Tijd voor vermaak In de 19e eeuw was de trein het belangrijkste vervoermiddel. Men kon nu makkelijk van het ene deel naar een ander deel in ons land reizen. Hierbij was het belangrijk dat men wist hoe laat de treinen aankwamen en vertrokken. Er werden in Nederland toen nog verschillende tijden gebruikt. In Arnhem was het bijvoorbeeld een kwartier later dan in Utrecht. Met de komst van de treinen kon dat niet meer. Daarom werd besloten dat op alle stations dezelfde tijd werd gebruikt. In het hele land liepen nu alle klokken gelijk. De meeste stations lagen buiten de stad. Ook werden de meeste fabrieken en arbeiderswijken buiten de stad gebouwd. De oude stadsmuren waren daarom overbodig geworden. Veel stadsbesturen besloten om de muren en poorten af te breken en op de vrijgekomen plekken parken aan te leggen. Hier konden de stadsbewoners op zondag gaan wandelen of naar muziek luisteren in een muziektent.
Stationsklok.
Dankzij de trein kon men ook steeds vaker voor het plezier een dagje uit. Mensen gingen naar de Bollenvelden of de Veluwe. Men bezocht andere steden om die te bekijken. Er verschenen boekjes waarin beschreven werd wat er allemaal te zien was. Toerisme heette dit nieuwe fenomeen. Rijke burgers bleven niet alleen in Nederland. Zij bezochten ook de landen om ons heen. En omgekeerd, vanuit andere landen kwamen toeristen naar ons land. Men kende ons land van de schilderijen uit de Gouden Eeuw en wilde nu eens met eigen ogen bekijken hoe het hier was. Nederland werd zo het land van molens, tulpen en klompen. In het buitenland werd reclame voor ons land gemaakt en dat gebeurt nu nog steeds zo. De vissersplaatsjes rond de Zuiderzee en de huisjes op de Zaanse Schans waren erg in trek bij de buitenlandse bezoekers. De mensen daar begonnen klederdracht te dragen, omdat de toeristen dat zo leuk vonden. In Amsterdam kwamen hotels en restaurants. Ook verschenen er chique winkels en warenhuizen waar van alles te koop was. In fabrieken kon men nu immers alles maken en het was nog goedkoop ook. Eind 19e eeuw werd ook de fiets uitgevonden. Een zuinig vervoermiddel, echt iets voor de Nederlander. Maar in het begin was de fiets vooral bedoeld voor stoere jongemannen. Er werden namelijk al gauw wedstrijden met de fiets georganiseerd. Men noemde dit wielrennen. Dat je daarbij hard kon vallen, nam men maar voor lief. De wegen waren toen nog niet geasfalteerd. Anderen maakten leuke tochtjes op de fiets en gingen picknicken op de hei. De Algemene Nederlandse Wielrijders Bond (ANWB) zorgde voor de wegwijzers en fietsenmakers.
Toerisme in de 19e eeuw.
Sport was een andere vorm van vrijetijdsbesteding. Dankzij Pim Mulier werden overal sportverenigingen opgericht. Hij richtte in 1879 in Haarlem de eerste voetbalclub op en tijdens zijn studie in Engeland maakte hij kennis met andere sporten. Zo introduceerde hij atletiek, hockey en tennis in Nederland. Pim Mulier heeft ook veel betekend voor de schaatssport. In 1893 werd het eerste wereldkampioenschap schaatsen georganiseerd. Jaap Eden werd kampioen. In die tijd was Jaap Eden ook wereldkampioen wielrennen. Verder bedacht Pim Mulier dat het leuk zou zijn als er door Friesland, waar hij geboren was, een schaatstocht langs elf steden georganiseerd zou worden. In 1909 lag er genoeg ijs voor de eerste Elfstedentocht. Jaap Eden.
-1000
12
Blokboek Geschiedenis 8
-500
0
500
Optimisme en Crisis In de eerste tien jaar na de Eerste Wereldoorlog ging het in ons land beter dan in andere landen in Europa. In het buitenland waren veel jonge mannen omgekomen en fabrieken moesten worden omgebouwd, omdat ze tijdens de oorlog wapens hadden gemaakt. In Nederland hoefde de industrie zich nauwelijks te herstellen van de oorlogsschade. Er was dan ook veel vraag naar producten uit Nederland en Nederlands-Indië. Er heerste optimisme. In ons land werden bijvoorbeeld in 1928 de Olympische Spelen georganiseerd. De Rotterdamse bokser Bep van Klaveren won er goud en werd de ‘Dutch Windmill’ genoemd. Nederlandse kunstenaars werden in die tijd wereldberoemd. Piet Mondriaan en Gerrit Rietveld maakten kunst waarbij harmonie en eenvoud belangrijk waren. Ze gebruikten alleen de kleuren rood, geel en blauw met zwart en wit. Sinds de uitvinding van de fotografie was het niet meer belangrijk dat kunstenaars precies maakten wat ze zagen, maar wat ze erbij dachten en voelden. Daarom werd dit abstracte kunst genoemd.
De Storm.De Storm Schilderij
Ook in de Verenigde Staten was er optimisme. Het land werd steeds belangrijker in de wereld. De meeste nieuwe uitvindingen kwamen er vandaan. De grootste fabrieken stonden daar en er werd het meeste geld verdiend. Veel bedrijven, maar ook gewone Amerikanen, leenden daarom geld om aandelen op de beurs te kopen. Hiermee kon je namelijk snel winst maken. In 1929 ging het echter mis. Toen de aandelenbeurs in elkaar zakte, kwamen veel mensen in de problemen. In plaats van winst had men nu schuld. Bedrijven gingen failliet en arbeiders werden werkeloos. Landen in Europa kregen er last van. Als er in Amerika minder gekocht werd, raakten fabrieken en bedrijven hier ook in de problemen. In de jaren 30 belandde de hele wereld in een crisis. In ons land steeg de werkeloosheid ook. Ongeveer een op de vijf mannen was werkeloos. Veel gezinnen kregen het moeilijk. Men werd afhankelijk van de steun, zoals de werkeloosheidsuitkering toen genoemd werd. Het betekende dat een werkloze zich elke dag een paar keer moest melden bij het stempelkantoor. Men stond daar regelmatig in een rij te wachten, zodat iedereen kon zien dat je werkeloos was. Als men aan het eind van de week genoeg stempels had, kreeg men een zakje met geld. Om mensen weer aan het werk te krijgen, bedacht de regering onder leiding van minister-president Hendrikus Colijn grote werkverschaffingsprojecten. Het ging bijvoorbeeld om het graven van kanalen of om het aanleggen van parken, zoals het Amsterdamse bos. Arbeiders werden verplicht om te werken en kregen een klein loon. De projecten lagen meestal niet dicht bij huis, zodat men alleen op zondag thuis was. Sommige Nederlanders vonden dat de regering te weinig deed en dat er in de Tweede Kamer te veel werd gepraat. Er moest meer actie komen en een sterke leider. Anton Mussert was zo’n leider. Met zijn Nationaal Socialistische Beweging (NSB) vond hij dat het land een krachtiger bestuur nodig had. Men moest weer trots op Nederland kunnen zijn. De NSB geloofde daarom niet in democratie, maar in één partij die wist hoe het verder moest. Men probeerde via verkiezingen aan de macht te komen, maar dat lukte niet zo snel. De partij organiseerde wel grote bijeenkomsten waar men naar de ideeën van de leider luisterde. Leden lazen het weekblad Volk en Vaderland en kinderen konden lid worden van de Jeugdstorm. Zo vormde de NSB één grote familie. Toch voelden veel Nederlanders zich er niet thuis.
Een stempellokaal. Stempellokaal.
Met posters Affiche NSB.maakte de NSB reclame.
Mussert keek graag naar Hitler in Duitsland. Die was in 1933 aan de macht gekomen en zorgde ervoor dat de werkeloosheid daalde en dat men dankzij een sterk leger weer meetelde in de wereld. Maar Mussert was niet anti-Joods, zoals Hitler. Later veranderde hij wel van standpunt.
-1000
18
Blokboek Geschiedenis 8
-500
0
500
Wederopbouw In eerste helft van de 20e eeuw waren steeds meer Nederlanders naar Nederlands-Indië vertrokken om daar voor korte of langere tijd te gaan werken. De kolonie was inmiddels ongeveer net zo groot als het huidige Indonesië en ons land verdiende goed aan Nederlands-Indië. Daarnaast begon men meer aandacht te krijgen voor de inlanders, zoals de Indonesiërs in die tijd werden genoemd. Op scholen konden de inlanders les krijgen in Nederlandse vakken. Een enkeling, zoals Soekarno en Hatta, mocht verder studeren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Nederlands-Indië door de Japanners bezet. Voor de Nederlanders die er woonden, betekende dit dat zij in gevangenkampen terechtkwamen. Soekarno en Hatta beseften dat de Nederlanders daarom na de oorlog niet langer de baas konden blijven. Zij verklaarden na de Japanse overgave hun land op 17 augustus 1945 onafhankelijk. Nederlands-Indië werd Indonesië. Nederland liet natuurlijk niet zomaar zijn rijkste kolonie afpakken en stuurde soldaten om het op te nemen tegen de Indonesische vrijheidsstrijders. Zo kort na de Duitse bezetting sprak men liever niet van gevechten, maar van politionele acties. Alsof de soldaten politiemannen waren. Maar de acties waren net zo heftig als de gevechten in een oorlog. Het was een verloren strijd, want de wereld was veranderd. Engeland en Frankrijk kregen ook te maken met koloniën die onafhankelijk werden. Daarnaast vonden de Verenigde Staten dat Nederland Indonesië moest loslaten. Teleurgesteld kwamen duizenden Indische Nederlanders naar ons land. De meesten waren hier niet eens geboren. Men moest erg wennen aan Nederland. Voor de Zuid-Molukkers was het extra pijnlijk. Veel mannen hadden in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) gediend en voor hen was er in Indonesië geen plaats meer. Ze hoopten dat ze een eigen land zouden krijgen, maar Soekarno trok zich daar niets van aan. De Zuid-Molukken bleven een deel van Indonesië.
Hatta en Soekarno. Soekarno en Hatta.
eten is sinds de jaren 50 heel gewoon. Indisch eten.
De Nederlanders krabbelden na de bevrijding weer op. Veel woningen, fabrieken, havens en spoorlijnen moesten hersteld worden. Deze periode wordt daarom de Wederopbouw genoemd. Tijdens deze jaren leefden de meeste Nederlanders zuinig en sober. Er was een groot gebrek aan voedsel, brandstof en medicijnen. Daartegenover stond dat er voldoende werk was. Door hard te werken ging het steeds beter met ons land. Ook werden er veel kinderen geboren in die tijd. Met hulp en geld uit de Verenigde Staten kon de regering onder minister-president Willem Drees belangrijke beslissingen nemen voor de toekomst. Nederland werd een verzorgingsstaat. Dit betekende dat mensen die werken, voor een deel meebetalen aan een inkomen voor mensen die niet werken. Een van de maatregelen was bijvoorbeeld dat mensen boven de 65 jaar de rest van hun leven een ouderdomsuitkering (AOW) kregen. De schok was groot toen op 1 februari 1953 de dijken in Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant doorbraken. Door hevige storm en hoog water overstroomde het land. Mensen verdronken, huizen werden verwoest en overal dreef vee rond. Gelukkig kwam de noodhulp vlot op gang en kreeg ons land vanuit de hele wereld steun. Na de Watersnoodramp werd een plan gemaakt om de dijken te versterken en zeegaten af te sluiten. Het duurde meer dan vijfentwintig jaar voordat alle Deltawerken klaar waren. Maar daarmee deden de Nederlanders iets waar ze altijd goed in zijn geweest. Het land beschermen tegen het water.
-1000
26
Blokboek Geschiedenis 8
-500
De Watersnoodramp van 1953. Watersnoodramp
0
500