graft of Goretex shunt Indien uw eigen bloedvaten niet geschikt zijn om een AV-fistel te maken, kan gekozen worden voor een kunststof bloedvat, de zogeheten graft of Goretex shunt. Door middel van een operatie onder algemene of plaatselijke verdoving wordt een kunststof bloedvat in de arm geplaatst. Vaak wordt deze shunt in een lus aangelegd. Voor deze operatie wordt u enkele dagen in het ziekenhuis opgenomen. De eerste dagen na de operatie kan de arm gevoelig en gezwollen zijn. Dit trekt na enkele dagen tot enkele weken weg. Zodra de shunt is vastgegroeid in het weefsel en de zwelling is verminderd, kan de shunt aangeprikt worden. Het aanprikken gebeurt met twee naalden, waaraan de slangetjes worden bevestigd die het bloed naar het dialyseapparaat en weer terug naar het lichaam leiden. Omdat het aanprikken van de shunt pijnlijk kan zijn, kunt u net als bij de AV-fistel een verdovende zalf gebruiken. Na de hemodialysebehandeling worden de naalden verwijderd. De prikgaatjes worden afgedrukt en vervolgens afgeplakt met pleisters. De dialyseverpleegkundige leert u hoe u de prikgaatjes moet afdrukken. De verzorging van de shunt De verzorging van de shunt is erop gericht de huid van de shuntarm en de shunt zelf in een goede conditie te houden, waardoor complicaties als een ontsteking of stolling van de shunt minder vaak optreden. Deze complicaties kunnen ertoe leiden dat de shunt niet meer voor de hemodialysebehandeling gebruikt kan worden. Op de dialyse afdeling zal de dialyseverpleegkundige samen met u de shunt controleren, door onder andere de huid te bekijken en de shunt te beluisteren. U kunt zelf de volgende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de shunt in goede conditie blijft. Een droge, geïrriteerde huid is vatbaar voor ontstekingen. Is uw huid droog, smeer de huid dan in met een bodylotion of crème. Jeukt uw huid, krab dan niet met uw nagels, maar wrijf zachtjes met uw 3
vingertoppen over de huid. Krabwondjes kunnen gaan ontsteken. Verwijder de pleisters op de prikgaatjes van de dialysenaalden één dag na de dialysebehandeling. Zo kunt u de huid inspecteren op verande-ringen. Op de prikgaatjes zal zich een korstje hebben gevormd. Korstjes kunt u beter niet van de huid verwijderen, omdat daardoor een wondje ontstaat dat kan gaan ontsteken. Mocht het prikgaatje nog open zijn, druk dan zo nodig het wondje af en plak er weer een schone pleister op. Vermijd extreme warmte of koude om beschadiging van de huid te voorkomen. Laat u niet injecteren in de shuntarm en laat geen bloed afnemen uit de bloedvaten van de shuntarm. Laat aan de shuntarm ook geen bloeddruk meten. Tips: • Geen zware tassen e.d. aan de shuntarm dragen • Geen knellende kleding, armbanden of horloge aan de shuntarm dragen • Niet op de shuntarm gaan liggen • Droge huid insmeren met bodylotion of crème (behalve op dialysedagen) • Bij jeuk zachtjes wrijven met de vingertoppen (niet met de nagels) • Verwijder de pleisters één dag na de dialyse om de huid te inspecteren • Korstjes laten zitten, om infecties te voorkomen • Extreme koude of warmte aan de shuntarm vermijden • Geen bloeddruk laten meten aan de shuntarm • Geen bloed laten afnemen uit de shuntarm • Niet injecteren in de shuntarm • Controleer dagelijks uw shunt en vink het af achter in dit boekje. Het bekijken en voelen van de shunt Uw shunt is in goede conditie wanneer u de shunt voelt trillen en wanneer de huid gaaf is. Door dagelijks uw shunt te bekijken en te bevoelen kunt u tijdig veranderingen vaststellen. Bij nadelige veranderingen zoals stolling en ontstekingen is het van groot belang deze complicaties tijdig te onderkennen en tot behandeling over te gaan.
4
De veranderingen die op stolling van de shunt kunnen wijzen zijn: • verkleuring van de huid • zwelling • pijnlijke en/of harde shunt • de trilling van de shunt is niet goed voelbaar, niet te horen of heeft plaats gemaakt voor een kloppend gevoel. • gevoelloze, koude en/of blauwe vingers Veranderingen die op een ontsteking van de shunt wijzen zijn: • de huid is rood, pijnlijk, gezwollen, voelt warm aan • koorts • pus uit wondjes Wanneer u klachten heeft die op een ontsteking wijzen, is het van groot belang dat u contact opneemt met de dialyseafdeling (ook ’s avonds en in het weekend). Door de complicatie tijdig te behandelen kan blijvende beschadiging aan de shunt voorkomen worden. Achterin dit boekje kunt u de dagelijkse controle en oefeningen van uw shunt bijhouden. Rode en pijnlijke huid Een rode en pijnlijke huid rond de shunt kan wijzen op een irritatie van de huid, veroorzaakt door bijvoorbeeld pleisters of ontsmettingsmiddelen die nodig zijn voor het aanprikken van de shunt. Is de huid geïrriteerd, dan zal de dialyseverpleegkundige voorstellen een ander soort pleisters of ontsmettingsmiddel te gebruiken. Infectie Is de shunt rood, warm, dik en pijnlijk dan is dat een teken van infectie. Neem contact op met de dialyseafdeling. De arts zal de shunt willen bekijken en zo nodig antibiotica voorschrijven. Steal Na een shuntoperatie kan het voorkomen dat er onvoldoende bloed naar de hand stroomt. De hand wordt dan kouder, ziet wit, vingers kunnen pijnlijk worden of er ontstaan wondjes. De dialyseverpleegkundige observeert de shunt wel bij iedere dialyse, maar als u klachten heeft moet u dat aangeven.
5
Duplex Om te kijken of het bloedvat van de shunt voldoende is ontwikkeld in omvang en stevigheid, wordt na 1 week en na 6 weken een duplexmeting gedaan. Bij een duplexmeting wordt met behulp van een echo-apparaat gekeken naar de diameter van het aangelegde bloedvat en wordt gekeken of het bloedvat voldoende is opgezwollen om aangeprikt te worden. De ontwikkeling van het bloedvat wordt ook wel het ‘rijpen’ van de shunt genoemd.
Persoonlijke gegevens Naam: Adres: Postcode en woonplaats: Telefoonnummer: Soort shunt: Locatie shunt: Datum aanleg shunt:
Naam vaatchirurg:
6
Shuntcontrole Stressbal-oefeningen Week 1 Kijken Voelen Luisteren Ochtend Middag Avond 1 2 3 4 5 6 7 Week 2 1 Duplex meting 2 3 4 5 6 7 Week 3 1 2 3 4 5 6 7 Week 4 1 2 3 4 5 6 7 Week 5 1 2 3 4 5 6 7 Week 6 1 2 3 4 5 6 7 Duplex meting
7
109003
Informatie hemodialyseafdeling Naam ziekenhuis: VUmc Adres: de Boelelaan 1117 Postcode en woonplaats: 1081 HV Amsterdam Telefoonnummer algemeen: (020) 444 4444 Telefoonnummer hemodialyseafdeling: (020) 444 2679 De hemodialyseafdeling is rechtstreeks te bereiken: Maandag tot en met vrijdag van 7.30 uur tot 20.30 uur op telefoonnummer (020) 444 2679 Zaterdag van 7.30 uur tot 15.30 uur op telefoonnummer (020) 444 2679 Zondag van 8.30 uur tot 16.00 uur op telefoonnummer (020) 444 2679 Buiten deze tijden zijn altijd een dienstdoende nefroloog en dialyseverpleegkundige bereikbaar via de receptie van het VUmc; telefoonnummer (020) 444 4444.
VUmc© december 2015 www.VUmc.nl
8