VI / 3
17 10 2008
FACULTEIT TECHNIEK, BESTUUR EN MANAGEMENT
Samenwerkingsovereenkomst Faculteit TBM en University of Nebraska Op 23 september 2008 heeft decaan Theo Toonen van de Faculteit Techniek Bestuur en Management een samenwerkingsovereenkomst getekend met decaan Hesham Ali van het College of Information Science & Technology van de University of Nebraska in Omaha. De samenwerking richt zich vooral op de uitwisseling van studenten en onderzoekers, voornamelijk op het gebied van 'Collaboration Support en Simulatie'. Verder zal er samengewerkt worden in een internationaal project om een nieuw elektronisch vergadersysteem (Group Decision Room/Group Support System) te ontwikkelen. Om de mogelijkheden van elektronisch vergaderen te demonstreren, werd het ‘Memorandum of Understanding’ ondertekend met behulp van een interactief whiteboard. De handtekeningen van beide decanen waren direct te zien op het scherm aan weerskanten van de Atlantische Oceaan.
GROTE NWO-SUBSIDIE VOOR INNOVATIEVE ONDERZOEKSVOORSTELLEN
TLO-ers vallen vier keer in de prijzen In juli honoreerde NWO vier onderzoeksvoorstellen in het kader van het programma Duurzame Bereikbaarheid van de Randstad. Alle vier kregen ze het predikaat ‘excellent’ en bij alle vier is de sectie Transportbeleid en Logistieke Organisatie (TLO), onderdeel van TBM, nauw betrokken. NWO had keuze uit 25 voorstellen en in totaal 3,4 miljoen euro te besteden. Alle reden dus voor TLO-ers Caspar Chorus en Bert van Wee om tevreden te zijn. Waarom wonnen juist zij de jackpot, en wat gaan ze doen met het geld?
“We waren verrast dat ze alle vier werden gehonoreerd”, zegt Caspar Chorus, docent en onderzoeker bij de sectie TLO, en betrokken bij drie van de voorstellen. Hij voegt er direct aan toe: “Een deel van de credits gaat naar onze collega Eric Molin hoor”. Molin is om gezondheidsredenen tijdelijk afwezig, maar was trekker van één van de vier voorstellen. Chorus: “De subsidieaanvragen zijn gedaan door consortia, groepen onderzoekers van verschillende universiteiten. Wij hebben erg veel tijd besteed aan onderling overleg, waarschijnlijk meer dan de andere aanvragers.” Bert van Wee, sectieleider en hoogleraar TLO, vult aan: “We werkten al nauw samen met onze partners, maar we hebben geen nietjes geslagen door bestaande programma’s. We gaan echt nieuwe dingen doen.”
Grote vragen De vier programma’s - voor twee ervan is TLO programmaleider stellen grote, vergaande vragen over de toekomstige bereikbaarheid van de Randstad. De termijn waarover de onderzoekers zich buigen loopt tot 2030 - 2040. Hoe gaan automobilisten zich straks gedragen als ze meer moeten betalen voor het gebruik van hun auto, en minder voor het bezit ervan? Wat gebeurt er als de olie op is of op de bon gaat? Het zijn vragen die tot de natuurlijke scope behoren van een TBM-er. “We zouden ook wel iets uit te leggen hebben gehad als geen van onze voorstellen was gehonoreerd”, zegt Bert van Wee realistisch.
“Maar we hebben in totaal meegewerkt aan zeven voorstellen, er zijn er drie dus niet in de prijzen gevallen. Dat is beslist geen schande, je concurreert met de beste onderzoeksgroepen van Nederland. Bovendien zijn de afgewezen drie goed beoordeeld, eentje ervan ook als excellent.”
Slimmere keuzes De twee gehonoreerde programma’s waarin TLO leidend is, zijn goede voorbeelden van hoe innovatief de voorstellen zijn. Het programma Synchronizing networks, waarvan Eric Molin programmaleider is, gaat ervan uit dat mensen zich bewegen door meerdere netwerken tegelijkertijd: het verkeersnetwerk, het OVnetwerk, het ICT-netwerk. Maar gaat men wel slim om met die verschillende netwerken? Caspar Chorus legt uit: “Als je infrastructurele netwerken en activiteiten van mensen beter op elkaar afstemt, dan kun je daarmee de bereikbaarheid van een stedelijk gebied als de Randstad verbeteren. Mensen brengen bijvoorbeeld hun kinderen naar de crèche op weg naar hun werk. De leidsters van het dagverblijf moeten er op dat moment ook zijn. Iedereen is rond dezelfde tijd onderweg, vaak gebruikmakend van hetzelfde vervoermiddel, de auto. Als je een crèche inricht in een Transferium en ook nog eens de openingstijden van het kinderdagverblijf aanpast aan de vertrek- en aankomsttijden van intercity’s,
vervolg zie pagina 4
Prijs voor Bent Flyvbjerg Bent Flyvbjerg van de sectie Transportbeleid en Logistieke Organisatie (TLO) heeft de ‘Association of European Schools of Planning (AESOP)’ prijs voor het beste, gepubliceerde paper gewonnen. Zijn paper met de titel ‘Policy and planning for largeinfrastructure projects: problems, causes, cures’ werd door de jury uit een groep van 21 nominaties als beste beoordeeld. EPA student wint ‘Rector’s prize’ Tijdens de ‘Farewell Celebration 2008’ afgelopen juli, heeft Nicolo Wojewoda de ‘Rector’s Prize for internationalisation’ gewonnen. Deze prijs is bestemd voor een talentvolle MScstudent(e), die niet alleen een goede academische prestatie heeft geleverd, maar daarnaast op het gebied van internationalisering een belangrijke rol heeft gespeeld in het afgelopen jaar. SIGMAS Best Paper Award 2008 voor TBM’ers Afgelopen juni hebben Michiel Renger, Gwendolyn L. Kolfschoten en Gert-Jan de Vreede van de sectie Systeemkunde (Multi Actor Systems) van de faculteit TBM de ‘SIGMAS Best Paper Award’ 2008 ontvangen. Zij ontvingen deze op het EOMAS (International Workshop on Enterprise & Organizational Modeling and Simulation) te Montpellier in Frankrijk voor hun paper: ‘Challenges in Collaborative Modeling: A Literature Review’. Best paper award voor Harry Bouwman Met zijn paper ‘Examining mobile commerce services adoption by different types of customers’ heeft Harry Bouwman, samen met collegae C. Lopez-Nicolas en F.J. Molina-Castillo, de best paper award gewonnen op de ‘Cybernetics and Information Technologies, Systems and Applications’ Conferentie, juli 2008. Best poster award Bram Klievink en Marijn Janssen van de sectie ICT, TBM TU Delft, Willem Pieterson (Universiteit Twente), Marije Teerling en Erwin Fielt (Telematica instituut) hebben de publieksprijs gekregen voor de poster ‘Multi-channel Management Strategy and Coordination: The next hurdle in customer-orientation’. Deze prijs is toegekend door stemmen van het publiek tijdens poster presentaties van lopende onderzoeksprojecten op de 9th Annual International Conference on Digital Government Research, afgelopen mei in Montreal, Canada.
vervolg zie pagina 6
2
EXPERTDEBAT OVER ETHIEK, ICT EN INFORMATIEUITWISSELING IN DE JEUGDZORG
De waarde(n) van het Elektronisch Kinddossier model, waar belangrijke voorspellers op het niveau van individu en gezin worden vastgelegd. Bijvoorbeeld of de ouder zelf mishandeld is in zijn/haar jeugd. Daar gaat echter een wereldbeeld achter schuil waarbij uitsluitend de individuele ouder verantwoordelijk wordt gemaakt voor kindermishandeling. Terwijl ook de context waarin mishandeling ontstaat belangrijk is. Zo blijkt uit onderzoek dat de buurt veel invloed heeft, bijvoorbeeld de aanwezigheid van sociale controle en toegang tot sociale voorzieningen. Een EKD dat daaraan voorbij gaat, veronderstelt impliciet een bepaald antwoord op vragen als: wat is goede opvoeding en wie is daarvoor verantwoordelijk?
Op 17 september vond een debat plaats naar aanleiding van het afstudeerrapport van TBMstudent Ton Monasso. Het debat was georganiseerd door Capgemini (afstudeerbedrijf) en het 3TU.Centre for Ethics and Technology, waarin de filosofiesectie van TBM een van de drie participanten is. Ilse Oosterlaken doet verslag. Tegen het eind van de middag komt er vanuit verschillende plekken in de zaal spontaan bijval. Deelnemers aan het expertdebat over ethiek, ICT en informatie-uitwisseling in de jeugdzorg knikken of zeggen “ja, inderdaad”. Panellid Paul van Gennip (gemeente Helmond) heeft net uitgelegd dat hun systeem helemaal geen inhoudelijke informatie over probleemkinderen uitwisselt. Er wordt alléén een signaal afgegeven: een andere hulpverlener is ook al bezig met Jantje of Marietje. Ervaring heeft geleerd dat professionals uit verschillende disciplines hierdoor juist weer echt met elkaar in gesprek raken. En niks geen zorgen dat het systeem leidt tot onaanvaardbare schendingen van privacy of de stigmatisering van gezinnen. Is dit enorm simpele signaleringssysteem dan inderdaad de beste oplossing? Hoogleraar ethiek en techniek Jeroen van den Hoven heeft het publiek, medewerkers van overheden en organisaties die met jeugdzorg en/of het Elektronisch Kinddossier (EKD) bezig zijn, eerder die middag al uitgelegd dat ICT-systemen niet waardeneutraal zijn. “Laat je niet zomaar door een willekeurige ICT-er vertellen dat versie 2.0 van een of ander software pakket een geschikte oplossing biedt”, zo waarschuwde hij hen. Door middel
van value sensitive design ofwel waardebewust ontwerpen kunnen gedeelde waarden zoals veiligheid (van het kind), privacy en autonomie bepalend gemaakt worden voor de ontwerpdetails van het EKD. Wie krijgt er bijvoorbeeld toegang tot welke data, wanneer, waarom, en wat zijn de mogelijke gevolgen? Maar als de sector hierover niet actief mee discussieert, zou zij wel eens opgescheept kunnen worden met ICT-systemen die genoemde waarden juist totaal niet weerspiegelen, maar die vervolgens wél de werkprocessen in de jeugdzorg bepalen. Ook op een andere manier zijn bestaande plannen voor het EKD niet waardeneutraal, zo vulde hoogleraar pedagogiek Micha de Winter aan. Deze plannen gaan namelijk uit van het at risk
Even terug naar de ogenschijnlijke instemming van de zaal met een minimalistisch signaleringssysteem. Panellid Joke van HartenOudijk (Bureau Jeugdzorg Limburg) besluit de knuppel in het hoenderhok te gooien. “Van wie is het dossier eigenlijk?”, roept ze uit. Van de kinderen en ouders, vindt men in Limburg. En dus wordt hen steeds gevraagd of de informatie in het dossier - nu overigens nog nauwelijks gedigitaliseerd - klopt en of ze het er mee eens zijn. Zo niet, dan wordt dat ook aangetekend. Als je het zo doet, dan is dossiers delen juist goed, stelt ze. Jeroen van den Hoven veert op. Morele autonomie, zegt hij, is een van de kernwaarden in de ethiek en die wordt zo gerespecteerd. Ook in geautomatiseerde kinddossiers zou deze werkwijze ingebouwd kunnen worden; “Dat vind ik nog eens een prachtig voorbeeld van waardebewust ontwerpen!”
Meer informatie, inclusief het volledige rapport, kan gevonden worden op www.ethicsandtechnology.eu/expertdebat.
Techniek van bestuur of bestuur van techniek? naamgeving van structuur wint, wat zegt dat dan over de stabiliteit en weerbaarheid van het apparaat? Het verklaart in elk geval de onvoorspelbaarheid, onoverzichtelijkheid en discontinuïteit in de financiering van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek die de TUD momenteel zo snoeihard treft.
Technische Bestuurskunde valt op twee manieren uit te leggen. Techniek van bestuur en bestuur van techniek. Bij de eerste gaat het om governance. In gewoon Nederlands: verantwoording afleggen binnen een systeem van vele handen en actoren. Ministeriële verantwoordelijkheid is zo’n basale techniek van bestuur. In de publiciteit gaat het vaak om de relatie tussen minister en parlement. Maar als techniek van bestuur is de relatie van de minister met het ambtelijk apparaat minstens zo belangrijk. De deal is: de minister de dynamiek en het momentum, het apparaat de robuustheid en de stabiliteit van de lange termijn. Een ministerie is geen speeltje voor de minister.
De UvA-hersenscan wees uit dat de minister het bij cultuur, homo’s en Obama warmer kreeg dan bij wetenschap. De kennis van techniek van bestuur leert ons dat een minister die het apparaat niet serieus neemt, zichzelf in termen van duurzaamheid geen dienst bewijst. Een laatste plaats in een ranking van bobo’s in het hoger onderwijs is dan hooguit een veeg voorteken. Volgens ScienceGuide ‘waarschuwde de top van OCW’ in de zomerluwte de media ‘informeel voor narigheid’: er blijft te weinig geld over voor een kerntaak - investeren in kennis. Voor de techniek van bestuur een andere signpost. Maar goed: ministers komen en gaan. Zij dragen eindverantwoordelijkheid. Mogen eigen prioriteiten kiezen. Ook door iets onbelangrijk te vinden. Zelfs wetenschap.
Stel je een populaire minister van OCW voor. Een persoon met charismatische trekjes. Gaat geheel zijn eigen gang. Doet het politiek en publicitair voortreffelijk. Geen hoge pet, wel een hoed op. Spektakel: een publieke hersenscan bij de opening van het academisch jaar. Beheert de culturele agenda uitstekend. Socialist, maar van Wim Kok wordt ie niet warm of koud. Stille ambities als de Jacques Lang van de Nederlandse politiek. Hij maakt eindelijk en terecht van homo-emancipatie serieus werk. Hij vaart op een hete zomerse dag mee in de kanaalparade en zwaait naar het vrolijke volk. Direct na de burgemeester. Met de OCGay Boat. Prima politiek. Maar de deskundige in de techniek van bestuur moet zich afvragen of dit wel goed gaat. De W wordt achteloos Gay. Waarom niet de OCW’re Gay Boat? Als frivoliteit het al in
Zeker zo belangrijk is daarom wat kennisinstellingen doen met zo’n nano-doorkijkje. Het morrende veld heeft al vaker krediet verspeeld. De oplossing ligt in aandacht voor het bestuur van de techniek. Amerikanen spreken
van functional federalism: het besturen van concrete, inhoudelijke beleidssectoren zoals technologie, mobiliteit, luchtvaart, transport, energie, water, leefomgeving, gezondheidszorg, bouw, ruimte, wonen, infrastructuur. Het is functionele bestuurskunde, concreet verankerd in maatschappelijke vraagstukken. Technische Bestuurskunde dus - bestuurskunde die ergens over gaat. Het College van Bestuur van de TU Delft wil dat de universiteit zich gaat focussen op vier thema’s en de kennis daarover stroomlijnt: leefomgeving, energie, infrastructuur en gezondheid. Wat mij betreft sluit TBM zich hier met volle overtuiging bij aan.
Column
Technische Bestuurskunde. Is het een tegenstrijdigheid in gebruikte woorden? Een contradictio in terminis? Besturen is toch per definitie politiek en niet technisch? En technische wetenschappen zijn apolitiek. Of pretenderen dit in ieder geval te zijn.
3
VOOR SCRIPTIE OVER ONZEKERHEDEN:
Rachel Carson Milieuscriptieprijs voor alumnus Willemijn Oosterwijk Een bronzen Rachel Carsonpenning, 500 euro èn een publicatie in het vaktijdschrift Milieu. Willemijn Oosterwijk (27) is er reuze blij mee.
fosfaten en kwik. De moeilijkheid is dat je wel milieubeschermende maatregelen kunt nemen, maar niet goed weet wat de effecten daarvan zijn. Er zijn nog zoveel onzekerheden over het ecosysteem, dat de gevolgen moeilijk meetbaar zijn.”
Vorig jaar april studeerde zij cum laude af bij de sectie Beleidsanalyse met haar scriptie over
Breed onderzoek
‘onzekerheden in de implementatie van de
Willemijn onderzocht de onzekerheden zo breed mogelijk. Ze interviewde waterbeheerders, bestuurders en belangengroeperingen en inventariseerde zo meer dan 60 onzekerheden. Vervolgens maakte ze een onderverdeling. “Enerzijds zijn er de procesonzekerheden: wat gaat Brussel bijvoorbeeld doen? En wat zijn de plannen van landen bovenstrooms, en van andere partijen? Anderzijds zijn er de technische onzekerheden: wat is het effect van een maatregel?”
Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) in het Schelde stroomgebied’. Tijdens de Nationale Milieudag, afgelopen juni, werd haar werk bekroond met de Rachel Carson Milieuscriptieprijs.
Willemijn studeerde Technische Bestuurskunde, met als specialisatie Energie, Water & Industrie. In het vierde jaar was ze bovendien de eerste vrouwelijke president van het Curius-bestuur. Na haar bachelor-opleiding koos ze voor verdieping: voor haar masters studie specialiseerde ze zich in de richting ‘water’. Een logische keuze voor de alumnus: “Ik word al mijn hele leven blij van water. Ik ben een zeilfanaat, en vind water iets typisch Nederlands. Water bepaalt in hoge mate onze geschiedenis èn beïnvloedt onze toekomst.” Voor haar afstudeeropdracht kon ze terecht bij ingenieursbureau Arcadis in Rotterdam. Ze kon zich verdiepen in de vraag die Rijkswaterstaat Zeeland daar had neergelegd: Welke onzekerheden spelen een rol in het opstellen van het stroomgebiedbeheerplan voor de Schelde? En hoe kunnen deze onzekerheden gestructureerd en gemanaged worden? “Bij het opstellen van het genoemde plan bleek namelijk dat er geen eenduidige methode was om verantwoord om te gaan met de bijkomende onzekerheden.” Aanleiding voor de vraagstelling is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) die sinds 2000 van kracht is. “Doel hiervan is dat in 2015 alle wateren in Europa schoner en van een betere kwaliteit zijn dan nu. Dat geldt zowel voor het ecosysteem als voor de stoffen erin, zoals nitraten,
Opvallend was dat de interviews enkele nieuwe onzekerheden opleverden voor RWS Zeeland. “Het bleek namelijk dat belangenpartijen andere onzekerheden hebben. Ter illustratie: grote landbouworganisaties gaven aan niet te weten wanneer zij nu precies in actie moeten komen. RWS daarentegen dacht juist dat dit goed geregeld was in de vorm van een klankbordgroep. Verschillende actoren zien dus verschillende onzekerheden, waardoor het analyseren van één partij niet voldoende is.” Om beter inzicht te krijgen in de verschillende aspecten die een rol spelen bij het opstellen van een stroomgebiedbeheerplan, heeft Willemijn een conceptueel model ontwikkeld voor het stroomgebied van de Schelde. “Dit model is gebaseerd op de drie pijlers van integraal watermanagement: het natuurlijk systeem, het beleidssysteem en het maatschappelijk systeem, bestaande uit gebruikers en belanghebbenden in het stroomgebied. Het model kan gebruikt worden op verschillende schaalniveaus: dat wil zeggen voor bijvoorbeeld het deelstroomgebied van de Schelde, maar ook voor heel Nederland of zelfs voor Europa.” De wetenschappelijke waarde van Willemijns scriptie is de combinatie die ze heeft gemaakt tussen analyse en managen. “Meestal worden deze aandachtsgebieden apart beschouwd. Ik heb juist geprobeerd een methode van analyseren te linken
Willemijn Oosterwijk
aan een management methode. Zie het als een huwelijk tussen de sectie Beleidsanalyse en de sectie Beleidskunde, Organisatie & Management (BK/O&M)*.” Inmiddels is Willemijn in dienst bij Arcadis, als adviseur Strategie & Besluitvorming. Ze wordt daar vaak toegevoegd aan grote technische projecten. “Het leuke is dat ik tijdens mijn studie heb geleerd om een actorenanalyse te doen, en dat ik daar nu voor word betaald”, lacht ze. “Fijn is ook dat ik veel jonge collega’s heb, en dat ik veel te maken heb met de technische kant van projecten. En ik leer nu hoe theorie in de praktijk gaat.”
*) redactie: Dit is nu de sectie Beleidskunde, Organisatie, Recht & Gaming (BORG).
Beste milieuscriptie 2007 De Rachel Carson Milieuscriptieprijs is een initiatief van de Vereniging voor Milieuprofessionals (VVM). De prijs is bedoeld voor de meest in het oog springende scriptie op het gebied van milieu en duurzame ontwikkeling. Uit 12 inzendingen werd Willemijn tot winnaar van 2007 gekozen omdat ‘haar complexe analyse in balans is met de complexiteit van het probleem’. De scriptie beantwoordt ook het meest aan het ideaal van de jury: ‘een scriptie die rijk is aan inzicht en conclusie, maar die ook doelmatig is in de middelen die gebruikt worden om inzichten tot conclusies te brengen.’
4
vervolg van pag. 1
TLO-ers vallen vier keer in de prijzen
wat gebeurt er dan? Dat is wat we bij TLO gaan onderzoeken: hoeveel kun je verwachten van mensen bij het anders inrichten van mobiliteit? En dan gaat het niet alleen om fysieke verplaatsingen, maar ook om alles dat met ICT te maken heeft. Als je OV-informatie in een TomTom stopt, gaan automobilisten dan slimmere keuzes maken? De techniek kan helpen de netwerken te synchroniseren. Het klinkt abstract, maar feitelijk ontwerpen we netwerken en voorspellen we stromingen daarbinnen. Er wordt flink gerekend in dit onderzoek.”
Medefinancier van het programma: het ministerie van Verkeer en Waterstaat Drie ministeries (VenW, VROM en EZ) financieren samen met NWO het onderzoeksprogramma Duurzame Bereikbaarheid van de Randstad. De ministeries participeerden ook in de beoordeling van de voorstellen. Hedi Poot is senior kennisadviseur bij de initiatiefnemer, het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Over het belang van het programma zegt zij: “Wij willen meer kennis hebben over de bereikbaarheid van de Randstad op de lange termijn, we hebben meer wetenschappelijk opgeleide mensen nodig én we willen de kennisinstellingen mobiliseren op dit onderwerp. We moeten nu al goed nadenken over trends die de bereikbaarheid op de lange termijn gaan beïnvloeden. Denk aan veranderingen in de bevolkingssamenstelling, in de energietransitie, in het klimaat. De nu gehonoreerde voorstellen passen heel goed bij de vragen die het ministerie heeft. Nog niet alle beleidsonderwerpen zitten erin, maar we hebben komend jaar een tweede ronde. De link tussen bereikbaarheid en klimaatsverandering zal daarin bijvoorbeeld meer aandacht krijgen. Voor het uitwisselen van resultaten tussen onderzoekers en beleidsambtenaren hebben we communicatieplannen opgesteld. Er komen regelmatig bijeenkomsten en elk deelprogramma heeft een begeleidingscommissie waarin vertegenwoordigers van de ministeries zitten. Zo zijn we nauw betrokken bij het onderzoek.”
Toekomstscenario’s Het tweede deelprogramma dat TLO leidt heet The value of recreation. Het moet ons meer inzicht verschaffen in hoe burgers recreatieactiviteiten waarderen en wat de gevolgen daarvan zijn voor de mobiliteit. Programmaleider Bert van Wee: “Vaak denkt men dat recreatiebehoeften maatschappelijk niet zo gewichtig zijn. Maar die hele leisure industry is een snel groeiende bedrijfstak, economisch heel belangrijk. Er wordt onterecht weinig aandacht aan besteed.” Het team van Van Wee gaat eerst inventariseren welke keuzes mensen maken in hun vrije tijd: waar gaan ze naartoe, wat doen ze daar, hoe waarderen ze het? Vervolgens bestudeert men de activiteitenpatronen van recreatie en hoe die samenhangen met mobiliteit. Deze onderzoeken worden uitgevoerd door de VU in Amsterdam en de Technische Universiteit Eindhoven. Delft gaat de inzichten eruit omzetten in toekomstscenario’s: wat gaat er gebeuren met het recreatiegedrag als de boel flink gaat veranderen? Als er bijvoorbeeld een hele hoge kilometerheffing wordt ingevoerd, of als er een streng energie- en uitstootbeleid wordt gevoerd, waarbij je per persoon een (verhandelbaar)
Uitnodiging Congres Schaalvergroting in Zorg en Onderwijs 27 november 2008 Zorginstellingen en scholen zijn de laatste decennia door de vele fusies veel groter geworden. Deze schaalvergroting is veelal het gevolg geweest van bewust beleid, gemotiveerd door het argument dat grote instellingen doelmatiger opereren en meer kwaliteit kunnen leveren. Vele betrokkenen vragen zich af of de schaalvergroting niet te ver is doorgeschoten. De doelmatigheid, kwaliteit en de bereikbaarheid zouden hierdoor onder druk zijn komen te staan. Het Instituut voor Publieke Sector Efficiëntie Studies van de TU Delft organiseert daarom een congres over dit thema. De volgende sprekers zullen optreden tijdens het congres: prof. drs. M. Meijerink (voorzitter Raad voor de Volksgezondheid en Zorg) Schaal en zorg prof. dr. P. Schnabel (directeur Sociaal en Cultureel Planbureau) Op grote schaal kleinschalig of op kleine schaal grootschalig?
quotum aan CO2-emissierechten hebt om te verreizen. Wat gaan mensen doen bij zulke onorthodoxe maatregelen? Gaan ze liever drie keer per jaar naar de camping in Zeeland in plaats van één keer per jaar naar Thailand met het vliegtuig? Hoe denken ze over tweede huizen? Van Wee: “Het antwoord op deze vragen kan implicaties hebben voor de ruimtelijke planning in Nederland. In de laatste fase van het onderzoek gaat een postdoc bekijken waar je recreatiegebieden zou moeten plannen als we bijvoorbeeld en masse in Nederland blijven, en welke verbindingen je ernaartoe moet leggen.”
Output uitventen Spannend nieuw onderzoek dus, uit te voeren door nog aan te stellen aio’s en postdocs. De programma’s hebben een looptijd van vier jaar. Al tijdens de rit gaat de sectie TLO, zoals Van Wee het uitdrukt, ‘op de barricaden’. Hij licht toe: “De betrokken ministeries en de Randstad moeten iets kúnnen met onze bevindingen. We willen nadrukkelijk de vertaalslag maken naar het beleid. We zullen onze output uitventen via papers en congressen, maar ook via formele en informele contacten met vertegenwoordigers van het ministerie.” Omgekeerd willen de onderzoekers zich door beleidsambtenaren laten inspireren. Caspar Chorus: “Dat is eigenlijk voor TBM een gebruikelijke werkwijze, in die zin doen we geen spectaculair nieuwe dingen. Verder moeten onze wetenschappelijke resultaten breder uitwisselbaar zijn. We ontwikkelen modellen en instrumenten die ook interessant zijn voor onderzoekers die niets hebben met de Randstad. Het modellenwerk staat voorop, het Randstadwerk is te beschouwen als een casestudy.”
Decaan TBM: NWO-geld steeds belangrijker Theo Toonen, decaan van de faculteit TBM, vindt de verwerving van de NWO-subsidie een mooie prestatie. Hij zwaait de TLO-ers alle lof toe en voegt eraan toe: “Mijn voorganger Hugo Priemus heeft veel gedaan aan de totstandkoming van het programma Duurzame bereikbaarheid van de Randstad. Dat zo’n groot subsidiebedrag beschikbaar is voor dit type onderzoek danken we voor een belangrijk deel aan hem. Voor de faculteit is deze geldstroom steeds belangrijker. Er wordt meer geld overgeheveld van de universiteiten naar NWO, en gehonoreerde onderzoeken hebben automatisch een kwaliteitskeurmerk. Ze zijn beter zichtbaar, ook internationaal. Ze gelden bij visitaties en andere beoordelingen ook steeds meer als een positieve peer review. Bovendien kun je met deze vorm van inputfinanciering inhoudelijk redelijk vrij aan de slag. Dat is een verschil met veel opdrachtonderzoek. Allemaal zaken die de ‘bureaucratie' compenseren die veel TBM-ers associëren met NWOaanvragen. De vier gehonoreerde voorstellen bewijzen dat ook een interdisciplinair vakgebied als TBM bij NWO uitstekend kan scoren.”
dr. M. Smet (senior onderzoeker Universiteit Antwerpen) Schaalvergroting in het Vlaams onderwijs ir. P. Smets (consultant) Omzien in verwondering dr. M. Mikkers (unithoofd economische analyse Nederlandse Zorgautoriteit) Efficiency voordelen van fusies tussen ziekenhuizen Hierna volgt een forumdiscussie welke kort zal worden ingeleid door:
De vier gehonoreerde onderzoeksprogramma’s -
drs. S. Slagter (voorzitter VO-Raad) drs. J. Schnerr (bestuurslid Samenwerking Algemene Ziekenhuizen) In het forum nemen ook plaats dr. M. Smet, ir. P. Smets en dr. M. Mikkers. Uw dagvoorzitter is dr. J.L.T. Blank (IPSE Studies, TU Delft)
-
Het congres vindt plaats van 13.00-18.00 uur in het Museum voor Communicatie, Zeestraat 82 te Den Haag .
Hebt u belangstelling? Meldt u dan aan voor dit congres bij Laura de Groot via telefoonnummer 015-2786111 of stuur een email naar
[email protected] Deelname is geheel kosteloos
IPSE Studies, Faculteit TBM Postbus 5015 2600 GA Delft Tel. 015-2786111 Fax 015-27886293 E-mail
[email protected] www.ipsestudies.nl
-
Een supernetwerk - Eric Molin, TU Delft, i.s.m. TUE en RUN In ‘Synchronizing networks’ ontwikkelen de onderzoekers een supernetwerk waarin verkeer en vervoer van personen, belangrijke bestemmingen en activiteitenpatronen op elkaar worden afgestemd. Meer inzicht in gedragspatronen van reizigers heeft gevolgen voor ruimtelijke voorzieningen, mobiliteit en infrastructuur. Recreatief verkeer nu en later - Bert van Wee, TU Delft, i.s.m. TUE en VU Het programma ‘The value of recreation’ wil meer inzicht verschaffen in de behoeften en keuzes van reizigers rond recreatie en mobiliteit, nu en in de toekomst. Slimmere reizigersinformatie - Harry Timmermans, TUE, i.s.m. TU Delft en VU Het ‘TRISTAM-project’ onderzoekt de manier waarop reizigers omgaan met reizigersinformatie, zoals reistijdvoorspellingen bij files. Slim gebruik van ICT kan de bereikbaarheid van de Randstad vergroten. Denk aan de inrichting van thuiswerkplekken, of aan het koppelen van OV-informatie aan navigatiesystemen voor de auto. Duurzamer goederenvervoer - Lori Tavasszy, RUN, i.s.m. TU Delft en VU Het project ‘Towards a sustainable multimodal freight transport system for the Randstad’ onderzoekt wat ervoor nodig is om het goederenvervoer niet alleen over de weg, maar ook over het water en het spoor - multimodaal - te laten verlopen. Hoe blijven steden in de Randstad bereikbaar bij deze alsmaar groeiende transportvorm?
5
DE STELLING
‘Vrij baan voor marktwerking in de energiemarkten’ die politiek minder acceptabel kunnen zijn. Energievoorziening wordt doorgaans immers gezien als een basisvoorziening, die altijd en voor iedereen betaalbaar moet zijn. We zien de prijzen de laatste jaren flink stijgen en dat is vanuit dit gezichtspunt een minder mooi aspect. Anderzijds is het een prima investeringsprikkel voor elektriciteit- en gaswinningbedrijven om te investeren in nieuwe capaciteit.
WEL MEE EENS Dr. M. (Machiel) Mulder “Net als bij veel andere goederen, vind ik dat marktwerking ook bij elektriciteit en aardgas zoveel mogelijk vrij baan moet worden gegeven. De markt moet het doen, met op de achtergrond een overheid die toezicht houdt en reguleert. De voordelen van marktwerking zijn legio. Concurrentie prikkelt producenten om efficiënter te werken en hun producten beter op de wensen van klanten af te stemmen. Bovendien loop je in een decentrale organisatie van je economie (dat wil zeggen met marktwerking) veel minder risico dat een risicovol investeringsproject tot grote maatschappelijke schade leidt: bij een groot aantal marktspelers middelen verkeerde en goede inschattingen van de toekomst zich uit. Daarbij komt dat je in een decentrale economie veel meer besliseenheden hebt. Dus is er meer kans dat er innovaties ontstaan dan in een centrale economie, waarin de overheid als enige beslist waar wel en waar niet in geïnvesteerd wordt. De gedachte dat je risicovolle investeringen beter aan de overheid kunt overlaten, is inmiddels toch wel achterhaald. Het risico wordt heus niet minder als de overheid het doet. In het algemeen kun je zeggen, en dat geldt ook voor energiemarkten, dat marktwerking leidt tot meer innovatie, tot lagere kosten en lagere prijzen voor de consument.
Hoge prijzen dagen de consument bovendien uit om minder te consumeren. In de praktijk is al bewezen dat dit goed werkt. In 2003 bijvoorbeeld, bestond er vrees voor een stroomtekort. De zomer was uitzonderlijk warm en door koelwaterproblemen konden centrales minder stroom produceren. Het gevolg: de prijzen stegen flink, maar tegelijkertijd ontstond er een vraagrespons: grote elektriciteitsgebruikers , met name uit de industrie, legden hun productie stil en verkochten de door hun al gecontracteerde elektriciteit op de markt. Geen probleem dus! Hetzelfde gebeurde in Engeland, met het aardgas. Door de geleidelijke uitputting van de Britse gasvelden daalde de gasproductie. Toen zich een koude winter aandiende, gingen de prijzen flink omhoog. Toch ontstond er geen crisis doordat gebruikers zich aanpasten. Daarna is er bovendien veel meer geïnvesteerd, onder andere in faciliteiten voor import en opslag van gas. De markt is dus in staat om op efficiënte wijze de energievoorziening te garanderen! Dit betekent niet dat de overheid niet nodig is: integendeel! De markt alleen komt niet tot de optimale uitkomsten; de overheid is nodig om de marktwerking tot stand te brengen en toezicht te houden. In Nederland houdt de Energiekamer, als onderdeel van de NMa, toezicht . Zij reguleert onder meer de toegang van marktpartijen tot de transportinfrastructuur en zij zorgt ervoor dat netwerkeigenaren onpartijdig handelen. Ook dominante posities worden aangepakt, zodat zij de marktwerking niet kunnen verstoren. De juiste samenwerking tussen markt en overheid zorgt voor een efficiënte energiemarkt.”
Dr. Machiel Mulder is Economisch Expert bij de Energiekamer, dat onderdeel is van de NMa. Hij is gespecialiseerd in marktwerking, regulering, energiemarkten en milieubeleid
Overheidsbedrijven kunnen die beschikbaarheidgaranties natuurlijk ook geven. Tot in de jaren ’90 gebeurde dit ook. De overheid zorgde toen dat er altijd elektriciteit beschikbaar was, onder meer door het achter de hand houden van omvangrijke reservecapaciteit. Deze capaciteit werd echter maar af en toe gebruikt; alleen tijdens piekuren. Dat is niet bepaald rendabel en dus heel duur. Permanente voorraden houden is duurder dan af en toe een prijsstijging of zelfs af en toe een fysieke verstoring van het aanbod. Minder reservecapaciteit is echter niet rampzalig. In tijden van schaarste zullen er natuurlijk grotere prijspieken zijn,
Strategische en nationale economische overwegingen en politieke motieven hebben vaak de overhand. Dat geeft een verstoring aan de aanbodzijde van de markt. Maar ook slecht interpreteerbare marktinformatie rondom productie en investeringen maakt het functioneren van de markt moeilijk. Investeringsplannen voor olie, gas en elektriciteit moeten lang van tevoren gepland worden. Slechte informatievoorziening is een cruciaal probleem. Problemen zie je ook aan de consumentenkant. Op de korte termijn reageren energiegebruikers niet sterk op de prijs van energie. Energieverbruik hangt namelijk samen met de installaties en apparaten die men in huis heeft. Een verandering in het energieverbruik is dan lastig door te voeren. Je hebt die apparaten nu eenmaal en daar moet je het mee doen. Wat daarbij ook meespeelt, is de grote mate van ondoorzichtigheid. Consumenten weten vaak niet wat ze verbruiken. Pas aan het einde van het jaar volgt een afrekening, waardoor het lastig is om verbruiksgedrag structureel aan te passen. Op de langere termijn volgt er wel een reactie. Men koopt bijvoorbeeld zuiniger apparaten. Wanneer en hoe dat gebeurt, is echter ondoorzichtig. De veronderstelling van een flexibel op elkaar reagerende markt van aanbod en vraag klopt dus niet. Naast bovengenoemde problemen speelt mee dat een deel van de energiemarkten en infrastructuur een sterker publiek karakter heeft dan algemeen wordt aangenomen. We hebben een systeem nodig dat geschikt is om onzekerheden op te vangen en dat adequaat reageert op eventualiteiten. Het is echter maar de vraag of de markt hierin kan voorzien. De hamvraag daarbij is hoeveel infrastructuur er nodig is. Marktpartijen zien het vooral als een kostenpost, die zo laag mogelijk moet blijven. Investeren in infrastructuur is er dus niet bij. Ik vind echter dat er een overmaat aan infrastructuur moet liggen, zodat het daar nooit fout mee kan gaan. Maar doet de markt dat ook? Nee, tenzij men vooraf weet dat de investering wordt terugverdiend. Zo niet, dan wordt er geen ruime capaciteit gecreëerd. Dat heeft uiteindelijk schaarste tot gevolg in het aanbod van energie, wat tot hoge prijzen leidt.
Een vaak gehoord kritiekpunt is dat de lever- en voorzieningszekerheid niet meer gegarandeerd zouden zijn als de energiemarkten worden geliberaliseerd. Iedereen wil immers niet alleen goedkope energie, maar vooral ook dat het altijd beschikbaar is. Is de markt daartoe in staat? Kunnen marktpartijen ervoor zorgen dat er altijd voldoende aardgas beschikbaar is en dat er voldoende elektriciteit is? Maar ook: kunnen zij adequaat reageren op geopolitieke spanningen, zoals nu met grote aardgasleverancier Rusland? In mijn opinie is de markt tot grote hoogte in staat de benodigde betrouwbaarheid te garanderen. De prijs is namelijk een belangrijke prikkel tot bijvoorbeeld het investeren in elektriciteitscentrales en het aanboren van nieuwe gasvelden. Bovendien worden alle energiegebruikers (dus zowel huishoudens als bedrijven) bij een hogere prijs gestimuleerd te bezuinigen en efficiënt met elektriciteit en aardgas om te gaan. Dit is een belangrijk verschil met voorheen: in geliberaliseerde energiemarkten spelen energiegebruikers een grote rol bij het zekerstellen van de energievoorziening.
afgelopen twintig jaar is ontstaan van de marktontwikkeling in de energiemarkt worden mijns inziens echter enkele fundamentele problemen onderschat. Zo kan vanwege structuren en effecten aan de vraag- en aanbodkant niet aan randvoorwaarden voor vrije marktwerking worden voldaan. Neem bijvoorbeeld de aanbodstructuur van aardolie en gas. Deze is in handen van een kleine groep veelal buitenlandse producenten, die bovendien doelstellingen hebben die niet aansluiten bij het marktmodel: winst maken op bepaalde goederen en investeren in productiecapaciteit.
Dr. A.F. (Aad) Correljé
Zolang de prijzen laag zijn en er overcapaciteit bestaat, zoals in de jaren ’90, lijkt de markt goed te functioneren en is er geen vuiltje aan de lucht. Maar de laatste jaren zien we vooral stijgende prijzen. De transportsector en bedrijven als de glastuinbouw en consumenten in het algemeen accepteren een imperfecte marktwerking niet. Die leidt immers tot prijsstijgingen, hogere pieken en onzekerheid. Logischerwijze spelen zij de bal terug naar de overheid. Daarmee blijft energievoorziening een uiteindelijke publieke zaak.
“Een staatsgestuurde energiesector gaat te me veel te ver, maar ik vind ook niet dat de markt in de energiesector aan de slag kan met minimale randvoorwaarden . Je hebt het over een gecompliceerd systeem, zodat marktwerking uitsluitend vruchten afwerpt als de overheid de touwtjes stevig in handen heeft. De overheid moet stevige en dikke piketpalen slaan en een sterk sturende rol vervullen voor alle actoren.
Nog zo’n extern aspect is het milieu. Je kunt niet verwachten dat de markt daar uit zichzelf in zal investeren. Broeikas- en gezondheidseffecten worden niet meegenomen in de prijsstelling. Je hebt dus absoluut een overheid nodig die paal en perk stelt. Als de overheid geen beslissingen neemt, zoals met de CO2-heffing en emissiequota, ontstaan er grote onzekerheden. Als gevolg hiervan functioneert de markt niet zoals het zou moeten.”
Je moet de markt z’n werk laten doen, indien de markt dat kan. Zowel de marktstructuur als het soort goed waarin het voorziet, moet daarvoor geschikt zijn. Anders zullen marktimperfecties en marktfalen ontstaan. Met het beeld dat de
Dr. Aad Correljé is energiedeskundige en universitair hoofddocent Economie van Infrastructuren bij TBM. Ook is hij verbonden aan het Clingendael International Energy Programme.
NIET MEE EENS
6
vervolg van pag. 1
Korte Berichten
Dissertaties
Veel nieuwe studenten Het aantal studenten aan de faculteit TBM is flink toegenomen met het begin van het nieuwe collegejaar. Het aantal bachelor studenten is toegenomen van 120 vorig jaar tot maar liefst 184 dit jaar. De masteropleidingen MoT en EPA hebben respectievelijk 34 en 26 studenten. De doorstroommaster Technische Bestuurskunde, SEPAM, steeg van 40 naar 55 studenten. Arachnion 10 jaar Dit jaar bestaat de alumnivereniging van de faculteit TBM, Arachnion, 10 jaar. Op vrijdag 28 november organiseren ze een speciale bijeenkomst, ter gelegenheid van dit Lustrum. Alle TBM alumni zijn hiervoor uitgenodigd. Voor meer informatie zie www.arachnion.tudelft.nl. Curius op eerste plaats in ‘Battle of Concepts’ Curius heeft 2000 euro gewonnen in de ‘Battle of Concepts’. Dit is een formule die iets meer dan een jaar bestaat. Studenten en afgestudeerden tot 30 jaar bedenken hier concepten voor zogenaamde ‘Battles’, die bedrijven uitzetten op de site www.battleofconcepts.nl. De beste 20 inzenders winnen een geldbedrag variërend van 1800 tot 60 euro. Voor de eerste keer is er echter ook een prijs uitgereikt voor de beste studievereniging. De vereniging met de meeste top 20 inzenders bij de ‘battle’ van het pensioenfonds ABP zou 4000 euro winnen. Samen met studievereniging Intermate uit Eindhoven is Curius met twee concepten vertegenwoordigd in die top 20. De prijzenpot is daardoor opgesplitst. Als bonus ontvangt Curius nog eens 50 euro extra voor elk Curius-lid dat tot 31 december a.s. in de top 20 verschijnt. Award Emerald LiteratiNetwork voor Marijn Janssen Marijn Janssen van de sectie ICT van de faculteit TBM, heeft in samenwerking met Anton Joha en Vishanth Weerakkoday, de ‘Highly Commended Award’ van de Emerald LiteratiNetwork ontvangen. Zijn paper met de titel ‘Exploring relationships for shared service arrangements in local government’, werd als beste geselecteerd door de editors van het tijdschrift ‘Transforming Government: People, Process and Policy’. Beste scriptie TU voor TB student Het Bataafsch Genootschap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte heeft Maarten Kroesen de prijs toegekend van de beste scriptie van de TU van 2007. Maarten Kroesen is oud TB student en momenteel promovendus bij de sectie TLO. Titel van zijn scriptie is ‘Noise annoyance and Schiphol’. 1000ste afstudeerder TBM Op 5 juni jl. studeerde Hedwig Vollers af. De uitreiking was feestelijker dan normaal omdat zij de 1000ste afstudeerder van de faculteit TBM was. Titel scriptie: ‘Registration to Aid Patient Safety in the Netherlands’. Afstudeerbegeleider: Prof.dr.ir. W.A.H. Thissen van de sectie Beleidsanalyse. Benoeming Wim Veen Prof.dr. Wim Veen van de sectie EduTech is per 15 mei jl. benoemd als lid van de Raad van Toezicht van TELEAC/NOT. Voorzitter van de Raad is Wim Deetman. Daarnaast is hij benoemd als lid van Raad van Experts van Stichting Kennisland. Deze heeft tot doel audiovisueel materiaal van publieke omroepen te digitaliseren en te vermarkten. Start TBM ICT-project Multimediale cases Afgelopen juni vond bij de faculteit TBM de officiële aftrap plaats van het project ‘Multimediale cases’. Doel van het project is om met behulp van moderne online interactievormen en het gebruik van ‘rich media’ een omgeving te creëren waarin de student zelfstandig kan leren. Daarbij is gekozen voor het benutten van nieuwe ICT-mogelijkheden voor flexibel onderwijs. Informatie wordt door middel van ICT beschikbaar gemaakt voor verschillende vakken en verschillende leerdoelen. Binnen het project worden rijke onderwijscases met veel onderliggende onderzoeksdata vervaardigd, waaronder Bos en Lommerplein en Mainport Rotterdam. Daarnaast wordt onderwijs toegankelijk gemaakt op het gebied van beleidsanalyse, presentatievaardigheden en ondernemerschap.
‘The purchasing of maintenance service delivery in the Dutch social housing sector; Optimising: commodity strategies for delivering maintenance services to tenants’, Delft, juni 2008
JOHAN HENDRIK VAN MOSSEL,
Als woningcorporaties de ambitie hebben om onderhoud klantvriendelijk uit te voeren, moet in hun strategisch beleid aandacht worden besteed aan klantvoorkeuren in de dienstverlening, ook als die wordt verzorgd door externe partijen. Er moet inzicht worden verkregen in wat huurders belangrijk vinden als het gaat om onderhoud aan hun woning en daarmee aanknopingspunten bieden voor een klantgericht inkoopbeleid. Deze problematiek staat centraal in dit onderzoek, naar de inkoop van onderhoudsdienstverlening in de Nederlandse sociale huursector. Het inkoopbeleid moet een afgeleide zijn van het beleid van de woningcorporatie als geheel. Voor de optimalisering van inkoop speelt ook de samenstelling van het inkoopteam een rol. Daarnaast kan de dienstverlening aan klanten worden verbeterd door verschillende onderhoudsdiensten in samenhang met elkaar te plannen en uit te voeren. Huurders laten hun tevredenheid boven alles afhangen van onderhoud van verwarming, waterinstallaties en hang- en sluitwerk aan ramen en buitendeuren. Dit draagt rechtstreeks bij aan de veiligheidsbehoeften van huurders. Daarnaast zijn er ook onderhoudsdiensten die gemakkelijk kunnen worden waargenomen door huurders. In de ogen van de huurder is het meest belangrijke aspect van dienstverlening het resultaat van onderhoud, gevolgd door de competentie van onderhoudswerklui en het in-een-keer goed uitvoeren van onderhoud. Ook het nakomen van afspraken met huurders en de bereikbaarheid voor informatie en klachten zijn essentieel voor de tevredenheid van huurders over onderhoud.
den van ex ante effectschattingen. De beleidsmaker zal deze onzekerheid moeten meewegen in de beslissing, en niet vertrouwen op de schijnbare zekerheid van een effectenstudie gebaseerd op één mogelijk toekomst.
‘Respect for Autonomy and Technological Risks’, Delft, Juni 2008
LOTTE ASVELD,
Technologische ontwikkelingen kunnen de autonomie van mensen ondermijnen. Autonomie is de vaardigheid om keuzes te maken en de mogelijkheid om deze uit te voeren volgens je eigen morele raamwerk. Respect voor autonomy dicteert dat risico’s niet opgelegd mogen worden aan mensen zonder hun expliciete toestemming. Technologische ontwikkelingen kunnen risico’s voortbrengen die vaak op mensen afkomen op een manier die ze niet kunnen controleren. Dit onderzoek handelt over de vraag: hoe moet autonomie gerespecteerd worden in de context van technologische risico’s? In dit proefschrift wordt betoogd dat respect voor autonomie een aanpassing van bestaande besluitvormingsprocedures over de aanvaardbaarheid van risico’s vereist. Deze aanpassingen zouden gebaseerd moeten zijn op een nieuw concept van autonomie: narratieve autonomie. Narratief zelf-begrip vormt de kern van dit concept van autonomie. Respect voor narratieve autonomie vereist dat iedereen die bezorgd is over risico’s die bij een technologische ontwikkeling horen, de mogelijkheid heeft om de beslissing met betrekking tot de aanvaardbaarheid van die risico’s te beïnvloeden, mits de argumenten die hij of zij aandraagt voldoen aan specifieke criteria. Waarom dit een belangrijke voorwaarde is voor besluitvormingsprocedures over risico’s en hoe deze aanbeveling geïmplementeerd kan worden, wordt geïllustreerd met casestudies over publieke debatten over biotechnologie, mobiele telefonie en vaccinatie.
J A N A N N E A N N E M A , ‘The practice of forward looking transport policy assessment studies’, Delft, September 2008
H A N S A R N O L D N I J L A N D , ‘Theory
Nieuwe wegen aanleggen? Investeren in openbaar vervoer? Extra belasting voor onzuinige personenauto’s? Politici moeten lastige keuzen maken. Zijn de effecten van de plannen zoals verwacht of gehoopt? Zijn er neveneffecten? Wat zijn de kosten van de plannen? Wie winnen? Wie verliezen? Dit proefschrift gaat over onderzoek om dergelijke beleidsvragen van tevoren te beantwoorden. Vier zogenaamde ex ante evaluatiestudies op het beleidsterrein ‘verkeer en vervoer’ zijn geanalyseerd. In ex ante evaluaties wil de analist de toekomstige effecten van beleidskeuzen schatten. De praktijk van dergelijke beleidsevaluaties is onderzocht: wat kunnen we van de praktijk leren? In de wetenschappelijke literatuur is relatief veel aandacht voor het verbeteren van transportmodellen en het verbeteren van methoden, om effecten van beleidsopties te schatten. Daarentegen is er minder aandacht voor de praktijk van ex ante evaluaties. Dit onderzoek laat het belang zien om in ex ante evaluaties uitermate duidelijk te zijn over gemaakte methodologische keuzen, veronderstellingen en over de onzekerheden en risico’s. Zonder deze transparantie lopen dit soort studies grote kans ongebruikte ‘black boxes’ te worden, dan wel te leiden tot verkeerde beleidsbeslissingen. De casussen laten zien dat de behandeling van onzekerheden niet-uniform en soms zwak is. Het is belangrijk de robuustheid van effecten van beleidsvoorstellen te testen door de effectschatting uit te voeren in verschillende mogelijke toekomsten. Dit geeft de beleidsmaker inzicht in de soms grote onzekerhe-
Blootstelling aan geluid kan leiden tot gezondheidsschade. Dit onderzoek laat op basis van een literatuurstudie zien, dat bij toepassing van de nationale rekenmethodes de berekening van de geluidbelasting in een en dezelfde situatie verschilt in de verschillende Europese landen. Mede daardoor zijn er internationaal nauwelijks vergelijkbare gegevens beschikbaar over de geluidbelasting. Harmonisatie van rekenmethodes, zoals voorgestaan door de Europese Commissie, is daarom belangrijk. Het onderzoek laat verder zien dat de monetarisering van de effecten van wegen spoorweggeluid, zoals vaak verplicht bij grotere nationale en Europese infrastructurele projecten, vooral in noordwest Europa gebeurt. Daarbij wordt vrijwel uitsluitend een prijskaartje gehangen aan geluidhinder in de woonomgeving en bijna nooit aan andere (gezondheids)effecten, of aan effecten die optreden buiten de directe woonomgeving. Als we echter het juiste prijskaartje aan geluid willen hangen, zou dit wel moeten. Geluidbeleid richt zich in eerste instantie vaak op het stiller maken van de bronnen (het verkeer). De studie laat zien dat toepassing van een aantal zogenaamde bronmaatregelen in Nederland veel meer baten oplevert dan dat het zou kosten. Dat het niet eenvoudig is om deze voor de BV Nederland profijtelijke ingreep te doen, komt vooral doordat de kosten van de maatregelen door andere groepen worden gedragen dan die waar de baten neerslaan. Dit is veel meer een beleidsmatig dan een wetenschappelijk probleem.
and Practice of the Assessment and Valuation of Noise from Roads and Railroads in Europe’, September 2008, Delft
7
Profiel van een prof NAAM
Cees van Beers
naar de bioscoop, het liefst op een warme zondagmiddag want dan is het lekker rustig.”
Beste en slechtste eigenschappen Hoogleraar Management van Technologische Innovaties.
Loopbaan in vogelvlucht: “In 1991 studeerde ik af bij de economische faculteit aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Tijdens mijn dissertatieperiode zag ik mezelf nog wel in het bedrijfsleven of bij de overheid belanden, maar aan het einde wist ik dat het toch een wetenschappelijke carrière zou worden. Maar wie toen had gezegd dat ik - als kwantitatief econoom - aan de TU Delft hoogleraar zou worden, had ik waarschijnlijk voor gek verklaard. Immers, in tegenstelling tot het Massachusetts Institute of Technology in de Verenigde Staten werd in Delft in die tijd nauwelijks onderzoek gedaan op het terrein van economie en management.” “Na banen bij het economisch instituut van de Rijksuniversiteit Leiden en bij het Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven, belandde ik in 1999 in Delft als docent en later hoofddocent bij de sectie Economie van Innovatie. Sinds 1 september jl. ben ik hoogleraar Technologische Innovaties.”
Ambities “Ik heb het hoogleraarschap altijd wel nagestreefd. Als je wetenschappelijke belangstelling hebt én op een universiteit werkt, vind ik dat je moet proberen om dat te halen. Geen garantie dat het lukt natuurlijk en ook in mijn oude functie als universitair hoofddocent was ik volmaakt gelukkig. Maar als zich dan de kans voordoet op deze specifieke leerstoel, tja… Om twee redenen vind ik dit een speciale leerstoel. De eerste reden is inhoudelijk: het gaat hier over strategie en ondernemerschap van bedrijven die in het high technology-veld opereren. Ik ben econoom en vanuit economisch perspectief is het reuze interessant om die onderwerpen te analyseren. De tweede reden is dat deze leerstoel een zeer belangrijke rol vervult in het onderwijs bij TBM. Onderwijs in het Management van Technologische Innovaties is een belangrijke masteropleiding. Veel van onze studenten krijgt later een functie in het management binnen zogenoemde hightech bedrijven. Wij geven ze managementvaardigheden mee, zoals leren hoe strategisch te denken en beslissingen te nemen. Als het gaat om strategie van hightech bedrijven praten we toch over iets anders dan de strategie van een grote banketbakkersfabriek.”
De mens achter de prof “Ik ben 48 jaar, ongetrouwd maar wel samenwonend aan de duinrand van Den Haag. Ik hou veel van joggen, hiking in de bergen en skiën, al ga ik niet elk jaar meer op skivakantie. Ik lees ook veel: vakliteratuur en verder Duitse en Russische literatuur. Duits lees ik in het Duits maar Russisch niet in het Russisch, ha ha. Verder ga ik graag
“Ik kan helder communiceren wat ik wil en ben geen luiaard, behalve op vakantie. Als anderen over mij moeten oordelen, denk ik dat ze mij kenmerken als iemand die iets van de grond weet te krijgen. Ons PhD-programma bijvoorbeeld, waar ik op verzoek van de toenmalige decaan drie jaar geleden samen met Scott Cunningham de schouders onder heb gezet. Ik vind het promovendibeleid zó belangrijk voor de faculteit. Vroeger kreeg de promovendus een boek mee en was het ‘tot ziens over vier jaar’. Ik heb veel promovendi zien verdwalen of knakken en dat is voor niemand leuk. Niet voor de promovendus en ook niet voor de faculteit.” “Minder goede eigenschappen zijn dat ik wel eens weinig geduld of minder begrip kan opbrengen voor mensen die mijns inziens traag van begrip zijn dan wel een zekere oppervlakkigheid aan de dag leggen. Dan kan ik knorrig reageren. Ook als studenten minder presteren dan ik van ze had verwacht. Andersom komt gelukkig ook voor, dan ben ik heel blij als ze het beter doen dan gedacht.”
Wie hebben jou geïnspireerd? “Twee mannen. Mijn grootvader, die directeur was van een betonwarenfabriek. Hij hanteerde altijd een strakke en afstandelijke, bijna wetenschappelijke benadering van praktische bedrijfsproblemen. In de wetenschap heb je ook nodig dat je met afstand naar iets kunt kijken. De tweede man is professor Hans Linnemann, die mij begeleidde bij mijn dissertatie. Vooral vanwege zijn natuurwetenschappelijke manier om economische en sociale problemen te analyseren.”
Welk onderwerp zou je graag op de politieke agenda willen zetten? “Stimuleren van duurzame innovaties, waar ondanks het Innovatieplatform van het kabinet nog te weinig aandacht voor is. Daarnaast het elimineren van niet duurzaam energiebeleid, zoals de regulerende energiebelasting. Daar gaat geen enkele prikkel voor bedrijven van uit om in duurzaamheid te investeren, integendeel zelfs.”
Favorieten “NRC-columnist Heldring. Hij is niet zo pretentieus als veel andere columnisten. Ik kijk weinig tv, en als ik kijk is het vaak ter ontspanning naar comedyseries. Vooral vond ik series zoals Blackadder met Rowan Atkinson en Cheers altijd erg leuk.”
Leukste momenten uit mijn loopbaan “In 1998 verbleef ik enige tijd in Australië voor een onderzoek aan de universiteit van Adelaide. Dat was een mooie tijd waar ik nu nog steeds wetenschappelijke contacten aan heb overgehouden. In 1997 had ik een publicatie in het internationaal economisch tijdschrift Kyklos, waaruit ik tot de dag van vandaag relatief vaak wordt geciteerd. En daarnaast zijn er interessante colleges. Een voorbeeld is Economics of Innovation in de master EPA waar ik wetenschappelijke artikelen met studenten besprak en analyseerde. Dat is altijd héél leuk om te doen.”
TBM-Quarterly is het nieuwsmagazine van de faculteit Techniek, Bestuur en Management van de TU Delft.
Vertalingen Taalcentrum VU, Amsterdam Oplage
This journal is also available in English. If you would like to receive a copy please send an e-mail to
[email protected].
Nederlands 2500 - Engels 500 Samenstelling, tekst en eindredactie
Met bijdragen van
Correspondentieadres
De Taalfax, Francissen Communicatie, Haverkamp &
Ilse Oosterlaken
Faculteit TBM - TU Delft
Bergers, Marketing & Communicatie TBM
Ivo Bouwmans
Jaffalaan 5
Els van Daalen
Postbus 5015
Jeroen Vrouenraets
2600 GA Delft
Ontwerp en vormgeving Heike Slingerland BNO, Vlaardingen Fotografie Guus Schoonewille, Delft
Contactpunt
[email protected]
T 015 - 278 71 00
Klaas Boonstra
voor ideeën voor artikelen en kopij
F 015 - 278 48 11
TBM Quarterly is als pdf te downloaden op
E
[email protected]
www.tbm.tudelft.nl.
I www.tbm.tudelft.nl
Druk JB&A Grafische Communicatie Rotterdam
Colofon
FUNCTIE
8
Curius
De opleidingen van TBM De faculteit Techniek, Bestuur en Management verzorgt de volgende opleidingen: ■
BSc Technische Bestuurskunde (TB)
■
MSc Systems Engineering, Policy Analysis and Management (SEPAM)
We mogen weer! Een nieuw jaar voor Curius. Dat betekent een nieuw bestuur met een nieuw programma vol gave uitjes, grote bedrijven en een heleboel gezelligheid. De eerste weken met activiteiten vooral voor de eerstejaars zijn inmiddels achter de rug. Er staat echter nog genoeg te gebeuren deze eerste periode. Zo komt er nog een TB Café en krijgen alle minorstudenten een heerlijke BBQ voor-
Als klap op de vuurpijl is er nog een cursus snellezen, altijd handig voor de tentamens! Speciaal voor de sociale contacten vond in de tweede collegeweek de wisselingborrel plaats. Iedereen kon voor de faculteit gezellig een drankje drinken met elkaar. Maar natuurlijk is er meer! Eind vorig jaar is begonnen met een reeks borrels in het TB Café. Nog niet in een daadwerkelijk gebouw, maar wel met veel gezelligheid. Dat willen we dit jaar natuurlijk weer. Daarom zal het TB Café met regelmaat verschijnen op het programma waarbij iedereen van harte welkom is!
Dat er veel eerstejaars Technische Bestuurskunde zouden gaan studeren, voelden we vorig jaar al aankomen. Zo werd het Weekend Ontvangst EersteJaars (WOEJ) verplaatst naar een nieuwe, grotere locatie. Daar werd zoals vanouds een snelcursus Curius gegeven wat later tijdens het Centraal Ontvangst van de OWee zijn vruchten afwierp. Een sterke band tussen de eerstejaars om nooit te vergeten! De eerste collegeweken doet de StarCo hier een schepje bovenop door verschillende activiteiten speciaal voor de eerstejaars te organiseren. Zo werden er de eerste week maar liefst 400 eieren met spek weggewerkt tijdens het eerstejaarsontbijt en popten er een heleboel popcorn tijdens de MovieNight. De StarCo is nu hard bezig met de eerste Lunchlezing.
MSc Management of Technology (MoT)
■
MSc Engineering and Policy Analysis (EPA)
■
MSc Transport, Infrastructure and Logistics (TIL) (i.s.m. de faculteiten Civiele Techniek en Geowetenschappen en 3mE)
■
Dit jaar zal Curius proberen studenten mee te nemen naar de media. De eerste stappen hiervoor zijn gezet. Zo verscheen Curius met 15 man bij Pauw & Witteman (in het publiek) en zitten er een heleboel in het Nederland-vak tijdens NL Test. De bedoeling is nog meer van deze leuke uitjes te regelen. Let op de posters dus.
MSc Information Architecture (IA) (i.s.m. de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica)
■
geschoteld. Last but not least… Curius goes live on air!
■
MSc Geomatics (i.s.m. de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen en Luchtvaart en Ruimtevaarttechniek)
I WWW.TBM.TUDELFT.NL E
[email protected] T 015 - 278 7100 Heb je je serieus in de informatie verdiept en over-
Ons jaar is pas net begonnen maar het koffiezetapparaat op het Hok draait nu al overuren. Of het nu eerstejaars zijn of beginnende masterstudenten, studenten die zin hebben in een lekker gratis bakkie koffie of die gewoon een babbeltje willen maken, iedereen is ook dit jaar weer van harte welkom!
weeg je bij TBM te komen studeren? Twijfel je nog of je geschikt bent en of je vooropleiding wel voldoende is? Neem dan contact op met een van onze studieadviseurs: Drs. Marja Brand (
[email protected]) Ir. Daniël Holt (
[email protected])
Het 16e bestuur der S.V.T.B. Curius
VRAAG HET TBM “Er dient een strikter onderscheid te komen tussen de bachelor- en de masterfase van universitaire studies. Dat motiveert studenten om beter na te denken over het tweede deel van hun opleiding.” Aldus minister van onderwijs Ronald Plasterk, tijdens de opening van het Academisch Jaar aan de universiteit van Amsterdam op 1 september. “Nu is er sprake van een zachte knip. Je merkt het als student nauwelijks als je van het een op het ander overgaat. Ik wil dat dit een merkbare overgang wordt, een punt waar je als student nadenkt over je toekomst. Het is niet de bedoeling om studenten na drie jaar van de universiteit te jagen.” Wel moet de bachelorfase volgens Plasterk duidelijker een afgesloten geheel worden. Hoe kijkt TBM daar tegenaan? We vroegen het aan dr.ir. Els van Daalen, directeur onderwijs faculteit TBM en dr.ir. Ivo Bouwmans, programmamanager bacheloropleiding Technische Bestuurskunde. “Plasterk pleit voor een ‘harde knip’ en wordt door ons op zijn wenken bediend: in Delft werd al eerder besloten om de ‘harde knip’ in te voeren, en wel met ingang van de lichting studenten die in 2007 begon. Zij mogen pas aan een masteropleiding beginnen als ze hun bacheloropleiding volledig hebben afgerond.
- gericht op analyse - dan de masteropleiding, die op ontwerp is gericht. De onderwijsvormen en de verwachting die we van de studenten hebben, zijn eveneens anders. Dit komt ook tot uiting in de doelen van het bachelorproject, dat nu meer het afrondende karakter van een bachelorafstudeerproject begint te krijgen.
Nu mogen studenten die van hun bacheloropleiding nog maar enkele vakken moeten behalen, ook alvast vakken volgen van een masteropleiding die geldt als ‘doorstroommaster’ van die bacheloropleiding. Het voordeel is dat deze studenten geen vertraging oplopen door de overgang naar de masteropleiding. Om grote studievertraging na invoering van de ‘harde knip’ tegen te gaan, heeft de TU Delft besloten om voor de masteropleidingen twee instroommomenten te creëren, in september en februari. Daarnaast bekijken we hoe in het TB-bachelorcurriculum zoveel mogelijk overbodige hindernissen weggewerkt kunnen worden, en aansluitingen verbeterd.
TBM biedt ook masteropleidingen aan die geen doorstroommaster zijn, namelijk Engineering and Policy Analysis (EPA) en Management of Technology (MoT). Voor deze opleidingen geldt in feite al een ‘harde knip’. Daar beginnen studenten allemaal tegelijk aan de opleiding. Je ziet dat ze zich echt een cohort voelen en zich aan elkaar optrekken. Ze gaan sneller door de opleiding heen en krijgen een beter inzicht in de samenhang in de opleiding doordat ze deze in de bedoelde volgorde doorlopen. Verder kan de ‘harde knip’ studenten al vroeger in de studie goed doen beseffen hoe belangrijk een goede studieplanning en -voortgang zijn. Hopelijk heeft dit een positieve invloed op het studiegedrag in de eerste jaren.
In de loop van de tijd, heeft bij TBM de bacheloropleiding Technische Bestuurskunde nadrukkelijk een andere oriëntatie gekregen
We zien dat studenten niet meer automatisch kiezen voor een doorstroommaster, maar zich beter gaan oriënteren op wat er voor hen
verder nog mogelijk is. Het komt nog niet vaak voor dat studenten na de bacheloropleiding direct de arbeidsmarkt op gaan. De vraag vanuit de arbeidsmarkt is hier van belang, waardoor deze ontwikkeling misschien wat langer op zich laat wachten. Wel wordt er regelmatig een andere masteropleiding gekozen dan de doorstroommaster. Maar studenten hebben het zo naar hun zin in Delft dat ze tot nog toe vrijwel nooit een masteropleiding aan een andere universiteit kiezen. Ook dit is mogelijk meer een langetermijnontwikkeling. De verwachting is dat studenten zich ook internationaler zullen gaan oriënteren. Enerzijds betekent dit alles dat wellicht meer studenten na het behalen van hun bachelordiploma de faculteit verlaten. Anderzijds speelt TBM hierop in door de masteropleidingen aantrekkelijk te maken voor studenten met verschillende vooropleidingen. Hiervoor bieden we ook nieuwe schakelprogramma’s aan.”