Tijd voor het nieuwe OCMW VVSG-Trefdag – Gent, 16 oktober 2014 Piet Van Schuylenbergh Directeur afdeling OCMW’s VVSG Beste mensen, Volgende vragen zaten deze week in mijn mailbox: - Een vraag van een raadslid: “Klopt het dat de OCMW-raad vanaf 1 januari 2015 afgeschaft wordt?” - Een vraag van een OCMW-secretaris: “Iemand van de provincie” zegt dat OCMW’s de personeelsleden die op pensioen gaan niet meer mogen vervangen omdat het OCMW toch een aflopende zaak is.” - Een vraag van een financieel beheerder: “Vanaf wanneer gaan we nu eindelijk eens werken met één budget voor gemeente en OCMW?” We zijn er vandaag mee bezig: wat zal nog de toekomst van de OCMW’s zijn nu het Vlaams regeerakkoord het heeft over integratie van het OCMW in de gemeente en ook het federaal regeerakkoord in dezelfde richting gaat. Jullie willen duidelijkheid, jullie zijn ongerust, en heel wat medewerkers van OCMW’s zijn moedeloos: - Wat hebben we fout gedaan? Doen we ons werk voor onze cliënten niet goed? - Zal ik mijn job nog kunnen behouden? - We zijn al jaren bezig met onze werking door te lichten en de tering naar de nering te zetten en nu worden we ingelijfd bij de gemeente omdat dat efficiënter zou zijn… Staan we dan niet open voor veranderingen? Ik denk van wel. We zijn niet tegen verandering, op voorwaarde dat het een verbetering is. Deze vragen steken nú de kop op niet alleen omwille van regeerakkoorden, maar omdat de discussie al tien jaar aansleept, ze niet met open vizier gevoerd wordt en vervalt in clichés. 1
U kent ze wel: het OCMW als potverteerder en de gemeente als de grote bemoeial. Stereotiepe typeringen waarmee we niet veel opschieten. En die vaak het gevolg zijn van onvoldoende kennis en begrip voor elkaars positie. Ik ken een OCMWvoorzitter die voordien 18 jaar burgemeester geweest is en tegen mij zei: nu pas weet ik wat het OCMW doet. Ik heb als burgemeester de afgelopen jaren veel overlegd met het OCMW, in heftige begrotingsdiscussies gezeten, meerjarenplannen en budgetten van het OCMW op de gemeenteraad goedgekeurd zonder eigenlijk goed te beseffen wat het OCMW doet en hoe belangrijk het OCMW voor de mensen is. Maar ik ken ook een OCMW-secretaris die het vertikt om met zijn collega van de gemeente samen te werken en nooit spontaan informatie doorspeelt aan het schepencollege of de gemeenteraad. “Ze moeten het maar vragen…” Nochtans werken alle gemeenten en OCMW’s volgens dezelfde regels en binnen dezelfde structuren. Wat betekent dat een goede samenwerking tussen gemeente en OCMW niet zozeer afhangt van structuren en procedures maar van mensen die mekaar vinden. Mensen die respect betonen voor elkaars opdracht, die niet redeneren in “wij en zij” maar in “ons”. Het betekent voor mij ook dat de discussie in eerste instantie moet gaan over de inhoud en niet over de bestuursvorm. De titel van deze lezing is “Tijd voor het nieuwe OCMW.” Dé centrale vraag is: hoe komen we tot een sterker sociaal beleid en welke rol heeft het lokaal bestuur hierin te spelen? Ik zal daar vandaag vier voorstellen over doen: 1. Hoe krijgen we de verhouding tussen de centrale overheden en de lokale besturen op orde? 2. Hoe zullen gemeente en OCMW in de toekomst samen werken? 3. Hoe zetten we de kracht van mensen weer centraal? 2
4. Hoe kunnen OCMW’s meer en beter met mekaar samenwerken? Dit allemaal vanuit het perspectief dat we iedereen een menswaardig bestaan willen garanderen, dat we ervoor willen zorgen dat mensen terug kunnen deelnemen aan de samenleving. Dit is uiteraard niet enkel de opdracht van het lokale bestuur. En ook niet enkel de opdracht van de overheid. Maar lokale besturen staan wel méér dan andere overheden in de frontlinie. Ze voelen als eerste de maatschappelijke tendensen aan en dragen ook de gevolgen van wat op een ander niveau beslist wordt: - de laagste sociale uitkeringen liggen onder de Europese armoedegrens; heel wat mensen gaan gebukt onder schuldoverlast; - voor kansarme gezinnen zijn er onvoldoende betaalbare woningen, onvoldoende aangepaste jobs, onvoldoende plaatsen in de kinderopvang; - door een verscherpte werkloosheidsreglementering verliezen mensen hun uitkering. Wat doen we met die mensen, welke zorgen bieden we ze aan en bij wie komen ze terecht? Het antwoord is duidelijk: bij het lokale bestuur dat via het OCMW toch maar een oplossing tracht te bieden voor deze mensen, het laatste vangnet. Om het oneerbiedig te zeggen: de OCMW’s kuisen de problemen op die anderen achter laten. Er is nog een tweede aspect aan dit verhaal. Onze hele sociale architectuur is sterk opgebouwd in vakjes. Ben je ziek, dan kan je via het ziekenfonds terugbetaling krijgen van je medische kosten, ben je werkloos dan ga je naar de VDAB, kom je in aanmerking voor een sociale woning dan laat je je inschrijven bij een sociale huisvestingmaatschappij. Al deze diensten passen regels toe die los van elkaar staan en elk hun eigen logica volgen. Zo heeft niemand nog het overzicht om de match 3
te maken tussen de behoeften van de mensen en het hulpverleningsaanbod. Behalve het lokaal bestuur. Op het lokale niveau lukt dat wel. OCMW’s vertrekken van de noden van de mensen en kijken vervolgens welke partners er zijn om deze noden te lenigen. Niet vanuit een bureaucratische bril, maar vanuit de problemen van de mensen. De vraag waarmee een cliënt binnenkomt is vaak een financiële vraag maar het achterliggend probleem is veel ruimer en vergt acties op heel wat terreinen. Ik was onlangs op bezoek bij een OCMW. Het OCMW baat een sociaal restaurant uit, de maaltijden worden bereid door koks die hun opleiding bij de VDAB gekregen hebben en nu een artikel 60-tewerkstelling hebben, er is een ontmoetingsruimte, kinderen kunnen er hun huiswerk maken en er worden allerlei activiteiten georganiseerd, er is ook een computerruimte, de sociale dienst van het OCMW houdt er een zitdag, ondertussen groeide dit sociaal restaurant uit tot een ontmoetingscentrum voor de hele wijk waar het CAW en een afdeling van de lokale bibliotheek hun intrek namen. Zo zijn er talloze voorbeelden in Vlaanderen. OCMW’s als de spil van een netwerk van goede samenwerking met heel wat diensten én dicht bij de mensen. Ook hier weer: als het OCMW deze rol niet opneemt, doet niemand het. Dit brengt mij bij mijn eerste voorstel. Wie een sterk en ambitieus sociaal beleid wil, zet veel meer in op het versterken van het lokaal bestuur: - omdat het lokaal bestuur tegelijk het eerste aanspreekpunt én het laatste vangnet is voor heel wat mensen, - omdat het laagdrempelig is, - omdat het denkt en handelt vanuit de mensen en niet vanuit bureaucratische regels, - omdat een aanpak vanuit de problemen van de mensen niet alleen meer effect heeft, maar bovendien ook efficiënter is en minder geld kost. 4
Daarom, beste Vlaamse en federale regering, legitimeer het lokaal bestuur in de rol van regisseur van het lokaal sociaal beleid. Da’s punt één. Punt twee: lokaal bestuur, is dat de gemeente of het OCMW? Of beiden? Is er nog wel een rol weggelegd voor de OCMW’s? Aan iedereen een menswaardig bestaan garanderen veronderstelt acties op alle vlakken : werk, welzijn, wonen, gezondheid, onderwijs, vrije tijd, enz. Dat is niet uitsluitend de taak van het OCMW, integendeel. Een lokaal bestuur ontwikkelt op al deze terreinen een beleid dat vertrekt vanuit een gedegen visie die democratisch gelegitimeerd is. Dit betekent dat men binnen het globale gemeentelijke beleid keuzes maakt en prioriteiten vastlegt. Bv. Willen we ouderen zo lang mogelijk thuis laten wonen? Willen we mensen met een arbeidshandicap aan zinvol werk helpen? Willen we voldoende kinderopvang voor kansarme gezinnen? Het maken van die strategische keuzes en de keuze over de financiële middelen is een taak voor de gemeenteraad die de politieke eindverantwoordelijkheid voor het gemeentebeleid heeft. Maar de voorbereiding en uitvoering van deze sociale beleidskeuzes laten we beter over aan een verzelfstandigd agentschap dat hiervoor de expertise heeft, gebaseerd op een ruime terreinervaring. Dat gaat dan over alle concrete vormen van sociale dienst- en hulpverlening aan de burger die je best in één hand groepeert bij dit agentschap. Bv. het uitbouwen van een thuiszorgdienst, het opzetten van sociale werkgelegenheidsinitiatieven, het beheer van een kinderdagverblijf. Zo’n agentschap heeft ook een aanjagersrol; het waakt erover dat sociale accenten voldoende aan bod komen in het ruimere gemeentelijke beleid en dat er extra aandacht en ondersteuning is voor de groepen die ze het hardst nodig hebben. Dit verzelfstandigd agentschap is het nieuwe OCMW. 5
Hulpverlening grijpt heel sterk in op het persoonlijke leven van mensen, het vergt een vertrouwensband tussen hulpverleners en cliënten, hulpverleners moeten autonoom en op maat kunnen handelen van hun cliënten. Het beheer van een zorgvoorziening is het runnen van een sociale onderneming waarbij de medewerkers continu zorgen moeten verlenen aan mensen, vaak 24 op 7. Dit zijn omgevingen die sterk verschillen van wat een gemeente meestal doet. Dat is geen waardeoordeel, het ene is niet beter dan het andere, dit is een vaststelling. Maar je moet niet trachten hulpverlening aan te sturen met de spelregels en procedures die binnen de gemeente gelden. Verschillende contexten hebben verschillende spelregels nodig. Het nieuwe OCMW geeft vorm aan twee bekommernissen: we versterken de gemeenteraad die een sterk gemeentelijk beleid voor alle inwoners en over alle beleidsdomeinen heen moet voeren, en we geven het OCMW een grote operationele vrijheid die nodig is voor goede hulpverlening en een goed beheer van zorgvoorzieningen. Dat betekent beste mensen, dat ik niét kies voor het zgn. bipolaire of tweekoppige model waar gemeente en OCMW twee volledig opgetuigde besturen zijn met alles erop en eraan die naast elkaar bestaan in een soort van vreedzame coëxistentie. Maar ik kies ook niét voor slechts één bestuur – het gemeentebestuur – dat volledig en uitsluitend verantwoordelijk is voor de beleidskeuzes met inbegrip van de uitvoering ervan. Ik kies voor de derde weg, de zojuist geschetste weg van samenwerking tussen een moederbestuur en dochterbestuur, elk vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid. Deze derde weg kan je toepassen in elke gemeente en zorgt voor duidelijkheid bij de burger, zeker bij die zwakste burger die al lang niet meer weet bij wie hij moet zijn om zijn sociale rechten te laten gelden. 6
Daarnaast moet de interne werking en organisatie van gemeente en OCMW meer aan henzelf overgelaten worden. De samenstelling van het bestuursorgaan van het OCMW en wie het voorzit, de wijze waarop er afgestemd wordt met het schepencollege, de inhoudelijke en financiële rapportage aan de gemeente, het toezicht op het OCMW vanuit de gemeente: dit kan allemaal geregeld worden in een lokale beheersovereenkomst tussen gemeente en OCMW. Punt één was: Vlaanderen en de federale overheid erkennen de lokale besturen als regisseurs van het lokaal sociaal beleid; punt twee: een vernieuwde samenwerking tussen gemeente en OCMW. Dat brengt ons bij punt drie. Er moet meer aandacht gaan naar het OCMW als een kwaliteitsvolle organisatie die vertrekt vanuit het potentieel van haar cliënten. OCMW’s zien hun cliënten nog te veel als lijdend voorwerp van de aangeboden hulpverlening en als mensen met gebreken. Ik vind dat we meer moeten vertrekken van de capaciteiten en mogelijkheden van mensen. Dit betekent dat we in de hulpverlening de kracht van mensen centraal stellen. Dat is een basishouding die geldt ten aanzien van onze cliënten, maar ook tegenover onze medewerkers en onze partners. Staan we open voor maatschappelijke veranderingen en hebben we aandacht voor nieuwe doelgroepen? Trachten we voortdurend op zoek te gaan naar partners die bereid zijn om met ons samen te werken? Trachten we als OCMW een gedragen visie te formuleren die tot stand komt in een dialoog tussen het beleid, het management en de hulpverleners op de werkvloer? Stimuleren we voldoende de initiatieven van onze medewerkers en geven we hen voldoende handelingsruimte zodat ze erkend en gewaardeerd worden in hun professionaliteit?
7
Moedigen we een positieve basishouding bij onze medewerkers aan zodat ze niet vervallen in verzuring en een mentaliteit van ‘het zijn allemaal druppels op een hete plaat’. Zetten we voldoende in op het versterken van onze cliënten zodat ze op eigen benen kunnen staan en minder afhankelijk worden van hulpverlening? Die betrokkenheid van cliënten, medewerkers maar ook van partners is essentieel. Als we van de centrale overheid vragen dat de OCMW’s meer sturingsmogelijkheden krijgen, dan zal dat maar lukken als we goed samenwerken met de andere spelers op het terrein en ze als echte partners behandelen. Niet louter als uitvoerder van wat het bestuur beslist heeft, maar als partners die mee mogen praten over de inhoud van het lokaal beleid en de keuzes die gemaakt worden. Dat zal ook maar lukken als er een sfeer van vertrouwen is, vertrouwen dat gebaseerd is op de vaststelling dat het lokaal bestuur niet in de eerste plaats voor zichzelf rijdt maar voor het belang van de bevolking. Dat vertrouwen leg je niet op bij decreet, maar moet groeien van onderuit. Waarom zouden we de OCMW-raad niet openstellen voor een aantal vertegenwoordigers van onze partners? Dan wordt het echt medebeheer, zoals we dat ook kennen in de culturele sector waar de gebruikers betrokken worden bij het beheer van gemeentelijke culturele instellingen. En ik denk dan niet enkel aan andere sociale organisaties of zorgaanbieders, maar ook aan cliëntengroepen zoals verenigingen waar armen het woord nemen, patiënten- en bewonersgroepen en andere zelforganisaties van cliënten. Als wij van onze partners vragen dat ze ons vertrouwen, dan lijkt het me maar redelijk dat we zelf die partners ook vertrouwen en ervan uit gaan dat ze hun positie in de OCMW-raad niet zullen misbruiken ten voordeel van hun eigen organisatie. Zo kom ik bij punt vier. De ene gemeente is de andere niet, het ene OCMW is het andere niet, de ene dienst is de andere niet. 8
We weten allemaal dat geen twee lokale besturen hetzelfde zijn qua uitbouw en omvang van de dienstverlening. Zo ligt samenwerking tussen gemeente en OCMW voor de hand als het gaat over ondersteunende diensten, zoals een personeelsdienst, een financiële dienst of een aankoopdienst. De krachten bundelen omdat je meer kan met twee dan alleen. De voorbeelden zijn stilaan legio, we denken bv. aan gemeente en OCMW Zoersel, Houthalen-Helchteren en Oostkamp, telkens besturen die de opportuniteit benut hebben om gemeente en OCMW in eenzelfde nieuwe locatie te huisvesten, wat op zich reeds een boost geeft aan de samenwerking. Maar er zijn talloze andere goede voorbeelden. Maar ook samenwerking tussen naburige OCMW’s biedt heel wat perspectieven. Nu al werken heel wat OCMW’s samen om allerlei vormen van hulpverlening aan te bieden die ze op eigen houtje niet zouden kunnen verwezenlijken wegens te duur of te weinig volume. Dat gaat dan bv. over schuldbemiddeling, thuiszorg, opleiding en tewerkstelling of een sociaal verhuurkantoor. Ik denk bv. aan de Welzijnsband Meetjesland en de Welzijnsregio Noord-Limburg. Dit zijn allemaal goede voorbeelden die verdere navolging verdienen, ook met andere vormen van hulpverlening. Toch kan samenwerking ook op andere terreinen nuttig zijn. In het beheer van zorgvoorzieningen kunnen we heel wat expertise bundelen en beter zetten in het belang van elk OCMW. Waarom slagen sommige openbare woonzorgcentra er in om zonder verlies te werken en andere niet? Waarom is in de thuiszorgdienst van het ene OCMW het ziekteverzuim lager dan in dezelfde dienst bij een ander OCMW? Zet de expertise waarover één OCMW beschikt in ten behoeve van een cluster van OCMW’s en iedereen wordt er beter van. Ik denk zelfs dat samenwerking onder OCMW’s een absolute voorwaarde is om over vijf à tien jaar nog van publieke zorgvoorzieningen te kunnen spreken. Een aantal OCMW’s 9
denkt heel concreet aan het oprichten van een zorgbedrijf in de vorm van een OCMW-vereniging, samen met andere OCMW’s. Zo stellen ze hun toekomst veilig. Een prima idee! Want publieke zorg is nodig! Publieke zorg staat open voor iedereen, ook voor mensen die financieel niet interessant zijn, het garandeert keuzevrijheid en houdt de prijs voor de cliënten scherp. Maar we zullen er in elk geval moeten voor zorgen dat onze zorgvoorzieningen ook financieel gezond zijn en efficiënt werken. Dit is een kwestie van overleven. Meer samenwerking onder OCMW’s zal zeker nodig zijn als we onze ambitie om meer te sturen kracht willen bijzetten, mijn eerste punt. De welzijns- en zorgsector in Vlaanderen is zich in grote mate aan het organiseren is op een bovenlokaal niveau: de private thuiszorg, de CAW’s, private en commerciële woonzorgcentra clusteren zich in grotere gehelen of groepen. Als het lokale bestuur de ambitie wil hebben om deze spelers aan te sturen moet het zich ook op een bovenlokaal niveau organiseren. Dit moet op een schaal zijn die nog voldoende dicht bij de lokale realiteit aansluit om ondersteunend te kunnen werken, maar groot genoeg is om voldoende capaciteit samen te brengen om deze aansturing mogelijk te maken. Deze bovenlokale aansturing kan verwezenlijkt worden via samenwerking onder de OCMW’s in een OCMW-vereniging. Als dat goed loopt, zouden we dan niet kunnen denken aan één intergemeentelijk OCMW dat verschillende gemeenten bedient? Maar de lokale dienstverlening mag er niet onder lijden; de aanwezigheid in elke gemeente is een ongelofelijke troef die de OCMW’s nooit mogen opgeven. Beste mensen, ik heb het met jullie over vier punten gehad: - de centrale overheden erkennen de lokale besturen als regisseurs van het lokaal sociaal beleid en handelen er ook naar;
10
- we gaan voor een vernieuwde samenwerking tussen gemeente en OCMW; - we stellen de kracht van mensen centraal; - we willen meer en betere samenwerking tussen de OCMW’s. We hebben hierover al een paar verkennende gesprekken gehad met kabinetsmedewerkers van Vlaams minister van binnenlands bestuur Liesbeth Homans die in eerste instantie voor dit onderdeel van het regeerakkoord verantwoordelijk is. De minister staat open voor deze benadering, is zeker niet negatief, integendeel, en wil hierover verder overleggen met VVSG en met haar collega-minister van welzijn Jo Vandeurzen. Ze vraagt ook aan VVSG om concrete voorstellen te doen, wat we uiteraard zullen doen. Ik weet dat jullie vooruit willen, actie willen, hier en daar is men al volop bezig met het verder uitrollen van samenwerking tussen gemeente en OCMW. Maar de meesten onder jullie willen eerst en vooral duidelijkheid en ook respect voor wat opgebouwd is. Help ons. VVSG heeft niet alle wijsheid in pacht. Geef ons suggesties en doe voorstellen, ze kunnen het debat alleen maar verrijken. De voorstellen die we overmaken aan de Vlaamse regering zullen we aftoetsen bij jullie, onze leden. We voorzien een heel traject van inspraak en betrokkenheid van onze leden dat binnenkort opgestart wordt. De derde weg die ik voorstel is nog geen gedetailleerde routekaart. De richting is duidelijk, maar de weg ernaartoe kan nog via verschillende paden lopen. We moeten zelfbewust de discussie aangaan en ze naar het niveau trekken waar ze thuishoort, nl. nadenken over de vraag hoe we het lokale sociale beleid kunnen versterken. Beste mensen, ik ben een ongelofelijke OCMW-believer. Ik weet wat de sterkte van een OCMW is, niet alleen vanuit het helicopterzicht van de VVSG maar ook vanuit tien jaar OCMW11
praktijk. En voor mij is het duidelijk; ze mogen van ver komen om de OCMW’s te evenaren! Maar laat ons niet vergeten dat de gemeenten de eerste bondgenoot van de OCMW’s zijn, de bevoorrechte partner. Gemeente en OCMW zitten vaak in hetzelfde schuitje, worden met dezelfde problemen geconfronteerd, zeker als het water tot aan de lippen staat als gevolg van een financiële toestand die alsmaar slechter wordt. En ik ben niet tegen verandering, maar voor verbetering. Daarom is het tijd voor het nieuwe OCMW. Dat zal niet gerealiseerd worden door een nieuw decreet, dat zal alleen gerealiseerd worden door de mensen op het terrein, politici, leidinggevenden en medewerkers. En dat zal enkel slagen als we mekaar vinden in een open en constructieve samenwerking die recht doet aan ieders opdracht. Het is dus ook jullie opdracht: als we met recht en rede meer bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de centrale overheden vragen, dan moeten we het heft in eigen handen nemen en tegen mekaar zeggen: wij willen het doen in onze gemeente, wij als lokale verantwoordelijken met de mensen op het terrein. Laat ons dus samenwerken in plaats van mekaar tegen te werken. Met uiteindelijk slechts één ding voor ogen: worden de mensen er beter van?
12