Thesisonderwerpen Cognitieve Psychologie (COPS) 2013-2014
1. Ik zie wat jij niet ziet - welke factoren beïnvloeden prime zichtbaarheid? Promotor: Eva Van den Bussche Begeleider: Bart Aben Vraag jij je ook af wat dat bewustzijn nou precies is? En welke invloed onbewuste stimuli hebben op jouw gedrag? Wil je graag weten hoe je dit kunt bepalen en waarom er zoveel discussie is over subliminale perceptie? Ons gedrag wordt niet alleen beïnvloed door de dingen die we bewust waarnemen, maar ook door dingen die niet tot het bewustzijn doordringen. Priming experimenten hebben aangetoond dat onbewuste primes effect hebben op de manier waarop een target verwerkt wordt. Als een prime en target conflicterende informatie bevatten zullen proefpersonen bijvoorbeeld trager reageren. Een subliminaal gepresenteerde pijl naar links zorgt bijvoorbeeld voor een tragere reactie op een pijl naar rechts. Proefpersonen zullen echter aangeven de pijl naar links niet waargenomen te hebben. Om zeker te weten dat een proefpersoon een prime niet heeft waargenomen wordt na afloop van een priming experiment vaak een detectietaak afgenomen. Deze taak is bijna hetzelfde als de priming taak, maar deze keer moeten proefpersonen middels een "forced choice" procedure aangeven of ze een prime wel of niet gezien hebben. Er zijn vele varianten van deze taak. Het is echter niet duidelijk welke variaties de zichtbaarheid van een prime vergroten of verkleinen. Is het aantal trials van invloed? Individuele verschillen? Het soort prime? De responstijd? De afstand tot het scherm? Feedback? Motivatie? …? Met andere woorden: wat is de beste manier om aan te tonen dat een prime daadwerkelijk (on)bewust was? Dit is cruciaal, want alleen wanneer zeker is dat een stimulus niet bewust zichtbaar is kan men spreken van onbewuste waarneming. Wat wordt er van je verwacht?
Je bent een kritische student met interesse in bewustzijn en subliminale perceptie. Je ontwerpt een onderzoeksdesign waarin je één of meerdere factoren gaat testen die mogelijk van invloed zijn op prime zichtbaarheid. Je programmeert je experiment en verzamelt data. Je analyseert je data. Je schrijft een prachtige thesis! Uiteraard word je hierbij geholpen, afhankelijk van je ervaring en interesses. Meer info? Bart Aben (
[email protected])
2. Kunnen subliminale stimuli ons gedrag sturen? Promotor: Eva Van den Bussche Begeleider: Kobe Desender Onbewuste processen intrigeren onderzoekers reeds lang. Een populaire methode om de rol van bewustzijn te onderzoeken is door gebruik te maken van subliminale stimulatie. Hierbij worden stimuli zodanig kort aangeboden dat we er ons nooit van bewust worden. Gebruik makend van deze methode heeft onderzoek aangetoond dat een heleboel processen kunnen uitgevoerd worden, zonder dat we ons daarvan bewust zijn. Een interessante vraag is dan ook voor welk processen bewustzijn noodzakelijk is. Stel je voor dat je aan het wandelen bent door een druk stadscentrum waar zodanig veel gebeurt dat je een snel naderende tram niet bewust ziet aankomen. Zal je toch nog in staat zijn om onbewust je gedrag te sturen en aan de kant te gaan? Een reeks recente studies toonde aan dat subliminale stimuli wel degelijk in staat zijn om gedrag te sturen. Zo werd aangetoond dat onbewuste stop signalen een remmend effect hebben op gedrag (Wokke, van Gaal, Scholte, Ridderinkhof, & Lamme, 2011), en dat het storende effect van subliminale stimuli kleiner is als we voordien reeds een storende stimuli subliminaal hebben verwerkt (van Gaal, Lamme, & Ridderinkhof, 2010). In dit project zal gekeken worden in welke mate subliminale stimuli daadwerkelijk gedrag kunnen sturen. Tonen deze bevindingen echt overtuigend de kracht van onbewuste verwerking aan, of spelen ook subtielere bewuste ervaringen, waar in vorig onderzoek geen rekening mee werd gehouden, een belangrijke rol? Meer info? Kobe Desender (
[email protected])
3. Bewust van het onbewuste! Promotor: Eva Van den Bussche Begeleider: Kobe Desender Een populaire methode om de rol van bewustzijn te onderzoeken is door gebruik te maken van subliminale priming. Hierbij wordt aan proefpersonen gevraagd om te reageren op een target (vb. “is de afbeelding op een prentje een levend voorwerp of niet”), die voorafgegaan wordt door een prime (vb “hond” of “tafel). Deze prime wordt zodanig kort aangeboden dat proefpersonen dit nooit bewust kunnen zien. Desondanks vinden we dat proefpersonen sneller zijn als zowel het prentje als het woord dezelfde respons activeren (“congruent”) dan wanneer deze een verschillende respons activeren (“incongruent”). Hoewel de primes perfect onbewust worden aangeboden kan het toch voorkomen dat proefpersonen bewust worden van de gevolgen hiervan. Zo kan het zijn dat proefpersonen bewust opmerken dat een trial véél eenvoudiger is als beide stimuli dezelfde respons activeren, ook al zijn ze zich helemaal niet bewust van de woorden. (Jáskowski, Skalska, & Verleger, 2003). In de huidige studie zal worden nagegaan of proefpersonen deze metacognitieve informatie kunnen gebruiken in hun
voordeel. Als ze bewust zijn van de congruentie van een trial op een metacognitief niveau zouden ze deze informatie moeten kunnen gebruiken om hun prestatie te verbeteren. Doorheen het experiment zullen incongruente trials meestal gevolgd worden door twee congruente trials (i.e., ICC), en slechts af en toe door twee incongruente trials (i.e., III). Onze hypothese is dat proefpersonen bewust opmerken dat een foutgevoelige trial (i.e., incongruent) meestal gevolgd wordt door twee eenvoudige trials (i.e., congruent). We verwachten dan dat proefpersonen sneller zullen reageren na een incongruente trial, omdat ze twee eenvoudige trials verwachten. Dit zou de prestatie op de frequent voorkomende ICC trials moeten verbeteren, terwijl de prestatie op de minder frequente III trials drastisch verslechtert. Meer info? Kobe Desender (
[email protected])
4. De opkomst en ontwikkeling van cognitieve controle bij jonge kinderen Promotor: Eva Van den Bussche Begeleider: Kobe Desender In het dagelijkse leven moeten we voortdurend keuzes maken over welk gedrag we uitvoeren en welke andere mogelijke gedragen we onderdrukken. Als je binnenkort een moeilijk examen hebt, zal je moeten kiezen om te studeren, terwijl je actief andere meer spontane gedragsopties (‘facebooken’, ‘series kijken’, ‘…’) moet onderdrukken. De reden waarom we dit kunnen, is omdat we een goed ontwikkeld cognitieve controle systeem hebben. Cognitieve control is dan ook cruciaal voor het hebben van een normaal flexibel leven. Hoewel er reeds erg veel onderzoek werd gevoerd naar de capaciteit om flexibel om te gaan met verschillende gedragsalternatieven (Egner, 2007), werd de ontwikkeling ervan sterk onderbelicht. Enkele studies schonken reeds aandacht aan dit thema (e.g., Bub, Masson, & Lalonde, 2006), maar gebruikten steeds experimenten die niet letterlijk cognitieve controle testen. Bijvoorbeeld, Bub et al. gebruikten de Stroop taak, waarbij men moet reageren op de inktkleur van een woord en de betekenis negeren. Typisch vindt men daar snellere reactietijden op congruente (“ROOD” in rode inkt) dan op incongruente (“ROOD” in groene inkt) trials. Dit verschil is echter geen zuivere indicatie van cognitieve controle. Meer algemeen aanvaarde maten zijn het Gratton effect (Gratton, Coles, & Donchin, 1992), en het proportion congruency effect (i.e., PC effect; Bugg, 2012). Dit zijn de bevindingen dat het verschil tussen incongruente en congruente trials kleiner is na een incongruente trial (i.e., het Gratton effect) en in situaties waarin er heel weinig incongruente trials zijn (i.e., het PC effect). In dit project zal gekeken worden vanaf welke leeftijd deze zuivere controle indices zichtbaar zijn bij jonge kinderen, en hoe zich dit ontwikkeld over leeftijd. Meer info? Kobe Desender (
[email protected])
5. Introspectie onder de loep genomen: De evolutie en correlaten van metacognitie Promotor: Eva Van den Bussche Begeleider: Kobe Desender Menselijk gedrag gaat vaak gepaard met een bepaalde gewaarwording. Als we een partijtje tennis spelen kunnen we op sommige dagen het gevoel hebben dat we helemaal geen moeite moeten doen om de bal juist te raken, terwijl op andere dagen elk balcontact stroef aanvoelt. In het lab kunnen we dit onderzoeken door te kijken of proefpersonen andere ervaringen rapporteren bij vloeiende en niet vloeiende handelingen (Wenke, Fleming, & Haggard, 2010). In onze onderzoekslijn gebruiken we daarvoor subliminale priming om deze verschillende gewaarwordingen te creëren. Hierbij zorgt een stimulus waarvan proefpersonen zich nooit bewust zijn ervoor dat responses ofwel eerder moeilijk ofwel eerder makkelijk aanvoelen. In dit exploratief project zullen we nagaan wat de evolutie en correlaten van deze ervaringen zijn. Zijn mensen altijd goed of minder goed in het rapporteren van deze ervaringen, of kan dit heel erg variëren over tijd. Worden mensen steeds beter in het rapporteren van deze ervaringen over tijd, of blijkt dit een redelijke constante te zijn? Hangen deze vaardigheden samen met bepaalde correlaten (Fleming, Weil, Nagy, Dolan, & Rees, 2010)? Het einddoel van dit project is om een beter inzicht te krijgen in wat nu precies de ervaringen creëert dat handelingen vlot of minder vlot aanvoelen. Meer info? Kobe Desender (
[email protected])
6. Responsmodulatie en psychopathie: selectieve aandacht en de rol van aandachtsprocessen in de emotionele verwerking in psychopathie. Promotor: Eva Van den Bussche Begeleider: Sarah Gordts Achtergrond: Psychopathische trekken, en specifiek de emotionele deviantie centraal in deze problematiek, werden decennialang verklaard door een inherent gebrek aan “fear” (i.e., low fear hypothese; Lykken, 1957). Recent groeide belangstelling voor de Responsmodulatiehypothese (RMH; Newman & Lorenz, 2003) waarin aandachtsproblemen worden verondersteld sterk bij te dragen aan de psychopathische problematiek. Doel: Mogelijkheden en grenzen van Responsmodulatiehypothese toetsen via nieuwe paradigma’s in de algemene populatie. Specifiek wordt de invloed van aandachtsprocessen op het verwerken van neutrale en emotionele stimuli getoetst in laag- en hoogscoorders op psychopathie. Dergelijk onderzoek houdt zowel theoretische (i.e., veranderlijk of onveranderlijke aandoening), als praktische (i.e., therapeutische, juridische) implicaties in voor de conceptualisatie van psychopathie. Methode: Experimentele opzet.
Meer info? Sarah Gordts (
[email protected])
7. Relatie tussen cognitieve klachten na oncologische behandeling en arbeidsreïntegratie, levenskwaliteit en vertrouwen in eigen cognitie Promotor: Eva Van den Bussche Begeleider: Anouk Peeters Gezien de behandelingen van borstkanker steeds maar verbeterd worden en hierdoor de kans op overleving toeneemt, kunnen patiënten steeds sneller hun vroegere maatschappelijke rollen terug opnemen (werk, huishouden, hobby’s, …). Tijdens dit proces rapporteren ex-borstkankerpatiënten echter vaak invaliderende concentratie- en geheugenklachten die geassocieerd lijken te zijn met een verminderde levenskwaliteit en een bemoeilijkte arbeidsreïntegratie. Er is bijgevolg binnen de onderzoeksliteratuur een steeds maar toenemende interesse naar de impact van oncologische behandelingen op cognitie. Echter, de onderzoeksbevindingen vertonen tot op heden voornamelijk inconsistenties wat betreft het klinisch beeld van de cognitieve klachten na oncologische behandeling. Vaak konden de klachten via neuropsychologisch onderzoek niet worden geobjectiveerd. Meer sensitieve neuropsychologische onderzoeksinstrumenten lijken nodig te zijn om een precies beeld te krijgen van de subtiele klachten. Binnen het huidige onderzoek willen we enerzijds de sensitiviteit van een aantal neuropsychologische meetinstrumenten aantonen. Via deze weg hopen we een duidelijker zicht te krijgen op de precieze aard en prevalentie van cognitieve stoornissen na oncologische behandeling. Anderzijds beogen we de relatie te onderzoeken tussen de cognitieve klachten/stoornissen en de terugkeer naar de werksituatie, de levenskwaliteit, het vertrouwen in de eigen cognitie, … Vanuit jouw thesisonderwerp denk je in het onderzoeksteam mee met de onderzoekers. Daarnaast draag je bij aan de dataverzameling en dataverwerking binnen dit onderzoek. Meer info? Anouk Peeters (
[email protected])
8. Onbewuste invloeden op ons keuzegedrag Promotor: Eva Van den Bussche In een experimentele context kan onbewuste informatie ons gedrag beïnvloeden (cf. Van den Bussche, Van den Noortgate & Reynvoet, 2009). Echter, of dit ook het geval is in een meer dagdagelijkse context is
nog zeer omstreden. Verschillende studies claimen dat ons keuzegedrag onbewust kan gestuurd worden. Deze studies kampen echter vaak met methodologische problemen. In deze studie zullen we op een gecontroleerde manier nagaan of onbewuste informatie ons daaropvolgend keuzegedrag kan beïnvloeden. Gezonde proefpersonen zullen in een priming blok herhaaldelijk een logo van een (zeer bekend of nieuw ontworpen) merk ontvangen. Deze logo’s worden echter zeer kort aangeboden en gemaskeerd, waardoor ze niet bewust waargenomen kunnen worden. Na deze logo primes ontvangen de proefpersonen een target stimulus waarop ze een ongerelateerde taak moeten uitvoeren. Na afloop van het priming blok wordt de proefpersonen een snoepje aangeboden. Ze mogen 1 snoepje kiezen uit 1 van 2 dozen naar keuzen. De dozen en de snoepjes in beide dozen zijn identiek. De dozen verschillen enkel in het logo dat er op staat. Op één van de dozen staat het logo waarmee de proefpersoon geprimed werd; op de andere doos staat een ander, nietgeprimed, logo. Indien onbewuste priming ons daaropvolgend keuzegedrag kan beïnvloeden, verwachten we dan proefpersonen vaker een snoepje uit de doos zullen kiezen met het logo dat ze tijdens het priming blok ontvingen. Dit basis experiment kan in een opvolgexperiment verder uitgebreid worden (door bijvoorbeeld te manipuleren hoe hongerig proefpersonen zijn voor deelname aan het experiment). Meer info? Eva Van den Bussche (
[email protected])
9. Onbewuste conflict adaptatie Promotor: Eva Van den Bussche Recent onderzoek heeft aangetoond dat conflict adaptatie (i.e., het aanpassen van ons gedrag na het ervaren van een conflict) ook onbewust kan plaatsvinden (e.g., Desender, Van Lierde & Van den Bussche, 2013). Deze studies maken steeds gebruik van experimentele taken waar proefpersonen twee respons mogelijkheden hebben (bijv.: is het target getal kleiner of groter dan 5?). Preliminaire studies tonen echter aan dat wanneer we vier responsmogelijkheden aanbieden, we omgekeerde onbewuste conflict adaptatie observeren. In deze studie willen we deze onverwachte resultaten uitspitten door bijvoorbeeld de rol van feature repetitions (i.e., trials die voorafgegaan worden door trials met exact dezelfde stimulus-response contingency) te onderzoeken. Meer info? Eva Van den Bussche (
[email protected])