DE VOORGESCHIEDENIS De 19e eeuw: Voetballen in de kinderschoenen In de gemeente Hengelo (Gld.) zag de eerste voetbalvereniging in 1917 het daglicht. De voetbalsport had toen al een hele ontwikkeling doorgemaakt, want dat voor velen favoriete spelletje is inmiddels meer dan een eeuw oud. In Nederland was de sport ook al zo'n 40 jaar eerder bekend. Het begon allemaal in Engeland. Reeds aan het begin van de 19e eeuw renden in dorpen en steden horden inwoners van stadspoort naar stadspoort achter een bal aan. Alles mocht: schoppen, slaan, met de handen spelen. Later, op de beroemde Britse kostscholen werd het spel geciviliseerd en kwamen de eerste regels, vooral nadat in 1863 de 'Football Association' werd opgericht. Een oude spelregel luidde: "Indien een speler op de bal valt of zich op de bal werpt en met handen en voeten de bal vastgeklemd, naar het doel van de tegenpartij kruipt, moet de scheidsrechter hem zo mogelijk doen opstaan." De veldspelers mochten de handen niet meer gebruiken en daarmee was het onderscheid met rugby gemaakt. Het aantal spelers werd teruggebracht van 15 naar 11. In 1866 werd een buitenspelregel ingevoerd, die tot 1925 van kracht bleef. 'Hands' werd bestraft en alleen de doelman mocht de bal met de hand spelen. De corner werd geboren en een 'onpartijdige' scheidsrechter kwam het veld in om de vaak vechtende partijen te scheiden. Een fluit vergemakkelijkte later deze taak. Vanaf 1880 konden spelers die zich misdroegen het veld uitgestuurd worden. Grensrechters gingen langs de lijn lopen, de doellat werd in 1890 verplicht, even als de doelnetten. In hetzelfde jaar werd de strafschop ingevoerd. In 1885 voerden de Engelsen profvoetbal in; de profs verdienden zeer goed in vergelijking met mijnwerkers en havenarbeiders. Intussen was het nieuwe tijdverdrijf overgewaaid naar het vasteland. Engelsen, werkzaam in de bloeiende textielnijverheid van Twente en een aantal Jezuïetenpaters in kloosters waren de eersten die rond 1865 een balletje in ons land trapten. In 1879 werd de eerste Hollandse club opgericht: H.F.C. ('Haarlemsche Football Club'). Dat was in een tijd dat sportbeoefening een voorrecht was voor de lui uit de betere kringen. Voor het gewone volk was dat niet weggelegd. Die werkten en woonden onder belabberde omstandigheden: 16-urige werkdagen, kinderarbeid, allerlei enge ziektes, een hongerloontje dat meestal aan drank op ging. Ouder dan een jaar of 40 werd je toch niet, dus wat maakte het uit. Van lichamelijke opvoeding voor de jeugd was geen sprake. Er was één nationale sport voor jong en oud, arm en rijk, nl. het schaatsenrijden, doch de beoefening daarvan was reeds in die dagen gebonden aan de perioden van vorst en ijs. In Hengelo was er dan gelegenheid tot aangenaam verpozen op de bevroren grachten van het landgoed 't Waerle (net voorbij de Algemene Begraafplaats aan de Aaltenseweg) compleet met koek en zopie. Tijd voor een sportvereniging was er niet. De spaarzame vrije uurtjes werden liever besteed aan kerkgang, inspectie van de gewassen te velde, stropen of voor de beter gesitueerden: jagen.
Dat het een tijdperk was van vernieuwing en verbetering drong maar heel langzaam tot deze streek door; het was nog een echte 'achterhoek'. Maar de ontwikkelingen gingen snel en de maatschappij onderging immense wijzigingen op velerlei gebied: industrie, handel, scheepvaart, wetenschap, politiek, etc. Het leven werd sneller en aangenamer door de vele uitvindingen. Zeker voor de lagere klassen, waartoe de middenstanders en arbeiders behoorden, die sombere en armoedige tijden hadden gekend. Door de betere leef-, woon- en werkomstandigheden kwam er tijd vrij voor andere zaken. Die tijd werd besteed aan het verenigingsleven, aan sport, aan voetbal. Steeds meer pogingen werden ondernomen om nieuwe sporten te introduceren. De dure jongens op de kostscholen begonnen met teamsporten als cricket, rugby en later voetbal. Pim Mulier (1865-1954) en zijn kornuiten legden de basis voor de nieuwste veldsport door H.F.C. op te richten. Zij konden niet bevroeden dat dit zoveel navolging zou vinden. In de twintigste eeuw zou de voetbalsport uitgroeien tot verreweg de meest populaire sport van Nederland en niet in het minst in Hengelo. De eerste Hollandse club, HFC, tegenwoordig met de 'K' van 'Koninklijke', startte overigens met rugby. Pas nadat de deftige ouders van zijn vriendjes dringend hadden verzocht met het broeken en hemden verslindende rugby te stoppen, schakelde Pim over op voetbal, al had het toch nog veel weg van rugby. Aanvankelijk was het spel vooral een kwestie van dribbelen om zodoende zo ver mogelijk te penetreren op de speelhelft van de tegenstander. De enige andere mogelijkheid om het spel te verplaatsen was de wilde trap naar voren. Een stuk of zeven, acht spelers gingen dan het gevecht om de bal en torpedeerden tegelijkertijd de keeper van de tegenpartij, hetgeen gepermitteerd was. De snelste lopers werden geposteerd op de linker of rechterwing. Deze rennende vleugelspitsen langs de lijn brachten de niet verwende kijkers in vervoering. Vooral als een voorzet op maat bekroond werd met een punter van de midvoor. Maar veel stelde het niet voor. Soms werd het oprapen van een in een worsteling verloren gegane pet belangrijker gevonden dan de veroveren van de bal. Een speler die de leren knikker durfde te koppen was een bezienswaardigheid. Van vrijlopen, combinaties, positie kiezen, schijnbewegingen e.d. had men geen kaas gegeten. Evenmin van begrippen als conditie, tactiek, systemen, mentaliteit of handelingssnelheid. Om te voorkomen dat het helemaal een ongeorganiseerde bende werd, hanteerden sommige toenmalige topclubs al een strakke reglementering. Zo werden boetestelsels in het leven geroepen, onder meer voor ongepaste woorden of handelingen (10 cent), onattentie bij het spel (5 cent), weglopen tijdens de wedstrijd (een misdaad: 25 centen) en niet opkomen (10 cent). Make men zich over de organisatie van de eerste clubs geen al te grote voorstelling: deze was zeer vrijblijvend en er werden vooral onderlinge partijtjes gespeeld op het eerste de beste veldje dat daarvoor redelijk geschikt leek. Kuilen, modder, zelfs bomen en sloten, waren soms daarbij te nemen hindernissen die men voor lief moest nemen. In 1889 kwam er meer lijn in, toen de Nederlandsche Voetbal en Athletiek Bond, de N.V.A.B., werd opgericht met aanvankelijk 12 aangesloten verenigingen. De eerste voorzitter was, wie anders, Pim Mulier die ook baanbrekend werk verrichtte op het gebied van hockey, tennis, atletiek en ... de elfstedentocht. Vanaf 1895 heette de bond de N.V.B., nadat de athletiek-loot haar eigen weg ging. De eerste activiteit van de 12 clubs tellende bond was het starten van een competitie.
'Topclubs' waren naast HFC: HVV (de club uit 'de Haagsche' was opgericht in 1883), RAP, Victoria en HBS (wat staat voor: 'Houdt Braef Stant'). Alleen westelijke teams streden om 's lands hoogste eer. Pas in 1898 speelde de kampioen van het Oosten (Vitesse) tegen de beste Westelijke topclub (RAP) om het landskampioenschap. Een voorbeeld hoe 'topvoetbal' in die tijd gespeeld werd: "1891, een Rotterdams team brengt een bezoek bij Antwerp FC. De Antwerpenaars, die voor een groot deel bestonden uit daar tijdelijk gevestigde Engelschen, ontvingen ons al te gastvrij. Toen wij des morgens reeds te omstreeks 9 uur arriveerden, stond het eere-bier klaar, later gevolgd door een copieusen lunch, waarbij wederom het bier ruim vloeide. Eerst te drie uur begon de wedstrijd en dat wij, na dergelijke beproevingen en met negen man spelende, een draw wisten te forceren, is dan ook vermoedelijk alleen toe te schrijven aan de omstandigheid, dat onze tegenstander zich nóg meer dan wij aan het gerstenat zullen gelaafd hebben." (woorden van Mr. J.B. Kan, minister van Binnenlandse Zaken en Landbouw, vader van Wim Kan en in zijn jeugd een geducht voetballer) De 'accommodaties' stelden niet veel voor. De sportterreinen lagen ver buiten de 'bebouwde kom'. De reis naar een voetbalveld was een hele onderneming. Van opstallen, laat staan stadions, was geen sprake. Geen kleedkamers, clubhuis, douches en tribunes. Omkleden gebeurde thuis, wassen onder de pomp of gezellig gezamenlijk in een teil met regenwater. Het publiek, dat in toenemende mate toestroomde, moest achter de wit gekalkte, nauwelijks rechte lijnen blijven. Soms was er een lint of staaldraad een meter boven de grond gespannen. De vroegste 'tribunes' bestonden uit een rij stoelen op een verhoging. Voor de rest van het publiek waren plankieren langs het veld gelegd om de schoenen cq klompen althans enigszins tegen de modder te beschermen. Eenheid in tenue was er niet, met enige wil waren clubkleuren te onderscheiden. Een bij de knieën afgeknipte broek en een pet in clubkleuren hoorden bij de outfit. Echte 'kicks' waren heel bijzonder. Dikwijls speelde men op gewone hoge schoenen, waaronder nopjes geslagen waren. Een arbiter, zo al aanwezig weinig gehinderd door enige kennis van spelregels, liep statig in een net zwart pak met vest en bolhoed over het veld, eerst nog zonder fluit. De tijd hield hij in de gaten kijkend door zijn monocle op een gouden horloge. Als de score nog niet naar zijn zin was, liet hij ijskoud doorspelen totdat dat wel het geval was. Wie het hardst joelde kreeg de vrije trap. In 1894 toen een bijeengeraapt 'Nederlands' elftal de eerste internationale ontmoeting speelde tegen een Engels team had de scheidsrechter het maar moeilijk. Ieder speelde in zijn eigen clubkleuren... Bij de volgende match van het Bondselftal, de voorloper van het Nederlands elftal, werden petten met Bondsinitialen aan de spelers uitgereikt. Dat begon er op te lijken. Koning Voetbal vond bij zijn komst bepaald geen gespreid bedje. Het sportieve, lichamelijke gedoe werd door velen, met name ouderen, wantrouwend gevolgd. Heel wat vooroordeel en verkeerd begrip moesten getrotseerd worden voor de sport erkend werd door autoriteiten en onderwijspedagogen. Het voornaamste bezwaar was het op de spits gedreven wedstrijdelement; overdrijving zou kwalijke gevolgen hebben voor lichaam en geest. Hoe moeilijk het voetbal in die dagen lag, valt af te leiden uit het feit, dat sommige jongens zich niet onder hun eigen naam durfden te laten inschrijven. In veel plaatsen werd heftig geprotesteerd als ergens een bal rolde. Voetballende 'vlegels' werden door eerzame burgers hardhandig geweerd van openbare terreinen. Soms werd er door de politie proces-verbaal opgemaakt als er een ontmoeting was georganiseerd zonder toestemming.
Maar verboden vruchten zijn nu eenmaal het lekkerst. De voetbalsport veroverde stormenderhand de harten van de jeugd, die in het voetballen een sport vond tot staling van het lichaam en tot ontlading van een overmaat aan energie. Het waren vooral de zonen van notabelen die het voetbalspel het eerst beoefenden. Aangezien zij een voorbeeldfunctie hadden in de maatschappij volgden vriendjes die erbij wilden horen. Langzamerhand besefte men de goede eigenschappen van de sport: discipline, saamhorigheidsgevoel, wilskracht, het atletisch vermogen; dit alles werd door de sport ontwikkeld. 'Soccer' bleek tevens een machtig wapen tegen een ernstig probleem van die tijd: het alcoholisme. Duizenden jongelui trokken 's zondags niet naar de herberg maar naar het groene grastapijt en tienduizenden ouderen volgden hun voorbeeld om er getuige van te zijn. Al was het soms maar anderhalf uur uitstel, want weilanden dichtbij cafés gelegen waren favoriet. Het aantal clubs nam gestadig toe, in veel gevallen eerst nog gecombineerd met cricket of rugby. Bij de laatste sport ging het er zeer ruw aan toe: in 1902 vielen in Amerika onder de deelnemers 30 doden! Voetbal bleek veel goedkoper, maar nog wel te duur voor Jan-met-de-pet, waartegen een drempel werd ingebouwd. De contributie bedroeg 10 tot 25 cent per maand; een bal kostte 3 à 4 gulden, dat was meer dan een weekloon. De arbeider werd niet geaccepteerd als lid. Hij was te min in de ogen van de voetbalbonzen en ook werd hij geweerd met het oog op ongevallen en arbeidsverzuim, waartegen men immers niet verzekerd was; sociale voorzieningen ontbraken. Voetbal was nog niet de meest beoefende sport. Anno 1900 telde Nederland 2400 voetballende leden bij plm. 80 clubs en kwam daarmee op een 5e plaats. Het populairst waren de traditionele volkssporten schaatsen en kaatsen. Toch verspreidde het voetbalvirus zich, ook naar het oosten des lands. In Apeldoorn ontstond in 1882 Robur et Velocitas, in 1885 werd in Enschede op de 5e verjaardag van Prinses Wilhelmina P.W. opgericht, de club van textielgiganten zoals Van Heek en Ten Cate. Quick Nijmegen volgde drie jaar later. In Deventer begon de in 1875 opgerichte cricketclub UD in 1894 met voetballen. De eerste balomwentelingen in de Achterhoek vonden plaats in 1891. Zutphen had de primeur, Zutphania heette de eerste club. Deze vereniging had zijn terrein op de Varkenswei (nu Schildersbuurt) waar normaliter zigeuners hun standplaats hadden. De weilanden die als voetbalvelden dienst deden, werden meestal voor meer doeleinden gebruikt. In 1894 trad Zutphania tot de NVB toe, tegelijk met UD en Vitesse. Een wedstrijdverslagje: "Eergisteren had op Huize 't Pot een footballmatch plaats tussen de Zutphense footballclub 'Zutphania' en de Enschedesche 'Prinses Wilhelmina'. Zutphania verloor met 10 goals tegen 0. Van beide kanten werd er dapper gespeeld, doch ter eer van PW moet gezegd worden, dat zij haar glorierijke zege heeft behaald door de uitstekende samenwerking, die bij de leden dier vereeniging bestond." (6 november 1895). In 1896 werd de Geldersche Voetbal Bond opgericht, met de eerste jaren alleen een 1e klasse. Ook Doetinchem en Terborg hadden al voor de eeuwwisseling een voetbalclub. In 1898 lezen we over vriendschappelijke duels tussen DVC en TVC. De Zutphense Courant van 7 november 1899: " Zondag had op de weide aan de Pollaan de wedstrijd tussen Zutphania en de
Doetinchemse footballclub DVC plaats. De opbrengst was voor Transvaal bestemd. Ongeveer 150 toeschouwers waren op het terrein, dat in vrij goeden toestand was, aanwezig. Het vuur van den match werd dapper aangeblazen door het muziekkorps van Ned. Mettray, dat zich daartoe kosteloos had aangeboden. Door beide partijen werd prachtig gespeeld, maar toch moest DVC het verliezen. Voor half-time wist Zutphania driemaal en DVC éénmaal den bal door de paaltjes te werken, maar toen had Zutphania de zon achter zich, precies als de Hollanders in den slag van Nieuwpoort. Na half-time werd door Zutphania nogmaals een goal gescoord, waarna de friendlygame geëindigd werd verklaard met een hoera voor de beide vereenigingen en voor Transvaal. Aan entrées ten behoeve van het fonds voor de strijdende stamgenooten in Zuid-Afrika werd ontvangen 47,06." De reporter was in ieder geval met geschiedenis op de hoogte. De pers stond overigens nog in de kinderschoenen, en zeker de voetbalverslaggeving. Wat dacht U van een verslag uit een Brabantse krant : "Toe Frits vooruit. Partij, partij, opgepast! Goed zo, Beb. Ze hebben toch ongeluk, die bal had er in moeten zitten. Da's een goeie... ja ja,die ook. Bravo, goed opgevangen. Ja, maar hij moest niet zo ver van zijn doel weglopen." Een wedstrijdverslag was, tot de komst van de radio, een nauwkeurige opsomming der feiten, dat wemelde van de clichés en Engelse 'vaktermen' als half-time, match, draw, friendly-game, half-back, out-kick enz.
De Spalstraat aan het begin van de 20e eeuw, waar voor het eerst een balletje werd getrapt. Rechts het tramstation.
Hengelo was nog onwetend van al dit voetbalgeweld. De ingezetenen van het landelijke dorpje dat vrijwel volledig 'van de boer leefde' las nauwelijks kranten. Tweemaal per week 'De Graafschapbode' (vanaf 1879, 40 ct. per kwartaal) was uitsluitend voorbehouden aan de welgestelden zoals de burgemeester, notaris, dominee, huisarts en het hoofd van de school. Het plaatselijke wel en wee was in
het dorp vaker onderwerp van gesprek dan het wereldgebeuren. Nieuwtjes moesten Hengelo mondeling bereiken en werden uitgewisseld in de herberg, bij het wassen op de dorpsbleek of tijdens de altijd drukbezochte markten. Officiële mededelingen en aankondigingen las het hoofd van de openbare (enige) school voor na de kerkdienst vanaf het 'meisterbänksken'. Als bijverdienste maakte hij verkopingen van de notaris en particulieren bekend. Maar de meesters Ter Haar en Lubberding vertelden niets over de opkomende rage. Onze grootvaders wisten amper iets af van het bestaan van Koning Voetbal. Van Pim Mulier, Bok de Korver, Eddie de Neve, Just Göbel of andere voetbalgrootheden uit de oertijd hadden zij geen weet. Hengelo lag erg geïsoleerd binnen een al eveneens weinig ontsloten Graafschap. Met de komst van de treinverbinding Doetinchem – Zelhem - Ruurlo kwam daar enige verbetering in, maar Hengelo viel er buiten. De enige verbinding met de buitenwereld was de omnibus van A.C. Kleyberg. Een krakkemikkige kar met een aftandse knol die via de slechte grindweg van Vorden naar Hengelo vooral post en een enkele vermetele reiziger vervoerde. Lopen ging sneller... Misschien waren ze niet al te wereldwijs, knus was het wel. Iedereen kende iedereen in het 3500 inwoners tellende dorp, of het nu de notabelen, de middenstand, de ambachtslieden of de boerenstand betrof. Het lommerrijke Hengelo kenmerkte zich door een grote rust, alles voltrok zich in een gezapig tempo. Met de problemen van de verpauperde arbeiders in de steden hadden ze weinig uit te staan. Op een noeste poging van een calicot-weverij van Sally Fortuin of een stoomworstfabriek van Wansink-Poesse na, was hier nauwelijks industrie. Handwerklieden waren er des te meer: het stikte van de schoenmakers en klompenmakers. Net zoals we bakkers en cafés in overvloed hadden. 1900 - 1914 Jan-met-de-pet komt het veld in De bekoring van 'dien fameuzen grooten bal' groeide snel. Het waaierde van de steden uit over de provincie. Arbeiders, tot dan geweerd, mochten nu lid worden van enkele clubs, of ze richtten zelf clubs op. Go Ahead (de naam kwam van speler Han Hollander, de later zo bekend geworden radioreporter) in Deventer, opgericht in 1902, was een der eerste volksclubs. Deze gang van zaken was tegen de zin van een (rijke) man zoals Pim Mulier die daarover zei: "De studeerende jeugd en de eerste standen gevoelen zich meer tot andere sporten aangetrokken. Aan wie de schuld? Men straft te slap! De onbeheerschten en ruwe poenen verjagen de kinderen van onze upper 1000 van onze velden. Ik herinner mij niet één jongen, die van 1880 tot 1895 gesignaleerd stond als een gevaarlijk individu. Thans zijn die misdadig optredende typen hoe langer hoe meer op onze velden aan te wijzen. Wij speelden fair, onbesuisd, wild somwijlen, ruw misschien, en als het moest botsingen niet nodeloos mijdend, maar voorbedachte gemeenheid was ons vreemd. Zoo'n speler zou vermoedelijk door zijn captain onmiddellijk het veld uitgestuurd en de Club uitgetrapt zijn." Mulier en consorten mochten zich ver boven de 'gewone man' verheven voelen, de kloof tussen bourgeoisie en de minder bedeelden slonk. De macht van de juist opgerichte vakbonden ('werkliedenvereenigingen') groeide. De arbeiders en middenstanders kropen uit hun armoedige schulp en begonnen zich te roeren. Betere arbeidsvoorwaarden (salariëring, veiligheid, vakbonden, werktijden, kiesrecht) waren felle twistpunten, maar ze kwamen er. De maatschappij werd democratischer. De gewone man werd meer gewaardeerd en dat betekende dat hij ('zij' moest nog wachten) meer deelnam aan activiteiten die daarvoor alleen voor de elite bestemd waren. De volksclubs drongen tot de 1e klasse NVB door, al zou het tot 1917 duren voor de eerste (Go Ahead) landskampioen werd.
Sport (en andere tijdverdrijven) werd ontdekt als uitlaatklep na de korter wordende werkweek. De werklieden wierpen zich en masse op het voetbalspel. Ook hun jeugd trapte vaker een balletje. Op school, op straat, in een weiland. Dikwijls tegen een product van eigen fabrikaat. Papier, hooi, gras of zeewier werd omwikkeld met touw of een gedroogde varkensblaas werd opgeblazen. Mooi rond was van ondergeschikt belang, als het maar rolde of stuiterde. Een gummibal was een ongekende rijkdom. Nationaal ontwikkelde de sport zich vlot en ook internationaal ging Nederland een klein woordje meespreken bij het selecte groepje landen dat voetballen ontdekt had. In 1905 speelde Nederland de eerste officiële interland in Antwerpen (1-4 winst na verlenging). Op de Olympische Spelen van 1908 in Londen won Nederland brons, net als in 1912 in Stockholm na o.a. een 9-0 zege op Finland. De internationals werden als helden ontvangen bij terugkeer in het vaderland. In 1913 boekte het Nederlandse team (nog niet in oranje) op Houtrust een historische zege: de eerste op Engeland 2-1. Bij topwedstrijden werden wel 10.000 kijklustigen geteld, al zullen de achterste rijen de bal alleen gezien hebben als deze hoog in de lucht werd getrapt. Het publiek stroomde steeds meer toe, de accommodaties werden verbeterd. De banken werden tribunes, en Ajax ontstak in 1912 de eerste verlichting rond een voetbalterrein. De landstitels werden verdeeld tussen HVV en Sparta. Oostelijke topclubs waren Vitesse, PW, Quick Nijmegen en Go Ahead. De kwaliteit van de velden gaf vaak reden tot afgelasting. In de winter, en niet zelden in herfst en lente had men veel hinder bij slecht weer. Waterafvoer was niet gereguleerd en overvloedige regenval of smeltwater gaf elk jaar verscheidene malen overlast: overstromingen, onbegaanbare (zand-) wegen en dus ook onbespeelbare voetbalvelden. Bovendien konden de afgelaste wedstrijden niet worden ingehaald op doordeweekse dagen. Niet alleen waren er geen lichtinstallaties beschikbaar, de zesdaagse werkweek en een werkdag van soms 12 uur of meer maakten uitwijken naar een andere dag dan zon- en feestdagen vrijwel onmogelijk. Het spel was nog gebaseerd op individualisme. Vooral van de voorhoedespelers werd niet verwacht dat ze de bal naar een medespeler plaatsten. Ze bleven zo lang mogelijk met de bal aan de voet lopen. Hierdoor konden zich wel enkele sterren manifesteren. Grote vedette was de Oranje-aanvoerder en midhalf Bok de Korver van Sparta. Een midvoor Huug de Groot scheen de bal dwars door het net te kunnen jagen, en ook de Vitesse-keeper Just Göbel werd legendarisch, hij kon een bal met één hand uit de lucht plukken. Zo'n doelwachter had maar zelden een lange broek aan. Trainingsbroeken waren nog onbekend, een enkele slimmerik hield zijn lange onderbroek aan. De voetbalbroek van de speler werd korter, nu was zelfs de knie onbedekt. Het middenveld werd uitgevonden als de geboortegrond van winst en verlies. 'Halfbacks' werden achter de aanvalslinie geposteerd. De midhalf was de belangrijkste pion, zowel in aanval als verdediging. De ook op het platteland beter wordende verbindingen zullen ongetwijfeld bijgedragen hebben tot groei van de populariteit. In grotere plaatsen in het oosten, zoals Deventer, Arnhem, Apeldoorn, Doetinchem, Zutphen en Winterswijk zagen we het eerst clubs ontstaan. Kleinere bevolkingskernen, maar wel gunstig aan spoor- of waterweg gelegen, zoals Doesburg, Brummen, Terborg en Lochem, volgden snel met de invoering van de nieuwe teamsport. In de regionale kranten (verschenen 2 à 3 maal per week) kwamen steeds meer voetbaluitslagen, berichten en zelfs sporadisch een verslagje.
Menig journalist probeerde te waarschuwen voor de kwalijke lichamelijke en geestelijke gevolgen voor te overdreven beoefening van het voetballen. De Zutphense Courant verzuchtte op 11 juli 1910: " 't Lijkt wel of tegenwoordig het voetbalseizoen 't heele jaar voortduurt." Op de redacties functioneerden duidelijk nog geen sportverslaggevers: "Al dat gepraat over sport, alsof dat het belangrijkst is wat er in de wereld gebeurt", ze vonden het maar "verderf voor de jeugd". Tegen de beoefening van het nieuwe openluchtspel werd menigmaal geageerd. De veldwachters moesten regelmatig optreden tegen deze 'straatschennis'. In 1910 moest de politie van Zutphen diverse malen proces-verbaal opmaken wegens 'straatschenderij' van voetballende jongelui. Een twintigtal elastieken ballen van allerlei maaksels, dure en goedkope, werden in beslag genomen, zelfs een paar grote, echte ballen! In 1902 werd Zutphania, met meer dan honderd gulden schuld bij de NVB, opgeheven. In hetzelfde jaar werd Be Quick opgericht. Een Engelse naam vonden de oprichters prachtig. Deze club zou heel lang (tot in de jaren zeventig) één van de meest gerenommeerde clubs van het oosten worden. Zutphen was een voetbalbolwerk, vooral in de eerste helft van deze eeuw. Al in 1904 maakte Be Quick enorme propaganda voor de voetbalsport. De club organiseerde met Kerstmis een tournooi met topclubs uit het gehele land zoals Sparta, AFC, HFC, Velocitas en de finalisten Ajax en Vitesse dat won. In 1913 verhuisde Be Quick naar de Marsweg en wist het de eerste (tevens hoogste) klasse van de NVB te bereiken. Na Be Quick kwamen in Zutphen Swift (1902), LBB ('Little But Brave'), Achilles (1903) en het Warnsveldse Advendo. De eerste twee gingen later op in Be Quick, uit de laatste twee ontstond AAC, dat vanaf 1924 AZC genoemd werd. In Doetinchem was het kwakkelen met DVC. In 1906 bleek de financiële draagkracht te wensen over te laten en ging de club ter ziele, om in 1907 te herrijzen. Dat jaar wordt momenteel als oprichtingsjaar beschouwd, maar feitelijk bestaat de huidige vv Doetinchem (zoals het vanaf 1928 heette) dus al langer. In 1911 trok het zich een jaartje terug uit de competitie, maar verder was het de belangrijkste club van de nog kleine stad. Andere ploegen in de beginjaren in Doetinchem waren o.a. Sparta (in de Kruisberg), Swift, Excelsior, DLO (was een poos een flinke concurrent van DVC) en DES. Bij deze laatste in 1914 opgerichte vereniging stonden o.a. de volgende bepalingen in de statuten: " - De tijd om te voetballen zal zich regelen naar de omstandigheden. Men mag echter niet langer voetballen, dan tot den tijd, die in de Graafschapbode wordt afgekondigd, nl. het fietslantaarn opsteken. - In de match hebben zich allen naar de voetbalplaats te begeven, die de aanvoerder hun zal aanwijzen. Er mag in den match niet gerookt worden. Overtreders hebben een boete van 5 cent." De competities waren intussen wat beter geregeld en het aantal klassen uitgebreid. De NVB telde drie klassen. In de GVB speelden in 1912/13 29 verenigingen, waarvan 11 in de NVB. 44 GVB-elftallen werden over 8 afdelingen verdeeld in een 1e en een 2e klasse. Hierin o.a. DVC Doetinchem (weer van de partij nadat het zich in 1911 teruggetrokken had), Doesburg, Koolhazen Lochem en diverse clubs uit Zutphen. In meer plaatsen werden voetbalclubs opgericht, voor het merendeel vooralsnog geen lid van een bond. In Lochem was voetbal al vroeg populair. Al in 1900 bestond LFC dat voetbalde bij Hotel de Luchte. Later kwamen Excelsior,
RODA, Sparta, Volharding, Wilhelmina en in 1912 De Koolhazen, dat na een heroprichting in 1922 bleef bestaan tot 1944. De huidige sportclub begon als 'Lochem- Blauw-Wit' in 1918. In Borculo werd in 1902 een BVC genoemd, Concordia Borculo ontstond in 1906. Na afsplitsing van 'De Hagedissen' in 1922 volgde in 1932 een hereniging: 'Reünie'. In Ruurlo werd juni 1909 RVC opgericht. Baron van Heeckeren zorgde voor het veld, de burgemeester voor de bal. In Ulft bestond de eerste voorloper van SDOUC in 1908; Doesburg en Winterswijk (WVC in 1912) bleven niet veel achter. Een artikel uit de Zutphense Courant van 9 april 1912 geeft een sfeerbeeld van de voetbalsport in de regio: "Vorden, 8 april 1912. Zoo langzamerhand wordt 't voetbalspel ook op 't platteland meer populair. In de dorpen worden kleine voetbalclubjes opgericht, wie het meestentijds slechts aan geschikte leiding ontbreekt om het spel in al zijn goede eigenschappen te doen bekend worden. De Vordensche voetbalvereniging LBB is flink genoeg om dezen gezonde tak van sport ook in Vorden meer bekendheid te doen verschaffen. Dat bleek door het uitschrijven van seriewedstrijden gedurende de Paasdagen. Vooral de eerste dag trokken ze veel belangstelling; gisteren werkte het weer daartoe niet mee. De kijkers gaven echter nog niet blijk van veel sportzin: men wandelde kalm het veld in om het nemen van een strafschop van nabij te bekijken! Het LBB-terrein is mooi gelegen maar de 'schaaf' mocht er nog wel eens over." Deelnemers waren TOP Eefde, Koolhazen Lochem, RVC Ruurlo, Zelhem, Victoria Zutphen (met een oud en nieuw elftal), Driekleur Steenderen en Juliana Zutphen. TOP werd winnaar. De krant maakte nog melding van diefstal tijdens de seriewedstrijden bij Hotel Buitenzorg; een horloge werd ontvreemd. Opvallend dat de organiserende vereniging zelf niet meedeed, kennelijk was het meer bedoeld als propaganda. Veel meer 'voetbalvelden' waren van slechte kwaliteit. Mul zand, vette klei, keiharde leemlagen waren zo van die handicaps. Soms werd er berg-op of berg-af gespeeld. De naam 'Kraaienbos' voor een terrein in Silvolde was veelbetekenend: op het veld stonden diverse bomen en het kwam menigmaal voor dat spelers carambolages maakten met een dikke eik. Pinksteren 1912 organiseerde Driekleur Steenderen seriewedstrijden. Hieraan namen deel: Driekleur, TOP Eefde, Achilles Zutphen, Victoria (weer oud en nieuw) Zutphen, Volharding Spankeren, EVC Eerbeek, Quick Warnsveld. Driekleur bestond al in 1908, en was daarmee vermoedelijk de eerste uit de directe omgeving van Hengelo. In 1914 werd de club opgeheven, om in 1918 (de oorlog zat er tussen) weer op te duiken. De club verwierf vier ballen door het verzamelen van 'Kwatta'-soldaatjes. Borculo kon in augustus bij café Blankvoort seriewedstrijden aanschouwen; acte de présence gaven Concordia Borculo, ONC Eibergen, DOS Neede, HVC Haaksbergen, Excelsior Zelhem, Prinses Juliana Borculo (ongetwijfeld opgericht in 1909) en Wilhelmina Groenlo. Zo langzamerhand sloot het net zich rond Hengelo, clubs hebben we inmiddels gesignaleerd in Vorden, Ruurlo, Steenderen, Zelhem. Van voetbalclubs in Hengelo geen spoor, maar onbekend zal de sport niet meer geweest zijn. Ook de Hengelose jeugd ontdekte de voetbalsport. Herman C. Jansen schreef over die tijd: "De jongens waar we mee speelden kwamen bijna allen uit de Spalstraat en
Hummelosche Kunstweg. We voetbalden op een veldje, waar nu café Michels staat. Huizen stonden er aan die kant van de straat niet, alleen de boterfabriek en het tramstation. Aan de overkant woonden Anton Frederiks (de commies), Gert Verstege (kleermaker, later kwam daar Hotel Dickmann) en Besselink de Woage. De Tramstraat was een zandweg zonder huizen. Aan de andere kant van het dorp was nog zo'n clubje. Die speelden op het kerkplein van de NH-kerk. Autoverkeer was er niet, zodoende konden we de straat als veld gebruiken. Totdat veldwachter Wisselink met zijn dikke stok in zicht kwam, dan vloog iedereen alle kanten op. Wisselink probeerde altijd de bal af te pakken. Menige voetballende kwajongen is in die dagen nagezeten door deze bullebak. Eens werd een jongensclubje opgeheven, omdat de penningmeester er de brui aan gaf. De overgebleven 37½ cent in kas werd onder de leden verdeeld om spekkies en zuurballen voor te halen. Dat soort clubjes uit verschillende gedeelten van het dorp speelden tegen elkaar om een medaille van vetleer. Soms maakte koperslager Gerrit Wansink er een van koper, daar graveerden we zelf wat in." Wel kende Hengelo al andere sportverenigingen. In 1910 werd een korfbalclub opgericht, en in 1909 de ijsvereniging 'Njord', met in het eerste bestuur de heren Meinders, Weide, Kelderman, Menkhorst en Jacobs. De gracht bij " 't Waerle" werd door eigenaar Van den Berg weer geschikt gemaakt als ijsbaan.
De landelijke stilte in Hengelo werd af en toe onderbroken. De Tramwegmaatschappij 'De Graafschap" bevrijdde vanaf Kerst 1903 met een puffende, rokende en fluitende stoomtram Hengelo uit zijn isolement. Het zorgde ook voor flinke werkgelegenheid net als de coöperatieve stoomzuivelfabriek (per 1901). Er kwam wat meer leven in de brouwerij, alles ging wat sneller. De 'courant' bracht het wereldnieuws bij de notabelen, die ook met de telefoon mochten gaan spelen. De burgerij zag de brievenbesteller van een fiets gebruik maken, en als er een stofwolk in de straten verscheen liep Hengelo uit: een heuse automobiel! Een wereldwonder, zo'n rijtuig dat niet door een paard getrokken hoefde te worden. Een school 'met den Bijbel' in 1898, een rooms-katholieke in 1914, een postkantoor in 1913, Hengelo kroop uit zijn schulp! Uit een rechtszaak in 1902 waarbij de gehate rijksveldwachters Kraaijenbrink en Hoevers betrokken waren, bleek dat de spanningen tussen burgers en 'beschermers' hoog waren.
Veldwachter Wisselink (1875-1958)
Veldwachter Wisselink
De man van de Hermandad was een prototype van de dorpsveldwachter, zoals we ze uit onze jongensboeken kennen. De voetballende Hengelose jeugd kwam de grote, stoere agent steeds tegen. Als ze aan het voetballen waren daar waar dat niet mocht, zoals op straat of op het kerkplein, lagen altijd jongens of meisjes op de loer. "D'n dikken kump eran", klonk het als hij gesignaleerd werd en het gezelschap stoof uiteen. Vrees had men vooral voor zijn stok met de ivoren knop. Hij was gemeenteveldwachter in Hengelo van 1909 tot 1938, toen hij met pensioen ging. Verhalen over deze grote, stoere man doen nog de ronde. Zoals na de stormramp die op 10 aug.'25 de hele Achterhoek en vooral Borculo teisterde. Uit heel Nederland kwam men een kijkje nemen in het rampgebied. Door het anders zo rustige Hengelo reden 2 dagen na dato 100 auto's per uur, in totaal wel 800 op één dag. Let wel, een auto in de Hengelose straten was nog steeds een zeldzaam verschijnsel. Wisselink besefte zijn plicht en gezeten op een stoel bij het kruispunt Ruurloseweg/Kerkstraat regelde hij met 1 duim het verkeer. Hij boezemde veel ontzag in. Tijdens de markten, waar menigeen zich vol liet lopen en vaak onenigheid ontstond, loste hij de geschillen op alleen door zijn aanwezigheid, en anders was daar altijd die stok... H.J. Wisselink leverde uiteindelijk toch zijn bijdrage aan de Hengelose voetbalsport. Hij leverde de eerste Pax-voorzitter: zijn zoon Herman. 1914-1928 Hengelo trapt een balletje mee Op 1 augustus 1914 vertrokken vele dienstplichtigen naar hun mobilisatiebestemming om in angstige onzekerheid hun oorlogsstellingen te bezetten en verdedigingswerken te bouwen. Europa werd overspoeld met mobilisaties en oorlogsverklaringen. Gelukkig bleef Nederland afzijdig van het brute geweld in de loopgraven en op de slagvelden. In de eerste maand was het maatschappelijk leven in de Achterhoek geheel ontwricht. Maar langzamerhand begon het zich (in gewijzigde omstandigheden) weer te normaliseren. De hoop op een snel einde verdween echter en geleidelijk werden de gevolgen merkbaar. Zo kwam er een gebrek aan allerlei levensbehoeften. Meer en meer surrogaatartikelen kwamen op
de markt. Noodmaatregelen zoals distributie van levensmiddelen werden ingevoerd. Toch kwam er een voedseltekort nadat veel daarvan voor hoge prijzen naar onze hongerlijdende oosterburen was geëxporteerd. Een onvoorstelbare smokkelindustrie en zwarte handel kwam op gang. Bedelende Pruisen langs de grens waren een veel voorkomend verschijnsel, en velen vestigden zich hier. Waar we ook mee te maken hadden waren Belgische deserteurs, die naar Nederland vluchtten. Paarden en ander vee konden niet meer gevoed worden en werden afgeslacht of ingezet in de oorlog, de paardenmarkten lagen stil, evenals de handel in het algemeen. De Eerste Wereldbrand maakte van heel Europa een puinhoop. De vier jaren massamoord op de slachtvelden, het alom heersende gebrek, de verslapte moraal, dit alles werkte in 1918 een epidemische ziekte in de hand, één van de ergste in de geschiedenis. De Spaanse griep eiste het leven van 31.000 Nederlanders, waaronder in oktober ook 5 Hengeloërs. Vergeleken met de rest van Europa en ook elders in Nederland vielen de gevolgen hier verder wel mee. Nu bleek het een voordeel om 'achteraf te liggen'. Echte armoe en honger kwamen niet voor, de plattelander kon voor zichzelf zorgen. Het uitbreken van de oorlog had zijn weerslag op de voetbalsport, zo blijkt uit het jaarverslag van de GVB, jaargang 1914/15: "In augustus 1914 werden vele van onze jonge mannen gemobiliseerd. Vele kleine verenigingen kregen een harde dobber om te kunnen blijven bestaan." Het aantal tot de GVB aangesloten clubs was geslonken tot 17 met 22 elftallen en 366 leden. De competities waren stil gelegd, maar al spoedig weer hervat met een noodcompetitie. De dreiging van oorlog werd minder en de dienstplichtigen kwamen vaker thuis met verlof. In het leger werden de militairen bij 'gebrek' aan gevechten bezig gehouden met sport en daardoor maakten velen weer kennis met de sport. De opgedane ervaringen werden thuis overgedragen op broers en vrienden. De ijzersterke 'vetkistjes' bleken, met een paar streepjes leer er onder genageld tegen het uitglijden, prima dienst te doen als voetbalschoen. Naarmate de oorlog vorderde, steeg het aantal voetballers weer. De demobilisatie kwam het verenigingsleven ten goede. Veel bestaande clubs getroostten zich veel geldoffers en moeilijkheden om hun elftallen zo volledig mogelijk te doen uitkomen, en aan de competities te kunnen deelnemen. In 1917 telde de GVB alweer 41 clubs, 56 elftallen met 1160 leden. Veel clubs kwamen niet in competitieverband uit. Deze speelden louter vriendschappelijk en waren soms snel weer verdwenen. Na 1912 was het in de plaatsen rond Hengelo rustiger geworden op het voetbalfront, en de oorlog in Europa stimuleerde de sport ook niet bepaald, er was gebrek en armoe. Nederland mocht gevrijwaard zijn gebleven van oorlogsgevechten, er was een flinke pas op de plaats, of zelfs achteruit gemaakt bij de vele ontwikkelingen die gaande waren. Geleidelijk kwam de 'Tweede Industriële Revolutie' op gang, die de welvaart der volkeren weer omhoogstuwde. De economie leefde in het midden van de jaren twintig wat op, maar het bleef roerig in veel landen om ons heen. De burger werd wel vrijer, bewuster en mondiger. In 1917 kreeg Jan-met-de-pet kiesrecht, in 1919 kwam de 8-urige werkdag, drie jaar later de 48-urige werkweek. De gewone man, die nu gemiddeld 50-55 jaar werd, genoot wat meer scholing. De lagere school werd meestal wel afgemaakt en niet meer onderbroken door 'aardappelvakanties' of andere oogstverplichtingen van de kinderen. Een radio was een geheimzinnige kast waar vooral een fluittoon uitkwam, een auto was een gevaar op de weg met levensgevaarlijke snelheden boven de 30 kilometer per uur. De fiets werd een meer en meer gebruikt vervoermiddel.
Hengelo begon steeds meer te leven. We ontstaken de elektrische straatlantaarns in november 1922, riolering zorgde voor betere hygiëne en minder epidemieën. Straten werden verhard, zowel in de kom als naar Steenderen, Varssel en de Lankhorsterstraat. Vertier moest de burger zoeken op de markt of bij de kermis. Dit volksfeest duurde twee dagen (woensdag en donderdag); het vogelschieten, compleet met bielemannen en vendelzwaaien, gebeurde op de Bleek. Tijdens de lange winteravonden was er hooguit een toneelvoorstelling van Excelsior. Concordia zorgde met een groots concours in 1924 en haar uitvoeringen vanaf 1925 in de muziektent voor wat meer vermaak. De postering van die muziektent op de hoek Kerkstraat/Ruurloseweg vond pas na veel vijven en zessen plaats. Aanvankelijk wilde men deze op de Bleek, waar de meeste evenementen plaats vonden. Toen er op 8 juni 1918 voor het eerst een vliegtuig over ons dorp vloog, was dat een vermelding in de krant waard: "Hedenavond kwam op geringe hoogte over ons dorp een vliegmachine welke na weinige minuten in Oostelijke richting uit 't gezicht verdwenen was." In 1919 werd Hengelo opgeschrikt door een beestachtige dubbele moord, die de gemoederen lange tijd bezig hield. De 80-jarige Beumer en zijn 84-jarige blinde zuster woonachtig aan de 'Weg naar 't Vaalverink' waren het slachtoffer. Heel Hengelo 'wist' wie de daders waren (veldwachter Rodermond en zijn zoon), maar vervolgd werden ze niet. Wel verhuisden de verdachten in 1920. De voetbalsport breidde zich flink uit. De clubs schoten als paddenstoelen uit de grond. De grote doorbraak vond plaats naar het grote publiek. In 1920 was het aantal georganiseerde voetballers gestegen tot 32.000: een vertienvoudiging vergeleken met 20 jaar eerder. Voetbal was nu sport nummer één. Ook het spel ontwikkelde zich. Niet alleen de speler met de bal bewoog, ook van het positie-kiezen en het vrijlopen werd het nut ingezien. Het 'koppen' van de bal raakte in zwang, de eersten die dat durfden mochten een luid applaus in ontvangst nemen. Zeker bij nat weer moest je enige heldenmoed tonen om de volgezogen lederen knikker op het hoofd te laten vallen. Ook de veter, waarmee de bal werd dichtgeregen, kon lelijke strepen op het hoofd veroorzaken. Er werd meer gecombineerd, de techniek werd verbeterd en ook tactiek en systemen begonnen een rol te spelen. 'De aanval is de beste verdediging' was het parool in de voetbalwereld. Alle elftallen gingen over op het 1-2-3-5 systeem: een keeper, 2 backs voor de verdediging (één de man, één de bal), 3 middenvelders (de kanthalfs en de spil) en 5 voorhoedespelers (2 buitenspelers, 2 binnenspelers en de midvoor). Soms met wat variaties, bv. de binnenspelers iets teruggetrokken. Dit systeem zou meer dan een halve eeuw zaligmakend lijken. Internationaal stond ons land niet meer zo op de voorgrond. Op de Olympische Spelen in Antwerpen in 1920 behaalden we nog wel weer brons, maar de internationals maakten er uit ongenoegen een bende van. In de twintiger jaren kende het nationale team weinig hoogtepunten. Pas aan het eind van dit decennium was er iets van een herstel te bespeuren. Bij de Olympiade in 1928 te Amsterdam had Nederland de pech Uruguay te ontmoeten. Dat was 's werelds beste team onder aanvoering van de 'uitschuifbare gummineger' José Andrade, die twee jaar later met Uruguay de eerste wereldtitel op de Olympische liet volgen. Echte toppers bezaten we niet meer, de besten waren nog Jan de Natris, onberekenbare vleugelspeler van Ajax en Harry Dénis, de zeer begaafde back van HBS.
Ajax (landskampioen 1918 en 1919) en Feyenoord (1924) werden vooraanstaande clubs in het vaderlandse clubvoetbal. De eerste onderlinge confrontatie vond plaats in 1921. Willem II was in 1916 de eerste niet-westelijke club die de baas van Nederland werd. Het oosten volgde snel. Vitesse had in 1914 nog de titel in de laatste seconde verspeeld, maar in 1917 lukte het Go Ahead wel. Het was tevens de eerste volksclub, die dit bewerkstelligde. In 1926 en 1927 volgden Sp. Enschede resp. Heracles dit goede voorbeeld. Op regionaal niveau speelde geen club meer op het hoogste plan. Be Quick degradeerde naar de 2e klasse, waar het WVC en plaatsgenoot AZC naast zich moest dulden. Na 1918 was het de pionierstijd voor de kleinere plaatsen. Clubs kwamen en gingen tot er uiteindelijk meestal één overbleef. Plaatsen als Vorden, Zelhem, Steenderen en Ruurlo kenden eenzelfde verschijnsel als in Hengelo: diverse clubjes, tegelijkertijd of na elkaar. Er was een wildgroei van legale en illegale clubs tot voor elke plaats de beste locatie en organisatie gevonden was. Het overgrote deel bestond maar kort. Verenigingen die alleen vriendschappelijk voetbalden,deden dat van april tot oktober. Seriewedstrijden en toernooien werden in deze periode georganiseerd, feestdagen als Pasen en Pinksteren waren hier een prima gelegenheid voor. Het kon voorkomen dat na een winter een aantal leden verdwenen was, doordat ze niet meer wilden of konden (naar elders verhuisd wegens werk, studie of verhuizing gezin). Een half jaar lang was er weinig actie binnen de lijnen. Veel clubs moesten in het voorjaar eerst weer elf man bij elkaar zoeken. Als dat niet lukte of een belangrijke animator was verdwenen dan kon dat het geruisloos einde van een club betekenen. Doorgaans was er geen officiële ontbinding. Dat was ook niet nodig, want meestal waren er geen statuten gemaakt. Over het oprichten, bestaan en teloorgaan van clubs of hoe ze met elkaar omgingen is toentertijd helaas weinig vastgelegd. Er zouden ongetwijfeld meer prachtige verhalen op te dissen zijn als er meer genotuleerd, bijgehouden of bewaard was. Helaas, het zij zo. Veel zal in de nevelen der geschiedenis verhuld blijven. In het algemeen daalde de amusementswaarde, ondanks de toenemende populariteit. De wedstrijden werden minder aantrekkelijk, het rondspelen van de bal was ten koste gegaan van de hoeveelheid treffers. Dat was reden voor de 'International Board' om de buitenspelregel in 1925 te wijzigen. Een speler stond pas buitenspel als er minder dan twee (voorheen drie) spelers van de tegenpartij zich tussen hem en de doellijn van de tegenpartij bevonden. De aanpassing was een succes, het aantal goals steeg weer. Deze regel is in hoofdzaak nog steeds van kracht. De Nederlandse sportliefhebber kon nu de sport op de voet volgen. De uitslagen waren af te lezen bij de sigarenwinkel, en met de komst van de geluidsfilm zag men sportfilms in de journalen van de bioscopen. Het zal er toe bijgedragen hebben, dat het publiek met drommen de velden omzoomden. Nog tijdens de Eerste Wereldoorlog vond Koning Voetbal ook in de gemeente Hengelo zijn domicilie. In 1917 was Go Ahead de eerste landskampioen in het oosten. Het enthousiasme dat dit feit teweegbracht sloeg over op de hele regio. Niet toevallig werd diezelfde zomer de eerste voetbalvereniging in de gemeente Hengelo opgericht. Keijenborg, nog geen dorp maar een buurtschap van 't Gooi, had de primeur. 11 juli 1917 nam kapelaan Smit het voortouw en zegende UD in. Hengelo wilde niet achter blijven en volgens Herman C. Jansen was het vlak hierna,
dat in slagerij Philips aan de Ruurloseweg de basis werd gelegd voor de voetbalvereniging Hercules, die werd opgericht op 28 april 1918. Hercules was verreweg de belangrijkste club vòòr de oprichting van Pax in 1928. Onze oudste leden weten nog goed dat Hercules bestond, maar er hebben meer clubs bestaan. Vooral tussen 1919 en 1923 was het druk in het Hengelose voetballand. Bij seriewedstrijden van UD op 29 juni 1919 werd Volharding, een katholieke club, voor de eerste maal genoemd. Deze ploeg speelde één jaar in een competitie. Het eerste levensteken van Hollandia dateert van 5 december 1920. Deze club op 't Holterveld kunnen veel mensen-van-toen ook nog uit de gedachten opdiepen. Minder bekend zijn Advendo en Victoria, clubs die wel degelijk hebben bestaan, maar niet van grote importantie waren. Tot 1923 was het dus een komen en gaan van clubs. Maar daarna werd het rustiger, ondanks de juist wat oplevende economie. Clubs verdwenen in het niets of gingen op in andere. De berichtgeving over voetbal werd geringer, maar het gekke is, dat dit voor de hele omgeving het geval is. Of het voetbal werkelijk tijdelijk in het slop kwam, of dat de berichtgeving misschien minder accuraat werd, is mij niet duidelijk geworden. Eén Hengelose club moet ik nog noemen en dat is DOS, volgens H.C. Jansen de laatste vòòr Pax. Het einde van dit elftal was in 1926. Dat betekent dat Hengelo tussen 1926 en 1928 geen voetbalclub rijk was. Voor 'Pax' geboren werd, hadden hier dus al verscheidene clubs tevergeefs gepoogd het hoofd boven water te houden. Op de volgende bladzijden wordt er wat dieper ingegaan op deze voorlopers. Helaas was er geen belangstelling voor archiefvorming, zo men al kon schrijven. Statuten werden niet gemaakt, aan vergaderen deed men niet, of er werd niet genotuleerd. In de herinneringen van 70 jaar geleden lopen namen en feiten door elkaar of zijn deels vergeten. Ik heb geprobeerd aan de hand van oude kranten en verhalen van de enkelen die nog iets over de beginperiode konden vertellen zo veel mogelijk aan de vergetelheid te ontrukken om een beeld te schetsen. Veel had ik aan de verhalen van Herman C. Jansen, die hij in 1969 en 1970 schreef voor Pax-Praat, al noemt ook hij weinig namen en data. Een gedetailleerde geschiedschrijving van de tijd voor 'Pax' is dus niet mogelijk, maar de verhalen en berichten geven een indruk van die tijd.
De voorlopers van Pax UD Het Keijenborgse UD was, zoals reeds vermeld, de eerste officiële voetbalvereniging in de gemeente Hengelo. De club werd opgericht op 11 juli 1917 op een (woens)dag waarop Hengelo kermis vierde. Initiatiefnemer was kapelaan Gustaf Gerard Smit (1882-1937) en dat verklaart de Latijnse naam (Utile Dulci; het nuttige met het aangename verenigd). De Keijenborgse bevolking was overwegend rooms-katholiek, UD dientengevolge eveneens. Samen met Dorus Melgers (1899-1979) en Theet van Aken (1896-1968) zocht Smit genoeg mensen bijeen voor een elftal. Ook Gradus Thuss (1903-1977) wordt genoemd als oprichter, maar de inbreng van deze 14-jarige knul zal niet groot geweest zijn . Met dertien leden werd begonnen. De leden betaalden 5 centen per maand aan contributie. UD speelde op verschillende terreinen in en rond Keijenborg. Begonnen werd op de 'Muldersbulte' aan de Zelhemseweg op grond van de vader van Dorus Melgers. Bij het perceel werd een stuk van de 'Zelhemscheweg' (een slechte zandweg) getrokken. Dit viel amper op, het veld was eveneens zandgrond. Op dit terrein zag de Hengelose jeugd de eerste heuse voetbalmatch in de gemeente. H.C. Jansen: "Toen bekend werd dat UD een wedstrijd zou spelen tegen Blauw-Wit uit Vorden was het net of de week niet op wilde schieten. Eindelijk was het zondag en al vroeg stonden we aan de weg om te zien of de voetballers uit Vorden er al aan kwamen. We vonden alles prachtig, vooral als de bal met een grote boog door de lucht werd getrapt. Of als Theet van Aken een daverend schot loste, dat een doelpunt opleverde. Ook waren we uitgelaten als Dorus Melgers langs de lijn snelde en een linkse voorzet gaf, of als de andere Dorus (Jansen), die keeper was, naar een bal dook." Later verhuisde de club diverse malen. Steeds als de boer zijn weiland weer opeiste, moesten ze weer uitzien naar een ander. Minimaal op 8 verschillende locaties heeft UD tot 1934 gespeeld. Een kapelaan had een grote inbreng bij een club, hij was 'Geestelijk Adviseur'. Een club aangesloten bij de RK-bond was verplicht een persoon met een dergelijke functie aan te wijzen. Hij fungeerde als bestuurslid, elftalcommissielid en leider en had de macht in te grijpen als hem iets niet aan stond of in strijd was met het geloof. Een foto van zo'n man in toga langs de lijn zou een mooi plaatje opgeleverd hebben, dunkt me. Vele andere RK-geestelijken moesten weinig hebben van het voetballen. Zij waren van mening dat de jongelui 's zondags in de kerk hoorden i.p.v. op het voetbalveld. Het kostte wel eens moeite om zo'n verplichte Geestelijke Adviseur te vinden. Het katholicisme van de club bracht met zich mee, dat het zich aan moest passen aan de wensen van de kerk. De aanvang van de wedstrijd was 14.00 uur, en als om 16.00 uur de klokken luidden voor het Lof werd iedereen, inclusief spelers, weer in de kerkbanken verwacht. Daar de kapelaan alle spelers kende, was het moeilijk om er onderuit te komen, al werden wel allerlei smoezen verzonnen. Ook het omgekeerde kwam voor: dan werd in de Hoogmis bekend gemaakt dat het Lof vervroegd werd naar 13.00 uur, zodat daarna gevoetbald kon worden. Er zal ongetwijfeld veel gebeden zijn voor een goed resultaat. Kapelaan Smit was in de beginjaren de man achter UD. In 1920 deed hij ook de aanzet tot de oprichting van een onderafdeling van de RK-bond in Oost-Gelderland. "De Eerwaarde Heer G. Smit, kapelaan te Keijenborg, heeft zich op verzoek van
eenige Pastoors gewend tot de RK-voetbalclubs in deze omgeving, om te komen tot een gemeenschappelijken Roomschen Voetbalbond van de Graafschap. Verschillende clubs hebben met dit plan reeds ingestemd en medewerking toegezegd." (Graafschapbode 7 september 1920) De verzuiling had zijn gevolgen voor het verenigingsleven. De verschillen in geloofsbelijdenis lieten niet één grote voetbalbond toe. Zowel de katholieken als de protestanten hadden een eigen bolwerk van politieke en maatschappelijke organisaties. Ieder had zijn vakorganisaties, onderwijs, verenigingen, omroepen, universiteiten, bonden etc. Voor vrijwel elke activiteit was de mogelijkheid er om die in eigen verband te ontplooien. Vooral de katholieken vormden een gesloten blok. Zo ook bij het voetbal. Na de Eerste Wereldoorlog ontstonden de katholieke en (kleine) christelijke bond als tegenhanger van de (algemene) NVB. De roomskatholieken richtten hun eigen clubs op, de christelijke bond heeft nooit veel betekend. Voor jongens van protestants-christelijke gezindte was de zondag, voetbaldag bij uitstek, heilig. Op oude schoolfoto's van de 'School met den Bijbel' zullen weinig voetballers herkend worden. Naast de NVB met zijn diverse onderafdelingen waren er dus nog andere bonden die een competitie organiseerden: de Christelijke Voetbal Bond, de Nederlandse Arbeiders Sport Bond (NASB) en de katholieke Interdiocesane Competitie Voetbal Bond (ICVB). De onderafdeling daarvan in Oost-Gelderland heette de RKUVB, de Rooms Katholieke Utrechtse Voetbal Bond, waarin UD ingedeeld werd. De belangrijkste club in de ICVB uit deze regio was SDOUC. Het initiatief van kapelaan Smit had succes, want al in het seizoen 1920/21 kende de RKUVB reeds een competitie met als deelnemers UD en ook het Hengelose Volharding. Tegenstanders waren o.a. TOP Groenlo, Blauw Wit Rietmolen, Volharding Lichtenvoorde, Fortuna Winterswijk en Zeddam. Allemaal volgelingen van de paus, ofschoon het geen probleem was om met vriendschappelijke en seriewedstrijden tegen niet-katholieke clubs uit te komen. UD bestond in 1918 uit het volgende elftal: Theet van Aken, Dorus Melgers, Marinus Reulink, Karel Thuss, Dolf Sueters, Hent Verhey, Willem Besselink, Joost Klaassen Veerink, Gradus Menkveld, Hein Napels, Willem Jansen, Dorus Jansen en Cornelis Waamelink. 29 juni 1919 had UD haar eerste seriewedstrijden georganiseerd. Deelnemers waren naast UD: Volharding Hengelo, ZVC Zelhem, VVC Varsseveld, TAC Brummen, Volharding Lichtenvoorde, Blauw Wit Vorden en Hercules Hengelo. VVC won de 1e prijs. In de zomer van 1920 hield UD, nadat het de seriewedstrijden van Hercules had gewonnen, op 22 en 29 augustus weer haar eigen tournooi: In de '1e afdeeling' won Blauw Wit Vorden de 1e prijs, Hercules Doetinchem de 2e. DES Doetinchem was de sterkste in de '2e afdeeling' met als 2e Hercules Hengelo. Kennelijk werd er een onderverdeling gemaakt naar geschatte sterkte. Een jaar later wederom seriewedstrijden: "Onder groote belangstelling werden Zondagmiddag, na het Lof, te Keijenborg, de voortgezette seriewedstrijden gespeeld. De uitslagen: 1e afd.: 1. VIOD Doetinchem 2. DES Steenderen 2e afd.: 1. UD 2. HVV De Steeg (na looting). 's-Heerenbergh kreeg nog een eereprijs. Het muziekkorps van Gaanderen luisterde een en ander op." (Graafschapbode 23-08-1921).
Van deelname aan de competitie is na 1921 niets meer te vinden, het zal eerst bij dat ene jaar gebleven zijn. Net als in Hengelo werd het tussen 1923 en 1927 stil rondom het voetballeven in Keijenborg. Het vertrek van kapelaan Smit in 1923 naar het Friese Sloten zal hier niet vreemd aan zijn. De kranten weten in ieder geval niets meer over voetbal in Keijenborg te melden. Gustaf Smit keerde later terug naar Oost-Gelderland, hij werd pastoor in Breedenbroek. Hij bleef actief in de voetballerij, in mei 1934 richtte hij Ajax Breedenbroek op. In 1937 overleed pastoor Smit, pas 55 jaren oud.
Gustaf Smit
In 1927 kwam er een nieuwe kapelaan in Keijenborg: Marinus van Rooyen op. Marinus Adrianus van Rooyen was in 1897 geboren in Houten (Utrecht). Hij was kapelaan van Keijenborg van 15 september 1927 tot 11 januari 1933. Voordien was hij werkzaam in Beltrum. Hij ontpopte zich als een groot voetballiefhebber met een evenredig organisatievermogen. UD werd door hem opnieuw op poten gezet. De club speelde weer seriewedstrijden. In Ruurlo (1927) trof ze daarbij Hercules Groenlo (weer een club met die naam), Vitesse Ruurlo, Roderlo Ruurlo, Vitesse Zelhem, Volharding Lochem, LFC Lochem en Hagedissen Borculo. UD gaf zich weer op voor de competitie. UD speelde van 1931 tot 1934 in de RKUVB en had in ieder geval in 1931/32 ook een 2e elftal in de competitie. UD 2 eindigde dat seizoen als laatste met 4 punten uit 10 wedstrijden. Op 24 april 1932 werden voor een RK-Oostgelders elftal de volgende UD-ers uitverkoren: H. Goossens, Hendrik van Aken, Willem Winkelman en Herman Seesing. De eindstand van het seizoen 1932/33 in de 2e klasse J (er waren 3 klassen dus UD zal in 1932 gepromoveerd zijn): 1. ASVU (Ulft) 16 25 2. UD 16 24 3. NDC (Nieuw-Dijk) 16 23 4. DVC'26 2 16 20 5. Concordia 16 16 6. VVG'25 2 16 12 7. RKNVC (Netterden) 16 12 8. VIOD 2 16 9 9. Unitas 2 (Etten) 16 3 Op een haar na eersteklasser! UD speelde in geel-zwart verticaal gestreepte shirts met een blauwe broek. UDspelers rond 1930 waren Herman Tankink, de gebroeders Melgers, Jan en Hendrik van Aken, Gradus Thuss, Willem en Gradus Winkelman, H. Goossens, Jan, Bernard en Herman Seesing.
Herman Seesing (1906-1969) was een belangrijk man. Niet alleen voor UD, maar ook was hij secretaris van de RK-Voetbalbond Oost Gelderland. Later had hij zitting in tal van organisaties. Na de oorlog, waarin hij actief deel nam aan het verzet, was hij consul van Keijenburgse Boys, penningmeester van de GVB en lid van de Bondsraad van de KNVB. Vanaf 1961 was Seesing Hengelo's gemeenteraadslid. UD had nog iemand met invloed bij de bond: kapelaan van Rooyen. Dat blijkt uit de Graafschapbode van 5 okttober 1931 over de opening van het voetbalterrein van het in 1931 opnieuw opgerichte Concordia Wehl: "Onder de rust van de opluisteringswedstrijd tussen Concordia en UD uit Keijenborg werd door den WelEerw. Heer van Rooijen, kapelaan te Keijenborg, Geestelijk Adviseur van de RK-Voetbalbond Oost Gelderland een pittige rede gehouden." In januari 1933 verhuisde Marinus van Rooijen naar 's-Heerenberg, alwaar hij zich verder inzette voor de voetbalsport. Niet voor niets werd de in 1920 opgerichte RKclub 's-Heerenbergh, die ook een tijd in de hoogste klasse van de ICVB speelde, later naar hem vernoemd: M.v.R.
Marinus van Rooyen
De kapelaan kwam om in de oorlog. In augustus 1941 werd op alle katholieke kansels van ons land een 'Herderlijk Schrijven' voorgelezen waarin de 5 bisschoppen protesteerden tegen het 'velerlei onrecht' dat de katholieken van de bezettende macht te verduren hadden. De pastoor en de twee kapelaans in 's-Heerenberg zorgden er voor dat dit schrijven huis-aan-huis verspreid werd. De (talloze) NSB’ers in 's-Heerenberg zagen hier een pracht aanleiding in om zich van deze 'lastposten' te ontdoen. De pastoor werd gearresteerd, de 2 kapelaans moesten zich melden in Arnhem, hetgeen zij braaf deden. Marinus en pastoor Galama kwamen terecht in het concentratiekamp Dachau, waar in totaal 2450 geestelijken werden samengedreven (ook de bekende Titus Brandsma vond daar, bijna tegelijkertijd, de dood). Marinus van Rooyen overleed daar op 16 juni 1943 "an Versagen von Herz und Kreislauf", zoals de inhoud van het officiële overlijdenstelegram luidde. Aan zwaar werk, uithongering en uitputting dus. De pastoor werd 4 dagen later vermoord. Na de oorlog verscheen in augustus 1945 een speciaal gedenknummer van het kerkblad van de parochie Bergh ter ere van de omgekomen pater. Herman Seesing schreef hierin hoe belangrijk de kapelaan was geweest voor UD: "Hij had UD weer nieuw leven ingeblazen, en zette zich bijzonder in voor deze club. Fanatiek leefde hij met de wedstrijden mee. Kapelaan van Rooyen was een zeer actief persoon en vriendelijk RK-priester die overal, en wel in het bijzonder bij zijn parochianen, zeer bijzonder bemind was. Ten behoeve van het jeugdwerk stelde hij wel in het bijzonder zijn krachten beschikbaar." Hoe groot de betekenis van de kapelaan in Keijenborg was, bleek wel uit de opheffing van UD kort na zijn vertrek. Uit de Graafschapbode van 12 februari 1934
bleek dat DVC 3 uit Didam tevergeefs de reis naar Keijenborg had gemaakt, omdat UD was opgehouden te bestaan. Dezelfde krant doet vrijdag 11 mei 1934 gewag van een nieuwe RK-club in Keijenborg: Keijenburgse Boys. UD en Keijenburgse Boys hebben dus nimmer naast elkaar bestaan. HERCULES Vraag een Hengelose voetballer van het eerste uur naar een club vòòr Pax, en hij zal "Hercules" antwoorden. De basis voor deze eerste dorpsclub werd gelegd in slagerij Philips aan de Ruurloseweg. Hengelose jongens raakten na het zien van de oefenpartij tussen UD en Blauw Wit uit Vorden zo enthousiast, dat ze vonden dat ze niet achter konden blijven. Hercules werd zondag 28 april 1918 opgericht, dat vertelt ons de Zutphense Courant van een dag later: "Hengelo G. 28 april. Alhier is door een aantal jongelui opgericht de Hengelosche voetbalclub 'Hercules', waarvan D. Wolters als voorzitter, J. Philips als secretaris en G. Langeler als penningmeester het bestuur uitmaken. De jonge vereeniging heeft te beschikken over een ruim en geschikt terrein even voorbij 't Waerle op ongeveer 20 minuten gaans van het dorp." Het terrein dat bedoeld wordt, was een heideveld van Harmsen (brandstoffenhandelaar) aan de Aaltenseweg. Het lapje grond lag vanaf Hengelo aan de linkerkant van de Aaltenseweg, juist voorbij de afslag 'Winkelsweg' en vlak voor boerderij Groenendaal. Het perceel moest tot voetbalveld omgetoverd worden. Hindernissen als struiken en heide werden verwijderd, molshopen platgeslagen, kuilen en andere enkelbrekers opgevuld. Het veld behield echter vele handicaps zoals mul zand, een leem- of oerlaag, en niet te vergeten de koeienflatsen. Slanke dennen uit het bos, die het veld omzoomden, deden dienst als paal en lat. Zonder toestemming en dat kostte de terreinverzorgers een reprimande van veldwachter Wisselink. Voor het tenue toog een gedeelte van de voetballers in spé per fiets naar Zutphen. In de sportwinkel aldaar op de plank lag de blauw-witte uitrusting van Be Quick (die hun stadskleuren als clubkleuren hadden gekozen), zodat deze gemakshalve maar werd overgenomen. Hier ligt dus de oorsprong van het latere Pax-shirt. Leden die zo'n dure uitgave niet konden bekostigen maakten zelf hun blauw-witte tenue. Als shirt diende een oud overhemd, met daarop voor en achter een blauwe baan genaaid, alsmede een blauw kraagje. De kleur van de voetbalbroek en kousen was van ondergeschikt belang. Een afgedankte lange broek werd afgeknipt. Ondanks de nagestreefde eenheid was het dikwijls een bont gezelschap. In competitieverband speelde Hercules nimmer, wel dikwijls seriewedstrijden. Dat was een soort tournooi, afgewerkt op twee opeenvolgende zondagen volgens het knock-out systeem. Dat waren grote happenings. Verenigingen hadden één veld,zodat de wedstrijden na elkaar werden afgewerkt, allemaal gefloten door dezelfde scheidsrechter. Elke ploeg (meestal 8 of 12, verdeeld over twee klassen) nam haar eigen aanhang mee. Een muziekvereniging was er steevast ter verhoging van de sfeer. In Hengelo onderhield Hercules (net als later Pax) nauwe banden met de in 1861 opgerichte muziekvereniging Concordia, die begonnen was onder de naam "Acht man en Co". Onder aanvoering van Co Philips vrolijkten deze negen mannen de Hengelose kermissen op. De Graafschapbode van 29 april 1919 geeft een aardig beeld van de sfeer: "De Hengelosche voetbalvereniging 'Hercules' hield Zondagmiddag haar
uitgeschreven seriewedstrijden. Met de muziek Concordia voorop trok men naar het terrein op een weide bij het Kervel,welke daartoe welwillend door baronesse Von Twickel was afgestaan. Een achttal verenigingen namen aan den strijd deel: VVC Varsseveld - Tubantia Brummen 6-0 Columbia Leuvenheim - Hercules Hengelo 5-2 Driekleur Steenderen - UD Keijenborg 1-0 Blauw Wit Vorden - Sp. Zelhem 1-1 (Zelhem wint na looten) A.s. zondag volgen de finales. Meer dan een duizendtal personen woonden de wedstrijden bij."
Hercules met muziekvereniging Concordia ca. 1920. Staand v.l.n.r. Jo Vennegoor, Bernard Kelderman, Leo Meijers, Hendrik Eugelink, Frans Reichman, Johan Wansink, Willem Jansen, Gerrit de Lange (voorzitter Hercules), Jacob Philips, Jan Wansink, Bernard Rondeel, Hendrik Langeler, Derk Wolters, Lubberding. Midden:Gerrit van de Zijde (met trommel), Bertus Schuurman, Gert Starink, daarvoor Jan Notten, Eli Meijers, Gert Lenderink, Frits Jansen, Lammert Jansen, Willem Groot Bruinderink, Jacob Meijers. Voorste drie: Simon Philips, Charles Reichman, Herman Wuestenenk.
Duizend kijkers,een ongekend aantal voor die tijd. Dat moet een geweldige propaganda voor de voetbalsport zijn geweest. Terreinen bij landhuizen, toen nog beheerd door particulieren, werden vaker gebruikt voor festiviteiten. Zo vierde de harmonievereniging Concordia bij 't Kervel op grootse wijze haar 50-jarig jubileum in 1911. Twee jaar later stond gemeenteraadslid D. Jansen, de eigenaar van 't Regelink, een terrein af, waarop Hengelo de onafhankelijkheidsfeesten kon vieren. De Oranjevereniging Wilhelmina vierde daar jaarlijks Koninginnedag. Seriewedstrijden bleven geruime tijd populair. De daarbij gehanteerde reglementering was minder streng dan in de competities: "Het spel was in die dagen veel harder, regels waren er nauwelijks of werden niet
toegepast. Zeer veel was geoorloofd. Het systeem 'eerst de man, dan de bal' was toen erg in. Ook was het heel gewoon, dat keepers met bal en al in het doel werden gelopen of geduwd. De scheidsrechters waren niet altijd even onpartijdig." Aldus H.C. Jansen. Buiten de lijnen was het een stuk gemoedelijker. Van uitwedstrijden werd een dagje uit gemaakt. De heren namen dan de fiets, door een te grote afstand liet een flinke sportman zich niet afschrikken. Andere, betaalbare transportmogelijkheden waren er nauwelijks. De voetballers waren meest nog pubers, de tram of bus was hun te duur. Een enkele keer, meer voor de sensatie, legden ze toch wat geld bij elkaar en namen tram, bus of de taxi van Reint Jolij (1901-1959). Dit eerste vervoersbedrijf dat Hengelo sinds 1924 rijk was zou later nog veel dienst doen voor Pax. Reint speelde net als zijn broer Tinus (geb.1908) bij Hercules. Tinus kon zich die tijd nog wel voor de geest halen: "Reint had de eerste luxe auto in Hengelo, een Benz. Baron Helmich van Huize Meenink vond dat maar niks; hij wilde de enige Hengelose autobezitter zijn." Een auto was een bezienswaardigheid. De eersten in Hengelo die in de jaren twintig een auto bezaten waren naast Reint Jolij, meester Kolenbrander, Joh. Klem, Achterkamp en Gradus Waenink (Slotsteeg). De auto's die door het dorp toerden, waren meest van slechte kwaliteit; er vloog wel eens een onderdeel, bv. een rad, af. Op weg naar de bestemming, maar vooral op de terugweg gebeurde van alles. Herbergen en andere uitspanningen waren te verleidelijk om zomaar te passeren, zeker als de glorie van een overwinning gevierd moest worden. Na elke lokaliteit werd het moeilijker de slechte grintwegen te volgen, zodat de bestuurder wel eens met voertuig en passagiers 'in de grave' belandde. Het kwam voor dat een gammele fiets onder drie man bezweek en de reis te voet voortgezet moest. Lekke banden waren schering en inslag.
De eerste auto’s rond 1925 in Hengelo voor taxi-vervoersbedrijf Jolij. Reint begon met het het bedrijf aan de Hummeloseweg, later overgenomen door Tinus. Op de foto v.l.n.r. een Chrysler, de moeder van Tnus en Reint, Anne Jolij-Baakman (de vrouw van Reint), een Benz, Reint, Tinus, een T-Ford, vader Johan (kleermaker) met een Zarolexmotor, een T-Ford.
Eens was Hercules uitgenodigd voor een match tegen Oosseld. Een vijftal supporters (wie vermeldt bron H.C. Jansen niet) huurde in plaats van de gebruikelijke fiets een rijtuig bij Hotel Langeler, dat zoals elk hotel een stalhouderij bezat. Doetinchem was nogal ver voor het paard, en de inzittenden vonden bij café Kummeling in Velswijk een verversing voor de viervoeter noodzakelijk. De volgende halte was Hotel Lubbers in de Kruisberg. Opnieuw verenigden de passagiers het nuttige met het aangename, de kelen waren droog door het aanvuren van het edele ros. Maar gezelligheid kent geen tijd. De Hercules-fans evenmin, zodat de laatste etappe naar de Kemnade in een verhoogd tempo werd afgelegd. Eindelijk gearriveerd kon de luidruchtige groep, na het paard gestald en koetsier Gerrit getrakteerd te hebben, plaats nemen op de banken. Amper neergestreken .. floot de scheidsrechter af. De spelers verlieten het veld, maar nadat ook het overige publiek verdween, bleek dat het fluitsignaal geen rust maar het einde betekend had. Niet getreurd, Hercules had toch verloren, en na nog een 'sapje' werd de terugreis aanvaard met een aanmerkelijk groter gezelschap. Het schijnt donker geweest te zijn toen het rijtuiggie slingerend over de Hengelose paden zwalkte en weer bij Langeler gestald kon worden. Niet alleen naar eigen wedstrijden werd gefietst. Tochtjes om topploegen zoals Be Quick en Go Ahead aan het werk te zien werden regelmatig ondernomen. Ook om tegenstanders uit te nodigen voor een vriendschappelijk potje of seriewedstrijden, fietste iemand naar de betreffende plaats. Zo spaarde de club een postzegel uit en kreeg het direct antwoord. Telefoon was alleen speelgoed voor de rijken. De seriewedstrijden van 4 en 11 juli 1920 stonden allen o.l.v. dhr. Hulsman uit Zutphen. De uitslagen van de 1e dag: 1e afd.: Blauw Wit Lochem 2 - Excelsior Doetinchem 2-0 Blauw Wit Vorden - DES Doetinchem 3-1 2e afd.: Hercules Hengelo - Volharding Hengelo 4-0 UD - Vitesse Ruurlo 11-1 De finales van een week later: Blauw Wit V.-Blauw Wit L.2 1-0 Hercules - UD 0-1 De prijsuitreiking was naderhand bij Leemreis: "Jammer dat de bevochten overwinning dan steeds schijnt te moeten eindigen in groot rumoer en luidruchtigheid. Men denke bij zulke gelegenheden toch ook aan hen, die zoo iets op den Zondag liever niet hooren." Destijds konden ze er al wat van! Niet voor niets werden er geheelonthoudersverenigingen opgericht, die ageerden tegen het drankmisbruik. In 1920 raakte Hercules haar speelveld kwijt. Boer Harmsen wilde zijn grond omturnen tot een vruchtbare akker. Het was de periode van ontginningen van woeste grond in cultuurgrond. Hercules kreeg van de gemeente een terrein toegewezen gelegen aan de Schoenmakersstraat (later Banninkstraat). Het driehoekige veld lag tegenover café 't Witte Paard. Eigenaar was Hendriksen. Café was eigenlijk een groot woord, in de achterkamer konden voorbijgangers een borreltje inschenken. De suiker van de vorige gebruiker zou vaak nog in het glas gezeten hebben. Zulke gelegenheden waren er wel meer vlak buiten het dorp, zoals bv. in de Noordink bij Tjoonk ('Katoenen Titte').
5 december 1920 werd het nieuwe veld geopend: Hercules - Hollandia 5-0 Volharding Hengelo - Volharding Lichtenvoorde 0-9 Medio 1922 werd het café verkocht aan Hissink, die het als boerderij voortzette (in 1964 gekocht door Jan Onstenk). Hercules moest weer wijken voor agrarische belangen, dat leverde meer pecunia op. De club speelde daarna in de Steingoor aan de Ruurloseweg, een paar honderd meter voor het latere Pax-terrein bij De Zandheuvel. Op 1 en 8 oktober 1922 organiseerde Hercules weer de jaarlijkse seriewedstrijden. De uitslagen: UD - Excelsior Ruurlo 2-0 DES Steenderen - Advendo Hengelo 3-1 SVV Steenderen - Hollandia 3-1 De finales waren op 8 oktober, waarop UD de 1e prijs won door DES met 2-1 te verslaan na een kwartier verlenging (toen al 'sudden death!) en vervolgens een 2-1 zege behaalde op SVV. Hierna was er een gekostumeerde wedstrijd "tot groot vermaak der talrijke toeschouwers". Hercules was geen grote vereniging. Het had net genoeg spelers voor één elftal. Als er onverhoopt een tekort was, dan werd een speler van een buurtclub geleend. Vooral de betere voetballers waren in trek, zij waren min of meer 'lid' van meerdere clubs. Zo kon het voorkomen dat deze 'sterren' verscheidene wedstrijden op één dag speelden, in verschillende jerseys! Spelerspasjes en een officiële registratie waren onbekend, zeker als een club niet was aangesloten bij een bond. Hercules was de dorpsclub, al lagen de velden buiten het dorp. De leden waren voor het merendeel jongens die op de openbare school gezeten hadden. In buurtschappen werden aparte verenigingen opgericht, een Bekveldse jongen ging nu eenmaal niet in Varssel voetballen. Het laatste levensteken van Hercules dateert van 18 juli 1924 toen de club een prijs uitloofde voor een gigantisch muziekconcours van Concordia. Wanneer precies een eind kwam aan de activiteiten binnen de lijnen is niet zeker, het zal rond 1924 geweest zijn.
Hercules-spelers in de jaren 30. Staand v.l.n.r. Willem Sessink, Tinus Jolij, Bernard Eugelink, Jan van Burk, Willem Jansen, Herman Wuestenenk, Anton Belterman. Knielend/zittend: Jos Maresch, Simon Philips, keeper Jacob Philips, Bernard Kaak (rokend!), Reint Jolij.
Een Hercules-man aan het woord: Herman Wuestenenk (geb.1905), over de Hengelose voetbalbeginsels: "Ik voetbalde met jongens als Frans en Charles Reichmann, Jacob Philips, Simon Philips, Hendrik en Bernard Eugelink, Gert de Lange, Eli Meijers, Willem Burghardt, Bernard en Henne Bruggink, Karel Lenselink, Willem Jansen van 'de Mulder' en jongens van Jansen van 'de Lange Wagen'. Ook een zoon van veldwachter Rodermond en ene Vaags kan ik me nog herinneren. Allemaal jongens uit het dorp. Ik speelde altijd linksbuiten. Ik was zuiver links en daar waren er toen al niet veel van. We speelden met een grotere bal dan die van nu, met een binnenbal en een veter erin. We namen een borstel mee, om de zondagse schoenen naderhand te poetsen, anders zwaaide er er thuis wat. Mijn eerste paar voetbalschoenen kreeg ik van mijn vader, toen de rest van de familie een dagje naar Scheveningen ging. Daar kon ik anderen de loef mee afsteken, sommigen voetbalden nog op klompen. Daar schoten ze de kap vaak af, die vloog wel eens door de lucht. Mijn vader was wel sportief aangelegd, hij was niet te beroerd om een kapotte klomp te repareren. Hij sloeg er spijkers opzij in, een ijzerdraad eromheen en de klomp was weer voetbalklaar. Hercules speelde geen competitie, maar wel seriewedstrijden in de zomer. Of gekostumeerde wedstrijden bij kermissen. Derk Kamperman van de Roos, de slachterij, zorgde voor de kostuums die hij uit Arnhem liet komen. Op allerlei manieren kwamen we aan blauw-witte kleding. Soms lukte dat niet. Keeper Gert Lenderink leende eens een broek van mij bij seriewedstrijden in Oosseld. Prompt scheurde hij daar uit en daar stond Gert: in vol ornaat in zijn blote gat!" Herman Wuestenenk, die het kappersvak van zijn in veel vakgebieden bedreven vader leerde, is de oudste inwoner van Hengelo, die bij Hercules voetbalde. Ook de beginjaren van Pax maakte hij mee als speler bij de 'veteranen'.
Nog een voetballer, die bij de eerste trappen tegen het bruine monster in Hengelo aanwezig was, is in leven: Eli Meijers. Hij maakte deel uit van het Hercules-team in de beginjaren. Meijers (geb.1903) werkte 48 jaar bij de rechtbank in Zutphen en is nu woonachtig in Amstelveen. Ondanks zijn 89 jaar (in 1992) wist hij zich zijn voetbaltijd wel te herinneren: "We voetbalden vaak op het kerkplein. Daar stond het 'meistersbänkske' waar de jeugd bij elkaar kwam. Bij Hercules behoorden mijn broer Leo en ik tot de beteren. Ook Jacob, die bij de Graafschapbode werkte, voetbalde. We woonden aan de Vordenseweg tegenover het gemeentehuis. De jongens van de andere familie Meijers, Leo en Jaap, waren achterneven van mij." Herman Voskamp vertelde meer over het voetballen onder het lommer van het kerkplein: "We kochten een bal bij Derk Wolters (vanaf 1929 Wijnbergen) voor een kwartje, dat we met veel pijn en moeite bij elkaar gelegd hadden. Wanneer de bal in de tuin van Wolters belandde, werd deze verbeurd verklaard en moesten we de bal opnieuw 'kopen'..." Jacob Philips (1897-1943)
Jacob Philips, ook wel Jaap genoemd, was de enige zoon van Bertha Philips. Hij woonde samen met zijn moeder en 2 tantes aan de Veemarktstraat en bleef vrijgezel. Jacob, schilder van beroep, had een belangrijk aandeel in de oprichting van Hercules in 1918. Hij was de eerste secretaris. Jacob, pistonist bij muziekvereniging Concordia, was een verdienstelijk keeper bij Hercules, naar men zei één der beste in de verre omtrek. Al zal zo'n kwalificatie uit die dagen vrij betrekkelijk zijn. Maar hij werd niet voor niets in 1920 gevraagd om bij Blauw-Wit uit Vorden in de competitie onder de lat plaats te nemen. Zijn eeuwige hoed was kenmerkend voor hem en hiermee zien we hem dan ook op de meeste elftalfoto's. Jacob was eveneens bij Pax actief. Zo was hij lid van de eerste elftalcommissie en speelde hij nog geruime tijd in de 'veteranen'. 'Jaap van Sammy' was een half-Jood. Zijn afkomst werd hem door de Jodenvervolgingen van de nazi's noodlottig, mede doordat zijn ('Arische') vader niet wilde tekenen voor het vaderschap, een bewijs dat Jacob had kunnen redden. Hij had nog wel de gelegenheid om onder te duiken, maar deed dat niet. Toen de bezetter ook op jacht ging naar niet-volle Joden werd Jacob opgepakt. Hij kwam via Vught terecht in Westerbork. Vandaar werd hij op 20 juli '43 samen met 2200 lotgenoten met notabene het laatste transport op de trein naar het
dodenkamp Sobibor gezet. Direct na aankomst werd hij op vrijdag 23 juli de gaskamer ingestuurd. Gert de Lange wordt in 1922 als voorzitter van Hercules genoemd. Hij was kleermaker bij Herman Meijers, de broer van o.a. Eli, aan de Vordenseweg en daar was hij ook in kost. Hij was afkomstig uit Raalte en niet-praktizerend Joods. Hij kwam vermoedelijk om in de oorlog. VICTORIA Het noemen van deze naam volstaat, want veel om het lijf had deze club niet. In de zomer van 1919 voetbalde Victoria een aantal vriendschappelijke duels. Ik vond drie uitslagen: 6-0 winst in Vorden, 0-3 verlies tegen Blauw-Wit Vorden en een 2-1 zege op Vitesse Ruurlo. Met het dalen van de temperatuur verdween de levensvatbaarheid van de club, waarover verder niets bekend is. Geen namen, grondslag of terrein. Ook in de memoires van Herman C. Jansen kreeg het geen plaatsje. VOLHARDING Van meer belang was Volharding, waarover dankzij dezelfde Herman C. Jansen meer bekend is. De club startte in 1919, het jaar waarin de gemeente Hengelo ineens vier voetbalclubs rijk was: UD, Hercules, Victoria en Volharding. De eerste naamsvermelding dateert van 1 juli '19. Volharding nam deel aan de eerste seriewedstrijden van UD. Het verloor met 1-3 van ZVC Zelhem. In september organiseerde Volharding zelf seriewedstrijden. Hier waren vertegenwoordigd: Vierkleur Doesburg, Hercules Hengelo, KVC Kruisberg, Olympia Toldijk, ZVC Zelhem, KVC Zeddam, Volharding Lichtenvoorde en UD. Winnaar werd ZVC (een verguld zilveren schild), door in de finale Vierkleur (een zilveren medaille) te verslaan. De club was een rooms-katholieke vereniging, de Hengelose tegenhanger van UD. Hun terrein was een voormalig heideveld van de heer Beunk aan de Oude Varsselseweg. De clubkleuren waren rood-wit. H.C. Jansen wist nog dat Volharding tegen UD oefende op de timp bij de Muldersfluite: "Op het zandveld laaiden grote stofwolken op en de spelers konden elkaar nauwelijks zien. Na het eindsignaal leken velen op schoorsteenvegers na een klus!" Volharding had een redelijk elftal met o.a. jongens van Jansen (Pietbaas), Vennegoor, Notten en Takkenkamp. Een zekere Jan de Bakker bracht de leden de beginselen van het voetbalspel bij. Het leek wel een trainer. Volharding kwam wel uit in een competitie, al duurde dat niet lang. Het speelde in het seizoen 1920/21 in de onderafdeling van de RK-bond met vooral tegenstanders uit de Liemers: Didam, Kilder, Concordia Wehl, Zeddam, TOP Groenlo, Volharding Lichtenvoorde èn ... UD. 'De Karre' had over Volharding een leuke anekdote: "Volharding speelde een wedstrijd bij Driekleur in Steenderen. Driekleur bestond al veel langer, vanaf 1921 als 'SV Steenderen'. Het veld was van Breukink aan de Baakseweg, had afmetingen van 80 x 45 meter en was omgeven door een doornhaag waarin menige bal lek raakte. Het werd een dikke nederlaag voor Volharding tegen mannen als Geert de Moll, Herman Wijers (later lang voorzitter), Albert Breukink, Max en Juul Aussl, Albert Koerselman en Gerrit van Zon. De schuld van het grote verlies werd op elkaar geschoven, m.n. de keeper moest het ontgelden. Op de terugweg raakten de gemoederen dusdanig verhit dat op de
Baaksche Dijk de voetbalschoenen voor de tweede maal deze middag gebruikt werden, nu om er elkaar mee om de oren te slaan. Bestuurslid Albert Notten, iets later uit Steenderen vertrokken, moest de kemphanen uit elkaar halen en de zaak sussen." Lang hield Volharding het ook niet vol. Het laatste signaal van activiteit kwam uit eind 1920, zodat ik aanneem dat de competitie 1920/21 niet eens is afgemaakt. ADVENDO In één adem met Volharding dien ik Advendo te noemen, want deze kan als opvolger beschouwd worden. Vernamen we na december 1920 niets meer van Volharding, een paar maanden later bestond er een andere RK-vereniging, getuige de Graafschapbode van 19 april 1921: "Door het bestuur der nieuw opgerichte Roomsch Katholieke voetbalclub Advendo is een terrein gehuurd aan den zandweg naar Varssel op ongeveer een kwartier afstand van het dorp." Het zou hetzelfde veld als waarop Volharding speelde geweest kunnen zijn. Of ook de spelers dezelfden waren, is niet bekend, maar het lijkt mij niet onmogelijk. 1 mei 1921 speelde Advendo 'haar eersten match'. Van de vv Wichmond werd met 3-1 gewonnen. Spectaculair waren de resultaten niet, de club nam een paar maal deel aan seriewedstrijden. Ook deze vereniging was geen lang leven beschoren, het laatste bericht dateert van 3 oktober 1922. HOLLANDIA Na Hercules leeft Hollandia nog het meest voort in de memories van de oudere (ex-) leden. De club van 't Holterveld (bij Bekveld en 't Gooi) had o.a. in de gelederen de kleermakers Arnold en Willem Grotenhuys en Gert Starink. Alle drie speelden later een belangrijke rol bij Pax. Gert Starink (1902-1973) was een veelgevraagd speler. De klompenmaker bij Cuppers-Jansen was al jong bij UD begonnen. Later speelde hij bij Hollandia en Hercules. Maar ook toen vroeg de kapelaan van Keijenborg Gert nog dikwijls voor een potje bij UD. Zelfs schijnen Leo en Jan Halle van Go Ahead hem eens opgehaald te hebben voor een (of meer?) wedstrijd in Deventer. Goede voetballers waren nog spaarzaam en vielen des te meer op. Later speelde Gert nog geruime tijd samen met zijn broers Jan en Karel in het eerste van Pax. Daar viel Gerrit minder op, er waren betere spelers (zoals zijn broer Jan!) en hij was inmiddels de dertig gepasseerd, voor voetballers toen uitzonderlijk oud. Diverse Hollandia-leden waren van Hercules 'overgelopen', daar klikte het niet zo best meer. Een tijd lang hebben deze clubs naast elkaar bestaan en ook veelvuldig tegen elkaar gespeeld. Het terrein van Hollandia lag tegenover het huis van de Starinks op de hoek Berendschotstraat / Steenderenseweg. Het was een weiland van Gradus Waenink. Door de ligging van het speelveld tussen Hengelo en Keijenborg werd Hollandia soms als een Keijenborgse club aangemerkt. Het eerste bewijs van aanwezigheid was op de reeds genoemde openingswedstrijden van het Hercules-terrein bij café 't Witte Paard op 5 december 1920. Vermoedelijk is de voetbalspruit medio 1920 geboren. 18 en 25 september 1921 organiseerde Hollandia haar eerste seriewedstrijden. De Graafschapbode van 20 september: "A.B. van de voetbalclub SDO uit de Kruisberg had Zondagmiddag bij de seriewedstrijden te Keijenborg het ongeluk een been te breken. Dr. Meinders verleende geneeskundige hulp, waarna de patiënt, vader van
3 kinderen, naar zijn woning werd vervoerd." Het bijvoegsel 'vader van 3 kinderen' leert ons over de rampspoed die in zo'n geval over het gezin kwam. Een week later de finales: "Op het terrein aan den Hummeloschen Kunstweg werden Zondagmiddag wederom seriewedstrijden gehouden, uitgeschreven door de voetbalclub Hollandia alhier. Er was vrij veel publiek, terwijl de muziekvereniging Crescendo zich deed hooren. De uitslag van de finales: 1e afd. Sp. Doesburg - Driekleur Steenderen 2-1 2e afd. Hercules - SDO 5-1 In de 1e afd. kreeg de 1e prijs (een kruis) Sp. Doesburg, de 2e prijs was voor Driekleur (een zilveren medaille). In de 2e afd. won Hercules de 1e prijs (een verguld zilveren kruis) en SDO de 2e. Na afloop werd om de eereprijs tussen Hercules en Hollandia gevoetbald, de eerste won met 4-1." Een voetbalclub oprichten bleek relatief simpel, maar continueren was niet eenvoudig voor een kleine club. Jeugd- of tweede elftallen waren er niet en als wat jongens afzegden kwamen er direct problemen. Veel spelers van Hollandia bv. waren boerenzoon of -knecht die juist 's zomers als de bal rolde het hardste moesten pezen. Na een lange, zware werkweek was de lust om 's zondags te spelen niet altijd even groot. Van de werkgever of vader (soms dezelfde persoon) kwam weinig stimulans, deze adviseerde op zondag goed uit te rusten, daar had je meer aan. Zo ging Hollandia ten onder aan het gebrek aan een goede boeren-CAO. Dinsdag 3 oktober 1922 wordt Hollandia voor het laatst genoemd: bij seriewedstrijden van Hercules verloor Hollandia met 3-1 van SVV Steenderen. De winter was op komst en het was kennelijk één van die ouderwetse winters, want in 1923 schijnen de Hengelose clubs in het niets verdwenen. Of was er een andere oorzaak? Wel nog dit bericht op 16 november 1923: "Ten genoege van de voetballiefhebber melden we, dat vanaf heden elke Zondagavond door 'de Graafschapbode' de uitslagen van den NVB per bulletin zullen worden bekend gemaakt aan 't sigarenmagazijn van den heer G. Lenselink alhier." DOS De laatste club vòòr Pax was DOS: "Door Oefening Sterk". Herman C. Jansen was één der oprichters. Nou ja, oprichter is een wat groot woord. Drie jongens vroegen vriendjes net zo lang tot er een elftal bij elkaar was. Het merendeel van de jongens was onder de 16 jaar, dat blijkt uit de foto, waarop helaas alleen Herman Wisselink te herkennen is en zelfs een meisje te zien is. Op die leeftijd werkte de jeugd al, maar de verdiensten waren niet meer dan een kwartje tot een gulden per week. Met schoenen en kleding was het dus behelpen. Maar dat was geen punt, ze troefden elkaar nog niet af met Nike of Reebok. De meesten behielpen zich met 'krijgertjes'. Een paar oude, hoge schoenen van vader of grote broer waren, met een prop papier in de neus, een hele luxe. En zeker degene die één of soms zelfs twee voetbalschoenen had was bevoorrecht. De voetbalschoenen hadden een stalen neus en soms spijkers die dienst deden als noppen. Een paar voetbalschoenen werd ook wel verdeeld: iemand met een linkerschoen werd op links geposteerd en met een rechterslof op rechts. Klompen waren minder geschikt, maar sommigen hadden niet anders. Geld voor pacht van een weiland was er niet. De voetbalhelden van DOS vonden een heideveldje in Varssel bij de familie Becks aan de Handwijzersdijk (niet ver van de huidige camping 'Kom-es-An'). De heide werd verwijderd, het terrein geëgaliseerd en de doelpalen in de clubkleuren blauw-wit (ook al) geschilderd.
Gert Bruggink: "Als doelnet werd het raffia-touw van de Jaffa-kistjes van groenteboer Taken (vader van DOS-speler Dorus Taken) gebruikt. Zijn winkel (nu Groot Kormelink) was een verzamelpunt voor de jeugd. Onder het genot van pindanootjes, waarvan we de doppen op de vloer gooiden, beraamden we daar onze voetbalplannen."
Het DOS-team. Staand rechts Herman Wisselink. Let op het meisje naast hem en de stropdassen.
Volgens de memoires van H.C. Jansen had DOS maar één bal. Het uitblazen van de laatste ademtocht van dat ene exemplaar betekende het einde van de match. Gelukkig had DOS een vakman in de gelederen, die ter plekke de bal kon repareren. Herman Jansen jr. (één van de zonen van 'Pietbaas') haalde de binnenbal uit de buitenbal om deze te kunnen plakken. Voor de weg terug was een zekere handigheid vereist. De kunst was de ronde vorm te behouden. Als gereedschap gebruikte hij een paknaald om de veter door de gaten te trekken. Uit voorzorg werd de tegenstander verzocht hun bal als reserve mee te nemen. Immers, het was geen reclame als een ontmoeting gestaakt en de bezoekers hun eventueel betaalde entree à raison van 5 centen gerestitueerd moest worden. Een nieuwe bal (à drie gulden) ging boven de begroting, daar de paar centen contributie en het entreegeld de kas niet echt spekten. De 'lederen monsters' waren groter dan tegenwoordig, meestal van bruin leer, met een veter en loodzwaar bij nat weer. Van DOS is wel een opstelling bekend: doel: Jopie Idink achter: Albert Eggink (later naar Indië) en Jan Takkenkamp midden: Leo Meijers Azn, Herman C. Jansen en Tinus Jolij voor: Herman Jansen (van Pietbaas), Wiebe Kuperus (later onderwijzer in Diemen), Gerrit Wansink (koperslager), Dorus Taken (later timmerman) en Herman Wisselink. Een erg officieel bestaan kon je bij zulke jongens (de leeftijd bedroeg zo'n 16, 17 jaar) niet verwachten, het bleef bij wat vriendschappelijke partijtjes. Van de club drong niets door tot de pers, behalve het bijzondere einde:
Zutphense Courant zaterdag 26 april 1926: "Hengelo G. 25 april. In de zaal van de heer Langeler had Vrijdagavond een vergadering plaats van belanghebbenden bij de oprichting eener sportvereeniging. Er bleek veel liefhebberij te zijn. Besloten werd zich voorloopig te bepalen tot een gymnastiekvereeniging voor jongens. Een voorloopig bestuur werd gekozen, bestaande uit de heeren M.W.H. Menkhorst, A.W. Bakker, B. Verstegen, F.J.W. Weustenenk, H. Meijers en J. Löwenhardt die de vergadering leidde. Een der aanwezigen deelde mede, dat de opgeheven voetbalvereeniging DOS besloten had het restant harer kas ter beschikking van de op te richten vereeniging te stellen." De gymnastiekvereniging SCH heette vanaf 1927 Achilles en bestaat nog steeds. Wim Burghardt, de schoenlapper in de Spalstraat, was heel lang voorzitter van deze bloeiende vereniging (1926-1950). Diens zoon zou een vooraanstaande rol vervullen bij Pax. Veldwachter Bakker gaf leiding aan de gymmende jeugd. Achilles had een nauwe band met Pax in de eerste jaren. Het einde van DOS betekende dat Hengelo anno 1926 geen voetbalclub meer rijk was. De voetballiefhebbers moesten twee jaren wachten voor die ene glorieuze vereniging er kwam: Hengelo was rijp voor 'PAX' ! Gebaseerd op Alle hoeken van het veld © W.J.M. Hermans, 1993