Tilburg University
Stalking als vorm van (huiselijk) geweld tegen vrouwen van der Aa, Suzanne Published in: Van de liefde geslagen Document version: Author final version (often known as postprint)
Publication date: 2013 Link to publication
Citation for published version (APA): van der Aa, S. (2013). Stalking als vorm van (huiselijk) geweld tegen vrouwen: Van tweeën een?. In G. Coene, & S. Withaeckx (Eds.), Van de liefde geslagen: Nieuwe vormen van familiaal geweld feministisch bekeken. (pp. 85-108). (Vrouwenstudies; No. 11). Brussel: Academic and Scientific Publishers.
General rights Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain • You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal Take down policy If you believe that this document breaches copyright, please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.
Download date: 07. feb. 2016
Suzan van der Aa
Stalking als vorm van (huiselijk) geweld tegen vrouwen: van tweeën één? Inleiding Het schrijven van liefdesbrieven, je geliefde bellen om te zeggen dat je aan hem of haar denkt, het sturen van cadeaus… het zijn over het algemeen uitingen van romantische en onschuldige gevoelens. Dit kan echter veranderen, wanneer de liefde in de brieven onbeantwoord blijft, wanneer er enkel ‘s nachts wordt gebeld of wanneer de ‘cadeaus’ bestaan uit grafkransen en kogels. Wanneer bepaald ongewenst gedrag maar blijft voortduren, dan kan er zelfs sprake zijn van stalking en dit kan enorm schadelijke gevolgen hebben voor degene tegen wie het gedrag is gericht (o.a. Budd & Mattinson 2000; Tjaden & Thoennes 1998; Pathé & Mullen 1997; Kamphuis & Emmelkamp 2001; Blaauw e.a. 2002; Dressing e.a. 2007; Purcell e.a. 2004; Van der Aa 2010). Stalking – in België en Nederland ook wel bekend onder de term ‘belaging’ – wordt de laatste jaren steeds vaker in de sleutel van geweld tegen vrouwen (o.a. White e.a. 2001) of huiselijk geweld (o.a. Baldry 2002) geplaatst. In een recent Europees onderzoek naar geweld tegen vrouwen wordt stalking bijvoorbeeld in één adem genoemd met vrouwenbesnijdenis, huiselijk geweld, gedwongen huwelijken, verkrachting en seksuele intimidatie (EU Commission 2010). Ook nationale en internationale wetgeving bekijkt stalking vaak vanuit een bepaald gender- of huiselijk geweld perspectief. Zo is in het nieuwe verdrag van de Raad van Europa inzake de bestrijding van geweld tegen vrouwen expliciet een bepaling over stalking opgenomen (artikel 34).
Het is maar de vraag of dit een goede ontwikkeling is. Ter vergelijking: er woedt al decennialang een verbeten strijd om de vraag of huiselijk geweld nu wel of geen uiting van geweld tegen vrouwen is (o.a. Nixon 2007; Anderson 2005, Dobash e.a. 1992; Dutton & Nicholls 2005). Onderzoekers die symmetrische prevalentiecijfers vonden – vrouwen en mannen zijn ongeveer even vaak pleger en slachtoffer van huiselijk geweld – bestrijden de genderspecifieke
benadering
van
huiselijk
geweld,
terwijl
andere
(feministische) 1
onderzoekers vast blijven houden aan een genderspecifieke conceptualisering van huiselijk geweld. Deze kwestie is belangrijk, niet alleen omdat een goede analyse van het probleem bij kan dragen aan het vinden van de uiteindelijke oplossing ervan, maar ook omdat bepaalde overheidssubsidies samen kunnen hangen met de uitkomst van het debat, denk aan meer opvangplaatsen voor mannelijke slachtoffers.
Het is dan ook verrassend dat binnen het stalking discours genderspecificiteit nog amper onderwerp van discussie is geweest. Is stalking inderdaad een uiting van geweld tegen vrouwen? Of van huiselijk geweld? Hoe is de genderspecifieke en huiselijk geweld benadering van stalking eigenlijk tot stand gekomen? Wat zijn de voor- en nadelen van deze perspectieven en moeten we niet veeleer naar een neutrale benadering van dit soort inbreuken op de privacy? Maakt het hierbij nog verschil of het genderspecifieke en huiselijk geweldperspectief wordt gebruikt in onderzoek of in wetgeving? Om deze vragen draait het in de volgende bijdrage.
Ter beantwoording van de vragen zal allereerst een overzicht worden gegeven van de verschillende manieren waarop door de jaren heen naar stalking is gekeken (§ 2). Hoewel stalking in eerste instantie vooral in verband werd gebracht met huiselijk geweld gepleegd door een man tegen een vrouw, wordt recent door sommige auteurs de voorkeur gegeven aan een sekseneutrale benadering van het probleem. De daaropvolgende paragrafen beschrijven de uitkomsten van enkele empirische onderzoeken naar stalking als vorm van geweld tegen vrouwen (§ 3) of huiselijk geweld (§ 4). Hoewel (empirisch) onderzoek zich momenteel ook op andere vormen van stalking richt, lijkt op het gebied van wetgeving in sommige landen en op internationaal niveau juist een tegenovergestelde tendens zichtbaar. In § 5 zullen enkele nationale en internationale juridische maatregelen tegen stalking worden beschreven, waarbij de nadruk ligt op het gender- en huiselijk geweldperspectief in de wetgeving en de uitvoeringspraktijk. Hierbij zal niet alleen worden gekeken naar specifieke stalkingwetgeving, maar ook naar meer generieke beschermingsmaatregelen die relevant zijn voor stalking, zoals straat- en contactverboden. Vervolgens worden de voor- en nadelen van een genderspecifieke en huiselijk geweld benadering in zowel onderzoek als wetgeving besproken (§ 6), waarna het stuk besluit met een conclusie (§ 7).
Veranderde interpretatie van stalking door de jaren heen 2
Stalking is een nieuw woord voor gedrag dat al zo oud is als de mensheid zelf (Mullen e.a. 2001; Finch 2001: 27; Meloy 1998: 4). Toch werd pas in de jaren tachtig de term stalking voor het eerst gekoppeld aan het fenomeen van ongewenste achtervolgingen en overlast. Zo werden in de media zowel de seriemoordenaar Son of Sam als de paparazzi die Jacky Kennedy het leven zuur maakten gekwalificeerd als ‘stalkers’ en al snel werd het een gangbare term om het gedrag van seriemoordenaars, verkrachters en moordenaars van beroemdheden mee aan te duiden (Kamir 2001: 148).
Door de jaren heen is de interpretatie van de term stalking echter veranderd. Lowney & Best (1995) onderzochten de persberichten over stalking die werden gepubliceerd of uitgezonden in de periode van 1980 tot en met 1994 en ze kwamen erachter dat de betekenis van het concept langzaamaan was getransformeerd. In de periode tussen 1980 en 1988 werd de term bijvoorbeeld gebruikt om seksuele intimidatie, obsessieve achtervolging en psychologisch geweld gepleegd door een man tegen zijn (ex)vrouw mee te omschrijven. Ondanks de inspanningen van de vrouwenbeweging kreeg deze vorm van stalking echter weinig (media) aandacht.
Dit veranderde in de periode tussen 1989 en 1991, toen, als gevolg van de moord op de beroemde Amerikaanse actrice Rebecca Shaeffer door haar voormalige stalker, de term verbonden werd met het achtervolgen van beroemdheden of celebrity stalking. De moord op Shaeffer genereerde veel publiciteit en vanaf dat moment werd stalking voornamelijk gezien als een probleem van beroemdheden, gepleegd door geobsedeerde fans.
Onder invloed van de huiselijk geweld lobby keerde de stalking retoriek in de media vanaf 1992 weer terug naar de situatie waarin vrouwen werden lastig gevallen door hun mannelijke ex-partners. Stalking werd geherdefinieerd als een wijdverspreide vorm van huiselijk geweld tegen vrouwen en dit keer kreeg stalking wel de aandacht die het verdiende. De mediaportretten van stalkingslachtoffers brachten een grote publieke onrust teweeg en samen met andere sociale veranderingen – zoals de toegenomen gevoeligheid voor inbreuken op de privacy en de veranderde rol van vrouwen in de samenleving – zorgden ze voor erkenning van stalking als een serieus sociaal probleem (Mullen e.a. 2009). In 1990 leidde dit in Calilfornië zelfs tot de allereerste anti-stalkingwetgeving. Vanaf dat moment bleef de toegenomen
3
aandacht voor stalking bestaan, ook toen het concept werd uitgebreid met gedrag gepleegd door anderen dan de mannelijke ex-partner.
Tegenwoordig wordt stalking in al zijn vormen onderzocht, ongeacht de (voormalige) relatie tussen de dader en het slachtoffer, maar er zijn nog genoeg onderzoekers die stalking voornamelijk interpreteren als een vorm van geweld tegen vrouwen of als een vorm van huiselijk geweld (bijvoorbeeld Coleman 1997; Baldry 2002; Burgess e.a. 1997). Ook veel nationale en internationale wetgevers voelen zich tot dit denkkader aangetrokken (zie paragraaf 5). Verder is er bij veel mensen een stereotiep beeld van stalking – waarin een man zijn vrouwelijke ex-partner lastig valt – ontstaan. De volgende twee paragrafen gaan dieper in op de empirische steun voor een genderspecifieke of huiselijk geweld benadering van het probleem.
Stalking als vorm van geweld tegen vrouwen? Of stalking kan worden beschouwd als een genderspecifiek probleem, hangt mede af van de gekozen definitie van ‘geweld tegen vrouwen’. In deze bijdrage wordt aangesloten bij de definitie zoals die wordt gebruikt in het verdrag van de Raad van Europa en enkele andere internationale documenten: “‘Violence against women’ is understood as a violation of human rights and a form of discrimination against women and shall mean all acts of gender-based violence that result in, or are likely to result in, physical, sexual, psychological or economic harm or suffering to women, including threats of such acts, coercion or arbitrary deprivation of liberty, whether occurring in public or in private life.” (Art. 3(a) Council of Europe Convention on combating and preventing violence against women and domestic violence).1 ‘Gender-based violence’ betekent op zijn beurt: “violence that is directed against a woman because she is a woman or that affects women disproportionately” (Art. 3(d) Council of 1
Vergelijkbare definities zijn te vinden in CEDAW Committee General Recommendation No. 19 on violence against women (1992), the United Nations General Assembly Declaration on the Elimination of Violence against Women (1993) en Recommendation Rec(2002)5 of the Committee of Ministers of the Council of Europe to member states on the protection of women against violence (2002).
4
Europe Convention on combating and preventing violence against women and domestic violence).2 Enerzijds kan dus het achterliggende motief – geweld tegen een vrouw, omdat ze een vrouw is – het etiket genderspecifiek geweld rechtvaardigen.3 Anderzijds kan ook het feit dat een bepaald soort geweld vrouwen onevenredig vaak of hard treft reden zijn om dat type geweld als een vorm van geweld tegen vrouwen te categoriseren. Aangezien onderzoek naar diepgewortelde
sociale
en
culturele
opvattingen
over
gender
en
ongelijke
machtsverhoudingen als achterliggende oorzaak van stalking nog niet heeft plaatsgevonden, kunnen we voor de vraag of stalking een vorm is van geweld tegen vrouwen voorlopig slechts kijken naar de omvang van het probleem onder zowel mannen als vrouwen.
In tabel 1 zijn de resultaten weergegeven van enkele grootschalige omvangstudies naar stalking, waarbij enkel de studies zijn opgenomen die (eveneens) een uitsplitsing hebben gemaakt naar het geslacht van het slachtoffer. Hoewel de studies enorme verschillen vertonen waar het aankomt op de exacte percentages, tonen ze zonder uitzondering dat vrouwen vaker slachtoffer worden van stalking dan mannen.
2
Er zijn ook definities die seksespecifiek geweld onderscheiden van genderspecifiek geweld, waarbij sekse wijst op de biologische verschillen tussen mannen en vrouwen en gender op de ideeën en vooroordelen over mannelijkheid en vrouwelijkheid en de daaraan gekoppelde rollenpatronen (zie bijvoorbeeld Schreijenberg e.a. 2010: 6). Geweld dat vrouwen disproportioneel vaak treft zou onder de noemer ‘seksespecifiek’ geweld vallen, terwijl geweld tegen een vrouw, omdat ze vrouw is onder ‘genderspecifiek’ geweld zou worden gecategoriseerd. In de bovengenoemde definities wordt geen onderscheid gemaakt tussen seksespecifiek en genderspecifiek geweld. 3
Zie Committee of Ministers, Explanatory report to the Council of Europe Convention on combating and preventing violence against women and domestic violence (CM (2011) 49 final) of 7 April 2011. Volgens het ‘explanatory report’ bij het Verdrag is dit soort geweld zowel de oorzaak als het gevolg van een ongelijke machtsverhouding tussen mannen en vrouwen in de maatschappij
5
Tabel 1. Grootschalige (> 400 respondenten) studies naar de omvang van stalking binnen de algemene populatie naar geslacht Auteur(s)
Land van
Omvang
Percentage van de
Percentage dat ooit
(jaar)
onderzoek
steekproef
bevolking dat ooit
slachtoffer is geweest
slachtoffer is
naar geslacht
geweest van stalking
Van der Aa &
Vrouw
Man
Nederland
1.027
16,50%
20,70%
13,40%
Nederland
88.607
24%
28,60%
19,20%
Aucoin (2005)
Canada
24.000
9%
11%
7%
Basile e.a.
Verenigde Staten 9.684
4,50%
7%
2%
Budd &
Engeland &
9.988
11,80%
16,10%
6,80%
Mattinson
Wales
26.214
-
23%
13%
Kunst (2009) Van der Aa & Pemberton (2009)
(2006)
(2000) Coleman
Engeland &
e.a.(2007)
Wales
Dressing e.a.
Duitsland
679
11,60%
17%
4%
Engeland &
24.498
-
23,30%
15,20%
Schotland
1.024
-
17%
7%
Australië
1.844
23,40%
32,40%
12,80%
Oostenrijk
401
11%
17%
3%
(2005) Finney (2006)
Wales Morris e.a. (2002) Purcell e.a. (2002) Stieger e.a. (2008)
6
Tjaden &
Verenigde Staten 16.000
-
8,10%
2,20%
Walby & Allen
Engeland &
-
18,90%
11,60%
(2004)
Wales
Thoennes (1998) 22.463
Als we nu de definitie van geweld tegen vrouwen nemen, en deze afzetten tegen de resultaten uit tabel 1, kunnen we niet anders concluderen dan dat stalking waarschijnlijk terecht als een vorm van geweld tegen vrouwen wordt gezien: vrouwen lopen een veel groter risico om slachtoffer te worden van stalking dan mannen. Of dit risico voor vrouwen disproportioneel groter is, is een kwestie van interpretatie, maar de percentages mannelijke en vrouwelijke slachtoffers wijken in de meeste studies dusdanig af, dat we gevoeglijk kunnen stellen dat hier sprake is van onevenredigheid en daarmee van een vorm van geweld tegen vrouwen.
Er is echter nog een andere reden om vrouwelijke slachtoffers van stalking uit te lichten. Hoewel de literatuur hierover enigszins verdeeld is, wordt het geslacht van het slachtoffer ook vaak geassocieerd met de ernst van de gevolgen van het stalken. Sheridan & Lyndon (2011) vonden bijvoorbeeld dat stalking een grotere impact had op het mentale en lichamelijke welzijn van vrouwen dan op dat van mannen.4 Ook vanuit dat opzicht zou dus kunnen worden betoogd dat vrouwen ‘disproportioneel’ worden getroffen door stalking.
Tegelijkertijd is het van belang om op te merken dat in alle studies de percentages mannelijke slachtoffers eveneens onverdeeld hoog zijn. Zelfs als we uitgaan van de meest conservatieve schatting van 2%, dan nog betekent dit dat een groot deel van de mannelijke bevolking te maken heeft (gehad) met ongewenst, herhaaldelijk en mogelijk angstaanjagend gedrag. En ook mannen zijn niet immuun voor de soms zeer schadelijke gevolgen van stalking. Sommigen van hen hebben net zo goed te kampen met psychosomatische klachten, angstgevoelens en depressies.
Stalking als vorm van huiselijk geweld tegen de ex-partner? 4
Keuhner e.a. (2006) vonden daarentegen dat het verband tussen stalking en een slechte mentale gezondheid, psychosociaal functioneren en medicijngebruik vergelijkbaar waren voor mannen en vrouwen.
7
Waar bij de bovengenoemde onderzoeken de nadruk lag op de genderdimensie van stalking, daar plaatsen andere auteurs stalking juist specifiek binnen het domein van huiselijk geweld (o.a. Coleman, 1997; Baldry, 2002; Burgess et al, 1997). Veel plegers zouden stalking gebruiken als een tactiek om hun (ex)partners te intimideren en te controleren en hen zo te dwingen in de relatie te blijven of opnieuw een relatie aan te gaan. En er zijn inderdaad studies die een verband aantonen tussen (gewelddadige) relaties en gedrag dat wordt geassocieerd met stalking, zoals het stelselmatig achtervolgen, observeren of bedreigen van een persoon. Zo vonden Tjaden & Thoennes (2000) in hun onderzoek naar huiselijk geweld in 16,5% van de 1.785 bestudeerde politiedossiers gedrag dat als stalking gekwalificeerd kon worden. Ook had bijna 1 op de 3 plegers van huiselijk geweld in Burgess et al.’s (1997) steekproef zich schuldig gemaakt aan het stalken van hun partner. Verder werd in een grootschalige studie onder 16.000 Amerikanen bijna 60% van de vrouwelijke en 30% van de mannelijke slachtoffers gestalkt door een huidige of voormalige partner.
5
Van deze
slachtoffers had 81% van de vrouwen fysiek geweld en 31% seksueel geweld ervaren gedurende de relatie (Tjaden & Thoennes, 1998). Ten slotte werd 29% van de vrouwen die uit een gewelddadige relatie kwamen, gestalkt door hun voormalige gewelddadige partner gedurende de maand voorafgaand aan het onderzoek van Mechanic et al. (2000). Stalking door ex-partners blijkt dus een veelvoorkomend probeem te zijn.
Niet
alleen
vergroot
een
voormalige
(gewelddadige)
relatie
het
risico
op
stalkingslachtofferschap, ook blijkt een eerdere romance tussen dader en slachtoffer van invloed te zijn op de ernst en de duur van het stalken: Ex-partners zijn over het algemeen gewelddadiger en meer vasthoudend dan andersoortige stalkers (o.a. Tjaden & Thoennes 1998; Pathé & Mullen 1997; Björklund e.a. 2010).
Hoewel er dus wel degelijk een significant verband lijkt te zijn tussen stalking en een eerdere, al dan niet gewelddadige, liefdesbetrekking tussen dader en slachtoffer, is dit geen een-op-een verband. Ook hier geldt dat het spectrum van zowel daders als slachtoffers veel breder is: niet alle gewelddadige partners maken gebruik van stalking-tactieken gedurende de relatie, niet alle stalkende ex-partners waren gewelddadig voor het beëindigen van de relatie en er zijn
5
Er zijn echter ook onderzoeken die een veel kleiner aandeel ex-partner stalking vonden (o.a. Van der Aa & Pemberton 2009).
8
legio voorbeelden van stalkingzaken waarin er helemaal geen romantische betrekkingen waren tussen dader en slachtoffer voorafgaand aan het stalken.
Stalking als vorm van (huiselijk) geweld tegen vrouwen in wetgeving en praktijk Nationale wetgeving m.b.t. stalking
Hoe vertaalt één en ander zich nu door de wetgeving en handhavingspraktijk van de verschillende Europese landen? Het eerste wat opvalt wanneer men de Europese lidstaten gaat vergelijken is het feit dat veel van hen helemaal geen specifieke anti-stalking wetgeving hebben ingevoerd. Slechts dertien van de zevenentwintig lidstaten hebben het gedrag expliciet strafbaar gesteld. 6 De overige lidstaten vertrouwen op algemene wetsartikelen, zoals mishandeling, vandalisme en smaad, of ze beschouwen het gedrag niet als een sociaal probleem (zie European Commission 2010). Dit wijkt af van de situatie in de Verenigde Staten waar binnen vier jaar in alle vijftig staten en het district Colombia anti-stalking wetgeving van kracht was (Purcell e.a. 2004).
Kijken we nu naar de Europese landen die stalking wel strafbaar hebben gesteld, dan zien we dat geen van hen een genderspecifieke definitie heeft opgenomen in de wet. Alle strafbepalingen zijn genderneutraal en maken dus geen onderscheid tussen een mannelijk of een vrouwelijk slachtoffer. Toch kan wetgeving, die op het eerste oog genderneutraal lijkt, zo zijn opgesteld dat ze onbedoeld alsnog mannelijke slachtoffers benadeeld. Afhankelijk van de bestanddelen die zijn opgenomen in de strafbepaling voldoen mannelijke slachtoffers mogelijk minder snel aan de criteria voor slachtofferschap (Davis, Swan & Gambone 2010; Thompson, Dennison & Stewart 2010). Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij strafbepalingen die bepalen het slachtoffer angst moet hebben ervaren als gevolg van het stalken (bijv. Tjechië). Het ervaren van angstgevoelens als gevolg van stalking is echter niet genderneutraal. Uit onderzoek blijkt dat – onafhankelijk van wat er daadwerkelijk is gebeurd – mannelijke stalkingslachtoffers minder angst ervaren dan hun vrouwelijke tegenhangers: vrouwen rapporteren over de gehele linie hogere angstniveaus dan mannen (Tjaden & Deze landen zijn: Oostenrijk, België, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Italië, Luxemburg, Malta, Nederland, Ierland, Hongarije, Polen en het Verenigd Koninkrijk. In Finland zijn ook vergaande discussies over het al dan niet strafbaar stellen van stalking. 6
9
Thoennes 2000; Sheridan & Lyndon, 2010). Dit betekent dat angst een genderspecifiek construct is.
Voor wat betreft de mogelijke link tussen huiselijk geweld en stalking: in de meeste strafbepalingen blijft dit ook buiten beschouwing. Dit betekent dat stalking buiten de huiselijke kring eveneens strafbaar is gesteld, althans de wettelijke definitie beperkt zich niet tot de huiselijk(e) (geweld) context. De enige strafbepalingen die wel een onderscheid maken tussen stalking binnen en buiten de huiselijke kring zijn de Duitse, de Italiaanse en de Hongaarse. Hoewel stalking normaal gesproken slechts kan worden vervolgd na een klacht van het slachtoffer, kan het Duitse Openbaar Ministerie in gevallen van ex-partner stalking de dader ook ex officio vervolgen. De wetgever achtte deze uitzondering noodzakelijk, omdat in geval van ex-partner stalking niet van het slachtoffer kan worden verwacht dat hij/zij vraagt om vervolging. Toch is dit slechts een nuance verschil: ook in Duitsland is alle stalking strafbaar, ongeacht de voormalige relatie tussen dader en slachtoffer, enkel de formele vereisten voor een vervolging verschillen. De Hongaarse en Italiaanse wetgevers hebben van stalking tussen (ex)partner een strafverzwarende omstandigheid gemaakt.
Hoewel de anti-stalking wetgeving in de Europese landen in principe dus neutraal is, kunnen aanvullende beleidsregels of de handhaving van de wet in de praktijk toch getuigen van een genderspecifieke of een op (ex-) partners gerichte benadering. In Nederland, bijvoorbeeld, is de stalkingwetgeving van toepassing op alle slachtoffers, ongeacht hun sekse of de voormalige relatie met hun stalker. Wanneer we echter gaan kijken naar de richtlijnen voor politie en justitie die zijn opgesteld om de wetgeving in de praktijk handen en voeten te geven, dan zien we dat het beleid inzake stalking misschien niet zo neutraal is als op het eerste gezicht lijkt. In de ‘Aanwijzing huiselijk geweld en eergerelateerd geweld’ 7 staat bijvoorbeeld de volgende passage: “Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer wordt gepleegd. Hieronder vallen lichamelijke en seksuele geweldpleging, belaging en bedreiging (al dan niet door middel van, of gepaard gaand met, beschadiging van goederen in en om het huis). Als verdachten van huiselijk geweld kunnen worden aangemerkt: (ex-)partners, gezins- en 7
Aanwijzing huiselijk geweld en eergerelateerd geweld, Staatscourant 2010, p. 6462.
10
familieleden en huisvrienden. Verdachten en slachtoffers kunnen mannen en vrouwen zijn, en kunnen kind of volwassene (waaronder ouderen) zijn.” [cursief – SvdA]
Uit deze passage blijkt dat huiselijk geweld kan bestaan uit stalking. Nu wil dit an sich niet zeggen dat stalking exclusief wordt gekoppeld aan huiselijk geweld, maar het is wel opvallend dat dit de enige keer is dat stalking voorkomt in een beleidsregel van het Openbaar Ministerie. Er is geen aparte aanwijzing die het ook heeft over stalking door personen buiten de huiselijke kring van het slachtoffer, zoals onbekenden of bekenden die geen huisvriend zijn.
In de uitvoeringspraktijk komt het verband tussen stalking, huiselijk geweld en gender nog sterker naar voren. Uit interviews met Nederlandse politieambtenaren en officieren van justitie blijkt bijvoorbeeld dat stalking binnen het Nederlandse politiekorps en Openbaar Ministerie over het algemeen wordt gezien als een vorm van huiselijk geweld en dat het als zodanig wordt ondergebracht bij de agenten en officieren van justitie die huiselijk geweld in hun portefeuille hebben (Van der Aa 2010: 157). Verder is er ook geen aparte training of cursus beschikbaar, maar wordt stalking gewoonlijk behandeld gedurende algemene cursussen over huiselijk geweld (Van der Aa 2010: 165-166). Het onbedoelde gevolg van dit alles kan zijn dat politie- en justitiemedewerkers die minder goed thuis zijn in de materie, stalking door anderen dan (ex-) partners mogelijk over het hoofd zien. Zelfs de geïnterviewde agenten en officieren van justitie – allen experts op het gebied van stalking – bleken niet ongevoelig voor bepaalde vooroordelen. Zo kwalificeerden enkelen onder hen stalking buiten de huiselijk geweldsfeer automatisch als ‘minder ernstig’ en zagen ze het liefst dat slachtoffers van andersoortige stalking eerst alternatieve oplossingen probeerden voordat ze naar de politie stapten (Van der Aa 2010: 176). Vergelijkbare vooroordelen werden gevonden bij zogenaamde ‘vignetstudies’, waarbij respondenten identieke stalkingscenario’s kregen voorgelegd die enkel afweken op het geslacht van het slachtoffer. Hieruit bleek dat mannelijke stalkingslachtoffers over het algemeen eerder werden gezien als (mede) verantwoordelijk voor hun slachtofferschap, ook werden ze beter in staat geacht om het probleem zelf op te lossen en zouden ze minder angstgevoelens ervaren als gevolg van het stalken (Wigman 2009). Als deze ideeën ook van invloed zijn binnen het rechtssysteem – bijvoorbeeld op de politie of de rechterlijke macht – 11
dan zouden identieke stalking zaken wel eens verschillend beoordeeld kunnen worden afhankelijk van het geslacht van het slachtoffer (Langhinrichsen-Rohling 2012). Met andere woorden, hoewel the law in the books misschien niet uitgaat van een bepaald gender of huiselijk geweld perspectief, doet the law in practice dat wellicht wel.
Nationale wetgeving m.b.t. straat- en/of contactverboden
Waar de gender- en huiselijk geweld dimensie in de stalkingwetgeving slechts indirect tot uiting komt – enkel in beleidsregels en de uitvoeringspraktijk – daar wordt ze al veel explicieter wanneer we gaan kijken naar de wet- en regelgeving omtrent straat- en contactverboden. Het strafbaar stellen van stalking is namelijk niet genoeg: slachtoffers moeten ook op andere manieren beschermd worden om herhaald slachtofferschap te voorkomen. Slachtoffers van misdrijven die worden gekenmerkt door meerdere incidenten, zoals stalking en huiselijk geweld, hebben immers een extra behoefte aan bescherming. Om die reden zijn vanaf 1970 de straat- en contactverboden in zwang geraakt, eerst als civiele maatregelen verbonden aan een echtscheidingsprocedure, maar later ook als maatregel die los stond van een echtscheiding of als strafrechtelijke maatregel. Zodra de maatregel is opgelegd, is het de dader verboden om gedurende een bepaalde periode – al dan niet via derden – contact op te nemen met het slachtoffer of om bij het slachtoffer in de buurt te komen.
Uit een eerste inventarisatie in de Europese lidstaten blijkt dat veel landen dit soort beschermingsmaatregelen exclusief reserveren voor (vrouwelijke) slachtoffers van huiselijk geweld (Van der Aa 2011). In Bulgarije, Italië en Slovenië zijn bijvoorbeeld de civiele contactverboden enkel beschikbaar voor slachtoffers van huiselijk geweld. In Frankrijk, Malta en Litouwen gelden zelfs nog strengere criteria: daar kunnen civiele contactverboden slechts worden
opgelegd
in
gevallen
van
huiselijk
geweld
als
er
tegelijkertijd
een
echtscheidingsprocedure in gang wordt gezet. Verder zijn in Cyprus, Tsjechië, Griekenland en mogelijk ook Spanje de strafrechtelijke contactverboden beperkt tot plegers van huiselijk geweld. In Hongarije, ten slotte, zijn de regels voor zowel de civiele als de strafrechtelijke contactverboden neergelegd in een wet die enkel van toepassing is op familieleden, (ex)gehuwden en (ex-)partners.
12
Hoewel de resultaten met enige voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd, 8 lijkt het erop dat in bepaalde lidstaten de civiele en/of strafrechtelijke contactverboden enkel beschikbaar zijn voor slachtoffers van huiselijk geweld, niet voor anderen. Dit betekent dat slachtoffers die worden gestalkt door iemand anders dan hun (ex-)partner niet kunnen profiteren van dergelijke maatregelen. 9 Slachtoffers die worden gestalkt door bekenden, vreemden of soms zelfs (ex-) partners met wie ze niet in het huwelijk zijn getreden, blijven verstoken van deze vorm van bescherming. Verder geldt dat wanneer de maatregel de jure niet is verbonden aan de (voormalige) relatie tussen dader en slachtoffer, dat ze de facto wellicht toch enkel wordt opgelegd in dit soort situaties (Van der Aa 2011). Mogelijk is de kring van personen die beschermd worden in de praktijk dus nog kleiner dan de letterlijke wettekst in de verschillende landen lijkt te suggereren. Het Verdrag inzake de preventie en bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.
Op internationaal niveau is de interpretatie van stalking als vorm van geweld tegen vrouwen nog evidenter. Een voorbeeld is de resolutie van het Europese Parlement over geweld tegen vrouwen10 en het onlangs voor ondertekening opengestelde Verdrag van de Raad van Europa inzake de preventie en bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld [hierna: het Verdrag]. Wanneer het Verdrag in werking treedt, dan wordt dat het eerste internationale document binnen Europa met juridisch bindende regels op het gebied van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Het Verdrag heeft verder een duidelijke genderdimensie: Geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld worden gezien als vormen van discriminatie en genderspecifiek geweld, hoewel wordt erkend dat, in het geval van huiselijk geweld, mannen ook slachtoffer kunnen zijn, zij het veel minder vaak dan vrouwen (zie preambule).
8
De bronnen die de basis vormden voor het artikel waren soms moeilijk te interpreteren en spraken elkaar op bepaalde punten tegen (zie Van der Aa 2011). 9
In enkele van deze landen is het waarschijnlijk voor alle stalking slachtoffers een probleem om aan een strafrechtelijk contact- en/of straatverbod te komen, aangezien stalking in deze landen überhaupt niet strafbaar is gesteld. 10
Op 5 april 2011 heeft het Europese Parlement een niet-bindende resolutie aangenomen over een nieuw EU beleidsplan om geweld tegen vrouwen te bestrijden (2010/2209(INI). Volgens de leden van het Parlement zou ‘stalking moeten worden beschouwd als een vorm van geweld tegen vrouwen en zou het in alle lidstaten moeten worden aangepakt met behulp van een standaard juridisch kader’ [vertaling – SvdA].
13
Zoals eerder vermeld, schrijft het Verdrag de strafbaarstelling van stalking voor. Artikel 34 luidt als volgt:
Parties shall take the necessary legislative or other measures to ensure that the intentional conduct of repeatedly engaging in threatening conduct directed at another person, causing her or him to fear for her or his safety, is criminalised.
Zo op het eerste gezicht lijkt dit voorschrift neutraal ten opzichte van gender en huiselijk geweld: Zowel mannelijke als vrouwelijke slachtoffers, zowel slachtoffers van ex-partner als van anderssoortige stalking worden beschermd. Maar wederom kan het angstvereiste van invloed zijn op de kans dat mannen zichzelf beschouwen als slachtoffer van stalking en op hun kansen op een succesvolle strafvervolging. En hoewel artikel 34 zelf geen onderscheid maakt in gender of huiselijk geweld context, moet het in samenhang met de overige bepalingen en de Memorie van Toelichting van het Verdrag worden gelezen en dan wordt één en ander wat minder éénduidig. Zo lijkt het er in eerste instantie op dat het Verdrag enkel mannelijke slachtoffers erkent in gevallen van huiselijk geweld, niet de overige vormen van geweld die worden bestreken door het Verdrag. 11
Ook worden de lidstaten slechts
aangemoedigd om (huiselijk) geweld tegen mannen aan te pakken. 12 Lidstaten mogen zelf bepalen of ze het Verdrag ook op mannelijke slachtoffers van toepassing laat zijn, zolang ze in ieder geval geweld tegen vrouwen maar aanpakken. Kortom: de focus moet te allen tijde op de bestrijding van geweld tegen vrouwen blijven. Dit blijkt ook uit het feit dat de implementatie van het Verdrag dient te gebeuren zonder enige vorm van discriminatie (artikel 4 lid 3), maar dat het inzetten van speciale maatregelen die noodzakelijk zijn voor de preventie en bescherming van vrouwen tegen genderspecifiek geweld niet wordt gezien als discriminatie (artikel 4 lid 4). Sterker nog, het Verdrag schrijft zelfs dwingend voor dat de lidstaten het Verdrag implementeren en evalueren vanuit een gender perspectief (artikel 6). En hoewel de opstellers van het Verdrag van mening zijn dat de genoemde strafbepalingen in principe genderneutraal moeten zijn, staat het de lidstaten expliciet vrij om genderspecifieke bepalingen te introduceren. 13 Hoewel het Verdrag zelf dus neigt naar een genderneutrale 11
Zie overweging 45 van het explanatory report (Committee of Ministers, Explanatory report to the Council of Europe Convention on combating and preventing violence against women and domestic violence (CM (2011) 49 final) of 7 April 2011). 12
Zie overweging 37 van het explanatory report.
13
Zie overweging 153 van het explanatory report.
14
strafbaarstelling van stalking, zouden deze mixed messages aanleiding kunnen geven tot interpretatieproblemen bij de vraag of mannelijke slachtoffers nu wel of niet onder de definitie van stalking vallen.
Waar het Verdrag nog wat vaag blijft over de eventuele gender of huiselijk geweld dimensie bij het daadwerkelijke strafbaar stellen van stalking, daar is ze bij de beschermings-, ondersteunings- en preventiemaatregelen al veel duidelijker. Zo moeten alle beschermings-, en ondersteuningsmaatregelen opgesomd in hoofdstuk 4 van het verdrag gebaseerd zijn op een ‘gendered understanding’ van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (artikel 18 lid 3). Dit uit zich bijvoorbeeld in het feit dat er voldoende beschikbare opvangplekken dienen te zijn, vooral voor vrouwen en kinderen (artikel 23 en overweging 133 van het ‘explanatory report’). Ook zouden alle professionals die in aanraking komen met slachtoffers een gendersensitieve training moeten ontvangen (overwegingen 98 en 99 van het ‘explanatory report’).
Het is niet duidelijk hoe de woorden gendered understanding en gender sensitive moeten worden geïnterpreteerd. Wanneer het betekent dat de bescherming van vrouwelijke slachtoffers automatisch prioriteit dient te krijgen boven die van mannelijke slachtoffers terwijl ze vergelijkbare stalkingservaringen hebben dan is het Verdrag mijns inziens verkeerd bezig. Een hiërarchie van slachtofferschap enkel gebaseerd op geslacht is ongerechtvaardigd binnen de juridische context en het zou getuigen van ongeoorloofde discriminatie van mannelijke slachtoffers. Bij gelijke ernst en frequentie van stalking zou het geslacht van het slachtoffer niet van invloed moeten zijn op het verloop van een strafprocedure of de toegang tot beschermingsbevelen. Als, daarentegen, gender sensitive betekent dat de behoeften van mannelijke en vrouwelijke slachtoffers mogelijk verschillen en dat het strafrechtsysteem hiermee zoveel mogelijk rekening dient te houden, zonder andere (mannelijke) slachtoffers te benadelen, dan is een gendersensitieve benadering van stalking minder bezwaarlijk. Zo zouden vrouwelijke slachtoffers wellicht meer behoefte kunnen hebben aan hulp bij het beschermen van hun kinderen en bij het vinden van een betaalde baan of het op andere wijze verkrijgen van financiële onafhankelijkheid.
15
De voor- en nadelen van een genderspecifiek of huiselijk geweld perspectief Hoe moeten die verschillende perspectieven waarmee stalking wordt benaderd nu worden gewaardeerd? Er wordt immers niet voor niets gekozen voor een bepaalde invalshoek. Welke voor- en nadelen kleven er voor stalkingslachtoffers aan de genderspecifieke of huiselijk geweld benadering van het probleem?
Een duidelijk voordeel van de plaatsing van stalking in de sleutel van (huiselijk) geweld tegen vrouwen is het feit dat het in de jaren ’80 en ‘90 veel aandacht heeft gegenereerd voor het onderwerp. Dankzij de koppeling met (huiselijk) geweld tegen vrouwen kreeg het relatief onbekende stalking ineens betekenis voor een grote groep mensen, het werd uit het hoekje van de celebrity stalking gehaald, en het kreeg bekendheid bij het grote publiek als een probleem dat veel meer omvat en dat ook de gewone man of vrouw kan treffen. Maar ook anno 2012 blijft de huiselijk geweld en geweld tegen vrouwen context van nut, omdat beide onderwerpen momenteel in het middelpunt van de belangstelling staan. Niet alleen wordt er steeds meer wetgeving geproduceerd op deze twee vlakken, maar stalking profiteert bovendien mee van de zeer actieve en goed georganiseerde lobby en de daarmee gepaard gaande aanhoudende interesse in deze twee onderwerpen.
Verder is er ook een heel pragmatisch argument voor plaatsing van stalking binnen de huiselijk geweld en geweld tegen vrouwen problematiek: feit is nu eenmaal dat vrouwen veel vaker slachtoffer worden van stalking, dus rechtshandhavers en hulpverleners kunnen maar beter rekening houden met dit veelvoorkomende scenario. Het lijkt daarom ook logisch om meer faciliteiten vrij te maken voor vrouwelijke dan voor mannelijke slachtoffers. Ook heeft het er alle schijn van dat ex-partner stalking een ernstiger en langduriger verloop heeft dan andersoortige stalking. Als men hier rekening mee houdt – bijvoorbeeld bij het maken van een risicotaxatie, waarbij beschermingsmaatregelen eerder worden toegekend aan slachtoffers van ex-partner stalking – dan getuigt dat alleen maar van gezond verstand.
Ook op het gebied van het wetenschappelijk onderzoek zijn er weinig bezwaren tegen het bestuderen van stalking binnen het kader van (huiselijk) geweld tegen vrouwen. Hoewel stalking in al zijn vormen moet worden bestudeerd, is het nog steeds interessant om te onderzoeken hoe de verbanden tussen huiselijk geweld, geweld tegen vrouwen en stalking
16
precies kunnen worden geduid. Zijn bijvoorbeeld stalkende ex-partners nu daadwerkelijk meer geneigd om fysiek geweld te gebruiken of niet? Heeft stalking nu echt een grotere impact op vrouwen of spelen andere factoren veeleer een rol? En kunnen we onze kennis over (borderline) plegers van huiselijk geweld ook toepassen op stalkers (Douglas & Dutton 2001)? Op grond van dit soort studies kan vervolgens een betrouwbare stalking-typologie of risicotaxatieinstrument worden ontwikkeld, die weer de basis kan vormen voor effectieve anti-stalking maatregelen.
Maar er is een mogelijke keerzijde. Diezelfde expliciete verbinding van stalking met (huiselijk) geweld tegen vrouwen kan voor stalking negatief uitpakken. Juist door zijn sterke genderdimensie loopt bijvoorbeeld het Verdrag van de Raad van Europa het risico om bepaalde verdragstaten tegen het hoofd te stoten. 14 Staten die de voorkeur geven aan een genderneutrale benadering van bepaalde misdrijven zullen het Verdrag misschien niet snel ondertekenen, laat staan ratificeren. Tot nog toe hebben bijvoorbeeld slechts vier staten het Verdrag geratificeerd.15 De op zichzelf genderneutrale aanbeveling om stalking strafbaar te stellen zou hierdoor wel eens verloren kunnen gaan. Met andere woorden: het kind zou wel eens met het badwater kunnen worden weggegooid.
Het belangrijkste nadeel van een genderspecifiek of huiselijk geweld perspectief is echter dat bepaalde slachtoffers er mogelijk ongunstig vanaf komen. Bij wet- of regelgeving die enkel van toepassing is op vrouwelijke slachtoffers of slachtoffers van ex-partner stalking is dit overduidelijk, maar ook wanneer de wetgeving neutraal is, lopen bepaalde slachtoffers het risico om onopgemerkt te blijven of om geconfronteerd te worden met spot en ongeloof door rechtshandhavers. Door de onbekendheid met de verschillende verschijningsvormen van het fenomeen stalking, de onbedoelde genderspecificiteit van sommige strafbepalingen en de taboes die bepaalde vormen van stalking omgeven – denk aan stalking van een mannelijk slachtoffer door een vrouwelijke dader – weten zelfs slachtoffers hun eigen ervaringen misschien niet op waarde te schatten en zien zij bijvoorbeeld af van het doen van aangifte (Englebrecht & Reyns 2011). Zo worden mannelijke slachtoffers eerder zelf verantwoordelijk gehouden voor hun slachtofferschap, wordt hun slachtofferschap over het algemeen minder Vergelijk Algemene Aanbeveling 19 van het CEDAW Committee dat een expliciet verband legt tussen huiselijk geweld en discriminatie. Meyersfeld (2010, p. 37) vermoedt dat landen die zelf differentiëren naar geslacht moeite zullen hebben met deze aanbeveling. 15 Dit was de stand van zaken op 21 juni 2013. Voor de meest actuele stand van zaken zie http://www.conventions.coe.int/Treaty/Commun/ChercheSig.asp?NT=210&CM=&DF=&CL=ENG. 14
17
ernstig gevonden en worden zij beter in staat geacht het stalken zonder hulp onder controle te krijgen (o.a. Wigman 2009). Er ontstaat een tunnelvisie, waardoor alternatieve vormen van stalking over het hoofd worden gezien.
Conclusie Al met al kunnen we concluderen dat de typering van stalking als vorm van geweld tegen vrouwen kan bogen op ruime empirische steun. Zo blijkt uit alle grootschalige bevolkingsonderzoeken dat vrouwelijke slachtoffers oververtegenwoordigd zijn. Hierin wijkt stalking dus af van huiselijk geweld, waar juist veel symmetrische prevalentiecijfers worden gevonden. Alleen al op dit punt zou de genderneutrale conceptualisering van stalking spaak lopen. Ook heeft stalking mogelijk een grotere impact op vrouwen dan op mannen, al is de literatuur hier minder eenduidig over.
De karakterisering van stalking als vorm van huiselijk geweld vindt eveneens zijn weerklank in de verschillende empirische onderzoeken. Veel slachtoffers worden gestalkt door hun (gewelddadige) ex-partners en bovendien hebben dit soort slachtoffers over het algemeen te maken met ernstiger en langduriger vormen van stalking.
Stalking kan dus over het algemeen worden beschouwd als een vorm van (huiselijk) geweld tegen vrouwen. Het lijkt dan ook logisch om meer financiële middelen, mankracht en wetenschappelijk onderzoek te wijden aan deze vorm van stalking dan aan andere stalkingstypen. Zelfs richtlijnen voor politie en justitie die zich concentreren op stalking door de ex-partner of stalking van vrouwen kunnen gerechtvaardigd zijn, zolang men tegelijkertijd oog blijft houden voor gevallen die niet voldoen aan dit stereotype. In protocollen, beleidsregels en cursussen voor rechtshandhavers en hulpverleners mag benadrukt worden dat stalking relatief vaak voorkomt bij vrouwen en dat ex-partner stalkers over het algemeen ernstiger gedrag vertonen, maar er moet tegelijkertijd bij worden verteld dat deze vormen van stalking niet de enige zijn.
Het blijft namelijk belangrijk om te beseffen dat stalking een heterogeen fenomeen is: ook mannen worden slachtoffer – zoals bleek zelfs in groten getale – en een groot gedeelte van de slachtofferpopulatie wordt gestalkt door anderen dan de ex-partner. Velen van deze
18
slachtoffers hebben eveneens te kampen met ernstige vormen van stalking en ook zij hebben recht op hulp. Enkel omdat mannen minder vaak slachtoffer worden van stalking zou bescherming hun niet al bij voorbaat moeten worden ontzegd.
Een analyse van anti-stalking wetgeving in dertien Europese lidstaten bracht aan het licht dat, hoewel de strafbepalingen op het eerste gezicht geen onderscheid maken tussen mannelijke of vrouwelijke en tussen ex-partners of andersoortige slachtoffers, ze door het angstvereiste mogelijk toch (onbedoeld) een bepaalde genderbias hebben. Bij wetgeving betreffende beschermingsbevelen was juist de focus op ex-partner stalking meer prominent aanwezig: sommige lidstaten stellen civiel- of strafrechtelijke beschermingsbevelen enkel beschikbaar voor (vrouwelijke) slachtoffers van huiselijk geweld, niet voor andere slachtoffers. Dit brengt vervolgens een fundamenteel vraagstuk met zich mee: mag de typering van stalking als vorm van geweld tegen vrouwen of als huiselijk geweld leiden tot een bevoorrechte positie van vrouwelijke slachtoffers of slachtoffers van ex-partner stalking in wetgeving, zoals nu gebeurt in bepaalde Europese landen of (mogelijk) in het Verdrag van de Raad van Europa? Met andere woorden: is (positieve) discriminatie bij wet wel gerechtvaardigd als het over slachtofferschap gaat?
Het probleem is dat vroeger bepaalde misdrijven waar vrouwen vaker slachtoffer van werden een lage prioriteit kregen. Huiselijk geweld werd bijvoorbeeld lange tijd als een privékwestie beschouwd, waar de overheid zich niet mee mocht bemoeien. Terecht is deze prioritering bekritiseerd en aangepast, want dikwijls betrof het hier zeer ernstige feiten. Maar het lijkt er nu op dat sommige wetgevers zijn doorgeslagen naar de andere kant, waardoor mannelijke slachtoffers van deze typisch ‘vrouwelijke’ delicten over het hoofd worden gezien. Professionals mogen gerust alert worden gemaakt op het feit dat stalking vaak vrouwen treft of dat ex-partner stalking dikwijls van een ernstiger aard is – dit soort informatie vergemakkelijkt juist de identificatie van het misdrijf en een solide risicotaxatie – maar dit mag geen invloed hebben op het verdere verloop van de strafzaak of de toegang tot straat- en contactverboden, indien de stalking van vergelijkbare ernst is
Bij slachtofferschap zou namelijk altijd de ernst van het misdrijf doorslaggevend moeten zijn, niet het geslacht van het slachtoffer of diens relatie met de pleger van het geweld. Indien bepaalde slachtoffers een extra kwetsbaarheid vertonen – denk bijvoorbeeld aan slachtoffers die in een bepaalde afhankelijkheidsrelatie tot hun stalker staan waardoor zij zich minder snel 19
aan het geweld kunnen onttrekken – dan kan dit worden weergegeven in richtlijnen voor politie en justitie, maar er moet te allen tijde ruimte zijn om van deze richtlijnen af te kunnen wijken en adequaat te kunnen reageren op andere vormen van stalking die mogelijk even ernstig zijn. Dit kan niet wanneer eenvoudige beschermingsmaatregelen zoals contact- en straatverboden voorbehouden zijn aan een bepaald type slachtoffer. Straat- en contactverboden zouden daarom beschikbaar moeten zijn voor iedereen. Oftewel: antistalking wetgeving en de wetgeving omtrent bepaalde beschermingsmaatregelen dienen gender- en contextneutraal te zijn.
Referenties ANDERSON, K.L. (2005), Theorizing gender in intimate partner violence. In: Sex Roles, 52: 11/12, pp. 853-865.
AUCOIN, K. (ed.) (2005), Family Violence in Canada: A Statistical Profile 2005. Ottawa: Statistics Canada.
BALDRY, A.C. (2002), From domestic violence to stalking: The infinite cycle of violence. In: BOON, J. and SHERIDAN, L. (eds.), Stalking and psychosexual obsession. Psychological perspectives for prevention, policing and treatment. Leicester: John Wiley & Sons, pp. 83104.
BASILE, K.C., SWAHN, M.H., CHEN, J. and SALTZMAN, L.E. (2006), Stalking in the United States: Recent national prevalence estimates. In: American Journal of Preventive Medicine, 31:2, pp. 172-175.
BJÖRKLUND, K., HÄKKÄNEN-NYHOLM, H., SHERIDAN, L. and ROBERTS, K. (2010), The prevalence of stalking among Finnish university students. In: Journal of Interpersonal Violence, 25, pp. 684-698.
BLAAUW, E., WINKEL, F.W., ARENSMAN, E., SHERIDAN, L. and FREEVE, A. (2002), The toll of stalking. The relationship between features of stalking and psychopathology of victims. In: Journal of Interpersonal Violence, 17:1, pp. 50-63.
20
BUDD, T. and MATTINSON, J. (2000), The extent and nature of stalking: Findings from the 1998 British Crime Survey. London: Home Office.
BURGESS, A.W., BAKER, T., GREENING, D., HARTMAN, C.R., BURGESS, A.G., DOUGLAS, J.E. and HALLORAN, R. (1997), Stalking behaviors within domestic violence. In: Journal of Family Violence, 12, pp. 389-403.
COLEMAN, F.L. (1997), Stalking behavior and the cycle of domestic violence. In: Journal of Interpersonal Violence, 12:3, pp. 420-432.
COLEMAN, K., JANSSON, K., KAIZA, P. and REED, E. (2007), Homicides, firearm offences and intimate violence 2005/2006. Supplementary Volume 1 to Crime in England and Wales 2005/2006. London: Home Office Statistical Bulletin. DAVIS, K.E., SWAN, S.C. and GAMBONE, L.J. (2010), Why doesn’t he just leave me alone ? Persistent pursuit : A critical review of theories and evidence. In : Sex Roles, 66:5, pp. 328-339.
DOBASH, R. P., DOBASH, R. E., WILSON, M. and DALY, M. (1992), The myth of sexual symmetry in marital violence. In: Social Problems, 39:1, pp. 71–91.
DOUGLAS, K.S. and DUTTON, D.G. (2001), Assessing the link between stalking and domestic violence. In: Ággression and Violent Behavior, 6, pp. 519-546.
DRESSING, H., GASS, P. and KEUHNER, C. (2007), What can we learn from the first community-based epidemiological study on stalking in Germany? In: International Journal of Law and Psychiatry, 30, pp. 10-17.
DRESSING, H., KEUHNER, C. and GASS, P. (2005), Lifetime prevalence and impact of stalking in a European population. Epidemiological data from a middle-sized German city. In: British Journal of Psychiatry, 187, pp. 168–172.
21
DUTTON, D.G. and NICHOLLS, T.L. (2005), The gender paradigm in domestic violence research and theory: Part 1 – The conflict of theory and data. In: Aggression and Violent Behavior, 10, pp. 680-714.
ENGLEBRECHT, C.M. and REYNS, B.W. (2011). Gender differences in acknowledgement of stalking victimization : Results from the NCVS stalking supplement. In : Violence & Victims, 26:5, pp. 560-579.
EUROPEAN COMMISSION (2010), Feasibility study to assess the possibilities, opportunities and needs to standardize national legislation on violence against women, violence against children and sexual orientation violence. Luxembourg: Publications Office of the European Union.
FINCH, E. (2001), The criminalisation of stalking: Constructing the problem and evaluating the solution. London: Cavendish Publishing Limited.
FINNEY, A. (2006), Domestic violence, sexual assault and stalking: Findings from the 2004/2005 British Crime Survey. London: Home Office Online Report.
KAMIR, O. (2001), Every breath you take: Stalking narratives and the law. Ann Arbor, MI: University of Michigan Press.
KAMPHUIS, J.H. and EMMELKAMP, P.M.G. (2001), Traumatic stress among supportseeking female victims of stalking. In: American Journal of Psychiatry, 158, pp. 795-798.
KEUHNER, C., GASS, P. and DRESSING, H. (2006), Mental health impact of stalking in men and women. In: Psychotherapie, Psychosomatik, medizinische Psychologie, 56:8, pp. 336-341.
LANGHINRICHSEN-ROHLING, J. (2012). Gender and stalking: Current intersections and future directions. In: Sex Roles, 66:5, pp. 418-426.
22
LOWNEY, K.S. and BEST, J. (1995), Stalking strangers and lovers. Changing media typifications of a new crime problem. In: BEST, J. (ed.) Images of issues: Typifying contemporary social problems. New York: Aldine de Gruyter, pp. 33-57.
MECHANIC, M.B., WEAVER, T.L. and RESICK, P.A. (2000), Intimate partner violence and stalking behaviour: Exploration of patterns and correlates in a sample of acutely battered women. In: Violence and Victims, 15:1, pp. 443-458.
MELOY, J.R. (1998), The psychology of stalking. In: MELOY, J.R. (ed.), The psychology of stalking. Clinical and forensic perspectives. San Diego: Academic Press, pp. 1-23.
MEYERSFELD, B. (2010). Domestic violence and international law. Oxford/Portland: Hart Publishing.
MORRIS, S., ANDERSON, S. and MURRAY, L. (2002), Stalking and harassment in Scotland. Edinburgh: Scottish Executive Social Research.
MULLEN. P.E., PATHÉ, M. and PURCELL, R. (2001), Stalking: new constructions of human behavior. In: Australian and New Zealand Journal of Psychiatry, 35, pp. 9-16.
MULLEN, P.E., PATHÉ, M. and PURCELL, R. (2009), Stalkers and their victims. Cambridge: Cambridge University Press.
NIXON, K. (2007), The power to name: Conceptualizing domestic violence as violence against women. In: Currents: New Scholarship in the Human Services, 6:1, pp. 1-24.
PATHÉ, M. and MULLEN, P.E. (1997), The impact of stalkers on their victims. In: British Journal of Psychiatry, 170, pp. 12-17.
PURCELL, R., PATHÉ, M. and MULLEN, P.E. (2002), The prevalence and nature of stalking in the Australian community. In: Australian and New Zealand Journal of Psychiatry, 36:1, pp. 114–120.
23
PURCELL, R., PATHÉ, M. and MULLEN, P.E. (2004), When do repeated intrusions become stalking? In: Journal of Forensic Psychiatry & Psychology, 15, pp. 571-583.
SCHREIJENBERG, A., DE VAAN, K.B.M., VANONI, M.C. and HOMBURG, G.H.J. (2010), Procesevaluatie Wet Tijdelijk Huisverbod (eindrapport). Amsterdam: Regioplan.
SHERIDAN, L. and LYNDON, A.E. (2011), The influence of prior relationship, gender, and fear on the consequences of stalking victimization. In: Sex Roles, 66:5/6, pp. 340-350.
STIEGER, S., BURGER, C. and SCHILD, A. (2008), Lifetime prevalence and impact of stalking: Epidemiological data from Eastern Austria. In: The European Journal of Psychiatry, 22:4, pp. 235-241.
THOMPSON, C.M., DENNISON, S.M. and STEWART, A. (2010). Are female stalkers more violent than male stalkers? Understanding gender differences in stalking violence using contemporary sociocultural beliefs. In: Sex Roles, 66:5, pp. 351-365.
TJADEN, P. and THOENNES, N. (1998), Stalking in America: Findings fro the National Violence Against Women Survey. Washington, D.C.: U.S. Department of Justice, National Institute of Justice.
TJADEN, P. and THOENNES, N. (2000), The role of stalking in domestic violence crime reports generated by the Colorado Springs police Department. In: Violence and Victims, 15:4, pp. 427-441.
VAN DER AA, S. (2010), Stalking in the Netherlands: Nature and prevalence of the problem and the effectiveness of anti-stalking measures. Apeldoorn/Antwerpen/Portland: Maklu.
VAN DER AA, S. (2011), Protection orders in the European Member States: Where do we stand and where do we go from here? In: European Journal of Criminal Policy and Research, vol. 18 (2), pp. 183-204.
VAN DER AA, S. and KUNST, M. (2009), The prevalence of stalking in the Netherlands. In: International Review of Victimology, 16, pp. 35-50. 24
VAN DER AA, S. and PEMBERTON, A. (2009), De aard en omvang van belaging in Nederland. In: Tijdschrift voor Veiligheid, 8:4, pp. 22-35.
WALBY, S. and ALLEN, J. (2004), Domestic violence, sexual assault and stalking: Findings from the British Crime Survey. London: Home Office.
WHITE, J., KOWALSKI, R.M., LYNDON, A. and VALENTINE, S. (2001), An integrative contextual development model of male stalking. In: Violence and Victims, 15:4, pp. 373-388.
WIGMAN, S.A. (2009), Male victims of former-intimate stalking: A selected review. In: International Journal of Men’s Health, 8:2, pp. 101-115.
25